belastingen
belastingen en heffingen
De belastingen waarmee de ondernemer in een onderneming rekening te houden heeft, zijn in drie groepen te onderscheiden, te weten de belastingen die: • geheven worden over het inkomen, de winst of het vermogen, De uitgaven aan belastingen die geheven worden over het inkomen, de winst of het vermogen worden in een onderneming niet als kosten beschouwd. • rechtstreeks verband houden met de bedrijfsvoering, De uitgaven aan de belastingen die rechtstreeks verband houden met de bedrijfsvoering worden in een onderneming wel als kosten beschouwd. Tot deze groep behoren ook de lokale belastingen en de heffingen. • door de verbruikers gedragen moeten worden. De uitgaven aan de belastingen die door de verbruikers gedragen moeten worden, worden door de eigenaar van een onderneming, in opdracht van de overheid, geïnd en afgedragen en mogen daarom niet als kosten aangemerkt worden.
belastingen • inkomen/winst: - inkomstenbelasting, - vennootschapsbelasting,
• bedrijfsvoering:
4
- invoerrechten, accijnzen, motorrijtuigenbelasting bedrijfsauto, onroerendezaakbelasting bedrijfs pand, baatbelasting,
inkomstenbelasting Nederland heeft een belastingstelsel dat gekenmerkt wordt door de zogenaamde boxenstructuur. Voor de inkomstenbelasting worden drie soorten belastbaar inkomen gehanteerd. De soort belastbaar inkomen wordt aangeduid met “box”: • box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning, • box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang, • box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. Voor de belastbare inkomens in de drie boxen gelden verschillende tarieven. Voor box 1 geldt het schijventarief met een maximaal tarief van 52%, voor box 2 geldt een vast percentage van 25% en voor box 3 een vast percentage van 30% over een vastgesteld rendement (4%). Kenmerkend voor het systeem is, dat een negatief inkomen (verlies) in de ene box niet verrekend kan worden met een positief inkomen uit een andere box. De ondernemer die gekozen heeft voor een persoonlijke ondernemingsvorm (zie hoofdstuk 6) heeft recht op bepaalde fiscale voordelen, als aan enkele voorwaarden wordt voldaan. De belangrijkste daarvan is dat de ondernemer minimaal 1225 uur per jaar in de onderneming moet werken en 50% van zijn werkzame tijd moet ten goede komen aan die onderneming. Belangrijke fiscale faciliteiten zijn de ondernemersaftrek (zelfstandigenaftrek, startersaftrek, meewerkaftrek, stakingsaftrek), de MKB-winstvrijstelling, de FOR (fiscale oudedagsreserve), de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek en de verliescompensatie.
4.1
4.1 belastingen
• verbruikers: - omzetbelasting, accijnzen. 104
105
belastingen en heffingen
startersaftrek De eerste drie jaar na oprichting van de onderneming mag een bedrag van de winst worden afgetrokken, voordat over die winst belasting wordt geheven. Voor het verkrijgen van de startersaftrek stelt de Belastingdienst een aantal voorwaarden.
meewerkaftrek De meewerkaftrek is een winstaftrek van 1,25% tot 4% indien er sprake is van een meewerkende partner. De partner moet minimaal 525 uur per jaar in de onderneming werkzaam zijn.
stakingsaftrek Als met de persoonlijke ondernemingsvorm gestaakt wordt of als deze omgezet wordt in een bv, moet er in beginsel met de fiscus worden afgerekend. Fiscaal betekent dit een staking van de oude onderneming. Voor de afrekening met de fiscus geniet de ondernemer een stakingsaftrek en eventueel een extra aftrek voor het kopen van een lijfrente. In sommige situaties kan de afrekening met de fiscus voorkomen worden bij de omzetting naar een bv. In dat geval moet men aanspraak maken op een zogenaamde geruisloze omzetting. De onderneming wordt dan geacht niet te zijn gestaakt. Zijn er meer oprichters (openbare vennootschap), dan is de voorwaarde dat zij het aandelenkapitaal in (ongeveer) dezelfde verhouding delen als hun eigendom in het vermogen van de omgezette onderneming.
mkb-winstvrijstelling De MKB-winstvrijstelling is een aftrekpost op de winst. De vrijstelling is een percentage van de winst na aftrek van de ondernemersaftrek.
fiscale oudedagsreserve Door de FOR toe te passen kan een deel van de winst onbelast worden gereserveerd voor de oude dag. Dat wil zeggen dat over dit deel van het inkomen pas belasting wordt geheven nadat de onderneming is beëindigd. (Dit is dus geen belastingkwijtschelding, maar uitstel van betaling. Wel is het zo dat meestal het tarief voor de inkomstenbelasting lager zal zijn na de bedrijfsbeëindiging dan tijdens het arbeidzaam leven.)
kleinschaligheidsinvesteringsaftrek De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek geeft de mogelijkheid om (een gedeelte van) bepaalde investeringen in mindering te brengen op de winst voordat daar belasting over wordt berekend. Bedragen worden jaarlijks vastgesteld waarbij ook een minimum en maximum investeringsbedrag wordt vastgesteld. Naast de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek kan ook aanspraak gemaakt worden op energie- en milieuinvesteringsaftrek.
verliescompensatie
4
Er zijn twee mogelijkheden tot verliescompensatie: • verliezen compenseren met winsten uit voorgaande en komende jaren (carry back and forward), • verliezen compenseren met andere inkomsten van de ondernemer binnen dezelfde box. Een verlies in een box kan dus uitsluitend worden verrekend met positieve inkomens binnen dezelfde box van eerdere of latere jaren. 106
vennootschapsbelasting
belastingen
De zelfstandigenaftrek is een jaarlijks vast te stellen bedrag dat van de winst mag worden afgetrokken alvorens daar belasting over wordt berekend. Hoe hoger de winst, hoe lager de zelfstandigenaftrek.
De bv (zie hoofdstuk 6) valt, als zelfstandig belastingplichtige, onder de wet op de vennootschapsbelasting (vpb). Over de door de bv gerealiseerde winst is vennootschapsbelasting verschuldigd. Deze belasting kent twee vaste tarieven van de fiscale winst (tot € 200.000,- geldt een tarief van 20%, daarboven een tarief van 25% (situatie 2011)). De beloning van de directeur/grootaandeelhouder (dga) is als kostenpost in de verlies- en winstrekening verwerkt. De dga is over de beloning inkomstenbelasting verschuldigd volgens het schijventarief van box 1.
omzetbelasting De omzetbelasting is een algemene belasting op het binnenlandse gebruik van goederen en diensten. De ondernemer moet over zijn omzet omzetbelasting betalen aan de fiscus (de Belastingdienst). De manier waarop omzetbelasting wordt geheven wordt btw genoemd. De letters btw staan voor: belasting over de toegevoegde waarde. De omzetbelasting is geregeld in de Wet op de omzetbelasting. Deze wet dateert uit 1968. Door de jaren heen is de wet aangepast aan de gewijzigde omstandigheden. Het systeem van de heffing van de omzetbelasting, in het spraakgebruik de btw, komt erop neer dat de ondernemer: • omzetbelasting verschuldigd is over de omzet, • van de door hem verschuldigde omzetbelasting het gedeelte aftrekt, dat rust op de voor zijn onder neming aangeschafte goederen en diensten (voorbelasting), die door hem betaald zijn. Het saldo tussen de verschuldigde omzetbelasting en de voorbelasting draagt de ondernemer af aan de belastingeenheid “ondernemingen”. Als de voorbelasting hoger is dan de verschuldigde belasting krijgt de ondernemer het verschil terug. Het recht op aftrek van de voorbelasting geldt alleen maar als de ondernemer dit kan aantonen met behulp van de (inkoop)facturen. De omzetbelasting moet worden voldaan via elektronische aangifte. De aangifte voor de omzetbelasting van een onderneming heeft meestal betrekking op een kwartaal (soms één keer per jaar bij lage bedragen, soms maandelijks bij hoge bedragen). De verschuldigde omzetbelasting kan worden berekend volgens het factuurstelsel en volgens het kasstelsel. Bij het factuurstelsel is de omzetbelasting verschuldigd op het moment van uitreiken c.q. versturen van de factuur. Dit stelsel wordt meestal toegepast voor leveringen tussen ondernemingen. Bij het kasstelsel wordt de omzetbelasting pas verschuldigd op het tijdstip dat de vergoeding voor de prestatie wordt ontvangen. Met andere woorden: de omzetbelasting is pas verschuldigd als er sprake is van gerealiseerde consumentenomzet. Voor de berekening van de verschuldigde omzetbelasting van een detailhandelsonderneming is alleen het kasstelsel relevant.
4.1
zelfstandigenaftrek
107
De omzetbelasting kent drie tarieven:
Om aan te kunnen tonen hoeveel omzetbelasting de ondernemer verschuldigd is, moet hij als ondernemer aan bepaalde administratieve verplichtingen voldoen. Het gaat hierbij om de inrichting van de boekhouding en om de manier van factureren. De ondernemer is verplicht de administratie duidelijk en overzichtelijk in te richten. Dit betekent dat uit de administratie duidelijk moet blijken hoeveel omzetbelasting er te verrekenen is (te betalen/terug te vragen). Voor de praktijk betekent dit, dat de ondernemer de volgende zaken moet ordenen en bijhouden: • uitgaande facturen (facturen (rekeningen) die hij zelf uitschrijft), • ontvangen facturen (facturen die hij moet betalen), • uitgaven, • ontvangsten, • ingevoerde artikelen uit derde landen (niet EU-landen), • uitgevoerde artikelen naar derde landen (niet EU-landen), • privégebruik/-verbruik van goederen en diensten.
• 0-tarief
Het tarief van 0% voor leveringen en diensten die betrekking hebben op het goederen en dienstenverkeer met het buitenland. Voor tabaksfabrikanten geldt een bijzondere regeling.
• l-tarief
Het verlaagde tarief geldt voor alle voedingsmiddelen, geneesmiddelen, boeken, dagbladen, tijdschriften, treinkaartjes en diensten van fietsenmakers, schoenmakers, hoteleigenaren en kappers.
• h-tarief
Het algemene tarief ofwel het hoge tarief geldt voor dienstverlening en duurzame producten; ofwel voor alle artikelen en diensten die niet onder het 0- en l-tarief vallen.
registratie Een ondernemer moet zich bij het starten van zijn onderneming laten registreren bij de belastingeenheid “ondernemingen”. De onderneming krijgt een btw-nummer (aangiftenummer), dat bij een eenmanszaak gelijk is aan het burgerservicenummer (BSN) met de toevoeging: /B01. Bij een persoonlijke vennootschap krijgt de vennootschap een btw-nummer en niet de vennoten/aandeelhouders. Een aanvraag voor een btw-nummer neemt minimaal twee maanden in beslag. Het registreren kan op twee manieren: • de startende ondernemer kan een schriftelijk verzoek indienen bij de belastingeenheid “ondernemingen”, • gebruikmaken van het formulier “opgaaf: gegevens startende onderneming” dat verkrijgbaar is bij de belastingeenheid “ondernemingen”.
splitsen 4
Indien er in een onderneming artikelen verkocht worden, die zowel onder het h-tarief, het l-tarief of het 0-tarief vallen, moet de ondernemer de omzet splitsen. Voor die splitsing kan hij kiezen uit drie berekeningsmethoden. Alle drie methoden gaan uit van de inkopen, die gesplitst worden naar de verschillende tariefgroepen. De gesplitste inkopen worden herleid tot theoretische omzetten. Een ondernemer is vrij in het kiezen van één van de drie berekeningsmethoden. 108
belastingen
administratieve verplichtingen
Hierbij geldt dat: • de inkomende en uitgaande facturen doorlopend genummerd moeten zijn, • alle uitgaande facturen voorzien moeten zijn van het btw-identificatienummer, • van de inkomende en uitgaande facturen de onderstaande zaken genoteerd moeten worden: - datum en nummer, - naam en adres van de leverancier of de afnemer, - btw-identificatienummers bij intracommunautaire transacties, - omschrijving van het geleverde artikel of de verrichte dienst, - prijs exclusief btw, - het btw-bedrag. Verder geldt dat de administratie zeven jaar bewaard moet blijven.
vrijgesteld van btw De levering van bepaalde diensten of goederen is vrijgesteld van btw. Journalisten, artsen en verzekeringsadviseurs mogen bijvoorbeeld geen btw in rekening brengen en ook geen btw aftrekken over hun zakelijke aankopen. Op de site van de Belastingdienst staat een overzicht van vrijgestelde branches en bedrijfsactiviteiten.
kleine ondernemersregeling De Wet op de omzetbelasting kent verschillende soorten ondernemers. Zo zijn er ondernemers die aan alle “normale regels” van de omzetbelasting moeten voldoen en er zijn ondernemers die onder de zogenaamde kleine ondernemersregeling (KOR) vallen. Deze regeling voorziet in een vermindering van de “te verrekenen btw” (af te dragen omzetbelasting). Soms hoeft er zelfs geen omzetbelasting te worden afgedragen. Voor een vermindering kunnen alleen die ondernemers in aanmerking komen, die gekozen hebben voor een persoonlijke ondernemingsvorm. De regeling houdt in, dat een ondernemer voor vermindering van de te betalen omzetbelasting in aanmerking komt, als de afdracht in één jaar minder is dan een bepaald bedrag. Dit bedrag wordt jaarlijks vastgesteld.
4.1
belastingen en heffingen
tariefgroepen
109
onroerendezaakbelasting
lokale lasten
belastingen en heffingen
De onroerendezaakbelasting (ozb) is tegenwoordig een belangrijke inkomstenbron van de plaatselijke overheid. De belasting wordt vastgesteld door een percentage te nemen van de WOZ-waarde. De WOZwaarde wordt jaarlijks vastgesteld. De WOZ-waarde is de economische waarde (vrije verkoopwaarde) van de onroerende zaak (grond en gebouwen). Voor de ondernemer maakt het verschil of hij een gehuurd bedrijfspand of een gekocht bedrijfspand heeft. De ozb voor bedrijfspanden kent namelijk twee tarieven; een eigenaarstarief en een gebruikerstarief. Is de ondernemer huurder van het bedrijfspand, dan wordt hem alleen het gebruikerstarief in rekening gebracht. Bij een gekocht bedrijfspand komen beide tarieven voor rekening van de ondernemer. Voor de aanslag ozb geldt 1 januari als peildatum. De WOZ-waarde loopt altijd een jaar achter. In 1995 is de Wet Waardering Onroerende Zaken (WOZ) in werking getreden. Deze wet voorziet in algemene regelgeving voor de waardebepaling en waardevaststelling van onroerende zaken. De gemeenten zijn belast met de uitvoering van de waardebepaling en de waardevaststelling. Concreet betekent dit dat alle gemeenten in Nederland verplicht zijn om op eenzelfde manier één keer per jaar de onroerende zaken te (her)waarderen. De vastgestelde waarden (de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering) worden gebruikt als heffingsgrondslag voor belastingheffing door de: • gemeenten: onroerendezaakbelasting, • belastingdienst: inkomstenbelasting (huurwaardeforfait) en vermogensbelasting (waarde eigen woning), • waterschappen: waterschapslasten.
4.2 lokale lasten Als het gaat om lokale lasten wordt onderscheid gemaakt tussen algemene gemeentelijke belastingen, specifieke gemeentelijke belastingen en de waterschapsysteemheffing.
algemene gemeentelijke belastingen
> onroerendezaakbelasting
4
Iedere ondernemer krijgt te maken met de algemene gemeentelijke belastingen. Door de deregulering van de centrale overheid wordt de burger, dus ook de ondernemer, geconfronteerd met stijgende lasten die door de plaatselijke overheid worden opgelegd. Doordat de gemeentelijke belastingen door de plaatselijke overheid worden opgelegd, kunnen de tarieven per gemeente (sterk) verschillen.
110
milieubeheer De gemeente is in het kader van de Wet Milieubeheer verplicht om al het afvalwater dat binnen haar grondgebied vrijkomt, doelmatig in te zamelen en af te voeren. De gemeente kan daaraan verbonden kosten verhalen op de betrokkenen door het opleggen van een rioolheffing (voorheen rioolrecht). De grondslag voor de rioolheffing verschilt per gemeente. Zo kan er gewerkt worden met een vast bedrag per aansluiting of de rioolheffing valt uiteen in een vast en een variabel deel. Het variabel deel wordt gebaseerd op het waterverbruik per jaar. Naast de genoemde ozb en rioolheffing moet de ondernemer ook meebetalen aan de kosten van het verwijderen van bedrijfsafval. Voor zover dit huishoudelijk afval betreft, is de gemeente verplicht dit op te halen. Hiervoor brengt de gemeente een afvalstoffenheffing (ook wel reinigingsrechten genoemd) in rekening. Is de ondernemer aangewezen op één of meerdere containers, dan nemen de kosten sterk toe. De stijging van de kosten komt vooral voor rekening van de verwerking van het zogenaamde restafval. Veel gemeenten hebben het ledigen van containers uitbesteed aan particuliere firma's.
4.2
> rioolheffingen > afvalstoffenheffing
111
lokale lasten
belastingen en heffingen
waterschapslasten
Een ondernemer, met name in de detailhandel, komt in de dagelijkse praktijk in aanraking met de diverse specifieke gemeentelijke lasten, waaronder de precariorechten, de reclamebelasting en de baatbelasting. Naast deze twee “lokale lasten” zal de ondernemer rekening moeten houden met de kosten van het aanvragen van vergunningen. Deze kosten (leges) moeten bij de aanvraag van een vergunning aan de gemeente betaald worden. Afhankelijk van de gemeente waar de detailhandelsonderneming gevestigd is, kan de gemeente precariorechten heffen. Gesteld kan worden, dat de precariorechten betaald moeten worden als men gebruikmaakt van gemeentebezittingen. Voor een ondernemer is dit het geval als hij voor zijn vestiging een gedeelte van de openbare weg “gebruikt”. Te denken valt aan luifels, buitenpresentaties, sandwichborden en lichtbakken. Precariorechten en reclamebelasting zijn veelal niet los van elkaar te zien. Vergelijkbare objecten (neonverlichting) geven in sommige gemeenten aanleiding tot het betalen van precariorechten, in andere gemeenten wordt hiervoor een aanslag reclamebelasting opgelegd. Vandaar dat beide begrippen door elkaar gebruikt mogen worden. Als een winkelstraat verbouwd is tot bijvoorbeeld een winkelerf, dan gaat de gemeente ervan uit dat de daar gevestigde ondernemers hiervan profiteren (er baat bij hebben). Op basis van die redenering wordt er een “verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting (naam winkelstraat)” ingesteld. Over een periode van maximaal 30 jaar krijgen de daar gevestigde ondernemers een (extra) belastingaanslag, die gebaseerd kan zijn op de strekkende meters frontbreedte. Andere verdeelsleutels kunnen zijn een hoofdelijke verdeling (alle ondernemers betalen hetzelfde bedrag), de WOZ-waarde, de mate van profijt of combinaties van de genoemde verdeelsleutels.
De waterschapslasten zijn geregeld in de Waterschapswet (1996). Deze wet biedt de waterschappen de mogelijkheid om rechten te heffen voor het gebruik van haar bezittingen. Om die reden heffen de waterschappen: • een zuiverings- en verontreinigingsheffing bedrijfsruimten als bijdrage voor de waterzuiveringskosten, • waterschapsysteemheffingen als bijdrage in de kosten van waterkerings-, waterkwantiteits- en wegen en vaarwegenbeheer. De waterschapsysteemheffing wordt betaald door eigenaren van een woning, (bedrijfs)pand, onbebouwde grond, of een natuurterrein. De waterschapsysteemheffing voor eigenaren van gebouwd onroerend goed, zoals woningen en bedrijfspanden, wordt berekend op basis van de WOZ-waarde. Dit geldt ook voor glastuinbouwbedrijven. De heffing is een vast percentage van de WOZ-waarde. Uit de waterschapsysteemheffing eigenaren betaalt het waterschap alles wat nodig is om gebouwen, gronden, wegen of natuurterreinen tegen wateroverlast en overstromingen te beschermen. Denk aan sterke dijken en kades, de bouw van nieuwe gemalen, het verbreden van oevers en het aanleggen van waterbergingen. De zuiveringsheffing wordt betaald door de gebruiker van een gebouw of terrein (bijvoorbeeld als eigenaar of huurder), dat géén woning betreft. Het terrein of gebouw is daarnaast aangesloten op het riool of op een zuiveringstechnisch werk. De ondernemer betaalt verontreinigingsheffing als hij het afvalwater rechtstreeks op het oppervlaktewater loost. De zuiverings- en verontreinigingsheffing bedrijfsruimten wordt berekend op basis van de hoeveelheid en mate van vervuiling van het afvalwater. Afhankelijk daarvan betaalt de ondernemer één, drie, vijf of meer vervuilingseenheden.
4.2
4 112
specifieke gemeentelijke lasten
113
heffing bedrijfschap
heffingen
belastingen en heffingen
Een bedrijfschap is een publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO) waarin ondernemers/werkgevers en werknemers samenwerken. De PBO-organen zijn in 1956 door de overheid op verzoek van het bedrijfsleven ingesteld. Ze zijn gebaseerd op de Wet op de bedrijfsorganisatie. Vanwege de publiekrechtelijke status heeft een bedrijfschap de bevoegdheid om belastingen te heffen en bepaalde regels vast te stellen. Tegelijkertijd fungeert het ook als belangenorganisatie voor bedrijven in de branche en als adviesorgaan voor de overheid. In de branches die werken met landbouwproducten wordt in plaats van de term bedrijfschap de term productschap gebruikt. Ondernemers die een bedrijf uitoefenen dat in het instellingsbesluit of de instellingsverordening is genoemd, moeten de werkzaamheden van een bedrijfschap betalen. Er is geen sprake van vrijwilligheid. Bij de meeste bedrijfschappen moet de ondernemer jaarlijks een basisheffing en een bestemmingsheffing betalen.
detailhandel Naast het betalen van belastingen en lokale belastingen, is de ondernemer ook verplicht om de aan hem opgelegde heffingen te betalen. De verplichting tot het betalen van deze heffingen vloeit voort uit de wet. Iedere ondernemer krijgt te maken met een heffing van de Kamer van Koophandel. Zo moet er ook voor de verplichte registratie bij het bedrijfs- of productschap de opgelegde heffing betaald worden.
heffing kamer van koophandel
4
Elke ondernemer moet binnen een week voor of na het vestigen van zijn onderneming worden ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel waaronder de vestigingsplaats valt. Als de ondernemer meerdere filialen exploiteert, dan wordt alleen de hoofdvestiging ingeschreven bij de betreffende KvK. De filialen betalen zelf dus geen eigen jaarlijkse bijdrage. Het Handelsregister kan gezien worden als de burgerlijke stand van het bedrijfsleven. Voor de eerste inschrijving en daarna jaarlijks, legt de Kamer van Koophandel een heffing op die per kamer (regio) wordt vastgesteld. De hoogte van de vergoeding die de KvK in rekening brengt, wordt onder andere bepaald aan de hand van de ondernemingsvorm.
114
Het HBD (Hoofdbedrijfschap Detailhandel) is een publiekrechtelijk samenwerkingsverband van alle centrale ondernemers- en werknemersorganisaties in de detailhandel, te weten MKB-Nederland, Raad NDH, CVAH, FNV Bondgenoten en Dienstenbond CNV. Het komt op voor de belangen van de detailhandel en ondersteunt de bedrijfstak met diverse activiteiten. Het HBD wordt dus via heffingen bekostigd door de ondernemers in de detailhandel. Het HBD houdt zelf de registratie bij en int de heffing. De heffing die een detailhandelsonderneming krijgt opgelegd, bestaat uit een: • algemene heffing per onderneming, • filiaalheffing (voor elke tweede en volgende verkoopplaats), • heffing voor het aantal werkzame personen, • bestemmingsheffing per branche. Een bestemmingsheffing wordt per branche geheven, als het HBD bijzondere uitgaven voor die branche doet. Dit gebeurt altijd in overleg met de betreffende brancheorganisatie. Bestemmingen kunnen onderzoek en collectieve reclamecampagnes zijn.
115
4.3
4.3 heffingen
belastingen en heffingen
horeca heffingen
Per vestiging of locatie moet de horecaondernemer een basisheffing betalen. De basisheffing is voor alle vestigingen of locaties gelijk en bestaat uit een reguliere basisheffing en een basisheffing bestemmingsheffing subsidies. Deze laatste heffing is bestemd voor het financieren van arbeidsen scholingsactiviteiten. Horecaondernemers die personeel in dienst hebben, moeten ook nog een loonsomheffing betalen.
productschap Nederland telt 11 productschappen (2011): • Hoofdproductschap Akkerbouw • Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten • Productschap Diervoeder • Productschap Dranken • Productschap Margarine, Vetten en Oliën • Productschap voor Pluimvee en Eieren • Productschap Tuinbouw • Productschap voor Vee en Vlees • Productschap Vis • Productschap Wijn • Productschap Zuivel
Net als de basisheffing bestaat de loonsomheffing uit een gedeelte
bestemmingsheffing. Als de horecaondernemer logies verstrekt dan
4
moet hij ook nog de bestemmingsheffing NHC (Nederlandse Hotel Classificatie) betalen. 116
bedrijfschap Nederland telt 6 bedrijfschappen (2011): • Bedrijfschap Afbouw • Hoofdbedrijfschap voor de Agrarische Groothandel • Hoofdbedrijfschap Ambachten • Hoofdbedrijfschap Detailhandel • Bedrijfschap Horeca en Catering • Bosschap
4.3
reguliere heffing en een gedeelte
117