Wijdemeren Landgoed De Negen Linden
bestemmingsplan
rboi adviseurs ruimtelijke ordening
Wijdemeren Landgoed De Negen Linden
bestemmingsplan identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.1696. BP1300nld082010-va00
11-02-2010 15-04-2010 22-10-2010 26-05-2011
concept voorontwerp ontwerp vastgesteld
projectnummer:
80520.15070.00 opdrachtleider:
ing. W.IJ. Groenen
R.008/04
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam bv Delftseplein 27b Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 201 85 55 E-mail:
[email protected]
c RBOI-Rotterdam bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan door de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
2
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1
Inleiding
7
1.1
Het plangebied
7
1.2
De planningsopgave
9
1.3
Het vigerende bestemmingsplan
9
1.4
Planproces en procedure
9
1.5
Leeswijzer
10
Hoofdstuk 2
Gebiedsvisie
11
2.1
Huidige situatie
11
2.2
Toekomstige situatie
11
Hoofdstuk 3
Beleidskader
13
3.1
Inleiding
13
3.2
Rijksbeleid
13
3.3
Provinciaal en regionaal beleid
14
3.4
Gemeentelijk beleid
17
3.5
Conclusie
17
Hoofdstuk 4
Juridische planbeschrijving
19
4.1
Planvorm
19
4.2
Plankaart
19
4.3
Regels
19
Hoofdstuk 5
Onderzoeken
21
5.1
Inleiding
21
5.2
Verkeer en parkeren
21
5.3
Wegverkeerslawaai
22
5.4
Luchtkwaliteit
22
5.5
Externe veiligheid
23
5.6
Bedrijven en milieuhinder
24
5.7
Bodemkwaliteit
24
5.8
Kabels en Leidingen
24
5.9
Water
24
5.10
Ecologie
27
5.11
Cultuurhistorie en archeologie
29
Hoofdstuk 6
Uitvoerbaarheid
31
6.1
Economische uitvoerbaarheid
31
6.2
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
31
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3
Bijlagen bij Toelichting
33
Bijlage 1
Bureauonderzoek flora en fauna
34
Bijlage 2 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
39
Bijlage 3
40
Nota Inspraak en Overleg
Regels
42
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
44
Artikel 1
Begrippen
44
Artikel 2
Wijze van meten
48
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
50
Artikel 3
Agrarisch met waarden
50
Artikel 4
Gemengd
52
Artikel 5
Waarde - Archeologie
54
Hoofdstuk 3
Algemene regels
56
Artikel 6
Antidubbeltelregel
56
Artikel 7
Overschrijding bouwgrenzen
56
Artikel 8
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
56
Artikel 9
Algemene afwijkingsregels
57
Artikel 10
Algemene wijzigingsregels
58
Artikel 11
Algemene procedure regels
58
Artikel 12
Bestaande maten
59
Artikel 13
Werking wettelijke regelingen
59
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
60
Artikel 14
Overgangsrecht
60
Artikel 15
Slotregel
61
Bijlagen Bijlage 1
62 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
63
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
toelichting
6
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
7
Hoofdstuk 1
Inleiding
Voor u ligt het bestemmingsplan Landgoed De Negen Linden dat door de gemeente Wijdemeren is opgesteld. Dit bestemmingsplan is opgesteld om een juridisch kader te bieden voor het oprichten van een landhuis dat is afgebrand. Nadat het bestemmingplan onherroepelijk is geworden, zal deze het vigerende bestemmingsplan (zie paragraaf 1.3) vervangen. In deze inleiding wordt kort ingegaan op de ligging van het plangebied en worden de motieven die aan dit bestemmingsplan ten grondslag liggen benoemd. Aangegeven wordt welk deel van het vigerend bestemmingsplan door het voorliggende bestemmingsplan wordt vervangen en welke planvorm gekozen wordt.
1.1
Het plangebied
Het plangebied Landgoed De Negen Linden is gelegen aan de Nieuw Loosdrechtsedijk 8 te Loosdrecht en maakt deel uit van de gemeente Wijdemeren. Deze gemeente ligt in het zuidoosten van de provincie Noord-Holland, tussen de rivier de Vecht en het Gooi. Het plangebied is onderdeel van het Groene Hart en is ruimtelijk gezien opmerkelijk gaaf van karakter. Ondanks de grote recreatieve- (watersport en verblijfsrecreatie) en verstedelijkingsdruk (het Gooi, de Randstad) zijn het waardevolle verkavelingspatroon, de natuurgebieden en vele monumentale gebouwen in de omgeving van het plangebied goed bewaard gebleven. Het bestemmingsplan is erop gericht deze ruimtelijke kwaliteit te behouden en te verhogen. Het plangebied is gelegen in 'De Ster' die wordt begrensd door de Oud- en Nieuw Loosdrechtsedijk. De Ster ontleent zijn naam aan het unieke verkavelingspatroon dat dateert uit de tijd van de ontginning van het veenmoeras. Naast het bos dat behoort tot het Landgoed De Negen Linden en Kasteel Sypesteyn bestaat het grondgebruik hoofdzakelijk uit weidebouw, afgewisseld met moerasbos. De exacte ligging is weergegeven in figuur 1.1.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
9
1.2
De planningsopgave
De ontwikkeling van het Landgoed De Negen Linden betreft de herbouw van het woonhuis op het landgoed. Het woonhuis is afgebrand en ter plaatse wordt een nieuwe woning gebouwd. Hiervoor is een bouwplan ontwikkeld. Het ruimtelijk beleid voor het plangebied moet richting geven aan eventuele gewenste kleinschalige ontwikkelingen en randvoorwaarden formuleren waarbinnen veranderingen kunnen plaatsvinden. Deze ruimtelijke beleidsvisie moet gestoeld zijn op een heldere analyse van de ruimtelijke en functionele structuur en ontwikkelingen die zich daarin voordoen, rekening houdend met relevante beleidskaders. Gegeven het karakter van het gebied, vervult het bestemmingsplan een beheers- en gebruiksfunctie (consolidatie). De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is aanwezige functies en kwaliteiten te behouden en plannen voor nieuwe ontwikkelingen te kunnen realiseren. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van de kern Loosdrecht, wordt gekozen voor een gedetailleerde bestemmingsregeling waarin iedere functie van een eigen toegesneden bestemming wordt voorzien, waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.
1.3
Het vigerende bestemmingsplan
In het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Loosdrecht Landelijk Gebied Noordoost' zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 29 mei 2008. Het vigerende bestemmingsplan kent in overwegende mate een gedetailleerde planvorm waarin iedere functie van een specifieke bestemming en bouwregels is voorzien. In het betreffende gebied geldt de bestemming 'Buitenplaats'. Het perceel omvat naast het hoofdgebouw dat voor wonen is bestemd, een monumentaal koetshuis, gebouwen ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering en gronden waarop een paardrij- en een tennisbaan zijn aangelegd. Het ontwikkelde bouwplan past niet binnen het bouwvlak zoals deze nu in het vigerend bestemmingsplan is ingetekend.
1.4
Planproces en procedure
In de voorontwerpbestemmingsplanfase worden belanghebbenden door middel van inspraak in de gelegenheid gesteld om hun mening over het bestemmingsplan te geven. Ook worden zogenoemde overleginstanties aangeschreven en in de gelegenheid gesteld om te reageren op het bestemmingsplan. Na de inspraak en het overleg worden de inspraak- en overlegreacties in overweging genomen en waar van toepassing, meegenomen in de aanpassing van het bestemmingsplan. Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan aangeboden aan burgemeester en wethouders en vervolgens de raadscommissie. Op het ontwerpbestemmingsplan kan eenieder zienswijzen naar voren brengen bij de gemeenteraad. Na deze fase zal het bestemmingsplan worden vastgesteld door de gemeenteraad. Na vaststelling van het bestemmingsplan is het voor belanghebbenden mogelijk om beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, voor zover zij zienswijzen hebben ingediend bij de gemeenteraad met betrekking tot het ontwerpbestemmingsplan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
10
1.5
Leeswijzer
In hoofdstuk Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Er wordt ingegaan op de huidige en toekomstige situatie van plangebied. In hoofdstuk 3 en 4 wordt dieper ingegaan op de achtergronden van het beleidskader, de ruimtelijke en de functionele analyse. Hoofdstuk 5 toont de uitgevoerde onderzoeken op het gebied van milieu, verkeer, bodem, archeologie, ecologie etc. Hoofdstuk 6 maakt de uitvoerbaarheid van het plan inzichtelijk. En tot slot bevat de toelichting een aantal bijlagen behorende bij de uitgevoerde onderzoeken zoals omschreven in hoofdstuk 5.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
11
Hoofdstuk 2
2.1
Gebiedsvisie
Huidige situatie
Het plangebied maakt onderdeel uit van het bosgebied 'De Negen Linden' en is in particulier bezit. Het park kent een Engelse landschapsstijl met een slingerende oprijlaan, vijvers, rododendronstruiken en vele monumentale loofbomen. In de tuin van het park ligt een oude fusilladeplaats uit de Tweede Wereldoorlog. Het deel van het park ten westen van de Nieuw Loosdrechtsedijk vormt de begrenzing van het plangebied. Op het perceel Nieuw Loosdrechtsedijk 8 bevond zich het hoofdgebouw, een woning, die door brand is verwoest. Daarnaast bevindt er zich een paardenhouderij met een bedrijfsmatig karakter, een boerderijgedeelte waar diverse dieren worden gehouden en een tennisbaan. De directe omgeving bestaat uit een gevarieerde lintbebouwing en een veelal in blokverkaveling opgezette kern Nieuw-Loosdrecht. Het Landgoed De Negen Linden steekt als een groene lob het karakteristieke polderlandschap in.
2.2
Toekomstige situatie
Voor het afgebrande hoofdgebouw is een nieuw bouwplan ontwikkeld. Het woonhuis wordt herbouwd met toevoeging van een veranda aan de zuidzijde en een glazen overkapping en serre aan de westzijde. Het betreft een statig landhuis, gericht op de Nieuw Loosdrechtsedijk, bestaande uit twee bouwlagen en een kap. Het ontwerp van de voorgevel is symmetrisch opgebouwd met een duidelijk horizontale en verticale geleding. De hoofdingang is in het midden gesitueerd en met een trap te bereiken. Door de toevoeging van de veranda en glazen overkapping zal het huidige bouwvlakoppervlak 10% groter uitvallen. De grenzen van het bouwvlak worden verlegd zodat de aanbouw ook binnen het bouwvlak valt en de maatvoering in de regels vastgelegd wordt. Vergroting van het bouwvlak is noodzakelijk zodat voldoende ruimte behouden blijft tussen de nieuwbouw en het bestaande koetshuis. Ter hoogte van de entree wordt een nieuwe toegangspoort gerealiseerd. De overige functies binnen de grenzen van het plangebied blijven gehandhaafd.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
12
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
13
Hoofdstuk 3
3.1
Beleidskader
Inleiding
Ontwikkelingen worden breder gedragen naarmate overheidsbeleid hierin voorziet of de ontwikkelingen in overeenstemming zijn met de beleidslijnen op de verschillende niveaus. In de volgende paragrafen wordt het beleid uiteengezet op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau, waarna wordt geconcludeerd in hoeverre de ontwikkelingen aan de Nieuw Loosdrechtsedijk hiermee overeenkomen.
3.2
Rijksbeleid
Nota Ruimte (2006) In de Nota Ruimte worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Meer specifiek voor stedelijke netwerken, waar Wijdemeren deel van uitmaakt, staan de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaaleconomische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid. De Nota Ruimte zet onder meer in op het volgende:
efficiënt en zo mogelijk meervoudig ruimtegebruik, echter geen rode contouren om de kernen; gemeenten moeten de mogelijkheid hebben om de eigen natuurlijke aanwas op te vangen; veel sterker sturende rol van water bij de ruimtelijke inrichting.
Het Groene Hart is aangewezen als Nationaal Landschap. Binnen Nationale Landschappen zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt ('ja, mits'-regime). Binnen Nationale Landschappen is ruimte voor ten hoogste de eigen bevolkingsgroei (migratiesaldo nul) en ruimte voor de aanwezige regionale en lokale bedrijvigheid. Provincies en gemeenten maken afspraken over aard en omvang van locaties. Grootschalige verstedelijking, bedrijventerreinen, glastuinbouwlocaties en infrastructuur zijn in beginsel niet toegestaan. Nota Mobiliteit In de Nota Mobiliteit wordt het ruimtelijke beleid, zoals vastgelegd in de Nota Ruimte, verder uitgewerkt en wordt het verkeers- en vervoersbeleid voor Nederland beschreven. De Nota geeft de volgende beleidsdoelen aan:
het verbeteren van de internationale bereikbaarheid;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
14
het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden; een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële voorwaarde voor economische ontwikkeling; het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen.
De uitgangspunten bij het realiseren van deze beleidsdoelen zijn betrouwbare reistijden, vlotte en veilige verkeersafwikkeling binnen de (inter)nationale wettelijke en beleidsmatige kaders van milieu en leefomgeving. De Nota bevat verder beleid met betrekking tot verkeer, vervoer en verkeersveiligheid voor de decentrale overheden.
3.3
Provinciaal en regionaal beleid
Streekplan Noord-Holland Zuid (2003) en de partiële herziening actualisering (17 december 2007) In het streekplan is het plangebied aangeduid als natuurgebied (Belvedèregebied). Het plangebied ligt buiten de bebouwingscontouren waarbinnen de verstedelijking moet plaatsvinden. De rode contour betrekt alleen de bebouwing van de kern Nieuw-Loosdrecht waar het plangebied dus net buiten valt. De kern Nieuw-Loosdrecht ligt ten noordwesten van het vliegveld Hilversum en is voornamelijk omringd door natuurgebied en agrarisch gebied met bijzondere betekenis voor natuur, landschap en bodem. Behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden Gooi en Vechtstreek is een regio met hoge cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zowel in het landelijk als het stedelijk gebied (beschermde stads- en dorpsgezichten). Het gebied is aangewezen als Belvedèregebied. Kenmerkend zijn onder andere de landgoederen, buitenplaatsen en villaparken in het Gooi. Behoud van de cultuurhistorische waarden in de regio staat voorop. Dit sluit nieuwe ontwikkelingen niet uit. Functieveranderingen zijn mogelijk mits het nieuwe gebruik zich verdraagt met de omgeving. Natuur Het hoofddoel voor deze gebieden is het duurzaam in stand houden en/of veiligstellen van de natuurlijke verscheidenheid van het landschap. Deze gebieden kunnen een belangrijke nevenfunctie bezitten voor extensieve openluchtrecreatie, verblijfsrecreatie en/of land- en bosbouw. Ook kan sprake zijn van beperkt militair gebruik of waterwinning. Verdere bebouwing of wegenaanleg is uitgesloten, tenzij bedoeld voor toezicht en beheer of voor een nevenfunctie. De nevenfuncties moeten afgestemd zijn op de hoofdfunctie. Er moet rekening worden gehouden met mogelijkheden voor natuurontwikkeling. Recreatie Gooi en Vechtstreek is een belangrijk recreatiegebied binnen de Randstad. Het plassengebied, de kuststrook langs het Gooi- en IJmeer en het Gooi zelf bieden recreatieve mogelijkheden. Ook voor de bevolking uit de omliggende streken zijn deze gebieden van recreatief belang. Ingezet wordt op kleinschalige ontwikkelingen zoals het verbeteren van de watersport, arrangementen, agrotoerisme en het benutten van de cultuurhistorische waarden. In de regio zijn zeer weinig verblijfsrecreatieve mogelijkheden. Deze dienen te worden vergroot, bijvoorbeeld met kleinschalige campings en slapen bij de boer (met name de Vechtstreek), mits passend in de natuur- en landschappelijke kwaliteiten.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
15
Functieveranderingen in landelijk gebied In de volgende gevallen is buiten de contour functieverandering toegestaan van zowel agrarische als niet-agrarische functies naar verbrede landbouw en/of naar kleinschalige vormen van wonen, werken en recreatie:
bij herinrichting of sanering (bijvoorbeeld sloop) van vrijkomende bebouwing; bij opheffing van ruimtelijk ongewenste situaties; in het kader van stedelijke transformatie uit te plaatsen volkstuinen; bij ontwikkeling van exclusieve woonmilieus in de sfeer van landgoederen met een gelijktijdige ontwikkeling en financiering van groene en blauwe functies.
Dit is uitsluitend mogelijk onder de voorwaarden dat:
er geen sprake is van toename van het bebouwde oppervlak op het bouwperceel, voor zover er bebouwing aanwezig is/was; de nieuwe functie de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven niet beperkt; recreatiewoningen niet worden omgezet in permanent bewoonde woningen.
Voor bestaande economische niet-agrarische functies in het landelijk gebied geldt dat per geval bekeken zal worden of - indien het vigerende bestemmingsplan daarin niet voorziet - een beperkte toename van het bebouwde oppervlak binnen het bestaande bouwperceel mogelijk is. De mogelijkheden hiervoor zijn echter niet op voorhand aan te geven, maar worden beoordeeld aan de hand van de ruimtelijke situatie ter plaatse. Er kan ruimte zijn voor ontwikkelingen, mits zorgvuldig gewogen en op een zodanige wijze dat de ruimtelijke kwaliteit van het gebied wordt behouden en versterkt. Voor alle plannen en initiatieven ten aanzien van functieveranderingen en bestaande economisch niet-agrarische functies geldt dat geen afbreuk mag worden gedaan aan de bestaande stedenbouwkundige, cultuurhistorisch of groenblauwe kwaliteiten of karakteristieken van het landelijk gebied.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
16
Figuur 3.1
Uitsnede streekplankaart
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
17
Provinciale Verordening provincie Noord-Holland 2009 In 2009 is door Gedeputeerde Staten de Ruimtelijke Provinciale Verordening vastgesteld. Deze verordening is een beleidsmatige vertaling van structuurvisie naar verordening. Inhoudelijk hebben er geen wijzigingen plaatsgevonden. Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie Noord-Holland (2006) Dit beleidskader vervangt verschillende provinciale beleidsnota's met betrekking tot cultuurhistorie en landschap en vormt het provinciaal toetsingskader op het gebied van beeldkwaliteit. Het beleid met betrekking tot Gooi en Vechtplassen is van toepassing op het plangebied. Hierbij gaat het om het behoud, versterken en ontwikkelen van het veenlandschap waarbij de unieke buitenplaatsgordel van 's Gravenland afzonderlijk aandacht behoeft. Het beleid voor 's Gravenland, ten noorden van het plangebied, is gericht op het behoud van het gehele rijksbeschermde ensemble van landgoederen en buitenplaatsen inclusief lanen, zichtassen en zanderijstructuur. Het van toepassing zijnde beleid voor het Landgoed De Negen Linden richt zich op het versterken van cultuurhistorische structuren van kleine kernen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient de nieuwe bebouwing bij te dragen aan de cultuurhistorische identiteit.
3.4
Gemeentelijk beleid
Gemeentelijk beleid Het speerpunt in het gemeentelijk beleid is gelegen in het versterken van de toeristisch-recreatieve positie van Wijdemeren in het Groene Hart. Dit beleidsuitgangspunt is ingegeven door de beperkingen die door het rijks- en provinciaal beleid zijn opgelegd vanwege het restrictieve beleid. Het beleid van de gemeente is gericht op het versterken van de positie van Wijdemeren als toeristisch-recreatieve trekpleister in het Groene Hart. Aan deze beleidsvisie ligt een aantal ontwikkelingen ten grondslag:
het restrictieve beleid dat bedreigingen (beperking woningbouw en bedrijvigheid), maar ook kansen en uitdagingen biedt (stedelijke vernieuwing en ontwikkeling recreatie en toerisme); de noodzaak een voldoende gedifferentieerd voorzieningenniveau in stand te houden; de ontwikkelingen in de landbouw (onder andere schaalvergroting) in samenhang met een toename van het recreatief medegebruik van het landelijk gebied en landschapsbeheer.
Aan deze centrale beleidsvisie wordt via meerdere sporen inhoud gegeven. Belangrijk daarbij zijn het toeristisch-recreatief beleid, het voorzieningenbeleid en het beleid inzake natuur en landschap. Voor het ruimtelijk beleid voor het plangebied zijn de volgende beleidsdocumenten van bijzondere betekenis:
Welstandsnota (herziening november 2009); Beleidsnotitie Regionaal Prostitutiebeleid Gooi en Vechtstreek (30 mei 2000).
3.5
Conclusie
De voorziene ontwikkeling past binnen de ruimtelijke situatie ter plaatse, ondanks de beperkte toename van het bebouwde oppervlak binnen het bestaande bouwperceel. De ontwikkeling draagt bij in het versterken van de cultuurhistorische identiteit waarbij de kernkwaliteiten van het landschap behouden blijven. Hierdoor past het in rijks- en provinciaal beleid. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
18
De ontwikkeling past binnen de gemeentelijke beleidskaders. Het gaat om de herbouw van een afgebrand woongebouw. In feite wordt met de herbouw de oorspronkelijke situatie hersteld. Door een nieuw bestemmingsplan op te stellen wordt de herbouw ook planologisch ingepast.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
19
Hoofdstuk 4
Juridische planbeschrijving
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) is per 1 juli 2008 in werking getreden. De Wro is van toepassing op bestemmingsplannen waarvan het ontwerp ter inzage wordt gelegd na deze datum van inwerkingtreding van de nieuwe Wro. Het bestemmingsplan is opgesteld conform SVBP2008 en sluit aan op de juridisch planologische regeling van andere bestemmingsplannen van de gemeente Wijdemeren. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo is van toepassing op bestemmingsplannen die na 1 oktober 2010 als ontwerp ter inzage worden gelegd. Het bestemmingsplan is na het voorontwerp aangepast op de terminologie die in de Wabo wordt gehanteerd. Hieronder wordt ingegaan op de planvorm, de opbouw van de plankaart en de inhoud van de regels.
4.1
Planvorm
Het bestemmingsplan zal in dit gebied een beheers- en gebruiksfunctie vervullen. Gezien de wens de bestaande structuur zo goed mogelijk te behouden, is gekozen voor een hoofdzakelijk gedetailleerde planvorm. Op deze manier is het mogelijk de reeds aanwezige functies te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.
4.2
Plankaart
Op de plankaart zijn vrijwel alle functies apart bestemd, waardoor het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels alsmede de ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden.
4.3
Regels
Bij het bepalen van de bestemmingslegging van de in het plangebied aanwezige functies zijn de vigerende bestemmingsregelingen, de bestaande situatie en de visie, zoals weergegeven in hoofdstuk 2 van de toelichting, uitgangspunt. Het grootste deel van de aanwezige functies in het plangebied is overeenkomstig het huidige gebruik bestemd. De uitgangspunten voor de bestemmingsregelingen worden hieronder nader toegelicht. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
20
Agrarisch met waarden Een klein deel van de gronden is bestemd als agrarisch met waarden. Deze bestemming staat de activiteit toe van grondgebonden veehouderij en voorziet verder in het behoud en versterking van de aanwezige natuurwaarden. Het is op deze gronden niet toegestaan om te bouwen. Uitgezonderd zijn gebouwen die reeds bestaan op het moment dat dit plan in werking is getreden. Gemengd Het plangebied bestaat uit een buitenplaats. Teneinde de instandhouding en het beheer van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in de vorm van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen te bevorderen, is deze buitenplaats voorzien van de bestemming 'Gemengd', waarbij de begrenzing is afgeleid van het vigerend bestemmingsplan Loosdrecht landelijk gebied noordoost en is verruimd ter plaatse van de aanduiding 'wonen'. Op de buitenplaats vinden verschillende activiteiten plaats. Naast het hoofdgebouw omvat het perceel een monumentaal koetshuis, gebouwen ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering en gronden waarop een paardrijbaan en een tennisbaan zijn opgericht. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding 1' kan een toegangspoort worden gebouwd. Buiten de bouwvlakken zijn geen gebouwen toegestaan. Waarde - Archeologie De aanwezige archeologische waarden in het plangebied worden beschermd via de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Op grond van deze dubbelbestemming is voor activiteiten waarbij gegraven wordt, zoals bouwen en een aantal specifiek genoemde werken en werkzaamheden, een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan nodig. Het toepassen van de bevoegdheid tot afwijken of het verlenen van de omgevingsvergunning is slechts mogelijk, indien is aangetoond dat de te verrichten activiteiten de archeologische waarden niet zullen schaden. Monumenten In het plangebied bevindt zich een rijksmonument. De bescherming voor dit pand is afdoende geregeld in de Monumentenwet 1988 en het gemeentelijk monumentenbeleid. Het betreft een 19e-eeuws koetshuis. Prostitutiebeleid De gemeente Wijdemeren maakt deel uit van de regio het Gooi en de Vechtstreek. De in deze regio gelegen gemeenten hebben in samenwerking met de politie een gezamenlijk prostitutiebeleid opgesteld, dat handelt over vergunningverlening en limitering van het aantal seksinrichtingen in de regio, alsook de handhaving van de activiteiten die verband houden met seksinrichtingen. Het regionaal college heeft het aantal prostitutiebedrijven in de negen gemeenten aan een maximum gebonden. Elders in de gemeente Wijdemeren is recent een vergunning voor één prostitutiebedrijf afgegeven. Op grond van het maximumaantal seksinrichtingen dat in het regionaal prostitutiebeleid is opgenomen, kan binnen het plangebied geen prostitutiebedrijf mogelijk worden gemaakt.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
21
Hoofdstuk 5
5.1
Onderzoeken
Inleiding
De verplichting om een goede ruimtelijke onderbouwing aan het bestemmingsplan ten grondslag te leggen, impliceert onderzoek naar verschillende sectorale aspecten. Aspecten als water, verkeer, ecologie en verschillende milieuaspecten zijn onlosmakelijk verbonden met het creëren van een ruimtelijke ordening. Onderstaande paragrafen maken inzichtelijk op welke wijze het onderzoeksaspect betrokken wordt bij de ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt en welke consequenties dit eventueel heeft voor het bestemmingsplan.
5.2
Verkeer en parkeren
Verkeersstructuur Het landgoed wordt, net als in de huidige situatie, ontsloten vanaf de Nieuw Loosdrechtsedijk. De Nieuw Loosdrechtsedijk verbindt Loosdrecht met Utrecht/ Maarssen/Breukelen. De Nieuw Loosdrechtsedijk is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. Voor het fietsverkeer zijn, volgens de inrichting van Duurzaam Veilig, fietssuggestiestroken en een vrijliggend fietspad langs de Nieuw Loosdrechtsedijk gelegen. Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling Het woonhuis zal worden herbouwd en worden uitgebreid. Dit zal niet leiden tot extra verkeer. Parkeren Het parkeren zal net als in de huidige situatie op eigen terrein plaatsvinden. Conclusie De ontsluiting van het landgoed is net als in de huidige situatie goed te noemen. Eveneens leidt de bouw van de nieuwe woning niet tot extra verkeer en extra parkeerplaatsen. Er zijn dan ook geen problemen ten aanzien van de verkeersafwikkeling en parkeren. Het aspect verkeer staat de realisatie van de plannen dan ook niet in de weg.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
22
5.3
Wegverkeerslawaai
Beoogde ontwikkeling en conclusie Het woonhuis wordt herbouwd en aan de achterzijde worden uitgebreid. In het kader van de Wet geluidhinder wordt dit gezien als vervangende nieuwbouw. Omdat het aantal geluidsgehinderde functies echter niet toeneemt en de woning niet dichter bij de geluidsbron komt te liggen dan in de bestaande situatie kan akoestisch onderzoek achterwege blijven. In het kader van het bouwbesluit dient te worden getoetst of aan de wettelijke binnenwaarde wordt voldaan.
5.4
Luchtkwaliteit
5.4.1
Beleid en normstelling
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 5.1
Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof
toetsing van
grenswaarde
geldig
stikstofdioxide (NO 2 )
jaargemiddelde concentratie
60 µg/m³
2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie
40 µg m³
vanaf 2015
fijn stof (PM 10 )*) jaargemiddelde concentratie
48 µg/m³
tot en met 10 juni 2011
jaargemiddelde concentratie
40 µg/m³
vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer per jaar tot en met 10 juni 2011 meer dan 75 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer per jaar vanaf 11 juni 2011 meer dan 50 µg/m³
*)
Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende
Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a); de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
23
uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2); de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c); het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen, uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. 5.4.2
Onderzoek
In het bestemmingsplan wordt een bestaand bouwvlak uitgebreid om het afgebrande woonhuis te herbouwen. Het bestemmingsplan maakt vervangende nieuwbouw van een bestaande situatie mogelijk. Hoewel de oppervlakte van het woonhuis iets toeneemt, neemt het aantal verkeersbewegingen van en naar het landhuis niet toe als gevolg van het voorliggende bestemmingsplan. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk kan om deze reden achterwege blijven. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Met behulp van de saneringstool (www.saneringstool.nl) die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit wordt inzicht gegeven in de concentraties stikstofdioxide (NO 2 ) en fijn stof (PM 10 ). Dit is gedaan langs de Nieuw Loosdrechtsedijk, een maatgevende weg die langs het plangebied loopt. In 2011 bedraagt de jaargemiddelde concentratie NO 2 hier 22,3 µg/m3 en de jaargemiddelde concentratie PM 10 24,2 µg/m3. Hieruit blijkt dat de concentraties van luchtverontreinigende stoffen ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wlk liggen. Omdat direct langs de weg voldaan wordt aan de grenswaarden, is dit ter hoogte van het landhuis ook het geval. De concentraties van luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate de locatie verder van de weg is gelegen. 5.4.3
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de Wlk de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is ter plaatse van het woonhuis sprake van een goed woonen leefklimaat.
5.5
Externe veiligheid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.
In de omgeving van het plangebied komen geen risicovolle inrichtingen voor. Ook vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg of door buisleidingen. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
24
5.6
Bedrijven en milieuhinder
Normstelling en beleid In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Milieuzonering beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, bijvoorbeeld vanwege de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen, kunnen kleinere richtafstanden worden aangehouden. In dat geval wordt het omgevingstype gemengd gebied gehanteerd en kunnen de richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG-publicatie met één afstandstrap worden verlaagd. Onderzoek en conclusie Dit plan maakt de herbouw van de woning op vrijwel dezelfde locatie mogelijk. Tevens wordt wat betreft de nabijgelegen manege voldaan aan de wettelijke afstandseis en richtafstanden uit de bovengenoemde VNG-publicatie. Omliggende bedrijven zullen niet in hun bedrijfsvoering gehinderd worden en ter plaatse van het plangebied zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
5.7
Bodemkwaliteit
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van een functiewijziging de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. In het bestemmingsplan is geen sprake van functiewijziging, bodemonderzoek is daarom niet noodzakelijk.
5.8
Kabels en Leidingen
Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen. Ook zijn er geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen in de omgeving van het plangebied aanwezig. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.
5.9
Water
5.9.1
Beleid
Watertoets en Waterbeheer Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
25
Het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht is verantwoordelijk voor de zorg voor waterkeringen (voorkomen van overstromingen door dijkdoorbraak), de kwaliteit van oppervlaktewater (sloten), het waterpeil (voorkomen van wateroverlast) en het zuiveren van afvalwater. In het plangebied verzorgt het hoogheemraadschap (middels haar uitvoeringsorganisatie Waternet) de zuivering van afvalwater. Gemeente Wijdemeren heeft de zorgplicht voor het inzamelen en transport van afvalwater (volksgezondheid), hemelwater en grondwater (voorkomen overlast) binnen het plangebied. In het kader van de verplichte watertoets is over deze ruimtelijke ontwikkeling overleg gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf. Beleid stedelijk waterbeheer In het Waterplan Amstel, Gooi en Vecht 2006-2009 is het beleid van het hoogheemraadschap in deze periode beschreven. Het hoogheemraadschap maakt in de betreffende periode een omschakeling naar en nieuwe manier van werken. Daarbij wordt de Europese kaderrichtlijn Water geïmplementeerd, worden acties opgezet om klimaatsverandering en de wateroverlastproblemen het hoofd te kunnen bieden en wordt gestreefd naar kosteneffectieve maatregelen voor de afvalwaterketen. Op dit moment is het Waterbeheersplan 2010-2015 gereed en voorlopig vastgesteld, aangezien de inspraakprocedure nog niet is afgerond. Het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht heeft drie hoofdtaken: zorg voor veilige dijken, zorg voor voldoende water en de zorg voor schoon water. Daarnaast zorgt het hoogheemraadschap in het beheergebied voor: vaarweg- en nautisch beheer, faciliteren van het recreatief medegebruik van wateren en dijken, zorg voor natuurwaarden en bevordering van cultuurhistorische en landschappelijke waarden. In het Waterbeheerplan is het beleid voor al deze taken voor de komende 6 jaar opgenomen. Dit beleid vormt tevens het uitgangspunt voor de watergebiedplannen en voor de stedelijke waterplannen die gemeenten in afstemming met het hoogheemraadschap maken. In de handleiding Watertoets & Vergunningverlening uit 2003 van het hoogheemraadschap zijn de uitgangspunten aangegeven voor het afstemmen van ruimtelijke plannen op het watersysteem. Het hoogheemraadschap gaat bij de ontwikkeling van nieuwe stedelijke functies uit van 10% open water of zoveel als uit een nadere berekening nodig blijkt. In hooggelegen infiltratiegebieden geldt geen verplichting tot de aanleg van open water als compensatie voor toename van verhard oppervlak. In plaats daarvan dient de initiatiefnemer voldoende tijdelijk bergend oppervlak te creëren en daarnaast voorzieningen waarmee schoon regenwater in de ondergrond kan infiltreren. Verder is op dit moment het handboek Hemelwater van toepassing. 5.9.2
Huidige situatie waterhuishouding
Bodem en grondwater Het plangebied ligt in de noordwestelijke punt van de kern Nieuw Loosdrecht. De locatie bestaat uit het Landgoed De Negen Linden. Het landgoed bestaat uit bebouwing, bos en een stuk agrarisch grasland. De maaiveldhoogte ligt circa tussen de NAP 0,1 m en NAP 0,5 m en de bodem bestaat uit zand. Volgens de Bodemkaart van Nederland geldt in het plangebied grondwatertrap III. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand van nature 0,4 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen de 0,8 m en 1,2 m beneden het maaiveld ligt. Hydrologisch gezien is het infiltratiegebied, waar hemelwater infiltreert in de bodem en zo het grondwater aanvult. Waterkwantiteit Het plangebied ligt in de polder Muyeveld, in peilgebied 60-2. Het zomerpeil in het plangebied bedraagt NAP -0,7 m en het winterpeil NAP -0,95 m. In en langs het plangebied liggen enkele waterpartijen. Het betreft hier geen hoofdwatergangen met uitzondering van een gedeelte van de watergang langs de Nieuw Loosdrechtsedijk. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
26
Waterkwaliteit Voor de natuur is de waterkwaliteit op veel plekken niet goed genoeg, namelijk te voedselrijk of te zuur. Het plangebied is niet gelegen in een grondwaterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Het plangebied en de omgeving zijn aangesloten op een gemengd riool. Veiligheid en waterkeringen In het plangebied of directe omgeving zijn geen waterkeringen aanwezig. 5.9.3
Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan wordt opgesteld om het huidige bouwvlak te vergroten. In het plangebied wordt het afgebrande woonhuis op het landgoed herbouwd. Het bouwvlak wordt vergroot voor de aanleg van een veranda, overkapping en serre. Veiligheid en waterkeringen Het bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de waterveiligheid in de omgeving. Waterkwaliteit en ecologie Voor het (afwerking van) nieuwe woonhuis dienen duurzame, niet-uitloogbare materialen toegepast te worden (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Waterkwantiteit Aangezien het hemelwater niet afvoert naar oppervlaktewater, maar wordt geïnfiltreerd, is de Keur van AGV met betrekking tot de compensatie-eis open water om ongewenste peilstijgingen te voorkomen, niet van toepassing. Afvalwater en riolering Conform het vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen. Huishoudelijk afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Hemelwater dat op het dak en terras valt, stroomt af onder vrij verval naar het oppervlaktewater en zonder tussenkomst van een rioolstelsel. Het hemelwater afkomstig van het parkeerterrein infiltreert in de bodem. Beheer en onderhoud Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Integrale Keur AGV 2009. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de Keur. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd. In het voorliggende bestemmingsplan worden geen aanpassingen aan het watersysteem mogelijk gemaakt.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
27
5.9.4
Conclusie
Als gevolg van de beschreven ontwikkeling treden geen negatieve effecten op met betrekking tot de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse.
5.10 Ecologie Samenvatting Flora en Fauna Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 1. 5.10.1
Huidige situatie
Landgoed De Negen Linden is gelegen aan de Nieuwe Loosdrechtsedijk 8 te Loosdrecht. Het plangebied ligt ten noordoosten van de kern Loosdrecht. De locatie bestaat uit het Landgoed De Negen Linden. In het plangebied bevond zich het hoofdgebouw, een woonhuis die door brand is verwoest. Verder bestaat het plangebied uit verhard terrein, bomen en een stuk grasland (intensief beheerd) waarop een paardenhouderij met een bedrijfsmatig karakter, een boerderijgedeelte en een tennisbaan zijn aangelegd. 5.10.2
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan wordt opgesteld om het huidige bouwvlak te vergroten. In het plangebied wordt het afgebrande hoofdgebouw dat deel uitmaakt van het landgoed herbouwd. Het bouwvlak wordt vergroot voor de aanleg van een veranda, overkapping en serre. Voor deze ontwikkeling zullen de volgende werkzaamheden plaatsvinden:
verwijderen resten afgebrande hoofdgebouw; grondwerkzaamheden; bouwwerkzaamheden.
5.10.3
Resultaten onderzoek
Gebiedsbescherming Het projectgebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied, maar is wel op 25 m afstand van het Natura 2000-gebied 'Oostelijke Vechtplassen' gelegen. De speciale beschermingszones hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Gezien de aard van de ontwikkeling (kleinschaligheid), de verstoring die vanaf de weg en de bebouwing in de nabije omgeving uitgaat, is de verwachting dat er geen negatieve effecten uitgaan van het plangebied op het nabijgelegen Natura 2000-gebied en de daarbij behorende aangewezen soorten. De Natuurbeschermingswet staat de betreffende planontwikkeling niet in de weg. Het projectgebied maakt geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Soortenbescherming De planontwikkeling kan leiden tot verstoring van alle aanwezige soorten. Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1 soorten van de Flora- en faunawet (Ffw) waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
28
Mogelijk zijn zwaar beschermde vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) binnen het projectgebied aanwezig. Er zullen echter geen bomen gekapt worden voor de betreffende planontwikkeling en daarmee zullen geen vaste verblijf-, voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes en/of primaire foerageergebieden aangetast worden van vleermuizen en/of vogels. Het hoofdgebouw is afgebrand en daarom kan het geen vaste verblijfplaatsen meer bieden aan gebouwbewonende soorten als vleermuizen en broedvogels. Overige zwaar beschermde soorten worden hier niet verwacht. Tijdelijke verstoring Mogelijke tijdelijke licht- en of geluidsverstoring door uitvoering van de betreffende planwerkzaamheden kan ertoe leiden dat beschermde soorten tijdelijk verstoord worden, om dit te voorkomen kunnen goede lichtreducerende maatregelen getroffen worden, bijvoorbeeld het goed afschermen van bouwlampen, zodat er geen lichtuitstraling plaatsvindt. Beperkende maatregelen voor geluidsverstoring kunnen zijn alleen buiten de voor genoemde soorten kwetsbare periode werken (broedperiode en voortplantingsperiode), zodat de dieren geen hinder ondervinden. 5.10.4
Conclusie
Indien de vereiste maatregelen worden genomen waardoor de gunstige staat van instandhouding van geen van de soorten in gevaar komen, zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
29
5.11 Cultuurhistorie en archeologie Regelgeving en beleid Wet op de archeologische monumentenzorg/Verdrag van Malta Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis in Nederland. Het Verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van deze archeologische waarden. Het Verdrag is geïmplementeerd via de Wet op de Archeologische monumentenzorg. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. Op grond van de aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het Rijk heeft de beleidsuitgangspunten ten aanzien van archeologie neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005-2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte, de Wijziging van de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie ven OC&W. Onderzoek De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW, via www.kich.nl) en de Cultuurhistorische Waardenkaart van Noord-Holland (www.chw.noord-holland.nl) geven aan dat in het plangebied is een MIP-object aanwezig, zie figuur 5.1. Het betreft hier het koetshuis dat een rijksmonument is. De gemeente heeft voor het verankeren van de archeologische waarden een eigen beleidskaart opgesteld. Hieruit volgt dat het gehele plangebied in categorie 4 valt. Dit houdt in dat er voor bouwplannen groter dan 500 m² en dieper dan 35 cm rekening gehouden moet worden met het aspect archeologie.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
30
Figuur 5.1
Plangebied (rode cirkel) en MIP-object (bruine cirkel)
Conclusie Omdat het plangebied gelegen is binnen een gebied, waarvan de archeologische waarde niet bekend is, dient vooraf aan de vaststelling van het plan contact opgenomen te worden met de gemeente Wijdemeren. Binnen het plangebied is een MIP-object gelegen, een monumentaal koetshuis dat binnen de planontwikkeling niet aangetast zal worden.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
31
Hoofdstuk 6
6.1
Uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid
Voor de uitvoering van het plan heeft de gemeente op 26 november 2009 een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer. Onderdeel van deze overeenkomst is dat de (mogelijke) planschade door de gemeente is afgedekt en ten laste van de initiatiefnemer komt. Door het sluiten van de anterieure overeenkomst is het verder niet noodzakelijk om een planexploitatie op te stellen.
6.2
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Op grond van artikel 3.1.1 Bro zijn de volgende overlegpartners over de inhoud van het voorontwerpbestemmingsplan Landgoed De Negen Linden geïnformeerd en in staat gesteld hun reacties kenbaar te maken: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Inspectie VROM regio Noord-West te Haarlem; Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Politie Gooi en Vechtstreek; Regionale Brandweerorganisatie in het Gooi en de Vechtstreek; Gewest Gooi en Vechtstreek; Provincie Noord-Holland dir. SHV; Waternet te Amsterdam; Historische Kring Loosdrecht 3-luik. De reacties zijn samengevat en beantwoord in bijlage 3 bij de toelichting.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
32
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlagen bij de toelichting
34
Bijlage 1
Bureauonderzoek flora en fauna
Ecologie In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen het bestemmingsplan mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald. Huidige situatie In het plangebied bevond zich het hoofdgebouw een woning, die door brand is verwoest. Daarnaast bestaat het plangebied uit verhard terrein, bomen en een stuk grasland (intensief beheerd). Beoogde ontwikkelingen Het bestemmingsplan wordt opgesteld om het huidige bouwvlak te vergroten. In het plangebied wordt het afgebrande hoofdgebouw dat deel uitmaakt van het landgoed herbouwd. Het bouwvlak wordt vergroot voor de aanleg van een terras. Voor deze ontwikkeling zullen de volgende werkzaamheden plaatsvinden:
verwijderen resten afgebrande hoofdgebouw; grondwerkzaamheden; bouwwerkzaamheden.
Toetsingskader Beleid Nota Ruimte De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS. Normstelling Flora- en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
35
sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11: 'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen: Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen: 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus). 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil). Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd: 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.' De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Natuurbeschermingswet 1998 Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
36
weten:
door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten; door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Onderzoek Gebiedsbescherming Het projectgebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied, maar is wel op 25 m afstand van het Natura 2000-gebied 'Oostelijke Vechtplassen' gelegen.
Figuur B.1
Ligging plangebied (blauwe cirkel) ten opzichtte Natura 2000-gebied
Natura 2000-gebied 'Oostelijke Vechtplassen' De Oostelijke Vechtplassen bestaat uit een reeks van laagveengebieden tussen de Vecht en de oostrand van Utrechtse heuvelrug. In het gebied bevinden zich door turfwinning ontstane meren en plassen, meest met een zandondergrond, sommige aanzienlijk verdiept door zandwinning. De combinatie van rivierinvloeden en invloeden van het watersysteem van de zandgronden heeft een rijke schakering van typen van moeras en moerasvegetaties doen ontstaan. In het gebied zijn twee belangrijke gradiënten te onderscheiden: van noord naar zuid loopt een gradiënt van meer gesloten gebied (bos) naar meer open landschap (grasland, trilveen en rietland), terwijl van west naar oost een gradiënt is te zien van toenemende kwel (in petgaten en trilvenen). Belangrijk broedgebied voor broedvogels van rietmoerassen (roerdomp, purperreiger) en zeer belangrijk voor broedvogels van moerassen met veel waterriet en lange oeverlijnen (woudaap, grote karekiet). Ook van enig belang als broedgebied voor enkele andere moeras- en watervogels (porseleinhoen, zwarte stern, ijsvogel).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
37
Dit natuurgebied kwalificeert zich vanwege de volgende kenmerken: Belangrijkste gebied voor: Habitattype 3140
Kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische Chara spp. vegetaties
3150
Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition
4010
Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix
6410
Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige, of lemige kleibodem (Eu-Molinion)
7140
Overgangs- en trilveen
7210
*Kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en soorten van het Caricion davallianae
9100
*Veenbossen
* prioritair habitat
Soort
Gevlekte witsnuitlibel Gestreepte waterroofkever Bittervoorn Kleine modderkruiper Rivierdonderpad Kamsalamander Meervleermuis Noordse woelmuis Groenknolorchis
Het projectgebied maakt geen deel uit van de PEHS. Soortenbescherming Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens bij verschillende Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's). Volgens de verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997; Kapteijn, 1995) zijn in en nabij de planlocatie verschillende soorten waargenomen. Planten Volgens het Natuurloket komen er binnen het betreffende kilometerhok meerdere beschermde vaatplanten voor, die zijn beschermd ingevolge de Ffw. Gezien de voorkomende biotopen, de verspreidingsgegevens en het intensieve beheer, zijn beschermde vaatplanten hier niet te verwachten. Vogels Broedvogels zijn kilometerhok.
volgens
het
Natuurloket
goed
onderzocht
binnen
het
betreffende
In het plangebied broeden naar verwachting verschillende vogelsoorten van tuin, zoals turkse tortel, heggemus, zanglijster, merel, pimpelmees, koolmees en spreeuw. Omdat het gebouw volledig afgebrand is, is het niet meer geschikt voor gebouwbewonende vogelsoorten, deze zijn dan ook niet aanwezig. De genoemde vogelsoorten die onder de Vogelrichtlijn vallen zijn niet te verwachten in het plangebied.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
38
Zoogdieren Het Natuurloket meldt dat zoogdieren (inclusief vleermuizen) binnen het plangebied slecht onderzocht zijn. Op basis van de atlas van Nederlandse zoogdieren (Broekhuizen, 1992) worden de volgende soorten in (de omgeving van) het plangebied verwacht: egel, mol, vos, hermelijn, wezel, bunzing, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, aardmuis, veldmuis, dwergmuis, rosse woelmuis, gewone dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis, watervleermuis, meervleermuis en gewone grootoorvleermuis. Genoemde vleermuizen kunnen mogelijk gebruikmaken van het opgaande groen als vliegrouten en/of foerageergebied. Omdat het gebouw volledig is afgebrand, is het daardoor ongeschikt geworden voor vleermuisverblijfplaatsen. Amfibieën Amfibieën zijn volgens het Natuurloket niet onderzocht binnen het betreffende kilometerhok. De verwachting is dat vooral de meer algemeen voorkomende amfibieën als gewone pad en bruine kikker gebruikmaken van het plangebied. Zwaar beschermde soorten zijn hier niet te verwachten. Reptielen Volgens het Natuurloket zijn reptielen niet onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. In de nabij omgeving (het plassengebied) zijn waarnemingen bekend (RAVON, 2009) van een zwaar beschermde soort als de ringslang. Gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied is de verwachting dat de ringslang hier niet aanwezig is. Overige soorten Beschermde insecten kunnen worden uitgesloten, gezien de hoge eisen die dergelijke soorten stellen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan. In tabel B.1.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel B.1.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime vrijstellingsregeling ontheffingsregeling Ffw tabel 1
egel, mol, vos, hermelijn, wezel, bunzing, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, aardmuis, veldmuis, dwergmuis en rosse woelmuis
tabel 2
tabel 3
vogels
bijlage 1 AMvB
bijlage IV HR alle vleermuizen
cat. 1 t/m cat. 5 4 spreeuw, pimpelmees en koolmees
bruine kikker en gewone pad
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 2
Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
1. Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar). Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
2. Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' Algemeen In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn twee VoorbeeldStaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de ' VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'. De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (SvB 'functiemenging') is gebaseerd op de tweede VoorbeeldStaat in de VNGpublicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De SvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de SvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.
Functiemengingsgebieden In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de SvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan: stadscentra, dorpskernen en winkelcentra; horecaconcentratiegebieden; zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen; (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de SvB 'functiemenging' worden toegepast. Kenmerken van de activiteiten De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om: kleinschalige, meestal ambachtelijke bedrijvigheid; bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden noodzakelijkerwijs alleen in de dagperiode plaatsvindt; activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden. De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de SvB 'functiemenging'. In de SvB 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen. Deze Staat is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende VoorbeeldStaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast: In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Staat. In de SvB 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan1). De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Staat van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij en caravanstalling. Voor aannemers, SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten2) van deze activiteiten. In de SvB 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.
1) De VoorbeeldStaat 'functiemenging' van de VNG-publicatie omvat alle denkbare hinderlijke functies waaronder, naast bedrijven, ook horeca, kantoren en dienstverlening. 2) Inschatting van milieueffecten heeft plaatsgevonden op basis van dezelfde expertise die bij het opstellen van de nieuwe VNG-uitgave is gebruikt.
Categorie-indeling Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De SvB 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet. Categorie A Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B1 Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan1). De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B2 Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan. Categorie C Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.
3. Flexibilite it De SvB 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de SvB 'functiemenging' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken van de SvB 'functiemenging' en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de SvB 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het bevoegd 1) Dit betreffen bedrijven die in de 'VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' uit de VNG-uitgave voor alle milieuaspecten een richtafstand van maximaal 30 m hebben ten opzichte van een rustige woonwijk en voor het aspect gevaar zelfs een richtafstand van 10 m. Dergelijke bedrijven worden in de bestemmingsplanpraktijk, ook onder de oude VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2001), direct naast woningen in een gemengd gebied toegestaan.
gezag vestiging van een dergelijk bedrijf via een omgevingsvergunning kan toestaan. Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven. Voor de concrete toetsing van een verzoek om afwijking middels een omgevingsvergunning wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. SBI 93/SvB f oktober 2010
40
Bijlage 3
Nota Inspraak en Overleg
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Wijdemeren Bestemmingsplan Landgoed de Negen Linden
nota inspraak en overleg
opdrachtgever nummer datum
: : :
gemeente Wijdemeren
opdrachtleider
:
mw. ir. M.C. Koot
September 2010
Inhoud 1. Inleiding 1.1. 1.2.
Inspraak Overleg
Nota inspraak en overleg Landgoed de Negen Linden, gemeente Wijdemeren 2010
blz. 2 2 2
1
1. Inleiding Het bestemmingsplan Landgoed De Negen Linden voorziet in een actuele regeling voor de de herbouw van het woonhuis op het landgoed. Het woonhuis is afgebrand en ter plaatse wordt een nieuwe woning gebouwd. Het gehele perceel van het landgoed is opgenomen in dit bestemmingsplan
1.1. Inspraak Het voorontwerpbestemmingsplan heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening met ingang van 10 juni 2010 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. reacties Gedurende de termijn zijn geen inspraakreaties ingediend.
1.2. Overleg Het voorontwerpbestemmingsplan Landgoed de Negen Linden is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de overleginstanties toegezonden. Van de aangeschreven instanties hebben er 4 een reactie ingediend. Het voorontwerpbestemmingsplan Landgoed de Negen Linden is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro aan de volgende instanties toegezonden: 1. Inspectie Vrom regio Noord-West te Haarlem; 2. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; 3. Politie Gooi en Vechtstreek; 4. Regionale Brandweerorganisatie in het Gooi en de Vechtstreek; 5. Gewest Gooi en Vechtstreek; 6. Provincie Noord-Holland dir. SHV; 7. Waternet te Amsterdam; 8. Historische Kring Loosdrecht 3-luik. De onder 2, 3, 5 en 8 genoemde instanties hebben niet schriftelijk gereageerd. Uit de reacties van de onder 1, 4, 6 en 7 genoemde instanties blijkt dat het plan geen aanleiding geeft tot opmerkingen.
.
Nota inspraak en overleg Landgoed de Negen Linden, gemeente Wijdemeren 2010
3
regels
43
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
44
Hoofdstuk 1
Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
plan
het bestemmingsplan Landgoed De Negen Linden van de gemeente Wijdemeren. 1.2
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1696.BP1300nld082010-va00 met de bijbehorende regels. 1.3
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5
aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. 1.6
achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan. 1.7
agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in: a. b. c.
d. e. f. g.
akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt; grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond; intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel; glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen; sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen; fruitteelt: de teelt van fruit op open grond; bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
45
h. i.
intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht; een paardenfokkerij.
1.8
archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt. 1.9
archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden. 1.10
bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.11
bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet. 1.12
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak. 1.13
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.14
Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. 1.15
bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.16
bordeelprostitutie
prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening in een besloten daarvoor specifiek bedoelde en ingerichte ruimte wordt aangeboden. 1.17
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.18
bouwgrens
de grens van een bouwvlak. 1.19
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
46
1.20
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.21
bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel. 1.22
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.23
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.24
bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. 1.25
cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid. 1.26
extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie. 1.27
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.28
landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur. 1.29
manege
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen. 1.30
natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna. 1.31
NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
47
1.32
nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie. 1.33
paardenhouderij
een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden. 1.34
paardrijactiviteiten
het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden. 1.35
paardrijschool
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt. 1.36
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels onderdeel uitmaakt. 1.37
zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
48
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn. 2.2
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.3
breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren. 2.4
dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.5
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.6
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.7
vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
49
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
50
Hoofdstuk 2
Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Agrarisch met waarden
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
de uitoefening van een grondgebonden veehouderijbedrijf; het behoud en het beheer van landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden; bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en sierwater.
3.2
Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels. 3.2.1 Gebouwen a. op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd; b. in afwijking van sub a mogen gebouwen die bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot. 3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat: a. b.
3.3
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 1 m bedraagt; de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, niet is toegestaan. Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt dat het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag niet is toegestaan. 3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 3.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning Het is - onverminderd het bepaalde in artikel 5 - niet toegestaan zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. b. c. d.
ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen en egaliseren; aanbrengen van wandel- en fietspaden en verhardingen; verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie, waaronder begrepen het scheuren of frezen van graslandvegetaties; dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
51
e.
f. g. h.
aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; vellen, rooien of beschadigen van bomen, heggen en overige houtgewassen; verrichten van exploratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten; bebossen of aanbrengen van houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid.
3.4.2
Uitzondering op aanlegverbod
De verbodsbepaling van lid 3.4.1 geldt niet voor: a. b. c.
de voltooiing van werken die bij het van kracht worden van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen; werken en/of werkzaamheden die worden of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning; het normale onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming.
3.4.3
Voorwaarden voor omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
52
Artikel 4 4.1
Gemengd
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
b. c. d. e. f.
de instandhouding en het beheer van de cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken in de vorm van gebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; de instandhouding en het beheer van de landschaps-, cultuurhistorische en natuurwaarden in de vorm van waterpartijen, tuinen, parken, bossen, paden, lanen en weilanden; ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens voor wonen met aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-1': een paardrij- en tennisbaan; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-2': gebouwen ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering; bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, (ontsluitings)wegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en bijbehorende bruggen.
4.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 4.2.1 Algemeen a. op deze gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende gebouwen worden gebouwd; b. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak. 4.2.2 Gebouwen a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; c. het bouwoppervlak van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven oppervlak ; d. het bouwoppervlak van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-2' bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven oppervlak . 4.2.3
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen. 4.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan: a. b. c. d. e. f. g. h.
ter plaatste van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1': een toegangspoort met een bouwhoogte van ten hoogste 5,5 m; 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders; 5 m voor antenne-installaties op gebouwen, niet zijnde schotelantennes; 3 m voor schotelantennes; 10 m voor lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm gemengd-1'; 2 m voor tuinmeubilair; 3 m voor toegangshekken bij buitenplaatsen; 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
53
4.3 4.3.1
Specifieke gebruiksregels Algemeen
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. b. c. d. e. f.
Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan; opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan; activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage; het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag is niet toegestaan; het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
4.3.2
Aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
In een woning zijn een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden: a.
b. c.
d. e. f.
de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven; dit betekent dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mag worden gebruikt; het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet toegestaan; de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat ingeval van bedrijfsactiviteiten uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in categorie A en B1 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'; de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving; de activiteiten mogen geen detailhandel of horeca betreffen; de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
54
Artikel 5 5.1
Waarde - Archeologie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. 5.2
Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels: a.
b.
c.
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn; ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien: 1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overhandigd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige; het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²; 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 5.3.1
Omgevingsvergunning Aanlegverbod zonder aanlegvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a.
b. c. d. e.
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; het verlagen of verhogen van het waterpeil; het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.3.2
Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van lid 5.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. b. c.
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen; een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
55
d.
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
5.3.3
Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien: a.
b.
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overhandigd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
56
Hoofdstuk 3
Artikel 6
Algemene regels
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7
Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen en/of voorgevellijn mogen, voor zover deze niet samenvallen met bestemmingsgrenzen, in afwijking van de kaart en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door: a.
b. c.
tot gebouwen behorende stoepen, liften, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt; tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt; andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Artikel 8
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft: a. b. c. d. e.
bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen; brandweeringang; bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; ruimte tussen bouwwerken; parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
57
Artikel 9 9.1
Algemene afwijkingsregels
Ontheffingsmogelijkheden
Bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, indien het betreft: a.
b. c. d.
e.
f.
9.2
het oprichten van bouwwerken, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalinginrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 50 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3 m; het overschrijden van de bepalingen inzake goothoogte, bouwhoogte, percentage en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%; het overschrijden van de bepalingen inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%; het overschrijden van de in de regels genoemde maximumbouwhoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, antennes, lichtkappen en schoorstenen van gebouwen, mits de maximale toegestane bouwhoogte met niet meer dan 5 m wordt overschreden; geringe afwijkingen van de bepalingen opgenomen in deze regels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover zulks in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen omgevingsvergunning voor het afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel; geringe overschrijdingen van bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft en de overschrijding ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer bedraagt dan 2 m. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
58
Artikel 10 10.1
Algemene wijzigingsregels
Overschrijding bestemmingsgrenzen
Bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 2 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. 10.2
Verwijdering dubbelbestemming
Bevoegd gezag kan van een of meer bestemmingsvlakken de bestemming Waarde Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien: a. b.
uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 11 11.1
Algemene procedure regels
Omgevingsvergunning voor het afwijken
Bij toepassing van een bevoegdheid tot afwijken, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de navolgende procedureregels in acht te worden genomen: a. b.
c. d.
het ontwerpbesluit voor de omgevingsvergunning tot afwijken ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage; bevoegd gezag maakt deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend; de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen; gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij bevoegd gezag zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit.
11.2
Wijziging
Bij toepassing van een wijziging, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de navolgende procedureregels in acht te worden genomen: a. b.
c. d.
het ontwerpbesluit tot wijziging ligt met bijbehorende stukken gedurende 6 weken ter inzage; de burgemeester maakt deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend; de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen; gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
59
Artikel 12
Bestaande maten
11.1. Indien maten van bestaande bouwwerken meer bedragen dan ingevolge de bepalingen van hoofdstuk 2 toelaatbaar is, mogen deze maten als maximaal toelaatbaar worden aangehouden, maar niet verder worden vergroot. 11.2. In het geval van (her)bouw van gebouwen is het bepaalde in lid 1 uitsluitend van toepassing indien sprake is van (her)bouw op dezelfde plaats.
Artikel 13
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
60
Hoofdstuk 4
Artikel 14 14.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: a.
b.
c.
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan; bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%; het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2
Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: a. b.
c.
d.
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
61
Artikel 15
Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Landgoed De Negen Linden'.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Wijdemeren op ... de griffier,
de voorzitter,
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlage bij de regels
Bijlage 1
Staat van 'functiemenging'
Bedrijfsactiviteiten
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' < > = cat. e.d. kl. n.e.g.
niet van toepassing of niet relevant kleiner dan groter gelijk aan categorie en dergelijke klasse niet elders genoemd
o.c. p.c. p.o. b.o. v.c. u d w j
opslagcapaciteit productiecapaciteit productieoppervlak bedrijfsoppervlak verwerkingscapaciteit uur dag week jaar
SBI-CODE 1993 nummer
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
01
-
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
014
0
Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014
2
- algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m²
B1
014
4
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m²
B1
15
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
0
Slachterijen en overige vleesverwerking:
151
6
- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m²
B2
1552
2
Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m²
B1
1581
1
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, chargeovens, v.c. < 7.500 kg meel/week
B1
1584
0
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584
3
- cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m²
B1
1584
6
- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m²
B1
1593 t/m 1595 17
Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke -
B1
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175
Vervaardiging van textielwaren
B2
176, 177
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
B2
18
-
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181
Vervaardiging kleding van leer
182
Vervaardiging van kleding en –toebehoren (exclusief leer)
20
-
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE
203, 204, 205
1
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m²
205 22
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
B2 C
B2 B1
-
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2223
A
Grafische afwerking
2223
B
Binderijen
B1
2224
Grafische reproductie en zetten
B1
2225
Overige grafische activiteiten
B1
223
Reproductiebedrijven opgenomen media
2222.6
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
24
-
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2442
0
Farmaceutische productenfabrieken:
2442
2
- verbandmiddelenfabrieken
26
-
B1 A
A
C
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
2612
Glas-in-lood-zetterij
B1
2615
Glasbewerkingsbedrijven
B2
262, 263
0
Aardewerkfabrieken:
262, 263
1
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
267
0
Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267
2
2681
B1
- indien p.o. < 2.000 m²
B2
Slijp- en polijstmiddelen fabrieken
B2
SBI-CODE 1993 nummer
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
28
-
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/TRANSPORTMIDDELEN)
281
1a
- gesloten gebouw, p.o. < 200 m²
B2
284
B1
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m²
B2
2852
2
Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m²
B2
287
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m²
B2
30
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
A
Kantoormachines- en computerfabrieken
33
-
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33
A
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke
36
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361
2
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²
B1
B1
A
Fabricage van munten, sieraden en dergelijke
B1
363
Muziekinstrumentenfabrieken
B1
3661.1
Sociale werkvoorziening
B1
362
40
-
40
C0
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
C1
- < 10 MVA
40
D0
Gasdistributiebedrijven:
40
D3
- gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A
40
D4
- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C
40
E0
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40
E2
- blokverwarming
41
-
41
B0
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41
B1
- < 1 MW
B1 A B1 B1
WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
45
-
BOUWNIJVERHEID
45
3
B1
Aannemersbedrijf of bouwbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m²
B1
453
Bouwinstallatie algemeen (exclusief spuiterij)
B1
453
Elektrotechnische installatie
B1
50
-
501, 502, 504 5020.4
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven (exclusief plaatwerkerij of spuiterij)
B
Autobeklederijen
B1 A
5020.5
Autowasserijen
B1
503, 504
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
B1
51
-
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
5134
Groothandel in dranken
C
5135
Groothandel in tabaksproducten
C
5136
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
C
5137
Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen
C
514
Groothandel in overige consumentenartikelen
C
5148.7
0
Groothandel in vuurwerk en munitie:
SBI-CODE 1993 nummer
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
5148.7
1
- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton
5153
0
Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153
1
- algemeen
5153
2
- indien b.o. < 2.000 m²
C C B1
5153.4
4
Zand en grind:
5153.4
6
- indien b.o. < 200 m²
5154
0
Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
1
- algemeen
5154
2
- indien b.o. < 2.000 m²
5156
Groothandel in overige intermediaire goederen
C
5162
2
Groothandel in machines en apparaten, opp >= b.o. 2.000 m², exclusief machines voor de bouwnijverheid
C
B1 C B1
5162
Groothandel in machines en apparaten, opp < 2.000 m², exclusief machines voor de bouwnijverheid
B1
517
Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke)
C
52
-
527 60
Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) -
6022 6024
64
-
-
C B1
B1
POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten
-
B1
DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER Caravanstalling
641 71
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
6321
A
VERVOER OVER LAND Taxibedrijven
1
603 63
REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN
C
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN B2
711
Personenautoverhuurbedrijven
712
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's)
C
713
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
C
72
-
72
A
Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke
72
B
Datacentra
73
-
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 74
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek -
A B1
A
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
7481.3
Foto- en filmontwikkelcentrales
C
7484.4
Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke
A
90 9001
MILIEUDIENSTVERLENING B
Rioolgemalen
93
-
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3
A
Wasverzendinrichtingen
B1
B1
SBI 93/SvB f oktober 2010
kaart(en)