Heemstede Herenweg 61
Bestemmingsplan
rboi adviseurs ruimtelijke ordening
Heemstede Herenweg 61
bestemmingsplan
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.0397.BPHerenweg61-0001
03-03-2011
concept voorontwerp ontwerp vastgesteld
projectnummer:
130905.16048.00 opdrachtleider:
R.008/04
mw. mr. C.T. Ploeger
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam bv Delftseplein 27b Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 201 85 55 E-mail:
[email protected]
c RBOI-Rotterdam bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan door de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
3
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1
Inleiding
7
1.1
Aanleiding
7
1.2
Ligging plangebied
7
1.3
Planvorm
8
1.4
Leeswijzer van de toelichting
9
Hoofdstuk 2
Ruimtelijke planbeschrijving
11
2.1
Inleiding
11
2.2
Bestaande situatie
11
2.3
Toekomstige situatie
13
Hoofdstuk 3
Vigerend bestemmingsplan
15
3.1
Vigerende bestemmingsregeling
15
3.2
Strijdigheden met het bestemmingsplan
16
Hoofdstuk 4
Ruimtelijk beleid
17
4.1
Inleiding
17
4.2
Rijksbeleid
17
4.3
Provinciaal en regionaal beleid
18
4.4
Gemeentelijk beleid
19
4.5
Conclusie
21
Hoofdstuk 5
Juridische planbeschrijving
23
5.1
Algemeen
23
5.2
Planvorm
23
5.3
Verbeelding
23
5.4
Uitleg van de planregels
25
Hoofdstuk 6
Uitvoerbaarheid
29
6.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
29
6.2
Economische uitvoerbaarheid
29
6.3
Handhaving
29
Hoofdstuk 7
Milieuonderzoek
31
7.1
Verkeer en parkeren
31
7.2
Bodem
32
7.3
Water
32
7.4
Ecologie
35
7.5
Archeologie
36
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
4
7.6
Bedrijven en milieuzonering
37
7.7
Externe veiligheid
38
7.8
Planologisch relevante leidingen
39
7.9
Wegverkeerslawaai
39
7.10
Luchtkwaliteit
39
Bijlagen bij toelichting
41
Bijlage 1 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten'
42
Bijlage 2
43
Bureauonderzoek flora en fauna
Regels
49
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
51
Artikel 1
Begrippen
51
Artikel 2
Wijze van meten
57
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
59
Artikel 3
Bedrijf
59
Artikel 4
Tuin
61
Artikel 5
Wonen
62
Artikel 6
Waarde - Archeologie 5
64
Hoofdstuk 3
Algemene regels
67
Artikel 7
Antidubbeltelregel
67
Artikel 8
Algemene bouwregels
68
Artikel 9
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
69
Artikel 10
Algemene afwijkingsregels
70
Artikel 11
Algemene wijzigingsregels
71
Artikel 12
Overige regels
72
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
73
Artikel 13
Overgangsrecht
73
Artikel 14
Slotregel
74
Bijlagen bij regels
75
Bijlage 1
76
standaard SvB Bedrijventerrein
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
toelichting
6
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
7
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Aanleiding
Op het perceel Herenweg 61 in Heemstede was tot 2008 een melkrundveebedrijf gehuisvest. Het melkvee en het jongvee zijn inmiddels verplaatst naar een nieuwe stal achter de rioolzuivering aan de Cruquiusweg. Hierdoor zijn de opstallen op het perceel Herenweg 61 niet meer strikt noodzakelijk voor het melkrundveebedrijf. Er worden op dit moment uitsluitend hobbymatig een aantal paarden en ezels gehouden. Door de eigenaar van het perceel is bij de gemeente Heemstede een verzoek ingediend om de huidige agrarische bestemming te wijzigen, nu er geen bedrijfseconomische redenen zijn om deze te handhaven. Op het perceel zal een ambachtelijk zuivelbedrijf worden gevestigd met ondergeschikte verkoop uit het eigen bedrijf. Daarnaast zijn er plannen voor het oprichten van een tweede woning op het perceel. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de beoogde bestemmingswijziging juridisch-planologisch mogelijk.
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied betreft het gehele perceel Herenweg 61 in Heemstede. Dit perceel ligt in de meest noordoostelijke hoek van de Rivierenwijk. Deze woonwijk ligt direct ten westen van de Herenweg. De wijk ligt te midden van agrarische gronden en buitenplaatsen op enige afstand van het overige dorpsgebied van Heemstede. Ten noorden van het perceel Herenweg 61 liggen agrarische gronden en de buitenplaats Ipenrode, ten oosten de Herenweg met aan de overzijde van deze weg de buitenplaats Groenendaal. De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
8
Figuur 1.1 Ligging plangebied
1.3
Planvorm
De regeling van dit bestemmingsplan betreft een directe regeling voor beoogde ontwikkeling. Op basis van dit plan kan door middel van een aanvraag voor een omgevingsvergunning een bouwtitel worden verkregen en mag het nieuwe gebruik in de bestaande bebouwing tot uitvoering worden gebracht. Het plan legt vast waar mag worden gebouwd en waar welke functies kunnen en mogen worden uitgeoefend.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
9
1.4
Leeswijzer van de toelichting
De toelichting is als volgt opgebouwd:
in Hoofdstuk 2 komt de ruimtelijke planbeschrijving aan bod. Hierin word de huidige en beoogde situatie beschreven; in Hoofdstuk 3 wordt de strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan duidelijk gemaakt; het van toepassing zijnde ruimtelijk relevante beleid voor het plangebied is beschreven in Hoofdstuk 4; de uitgangspunten voor de juridische planregeling zijn opgenomen in Hoofdstuk 5; in Hoofdstuk 6 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aangetoond; tot slot worden in Hoofdstuk 7 de (milieu)aspecten beschreven en aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
10
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
11
Hoofdstuk 2
2.1
Ruimtelijke planbeschrijving
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat een analyse van de bestaande situatie in het plangebied en de directe omgeving. Vervolgens wordt de beoogde ontwikkeling toegelicht.
2.2
Bestaande situatie
Randen De locatie Herenweg 61 ligt in de meest noordoostelijke hoek van de Rivierenwijk. Deze woonwijk ligt direct ten westen van de Herenweg. De wijk ligt te midden van agrarische gronden en buitenplaatsen op enige afstand van het overige dorpsgebied van Heemstede. Ten noorden van het perceel Herenweg 61 liggen de buitenplaats Ipenrode en agrarische gronden, waarvan delen worden gebruikt als paardenbak (in zand) en als opslagplaats van materieel en materiaal. Ten oosten van de Herenweg ligt de buitenplaats Groenendaal.
Luchtfoto Herenweg 61 (bron: BingMaps)
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
12
Plangebied De huidige boerderij staat op ten minste 35 m afstand uit de as van de Herenweg. De overige bebouwing staat op ten minste 10 m achter de voorgevel van de boerderij. Deze bestaan uit een jongveestal, een werktuigenberging en een hooiberg. De voortuin van de boerderij bevat onder meer een klein grasveldje met enkele fruitbomen en een door middel van een palissadehekwerk afgezette dierenweide met een eenvoudig onderkomen voor een paar ezels. Een grasmat is echter afwezig waardoor er op dit moment sprake is van een onbegroeide en slecht doorlatende bodem.
Foto: Zicht vanaf de Herenweg (bron: GoogleStreetview) Momenteel wordt het voorhuis van de boerderij bewoond en is het achterhuis (deel/stal) niet in gebruik. Ook de grote stal ten zuiden van de boerderij is niet in gebruik. De ten zuiden daarvan gesitueerde kleine stal wordt gebruikt als werktuigenberging, de westelijk geplaatste hooiberg als paardenstal. De mest van de paarden en ezels wordt afgevoerd naar elders omdat de oorspronkelijke mestbak (op het perceel ten noorden van de boerderij) niet meer geschikt is voor mestopslag. Ontsluiting De bestaande woning wordt ontsloten vanaf de Herenweg. De melkveestal (achter de bestaande bedrijfswoning) en de overige opstallen worden ontsloten via de aan de westzijde van het perceel gelegen Dinkellaan. Deze weg loopt dood ter plaatse van het perceel.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
13
2.3
Toekomstige situatie
Aangezien er geen bedrijfseconomische redenen meer zijn om de agrarische bestemming te handhaven, zal in de nieuwe situatie de bestemming worden gewijzigd. De bestaande agrarische bedrijfswoning zal worden gewijzigd in een woonbestemming. De stal achter de huidige bedrijfswoning wordt verbouwd tot bedrijfswoning. Het resterende gedeelte zal worden gewijzigd in een bedrijfsbestemming (tot maximaal milieucategorie 2). De huidige jongveestal zal gebruikt gaan worden voor ambachtelijke zuivelbereiding en ondergeschikte detailhandel. De zuivel is afkomstig uit het eigen bedrijf. De hooiberg zal gebruikt gaan worden voor het hobbymatig houden van vier paarden en twee ezels. De werktuigenberging wordt momenteel gebruikt voor de stalling van tractoren en overig (agrarisch) materieel en dat blijft gehandhaafd.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
14
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
15
Hoofdstuk 3
3.1
Vigerend bestemmingsplan
Vigerende bestemmingsregeling
Op het plangebied is het bestemmingsplan 'Rivierenwijk' van toepassing. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 29 september 1983. Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de plankaart weergegeven.
Uitsnede bestemmingsplan Rivierenwijk Het perceel Herenweg 61 heeft ingevolge het bestemmingsplan Rivierenwijk de bestemming 'Agrarische doeleinden' en 'Tuin'. De achterzijde van het perceel is bestemd voor 'Agrarische doeleinden' en voorzien van een bouwvlak, waarbij maximaal 60% van de gronden bebouwd mag worden. De maximaal toegestane goot- en bouwhoogten bedragen 6 respectievelijk 9 m. Op de gronden zijn zowel akkerbouwbedrijven als veehouderijbedrijven en tuinbouwbedrijven op open grond toegestaan. Daarnaast is één bedrijfswoning toegestaan. Het aan de zijde van de Herenweg gelegen voorste deel van het perceel is bestemd als Tuin. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
16
3.2
Strijdigheden met het bestemmingsplan
Op grond van het vigerende bestemmingsplan is uitsluitend één bedrijfswoning toegestaan die behoort bij de agrarische bedrijfsdoeleinden. Het omzetten van de agrarische bestemming naar een woonbestemming is op grond van het bestemmingsplan niet mogelijk. Ook de ambachtelijke bedrijvigheid is op grond van de doeleindenomschrijving niet mogelijk.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
17
Hoofdstuk 4
4.1
Ruimtelijk beleid
Inleiding
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) gaat uit van een scheiding tussen beleid en normstelling (juridische verankering). Het beleid wordt opgenomen in structuurvisies. Normstelling vindt plaats in het bestemmingsplan en/of in algemene regels die overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen. In dit hoofdstuk is het relevante beleid van de verschillende overheidsniveaus samengevat en wordt geconcludeerd wat de gevolgen zijn voor het plangebied.
4.2
Rijksbeleid
Nota Ruimte (2006) In de Nota Ruimte worden vier algemene beleidsdoelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Meer specifiek voor steden en netwerken staan de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaaleconomische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid. De Nota Ruimte gaat meer dan voorheen uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren wordt ondersteund. Hiermee wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening. Realisatieparagraaf nationaal ruimtelijk beleid/AMvB Ruimte (2008) In juni 2008 heeft het kabinet de nota Realisatie Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld welke is toegevoegd aan de Nota Ruimte. Deze nota geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het Rijk deze wil verwezenlijken. In het bijzonder welke belangen zullen worden gewaarborgd in de AMvB Ruimte. De nota beschrijft enerzijds voor de Nota Ruimte hoe het beleid van de PKB-teksten worden gerealiseerd en anderzijds voor de andere vigerende ruimtelijke nota's hoe de PKB-teksten, die zijn bedoeld door te werken tot op lokaal niveau, worden gerealiseerd.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
18
In de AMvB Ruimte zijn de beleidsdoelstellingen uit de realisatieparagraaf vertaald naar concrete regels voor de inhoud van bestemmingsplannen. Voor het onderhavige plangebied hoofdstuk 2 van de AMvB Ruimte relevant. Hierin is onder ander aangegeven dat provincies bestaand bebouwd gebied aangeven, waarbij de bundelingsdoelstelling van het Rijk in acht dienen te worden genomen.
4.3
Provinciaal en regionaal beleid
Provinciale structuurvisie (2010) De provinciale structuurvisie 'Kwaliteit door veelzijdigheid, Noord-Holland in 2040' is 21 juni 2010 door Provinciale Staten vastgesteld. Een beknopte samenvatting van de visie op 2040, levert de volgende relevante hoofdpunten op:
Noord-Holland heeft droge voeten, ondanks de stijgende zeespiegel; er zijn 200.000 woningen bijgekomen, deze woningen zijn zoveel mogelijk binnenstedelijk gebouwd; door verdichting, het benutten van stationslocaties en knooppunten en ondergronds bouwen is het stedelijk gebied optimaal in gebruik; de verschillende Noord-Hollandse landschappen en de bijbehorende cultuurhistorie zijn behouden, maar ook verder ontwikkeld.
Het plangebied is in de structuurvisie aangemerkt als 'metropolitaan stedelijk gebied' en 'bestaand bebouwd gebied'. Het algemene uitgangspunt van de provincie is om woningbouw zoveel als mogelijk binnen deze gebieden te realiseren. Een nadere uitwerking hiervoor, waarbij wordt ingegaan op het programma en de regionale spreiding, moet nog plaatsvinden in de provinciale woonvisie. Provinciale ruimtelijke verordening ruimte (2010) In de provinciale verordening ruimte zijn de beleidsuitgangspunten uit de structuurvisie juridisch doorvertaalt naar regels, waar bij het opstellen van bestemmingsplannen, rekening moet worden gehouden, voor zover sprake is van een provinciaal belang. Activiteiten binnen het 'bestaand bebouwd gebied' (te vergelijken met de vroegere rode contour) treffen in beginsel geen provinciale belangen. De planologische regeling daarvan wordt in dat geval aan de gemeente overgelaten. Het plangebied valt in zijn geheel binnen het 'bestaand bebouwd gebied' (zie afbeelding). Het plan is dan ook in overeenstemming met het provinciale beleid.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
19
Uitsnede Provinciale verordening ruimte (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
4.4
Gemeentelijk beleid
Herziening van de beleidsstrategie Heemstede 2015 In deze visie op het toekomstige dorp verkent de gemeente eerst de huidige situatie, stelt zij zich opgaven en bekijkt wat er nodig is om de gewenste situatie te bereiken. Voor zover relevant voor het plangebied geeft deze visie een aantal punten aan. Heemstede als groene woongemeente is de groene draad van de herziene beleidsstrategie. Daarbij staat Heemstede het beeld voor ogen van een gedifferentieerde, kwalitatief goede woningvoorraad, die zoveel mogelijk beantwoordt aan de wensen en behoeften van woningzoekenden uit de gemeente en uit de regio. Dit met behoud en zo mogelijk versterking van de aanwezige groenkwaliteit, gevormd door de ecologische verbindingszones, de landgoederen, het openbaar groen in de wijken en niet in de laatste plaats het privégroen. Dit alles vraagt om een zorgvuldige Substantiële nieuwbouw betekent al groene randen van Heemstede. Voor bebouwd gebied. De ontwikkeling beleidsstrategie.
afweging bij het gebruik van de beschikbare ruimte. snel bouwen op een van de landgoederen en/of de het plangebied geldt, dat deze is gelegen in bestaand voldoet dan ook aan de uitgangspunten uit de
Groenstructuurvisie De Groenstructuurvisie geeft aan wat de belangrijke elementen zijn in de groenstructuur van Heemstede en welke visie er is om deze te behouden, te versterken of verder te ontwikkelen. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
20
De Herenweg loopt op de grens van de oostelijke strandwal. De weg is karakteristiek doordat aan beide zijden landgoederen liggen en door het relatief brede dwarsprofiel met plaatselijke hoogteverschillen. De weg is van oudsher een laan geweest. Van de oorspronkelijke beplanting resteren aan de noordzijde incidenteel nog enkele grote eiken. De begeleidende beplanting van eiken en beuken is de laatste jaren in het zuidelijke deel weer aangeplant. Het grootste deel van de weg is reeds beplant. Versterking van de bomenlijn met medewerking van particulieren blijft echter een continu aandachtspunt voor de gehele weg. Het onderhavige plangebied betreft uitsluitend een particulier perceel, zodat er geen mogelijkheden zijn om door middel van het bestemmingsplan de beleidsuitgangspunten uit de Groenstructuurvisie te verwezenlijken. Nota Wonen (2007) De nota Wonen constateert een verschuiving op de woningmarkt door ontwikkelingen als vergrijzing, wijziging van gezinssamenstelling en gewijzigde woonwensen. Dit resulteert in vraag naar woningen op maat, waarbij niet langer de kwantiteit voorop staat, maar de kwaliteit en service die woningen bieden aan hun gebruikers. Naar aanleiding van een woningbehoefteonderzoek dat in het kader van de nota Wonen is uitgevoerd, geeft de nota aan dat de woningbehoefte het grootst is bij goedkope huurwoningen, dure huurwoningen en dure koopwoningen. De ontwikkeling is in de nota Wonen niet specifiek benoemd als een beoogde ontwikkeling. Archeologiebeleid (2010) Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Hiermee is de verantwoordelijkheid voor het archeologisch erfgoed in belangrijke mate bij gemeenten neergelegd. Voor het opstellen van archeologiebeleid heeft de gemeente gebruikgemaakt van de expertise van het 'Steunpunt cultureel erfgoed'. Deze organisatie heeft het gehele bodemarchief van Heemstede geïnventariseerd op het gebied van archeologie. Op basis van die bevindingen is een archeologische waardenkaart opgesteld, die gezien kan worden als verfijning van de waardenkaarten van het Rijk en de provincie. Naargelang de archeologische waarde binnen een gebied, wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen van een bepaalde omvang archeologisch onderzoek verplicht gesteld. Ook de diepte van de ruimtelijke ontwikkelingen is hierbij van belang. Voor het plangebied geldt dat deze in een gebied is gelegen waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen groter dan 2.500 m² en dieper dan 40 cm uitsluitend uitgevoerd kunnen worden indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat hiermee geen archeologische waarden geschaad worden. Collegeakkoord Heemstede 2010-2014 (2010) Het collegeakkoord staat stil bij de aanstaande financiële beperkingen waar de gemeente mee te maken krijgt als gevolg van bezuinigingen op rijksniveau. Het gemeentebestuur richt zich op het behouden van bestaande kwaliteiten en duurzaam insteken bij kansen en ontwikkelingen. Voor het aspect wonen geldt dat de gemeente inzet op het aantrekken van jonge gezinnen, ontwikkelen van woonruimte met voorzieningen voor ouderen en het behoud van voldoende groen in de wijken.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
21
4.5
Conclusie
De ontwikkeling past binnen het beleidsuitgangspunt van Rijk en provincie om bestaand stedelijk gebied te benutten voor stedelijke ontwikkelingen en zodoende het landelijk gebied te ontzien.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
22
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
23
Hoofdstuk 5
5.1
Juridische planbeschrijving
Algemeen
Het bestemmingsplan Herenweg 61 bestaat uit een verbeelding (digitale plankaart), regels en een toelichting met bijlagen. Het bestemmingsplan is opgesteld met inachtneming van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). Deze standaard heeft als doel meer eenheid te brengen in de opbouw en in de presentatie van bestemmingsplannen. Daarnaast is het plan te raadplegen op www.ruimtelijkeplannen.nl.
5.2
Planvorm
Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader waarbinnen in dit plangebied de beoogde functiewijziging mogelijk wordt gemaakt, waarbij de bestaande bebouwing gehandhaafd blijft. Om die reden is de toegesneden juridische planvorm die van een gedetailleerd eindplan, waarbij iedere functie zijn specifieke bestemming en maatvoering heeft.
5.3
Verbeelding
Leeswijzer verbeelding Wegwijzer via internet Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is. Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken, wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Zie onderstaand figuur.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
24
Figuur 3.2 geplaatst
Verbeelding met rechts in beeld de uitleg bij de locatie waar het rode kruis is
In bovenstaand voorbeeld geldt voor de locatie waarin het rode kruisje is geplaatst een gooten bouwhoogte van 6 en 10 m. Verder geldt dat de huizen twee-aaneen worden gebouwd. Indien meer informatie is gewenst, kan boven het blauwe vlak worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan. Analoge verbeelding Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. Bestemmingsvlak en bouwvlak De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Het bouwvlak is op de verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering (zoals goot- en bouwhoogtes en bebouwingspercentages). Aanduidingen Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in twee verschillende aanduidingen. De aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen, waaronder de goot- en bouwhoogte en het maximumbebouwingspercentage.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
25
Er zijn in het plangebied twee functieaanduidingen gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen de bestemming Bedrijf of een gedeelte daarvan nader te specificeren. In het plangebied is de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' gebruikt om de maximaal toegestane milieucategorie aan te duiden. Daarnaast is de aanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen.
5.4
Uitleg van de planregels
5.4.1
Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen: 1. 2. 3. 4.
inleidende regels; bestemmingsregels; algemene regels; overgangs- en slotregel.
5.4.2
Inleidende regels
Begrippen (Artikel 1) Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Het opnemen van begrippen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarvan een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen. Wijze van meten (Artikel 2) Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard. 5.4.3
Bestemmingsregels
In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren. In het bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor: Bedrijf (Artikel 3) De bedrijfsgebouwen van het te vestigen ambachtelijke bedrijf in het plangebied hebben de bestemming Bedrijf. Bedrijven zijn toegestaan voor zover deze behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijvigheid. De milieucategorie van de bedrijven wordt bepaald aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die is opgenomen als Bijlage 1 bij de regels van dit bestemmingsplan. In Bijlage 1 van de toelichting is een toelichting op het gebruik van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (SvB) opgenomen. Voor het vaststellen van de milieuzonering is uitgegaan van de bestaande woonbebouwing. Bedrijven uit een zwaardere categorie dienen op een grotere afstand van de woonbebouwing te worden gesitueerd dan de bedrijven uit lagere milieucategorieën.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
26
De zonering is op de verbeelding aangegeven door middel van een categorieaanduiding binnen de bestemming Bedrijf. Op de verbeelding is na de letter die de bestemming aangeeft, de hoogst toelaatbare categorie van de SvB (tussen haakjes) aangegeven. In het hele plangebied geldt een algemene toelaatbaarheid van ten hoogste categorie 2. Dit is op de verbeelding aangegeven door de functieaanduiding b<2. Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Op de verbeelding en in de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven. Tuin (Artikel 4) De bestemming Tuin vormt een open overgangszone tussen de Herenweg en de bebouwing. Om deze openheid te waarborgen zijn op deze bestemming dan ook alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Wonen (Artikel 5) De huidige bedrijfswoning heeft in het onderhavige plan een bestemming 'Wonen' gekregen. Naast het gebruik voor wonen biedt de bestemming ook ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep. De hiervoor bestemde ruimte mag 25% van de woning bedragen met een maximum van 75 m². Het hoofdgebouw is vastgelegd in een bouwvlak op de bestemming Wonen. De goot- en bouwhoogtes wijzigen niet en zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Rivierenwijk. Waarde - Archeologie 5 (Artikel 6) Voor het plangebied geldt dat deze in een gebied is gelegen waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen groter dan 2.500 m² en dieper dan 40 cm uitsluitend uitgevoerd kunnen worden indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat hiermee geen archeologische waarden geschaad worden. Om die reden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' opgenomen. Deze dubbelbestemming beschermt dit gebied bij mogelijke verstoring van de bodem. Een uitzondering geldt voor (ver)nieuwbouw op de bestaande fundering. In het kader van de bescherming van de archeologische waarden is voor een aantal werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden een verplichting tot het aanvragen van een omgevingsvergunning opgenomen. Archeologische waarden kunnen ook worden bedreigd door grondwerkzaamheden die samengaan met de aanleg van bijvoorbeeld wegen, bebouwing en watergangen. Ook ingrijpende agrarische werkzaamheden (diepploegen, onderbemalen) kunnen het bodemarchief onherstelbaar beschadigen en de daarin opgeslagen informatie verloren doen gaan. Deze gronden worden derhalve mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is via omgevingsvergunning alleen toegestaan en voor zover de archeologische waarden niet worden geschaad. 5.4.4
Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
27
Antidubbeltelregel (Artikel 7) Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het open gebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro). Algemene bouwregels (Artikel 8) In dit artikel zijn aanvullende bouwregels opgenomen die in principe gelden voor alle gebouwen in het plangebied. Het betreft een specifieke regeling voor het toestaan van ondergeschikte bouwdelen, kapopbouwen en dakopbouwen. Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (Artikel 9) Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt. De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening. Algemene afwijkingsregels (Artikel 10) In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om af te wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Algemene wijzigingsregels (Artikel 11) In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro, het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd. Overige regels (Artikel 12) Werking wettelijke regelingen In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
28
5.4.5
Overgangs- en slotregels
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde. Overgangsrecht (Artikel 13) De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro). Slotregel (Artikel 14) Deze regel bevat de titel van het plan.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
29
Hoofdstuk 6
Uitvoerbaarheid
6.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.1.1
Inspraak
PM wordt er inspraak gehouden? 6.1.2
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
In deze paragraaf wordt verslag gedaan van de uitkomsten van het overleg artikel 3.1.1 Bro. De reacties worden samengevat en beantwoord. Het voorontwerpbestemmingsplan zal in het kader van het wettelijk vooroverleg in ieder geval worden toegezonden aan: a. b. c.
Rijksdiensten; provincie Noord-Holland; Hoogheemraadschap van Rijnland.
6.2
Economische uitvoerbaarheid
De gemeente zal met de initiafnemers een overeenkomst afsluiten waarbij zal worden bepaald dat de (mogelijke) planschade voor rekening van initiatiefnemers komt. PM wat is de stand van zaken rond het afsluiten van deze overeenkomst?
6.3
Handhaving
In 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders het handhavingsprogramma 2003 vastgesteld. Het handhavingsprogramma heeft als doel het verbeteren van het niveau waarop gehandhaafd wordt in Heemstede. De handhaving wordt volgens een programmatische aanpak voor de beleidsterreinen Openbare Ruimte, Brandveiligheid, Wonen en Milieu opgepakt. Jaarlijks worden voor de beleidsterreinen werkprogramma's opgesteld. De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Het Bro bevat een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
30
De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
31
Hoofdstuk 7
7.1
Milieuonderzoek
Verkeer en parkeren
Verkeersstructuur Bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer De locatie Dinkellaan, de richting een andere
blijft net als in de huidige situatie ontsloten vanaf de Dinkellaan. Via de Reggelaan, Amstellaan en Rijnlaan wordt ontsloten naar de Herenweg (N208) in van de A44 en Haarlem. In noordelijke richting sluit de N208 aan op de N201, belangrijke ontsluitingsweg in de richtingen Zandvoort en Hilversum.
De Herenweg (N208), Rijnlaan, Amstellaan, Reggelaan en Dinkellaan zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. Bereikbaarheid voor langzaam verkeer en verkeersveiligheid Het langzaam verkeer wordt afgewikkeld via dezelfde wegen als het gemotoriseerd verkeer. Langs de Herenweg (N208) is, conform de inrichting van deze weg volgens Duurzaam Veilig, een fietsstrook gelegen. Vanaf de locatie wordt voor het langzaam verkeer direct ontsloten vanaf het voet- en fietspad langs de N208. Tevens kan het langzaam verkeer vanaf de locatie gebruikmaken van het Dinkelpad. Bereikbaarheid per openbaar vervoer Langs de N208 ter hoogte van de Rijnlaan, op korte loopafstand van de locatie is een bushalte gelegen. Hier halteren diverse openbaarvervoersdiensten in de richtingen Haarlem en Leiden. Op grote afstand van de locatie is het station Heemstede-Aerdenhout gelegen. Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling In de huidige situatie is op de locatie een melkrundveebedrijf en een agrarische bedrijfswoning gelegen. In de toekomst zal deze woning omgezet worden naar burgerwoning. Tevens zal in de schuur een nieuwe bedrijfswoning worden gerealiseerd. Op de locatie zullen nog enkele activiteiten zoals een paardenstal en zuivelbereiding blijven plaatsvinden. Aangenomen kan worden dat in de nieuwe situatie niet meer verkeer naar de locatie zal komen dan in de huidige situatie. Parkeren Ten behoeve van de woningen en de activiteiten zijn parkeerplaatsen benodigd. Op eigen terrein is voldoende plaats aanwezig om voldoende parkeerplaatsen te realiseren.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
32
Conclusie De ontsluiting voor de verschillende vervoerswijzen is goed te noemen. Tevens is de verkeersveiligheid rondom de locatie voldoende gewaarborgd. Ten gevolge van de nieuwe ontwikkelingen zal geen extra verkeer naar de locatie komen zodat het plan geen effect heeft op de verkeersafwikkeling. Op eigen terrein kunnen voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden om in de eigen parkeerbehoefte te kunnen voorzien. Het aspect verkeer staat de nieuwe ontwikkelingen dan ook niet in de weg.
7.2
Bodem
Normstelling en beleid Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. Onderzoek Het bestemmingsplan maakt de wijziging van een bedrijfswoning naar een burgerwoning mogelijk. Het feitelijk gebruikt verandert daardoor niet. Ook vinden er geen bouw- of sloopwerkzaamheden plaats en worden ingrepen in de bodem achterwege gelaten. Daarom vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling en kan op deze locatie een verkennend bodemonderzoek achterwege blijven. Ook maakt het bestemmingsplan de realisatie van een bedrijfswoning mogelijk op een locatie die momenteel als stal in gebruik is. Gezien het historische gebruik als stal bij een bedrijf voor extensieve veehouderij zullen hier geen (ernstige) bodemverontreinigingen aanwezig zijn. Ook voor deze ontwikkeling zal slechts sprake zijn van een interne verbouwing van een bestaand gebouw. Hiervoor hoeven geen ingrepen in de bodem plaats te vinden. Daarom vormt het aspect bodem ook voor deze ontwikkeling geen belemmering en kan een verkennend bodemonderzoek ook hier achterwege blijven. Ook de wijziging van de agrarische bestemming naar een bedrijfsbestemming wordt niet belemmerd door de bodemkwaliteit. Aangezien het hier om een extensieve veehouderij ging, zal ook hier geen sprake zijn van (ernstige) bodemverontreiniging. Conclusie Geconcludeerd wordt dat het aspect bodem geen belemmering oplevert voor de realisatie van het plan.
7.3
Water
Waterbeheer en watertoets De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf. (PM reactie)
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
33
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld. Europa:
Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
Nationaal Waterplan (NW); Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21); Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW); Waterwet.
Provinciaal:
Provinciaal Waterplan; Nota Regels voor Ruimte; Provinciale Structuurvisie.
Waterschapsbeleid Waterbeheerplan 4 Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan 4 (WBP) van het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft het Hoogheemraadschap aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op de uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil het Hoogheemraadschap dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en hevigere buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het WBP sorteert voor op deze ontwikkelingen. Keur en Beleidsregels Per 22 december 2009 is een nieuwe keur in werking getreden, alsmede nieuwe beleidsregels. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden); watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten en beken);
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
34
andere waterstaatswerken gemalen).
(onder
andere
bruggen,
duikers,
stuwen,
sluizen
en
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of nabij de bovengenoemde waterschapswerken alsmede het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een watervergunning. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. Gemeentelijk beleid Het Regionaal Waterplan Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest (2007) is in samenwerking tussen gemeenten en Hoogheemraadschap tot stand gekomen. De in het waterplan geformuleerde doelstellingen voor het watersysteem zijn:
het waarborgen van een goed functionerend watersysteem in kwantitatief en kwalitatief opzicht; het streven naar een goed functionerend, veilig en ecologisch gezond watersysteem dat nu en in de toekomst aan de wet- en regelgeving voldoet en dat aansluit bij de identiteit van het unieke landschap binnen het plangebied; het vergroten van de belevingswaarde en het creëren van voldoende plaats voor recreatie.
Huidige situatie Algemeen Het plangebied ligt ten zuidwesten van de kern Heemstede. Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding en opgaande beplanting. Bodem en grondwater De maaiveldhoogte binnen het plangebied varieert tussen NAP +0,4 m en NAP +0,8 m. De bodem bestaat uit zand. Er is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,5 m en de 0,8 m beneden maaiveld. Waterkwantiteit In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Watersysteemkwaliteit en ecologie Binnen het plangebied is geen KRW-waterlichaam aanwezig. Veiligheid en waterkeringen Het plangebied is niet gelegen in de kern- of beschermingszone van een waterkering. Afvalwaterketen en riolering Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioleringsstelsel.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
35
Toekomstige situatie Het bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland, er zullen alleen verbouwingswerkzaamheden plaatsvinden. Vanwege de aard van het bestemmingsplan zijn er weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren. Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Conclusie De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen hebben geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
7.4
Ecologie
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 2. Huidige situatie Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding en wat opgaande beplanting. Beoogde ontwikkelingen In het plangebied worden enkele functiewijzigingen doorgevoerd. De bestaande bedrijfswoning wordt een burgerwoning, een stal wordt bedrijfswoning en de overige gronden/gebouwen krijgen een bedrijfsbestemming. Als gevolg van de nieuwe bestemmingen zullen verbouwwerkzaamheden worden uitgevoerd. Resultaten onderzoek Gebiedsbescherming In het plangebied worden functiewijzigingen van de bestaande bebouwing voorzien. Als gevolg hiervan zullen verbouwingswerkzaamheden plaatsvinden. Dit zou tot een tijdelijke verstoring van de omliggende provinciale EHS-gebieden kunnen leiden. Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen te laten plaatsvinden, is de verstoring echter minimaal. De werkzaamheden zullen geen effect hebben op het ten westen van de Leidsevaartweg gelegen Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. De Natuurbeschermingswet en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
36
Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Het bestemmingsplan voorziet in functiewijzigingen van de bestaande bebouwing. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. In het plangebied komen naar verwachting de volgende beschermde soorten voor: vrijstellingsregeling Ffw
tabel 1
mol, egel, veldmuis
ontheffingsregeling Ffw
tabel 2
geen
tabel 3 vogels
bijlage 1 AMvB
geen
bijlage IV HR
alle vleermuizen
cat. 1 t/m 4
gierzwaluw en huismus
Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De werkzaamheden dienen buiten het broedseizoen (globaal van maart t/m juli) uitgevoerd te worden. Nader onderzoek naar vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) en vogels met een vaste nestplaats is noodzakelijk. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. In dit geval kan gedacht worden aan het na de verbouwing geschikt houden van de bebouwing voor vleermuizen en het uitvoeren van de werkzaamheden in de periode dat er geen vleermuizen aanwezig zijn. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
7.5
Archeologie
Normstelling en beleid Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
37
De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Een uitwerking hiervan is de gemeentelijke archeologische waardenkaart, die als verfijning gezien kan worden van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart. De gemeentelijke kaart geeft op basis van historisch onderzoek aan in welke zones welke verwachtingswaarden gelden. Op basis hiervan wordt aangegeven bij ontwikkelingen van welke omvang (en vanaf welke diepte) ten minste verkennend archeologisch onderzoek vereist is. Onderzoeksresultaten Het plangebied is gelegen in een zone die binnen het gemeentelijk archeologiebeleid is aangemerkt met een lage verwachtingswaarde (zie afbeelding).
Uitsnede archeologische waardenkaart Heemstede Binnen deze categorie geldt dat archeologisch onderzoek verplicht is voor ontwikkelingen met een minimale omvang van 2.500 m² die bovendien dieper reiken dan 0,4 m onder maaiveld. Aangezien het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend voorziet in een functiewijziging waarbij alleen sprake is van verbouwing, is het uitvoeren van verkennend archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Geconcludeerd wordt dat het aspect archeologie de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
7.6
Bedrijven en milieuzonering
Beleid en normstelling In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat:
ter plaatse van woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd; de bedrijfsvoering/milieuruimte van bedrijven niet wordt ingeperkt als gevolg van de beoogde ontwikkelingen.
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is onderzocht of het beoogde ambachtelijke zuivelbedrijf geen onacceptabele milieuhinder veroorzaakt ter plaatse van bestaande woningen en de 'nieuwe' burger- en bedrijfswoning. Daarnaast is aan de _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
38
bedrijfsbestemmingen binnen het plangebied een algemene toelaatbaarheid toegekend om ook in de toekomst een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen. Algemene toelaatbaarheid Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een algemene toelaatbaarheid. Deze vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de richtafstandenlijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). Voor dit bestemmingsplan is gebruikgemaakt van de 'Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten'. Voor een toelichting op de 'Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' (hierna: Standaard SvB) wordt verwezen naar Bijlage 1. Onderzoek Algemene toelaatbaarheid Het plangebied grenst in het oosten aan de N208, een relatief drukke weg die een belangrijke ontsluiting van de kern Heemstede is. Ter plaatse van het plangebied en de 'nieuwe' burgerwoning en bedrijfswoning is dus reeds sprake van een verhoogde milieubelasting als gevolg van deze weg. In het westen grenst het plangebied aan een rustige woonwijk. Het plangebied vormt dus een overgang tussen de weg aan de rand van deze woonwijk en deze woonwijk zelf. Ter plaatse van het plangebied is momenteel een extensieve (rund)veehouderij aanwezig. Hoewel een dergelijke veehouderij niet in de Standaard SvB is genoemd, blijkt uit de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering dat een dergelijk agrarisch bedrijf qua milieuhinder gelijk is aan een bedrijf uit categorie 2. Gezien de aard van de omgeving en de huidige milieuhinder, zijn ter plaatse van het plangebied bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Standaard SvB algemeen toelaatbaar. Ambachtelijk zuivelbedrijf Ter plaatse van de bedrijfsbestemming is momenteel een ambachtelijk zuivelbedrijf beoogd. Een dergelijk bedrijf valt onder de sbi-code 1552.2 en valt in milieucategorie 2. Het beoogde bedrijf past dus binnen de algemene toelaatbaarheid. Hierboven is reeds uitgelegd waarom dergelijke bedrijven vanuit het oogpunt van milieuhinder algemeen toelaatbaar zijn. Conclusie Door middel van de algemene toelaatbaarheid wordt onaanvaardbare milieuhinder in de toekomst uitgesloten. Aangezien het beoogde bedrijf binnen de algemene toelaatbaarheid past, zal de realisatie van dit bedrijf niet tot onaanvaardbare milieuhinder leiden.
7.7
Externe veiligheid
Normstelling en beleid Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
39
Onderzoek en conclusie Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen liggen. Ook worden hier geen gevaarlijke stoffen over de weg, over het water, of over het spoor vervoerd. Ongeveer 310 m ten noorden van het plangebied ligt een hogedrukaardgastransportleiding. Omdat deze leiding een druk van 40 bar en een uitwendige diameter van 6 inch heeft, bedraagt het invloedsgebied (het gebied waarbinnen nader onderzoek naar externe veiligheid als gevolg van deze leiding plaats moet vinden) 70 m. Nader onderzoek naar de externe veiligheidsaspecten van deze leiding kan daarom achterwege blijven. Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
7.8
Planologisch relevante leidingen
In het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig. In de omgeving van het plangebied liggen geen hoogspanningsleidingen, straalpaden of telecomverbindingen. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.
7.9
Wegverkeerslawaai
PM wacht verkeerscijfers gemeente, zijn opgevraagd bij de gemeente in week 8.
7.10 Luchtkwaliteit Beleid en normstelling Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm). In de Wm zijn grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a) of niet in betekenende mate bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht (lid 1 onder c). In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. In dit geval hoeft een project niet aan de grenswaarden te worden getoetst. Dit is onder andere het geval wanneer de bijdrage van een project aan de concentraties stikstofdioxide en fijn stof minder dan 3% van de grenswaarden bedraagt. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen, uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
40
Onderzoek Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van één woning, één bedrijfswoning en een (kleinschalig) bedrijf mogelijk. Deze ontwikkeling heeft ten opzichte van de huidige situatie geen verkeersaantrekkende werking en draagt daarom niet bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan bovengenoemde grenswaarden kan daarom achterwege blijven. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Dit is gedaan aan de hand van de Saneringstool 3.1 (www.saneringstool.nl) die hoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hieruit blijkt dat de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de N208 (een maatgevende weg die in de buurt van het plangebied ligt) in 2011 ruim onder de grenswaarden uit de Wm liggen. Aangezien de concentraties van deze stoffen afnemen naarmate een locatie verder van de weg af ligt, zal ter plaatse van het plangebied ook aan deze grenswaarden worden voldaan en sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat. Conclusie De realisatie van dit plan draagt niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Ook is ter plaatse van het plangebied wat betreft luchtkwaliteit sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor de realisatie van dit bestemmingsplan.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlagen bij de toelichting
42
Bijlage 1 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten'
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten'
1. Algemeen Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar). In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
2. Toepassing 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' Algemeen De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' ('standaard SvB') zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009), op de Voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen1). De 'standaard SvB' kan in verschillende situaties gehanteerd worden, bijvoorbeeld: om de milieuzonering van bedrijfsactiviteiten op een samenhangend bedrijventerrein te regelen; in buitengebieden; op losliggende relatief grootschalige bedrijfspercelen op enige afstand van burgerwoningen; om indien gewenst de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten te regelen in stedelijk gebied of (delen van) woongebieden met enige vorm van bedrijvigheid.
1) Aangezien de wijze van milieuzonering met richtafstanden reeds vele jaren de standaardmethodiek voor milieuzonering is in Nederland, wordt voor het gebruik van de daarop gebaseerde Staat van Bedrijfsactiviteiten de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' genoemd.
In dit soort situaties zorgt de milieuzonering ervoor dat hinderlijke bedrijfsactiviteiten op voldoende afstand van woningen of andere gevoelige functies worden gesitueerd. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieubelastende activiteiten. Richtafstanden bepalend voor de categorie-indeling In de 'standaard SvB' is voor elke bedrijfsactiviteit voor ieder van de ruimtelijke relevante milieuaspecten (zie hiervoor) een richtafstand ten opzichte van een 'rustige woonwijk' vermeld. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarnaast vermeldt de 'standaard SvB' indicaties voor verkeersaantrekkende werking. Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in de 'standaard SvB' gelden ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). Voor een gemengd gebied (en daarmee te vergelijken gebieden) gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein. Omgevingstype rustige woonwijk In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied. Omgevingstype gemengd gebied In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied. Bedrijfswoningen Een bedrijfswoning op een bedrijventerrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Te hanteren richtafstanden De 'standaard SvB' onderscheidt een tiental milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.
milieucategorie
richtafstand (in meters) rustige woonwijk
gemengd gebied
1
101
0
2
30
102
3.1
50
30
3.2
100
50
4.1
200
100
4.2
300
200
5.1
500
300
5.2
700
500
5.3 6
1.000 1.500
700 1.000
Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen In de 'standaard SvB' zijn ook aanduidingen opgenomen die aangeven dat bepaalde bedrijven onder een specifieke wettelijke regeling kunnen vallen. Het betreft: bedrijven die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn; bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico; bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen. In de regels van dit bestemmingsplan is aangegeven of en zo ja, onder welke voorwaarden dergelijke bedrijven in het plangebied zijn toegestaan. De toegepaste 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' De in dit bestemmingsplan opgenomen 'standaard SvB' komt in verregaande mate overeen met de VoorbeeldStaat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. In de toegepaste 'standaard SvB' zijn alle activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen (toevoegingen en weglatingen) ten opzichte van de activiteiten die in de VoorbeeldStaat zijn opgesomd. Onder de volgende SBI-codes 0112, 014, 05011, 05012, 0502, 2612, 63.1 en 63.21 zijn activiteiten toegevoegd die vallen onder de definitie 'bedrijf'. In de VNG-publicatie is een aparte lijst van opslagen en installaties opgenomen. Deze lijst is verwerkt in de 'standaard SvB' voor zover sprake is van activiteiten die vallen onder het begrip 'bedrijf'. Hierdoor hebben toevoegingen plaatsgevonden bij de SBI-code 51.512. Groothandels voor professioneel vuurwerk en vuurwerkfabrieken zijn vanwege strenge eisen uit het Vuurwerkbesluit nooit toegestaan op een bedrijventerrein en dus niet in de 'standaard SvB' opgenomen. Dit geldt ook voor bedrijven die kernenergie produceren.
1) Het betreffen bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken. 2) Het betreffen bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving zelfs toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing in gemengde gebieden.
Bij enkele activiteiten heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten1) van deze activiteiten. Voor de volgende SBI-codes heeft een specificatie van de categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang het oppervlak van het bedrijf: 15.2 en 51.8. Voor de volgende SBI-codes heeft een specificatie naar categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang sprake is van reparatie of incidenteel bouwen dan wel reguliere productie: 29 en 35.1. Voor aannemers, SBI-code 45, is een nadere indeling van diverse aannemersactiviteiten gemaakt met bijbehorende categorie-indeling.
3. Flexibiliteit De 'standaard SvB' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de 'standaard SvB' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken van de 'standaard SvB' en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de 'standaard SvB' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal twee categorieën (dus bijvoorbeeld categorie 3.2 in plaats van 2 of categorie 4.2 in plaats van 3.2). Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de 'standaard SvB' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het bevoegd gezag vestiging van een dergelijk bedrijf via een omgevingsvergunning kan toestaan. Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven. In de 'standaard SvB' is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de 'standaard SvB' aangegeven met een 'C' in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde afwijkingsbevoegdheid een categorie lager in te delen. Voor de concrete toetsing van een verzoek om afwijking middels een omgevingsvergunning wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.
SBI 93/standaard SvB oktober 2010
1) Inschatting van milieueffecten heeft plaatsgevonden op basis van dezelfde expertise die bij het opstellen van de nieuwe VNG-uitgave is gebruikt.
43
Bijlage 2
Bureauonderzoek flora en fauna
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente. Huidige situatie Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding en wat opgaande beplanting. Beoogde ontwikkelingen In het plangebied worden enkele functiewijzigingen doorgevoerd. De bestaande bedrijfswoning wordt een burgerwoning, een stal wordt bedrijfswoning en overige gronden krijgen een bedrijfsbestemming. Als gevolg van de nieuwe bestemmingen zullen verbouwwerkzaamheden worden uitgevoerd. Toetsingskader Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Normstelling Flora- en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
44
er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten: Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen. 1. 2.
3.
4.
Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus). Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. 5.
Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Natuurbeschermingswet 1998 Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. b. c.
door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten; door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
45
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Onderzoek Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid ligt ten westen van de Leidsevaartweg. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Ten noorden een oosten van het plangebied liggen wel gebieden die deel uitmaken van de provinciale EHS.
Figuur B2.1 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van beschermde natuurgebieden (bron: provincie Noord-Holland) Soortenbescherming De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. In het opgaand groen binnen het plangebied kunnen algemeen voorkomende vogelsoorten als pimpelmees, koolmees, staartmees, roodborst, spreeuw en ekster hun leefgebied hebben. De bebouwing biedt mogelijk ook nestgelegenheid aan vogelsoorten als gierzwaluw, huismus, kauw en spreeuw. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de kraai. De in het plangebied aanwezige gebouwen en bomen zijn mogelijk ook geschikt als vaste
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
46
verblijfplaats voor vleermuizen, zoals de gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Het erf is mogelijk onderdeel van het foerageergebied van vleermuizen. In het plangebied kunnen verder ook soorten als mol, egel en veldmuis voorkomen. Andere beschermde soorten worden hier niet verwacht. In tabel B2.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel B2.1 Beschermde beschermingsregime
soorten
binnen
het
plangebied
en
het
vrijstellingsregeling Ffw
tabel 1
mol, egel, veldmuis
ontheffingsregeling Ffw
tabel 2
geen
tabel 3 vogels
bijlage 1 AMvB
geen
bijlage IV HR
alle vleermuizen
cat. 1 t/m 4
gierzwaluw en huismus
Toetsing en conclusie Gebiedsbescherming In het plangebied worden functiewijzigingen van de bestaande bebouwing voorzien. Als gevolg hiervan zullen verbouwingswerkzaamheden plaatsvinden. Dit zou tot een tijdelijke verstoring van de omliggende EHS-gebieden kunnen leiden. Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen te laten plaatsvinden, is de verstoring echter minimaal. De werkzaamheden zullen geen effect hebben op het ten westen van de Leidsevaartweg gelegen Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. De Natuurbeschermingswet en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg. Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. Het bestemmingsplan voorziet in functiewijzigingen van de bestaande bebouwing. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:Fout! De hyperlinkverwijzing is ongeldig.). Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten zijn mogelijk aanwezig in de bebouwing op het erf. Nader onderzoek naar het voorkomen van deze soorten in noodzakelijk. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
47
'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn1. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten2 is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd. Tevens is nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) in de bebouwing noodzakelijk. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. In dit geval kan gedacht worden aan het na de verbouwing geschikt houden van de bebouwing voor vleermuizen en het uitvoeren van de werkzaamheden in de periode dat er geen vleermuizen aanwezig zijn. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
48
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
regels
50
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
51
Hoofdstuk 1
Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
plan
het bestemmingsplan Herenweg 61 van de gemeente Heemstede. 1.2
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0397.BPHerenweg61-0001 met de bijbehorende regels. 1.3
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5
aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied dat door de gebruiker van een woning in die woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. 1.6
achtergevel
gevel aan de achterzijde van een huis of gebouw. 1.7
archeologische waarden
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende cultuurhistorische overblijfselen. 1.8
bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
52
1.9
bebouwingspercentage
een in de regels of met een maatvoeringaanduiding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft, dat ten hoogste mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.10
bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen. 1.11
bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf. 1.12
bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming of het toegelaten gebruik van het gebouw of terrein, noodzakelijk is. 1.13
bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. 1.14
bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo. 1.15
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak. 1.16
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.17
Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. 1.18
bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.19
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.20
bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
53
1.21
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.22
bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel. 1.23
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.24
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.25
consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik. 1.26
dakkapel
constructie ter vergroting van een gebouw dat ten minste aan de boven- en onderzijde door het dakvlak wordt omsloten. 1.27
dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie boven de oorspronkelijke goothoogte uitkomt en de onderzijde van de constructie in het platte dakvlak is geplaatst. 1.28
dakvlak
een vlak van het dak of de kap. 1.29
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroepsof bedrijfsactiviteit. 1.30
erker
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een lichte constructie met een overwegend transparante uitstraling, ondergeschikt in het gevelbeeld. 1.31
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.32
gevel
het van buitenaf zichtbare deel van de muur van een gebouw.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
54
1.33
haagondersteunende constructie
perceel- of terreinafscheiding, bestaande uit een gaaswerk aan palen en die bedoeld is om volledig begroeid te zijn met groenblijvende planten. 1.34
hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 1.35
kantoor
een (deel van een) gebouw voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden. 1.36
kapopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst. 1.37
kelder
(het deel van) een gebouw dat binnen het bouwvlak en volledig onder het peil ligt. 1.38
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. 1.39
maaiveld
de bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft. 1.40
nutsvoorzieningen
een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer, het wegverkeer of de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. 1.41
onderbouwing
(deel van) een bouwwerk dat buiten het bouwvlak en volledig onder het maaiveld ligt. 1.42
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en waarvan de oppervlakte groter is dan 1 m². 1.43
paardrijactiviteiten
het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
55
1.44
peil
bij de toepassing van deze regels wordt onder peil verstaan: a. b. c. d.
bij ligging op een afstand van minder dan 10 m uit de as van de weg: de kruin van de weg; bij aan- of uitbouwen: de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer; bij ligging anderszins: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein; indien in of boven het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.
1.45
perceel- en terreinafscheiding
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat bedoeld is om (een gedeelte van) een perceel of een terrein af te scheiden. 1.46
productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces. 1.47
(raam)prostitutie
het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander. 1.48
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar. 1.49
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels deel uitmaakt. 1.50
verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten. 1.51
voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. 1.52
Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken. 1.53
woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
56
1.54
zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
57
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.2 afstanden perceelsgrenzen
tussen
bouwwerken
onderling
en
tussen
bouwwerken
en
daar waar de betreffende afstand het kleinst is. 2.3
afstand tussen de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens. 2.4
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.5
breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren. 2.6
dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.7
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.8
inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.9
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.10
vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
58
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
59
Hoofdstuk 2
Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; paardrijactiviteiten;
met daaraan ondergeschikt: c. d. e. f. g.
parkeervoorzieningen; groenvoorzieningen; water; openbare nutsvoorzieningen; (ontsluitings)wegen, straten en paden;
met de daarbij behorende: h. i. 3.2
tuinen en terreinen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 3.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximumbebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak; e. de dakhelling van gebouwen bedraagt ten hoogste 70°. 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van perceel- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of masten zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m; c. indien met een maatvoeringaanduiding een andere bouwhoogte is aangeduid, bedraagt de bouwhoogte van deze bouwwerken ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
60
d.
'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; de bouwhoogte van masten bedraagt ten hoogste 7 m.
3.2.3
Ondergronds bouwen
Voor ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels: a. b. 3.3
een kelder wordt uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd; buiten het bouwvlak wordt geen onderbouwing gebouwd. Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder b met inachtneming van de volgende regels: a. b. c. 3.4
de oppervlakte van de onderbouwing bedraagt ten hoogste 70 m²; de diepte bedraagt ten hoogste 4 m; het bevoegd gezag vraagt de waterbeheerder om advies. Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. b. c. d.
e. f. g. h. i. j.
3.5
Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan; opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan; activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage; verkooppunten van motorbrandstoffen zijn niet toegestaan; seksinrichtingen zijn niet toegestaan; detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel; het storten van puin en afvalstoffen is niet toegestaan; bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; per bedrijf bedraagt het kantoorvloeroppervlak ten hoogste 30% van het totale bedrijfsvloeroppervlak. Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1: a.
b.
om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd; om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
61
Artikel 4 4.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
met daaraan ondergeschikt: b. c. d. e. f.
parkeervoorzieningen; groenvoorzieningen; paden en verhardingen; water; openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende: g. 4.2
bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. b.
c.
d.
de bouwhoogte van perceel- en terreinafscheidingen, gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw, bedraagt ten hoogste 2 m; de bouwhoogte van perceel- en terreinafscheidingen, gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat een haagondersteunende constructie ten hoogste 2 m mag bedragen; indien met een maatvoeringaanduiding een andere bouwhoogte is aangeduid, bedraagt de bouwhoogte van deze bouwwerken ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; de bouwhoogte van masten bedraagt ten hoogste 7 m.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
62
Artikel 5 5.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
het wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
met daaraan ondergeschikt: b. c. d. e. f.
groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; paden en verhardingen; water; openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende: g. h. i.
niet voor bewoning bestemde gebouwen en overkappingen; tuinen en terreinen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 5.2.1 Hoofdgebouwen a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. de dakhelling van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 70°; e. dakkapellen zijn toegestaan op: 1. het achterdakvlak en op zijdakvlakken die niet aan de weg of openbaar groen zijn gelegen; 2. het voordakvlak en op zijdakvlakken die aan de weg of openbaar groen zijn gelegen, mits de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de gevel onder het betreffende dakvlak; f. dakkapellen zijn niet toegestaan: 1. op 2 verschillende hoogtes in een dakvlak; 2. op een dakvlak met een helling van minder dan 30°. 5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van perceel- en terreinafscheidingen, gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw, bedraagt ten hoogste 2 m; b. de bouwhoogte van perceel- en terreinafscheidingen, gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat een haagondersteunende constructie ten hoogste 2 m mag bedragen; c. indien met een maatvoeringaanduiding een andere bouwhoogte is aangeduid, bedraagt de bouwhoogte van deze bouwwerken ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; d. de bouwhoogte van masten bedraagt ten hoogste 7 m. 5.2.3
Ondergronds bouwen
Voor ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels: a. b.
een kelder wordt uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd; buiten het bouwvlak wordt geen onderbouwing gebouwd.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
63
5.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.3 onder b met inachtneming van de volgende regels: a. b. c. 5.4
de oppervlakte van de onderbouwing bedraagt ten hoogste 7 m²; de diepte bedraagt ten hoogste 4 m; het bevoegd gezag vraag de waterbeheerder om advies. Specifieke gebruiksregels
Voor de omvang van een aan-huis-gebonden beroep gelden de volgende regels: a.
b.
5.5
de gezamenlijke brutovloeroppervlakte voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep mag niet meer bedragen dan 25% van de vloeroppervlakte van de desbetreffende woning, inclusief de daarbij behorende aan- en uitbouwen, met een maximum van 75 m²; het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting is niet toegestaan. Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken kunnen ontheffing van het bepaalde in lid 5.4 onder b. ten behoeve van de vestiging van een seksinrichting, indien: a. b. c.
d.
e.
met de vestiging van een seksinrichting het totale aantal seksinrichtingen in de gemeente van twee niet wordt overschreden; de onderlinge afstand tussen het pand, waarin de seksinrichting wordt gevestigd en enig ander pand, gemeten waar die afstand het kortst is, ten minste 25 m bedraagt; de seksinrichting wordt geëxploiteerd in aaneengesloten ruimten, waarvan de totale brutovloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 25% van de vloeroppervlakte van het betreffende gebouw, inclusief de daarbij behorende aan- en uitbouwen, met een maximum van 75 m²; voor bezoekers van de seksinrichting voldoende parkeergelegenheid op het terrein of perceel behorende tot de seksinrichting, dan wel voldoende parkeergelegenheid in de directe omgeving aanwezig is; de seksinrichting niet wordt geëxploiteerd in de vorm van raamprostitutiebedrijf.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
64
Artikel 6 6.1
Waarde - Archeologie 5
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden categorie 5. 6.2
Bouwregels
Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen is, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels, het volgende van toepassing: a.
in het geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen of slopen voor de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5', waarbij bodemroerende werkzaamheden ter realisering of sloop van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, die: 1. een oppervlakte hebben, groter dan 2.500 m²; en 2. verder gaan dan een diepte van 0,4 m;
eisen burgemeester en wethouders dat alvorens de omgevingsvergunning verleend wordt, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld; b.
het bepaalde onder a is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
6.3 Nadere eisen a. burgemeester en wethouders kunnen - als uit een archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de voorgenomen bouw zullen worden verstoord - nadere eisen stellen ten aanzien van: 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. het doen van opgravingen; 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige; b. burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn. 6.4
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels en voorts onder de voorwaarden dat: a.
de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van andere informatie, dan het archeologisch rapport, als bedoeld in lid 6.2 onder a, naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende heeft aangetoond dat door grondroerende werkzaamheden of andere bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden;
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
65
b.
de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van andere informatie, dan het archeologisch rapport, als bedoeld in artikel 6.2 onder a, naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende heeft aangetoond dat aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, dan wel dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden, gericht op: 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. het doen van opgravingen; 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 6.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a.
b. c. d. e. f. g. h. i.
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,4 m waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage; het ophogen van gronden met meer dan 0,3 m; het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, met een diepte van 0,4 m of meer; het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil; het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. het vellen en rooien van houtopstanden; het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden; het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen.
6.5.2
Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 6.5.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. b. c. d.
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.2 acht is genomen; een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan; ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.5.3
Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien: a.
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
66
b.
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
67
Hoofdstuk 3
Artikel 7
Algemene regels
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
68
Artikel 8
Algemene bouwregels
8.1 Overschrijding van bouwgrenzen 8.1.1 Ondergeschikte bouwdelen a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden buiten beschouwing gelaten: 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevelen kroonlijsten, reclameobjecten, ventilatiekanalen, schoorstenen, (schotel)antennes en daarmee naar hun ruimtelijke invloed gelijk te stellen ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt; 2. ondergeschikte bouwdelen als liftkokers, ventilatiekanalen, schoorstenen en (schotel) antennes op een dakvlak, mits die bouwdelen niet verder dan 2 m buiten dat dakvlak steken; 3. ondergeschikte bouwdelen als lichtstraten, dakramen, en zonne(warmte)collectoren op een dakvlak, mits lichtstraten niet verder dan 0,5 m buiten dat dakvlak steken en overige ondergeschikte bouwdelen niet verder dan 0,2 m; 4. funderingen, stoepen, stoeptreden, hellingbanen, erkers, toegangsportalen, veranda's, balkons, luifels en overstekende daken, mits de overschrijding van bouwen bestemmingsgrenzen niet meer dan 2 m bedraagt; 5. topgevels. b. Bij de toepassing van deze regels worden dakkapellen, dakopbouwen en dakterrassen niet aangemerkt als ondergeschikte bouwdelen; op deze bouwdelen zijn de bouwregels van de betreffende bestemming van toepassing. 8.1.2
Kapopbouwen en dakopbouwen
De goothoogte van een gebouw mag worden overschreden ten behoeve van kapopbouwen en dakopbouwen indien: a. b.
de met de maatvoeringaanduiding in het bouwvlak aangegeven bouwhoogte hoger is dan de met de maatvoeringaanduiding in het bouwvlak aangegeven goothoogte; geen deel van het gebouw waarvan de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goothoogte is bepaald, mag uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken die de betreffende gevels snijden ter hoogte van de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goothoogte en terugvallen onder hoeken van 70° met de horizon. Deze bepaling is niet van toepassing op ondergeschikte bouwdelen, topgevels en dakkapellen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
69
Artikel 9
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft: a. b. c. d. e.
bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen; brandweeringang; bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; de ruimte tussen bouwwerken; parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
70
Artikel 10 a.
b.
Algemene afwijkingsregels
het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor: 1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; 2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot; de omgevingsvergunning wordt alleen verleend, indien: 1. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast; 2. de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk doet aan het straat- en bebouwingsbeeld; 3. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast; 4. de betreffende woonsituatie niet onevenredig wordt aangetast; 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden beperkt; 6. geen bestemmingsgrenzen worden overschreden.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
71
Artikel 11 11.1
Algemene wijzigingsregels
Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. 11.2 Waarde - Archeologie 5 11.2.1 Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de bestemming Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie 5 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien: a. b.
uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
72
Artikel 12 12.1
Overige regels
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
73
Hoofdstuk 4
Artikel 13 13.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: a.
b.
c.
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan; het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%; dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2
Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: a. b.
c.
d.
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
74
Artikel 14
Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Herenweg 61'.
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlage bij de regels
76
Bijlage 1
standaard SvB Bedrijventerrein
_______________________________________________________________________________________________________________ 130905.16048.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' < > = cat. e.d. kl. n.e.g. o.c. p.c. p.o. b.o. v.c. u d
niet van toepassing of niet relevant kleiner dan groter gelijk aan categorie en dergelijke klasse niet elders genoemd opslagcapaciteit productiecapaciteit productieoppervlak bedrijfsoppervlak verwerkingscapaciteit uur dag
w j B C D L Z R V G/P
week jaar bodemverontreiniging continu divers luchtverontreiniging zonering op basis van Wet geluidhinder risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing) Vuurwerkbesluit van toepassing verkeersaantrekkende werking goederenvervoer/personenvervoer: 1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking 2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking 3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking
10
30
C
10
30
10
30
C
10
100
bloembollendroog- en prepareerbedrijven
30
10
30
C
10
witlofkwekerijen (algemeen)
30
10
30
C
algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. > 500 m²
30
10
algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o.<= 500 m²
30
10
0
Tuinbouw:
0112
4
-
champignonkwekerijen (algemeen)
0112
5
-
champignonkwekerijen met mestfermentatie
0112
6
-
0112
7
-
014
0
Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014
1
-
014
2
-
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
30
-
0112
CATEGORIE
INDICES
100
01
014
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW 2
1 G
3.2
1 G
30
2
1 G
10
30
2
1 G
50
10
50
3.1
2 G
30
10
30
2
1 G
D
-
algemeen met opslag bestrijdingsmiddelen > 10 ton: zie SBI-code 51.55
014
3
-
plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m²
30
10
50
10
50
3.1
2 G
014
4
-
plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m²
30
10
30
10
30
2
1 G
30
10
30
C
0
30
2
1 G
100
0
100
C
50
100
3.2
2 G
50
0
50
C
10
50
3.1
1 G
100
30
50
C
0
100
3.2
1 G
50
0
50
C
0
50
3.1
1 G
0142 05
KI-stations -
VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN
0501.1
Zeevisserijbedrijven
0501.2
Binnenvisserijbedrijven
0502
0
Vis- en schaaldierkwekerijen
0502
1
-
oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven
0502
2
-
visteeltbedrijven
15
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
0
Slachterijen en overige vleesverwerking:
151
1
-
slachterijen en pluimveeslachterijen
100
0
100
C
50
151
2
-
vetsmelterijen
700
0
100
C
30
151
3
-
bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval
300
0
100
C
50
151
4
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1.000 m²
100
0
100
C
50
151
5
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1.000 m²
50
0
50
C
30
R
R
100
3.2
2 G
700
D
5.2
2 G
R
300
4.2
2 G
R
100
3.2
2 G
50
3.1
1 G
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
151
6
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²
30
0
50
10
50
3.1
1 G
151
7
-
50
0
50
10
50
3.1
1 G
151
8
loonslachterijen vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m²
50
0
50
10
50
3.1
2 G
152
0
Visverwerkingsbedrijven:
152
1
-
drogen
700
100
200
C
30
700
5.2
2 G
152
2
-
conserveren
200
0
100
C
30
200
4.1
2 G
152
3
-
roken
300
0
50
C
0
300
4.2
1 G
152
4
-
verwerken anderszins: p.o. > 1.000 m²
300
10
50
C
30
300
4.2
2 G
152
5
-
conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 1.000 m²
100
10
50
30
100
3.2
1 G
152
6
-
conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 300 m²
50
10
30
10
50
3.1
1 G
1531
0
Aardappelproductenfabrieken:
1531
1
-
vervaardiging van aardappelproducten
300
30
200
1531
2
-
vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m²
50
10
50
1532, 1533
0
Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533
1
-
jam
50
10
100
C
1532, 1533
2
-
groente algemeen
50
10
100
C
1532, 1533
3
-
met koolsoorten
100
10
100
1532, 1533
4
-
met drogerijen
300
10
1532, 1533
5
-
met uienconservering (zoutinleggerij)
300
1541
0
Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541
1
-
p.c. < 250.000 ton/jaar
1541
2
-
p.c. >= 250.000 ton/jaar
1542
0
Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542
1
-
p.c. < 250.000 ton/jaar
1542
2
-
p.c. >= 250.000 ton/jaar
1543
0
Margarinefabrieken:
1543
1
-
p.c. < 250.000 ton/jaar
1543
2
-
p.c. >= 250.000 ton/jaar
C
D
50
R
300
4.2
2 G
50
R
50
3.1
1 G
10
100
3.2
1 G
10
100
3.2
2 G
C
10
100
3.2
2 G
200
C
30
300
4.2
2 G
10
100
C
10
300
4.2
2 G
200
30
100
C
300
50
300
C
200
10
100
C
300
10
300
C
100
10
200
C
200
10
300
C
30
R
200
4.1
3 G
Z
50
R
300
4.2
3 G
100
R
200
4.1
3 G
Z
200
R
300
4.2
3 G
30
R
200
4.1
3 G
Z
50
R
300
4.2
3 G
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
1551
0
Zuivelproductenfabrieken:
1551
1
-
gedroogde producten, p.c. >= 1,5 ton/uur
200
100
500
C
Z
50
R
500
5.1
3 G
1551
2
-
geconcentreerde producten, verdampingscapaciteit >= 20 ton/uur
200
30
500
C
Z
50
R
500
5.1
3 G
1551
3
-
melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 ton/jaar
50
0
100
C
50
R
100
3.2
2 G
1551
4
-
melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 ton/jaar
100
0
300
C
50
R
300
4.2
3 G
1551
5
-
overige zuivelproductenfabrieken
50
50
300
C
50
R
300
4.2
3 G
1552
1
Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m²
50
0
100
C
50
R
100
3.2
2 G
1552
2
-
10
0
30
2
1 G
1561
0
Meelfabrieken:
1561
1
-
p.c. >= 500 ton/uur
200
100
300
C
100
R
300
4.2
2 G
1561
2
-
p.c. < 500 ton/uur
100
50
200
C
50
R
200
4.1
2 G
50
100
200
C
50
4.1
2 G
1561
consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m²
Grutterswarenfabrieken
Z
0 Z
1562
0
Zetmeelfabrieken:
1562
1
-
p.c. < 10 ton/uur
200
50
200
C
1562
2
-
p.c. >= 10 ton/uur
300
100
300
C
1571
0
Veevoerfabrieken:
1571
1
-
destructiebedrijven
700
30
200
C
50
1571
2
-
beender-, veren-, vis-, en vleesmeelfabriek
700
100
100
C
30
1571
3
-
drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit < 10 ton/uur water
300
100
200
C
30
1571
4
-
drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit >= 10 ton/uur water
700
200
300
C
1571
5
-
mengvoeder, p.c. < 100 ton/uur
200
50
200
C
1571
6
-
mengvoeder, p.c. >= 100 ton/uur
300
100
300
C
Vervaardiging van voer voor huisdieren
200
100
200
C
30
1572
Z
Z Z
30
200
D
30
R
200
4.1
1 G
50
R
300
4.2
2 G
700
D
5.2
3 G
R
700
D
5.2
3 G
300
4.2
2 G
50
700
5.2
3 G
30
200
4.1
3 G
300
4.2
3 G
200
4.1
2 G
50
R
1581
0
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581
1
-
v.c. < 7.500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens
30
10
30
C
10
30
2
1 G
1581
2
-
v.c. >= 7.500 kg meel/week
100
30
100
C
30
100
3.2
2 G
Banket, biscuit- en koekfabrieken
100
10
100
C
30
100
3.2
2 G
500
100
300
C
100
500
5.1
2 G
1582 1583
0
Suikerfabrieken:
1583
1
-
v.c. < 2.500 ton/jaar
R
2
-
1584
0
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584
1
-
1584
2 -
v.c. >= 2.500 ton/jaar
700
C
Z
VERKEER
200
CATEGORIE
1000
INDICES GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
1583
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
200
R
1000
5.3
3 G
R
500
5.1
2 G
100
3.2
2 G
cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m²
500
50
100
50
100
30
50
30
1584
3
30
10
30
10
2
1 G
1584
4
-
suikerwerkfabrieken met suiker branden
300
30
50
30
R
300
4.2
2 G
1584
5
-
suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m²
100
30
50
30
R
100
3.2
2 G
1584
6
-
suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m²
30
10
30
10
30
2
1 G
50
30
10
10
50
3.1
2 G
1586
0
Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586
1
-
koffiebranderijen
500
30
200
10
500
5.1
2 G
1586
2
-
theepakkerijen
100
10
30
10
100
3.2
2 G
4.1
2 G
4.1
2 G
1585
Deegwarenfabrieken
C
30
1587
Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden
200
30
50
10
200
1589
Vervaardiging van overige voedingsmiddelen
200
30
50
30
200
Bakkerijgrondstoffenfabrieken
200
50
50
50
1589.1
D
D
R
200
4.1
2 G
100
3.2
2 G
R
300
4.2
2 G
30
200
4.1
2 G
300
4.2
2 G
1589.2
0
Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2
1
-
zonder poederdrogen
100
10
50
10
1589.2
2
-
met poederdrogen
300
50
50
50
1589.2
Bakmeel- en puddingpoederfabrieken
200
50
50
1591
Destilleerderijen en likeurstokerijen
300
30
200
C
30
1592
0
Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592
1
-
p.c. < 5.000 ton/jaar
200
30
200
C
30
R
200
4.1
1 G
1592 1593 t/m 1595
2
-
p.c. >= 5.000 ton/jaar
300
50
300
C
50
R
300
4.2
2 G
2
1 G
R
300
4.2
2 G
300
4.2
2 G
100
3.2
3 G
10
0
30
C
0
1596
Bierbrouwerijen
Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke
300
30
100
C
50
1597
Mouterijen
300
50
100
C
30
1598
Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
10
0
100
50
30
R
-
160 17
-
10
50
100
VERKEER
50
CATEGORIE
30
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
200
INDICES
VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie
171
STOF
16
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
C
30
200
4.1
2 G
30
100
3.2
2 G
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels
172
0
Weven van textiel:
172
1
-
aantal weefgetouwen < 50
10
10
100
172
2
-
aantal weefgetouwen >= 50
10
30
300
Z
0
100
3.2
2 G
50
300
4.2
3 G
173
Textielveredelingsbedrijven
50
0
50
10
50
3.1
2 G
174, 175
Vervaardiging van textielwaren
10
0
50
10
50
3.1
1 G
1751
Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken
100
30
200
10
200
4.1
2 G
176, 177
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
0
10
50
10
50
3.1
1 G
18
-
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181
Vervaardiging kleding van leer
30
0
50
0
50
3.1
1 G
182
Vervaardiging van kleding en -toebehoren (exclusief van leer)
10
10
30
10
30
2
2 G
183
Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
50
10
10
10
50
3.1
1 G
19
-
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING)
191
Lederfabrieken
300
30
100
10
300
192
Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel)
50
10
30
10
50
193
Schoenenfabrieken
50
10
50
10
0
50
100
50
200
30
50
10
-
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE
2010.2
0
Houtconserveringsbedrijven:
2010.2
1
-
20 2010.1
Houtzagerijen met creosootolie
R
4.2
2 G
3.1
2 G
50
3.1
2 G
100
3.2
2 G
200
4.1
2 G
D
202 203, 204, 205 203, 204, 205
2
met zoutoplossingen
Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 0 1
205 21
-
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
-
2111
VERKEER
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
10
30
50
10
50
3.1
2 G
100
30
100
10
100
3.2
3 G
0
30
100
0
100
3.2
2 G
0
30
50
0
50
3.1
1 G
10
10
30
0
30
2
1 G
200
100
200
C
200
4.1
3 G
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Vervaardiging van pulp
2112
0
Papier- en kartonfabrieken:
2112
1
-
p.c. < 3 ton/uur
50
30
50
C
2112
2
-
p.c. 3 - 15 ton/uur
100
50
200
C
Z
2112
3
-
p.c. >= 15 ton/uur
200
100
300
C
Z
30
30
100
C
212
INDICES
STOF
2010.2
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
Papier- en kartonwarenfabrieken
2121.2
0
Golfkartonfabrieken:
2121.2
1
-
p.c. < 3 ton/uur
30
30
100
C
2121.2
2
-
p.c. >= 3 ton/uur
50
30
200
C
22
-
C
Z
50
R
30
R
50
3.1
1 G
50
R
200
4.1
2 G
100
R
300
4.2
3 G
30
R
100
3.2
2 G
30
R
100
3.2
2 G
30
R
200
4.1
2 G
3 G
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2221
Drukkerijen van dagbladen
30
0
100
10
100
3.2
2222
Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)
30
0
100
10
100
3.2
3 G
2222.6
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
10
0
30
0
30
2
1 P
2223
A
Grafische afwerking
0
0
10
0
10
1
1 G
2223
B
Binderijen
30
0
30
0
30
2
2 G
2224
Grafische reproductie en zetten
30
0
10
10
30
2
2 G
2225
Overige grafische activiteiten
30
0
30
10
30
2
2 G
223
Reproductiebedrijven opgenomen media
0
0
10
0
10
1
1 G
D
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
231
Cokesfabrieken
1000
700
1000
C
Z
100
R
1000
5.3
2 G
2320.1
Aardolieraffinaderijen
1500
100
1500
C
Z
1500
R
1500
6
3 G 2 G
23
-
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING SPLIJT/KWEEKSTOFFEN
2320.2
A
Smeeroliën- en vettenfabrieken
50
0
100
30
R
100
3.2
2320.2
B
Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie
300
0
100
50
R
300
4.2
2 G
2320.2
C
Aardolieproductenfabrieken n.e.g.
300
0
200
50
R
300
D
4.2
2 G
10
10
100
1500
1500
D
6
1 G
233
Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven
24
-
2411
0
Vervaardiging van industriële gassen:
2411
1
-
luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 ton/dag lucht
10
0
700
C
100
R
700
5.2
3 G
2411
2
-
overige gassenfabrieken, niet explosief
100
0
500
C
100
R
500
5.1
3 G
2411
3
-
overige gassenfabrieken, explosief
100
0
500
C
300
R
500
5.1
3 G
200
0
200
C
200
R
200
D
4.1
3 G
2412
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
Kleur- en verfstoffenfabrieken
Z
2413
0
Anorganische chemische grondstoffenfabrieken:
2413
1
-
niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
100
30
300
C
300
R
300
D
4.2
2 G
2413
2
-
vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
300
50
500
C
700
R
700
D
5.2
3 G
2414.1
A0
Organische chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1
A1
-
niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
2414.1
A2
-
vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
2414.1
B0
Methanolfabrieken:
2414.1
B1
-
2414.1
B2
-
2414.2
0
Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetische):
2414.2
1
-
2414.2
2
-
300
10
200
C
300
R
300
D
4.2
2 G
1000
30
500
C
700
R
1000
D
5.3
2 G
p.c. < 100.000 ton/jaar
100
0
200
C
p.c. >= 100.000 ton/jaar
200
0
300
C
p.c. < 50.000 ton/jaar
300
0
200
C
p.c. >= 50.000 ton/jaar
500
0
300
C
2415
Kunstmeststoffenfabrieken
500
300
500
2416
Kunstharsenfabrieken en dergelijke
700
30
300
100
R
200
4.1
2 G
Z
200
R
300
4.2
3 G
100
R
300
4.2
2 G
Z
200
R
500
5.1
3 G
C
500
R
500
5.1
3 G
C
500
R
700
5.2
3 G
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
242
0
Landbouwchemicaliënfabrieken:
242
1
-
fabricage
300
50
100
C
1000
R
1000
5.3
3 G
242
2
-
formulering en afvullen
100
10
30
C
500
R
500
D
5.1
2 G
300
30
200
C
300
R
300
D
4.2
3 G
243
Verf, lak en vernisfabrieken
2441
0
Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441
1
-
p.c. < 1.000 ton/jaar
200
10
200
C
300
R
300
4.2
1 G
2441
2
-
p.c. >= 1.000 ton/jaar
300
10
300
C
500
R
500
5.1
2 G
2442
0
Farmaceutische productenfabrieken:
2442
1
-
formulering en afvullen geneesmiddelen
50
10
50
50
R
50
3.1
2 G
2442
2
-
verbandmiddelenfabrieken
10
10
30
10
30
2
2 G
2451
Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken
300
100
200
C
100
R
300
4.2
3 G
2452
Parfumerie- en cosmeticafabrieken
300
30
50
C
50
R
300
4.2
2 G
2462
0
Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462
1
-
zonder dierlijke grondstoffen
100
10
100
50
100
3.2
3 G
2462
2
-
met dierlijke grondstoffen
500
30
100
50
500
5.1
3 G
Fotochemische productenfabrieken
50
10
100
50
R
100
3.2
3 G
50
10
50
50
R
50
3.1
3 G
4.1
2 G
2464 2466
A
Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken
2466
B
Overige chemische productenfabrieken n.e.g.
200
30
100
C
200
R
200
Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken
300
30
300
C
200
R
300
4.2
3 G
300
50
300
C
100
R
300
4.2
2 G 1 G
247 25
-
2511
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Rubberbandenfabrieken
2512
0
Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512
1
-
vloeroppervlak < 100 m²
2512
2
-
vloeroppervlak >= 100 m²
2513
D
Rubber-artikelenfabrieken
50
10
30
30
50
3.1
200
50
100
50
R
200
4.1
2 G
100
10
50
50
R
100
3.2
1 G
D
252
0
Kunststofverwerkende bedrijven:
252
1
-
zonder fenolharsen
200
50
100
100
R
200
4.1
2 G
252
2
-
met fenolharsen
300
50
100
200
R
300
4.2
2 G
30
30
100
30
100
300
glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 ton/jaar
300
100
100
glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 ton/jaar
500
200
300
Glas-in-loodzetterij
10
30
30
10
Glasbewerkingsbedrijven
10
30
50
10
26
-
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
261
0
Glasfabrieken:
261
1
-
glas en glasproducten, p.c. < 5.000 ton/jaar
261
2
-
glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 ton/jaar
261
3
-
261
4
-
2615
30
30 C
Z
50
R
30 C
Z
50
R
VERKEER
50
productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen
CATEGORIE
30
-
INDICES GROOTSTE AFSTAND
50
3
2612
GEVAAR
STOF
252
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
50
3.1
2 G
100
3.2
1 G
300
4.2
2 G
300
4.2
1 G
500
5.1
2 G
30
2
1 G
50
3.1
1 G
262, 263
0
Aardewerkfabrieken:
262, 263
1
-
vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
10
10
30
10
30
2
1 G
262, 263
2
-
vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW
30
50
100
30
100
3.2
2 G
264
A
Baksteen en baksteenelementenfabrieken
30
200
200
30
200
4.1
2 G
264
B
Dakpannenfabrieken
50
200
200
100
R
200
4.1
2 G
2651
0
Cementfabrieken:
2651
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
10
300
500
C
2651
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
30
500
1000
C
2652
0
Kalkfabrieken:
2652
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
30
200
200
2652
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
50
500
300
2653
0
Gipsfabrieken:
2653
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
30
200
200
2653
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
50
500
300
2661.1
0
Betonwarenfabrieken:
2661.1
1
-
zonder persen, triltafels en bekistingtrille
10
100
200
2661.1
2
-
met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 ton/dag
10
100
300
2661.1
3
-
met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 ton/dag
30
200
700
30
R
500
5.1
2 G
Z
50
R
1000
5.3
3 G
30
R
200
4.1
2 G
Z
50
R
500
5.1
3 G
30
R
200
4.1
2 G
Z
50
R
500
5.1
3 G
30
200
4.1
2 G
30
300
4.2
2 G
30
700
5.2
3 G
Z
0
Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
10
50
100
2661.2
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
300
50
50
100
2662
Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken
Z
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
2661.2
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
30
100
3.2
2 G
30
300
4.2
3 G
30
100
3.2
2 G
2663, 2664
0
Betonmortelcentrales:
2663, 2664
1
-
p.c. < 100 ton/uur
10
50
100
2663, 2664
2
-
p.c. >= 100 ton/uur
30
200
300
2665, 2666
0
Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666
1
-
p.c. < 100 ton/dag
10
50
100
2665, 2666
2
-
p.c. >= 100 ton/dag
30
200
300
267
0
Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267
1
-
zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m²
10
30
100
0
100
267
2
-
zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m²
10
30
50
0
50
267
3
-
met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 ton/jaar
10
100
300
10
300
4.2
1 G
267
4
-
met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
700
10
700
5.2
2 G
10
30
50
10
50
3.1
1 G
2681
Slijp- en polijstmiddelenfabrieken A0
Bitumineuze materialenfabrieken:
2682
A1
-
p.c. < 100 ton/uur
300
100
100
2682
A2
-
p.c. >= 100 ton/uur
500
200
200
2682
B0
Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol):
2682
B1
-
steenwol, p.c. >= 5.000 ton/jaar
100
200
300
C
2682
B2
-
overige isolatiematerialen
200
100
100
C
2682
C
50
50
100
2682
D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur
100
50
200
2682
D1 -
200
100
300
700
500
700
asfaltcentrales: p.c. >= 100 ton/uur
27
-
271
0
Ruwijzer- en staalfabrieken:
271
1
-
100
3.2
3 G
10
300
4.2
3 G
50
R
100
3.2
2 G
Z
200
R
300
4.2
3 G
3.2
1 G
3.1
1 G
Z
2682
Minerale productenfabrieken n.e.g.
10 Z
D
D
30
300
4.2
3 G
Z
50
500
5.1
3 G
Z
30
300
4.2
2 G
50
200
4.1
2 G
50
100
3.2
2 G
30
200
4.1
3 G
50
300
4.2
3 G
700
5.2
2 G
Z
D
VERVAARDIGING VAN METALEN p.c. < 1.000 ton/jaar
200
R
2
-
272
0
IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
1500
272
1
-
p.o. < 2.000 m²
30
30
500
272
2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
100
1000
273
0
Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273
1
-
p.o. < 2.000 m²
30
30
300
273
2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
50
700
274
A0
Non-ferro-metaalfabrieken:
274
A1
-
p.c. < 1.000 ton/jaar
100
100
300
274
A2
-
p.c. >= 1.000 ton/jaar
200
300
700
274
B0
Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen en dergelijke:
274
B1
-
p.o. < 2.000 m²
274
B2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
50
500
200
100
1000
C
Z
300
R
1500
Z
50
R
Z
50
R
Z
30
R
50
R
50 Z
100
Z
Z
VERKEER
CATEGORIE
1000
271
INDICES GROOTSTE AFSTAND
1500
GEVAAR
STOF
p.c. >= 1.000 ton/jaar
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
6
3 G
500
5.1
2 G
1000
5.3
3 G
300
4.2
2 G
700
5.2
3 G
300
4.2
1 G
700
5.2
2 G
R
500
5.1
2 G
R
1000
5.3
3 G
30
R
300
4.2
1 G
50
R
500
5.1
2 G
30
R
300
4.2
1 G
50
R
500
5.1
2 G
30
30
2751, 2752
0
IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:
2751, 2752
1
-
p.c. < 4.000 ton/jaar
100
50
300
C
2751, 2752
2
-
p.c. >= 4.000 ton/jaar
200
100
500
C
2753, 2754
0
Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:
2753, 2754
1
-
p.c. < 4.000 ton/jaar
100
50
300
C
2753, 2754
2
-
p.c. >= 4.000 ton/jaar
200
100
500
C
28
-
VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/TRANSPORTMIDDELEN)
281
0
Constructiewerkplaatsen:
281
1
-
gesloten gebouw
30
30
100
30
100
3.2
2 G
281
1a
-
gesloten gebouw, p.o. < 200 m²
30
30
50
10
50
3.1
1 G
281
2
-
in open lucht, p.o. < 2.000 m²
30
50
200
30
200
4.1
2 G
281
3
-
in open lucht, p.o. >= 2.000 m²
50
200
300
30
300
4.2
3 G
2821
0
Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821
1
-
30
50
300
300
4.2
2 G
p.o. < 2.000 m²
Z
30
R
2
2822, 2830
VERKEER
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
INDICES
STOF
2821
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
50
100
500
500
5.1
3 G
Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels
30
30
200
30
200
4.1
2 G
4.1
1 G
-
p.o. >= 2.000 m²
Z
50
R
284
A
Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven
10
30
200
30
200
284
B
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke
50
30
100
30
100
D
3.2
2 G
284
B1
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m²
30
30
50
10
50
D
3.1
1 G
2851
0
Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851
1
-
algemeen
50
50
100
50
100
3.2
2 G
2851
10
-
stralen
30
200
200
30
200
D
4.1
2 G
2851
11
-
metaalharden
2851
12
-
lakspuiten en moffelen
2851
2
-
scoperen (opspuiten van zink)
2851
3
-
2851
4
2851
30
50
100
50
100
D
3.2
1 G
100
30
100
50
R
100
D
3.2
2 G
50
50
100
30
R
100
D
3.2
2 G
thermisch verzinken
100
50
100
50
100
3.2
2 G
-
thermisch vertinnen
100
50
100
50
100
3.2
2 G
5
-
mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten)
30
50
100
30
100
3.2
2 G
2851
6
-
anodiseren, eloxeren
50
10
100
30
100
3.2
2 G
2851
7
-
chemische oppervlaktebehandeling
50
10
100
30
100
3.2
2 G
2851
8
-
emailleren
100
50
100
50
100
3.2
1 G
2851
9
-
galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen en dergelijke)
30
30
100
50
100
3.2
2 G
2852
1
Overige metaalbewerkende industrie
10
30
100
30
100
D
3.2
1 G
Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m²
10
30
50
10
50
D
3.1
1 G
2852
2
287
A0
Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287
A1
-
p.o. < 2.000 m²
30
50
200
287
A2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
100
500
287
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.
30
30
287
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m²
30
29
-
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29
0
Machine- en apparatenfabrieken inclusief reparatie:
29
1
-
30
p.o. < 2.000 m²
R
30
200
4.1
2 G
30
500
5.1
3 G
100
30
100
3.2
2 G
30
50
10
50
3.1
1 G
30
100
30
100
3.2
2 G
Z
D
p.o. >= 2.000 m²
50
30
200
-
met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW reparatie van machines en apparaten, zonder proefdraaien verbrandingsmotoren ≥ 1 MW
50
30
300
30
30
30
30
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
A
Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparatie
31
-
VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
VERKEER
-
3
GROOTSTE AFSTAND
2
29 29
GEVAAR
STOF
29
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
30
200
D
4.1
3 G
30
300
D
4.2
3 G
50
30
50
3.1
1 G
10
30
10
30
2
1 G
1 G
Z
311
Elektromotoren- en generatorenfabrieken, inclusief reparatie
200
30
30
50
200
4.1
312
Schakel- en installatiemateriaalfabrieken
200
10
30
50
200
4.1
1 G
313
Elektrische draad- en kabelfabrieken
100
10
200
100
4.1
2 G
314
Accumulatoren- en batterijenfabrieken
100
30
100
50
2 G
315
Lampenfabrieken
200
30
30
300
316
Elektrotechnische industrie n.e.g.
30
10
30
10
3162
Koolelektrodenfabrieken
1500
300
1000
C
Z
200
R
200 100
3.2
R
300
4.2
2 G
30
2
1 G
1500
6
2 G
R
D
321 t/m 323
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOMMUNICATIEAPPARATEN EN -BENODIGDHEDEN Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en dergelijke, inclusief reparatie
30
0
50
30
50
3.1
2 G
3210
Fabrieken voor gedrukte bedrading
50
10
50
30
50
3.1
1 G
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke, inclusief reparatie
30
0
30
0
30
2
1 G
32
-
33
-
33
A
34 341
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS 0
Autofabrieken en assemblagebedrijven
D
-
p.o. < 10.000 m²
100
10
200
2
-
p.o. >= 10.000 m²
200
30
300
100
10
C
30
R
200
4.1
3 G
50
R
300
4.2
3 G
200
30
R
200
4.1
2 G
200
4.1
2 G
R
100
3.2
2 G
50
3.1
2 G
R
100
3.2
2 G
Z
3420.1
Carrosseriefabrieken
3420.2
Aanhangwagen- en opleggerfabrieken
30
10
200
30
343
Auto-onderdelenfabrieken
30
10
100
30
35
-
D
VERKEER
1
341
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
341
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351
0
Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351
1
-
houten schepen
351
2
-
kunststof schepen
351
3
-
metalen schepen < 25 m
351
4
-
metalen schepen >= 25 m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW
351
-
onderhoud/reparatie metalen schepen < 25 m, incidenteel bouwen
3511
Scheepssloperijen
30
30
50
10
100
50
100
50
50
100
200
30
200
4.1
2 G
100
100
500
50
500
5.1
2 G
30
50
50
30
50
3.1
2 G
100
200
700
100
R
700
5.2
2 G
100
3.2
2 G
R
300
4.2
2 G
352
0
Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352
1
-
algemeen
50
30
100
352
2
-
met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW
50
30
300
353
0
Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353
1
-
zonder proefdraaien motoren
353
2
-
met proefdraaien motoren
50
30
200
100
30
1000
C
Z
30 Z
30
200
4.1
2 G
Z
100
R
1000
5.3
2 G
R
100
3.2
2 G 2 G
30
354
Rijwiel- en motorrijwielfabrieken
30
10
100
30
355
Transportmiddelenindustrie n.e.g.
30
30
100
30
100
D
3.2
50
50
100
30
100
D
3.2
2 G
0
10
10
0
10
1
1 P
36
-
361
1
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. Meubelfabrieken
361
2
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²
362
Fabricage van munten, sieraden en dergelijke
30
10
10
10
30
2
1 G
363
Muziekinstrumentenfabrieken
30
10
30
10
30
2
2 G
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
364
Sportartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3.1
365
Speelgoedartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3.1
2 G
3661.1
Sociale werkvoorziening
0
30
30
0
30
2
1 P
3661.2
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
30
10
50
30
50
3.1
2 G
30
100
500
30
500
5.1
2 G
37
-
371
D
2 G
VOORBEREIDING TOT RECYCLING Metaal- en autoschredders
Z
372
A0
Puinbrekerijen en -malerijen:
372
A1
-
v.c. < 100.000 ton/jaar
30
100
300
10
300
4.2
2 G
372
A2
-
v.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
700
10
700
5.2
3 G
372
B
Rubberregeneratiebedrijven
300
50
100
50
300
4.2
2 G
372
C
Afvalscheidingsinstallaties
200
200
300
C
50
300
4.2
3 G
R
40
-
40
A0
Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe)
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40
A1
-
kolengestookt (inclusief meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth
100
700
700
C
Z
200
700
5.2
2 G
40
A2
-
oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth
100
100
500
C
Z
100
500
5.1
2 G
40
A3
-
gasgestookt (inclusief bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth
100
100
500
C
Z
100
R
500
5.1
1 G
40
A5
-
warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth
30
30
500
C
Z
100
R
500
5.1
1 G
40
B0
40
B1
Bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe: - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, gft en reststromen voedingsindustrie
100
50
100
30
R
100
3.2
2 G
40
B2
-
50
50
100
30
R
100
3.2
2 G
40
C0
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
C1
-
< 10 MVA
0
0
30
C
10
30
2
1 P
40
C2
-
10 - 100 MVA
0
0
50
C
30
50
3.1
1 P
40
C3
-
100 - 200 MVA
0
0
100
C
50
100
3.2
1 P
40
C4
-
200 - 1000 MVA
0
0
300
C
Z
50
300
4.2
1 P
40
C5
-
>= 1.000 MVA
0
0
500
C
Z
50
500
5.1
1 P
vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa
D0 Gasdistributiebedrijven:
40
D1 -
gascompressorstations vermogen < 100 MW
0
0
300
C
100
40
D2 -
gascompressorstations vermogen >= 100 MW
0
0
500
C
200
40
D3 -
gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, categorie A
0
0
10
C
10
40
D4 -
gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C
0
0
30
C
10
40
D5 -
gasontvang- en -verdeelstations, categorie D
0
0
50
C
50
40
E0
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40
E1
-
stadsverwarming
30
10
100
C
40
E2
-
blokverwarming
10
0
30
C
R
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
40
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
300
4.2
500
5.1
1 P
1
1 P
10
1 P
30
2
1 P
50
3.1
1 P
50
100
3.2
1 P
10
30
2
1 P
R
41
-
41
A0
Waterwinning-/bereidingbedrijven:
41
A1
-
met chloorgas
50
0
50
C
1000
41
A2
-
bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en/of straling
10
0
50
C
30
41
B0
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41
B1
-
< 1 MW
0
0
30
C
10
30
41
B2
-
1 - 15 MW
0
0
100
C
10
100
41
B3
-
>= 15 MW
0
0
300
C
10
300
4.2
1 P
45
-
2 G
45
WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER R
1000 50
D
5.3
1 G
3.1
1 G
2
1 P
3.2
1 P
BOUWNIJVERHEID Bouwbedrijven/aannemers algemeen
45
0
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 2.000 m²
10
30
100
10
100
3.2
45
1
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 1000 m²: b.o. <= 2.000 m²
10
30
50
10
50
3.1
2 G
45
2
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. <= 1.000 m²
0
10
30
10
30
2
1 G 1 G
453
Bouwinstallatie algemeen
10
10
30
30
30
2
453
Installatie sanitair/centrale verwarmingsapparatuur indien met spuiterij
50
30
50
30
50
3.1
1 G
453
Elektrotechnische installatie
10
10
30
10
30
2
1 G
50 501, 502, 504
-
501
VERKEER
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
10
0
30
10
30
2
2 P
Groothandel in vrachtauto's (inclusief import en reparatie)
10
10
100
10
100
3.2
2 G
10
30
100
10
100
3.2
1 G
0
0
10
10
10
1
1 G
Autospuitinrichtingen
50
30
30
30
50
3.1
1 G
Autowasserijen
10
0
30
0
30
2
3 P
0
0
30
10
30
2
1 P
30
30
50
30
R
50
3.1
2 G
50
R
300
4.2
2 G
2
2 G
Autoplaatwerkerijen
5020.4
B
Autobeklederijen
5020.4
C
Groothandel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
51
-
5121
0
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders
1
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer
5121
STOF
Groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven A
503, 504
INDICES
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
5020.4
5020.5
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
R
GROOTHANDEL EN OPSLAG
100
100
300
5122
Groothandel in bloemen en planten
10
10
30
Z
5123
Groothandel in levende dieren
50
10
100
5124
Groothandel in huiden, vellen en leder
50
0
30
5125, 5131
Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen
30
10
30
50
5132, 5133
Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën
10
0
30
50
5134
Groothandel in dranken
0
0
30
C
0
30
0
100
3.2
2 G
0
50
3.1
2 G
R
50
3.1
2 G
R
50
3.1
2 G
0
30
2
2 G
5135
Groothandel in tabaksproducten
10
0
30
0
30
2
2 G
5136
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
10
10
30
0
30
2
2 G
5137
Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen
30
10
30
0
30
2
2 G
5138, 5139
Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen
10
10
30
10
30
2
2 G
514
Groothandel in overige consumentenartikelen
10
10
30
10
30
2
2 G 2 G
5148.7
0
Groothandel in vuurwerk en munitie:
5148.7
1
-
consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton
10
0
30
10
V
30
2
5148.7
2
-
consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton
10
0
30
50
V
50
3.1
2 G
5148.7
5
-
munitie
0
0
30
30
30
2
2 G
5151.1
0
Groothandel in vaste brandstoffen:
1
-
klein, lokaal verzorgingsgebied
10
50
50
5151.1
2
-
kolenterminal, opslag oppervlak >= 2.000 m²
50
500
500
5151.2
0
Groothandel in vloeibare brandstoffen:
Z
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
5151.1
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
30
50
3.1
2 P
100
500
5.1
3 G
5151.2
-
ondergronds, K1/K2/K3-klasse
10
0
10
10
10
1
1 G
5151.2
-
bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. < 10 m³
10
0
10
50
R
50
3.1
1 G
5151.2
-
bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. 10 - 1.000 m³
30
0
30
100
R
100
3.2
1 G
5151.2
-
bovengronds, K3-klasse: o.c. < 10 m³
10
0
10
10
2
1 G
5151.2
30
-
bovengronds, K3-klasse: o.c. 10 - 1.000 m³
30
0
30
50
3.1
1 G
5151.2
1
-
o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
50
0
50
200
R
200
50 D
4.1
2 G
5151.2
2
-
o.c. >= 100.000 m³
100
0
50
500
R
500
D
5.1
2 G
5151.2
3
-
tot vloeistof verdichte gassen
50
0
50
300
R
300
D
4.2
2 G
5151.2
0
Groothandel in gasvormige brandstoffen (butaan, propaan, lpg (in tanks)):
5151.2
-
bovengronds, < 2 m³
0
0
0
30
30
2
1 G
5151.2
-
bovengronds, 2 - 8 m³
10
0
0
50
R
50
3.1
1 G
5151.2
-
bovengronds, 8 - 80 m³
10
0
10
100
R
100
3.2
1 G
5151.2
-
bovengronds, 80 - 250 m³
30
0
30
300
R
300
4.2
2 G
5151.2
-
ondergronds, < 80 m³
10
0
10
50
R
50
3.1
1G G
5151.2
-
ondergronds, 80 - 250 m³
30
0
30
200
R
200
4.1
2 G
5151.2
1
-
o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
50
0
50
200
R
200
D
4.1
2 G
5151.2
2
-
o.c. >= 100.000 m³
100
0
50
500
R
500
D
5.1
2 G
5151.2
Gasvormige brandstoffen in gasflessen
5151.2
-
kleine hoeveelheden < 10 ton
0
0
0
10
10
1
1 G
5151.2
-
beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
10
0
10
30
R
30
2
1 G
5151.2
-
grote hoeveelheden (>150 ton) en/of laag beschermingsniveau
30
0
30
500
R
500
5.1
2 G
5151.2
Niet-reactieve gassen (inclusief zuurstof), gekoeld
10
0
10
50
50
3.1
1 G
5151.3
Groothandel minerale olieproducten (exclusief brandstoffen)
100
0
30
50
100
3.2
2 G
10
300
4.2
3 G
10
700
5.2
3 G
5152.1
0
Groothandel in metaalertsen:
5152.1
1
-
opslag oppervlak < 2.000 m²
30
300
300
5152.1
2
-
opslag oppervlak >= 2.000 m²
50
500
700
Z
VERKEER
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
INDICES
STOF
5152.2 /.3
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
0
10
100
10
100
3.2
algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
10
50
10
50
3.1
2 G
algemeen: b.o. <= 2.000 m²
0
10
30
10
30
2
1 G
Groothandel in metalen en -halffabricaten
5153
0
Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153
1
-
5153
2
-
2 G
5153.4
4
Zand en grind:
5153.4
5
-
algemeen: b.o. > 200 m²
0
30
100
0
100
3.2
2 G
5153.4
6
-
algemeen: b.o. <= 200 m²
0
10
30
0
30
2
1 G
5154
0
Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
1
-
algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
0
50
10
50
3.1
2 G
5154
2
-
algemeen: b.o. <= 2.000 m²
0
0
30
0
30
2
1 G
5155.1
Groothandel in chemische producten
50
10
30
100
R
100
3.2
2 G
5155.2
Groothandel in kunstmeststoffen
30
30
30
30
R
30
D
2
1 G
5155.2
Groothandel in bestrijdingsmiddelen in emballage of gasflessen
5155.2
-
kleine hoeveelheden < 10 ton
0
0
0
10
10
1
1 G
5155.2
-
beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
0
0
0
30
R
30
2
1 G
5155.2
-
grote hoeveelheden (>150 ton) en/of laag beschermingsniveau
0
0
0
500
R
500
5156
Groothandel in overige intermediaire goederen
10
10
30
10
30
5157
0
Autosloperijen: b.o. > 1.000 m²
5157
1
-
5157.2/3
0
Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1.000 m²
5157.2/3
1
-
518
0
Groothandel in machines en apparaten:
518
1
-
518
2
-
518
3
-
519 52 527
1 G
2
2 G 2 G
10
30
100
30
100
3.2
10
10
50
10
50
3.1
2 G
10
30
100
10
100
3.2
2 G
10
10
50
10
50
3.1
2 G
machines voor de bouwnijverheid
0
10
100
10
100
3.2
2 G
overige
0
10
50
0
50
3.1
2 G
overig met oppervlak <= 2.000 m²
0
10
30
0
30
2
1 G
0
0
30
0
30
2
2 G
0
0
10
10
10
1
1 P
autosloperijen: b.o. <= 1.000 m² overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1.000 m²
Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke) -
5.1
D
REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen)
-
Taxibedrijven
6023
Touringcarbedrijven
6024
0
6024
1
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1.000 m² - goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1.000 m²
63
-
DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
30
C
0
30
2
2 P
0
100
C
0
100
3.2
2 G
0
0
100
C
30
100
3.2
3 G
0
0
50
C
30
50
3.1
2 G
Loswal
10
30
50
A
Distributiecentra, pak- en koelhuizen
30
10
50
C
50
6312
B
Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)
0
0
30
C
10
30
6321
2
Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)
10
0
100
C
30
100
6321
3
Caravanstalling
10
0
30
C
10
64
-
POST EN TELECOMMUNICATIE 0
0
30
C
71
Post- en koeriersdiensten -
VERKEER
0
6312
641
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
0 10
VERVOER OVER LAND
6022
631
INDICES
STOF
60
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
30
50 R
50
D
3.1
2 G
3.1
2 G
2
2 G
3.2
2 G
30
2
2 P
0
30
2
2 P
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711
Personenautoverhuurbedrijven
10
0
30
10
30
2
2 P
712
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's)
10
0
50
10
50
D
3.1
2 G
713
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
10
0
50
10
50
D
3.1
2 G
7133
Verhuurbedrijven voor kantoormachines en computers
10
0
30
10
2
2 G
72
-
72
-
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Onderhoud en reparatie computers en kantoormachines
0
0
10
B
Datacentra
0
0
30
725 72
C
0
10
1
1 P
0
30
2
1 P
-
731 74
30
R
30
Reinigingsbedrijven voor gebouwen
50
10
30
30
50
7481.3
Foto- en filmontwikkelcentrales
10
0
30
C
10
30
7484.3
Veilingen voor landbouw- en visserijproducten
50
30
200
C
50
7484.4
Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke
0
0
10
-
2
1 P
3.1
1 P
2
2 G
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74701
90
VERKEER
30
CATEGORIE
10
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
30
INDICES
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
-
STOF
73
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
R
D
200
0
10
4.1
3 G
1
2 P
MILIEUDIENSTVERLENING
9001
A0
RWZI's en gierverwerkingsinrichting, met afdekking voorbezinktanks:
9001
A1
-
< 100.000 i.e.
200
10
100
C
10
200
4.1
2 G
9001
A2
-
100.000 - 300.000 i.e.
300
10
200
C
Z
10
300
4.2
2 G
9001
A3
-
>= 300.000 i.e.
500
10
300
C
Z
10
500
5.1
3 G
9001
B
Rioolgemalen
30
0
10
C
0
30
2
1 P
9002.1
A
Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven en dergelijke
50
30
50
10
9002.1
B
Gemeentewerven (afval-inzameldepots)
30
30
50
30
9002.1
C
Vuiloverslagstations
200
200
300
9002.2
A0
Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2
A1
-
mestverwerking/korrelfabrieken
500
10
100
9002.2
A2
-
kabelbranderijen
100
50
30
9002.2
A3
-
verwerking radioactief afval
0
10
200
9002.2
A4
-
pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen)
50
10
30
10
9002.2
A5
-
oplosmiddelterugwinning
100
0
10
30
9002.2
A6
-
afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW
300
200
300
9002.2
A7
-
verwerking fotochemisch en galvano-afval
10
10
30
30
300
200
300
10
300
100
50
10
9002.2
B
9002.2
C0
Composteerbedrijven:
Vuilstortplaatsen
9002.2
C1
-
niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jaar
C C
C
Z
50
3.1
2 G
50
3.1
2 G
30
300
4.2
3 G
10
500
5.1
3 G
10
100
3.2
1 G
1500
1500
6
1 G
R
50 R
50 R
3.1
1 G
100
D
3.2
1 G
300
D
4.2
3 G
2
1 G
300
4.2
3 G
300
4.2
2 G
30
VERKEER
GEVAAR
STOF
CATEGORIE
INDICES GROOTSTE AFSTAND
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
9002.2
C2
-
niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jaar
700
300
100
30
700
5.2
2 G
9002.2
C3
-
belucht v.c. < 20.000 ton/jaar
100
100
100
10
100
3.2
2 G
9002.2
C4
-
belucht v.c. > 20.000 ton/jaar
200
200
100
30
200
4.1
3 G
9002.2
C5
-
gft in gesloten gebouw
200
50
100
100
200
4.1
3 G
2 G
R
93
-
9301.1
A
Wasserijen en linnenverhuur
30
0
50
30
50
3.1
9301.1
B
Tapijtreinigingsbedrijven
30
0
50
30
50
3.1
2 G
Chemische wasserijen en ververijen
30
0
30
30
30
2
2 G
0
0
30
0
30
2
1 G
9301.2 9301.3 SBI 93/SvB b ex.o oktober 2010
A
OVERIGE DIENSTVERLENING
Wasverzendinrichtingen
C
R
eindnoten
77
Eindnoten
1. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dit zijn: - bescherming van flora en fauna (b); - veiligheid van het luchtverkeer (c); - volksgezondheid of openbare veiligheid (d).
2. Een deel van deze soorten zijn ondergebracht in categorie 5 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Hoewel het onderbrengen van deze soorten op deze lijst anders doet vermoeden is de vaste rust- en verblijfplaats van deze vogels niet jaarrond beschermd. Dit betreffen namelijk vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor gebroed hebben of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 130905.16048.00 Rotterdam / Middelburg
kaart(en)