MR FREDERIK JACOBUS BREVET, 1893-1983 - RUSTELOZE IN RUST -
DOOR A.J. TEYCHINÉ STAKENBURG
//f/e/r? mors [Seneca, Epist. 82,3]
W
ie hem gekend hebben, leeftijdgenoten en, gelukkigerwijze, velen van jongere generaties die lessen van de meester kunnen doorgeven, hebben Freek Brevet vaak ongenaakbaar genoemd, niet zozeer in de zin van trots of hooghartig als wel in de betekenis van moeilijk te benaderen. Een man met een letterslot, waarop men de code moest zien te vinden. Inderdaad! Brevets hoge eisen, aan zichzelf gesteld, golden ook in zijn zoeken naar en vinden van omgang met anderen. Zijn vrienden moesten mensen zijn van een zelfstandigheid, een non-conformisme en een levensstijl, welke de zijne waren. In een tastend, welhaast rusteloos lang zoeken naar zulke alter ego's, de veer van de levensklok sterk gespannen steeds, vond hij vrienden in de beleving van het schone: het beeld en het woord, dat dit begeleidt en waarmede men kan spelen. In de benadering van de bijbel en bij het schrijven van zijn verzen en klassieke vertalingen komt niet alleen dat compenserend element naar voren, maar treedt ons tevens de ware, de echte Brevet tegemoet. Een leven zonder de beoefening van kunsten en wetenschappen zou voor hem inderdaad een dodenbestaan hebben betekend.
Freek Brevet werd op 4 juli 1893 te 's-Gravenhage geboren uit het huwelijk van Willem Karel Brevet, een commissionair in effecten, en Maria Henriëtte Pleijsier. De familie was één van de vele refugiégeslachten, welke zich via Zeeland in Zuid-Holland vestigden. De vader was een bescheiden kunstverzamelaar, de moeder een dochter van de in Vlaardingen geboren schilder Arie Pleijsier, die een aantal jaren in Rotterdam woonde totdat hij in 1842 naar Den Haag vertrok. Na de Nut-school en het Gymnasium Haganum in recordtijd te hebben doorlopen - reeds op z'n 12de jaar werd zijn 'grote en aan160
houdende vlijt' voor het Latijn geprezen! - ging Brevet te Leiden in de Rechten studeren, waar hij 28 januari 1916 op stellingen promoveerde. In een dergelijke studie zag men destijds een basis voor algemene vorming. Een echte jurist is Brevet, behalve in zijn heldere betoogtrant, nooit geweest; hij moest warempel in de jaren twintig voor zijn benodigde vakkennis die grondslag nog aanvullen met het volgen van deel II der notarisopleiding! Zien wij het goed, dan zou hij, was hij in zijn jeugd beter begeleid, voor de klassieke talen of nieuwe letteren en wijsbegeerte hebben gekozen. Tussen de jaren 1916 en 1924 bekleedt Brevet in den lande functies in de advocatuur en in de bankwereld. Een benoeming tot directeur van het Algemeen Administratie- en Trustkantoor in de Maasstad in 1924 bepaalt zijn gehele verdere leven: de directeur van E. Philips & Co's Bank te Maastricht wordt Rotterdammer, en wat voor één! Als secretaris van de Vereeniging voor den Effectenhandel te Rotterdam heeft hij eenjaar tevoren reeds met de stad 'met haar drukte en gewoel, waar het leven zoo krachtig in bruischt', kennis gemaakt. Het werk voor het A. A.T., waarvan hij veertig jaar lang directeur bleef, gevolgd door nog eens vijfjaar van een president-commissarisschap, heeft een geest als Brevet vanzelfsprekend niet kunnen bevredigen. De belangenbehartiging van houders van aandelen, obligaties en pandbrieven ten aanzien van hun debiteuren was - e n is nog steeds - een positie van vertrouwen. Intelligent vakwerk tevens. Beide lagen bij hem in goede handen, maar zijn gevoel voor romantiek, zijn fantasie en imaginatie, zijn aangeboren drang naar harmonie tussen schijn en wezen bleven onvervuld. Aan de maatschappelijke randvoorwaarden van een mensenleven op aarde was tot dusverre voldaan, waartoe ook behoorde zijn huwelijk-19 september 1918 - met mr Gerritdina Johanna Hoetink, dat kinderloos bleef. Brevets levenspatroon kreeg echter eerst zijn volle dimensie in de 'Litterae', waaronder wij hier willen verstaan zijn ijveren voor de N.H. kerk evengoed als zijn werkzaamheden op het gebied van kunsten en wetenschappen. In feite waren deze arbeidsterreinen nauw met elkaar verbonden. Stond de bijbel al niet op de achtergrond ervan, dan vindt men bovendien in zijn redevoeringen, gedichten en vertalingen steeds een religieuze inslag terug. Daarin treft een vriend, een bewonderaar de schuif op Brevets grendels aan, daarin vindt men de rusteloze in rust. 161
Aan de wortels van het geïnstitutionaliseerd kerkewerk heeft Brevet zijn geestelijke strijdbijl ternauwernood gelegd; hij zou met leden van kerkeraden en kerkvoogdijen onmiddellijk op de vuist zijn gegaan. Hij plaatste zich buiten de traditionele Christus-beweging. Als student actief in de N.C.S.V. en haar zomerkampen te Nunspeet, was hij een adept van dr John Mott, leider van de wereldfederatie van Christen-studenten, van wie in de eerste decenniën van deze eeuw grote invloed uitging. In die dagen ging het ook al om Kerk en Wereld: 'een open organisatie, welke voor iedereen toegankelijk zou zijn onder een leiding, die zich gedragen wist door het Christelijk geloof. Dat het tussen dr J. Eykman en hem al gauw klikte, is hierom begrijpelijk. Een van de eerste dingen, die Brevet na zijn vestiging te Rotterdam doet, is de A.M.V.J. - Algemene Maatschappij voor Jonge Mannen - waarvan ds J.C.J. Dijkstra de exponent is, onder zijn hoede nemen. In het gebouw aan de Boompjes, in zijn zalen van met goudleer beklede wanden, nodigt hij maandelijks de Rotterdamse industriëlen voor een voordracht door beroemdheden uit. Hij wordt ook de grote organisator van de bijbellezingen, gehouden in het gebouw Eltheto in de binnenstad (Sint Laurensstraat) door ds S.F.H. J. Berkelbach van der Sprenkel. In en na de tweede wereldoorlog vervult hij vaak spreekbeurten voor de Kralingse jeugdkerk 'Christus Victor'. Tevens leidt hij bijbelkringen aan huis, waarop hij zich grondig voorbereidt. In al dit werk loopt hem niemand voor de voeten! En evenmin in zijn bestuurlijke nationale kerkelijke arbeid. Het Moderamen van de N.H. kerk in Nederland kiest hem op 15 januari 1946 tot quaestor-generaal. Een in feite van het generale secretariaat onafhankelijke functie, al was het alleen al omdat ze honorair is. Brevet wilde nooit afhankelijk zijn of dank-je-wel zeggen! Tot 1969 blijft hij deze post vervullen. Die opdracht houdt tevens in het geldelijk adviseurschap van het Breed Moderamen en van de Generale Financiële Raad. Eenmaal benoemd, ijverde Brevet onmiddellijk voor het overnemen van het aandelenbezit van de N. V. Boekencentrum, waarvan hij in mei 1950 commissaris wordt. Het Boekencentrum wordt daarmee de officiële uitgeverij van de kerkelijke publicaties. Van 1959 af schrijft hij jaarlijks namens het Moderamen Paasgroeten aan de relaties van de Synode, en jaargroeten, in opdracht van de Commissie Theologisch Hoger Onderwijs, ten bate van het Studiefonds. Doch hiermede betreden wij dan het gebied van Brevets andere pool, de humanoria. 162
Vrijetijdsbesteding lijkt eerder zijn beroep dan dat zijn dagelijkse plichten tijd voor ontspanning laten. Brevets otium is een enorm stuk inspanning. Onder de rubriek kunsten en wetenschappen vallen zijn bemoeienissen met kunstenaars, van wie Zadkine, Chabot en Richters bovenaan staan, en met organen ter bevordering van kunst, zoals de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, waarvan hij lid is; de afdeeling Rotterdam van het Nederlandsch Kunstverbond; de Rotterdamse Kunststichting, aan de secties Beeldende Kunsten en penningen waarvan hij zijn werkkracht geeft. Hij maakt deel uit van de Commissie van Toezicht op het Museum Boymans-van Beuningen en is bestuurslid van de nauw hiermede verbonden Stichting voor de Grafische Kunst Lucas van Leijden. In de Stichting Herrijzend Rotterdam en haar twee voorgangsters, die de stad willen aankleden met monumenten, speelt Brevet de rol van het grijze kind: met veel kennis van zaken hekelt hij, te scherp van tong soms, de Rotterdamse lineaal van het 'Stadstimmerhuis'. Sommige leden van deze Monumentencommissie zijn het met hem oneens en laten het afweten. Zij kennen de cijfers van Brevets letterslot nog niet. Bij iemand als dr J.Ph. Backx, met wie hij onmiddellijk na 1940 de Rotterdamsche Schouwburg uit het oude puin laat herrijzen, gevoelt hij zich thuis. Wanneer het om bouwen of herbouwen gaat, is Brevet altijd 'in'. Hij is als vertegenwoordiger van de N.H. gemeente Rotterdam de man, die zorgt voor de Stichting van burgerwoningen voor on- en minvermogende lidmaten-de zogeheten Huizen Grootenboom Van Os. Bouwen aan de kerk en aan de wereld. Bouwen in beeld en woord. Woorden die als het rijnzinnigste van Brevets geest, als een neerslag van wikken en wegen met de pen, in tegenstelling tot de soms rapvan-de-lever door hem uitgesproken kritiek, hun neerslag vinden in een keur van publicaties. Het Rotterdams Jaarboekje, het tijdschrift Hermeneus, de privé-uitgaven getuigen ervan. Mr W.F. Lichtenauer heeft zich ervan gekweten in een necrologie voor het jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde een beknopte bibliografie te geven. Op deze plaats volstaan wij ermede te vermelden dat vooral Horatius en Plinius Brevets voorkeur hadden. Zijn eigen verzen zijn voor een deel te vinden in 'Mozaïek' (1966). Interessant is zijn boek 'Veertig eeuwen van Adam tot Herodes' (1977). Niet in zijn daadkracht, maar wel in zijn belangstellingssfeer 163
verbleken Freek Brevets commissariaten: Stadion Feyenoord; Utrechtse Hypotheekbank; Nederlands-Indonesische Spoorwegmaatschappijen. En waar plaatst men in zijn turbulente leven in 's hemelsnaam de Raad van Beroep voor de Sociale Verzekering? Zij betekenen voor hem weinig of niets. Zijn bemoeienis met Radio Nederland Wereldomroep valt nog te begrijpen, want daar, niet gebonden aan conventionele patronen van een samenleving, kon hij medewerken aan de vertegenwoordiging van ons land naar buiten, terwijl hij tevens kon ijveren voor de saamhorigheid van Nederlanders in de wereld met het vaderland. Sedert in 1923 een radioverbinding tussen het moederland en Nederlandsch Oost-Indië was tot stand gekomen - de 'Phoi', van Radio Kootwijk door middel van een zeer grote booglampzender rechtstreeks naar Malabar bij Bandoeng - spreekt Brevet regelmatig een geestelijk woord langs de draad. Z//« woord, waaraan niemand mag tornen! Telkens weer, op welk terrein hij ook actiefis, valt op zijn streven naar onafhankelijkheid. Hij voelt zich altijd de vrije, ongebonden man, en de prijs, die hij in zijn leven daarvoor moet betalen, is dat hij lichtgeraakte mensen op de tenen trapt en van zich vervreemdt. Wij zeiden reeds: ongenaakbaar! Toch geen kille individualist, want het contact met anderen is hem, zoals Van Walsum eens zei, een essentiële behoefte. Maar geleuter in besturen rondom compromissen is hem onverdraaglijk. Was dat stoer willen zijn van hem soms, vragen wij ons af, een pantser tegen zelfbesefte zwakheden? Tegen twijfels over een kwetsbaar innerlijk, waarin hij alleen de meest ingewijden een blik gunde? Onderscheiden worden met het Officierskruis der Orde van Oranje-Nassau (1955) of met de penning De Maze van de Rotterdamse Kunststichting (1966) streelde zijn ego bepaald niet al te veel, maar de versierselen van de zilveren anjer, hem in het Paleis te Amsterdam 23 juni 1977 op de revers gespeld door Prins Bernhard, hadden hem iets te zeggen! In die onderscheiding liggen immers waarden als oorspronkelijkheid, initiatief, sociale en culturele verdienste, verzamelwoede, behoud van tradities, wetenschappelijk werk en wat dies meer zij gebundeld. Ging voor hem een jeugddroom van 'koninklijk' in vervulling? Op 25 januari 1983 heeft Onze Lieve Heer Brevet gehemeld. Hij was bijna negentig; zijn laatste levensjaren verliepen moeizaam, maar in 1982 had hij nog voldoende veerkracht z'n laatste Paasbrief, aan Thomas van Aquino gewijd, op te stellen. Seneca's 'otium sine litteris' wil óók zeggen dat kunsten en 164
wetenschappen niet alleen de vrije tijd, maar tevens een geheel leven van een mens kunnen kenmerken. De slotsom van Brevets historie, een mens te zijn onder mensen - het mooiste, dat hij in wezen wilde zijn - bepaalt zich in deze necrologische overweging van zijn plussen en minnen, van zijn credit- en debetzijden, tot onze conclusie: zo hoog als zijn gestalte was, uittorenend in gezelschap boven iedereen; zo voornaam als zijn optreden was, middelpuntzoekend en -vliedend; zo wetenschappelijk en cultureel als zijn geschriften waren, pure klassiek-literaire creaties; zo bijbels als zijn geloof was, in de uitdeling van zijn gaven Gods aan dierbaren om hem heen - aldus moge Frederik Jacobus Brevet onder Rotterdam's nageslacht voortleven! Het rusteloze in zijn zoeken en - soms vinden, heeft hem tot een erflater van onze beschaving gemaakt. De rusteloze vond rust in zijn studeerkamer. Toen zijn pen zweeg, was er de dood, want er waren geen 'Litterae' meer!
59. Mr F.J.
165