Jaarverslag 2004 WETENSCHAPPELIJK EN TECHNISCH CENTRUM VOOR HET BOUWBEDRIJF
INHOUD
De toekomst is al begonnen ...
3
Evenementen
4
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie
5
Inleiding
5
Geotechniek & Structuren
6
Beton & Betonconstructies
10
Metselwerk
14
Daken
18
Schrijnwerk & Glaswerk
22
Muur- en vloerbekledingen
26
Duurzame ontwikkeling & Renovatie
30
Energie & Binnenklimaat
34
Akoestisch comfort
38
Technische uitrustingen
42
Informatie- en communicatietechnologieën
46
Europa en de bouw
48
Samenwerking met derden
50
Technische Comités
52
Financiën
54
Personeel
56
Statutaire organen
57
Directie & Staff
60
De toekomst is al begonnen … De toekomst wordt vaak overroepen, maar ook altijd onderschat. Bij de opkomst van de kunststoffen enkele decennia geleden stelden de meest enthousiaste voorstanders zich bijvoorbeeld reeds woningen voor die volledig uit kunststof opgebouwd waren, zodat ze zowel vanbinnen als vanbuiten zouden kunnen gereinigd worden met de tuinslang. Vandaag de dag stellen we echter vast dat niet alles uit kunststof bestaat, maar dat wel overal kunststof in zit. Het materiaal is aanwezig, maar niet in de vorm die werd voorspeld. Zowat elke tien jaar duikt het begrip ‘stad van de toekomst’ op. Dat die toekomst altijd overroepen en onderschat wordt, blijkt duidelijk als we terugkijken naar de plannen van de wetenschappers en stedenbouwkundigen uit het begin van de 20e eeuw en de jaren daarna : hoewel deze plannen zeer ernstig bedoeld waren, werken ze nu op de lachspieren. Maar zo werkt innovatie : er is geen vooruitgang mogelijk zonder visionaire durf. Nu zijn we op weg naar de nanotechnologie, de ruimte en de ontmoeting tussen bit en atoom. De rol van de communicatie- en informatietechnologie wordt hierbij steeds belangrijker. Zo vindt de virtuele realiteit meer en meer ingang en laat ons de gebouwen bezoeken nog vóór ze opgericht zijn. Van de mogelijkheden die daar liggen te wachten, zien we nog maar het begin. Wij weten vandaag niet hoe de realisering van onze plannen voor de constructies van de toekomst er over 50 of 100 jaar in werkelijkheid zal uitzien. Deze zullen zeker overroepen zijn, maar tegelijk ook onderschat.
Carlo DE PAUW, ir. Directeur-Generaal
3
WTCB – Jaarverslag 2004
We staan er niet altijd bij stil, maar morgen is de eerste dag van de toekomst. Wat deze toekomst de bouwsector brengen zal op het vlak van innovatie, weten we niet. Naar de ontwikkelingen op zeer korte termijn kunnen we echter wel gissen of er voorspellingen over lanceren met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid. Verder kijken naar 2010, 2020 en 2030 wordt daarentegen al moeilijker. Toch wordt er op Europees niveau volop gewerkt aan de ontwikkeling van dergelijke toekomstvisies op de bouw, via het initiatief ‘Vision 2030’.
Evenementen
Om nog beter te kunnen voldoen aan een van zijn voornaamste taken, met name het ten dienste stellen van de vruchten van zijn werkzaamheden van de volledige bouwsector, werd het jaar 2004 binnen het WTCB in het teken van de Communicatie geplaatst.
Februari 2004 : een nieuwe informatiestrategie ziet het licht Het WTCB ontwikkelde een nieuwe strategie voor de informatieverspreiding, die steunt op een volledig vernieuwde website. Deze heeft tot doel : • de permanente (en voor aannemers kosteloze) beschikbaarheid van technische informatie te waarborgen • een werkinstrument voor te stellen dat aangepast is aan de gediversifieerde noden van de bouwprofessionelen • een hulpmiddel te vormen bij het zoeken naar technische informatie, of deze nu beschikbaar is op de website, in de WTCB-bibliotheek of elders.
WTCB-Contact , dat gratis opgestuurd wordt naar alle bouwbedrijven, bevat bondige en praktische artikels, samenvattingen of uittreksels uit langere artikels, die in elektronisch formaat kunnen geconsulteerd worden via de WTCB-website.
Tijdens de studiedag ‘Innovatie en inclusieve huisvesting’, die op 16 maart 2004 door het WTCB georganiseerd werd te Gits, in samenwerking met de vzw In-HAM (Innovatiecentrum voor Huisvesting met Aangepaste Middelen), werd duidelijk dat de bouwsector een belangrijke rol kan spelen bij de ontwikkeling van een bebouwde omgeving die ook voor ouderen en/of personen met beperkingen toegankelijk is.
Juni 2004 : positieve rol van Centra De Groote herbevestigd Op 21 juni 2004 kreeg het proefstation te Limelette het bezoek van Fientje Moerman, op dat ogenblik Federaal Minister van Economie. Zij verklaarde een erg positieve indruk te hebben overgehouden aan de voorstelling van de laboratoria en de andere WTCB-activiteiten, en over-
Maart 2004 : studiedag ‘Innovatie en inclusieve huisvesting’ De Technische Comités en werkgroepen van het WTCB sturen het bouwonderzoek. Ze bestaan uit bouwprofessionelen die als het ware de spreekbuis van de aannemers vormen bij onze onderzoekers. WTCBvoorzitter Rob Lenaers nam het initiatief deze organen regelmatig samen te brengen via een interdisciplinair forum, gewijd aan innovatie in de bouw, om zo de noden van de gebruikers op te sporen en mogelijke antwoorden te definiëren.
4
WTCB – Jaarverslag 2004
Minister F. Moerman bezoekt het proefstation in het gezelschap van C. De Pauw, directeur-generaal van het WTCB.
R. Lenaers benadrukt het belang van vorming in de sector. tuigd te zijn van de belangrijke rol die de Centra De Groote te vervullen hebben ten overstaan van de sectoren die zij vertegenwoordigen.
September 2004 : ICT, een meerwaarde voor de bouwsector In aansluiting op de eerste interdisciplinaire studiedag over innovatie, gewijd aan de toegankelijkheid van woningen, ontvingen de Moulins de Beez op 17 september 2004 de leden van de Technische Comités en werkgroepen van het WTCB voor een forum omtrent de evolutie van de informatie- en communicatietechnologieën (ICT) in de bouwsector. Tijdens dit evenement benadrukte Rob Lenaers de noodzaak van vorming in de sector en wees hij op het belang van de studies en adviseerdiensten van het WTCB (gesubsidieerd door de federale en gewestelijke overheden) bij het aanreiken van praktische oplossingen voor de almaar complexere informatiestroom. n Evenementen
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie Inleiding Het Jaarverslag 2004 werd dit jaar opgevat volgens een nieuw concept dat in de lijn ligt van het magazine ‘WTCB-Contact’. De inhoud ervan wordt namelijk uitgediept op de WTCB-website (www.wtcb.be) die voor de gelegenheid werd aangevuld met een projectendatabank, waardoor het document nog beter aansluit bij de verschillende bouwvakken.
Gelet op het succes van WTCB-Contact werd ook het Jaarverslag in een nieuw kleedje gestoken. Het herneemt de basisprincipes van voornoemd magazine en wordt inhoudelijk verrijkt door een projectendatabank die consulteerbaar is via de WTCB-website (www.wtcb.be). De gedrukte versie van het Jaarverslag biedt een beknopt overzicht van de voornaamste activiteiten van het Centrum. Om nauwer aan te sluiten bij het specifieke karakter van elk bouwvak werd het Jaarverslag opgesplitst in verschillende thema’s met telkens een samenvatting van de gevoerde acties.
gische bouwsector overspoeld door een groeiend aantal normen. In dit kader kunnen de bedrijven, en dan vooral de KMO, rekenen op de steun van de Normen-Antennes, die door de eerder vermelde FOD opgericht werden binnen de collectieve onderzoekscentra. Het WTCB verleent zijn medewerking aan instanties zoals de Belgische Unie voor de technische goedkeuring in de bouw (BUtgb) alsook aan pan-Europese goedkeuringsactiviteiten. Zo kan het bijdragen tot de ontwikkeling van de sector, door het definiëren van prestaties voor materialen en systemen.
INFORMATIE, TECHNISCHE BIJSTAND EN INNOVATIESTEUN
publicaties en de website. Naast de Technologische Adviseerdiensten en de TIS, die gesubsidieerd worden door de Gewesten om de bedrijven op de hoogte te houden van de evolutie van de technieken en de materialen, hadden ook de ingenieurs van de afdeling Technisch Advies (ATA) de handen vol in 2004. Onderstaand diagram is gebaseerd op de duizenden schriftelijke adviezen die in 2004 werden verstrekt en geeft een goed beeld van de tussenkomsten van de ATA. Deze informatie wordt hierna aangevuld met een statistische verdeling van de vragen die gesteld werden in de voornaamste domeinen en geïllustreerd met voorbeelden van antwoorden.
De opleiding van bouwprofessionelen en de technische bijstand vormen een aanvulling op de informatie, verspreid via de
Lezers die meer informatie zouden wensen, kunnen terecht bij de projectendatabank op de website. n
COLLECTIEF ONDERZOEK EN ONTWIKKELING
Het leidt geen twijfel dat de invoering van innovatieve technieken in een bedrijf van vitaal belang is. Deze taak wordt echter bemoeilijkt door het grote aantal betrokkenen en de fragmentering van het bouwproces. Het is precies in deze complexiteit dat de bestaansreden van het WTCB schuilt. Om wetenschappelijk en technisch onderzoek voor zijn leden te voeren, beschikt het Centrum over een ruime infrastructuur en gekwalificeerde laboratoria. Deze zijn immers voor een honderdtal proeven geaccrediteerd door het bureau BELTEST van de FOD ‘Economie’.
NORMALISERING, CERTIFICERING
EN
GOEDKEURING
Tussenkomsten van de afdeling Technisch Advies in 2004. 30 %
5% 2% 12 %
10 %
11 % 14 %
13 % 3%
Muur- en vloerbekledingen Energie & Binnenklimaat Akoestisch comfort Technische uitrustingen Funderingen Beton Metselwerk Daken Schrijnwerk & Glaswerk
Omwille van de Europese eenmaking en de evolutie van de techniek wordt de Bel-
5
WTCB – Jaarverslag 2004
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Inleiding
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie Geotechniek & Structuren Door de opening van de grenzen van de Europese Unie, de groeiende concurrentie tussen de bedrijven en de snelle evolutie van de uitrustingen, gebruikt bij de uitvoering van funderingswerken, is het geotechnische landschap in ons land erg veranderd. De sector wordt immers gekenmerkt door de snelle ontwikkeling van innoverende technieken en procédés.
De afdeling ‘Geotechniek & Structuren’ van het WTCB is betrokken bij tal van projecten die verband houden met infrastructuurwerken en structuurwerken. Specifiek voor de activiteiten betreffende geotechniek wordt de sector de laatste jaren gekenmerkt door de snelle ontwikkeling van innoverende technieken en procédés. Dit is een gevolg van de opening van de grenzen van de Europese Unie, de toenemende concurrentie tussen de Belgische en buitenlandse bedrijven, de modernisering van de uitrustingen, de strengere eisen inzake kwaliteitscontrole, evenals de evolutie van de Europese normalisatie (en dan vooral van de Eurocode 7 ‘Geotechnisch ontwerp’, die eind 2004 van kracht werd).
PRENORMATIEF
ONDERZOEK
Het WTCB speelt een belangrijke rol bij de versteviging en de uitbreiding van deze beweging en voerde vorig jaar in dit kader verschillende prenormatieve onderzoeksprojecten uit.
VALORISATIE
tenschappelijke proefcampagnes uit het verleden, die op een uniforme manier geherinterpreteerd werden. Ter ondersteuning van voornoemde analyses voerden onze medewerkers een aantal statische belastingsproeven op modelpalen uit en werden er pogingen ondernomen om samen met Nederland en Frankrijk te komen tot een geharmoniseerde rekenmethode ter bepaling van het paaldraagvermogen (uitgaande van diepsonderingen). Het belangrijkste resultaat is de opstelling van de Belgische Nationale Bijlage van de Eurocode 7; de laatste draft ervan dateert van december 2004.
zich aldus op hypothesen die de grootste veiligheidsmarge waarborgen. Hierdoor zien aannemers zich genoodzaakt maatregelen te treffen die economisch moeilijk haalbaar zijn, of geen rekening te houden met de rekenresultaten, wat dan weer kan leiden tot een zekere instabiliteit met bewegingen van de bodem of verzakkingen tot gevolg. Het WTCB voert een onderzoek hieromtrent [A2] dat tot doel heeft praktische aanbevelingen op te stellen voor een voorafgaande evaluatie van de stabiliteit van tijdelijke bouwputten, die dichter aanleunt bij de realiteit.
GRONDANKERS STABILITEIT
VAN BOUWPUTTEN EN SLEUVEN
De traditionele dimensioneringsmethoden voor tijdelijke bouwputten en sleuven houden geen rekening met de invloed van het water voor bodems die zich boven het grondwaterniveau bevinden en baseren
De laatste decennia werden verschillende nieuwe technieken ontwikkeld voor het verankeren van constructies (grondkeringen, methoden ter verhindering van het opdrijven van ondergrondse constructies, …). Dit onderzoek, verricht in samenwerking met de sector, streeft naar de
VAN STATISCHE PAALBELASTINGS-
PROEVEN EN ONTWIKKELING VAN EEN GEHARMONISEERDE REKENMETHODE
Dit onderzoek [A1] sluit aan bij twee eerder uitgevoerde prenormatieve projecten omtrent grondverdringende schroefpalen. De informatie die voortkwam uit de diverse proefcampagnes werd hierbij aangevuld met de resultaten van enkele we-
6
WTCB – Jaarverslag 2004
Het WTCB voerde in 2004 verschillende statische paalbelastingsproeven uit. Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Geotechniek & Structuren
LABORATORIA ‘GEOTECHNIEK’ EN ‘MONITORING’
opstelling van een inventaris van de in België gangbare uitvoeringsmethoden voor grondankers [A3]. In dit kader zullen enkele omvangrijke proefcampagnes uitgevoerd worden, teneinde een rekenmethode uit te werken die de uitvoeringsparameters in aanmerking neemt. De resultaten van deze drie prenormatieve onderzoeksprojecten vormen een belangrijke input voor de opstelling van de Belgische Nationale Bijlage van de Eurocode 7. Deze werkzaamheden worden gecoördineerd door de afdeling ‘Geotechniek & Structuren’. De informatie die in voornoemde Nationale Bijlage kan opgenomen worden, is echter beperkt. Daarom werken onze ingenieurs momenteel aan de voorbereiding van een Technische Voorlichting die dienst zal doen als handleiding voor de toepassing van de Eurocode 7 in België.
INFRASTRUCTUURWERKEN
EN BEDRIJFSVLOEREN
Binnen de verschillende activiteiten op het vlak van geotechniek en structuren, vormt het prenormatieve WTCB-onderzoek met betrekking tot de dimensionering van bedrijfsvloeren [A4] een perfect voorbeeld van een globale analyse van twee bijzondere domeinen, die gekenmerkt worden door hun sterke interactie. De stabiliteit van bedrijfsvloeren is immers niet enkel afhankelijk van een geschikte geotechnische studie, maar tevens van het optimale ontwerp (organische berekening) ervan. Naast de stabiliteitsaspecten moeten ook de afschuifkarakteristieken, de duurzaamheid van het materiaal, … gecontroleerd worden om de gebruiksveiligheid van dit type constructies te waarborgen. Dankzij dit onderzoek kon de invloed van het type ondergrond (gestabiliseerd zand, steenslag of PE-film), van de wapening (staalvezels of netwapening) en van de dikte van de vloerplaat op het ontstaan van verhinderde krimpscheuren en curling bepaald worden. De aldus verzamelde informatie zal gebruikt worden bij de opstelling van een nieuwe Technische Voorlichting, gewijd aan de dimensionering van bedrijfsvloeren op de volle grond, ter aanvulling van TV 204.
Het WTCB onderzocht de invloed van verschillende parameters op het ontstaan van verhinderde krimpscheuren. Daarnaast werden ook het akoestische comfort en het trillingsgedrag ervan geanalyseerd. Dit heeft geleid tot een multidisciplinaire prenormatieve studie (die trouwens volgend jaar zal voortgezet worden), waarmee het mogelijk was de invloed van verschillende aspecten op de vloerprestaties aan te tonen : het type verbindingsstuk, de geometrie van de constructie, het gebruikte beton- en dekvloertype, …
LABORATORIUM ‘STRUCTUREN’ De activiteiten van het laboratorium ‘Structuren’ zijn vooral gericht op de ontwikkeling van producten en de certificering op het vlak van geotechniek en structuren. Dit laboratorium beschikt sinds 2004 over een BELTEST-accreditatie voor de uitvoering van buigproeven op staalvezelversterkt beton en verricht sterkteproeven op materialen en constructies. Dit gebeurt zowel in het kader van onderzoek als in het kader van ontwikkelingsactiviteiten, ten bate van aannemers en fabrikanten (bv. in het domein van dekvloeren, glas, beton, hout of metselwerk). In het laboratorium is eveneens de nodige uitrusting voorhanden voor de uitvoering van tamelijk grootschalige proeven : verschillende servo-hydraulische vijzels van 250 kN, een pers van 4000 kN, uiterst nauwkeurige sensoren en een doeltreffend systeem om gegevens te verzamelen.
Het laboratorium ‘Geotechniek’ voert proeven uit ter karakterisering van gronden en granulaten en is reeds verschillende jaren door BELTEST geaccrediteerd. Deze tests worden zowel verricht in opdracht van derden als in het kader van eigen onderzoeken. Het laboratorium voert eveneens specifieke geotechnische metingen uit, zoals het opvolgen van spanningen en vervormingen in ophogingen, taluds, keermuren, ankers, geokunststoffen, … Dit gebeurt doorgaans in samenwerking met het laboratorium ‘Monitoring’. Deze metingen kunnen toegepast worden ter controle, maar ook ter optimalisering van het ontwerp. Het laboratorium ‘Monitoring’ beschikt over gesofisticeerde meetapparatuur, waarmee het mogelijk is geïnstrumenteerde paalbelastingsproeven uit te voeren. Het heeft in de loop der jaren een uitgebreid gamma meetapparaten en meetmethoden verzameld voor de opvolging van de installatie van funderingsprofielen (door trillen of heien), alsook voor de controle van de omgevingsinvloed van infrastructuurwerken of andere bouwactiviteiten (vooral trillingen).
NETWERKEN Het WTCB is lid van de stuurgroep van het Europese thematische netwerk GEOTECHNET [A6], dat een veertigtal partners uit 17 Europese landen groepeert. Dit netwerk tracht voornamelijk bij te dragen tot de verspreiding van actuele kennis inzake onderzoek, innovatieve constructietechnieken, … op het gebied van de geotechniek.
NORMALISERING, BENOR- EN ATG-KWALITEITSVERKLARINGEN Op het vlak van de normalisering in het domein van geotechniek en structuren zijn onze medewerkers actief in tal van Europese Technische Comités (CEN TC 104, CEN TC 189, CEN TC 250, CEN TC 288 en CEN TC 341).
HOUT-BETONVLOEREN In 2004 werkte het WTCB volop verder aan het onderzoek van hout-betonvloeren [A5]. In dit kader spitste de afdeling ‘Geotechniek & Structuren’, samen met andere afdelingen van het Centrum, haar aandacht toe op de mechanische buigsterkte van dit vloertype, dat vooral in de renovatiesector een groeiend succes kent.
7
WTCB – Jaarverslag 2004
Het laboratorium ‘Geotechniek’ voert – in samenwerking met het laboratorium ‘Monitoring’ – metingen uit tijdens civieltechnische werken. Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Geotechniek & Structuren
Zo coördineert het WTCB, samen met de Belgische spiegelcommissie, de voorbereiding van de Belgische Nationale Bijlage van de Eurocode 7 ‘Geotechnisch ontwerp’. In dit kader wordt de Normen-Antenne ‘Eurocodes’, die de evolutie van de normen op de voet opvolgt, zeer frequent geconsulteerd. Het Centrum is eveneens vertegenwoordigd in het Europese Technische Comité CEN TC 288 ‘Execution of special geotechnical works’ dat bevoegd is voor de opstelling van de uitvoeringsnormen. Daarnaast verleent het zijn medewerking aan het CEN TC 341 ‘Geotechnical investigation and testing’ dat verantwoordelijk is voor het uitwerken van de proefnormen. Naar aanleiding van de implementatie van de Europese Bouwproductrichtlijn verscheen in deze sector ook een aantal CEgemarkeerde producten in de handel. Overeenkomstig de productnorm moeten geotextielen immers de conformiteitsmarkering dragen. Het WTCB volgt deze activiteiten op via de Belgian Geosynthetics Society, waarvan het het voorzitterschap verzekert. Het is tevens lid van de Belgische normcommissie die de activiteiten van het Technische Comité CEN TC 189 coördineert. Verder participeren onze medewerkers in de BUtgb-activiteiten op het vlak van ‘Gebouwen’ en ‘Burgerlijke Bouwkunde’ met het oog de aflevering van ATG voor ondergrondse bouwsystemen en -afdichtingen.
NUTTIGE
INFORMATIE
Projectendatabank www.wtcb.be : projecten [A1] tot [A9] Nuttige links • Laboratoria ‘Structuren’, ‘Geotechniek’ en ‘Monitoring’ : www.wtcb.be (rubriek ‘Laboratoria’) • Technologische Adviseerdiensten ‘Ontwerp en uitvoering van bedrijfsvloeren’ en ‘Travaux d’infrastructure’ (Infrastructuurwerken) : www.wtcb.be (rubriek ‘Diensten’, ‘Innovatieondersteuning’) • Normen-Antennes ‘Eurocodes’ en ‘Brandpreventie’ : www.normen.be • Website van GEOTECHNET : www.geotechnet.be • Website van de BUtgb : www.butgb.be • Website van het Infopoint : www.infopoint.be • Website van de Belgian Geosynthetics Society : www.belgian-geosynthetics.be
8
WTCB – Jaarverslag 2004
TECHNOLOGISCHE ADVISEERDIENSTEN ‘ONTWERP EN UITVOERING VAN BEDRIJFSVLOEREN’ EN ‘TRAVAUX D’INFRASTRUCTURE’ (INFRASTRUCTUURWERKEN) Het WTCB heeft verschillende kanalen ontwikkeld ter ondersteuning van de innovatie in de bouwbedrijven. Zo spitst de door het Vlaamse Gewest gesubsidieerde Technologische Adviseerdienst ‘Ontwerp en uitvoering van bedrijfsvloeren’ [A7] zijn aandacht toe op : • de monitoring van infrastructuurwerken • het ontwerp en de uitvoering van bedrijfsvloeren • nieuwe geotechnische onderzoekstechnieken. De TAD ‘Travaux d’infrastructure’ [A7], die voornamelijk gericht is op bedrijfsvloeren en andere vloercomplexen (vezelversterkt beton, anhydriet- of cementgebonden dekvloeren, gietvloeren, nieuwe uitvoerings- en dimensioneringstechnieken, chloorvrije vloerbedekkingen van PVC, harsgebonden vloerbekledingen, …), geniet op zijn beurt de financiële steun van het Waalse Gewest. Beide TAD hebben tot doel de fabrikanten, aannemers, architecten en bouwheren te sensibiliseren voor de innovaties in hun vakgebied, door het verstrekken van een gepersonaliseerde technische bijstand bij de ontwikkeling van nieuwe producten of uitvoeringstechnieken. Daarnaast vervullen de WTCBmedewerkers soms de rol van intermediair tussen de subsidiërende organismen en KMO met innoverende projecten.
NORMEN-ANTENNES ‘EUROCODES’
EN
‘BRANDPREVENTIE’
Normen-Antennes (NA) zijn speciale organen die de KMO moeten voorzien van informatie en technische bijstand in een aantal specifieke domeinen. Aangezien de thema’s mechanische sterkte, stabiliteit, brandveiligheid en gebruiksveiligheid deel uitmaken van de fundamentele voorschriften voor bouwproducten, besteedt het WTCB hieraan de nodige aandacht via zijn Normen-Antennes ‘Eurocodes’ en ‘Brandpreventie’. De Normen-Antenne ‘Eurocodes’ [A8] bereidt de pragmatische toepassing van de Structurele Eurocodes in België voor. Deze normen, opgesteld door het CEN TC 250, zullen immers geleidelijk aan de Belgische normen inzake de dimensionering vervangen. Het betreft hier zowel rekennormen die een aantal bijzondere materialen behandelen (beton, staal, hout, metselwerk) als normen die dieper ingaan op het belastingstype dat moet worden beschouwd, op de belastingscombinaties en op het geotechnische ontwerp. Dankzij deze Normen-Antenne kunnen de KMO een maximum aan informatie verkrijgen inzake de evolutie van de normalisering en de technische inhoud van de nieuwe referentiedocumenten. Dit gebeurt door middel van gepersonaliseerde hulp, opleidingen en de publicatie van artikels in diverse tijdschriften. Verder is er een door het WTCB gecoördineerde Belgisch-Nederlandse commissie belast met de vertaling van de Eurocodes naar het Nederlands. Hoewel een groot deel van de werkzaamheden van de Normen-Antenne ‘Brandpreventie’ [A9] gewijd is aan de dimensionering volgens de Structurele Eurocodes (deel 1-2 van elke Eurocode ‘Materialen’), concentreert deze zich in de eerste plaats op de reglementering op het gebied van brandpreventie in België zelf. Naast de afstemming op de eisen die opgenomen zijn in de Europese Bouwproductenrichtlijn, vergen de nieuwe technieken inzake brandpreventie en de nieuwe ontwerpsystemen immers een onophoudelijke aanpassing van de referentieteksten. De huidige Belgische regelgeving zal dus een aantal grondige wijzigingen ondergaan. Het is daarom erg belangrijk de KMO hierover op proactieve wijze in te lichten, zodanig dat zij zich kunnen aanpassen aan de recentste eisen.
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Geotechniek & Structuren
TECHNISCH ADVIES
Afb. 1 Door de afdeling Technisch Advies uitgevoerde interventies op het vlak van geotechnische constructies.
STATISTIEKEN Uit de statistieken van 2004 blijkt dat het aantal schriftelijke en mondelinge vragen met betrekking tot geotechnische constructies 3 % beslaat van de door de afdeling Technisch Advies (ATA) verstrekte adviezen. Hoewel dit aantal op zich niet zo groot lijkt, betreft het vaak problemen die belangrijke herstellingswerken vereisen en die bijgevolg geenszins mogen verwaarloosd worden. De statistieken tonen eveneens aan dat vochtproblemen de overgrote meerderheid uitmaken van de interventies die de afdeling ATA dient uit te voeren op het vlak van geotechnische constructies (zie afbeelding 1).
BESCHERMING
66 %
WTCB-PUBLICATIES ‘GEOTECHNIEK & STRUCTUREN’ Staal-betonconstructies. Deel 2 : controle van de gebruiksgrenstoestanden volgens Eurocode 4. WTCB-Dossier, 2004/4, Katern 7.
6%
Vloeistofdichte betonvloeren : ontwerp en uitvoering. WTCBDossier, 2004/4, Katern 11.
4% 6%
Innovatieve uitvoeringsmethoden voor performante monolithische bedrijfsvloeren. WTCB-Dossier, 2004/2, Katern 3.
5% 5%
4%
4%
n vocht n mechanische ka-
n vervormingen
rakteristieken n chemische/biologische aantasting
n dimensionering n reglementering n diversen
scheurvorming
VAN INGEGRAVEN CONSTRUCTIES
Alvorens men start met het optrekken van een gebouw, dient men zich goed te informeren over de eigenschappen van de grond. Dit is niet enkel noodzakelijk om de stabiliteit van de constructie te waarborgen, maar ook omdat deze een belangrijke invloed kunnen hebben op de vochtbelasting van de ingegraven bouwdelen.
er immers almaar meer naar gestreefd alle beschikbare ruimten in een gebouw te benutten. Dit kan afgeleid worden uit het feit dat niet enkel zolders, maar ook kelders vandaag de dag steeds vaker ingericht worden als leefruimten, en bijgevolg voorzien van vochtgevoelige afwerkingen.
Bij het uitvoeren van constructies in contact met de grond moet men voldoende aandacht besteden aan hun vochtwerende bescherming. Tegenwoordig wordt
De bestemming en de afwerking van dergelijke ruimten moeten dan ook duidelijk vastgelegd worden, zodat men zowel bij het ontwerp als bij de uitvoering ervan
een geschikte bescherming kan voorzien. Ook bij een bestemmingswijziging van een bestaande kelder dient de aanwezige bescherming te worden geëvalueerd en waar nodig verbeterd. In deze optiek organiseerde het WTCB in 2004 een wintercursus, waarbij onze medewerkers dieper ingingen op de verschillende technieken die tegenwoordig voorhanden zijn om ingegraven constructies te beschermen tegen waterinfiltraties en andere vochtproblemen. Tabel 1 geeft een overzicht van een aantal mogelijke beschermingsmaatregelen voor nieuwe constructies. n
Tabel 1 Mogelijke systemen ter bescherming van ingegraven constructies tegen waterinfiltraties en andere vochtproblemen. TE CONTROLEREN PARAMETERS BODEMONDERZOEK
Het niveau van het grondwater is permanent lager dan de keldervloer
PERMEABILITEIT VAN DE BODEM Goed (zanderig over de volledige hoogte van de kelder)
HELLING VAN HET TERREIN RONDOM HET GEBOUW Van het gebouw weg
VOCHTGEVOELIGE BINNENAFWERKING (1 ) Neen (zie a) Ja (zie d)
Naar het gebouw toe
Neen (zie b) Ja (zie d)
Gering (kleiachtig over de volledige of gedeeltelijke hoogte van de kelder)
Van het gebouw weg
Neen (zie b) Ja (zie d)
Naar het gebouw toe
Neen (zie b) Ja (zie d)
Het niveau van het grondwater is (tijdelijk) hoger dan de keldervloer
Neen (zie c) Ja (zie d)
MOGELIJK BESCHERMINGSSYSTEEM
Cementering aan de buitenzijde + bitumenemulsie (a) Cementering aan de buitenzijde + horizontaal en verticaal draineersysteem (b) Waterdichte bekuiping : – ter plaatse gestorte betonconstructie, eventueel aangevuld met injecties (c) – stijve bekuiping ( 2) aan de binnenzijde (c) Soepele bekuiping (3) (d)
(1) De letters tussen haakjes verwijzen naar de minimale bescherming die men dient te voorzien. Het spreekt voor zich dat gunstigere beschermingsklassen voor de betreffende belasting ook toegestaan zijn. Van a naar d gaan de prestaties van het systeem in stijgende lijn. (2) Het gaat om een minimum tweelaagse bepleistering die blijvend zichtbaar is om herstellingen (tengevolge van de onvermijdelijke krimp, zettingen, …) toe te laten. Het bindmiddel kan zowel cement- als harsgebonden zijn. De ondergrond moet zuiver zijn en een voldoende mechanische sterkte hebben. (3) In dit geval dient men water- en dampdichte membranen te gebruiken (bv. met gelaste naden). Deze kunnen langs buiten aangebracht worden tegen de waterdicht te maken constructie en vervolgens beschermd tegen beschadigingen tengevolge van het aanaarden. Ze kunnen eveneens langs binnen aangebracht worden, waarna de waterdicht te maken constructie wordt uitgevoerd. In sommige gevallen, waarbij de kelder permanent hoger ligt dan het niveau van het grondwater en er geen waterdruk is, kan het volstaan een membraan te voorzien dat het vochttransport (door capillariteit of diffusie) tegengaat.
9
WTCB – Jaarverslag 2004
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Geotechniek & Structuren
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie Beton & Betonconstructies In België werd het onderzoek op het gebied van zelfverdichtend beton, een innoverende Japanse techniek die tegenwoordig ook in onze streken een groeiend succes kent, opgestart door het WTCB. Het ontwerp van constructies uit gewapend beton wordt vandaag de dag ook steeds vaker geëvalueerd op het vlak van de duurzaamheid, om het risico op vroegtijdige instorting en/of andere ernstige schade te vermijden.
EEN
TECHNIEK DIE STEEDS COMPLEXER WORDT …
Beton moet tegenwoordig voldoen aan almaar strengere eisen op het vlak van mechanische prestaties, duurzaamheid, verwerkbaarheid, milieu, uitzicht, … De betontechnologie wordt bijgevolg steeds complexer. Zo maakt men vandaag de dag vrij regelmatig gebruik van hogesterktebeton, zelfverdichtend beton en gerecycleerd beton. Verder worden er nieuwe materialen aan het beton toegevoegd waarmee het mogelijk is de prestaties gevoelig te verbeteren. Deze nieuwe betonsoorten vereisen dikwijls een aanpassing van de traditionele fabricage- en uitvoeringsmethoden. Om rekening te houden met deze evolutie verschijnen eveneens een heleboel nieuwe normen op Europees niveau. De WTCBactiviteiten op het gebied van betontechnologie bestrijken daarom zoveel mogelijk al deze thema’s.
SPECIALE
Deze technologie werd in de jaren ’90 ontwikkeld in Japan en kent een groeiend succes in onze streken. In België werd het onderzoek op dit gebied opgestart door het WTCB. De huidige studies hebben voornamelijk betrekking op de opstelling van een geschikt normatief kader, via het prenormatieve onderzoek ‘Zelfverdichtend beton : specificaties’ [B1]. Door zijn verschillende onderzoeken inzake zelfverdichtend beton beschikt het Centrum over een ruime ervaring en uiterst geperfectioneerde uitrustingen voor de reologische karakterisering van beton.
Jong hogesterktebeton en jong zelfverdichtend beton zouden gevoeliger zijn voor scheurvorming, doordat hun watercementfactor lager is en de hoeveelheid fijne stoffen die ze bevatten hoger. Er zijn eveneens verschillende krimpreducerende middelen in de handel verschenen, zoals nieuwe hulpstoffen (krimpreducerende hulpstoffen) en vezels. In dit kader dient men tevens een aantal nieuwe interne nabehandelingstechnieken te vermelden, die tot stand komen door de toevoeging van lichte met water verzadigde granulaten of van superabsorberende polymeren.
Deze ervaring komt goed van pas bij de studie ‘Thixotroop en robuust zelfverdichtend beton’ [B2], die tot doel heeft verschillende meetsystemen met elkaar te vergelijken met het oog op de ontwikkeling van een niet-destructieve methode ter bepaling van de druk die door het beton op de bekisting uitgeoefend wordt.
Deze thema’s werden bestudeerd in het onderzoek ‘Beheersing van krimp bij jong beton’ [B3], waarbij bovendien een meettoestel ontwikkeld werd ter bepaling van de endogene en de totale krimp van jong beton. Aan de hand van een uitgebreide proefcampagne kon men de invloed van
Zelfverdichtend beton verdicht zonder toevoeging van trilling van buitenaf.
Gebruik van hogesterktebeton bij prefabricage.
BETONSOORTEN
Zelfverdichtend beton is een techniek die tegenwoordig erg in de belangstelling staat. Deze betonsoort kan verdicht worden zonder toevoeging van energie (trilling) van buitenaf, waardoor het mogelijk is de meest complexe vormen uit te voeren en de wapeningshoeveelheid sterk op te drijven, terwijl het betonoppervlak doorgaans van betere kwaliteit is.
10
WTCB – Jaarverslag 2004
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Beton & Betonconstructies
verschillende betonsamenstellingen nagaan, evenals het effect van bepaalde krimpbeheersende en krimpreducerende maatregelen.
wordt tegenwoordig vervangen door kalkhoudende fillers. De invloed van deze fillers (hun fragmentatieproces, hun fysisch-chemische eigenschappen, …) op de verharding en de kwaliteit van zichtbeton vormt een belangrijk aspect van het onderzoeksproject ‘FILLTECH’ [B4].
NAAR
NETWERKEN Op Europees niveau tracht het uit 8 partners bestaande thematische netwerk CONREPNET [B6] informatie te verzamelen over reeds uitgevoerde betonherstellingen om uiteindelijk te komen tot een verbetering van de herstellingstechnieken.
EEN DUURZAMER ONTWERP
De duurzaamheid van beton is steeds een van de grote bekommernissen van het WTCB geweest.
Het WTCB-onderzoek streeft naar een betere beheersing van de betonkrimp. FILLERS
Om een makkelijk verpompbaar of zelfverdichtend beton te verkrijgen, worden grote hoeveelheden fijne stoffen gebruikt om het risico op segregatie te beperken. Vaak worden ook fillers toegevoegd aan het beton om bepaalde eigenschappen te verbeteren : • verpompbaarheid • segregatieweerstand • druksterkte • duurzaamheid • kwaliteit van het oppervlak. In dit kader wordt in ons land meestal vliegas aangewend. Dit product wordt echter steeds minder geproduceerd en
Tot voor kort besteedden de ingenieurs bij het ontwerp van constructies doorgaans meer aandacht aan de berekening van de belastingen en de sterkte dan aan de duurzaamheid. De ervaring heeft ondertussen echter aangetoond dat instortingen en andere zware schade dikwijls te wijten zijn aan duurzaamheidsproblemen (bijvoorbeeld de bruggen van Melle, StrombeekBever, Blégny-Barchon en Achênes; de drie laatstgenoemde waren op het ogenblik van hun afbraak nog geen 25 jaar oud). Het prenormatieve onderzoek naar het ontwerp van constructies in gewapend beton, rekening houdend met de duurzaamheid [B5], beoogt de opstelling van eisen waarbij de betonprestaties op het vlak van duurzaamheid centraal staan. De in dit kader beschouwde beschadigingsfactoren zijn : aantasting door chloor, carbonatatie en chemische agentia (zuren en ammoniak).
Het netwerk CONREPNET heeft de verbetering van de herstellingstechnieken voor ogen. Het netwerk ECO-SERVE [B7] tracht een Europese stand van zaken op te stellen met betrekking tot het gebruik van alternatieve brandstoffen, samengestelde cementsoorten en gerecycleerde granulaten. Door het verspreiden van informatie hieromtrent wil het netwerk de toepassing van deze materialen stimuleren, met het oog op de bescherming van het milieu.
NORMALISERING, BENOR- EN ATG-KWALITEITSVERKLARINGEN Op het vlak van normalisering verleent het WTCB zijn medewerking aan verschillende Europese technische comités, Belgische spiegelcommissies, CRIC-bestuurcomités (voor de certificering van granulaten, beton, vliegas, hulpstoffen en cement), evenals aan sectorale technische comités voor betonproducten (PROBETON). In het kader van de werkzaamheden van het Technische Comité CEN TC 250 (Eurocodes) – meer bepaald voor de ENnormen ‘Beton’ en ‘Staal-betonconstructies’ – dragen de WTCB-experten, in samenwerking met de Belgische spiegelcommissies, bij tot de opstelling van de nationale aanwendingsdocumenten. In deze context kan de Normen-Antenne ‘Eurocodes’, die specifiek opgericht werd om de KMO uit de bouwsector op de hoogte te houden van de evolutie van de normalisering, rekenen op een groeiend succes.
Links : boorkern van beton, blootgesteld aan aantastingscycli met azijnzuur (pH 4-4,5). Ter vergelijking rechts een identieke boorkern die niet aan de proeven onderworpen werd.
11
WTCB – Jaarverslag 2004
Wat de opvolging van de BIN-spiegelcommissies CEN TC 104 (Beton en betonproducten), CEN TC 51 (Cement) en CEN
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Beton & Betonconstructies
NORMEN-ANTENNE ‘MORTEL-BETON-GRANULAAT’ De normen met betrekking tot granulaten, mortel en beton worden op Europees niveau volledig herzien. Dit heeft een belangrijke weerslag op studiebureaus, architecten, bouwheren en aannemers die deze normen dagdagelijks moeten gebruiken bij de opstelling van hun bestekken, de bestelling van hun producten en de uitvoering van hun bouwactiviteiten. De Normen-Antenne ‘Mortel-BetonGranulaat’ [B8] zorgt voor technische bijstand in dit kader. Ze neemt immers de informatieoverdracht naar de KMO uit de sector voor haar rekening door middel van publicaties, cursussen en een website. Ze tracht de technische normteksten te verduidelijken en de normatieve wijzigingen te verklaren.
TC 154 (Granulaten) betreft, heeft het Centrum zijn steun verleend bij de opstelling van de norm NBN B 15-001, die de Belgische aanvulling vormt op de Europese norm NBN EN 206-1. Ook in de komende jaren zullen de ingenieurs van het WTCB de Belgische bouwsector zo goed mogelijk trachten te informeren over de nieuwe voorschriften en de toepassing ervan.
NUTTIGE
INFORMATIE
Projectendatabank www.wtcb.be : projecten [B1] tot [B11] Nuttige links • Laboratorium ‘Betontechnologie’ : www.wtcb.be (rubriek ‘Laboratoria’) • Technologische Adviseerdiensten ‘Toepassing van speciale betonsoorten’ en ‘Herstellen van beton’ : www.wtcb.be (rubriek ‘Diensten’, ‘Innovatieondersteuning’) • Thematische Innovatiestimulering ‘Industrieel, flexibel en demontabel bouwen’ : www.IFDbouwen.be • Website van de BUtgb : www.butgb.be • Website van het Infopoint : www.infopoint.be
12
WTCB – Jaarverslag 2004
TECHNOLOGISCHE ADVISEERDIENSTEN ‘TOEPASSING
VAN SPECIALE BETONSOORTEN’ EN
‘HERSTELLEN
VAN BETON’
Deze Technologische Adviseerdiensten spitsen hun aandacht toe op de diverse betontechnologische thema’s die behandeld worden binnen het WTCB. Hiervoor werd reeds vermeld dat de toepassing van een speciale betonsoort bepaalde aanpassingen impliceert op het gebied van de betonsamenstelling, de fabricage en de uitvoering. De technologische adviseurs trachten de aannemers, ontwerpers en toeleveranciers te informeren hieromtrent. Door middel van aangepaste adviezen en collectieve acties (in de vorm van studiedagen, publicaties of presentaties) wil de TAD ‘Toepassing van speciale betonsoorten’ [B9] het doordachte gebruik van speciale en innovatieve betonsoorten stimuleren. Tegenwoordig wordt ongeveer 60 % van het jaarlijkse budget van de Europese bouwsector besteed aan de herstelling van bestaande constructies. Om een geschikte herstelling uit te voeren, is het raadzaam vooraf de precieze schadeoorzaak vast te stellen. De TAD ‘Herstellen van beton’ [B10] kan hieraan zijn medewerking verlenen. Daarnaast is deze TAD erg actief op het vlak van informatieverspreiding. Deze informatie heeft zowel betrekking op nieuwe herstellingstechnieken (zoals de kathodische bescherming) als op de normalisatie en de technische goedkeuringsleidraden van de BUtgb. Tenslotte streeft deze TAD de stimulering van diverse innovatieprojecten na, waarbij niet enkel aandacht geschonken wordt aan de ontwikkeling van nieuwe producten, maar ook aan innovatieve procédés.
Naar aanleiding van de implementatie van de Europese Bouwproductenrichtlijn zijn in de betonsector eveneens een aantal CE-gemarkeerde producten op de markt gebracht. Als gevolg van de invoering van de CE-markering voor cement (EN 197-1) werden in 2004 diverse geharmoniseerde normen voor betonproducten gepubliceerd.
Verder nemen de WTCB-medewerkers actief deel aan de BUtgb-activiteiten met betrekking tot de thema’s ‘Gebouwen’ en ‘Burgerlijke Bouwkunde’ in het kader van de aflevering van ATG voor staalvezelbeton, betonherstelling, gelijmde wapeningssystemen, dakplaten van cellenbeton, … Het Centrum zorgt eveneens voor de opvolging van de werkzaamheden van de uitvoerende bureaus ‘Bindmiddelen’ en ‘Betonherstelling’.
THEMATISCHE INNOVATIESTIMULERING ‘INDUSTRIEEL,
FLEXIBEL EN DEMONTABEL BOUWEN’
Ook wat de uitvoering van beton en betonconstructies betreft, zijn er tal van evoluties aan de gang. Zo wordt de laatste jaren almaar meer aandacht besteed aan industrialisatie en/of prefabricage, wat vooral tot uiting komt door het toenemende gebruik van architectonisch beton, breedplaten en holle vloerelementen. Deze trend vertaalt zich eveneens in het concept ‘industrieel, flexibel en demontabel bouwen’ (kortweg IFD-bouwen genoemd). Binnen het WTCB werd daarom het project van Thematische Innovatiestimulering ‘Industrieel, flexibel en demontabel bouwen’ [B11] (ook aangeduid als TIS IFD) opgestart om de sector te ondersteunen bij de ontwikkeling en implementatie van innovatieve concepten en werkwijzen.
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Beton & Betonconstructies
TECHNISCH ADVIES STATISTIEKEN
Afb. 1 Tussenkomsten van de afdeling Technisch Advies in het kader van beton en betonconstructies. 13 %
18 %
De adviezen die in de loop van 2004 door de afdeling Technisch Advies (ATA) verstrekt werden inzake beton en de uitvoering ervan, vertegenwoordigen iets meer dan 13 % van het totaal. Zo’n 70 % van deze adviezen hebben te maken met ter plaatse gestort beton, terwijl slechts 13 % ervan betrekking hebben op geprefabriceerd beton. Afbeelding 1 toont aan dat deze adviezen voornamelijk gaan over vochtproblemen (21 %), scheurvorming (18 %) en het uitzicht (13 %).
21 %
17 % 7%
2% 9%
DROGINGSTERMIJNEN Naast infiltratieproblemen bij metselwerk uit betonblokken of geprefabriceerde elementen uit uitgewassen beton hebben de adviezen die verstrekt worden op het vlak van vochtproblemen vaak te maken met de drogingstermijnen van ter plaatse gestort beton, die erg lang kunnen zijn. De compactheid van een beton van goede kwaliteit dat op correcte wijze verdicht werd, is immers zodanig dat deze soms een extreem lange drogingstermijn vereist. De plaatsing van de vloerafwerking, en dan vooral van vloerbedekkingen die gevoelig zijn voor vocht, moet in bepaalde gevallen dus gedurende een langere periode uitgesteld worden indien er geen vochtmembraan geplaatst werd tussen de betonconstructie en de dekvloer van de betreffende vloerafwerking.
KRIMPSCHEUREN De aanwezigheid van microscheurtjes aan het oppervlak van betonelementen (vloerplaten, gordijngevels, balken, …) kan dikwijls toegeschreven worden aan de krimpspanningen die optreden tijdens de droging van het beton. Wanneer het niet mogelijk is het beton onmiddellijk na zijn uitvoering te beschermen met een geschikt nabehandelingsproduct (zoals doorgaans wel gebeurt bij beton voor wegenwerken), kunnen de hygrothermische omstandigheden waarin het beton gedurende deze periode bewaard wordt krimpscheuren veroorzaken, die moeilijk te vermijden zijn.
9%
manier te bepalen of deze kleurverschillen al dan niet aanvaardbaar zijn.
13
WTCB – Jaarverslag 2004
• homogeniteit van het beton in de betonmixer (respecteren van de transporttermijnen, voldoende omwenteling vóór het storten, …). n
GRINDNESTEN De aanwezigheid van grindnesten (zie afbeelding 2) aan het oppervlak van elementen uit ter plaatste gestort gewapend beton is ook een verschijnsel dat regelmatig behandeld wordt door de afdeling Technisch Advies. Hierbij moeten vooral de volgende parameters in aanmerking genomen worden : • de betonsamenstelling (granulometrie, vloeibaarheid, …) • de hoogte van waarop gestort wordt (wapeningsdichtheid, diameter van het pompkanaal, …) • termijn tussen de uitvoering van de opeenvolgende lagen • kwaliteit van de verdichting (is het volledige betonoppervlak bereikbaar voor de trilnaalden ?)
WTCB-PUBLICATIES ‘BETON & BETONCONSTRUCTIES’ IFD-bouwen : beschrijving, voordelen en voorbeelden. WTCB-Dossier, 2004/4, Katern 2. Toleranties op ter plaatse gestort beton : evolutie van de specificaties. WTCB-Dossier, 2004/4, Katern 4. Staal-betonconstructies. Deel 2 : controle van de gebruiksgrenstoestanden volgens Eurocode 4. WTCB-Dossier, 2004/4, Katern 7. De chemische aantasting van beton. WTCB-Dossier. 2004/4, Katern 9. Vloeistofdichte betonvloeren : ontwerp en uitvoering. WTCBDossier, 2004/4, Katern 11. Nieuwe normen voor beton. Deel 1 : nieuwe versie van de norm NBN B 15-001. WTCB-Dossier, 2004/3, Katern 4. De krimp van jong speciaal beton. WTCB-Dossier, 2004/2, Katern 2. Innovatieve uitvoeringsmethoden voor performante monolithische bedrijfsvloeren. WTCB-Dossier, 2004/2, Katern 3.
KLEURVERSCHILLEN De uitzichtsproblemen waarmee men het vaakst geconfronteerd wordt bij constructies uit ter plaatste gestort beton of geprefabriceerde elementen uit decoratief beton betreffen voornamelijk de kleurverschillen. In dergelijke gevallen worden vergelijkende metingen uitgevoerd met een colorimeter om op een objectieve
scheurvorming uitzicht vocht mechanische karakteristieken chemische aantasting vervorming vorstbestendigheid n diversen n dimensionering n n n n n n
4%
Herstellen van beton met hydraulische mortels. WTCB-Dossier, 2004/2, Katern 6.
Afb. 2 Grindnest aan het oppervlak van een element uit ter plaatse gestort gewapend beton.
Beton nabehandelen. WTCBDossier, 2004/1, Katern 1.
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Beton & Betonconstructies
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie Metselwerk De WTCB-medewerkers worden niet enkel geconfronteerd met vragen over de toepassing van de Europese normen of het gebruik van nieuwe technologieën, waaronder gelijmd metselwerk. Ze krijgen ook nog vaak te maken met traditionele problemen, zoals uitbloeiingen op metselwerk.
ONTWIKKELING VAN NIEUWE TECHNIEKEN
De metselwerksector wordt tegenwoordig gekenmerkt door de ontwikkeling en de commercialisering van nieuwe technieken die de traditionele uitvoeringswijzen beginnen te verdringen. In deze context willen we erop wijzen dat de nationale referentiedocumenten hieromtrent langzaam maar zeker moeten vervangen worden door : • Europese productnormen (verplichte CE-markering) • ontwerpnormen met genormaliseerde rekenmethoden (Eurocodes).
borgt. De gebruikers zitten ook met tal van vragen omtrent de technische aspecten, de uitvoering, het gedrag en de duurzaamheid van deze nieuwe technieken. Het WTCB is erg actief in de metselwerksector en verleent zijn medewerking aan verschillende commissies waarin de voornaamste bouwpartners vertegenwoordigd zijn. Verder verdeelt het Centrum tal van publicaties en voert het experimenteel onderzoek, dat kan uitmonden in de opstelling van nieuwe Technische Voorlichtingen. Deze activiteiten vinden plaats in het laboratorium ‘Ruwbouw- en afwerkingsmaterialen’, dat voor bepaalde experimentele aspecten kan rekenen op de steun van diverse andere WTCB-laboratoria (‘Structuren, Schrijnwerk en Gevelelementen’ en ‘Energetische Aspecten Gebouwen’). In 2004 was het, dankzij de drie hierna besproken prenormatieve onderzoeksprojecten, mogelijk deze aspecten te bestuderen binnen een begeleidingsgroep (werkgroep).
Verlijming met dunne voegen is een van de nieuwe technieken die de traditionele uitvoeringswijzen beginnen te verdringen. Deze aspecten hebben een belangrijke invloed op de huidige procedures voor de (vrijwillige) kwaliteitsverklaringen in België, met name op het BENOR-merk, dat de conformiteit van de karakteristieken van de toegepaste producten waar-
14
WTCB – Jaarverslag 2004
bevelingen (WTCB-Dossier 2004/4). Daarnaast werd gestart met de experimentele studie van de mechanische sterkte, de thermische eigenschappen en de brandweerstand van dragende wanden.
GELIJMD
Het WTCB werkt volop verder aan het onderzoek van gelijmd metselwerk.
BELGISCHE BIJLAGE CODE 6
METSELWERK
In het kader van het project ‘Gevelmetselwerk van gelijmde baksteen’ [C1] werd verder gewerkt aan de studie van de verenigbaarheid van gevelmaterialen (hechting/duurzaamheid) en het hygrische gedrag van het gevelmetselwerk. Dit onderzoek heeft geleid tot de voorstelling van een eerste reeks praktische aan-
VAN
EURO-
Het prenormatieve onderzoek met betrekking tot de Nationale Bijlagen bij Eurocode 6 [C2], dat een aanvulling vormt op bepaalde aspecten van voornoemde studie, werd eind 2004 opgestart en heeft tot doel de huidige normaliserende activiteiten met het oog op de implementering van deze Bijlagen te ondersteunen. Deze
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Metselwerk
werkzaamheden moeten leiden tot de publicatie van een Technische Voorlichting die zal kunnen gebruikt worden als referentiedocument voor bouwprofessionelen en ontwerpers en die de grondslag zou kunnen vormen voor de homologatieprocedures.
UITBLOEIINGEN Het ontstaan van schade, soms tengevolge van een gebrek aan voldoende betrouwbare proefmethoden, kan ook aan de basis liggen van onderzoeksprojecten. Het project ‘Analyse en preventie van uitbloeiingen op baksteenmetselwerk : een stap naar normalisatie’ [C3] is voornamelijk gericht op de problematiek van het verschijnen van uitbloeiingen na de bevochtiging en droging van bepaalde baksteen-mortelverbindingen. Dankzij deze studie, uitgevoerd in samenwerking met het onderzoekscentrum voor de Belgische keramische nijverheid (CWOBKN), was het mogelijk een proefmethode uit te werken die beter aangepast is aan de bouwplaatsomstandigheden en aan de waarnemingen, gedaan in de praktijk.
Het WTCB toonde aan dat de open stootvoegen, die kenmerkend zijn voor een van de bestudeerde types gelijmd metselwerk, de geluidsverzwakkingsindex niet beïnvloeden. isolatie (vanuit een hygrothermisch en een mechanisch oogpunt) en heeft tot doel de potentiële verbeteringen van de energieprestaties van bepaalde bestaande gebouwen beter in te schatten. Door de beëindiging van de eerste fase van dit onderzoek kon een werkprogramma opgesteld worden voor nieuwe computergestuurde simulaties en voor toekomstig experimenteel onderzoek.
LABORATORIUM ‘RUWBOUW- EN AFWERKINGSMATERIALEN’ Het WTCB-laboratorium ‘Ruwbouw- en Afwerkingsmaterialen’ moedigt op zijn beurt de ontwikkeling van innovatieve procédés aan en biedt hulp bij het streven naar een kwaliteitssysteem.
Bij gebrek aan BUtgb-richtlijnen voor de homologatie en certificering van gelijmde metselwerksystemen kunnen producenten van gelijmde betonmetselstenen die een attest wensen te verkrijgen van een controleorganisme een beroep doen op de steun van onze medewerkers. Deze steun bestaat in de opvolging van de activiteiten op de bouwplaats en in de voorstelling van geschikte proefmethoden. Het laboratorium ‘Akoestiek’ voert eveneens een groot aantal onderzoeken uit met betrekking tot metselwerk. Zo heeft het onder andere kunnen aantonen dat de open stootvoegen, die kenmerkend zijn voor een van de bestudeerde types gelijmd metselwerk, geen negatieve invloed hebben op de geluidsverzwakkingsindex.
Het probleem van uitbloeiingen blijft een groot gedeelte van onze onderzoeksactiviteiten uitmaken.
INWENDIGE
ISOLATIE
Naast deze prenormatieve onderzoeken werd ook de studie ‘ISOLIN’ [C4], in samenwerking met verschillende Belgische universiteiten (UCL, ULB, K.U.Leuven) en met de steun van het Waalse Gewest, opgestart. Deze studie betreft de beoordeling van de risico’s die verbonden zijn met binnen-
15
WTCB – Jaarverslag 2004
Tests op een nieuw systeem van gelijmde betonblokken. Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Metselwerk
NORMALISERING, BENOR- EN ATG-KWALITEITSVERKLARINGEN Naast de uitvoering van experimenteel onderzoek en studiewerk nemen onze medewerkers deel aan de normaliserende werkzaamheden van de BIN-spiegelcommissies CEN TC 125 ‘Metselwerk’ en CEN TC 250 ‘Eurocodes’, waarin de nationale aanwendingsdocumenten voor de nieuwe normen over metselwerk opgesteld worden. Zo werden in 2004 een aantal specifieke aanbevelingen voor gelijmd metselwerk gepubliceerd. In afwachting van de definitieve teksten blijft de huidige norm NBN B 24-401 echter onverminderd van kracht. Dankzij zijn deelname aan deze commissies, waarin zowel federaties van producenten, controleorganismen, studiebureaus als onderzoekscentra vertegenwoordigd zijn, kan het WTCB de informatie die voortvloeit uit het prenormatieve onderzoek beter verspreiden onder zijn leden en naar de sector. Voornoemde normaliserende activiteiten zullen bovendien nog aan belang winnen door de geleidelijke invoering van de Europese normen, die een niet te onderschatten weerslag hebben op de huidige procedure voor de kwaliteitsverklaring van producten in België (BENOR-merk). Wegens de implementatie en de toepassing van de Europese Bouwproductenrichtlijn werden voor de metselwerksector namelijk diverse geharmoniseerde specificaties gepubliceerd, aan de hand waarvan de CE-markering op de producten aangebracht zal moeten worden. Zo is de normenreeks NBN EN 771-1 tot 771-5 (voor metselstenen en -blokken uit diverse materialen) sedert 2004 beschikbaar. Onze ingenieurs volgen deze acti-
NUTTIGE
INFORMATIE
Projectendatabank www.wtcb.be : projecten [C1] tot [C6] Nuttige links • Laboratorium ‘Ruwbouw- en afwerkingsmaterialen’ : www.wtcb.be (rubriek ‘Laboratoria’) • Normen-Antenne ‘Eurocodes’ : www.normen.be • Website van de BUtgb : www.butgb.be • Website van het Infopoint : www.infopoint.be
16
WTCB – Jaarverslag 2004
WTCB-PUBLICATIES ‘METSELWERK’ ‘Gelijmd’ baksteenmetselwerk. WTCB-Dossier, 2004/4, Katern 3. De restauratie van het Martelarenmonument te Leuven. WTCB-Dossier, 2004/2, Katern 1. Akoestische invloed van de afwerking van muren uit metselwerk. WTCBDossier, 2004/2, Katern 7. Infiltraties aan de voet van spouwmuren. Infofiche, nr. 7, 2004. Gids voor de restauratie van metselwerk. Deel 3 : Gevelreiniging. WTCBMonografie, 2004.
viteiten op de voet op, zowel binnen de spiegelcommissies van het BIN (CEN TC 125), binnen het Comité van het Merk van BENOR, als binnen de BENOR-adviesraden van BCCA en PROBETON.
NORMEN-ANTENNES ‘EUROCODES’ EN ‘MORTELBETON-GRANULAAT’ De informatieoverdracht die voortvloeit uit de opvolging van de evolutie van de Europese normen met betrekking tot metselwerk wordt verzekerd door de NormenAntennes ‘Eurocodes’ [C5] en ‘Mortel-Beton-Granulaat’ [C6]. Deze kunnen voor de coördinatie van hun talrijke werkzaamheden respectievelijk een beroep doen op de laboratoria ‘Structuren, Schrijnwerk en Gevelelementen’ en ‘Betontechnologie’. Speciefiek voor het domein ‘metselwerk’ wordt een beroep gedaan op het laboratorium ‘Ruwbouw- en afwerkingsmaterialen’.
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Metselwerk
TECHNISCH ADVIES
Afb. 1 Tussenkomsten van de afdeling Technisch Advies met betrekking tot metselwerk. 21 %
STATISTIEKEN De ingenieurs van de afdeling Technisch Advies (ATA) worden vaak geconfronteerd met vragen omtrent metselwerkconstructies (zie afbeelding 1). Daarnaast trachten ze de bouwprofessionelen op de hoogte te houden van de kennis die in deze verschillende domeinen werd opgedaan. In 2004 had zo’n 14 % van de verstrekte adviezen betrekking op metselwerkconstructies, waarbij heel wat aandacht uitging naar het probleem van waterinfiltraties aan de voet van spouwmuren, veroorzaakt door de minder geslaagde drainering van de spouw en/of door stijgvocht vanuit de bodem. Deze problemen komen eveneens uitgebreid aan bod in een Infofiche die kan geraadpleegd worden via de WTCBwebsite en die gepubliceerd werd in WTCB-Contact 2/2004.
VERVORMINGEN Aangezien metselwerkconstructies onderhevig zijn aan tal van bewegingen, hernemen we hierna enkele bestaande aanbevelingen inzake de bewegingsvoegen en de maatregelen die men dient te treffen bij de afdichting ervan. Overeenkomstig de voorschriften uit de STS 56.1 ‘Dichtingskitten voor gevels’ wordt een onderscheid gemaakt tussen vier kitklassen, afhankelijk van hun bewegingsvermogen. Deze klassen kunnen ook in twee groepen ingedeeld worden, al naargelang het gaat om kitten voor beglazingen (groep G) of kitten voor het opvoegen van gebouwen (groep F). De nominale breedte (ln) van de bewegingsvoegen moet bepaald worden, rekening houdend met de dimensionale eisen die voortvloeien uit de gekozen kitklasse (lmin en lmax), de uitvoeringstoleranties van
Tabel 1 Minimale en maximale breedte van de bewegingsvoegen, afhankelijk van de kitklassen. KITKLASSE
BREEDTE (l) TIJDENS DE PLAATSING (mm)
39 % vocht scheurvorming – vervorming diversen dimensionale toleranties – uitzicht n vorstbestendigheid mechanische karakteristieken n biochemische aantasting – onderhoud n n n n
9%
5% 20 %
de opgevoegde elementen en de vervormingen die deze elementen ondergaan alvorens de kit aangebracht wordt. Dit wordt uitgedrukt door de formule : lmin + (tc + ma) ≤ ln ≤ lmax – (tc + ma), waarbij : – tc = de combinatie van de fabricageen de uitvoeringstoleranties – ma = de som van de bewegingen van de voegranden vóór de uitvoering van de kit. De kitklasse en de nominale voegbreedte moeten vervolgens gelijktijdig gecontroleerd worden aan de hand van de omkeerbare en de onomkeerbare bewegingen die de voegranden ondergaan na de uitvoering van de kit. Hoewel het hier kan gaan om bewegingen van verschillende aard (hydraulische krimp, hygrische vervormingen, kruip, differentiële zettingen, …), dient men in het geval van gevelmetselwerk doorgaans eerst de krimp en de thermische uitzettingen te beschouwen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk de potentiële thermische beweging ∆l te berekenen, die het gevelmetselwerk bij een temperatuursverschil van 30 °C (verschil tussen de minimale buitentemperatuur en de temperatuur bij de uitvoering van de voeg) zou kunnen ondergaan, rekening houdend met de afstand tussen de voegen die aanbevolen wordt in de norm NBN ENV 1996-2 ‘Eurocode 6. Berekening van metselwerk. Deel 2 : ontwerp, keuze van bouwstoffen en uitvoering van metselwerk’. Dit kan gebeuren aan de hand van de volgende for-
mule : ∆l = α . l . ∆t, waarbij : – α = de thermische uitzettingscoëfficiënt van het materiaal (6.10-6 m/m.°C voor baksteen) – l = de vrije lengte van het beschouwde element – ∆t = het verwachte temperatuursverschil. Tabel 2 geeft de minimale voegbreedte die voortkomt uit de keuze van de materialen, de afstand tussen de bewegingsvoegen, de amplitude van de beschouwde beweging en de kitklasse. Dankzij deze benadering is het mogelijk aan te tonen dat de tussenafstand van 30 m, zoals voorzien in de Belgische norm NBN B 24-401, lettend op de huidige aanbevelingen met betrekking tot de dimensionering van de voegen voor de verschillende beschouwde kitklassen, overdreven is. Deze geeft immers aanleiding tot redelijk brede, en bijgevolg weinig esthetische bewegingsvoegen, met bovendien een groter risico op scheurvorming van het metselwerk tussen deze voegen tot gevolg. De ingenieurs van de afdeling Technisch Advies werken nauw samen met het departement ‘Materialen, Technologie en Milieu’ om de bouwprofessionelen in te lichten over de nieuwe technologieën die ontwikkeld worden op het vlak van metselwerk, zoals de uitvoering van gelijmd baksteenmetselwerk. n
Tabel 2 Minimale voegbreedte, afhankelijk van de keuze van de materialen, de afstand tussen de bewegingsvoegen, de amplitude van de beweging en de kitklasse. l (m)
∆l (mm)
LM 20 (*)
LM 25 (*)
lmax
METSELWERKTYPE
α (10-6 m/m.°C)
lmin 7,5
10
20
Baksteen
6
12
2,16
10,8
8,6
12,5
6
20
Kalkzandsteen
12
8
2,9
14,5
11,6
20
6
30 (*)
Beton
12
6
2,16
10,8
8,6
25
6
30 (*)
Cellenbeton
8
6
1,44
7,2
6
(*) Voor kitten van de klasse 20 en 25 mag de voegbreedte (lmax) groter zijn (zie voorschriften van de fabrikant).
17
2% 4%
WTCB – Jaarverslag 2004
(*) De voegbreedte die vermeld wordt in deze tabel stemt overeen met de minimale waarde die nodig is voor het opnemen van de amplitude van de potentiële bewegingen, zonder rekening te houden met de uitvoeringstoleranties op het metselwerk.
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Metselwerk
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie Daken Naast de studie, gewijd aan de integratie van zonneënergietechnieken in daken en gevels, maakten de thema’s groendaken en vochtproblemen in daken een belangrijk deel uit van de activiteiten die in 2004 uitgevoerd werden door het WTCB.
In 2004 waren de WTCB-acties voor de daksector voornamelijk toegespitst op : • prenormatief onderzoek • de activiteiten binnen de Technische Comités ‘Dichtingswerken’ en ‘Dakbedekkingen’ • onderzoek naar innoverende procédés • de opvolging en ondersteuning van normalisatieactiviteiten • de kwaliteit van producten en uitvoeringsprocédés • informatieverspreiding.
PRENORMATIEF
Comité ‘Dichtingswerken’, rekening houdend met de BUtgb-, BIN- en CEN-activiteiten.
De tussentijdse resultaten van deze studie werden reeds besproken in het kader van de herziening van TV 175 ‘Daken met pannen in gebakken aarde’ en TV 186 ‘Daken met tegelpannen’, evenals bij de opstelling van een nieuwe TV met betrekking tot de thermische isolatie van hellende daken. De uiteindelijke resultaten zouden in de eerste plaats moeten leiden tot de hygrisch correcte uitvoering van daken met een beperkt risico op inwendige condensatie en in de tweede plaats tot de update van bepaalde normen, zoals de NBN EN ISO 13788 of de NBN EN 12114, die een beoordelingsmethode (in het laboratorium) voor de luchtdichtheid van bouwmaterialen beschrijft.
ONDERZOEK
In 2004 verleende het WTCB zijn medewerking aan het prenormatieve onderzoek naar de thema’s groendaken en vochthuishouding in daken.
GROENDAKEN De resultaten van dit onderzoek, dat afgesloten werd in het voorjaar van 2004, werden opgenomen in een ontwerp van Technische Voorlichting. Tijdens deze studie voerde het WTCB tal van metingen uit van : • het thermische gedrag • de akoestische isolatie • de waterkwaliteit • de afvoerdebieten op verschillende types groendaken, ... Daarnaast werd ook de wortelweerstand van een aantal afdichtingsmaterialen beoordeeld. Deze werkzaamheden vonden plaats in de schoot van het Technische
18
WTCB – Jaarverslag 2004
bank opgesteld met nuttige informatie omtrent vochtproblemen enerzijds en actuele binnenklimaatmetingen anderzijds.
Groendaken, een van de thema’s waaraan het WTCB in 2004 bijzonder veel aandacht besteedde. VOCHTHUISHOUDING
IN DAKEN
Tijdens dit onderzoek [D1], dat gebeurde in samenwerking met de Universiteit Gent, de K.U.Leuven en WenK, werd nagegaan hoe men de voorschriften en rekenmethoden beter kan afstemmen op de huidige randvoorwaarden en bouwtechnieken. Hiertoe werd een vrij omvangrijke data-
De hygrisch correcte uitvoering van daken zou uiteindelijk het risico op inwendige condensatie moeten beperken. Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Daken
straling speelt deze kristallijne vorm van titaandioxide een fotokatalytische rol bij de afbraak van organische stoffen en diverse schadelijke gassen die aanwezig zijn in de lucht. Met anataas behandelde bouwmaterialen zouden zelfreinigende eigenschappen ontwikkelen en een zuiverende invloed kunnen hebben op de lucht. Hoewel deze technologie in Japan al geruime tijd toegepast wordt, staat het gebruik van anataas in bouwmaterialen in Europa nog maar in zijn kinderschoenen. Dit onderzoek heeft dus tot doel de werkelijke voordelen van deze methode te achterhalen.
De studie van de mechanische bevestiging van de dakisolatie en de dakafdichting bij platte daken zou moeten uitmonden in de publicatie van een Technische Voorlichting.
ACTIVITEITEN BINNEN DIVERSE TECHNISCHE COMITÉS
sche bevestiging van de dakisolatie en de dakafdichting op stalen plooiplaten.
TC DICHTINGSWERKEN TC DAKBEDEKKINGEN Het TC ‘Dichtingswerken’ werkte in 2004 volop verder aan de voorbereiding en opstelling van de volgende publicaties : • de herziening van TV 191 ‘Het platte dak. Deel 2 : aansluitingen en afwerking’ • een TV met betrekking tot groendaken • een TV omtrent de mechanische bevestiging van de dakisolatie en de dakafdichting bij platte daken • een TV over parkeerdaken. Daarnaast voerde dit TC besprekingen in verband met de nieuwe brandeisen voor dakgehelen, de windspecificaties en het hygrothermische gedrag van de dakopbouw en verscheen een WTCB-Dossier (2004/1, Katern nr. 7) over de mechani-
Binnen het TC ‘Dakbedekkingen’ waren de werkzaamheden toegespitst op : • de herziening van TV 175 ‘Daken met pannen in gebakken aarde’ en TV 186 ‘Daken met tegelpannen’ • een TV met betrekking tot de thermische isolatie van hellende daken • een TV inzake de integratie van zonneenergietechnieken in daken en gevels.
ASBESTANALYSE Het overweegt ook de herziening van de TV 202, evenals de opstelling van twee nieuwe TV over aansluitingsdetails voor daken met pannen en over timmerwerk (deze laatste in samenwerking met het TC ‘Schrijnwerken’).
FOTOKATALYSE
Het nieuwe ontwerp van Koninklijk Besluit met betrekking tot de bescherming van werknemers tegen de gevolgen van een blootstelling aan asbest, voorziet de toepassing van verschillende beschermingsmaatregelen, zoals het dragen van een individuele ademhalingsuitrusting. Het dragen ervan kan echter achterwege gelaten worden indien een risicoanalyse onomstotelijk heeft aangetoond dat de blootstellingsgrenswaarde voor asbest (0,1 vezel per cm3) niet overschreden wordt in de werkzone.
Op het gebied van dak- en gevelbekledingen werd in 2004 onderzoek gevoerd naar de mogelijkheden van het gebruik van fotokatalyse bij de productie van zelfreinigende en milieuvriendelijke materialen, zoals dakpannen [D2]. Het WTCB werkt in dit kader rond het toepassingspotentieel van anataas, en dan vooral voor dakpannen en betonnen dakbedekkingsmaterialen. Onder invloed van ultraviolet-
De Confederatie Bouw Dak heeft daarom een studie laten uitvoeren ter bepaling van de hoeveelheid vrijgekomen asbestvezels op verschillende bouwplaatsen waar de asbestcementgebonden dakbedekking verwijderd werd. De in dit kader genomen luchtstalen werden onderzocht door het ISSeP. Deze door het WTCB gecoördineerde studie heeft tot doel een dossier op te stellen waaruit blijkt dat de
Het TC ‘Dakbedekkingen’ was ook nauw betrokken bij de publicatie van Infofiche nr. 12, met betrekking tot condensatie in thermisch geïsoleerde hellende daken.
Het WTCB is van plan een Technische Voorlichting op te stellen over timmerwerk.
19
WTCB – Jaarverslag 2004
Proeven op dakpannen, behandeld met anataas, ter ontwikkeling van zelfreinigende en milieuvriendelijke materialen.
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Daken
TECHNOLOGISCHE ADVISEERDIENST ‘DUURZAME
UITVOERINGSTECHNIEKEN VOOR DAKEN
WTCB-PUBLICATIES ‘DAKEN’
EN LICHTE BUITENWANDEN’
In 2004 werd de door het IWT gesubsidieerde Technologische Adviseerdienst ‘Duurzame uitvoeringstechnieken voor daken en lichte buitenwanden’ opgericht [D3]. Deze heeft tot doel de kennis en de expertise die gegenereerd wordt door de talrijke WTCB-activiteiten op het gebied van daken en lichte buitenwanden over te brengen naar de sector. Onze medewerkers zorgen tevens voor ondersteuning bij de ontwikkeling van diverse innoverende daksystemen, vaak met de financiële hulp van het IWT.
hoeveelheid vrijgekomen asbestvezels sterk beperkt kan worden door het respecteren van een precieze werkwijze, zodat de blootstellingsgrenswaarde niet langer overschreden wordt.
Crocidolietvezels (ook blauw asbest genoemd) onder de optische microscoop.
NORMALISERING, BENOR- EN ATG-KWALITEITSVERKLARINGEN Het WTCB verleent al geruime tijd zijn medewerking aan de werkzaamheden van de BUtgb, het CEN en de EOTA, en dan vooral in het kader van de kwaliteitsborging van producten en systemen.
voorbereid worden binnen de Technische Comités CEN TC 88, CEN TC 128, CEN TC 254 en de diverse EOTA-werkgroepen. Wat de BENOR-activiteiten betreft, hebben verschillende WTCB-experten deelgenomen aan de adviesraden voor pannen van gebakken aarde, leien, geprofileerde platen in vezelcement, bitumineuze onderlagen (BCCA) en betondakpannen (PROBETON). Doordat het Centrum zowel het voorzitterschap als het secretariaat van het Technische Comité CEN TC 128 voor zijn rekening neemt, kan het deze BENOR-activiteiten ondersteunen. Op het gebied van afdichtingssystemen zijn onze medewerkers eveneens zeer actief binnen de BIN-spiegelcommissie CEN TC 254. Aangezien de daksector in 2005 zal geconfronteerd worden met de verplichte CE-markering van dakbedekkingen en afdichtingsproducten, zal het Centrum zijn werkzaamheden nog meer toespitsen op het informeren en begeleiden van de sector en op de beoordeling van bovenvermelde producten.
Mechanische bevestiging van de dakisolatie en de dakafdichting op stalen plooiplaten. WTCB-Dossier, 2004/1, Katern 7. Condensatie in thermisch geïsoleerde hellende daken. Infofiche, nr. 12, 2004.
In het kader van de BUtgb-activiteiten verleende het WTCB zijn medewerking aan de aflevering van ATG voor natuurleien, metaal- en betonpannen, metaalplaten, isolatie voor warme daken en omkeerdaken en dakafdichtingen. Onze laboratoria zorgen in deze context niet enkel voor de opstelling van proefverslagen, maar ook voor de verificatie van de gedeclareerde waarden en de beoordeling van de gebruiksgeschiktheid door de uitvoering van wind- en regenproeven op de volledige dakopbouw. Om de werkzaamheden ook op Europees vlak te coördineren, is het Centrum nauw betrokken bij de sectorale groepen (met name de SG 01, SG 11 en SG 19) van de zogenaamde ‘notified bodies’ van de Europese Unie. Binnen EOTA zijn de activiteiten van onze medewerkers toegespitst op de aflevering van toekomstige ETA. Dit gebeurt in een aantal werkgroepen die thema’s onderzoeken zoals mechanisch bevestigde waterdichtingssystemen, omkeerdaken, zelfdragende lichtgewicht panelen, ...
In 2004 werden een vijftigtal ATG voor dakisolatiesystemen, dakbedekkingen en dakafdichtingen onderzocht en afgeleverd.
Zo werden in 2004 een vijftigtal ATG voor dakisolatiesystemen, dakbedekkingen en dakafdichtingen onderzocht en afgeleverd. Bij dit onderzoek werd niet enkel rekening gehouden met de recent gepubliceerde Europese specificaties, maar ook met de specificaties die op dit moment
NUTTIGE
INFORMATIE
Projectendatabank www.wtcb.be : projecten [D1] tot [D3] Nuttige link Technologische Adviseerdienst ‘Duurzame uitvoeringstechnieken voor daken en lichte buitenwanden’ : www.wtcb.be (rubriek ‘Diensten’, ‘Innovatieondersteuning’)
20
WTCB – Jaarverslag 2004
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Daken
TECHNISCH ADVIES
Afb. 1 Overzicht van de frequentste vochtproblemen in platte en hellende daken. B. Hellende daken
A. Platte daken
STATISTIEKEN 61 %
Vragen met betrekking tot hellende en platte daken vertegenwoordigen bij benadering zo’n 10 tot 12 % van de problemen die behandeld worden binnen de afdeling Technisch Advies (ATA). Afbeelding 1 geeft een overzicht van de meest voorkomende vochtproblemen in elk van beide daktypes.
36 % 67 % adviezen na uitvoering 33 % adviezen vóór uitvoering
60 % adviezen na uitvoering 40 % adviezen vóór uitvoering
42 % adviezen na uitvoering 58 % adviezen vóór uitvoering
51 % adviezen na uitvoering 49 % adviezen vóór uitvoering
7% 28 % 7%
HYGROTHERMISCH
1%
4%
56 %
GEDRAG VAN DAKEN
n inwendige condensatie n omgekeerde condensatie
Omdat zolders steeds vaker tot woonruimten omgevormd worden en het noodzakelijk is hellende daken thermisch te isoleren, merkt men tegenwoordig dat deze laatste niet zelden aangevuld worden met een aanzienlijke laag thermische isolatie.
lende daken is nog groter wanneer het onderdak weinig dampdoorlatend en/of niet-capillair is. De aanbevolen maatregelen voor de keuze en de uitvoering van het lucht- en dampdichtingssysteem van de dakopbouw zijn dus onlosmakelijk verbonden met de aard van het onderdak.
Hoewel de vermindering van de warmteverliezen doorheen dergelijke hellende daken zonder twijfel een ecologische en economische noodzaak is, kunnen deze wijzigingen soms leiden tot het ontstaan van schade, en dan vooral van condensatie aan de onderkant van het onderdak. Men moet bovendien vaststellen dat dit type condensatie in hellende daken (zie afbeelding 2) veel frequenter voorkomt dan in platte warme daken en omkeerdaken, die niettemin blootstaan aan gelijkaardige vochtigheidsvoorwaarden. Bij laatstgenoemde daktypes is het immers makkelijker een bevredigende luchtdichtheid van de dakopbouw te bereiken, waardoor het risico op convectie beperkt wordt. De kans op vochtsporen tengevolge van inwendige condensatie in hel-
Afb. 2 Inwendige condensatie komt vaker voor in hellende daken dan in platte warme daken en omkeerdaken.
n oppervlaktecondensatie n infiltratie
THERMISCHE
ISOLATIE VAN DAKEN
De medewerkers van de ATA worden vaak geconfronteerd met vragen omtrent de theoretische minimale dikte van de laag thermische isolatie die men dient te voorzien om de U-waarde te bekomen die opgelegd wordt in de gewestelijke thermische reglementeringen. Tabel 1 geeft een overzicht van deze waarden, rekening houdend met de aard van het materiaal en met het feit of het al dan niet gecertificeerde materialen betreft. De berekening van deze dikte gebeurt aan de hand van de aanbevelingen uit de norm NBN B 62-002 (en zijn addendum) en de STS 08.82, waarbij ervan uitgegaan wordt dat de beschouwde dakopbouwen een traditionele samenstelling hebben. n
Tabel 1 Theoretische minimale dikte (cm) van de aan het dak toe te voegen thermische isolatie om de U-waarde te bekomen, opgelegd in de gewestelijke thermische reglementeringen. TE BEKOMEN U-WAARDE VAN DE DAKOPBOUW (W/m².K)
AARD VAN HET ISOLATIEMATERIAAL
Nieuwbouw (Wallonië + Brussel) en renovatie (Vlaanderen + Wallonië + Brussel) : 0,4 W/m2.K PLAT
HELLEND
DAK
Nieuwbouw (Vlaanderen) (*) : 0,6 W/m2.K
PLAT
DAK
HELLEND
DAK
DAK
A
B
A
B
A
B
A
B
PF (fenol)
4,8
7,6
7,4
10,4
2,9
4,7
4,5
6,3
PUR/PIR (polyurethaan/polyisocyanuraat)
5,4
7,6
8,3
10,4
3,3
4,7
5,0
6,3
XPS (geëxtrudeerd polystyreen)
/
/
10,1
11,9
/
/
6,1
7,1
EPS (geëxpandeerd polystyreen)
7,8
9,7
11,9
13,4
4,8
6,0
7,1
8,0
MW (minerale wol)
8,0
9,7
12,2
13,4
4,9
6,0
7,3
8,0
CG (cellenglas)
9,5
11,9
14,3
16,4
5,9
7,3
8,6
9,8
/
10,8
/
14,9
6,0
6,7
/
8,9
11,7
13,0
16,4
17,8
7,2
8,0
9,8
10,7
ICB (impregnated cork board) EPB (geëxpandeerd perliet)
(*) De nieuwe thermische reglementering die in 2006 van kracht zal worden in het Vlaamse Gewest zal strenger zijn en zal een U-waarde van 0,4 W/m2K opleggen. A : gecertificeerd materiaal; B : niet-gecertificeerd materiaal.
21
WTCB – Jaarverslag 2004
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Daken
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie Schrijnwerk & Glaswerk Het schrijnwerk, de beglazing en de andere glazen structuurelementen moeten tegenwoordig voldoen aan steeds strenger wordende eisen die vaak moelijk met elkaar te verzoenen zijn.
Mechanische sterkte, inbraakbeveiliging, brandveiligheid, thermische en akoestische isolatie, visueel comfort, uitzicht, toegankelijkheid voor mindervaliden, … vormen slechts een greep uit de eisen waaraan het schrijnwerk, de beglazing en de andere glazen structuurelementen vandaag de dag moeten voldoen. Het WTCB is erg actief op het gebied van schrijnwerk en glaswerk. Zo verleent het zijn medewerking aan : • prenormatief onderzoek • Technologische Adviseerdiensten • thematische netwerken • activiteiten op het vlak van normalisering en ontwikkeling. In de context van de zes fundamentele voorschriften van de Bouwproductenrichtlijn winnen de aspecten mechanische sterkte, brandweerstand en vooral veiligheid van schrijnwerk en glaswerk almaar aan belang.
woning binnen te dringen. De mechanische inbraakbeveiliging wordt nog te vaak verwaarloosd, vooral indien men weet dat de meeste inbraakpogingen nooit langer duren dan vijf minuten en dat de inbreker zijn plan na deze termijn gewoonlijk laat varen. Onze medewerkers voeren daarom twee acties in dit kader : een prenormatief onderzoek, dat steunt op een groot aantal proeven, en een TIS-project (zie kader p. 24) dat de innovatiestimulering op het gebied van inbraakveiligheid beoogt. Het prenormatieve onderzoek ‘Evaluatie van inbraakvertragend schrijnwerk, al dan niet uitgerust met een ventilatiesysteem’ [E1] is een perfect voorbeeld van een globale analyse en interactie tussen verschillende elementen : profielen, vulelementen, omlijstingen, hang- en sluitwerk, ventilatiesysteem, bevestiging aan de ruwbouw, … Het is immers de zwakste component die de inbraakweerstand van het schrijnwerk bepaalt.
INBRAAKVEILIGHEID Het Centrum spitst zijn aandacht de laatste tijd dikwijls toe op activiteiten met betrekking tot inbraakbeveiliging. De statistieken van de Federale Politie voor het jaar 2004 hebben immers aangetoond dat het aantal inbraken in stijgende lijn gaat (gemiddeld gebeurt er in ons land een inbraak om de zes minuten). Uit de statistieken kan men eveneens afleiden dat het doorgaans de beperkte mechanische sterkte van de deuren en de vensters is die het de inbrekers mogelijk maakt de
22
WTCB – Jaarverslag 2004
Dit onderzoek heeft verschillende doelen voor ogen, met name : • het voorstellen van aanpassingen aan de Europese ontwerpnormen prEN 1627 tot en met 1630 • de ontwikkeling van een unieke en pertinente evaluatiestrategie voor de inbraakwerendheid van gevelschrijnwerkelementen • de opstelling van een eenduidig classificatiesysteem voor schrijnwerk • het voorstellen, voor elke weerstandsklasse, van bepaalde standaardoplossingen in inbraakwerend schrijnwerk. Deze standaardoplossingen zouden moeten uitgroeien tot een eerste referentie voor de sector met het oog op een toekomstige certificering of eventuele CEmarkering. Dit project zou uiteindelijk ook de grondslag kunnen vormen voor de opstelling van een nieuwe Technische Voorlichting, ter vervollediging van TV 206 ‘Mechanische inbraakbeveiliging van schrijnwerk en beglazing’.
TRANSPARANTIE
EN LICHT
Het WTCB spitst ook een groot deel van zijn werkzaamheden toe op het gebruik van glas in structurele toepassingen of voor de uitvoering van bijzondere bouwwerken in glas. Dit materiaal wordt in dergelijke gevallen immers steeds vaker aangewend om te kunnen voldoen aan de eisen van transparantie en lichttoetreding.
De mechanische inbraakbeveiliging wordt nog te vaak verwaarloosd.
Voor de meeste structurele toepassingen dient men, om veiligheidsredenen bij glas-
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Schrijnwerk & Glaswerk
Vierpuntsbuigproef op een vloerplaat van gelaagd glas.
Schokproef op gelaagd glas.
breuk, gelaagd glas te gebruiken. Daarom heeft het Centrum onlangs het prenormatieve onderzoek ‘Gebruik van gelaagd glas in structurele toepassingen’ [E3] opgestart, dat tot doel heeft een beter inzicht te krijgen in de verschillen in mechanisch gedrag tussen diverse types gelaagd glas, die nog niet behandeld worden in de huidige referentiedocumenten.
Wat de WTCB-publicaties omtrent glas betreft, werd in 2004 op het initiatief van het Technisch Comité ‘Glaswerken’ volop verder gewerkt aan de opstelling van de TV ‘Bijzondere bouwwerken in glas’. In dit document komen zowel de dimensionerings- als uitvoeringsregels voor bijzondere bouwwerken in glas (zoals vloerplaten, traptreden, uitstalramen, wanden uit geprofileerd glas of glazen bouwstenen, wanden van aquariums, patrijspoorten, deuren en constructies uit gehard glas, wanden uit gebogen glas, borstweringen en scheidingswanden, ...) aan bod. Het zal een aanvulling vormen op de TV 214 ‘Glas en glasproducten. Functies van beglazing’, evenals op de TV 221 ‘Plaatsing van glas in sponningen’.
Het onderzoek omvat een eerste – veeleer experimenteel – luik, waarbij de nadruk ligt op de bepaling van de belangrijkste factoren voor de dimensionering van structuurelementen uit gelaagd glas, en een tweede luik, dat gewijd is aan de modelvorming van dit composietmateriaal. Het WTCB wil enerzijds de onderzoeksresultaten valoriseren die bekomen werden in de verschillende normaliserende werkgroepen met betrekking tot gelaagd glas. Anderzijds wil het deze resultaten ook verspreiden naar de bouwaannemers, onder de vorm van pragmatische tabellen, die bijvoorbeeld zouden kunnen opgenomen worden in een Technische Voorlichting over dit thema.
LABORATORIUM ‘SCHRIJNWERK GEVELELEMENTEN’
EN
In 2004 waren de activiteiten van het laboratorium ‘Schrijnwerk en Gevelelementen’ vooral toegespitst op de ontwikkeling van nieuwe schrijnwerkelementen en glasproducten. Het voert in dit kader bijvoorbeeld proeven op de luchtdoorlatendheid, waterdichtheid, windsterkte, schokweerstand, vermoeiing en andere mechanische eigenschappen van de gebouwschil uit (manipulatieproeven, weerstandsproeven bij verkeerd gebruik, dynamische belastingsproeven, mechanische proeven op profielen, …).
Lucht-, water- en winddichtheidsproeven op een raam. van de BUtgb, het CEN en de EOTA, en dan vooral in het kader van de kwaliteitsborging van producten en systemen. Zo werden in 2004 een vijftigtal ATG voor beglazingen, schrijnwerkprofielen, kitten en gevelbekledingssystemen onderzocht en afgeleverd. Bij dit onderzoek werd niet enkel rekening gehouden met de recent gepubliceerde Europese specificaties, maar ook met de specificaties die op dit moment voorbereid worden binnen de Technische Comités CEN TC 33 (waarvan het Centrum het voorzitterschap verzekert), CEN TC 129 en de diverse EOTAwerkgroepen. Omdat de technische voorschriften voor buitenschrijnwerk dringend aan een up-
Het laboratorium bepaalt eveneens de karakteristieken van vensters, private en industriële deuren, gevelbekledingen, plafonds (en hun onderdelen), platte en hellende daken, … Het beschikt tevens over de nodige uitrustingen voor de uitvoering van simulaties van de belasting door wind, regen, lucht, ... overeenkomstig de Europese normen en de andere nationale en internationale leidraden.
NORMALISERING, BENOR- EN ATG-KWALITEITSVERKLARINGEN Glazen borstwering en glazen trap.
23
WTCB – Jaarverslag 2004
Het WTCB verleent al geruime tijd zijn medewerking aan de werkzaamheden
Een vijftigtal ATG voor beglazingen, profielen, kitten en gevelbekledingen werden afgeleverd.
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Schrijnwerk & Glaswerk
date toe waren, hebben de ingenieurs van het WTCB in 2004 de herziening van de norm NBN S 21-203 (STS 38) en van de Technische Specificaties STS 52.0 afgewerkt. Ook de ETA-Goedkeuringsleidraad 002 met betrekking tot structureel gelijmd glaswerk (SGG) werd bijgewerkt, rekening houdend met de nieuwe Europese certificeringsproefprocedures. Op het gebied van houten ramen werkt het WTCB aan het document ‘Kwaliteitseisen voor de fabricage van houten vensters’. Hiertoe werd in de verschillende CEN-werkgroepen met betrekking tot hout en profielen nuttige informatie ingewonnen waarmee het mogelijk was de beoordeling en de fabricagecontrole van houten ramen beter te organiseren. Het Centrum heeft eveneens voorbereidend werk uitgevoerd om een beter inzicht te krijgen in en begeleiding te kunnen bieden bij de CE-markering van beglaasde vliesgevels, structureel gelijmd glaswerk (SGG), ramen en deuren, industriële poorten en hekken en beglazing. Daarnaast verleende het WTCB zijn medewerking aan de organisatie van een aantal studiedagen over de verschillende producten voor gevels en de CE-markering, op het initiatief van diverse bedrijven en beroepsverenigingen. Naast zijn actieve deelname aan diverse werkgroepen voert het Centrum tevens tal van laboratoriumproeven uit. Om de werkzaamheden ook op Europees vlak te coördineren, is het nauw betrokken bij de sectorale groepen (SG 05 en SG 09) van de zogenaamde ‘notified bodies’ van de Europese Unie. Wat de dimensionering van gevels betreft, zijn onze medewerkers gestart met de opstelling van een wetenschappelijk rapport betreffende de belastingen, grens-
NUTTIGE
INFORMATIE
TECHNOLOGISCHE ADVISEERDIENSTEN ‘NIEUWE UITVOERINGSTECHNIEKEN IN DE SCHRIJNWERKERIJ’ EN ‘LE VERRE DANS LE BÂTIMENT’ (GLAS IN GEBOUWEN) De Technologische Adviseerdienst ‘Nieuwe uitvoeringstechnieken in de schrijnwerkerij’ [E5], die zowel gesubsidieerd wordt door het Vlaamse als door het Waalse Gewest, geeft technologische innovatiesteun aan aannemers van schrijnwerk en timmerwerk. Aangezien de prestatie-eisen voor buitenschrijnwerk onder andere op het gebied van akoestiek, thermisch comfort, lichttransmissie, inbraakveiligheid, ventilatie en brandweerstand almaar strenger worden, ziet deze sector zich er immers toe verplicht nieuwe producten te ontwikkelen en toe te passen. De Technologische Adviseerdienst ‘Le verre dans le bâtiment’ [E4], gesubsidieerd door het Waalse Gewest, behandelt voornamelijk de volgende twee thema’s : • glas en de veiligheid van personen • vlak glas als constructiemateriaal. Deze TAD streeft ernaar de invoering van innovaties bij glaswerkers – die de voornaamste doelgroep uitmaken – te stimuleren en te bevorderen. Men mag echter niet vergeten dat ook algemene aannemers en schrijnwerkers vaak te maken krijgen met glasproducten. Daarom wil ze uiteindelijk komen tot een verbetering van de deskundigheid van de volledige sector om het concurrentievermogen van de bedrijven op te krikken. In 2004 hadden de werkzaamheden van voornoemde TAD vooral betrekking op gelaagd glas, geprofileerd glas en veiligheid, glas als constructiemateriaal, gordijngevels, de bescherming en het onderhoud van beglazingen en dichtingsmaterialen.
toestanden en karakteristieken van de materialen die in rekening gebracht moeten worden bij het ontwerp van buitenschrijnwerk. Dit rapport herneemt en combineert de belangrijkste elementen uit de Eurocodes met betrekking tot gevels en geeft aangepaste coëfficiënten op waarmee men de betrouwbaarheid van de constructies kan verzekeren. Hierbij wordt bovendien zoveel mogelijk getracht de verstoring van de markt te beperken die zou kunnen teweeggebracht worden door de implementatie van de Eurocodes in de nationale regelgeving. Het WTCB draagt tevens zijn steentje bij in het domein van de berekening van de windwerking op gevels (Eurocode 1, Deel 1-4), voornamelijk in het kader van industriële ontwikkelingen.
Op het vlak van branddeuren zorgen de WTCB-experten voor de opvolging van de activiteiten van de adviesraad van BOSEC/TCC1 (zowel voor de aflevering van het BENOR/ATG-merk als voor de aflevering van de ISIB-certificatiesystemen voor plaatsers). Hierbij zijn de Technische Voorlichting 226 en de Technische Specificaties STS 53 belangrijke referentiedocumenten. Binnen EOTA zijn de activiteiten van de WTCB-ingenieurs voornamelijk toegespitst op werkgroepen met betrekking tot vliesgevels en glazen structuren : • verlaagde plafonds • kits voor binnenwanden • brandwerende beplating • houtskeletbouwwoningen (STS 23).
Projectendatabank www.wtcb.be : projecten [E1] tot [E5] Nuttige links • Laboratorium ‘Schrijnwerk en Gevelelementen’ : www.wtcb.be (rubriek ‘Laboratoria’) • Technologische Adviseerdiensten ‘Nieuwe uitvoeringstechnieken in de schrijnwerkerij’ en ‘Le verre dans le bâtiment’ : www.wtcb.be (rubriek ‘Diensten’, ‘Innovatieondersteuning’) • Thematische Innovatiestimulering ‘Inbraakbeveiliging van gebouwen’ : www.tis-inbraak.be
24
WTCB – Jaarverslag 2004
THEMATISCHE INNOVATIESTIMULERING ‘INBRAAKBEVEILIGING
VAN GEBOUWEN’
Het door het WTCB gecoördineerde TIS-programma ‘Inbraakbeveiliging van gebouwen’ [E2], in samenwerking met de Confederatie Bouw en NACEBO (Bouwunie), is een innovatiesteunmaatregel op het vlak van inbraakwerendheid, met de financiële steun van het Vlaamse Gewest. Deze TIS heeft tot doel de innovatie en/of modernisering bij de aannemers uit de schrijnwerk- en glaswerksector met betrekking tot mechanische en elektronische inbraakbeveiliging te stimuleren. Een tweede doel is de opstelling van een bestek voor inbraakbestendige beglazing en schrijnwerkelementen voor nieuwbouw en renovatie.
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Schrijnwerk & Glaswerk
TECHNISCH ADVIES
Afb. 1 Overzicht van het aantal interventies van de afdeling Technisch Advies inzake waterinfiltraties bij ramen.
STATISTIEKEN
Bij onafgewerkt houten buitenschrijnwerk komen daarentegen regelmatig waterinfiltraties voor. Deze worden veroorzaakt door een onvoldoende lucht- en waterdichtheid van het schrijnwerk, tengevolge van de overmatige vervormingen van de profielen. Dit blijkt eveneens uit afbeelding 1, die een overzicht geeft van het aantal tussenkomsten van de ATA inzake waterinfiltraties bij ramen in 2004.
EN GLASWERK’
Toegankelijkheid van trappen : Randbemerkingen bij § 2.4.2 van TV 198. WTCB-Dossier, 2004/4, Katern 6. Akoestische prestaties van dubbele geventileerde gevels (DGG). WTCB-Dossier, 2004/4, Katern 1. 22 %
22 %
n n n n
19 % onafgewerkte houten ramen afgewerkte houten ramen PVC-ramen aluminium ramen
DICHTHEID VAN
Vlak glas en veiligheid - Commentaren op de norm NBN EN 12600. WTCB-Dossier, 2004/4, Katern 5. Verjongingskuur voor de STS 38 ‘Glaswerk’ en 52 ‘Buitenschrijnwerk’. WTCB-Dossier, 2004/4, Katern 8.
BUITENDEUREN
In 2004 werden door de ingenieurs van de ATA ook dubbel zoveel adviezen verstrekt omtrent de prestaties van buitendeuren dan vorig jaar. Dit kan verklaard worden door de publicatie van de Infofiche ‘Dichtheid van buitendeuren’ op de WTCB-website, waarin de voornaamste redenen voor de soms gebrekkige lucht- en waterdichtheid van deze elementen worden belicht.
THERMISCHE Zelfs indien zeer stabiele, weinig werkende en duurzame houtsoorten worden gehanteerd bij de vervaardiging van het buitenschrijnwerk en men deze combineert met hang- en sluitwerk van zeer goede kwaliteit (meerpuntsluitingen), is het voorzien van een afwerking absoluut noodzakelijk om de lucht- en waterdichtheid van het buitenschrijnwerk te verzekeren.
‘SCHRIJNWERK
37 %
De laatste jaren stelt de afdeling Technisch Advies (ATA) een belangrijke stijging van het aantal vragen inzake de plaatsing van onafgewerkt houten buitenschrijnwerk vast (vaak met betrekking tot de esthetische aspecten ervan). Uit de opgedane ervaringen en uit onderzoeken, uitgevoerd in het WTCB-laboratorium ‘Schrijnwerk en gevelelementen’, is reeds meermaals gebleken dat een houtafwerking niet alleen het uitzicht verfraait, maar nog een groot aantal andere functies vervult : bescherming van het hout tegen de rechtstreekse blootstelling aan klimaatinvloeden, vermindering van de werking van en de belastingen op de profielen en de verbindingen, verlenging van de levensduur van het schrijnwerk, vereenvoudiging van het onderhoud, …
WTCB-PUBLICATIES
ISOLATIE VAN BEGLAZINGEN
Rekening houdend met de huidige thermische reglementeringen in Wallonië en Brussel, evenals met de Energieprestatieregelgeving die begin 2006 in Vlaanderen van kracht zal worden, willen we eveneens wijzen op de noodzaak om bij (her)nieuwbouw te opteren voor beglazingen met goede thermische-isolatieprestaties.
De gecombineerde CE-markering voor industriële, commerciële en residentiële poorten. WTCBDossier, 2004/3, Katern 3. Dubbele geventileerde gevels. Deel 1 : voorstelling van de gevelopbouw. WTCB-Dossier, 2004/1, Katern 1. Dichtheid van buitendeuren. Infofiche, nr. 1, 2004.
In dit kader kunnen we nu reeds vermelden dat de EPR, voor beglazingen, hoogstwaarschijnlijk een maximale warmtedoorgangscoëfficiënt (Ug,max) van 1,6 W/m²K (in het midden ervan) zal opleggen. Aan de hand van tabel 1 kan men zich een goed idee vormen van de invloed van de thermische-isolatieprestaties van verschillende types beglazing op het ontstaan van oppervlaktecondensatie in een stationair regime. n
Tabel 1 Verband tussen de binnen- en buitentemperatuur, de dauwpunttemperatuur, de U-waarde van de beglazing, de relatieve vochtigheid van de binnenlucht en het ontstaan van oppervlaktecondensatie. RELATIEVE
VOCHTIG-
LUCHT
INVLOEDSFACTOREN
60
50
HEID VAN DE BINNEN-
70
(%)
BINNENLUCHT(°C)
15
18
20
22
15
18
20
22
15
18
20
22
DAUWPUNT(°C)
4,7
7,3
9,2
11,1
7,1
10,1
12
13,9
9,6
12,4
14,36
16,3
TEMPERATUUR
TEMPERATUUR
BUITENTEMPERATUUR (°C)
U-WAARDE VAN DE (W/m2.K)
TYPE BEGLAZING
25
DIE MOET ONDERSCHREDEN WORDEN OM GECONFRONTEERD TE WORDEN
MET HET VERSCHIJNEN VAN OPPERVLAKTECONDENSATIE
BEGLAZING
Dubbel en HR
1,2
-53,7
-53,3
-52,0
-50,7
-37,7
-34,7
-33,3
-32,0
-21,0
-19,3
-17,6
-16,0
Dubbel en HR
1,6
-36,5
-35,5
-34,0
-32,5
-24,5
-21,5
-20,0
-18,5
-12,0
-10,0
-8,2
-6,5
Dubbel
2,9
-13,4
-11,5
-9,8
-8,1
-6,8
-3,8
-2,1
-0,3
0,1
2,6
4,4
6,3
5,8
0,8
3,2
5,1
7,0
4,1
7,1
9,0
10,8
7,6
10,3
12,2
14,1
Enkel
WTCB – Jaarverslag 2004
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Schrijnwerk & Glaswerk
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie Muur- en vloerbekledingen In het domein van harde afwerkingsmaterialen stond 2004 vooral in het teken van de verschijning van TV 227 ‘Muurbetegelingen’ evenals van de organisatie van wintercursussen. Soepele vloerbekledingen zullen op hun beurt aan bod komen in twee nieuwe Technische Voorlichtingen ter vervanging van TV 165. De eerste is gewijd aan elastische vloerbekledingen, terwijl de tweede zich toespitst op vloerbekledingen van textiel.
De WTCB-activiteiten op het vlak van muur- en vloerbekledingen zijn erg gediversifieerd en worden gestuurd door niet minder dan vier Technische Comités : ‘Plafonneer- en voegwerken’, ‘Harde muur- en vloerbekledingen’, ‘Schilderwerk, soepele muur- en vloerbekledingen’ en ‘Steen en marmer’.
De werkgroep ‘Harde muur- en vloerbekledingen’ werkte ook verder aan de herziening van TV 137 over de afwerking van binnenvloeren met keramische tegels. Dit in 1981 gepubliceerde document is namelijk toe aan een update, rekening houdend met de laatste evoluties op het vlak van de tegels en hun uitvoering, evenals met de nieuwe normen over dit onderwerp.
BETEGELINGEN Tijdens het afgelopen jaar hadden de activiteiten in het domein van harde muuren vloerbekledingen vooral te maken met de opstelling van nieuwe publicaties. Zo verscheen de Technische Voorlichting 227 ‘Muurbetegelingen’, die werd aangevuld door twee Infofiches met betrekking tot twee belangrijke onderwerpen : • de hechtsterkte van muurbetegelingen • de beschadiging ervan tengevolge van de rechtstreekse besproeiing van het oppervlak met water.
In afwachting van het verschijnen van deze herziening publiceerde het WTCB een Infofiche over een van de belangrijkste kenmerken van keramische tegels, met name hun slijtsterkte. Hierin werd een stand van zaken opgesteld met betrekking tot de huidige proefmethoden en keuzecriteria.
beschikbaar zullen worden op de WTCBwebsite (www.wtcb.be), in een speciale rubriek over natuursteen. In 2004 eindigde ook het proefprogramma ter karakterisering van decoratieve Waalse steensoorten [F2], dat door de vzw ‘Pierres et marbres de Wallonie’ aan onze medewerkers toevertrouwd werd. Dankzij de bekomen resultaten was het mogelijk de bestaande informatie over een twintigtal steengroeven aan te vullen en technische fiches op te stellen die weldra zullen kunnen geraadpleegd worden via de website.
NATUURSTEEN In 2004 waren ook tal van activiteiten gewijd aan natuursteen, een ander hard muur- en vloerbedekkingsmateriaal bij uitstek. Zo werd volop verder gewerkt aan de herziening van TV 205 ‘Natuursteen’, lettend op de recente evoluties op dit gebied. In de loop van de vorige jaren hebben de normen en gebruikscriteria hieromtrent immers een aantal grondige wijzigingen ondergaan en werd de markt overspoeld met verschillende nieuwe types natuursteen.
In 2004 verscheen Technische Voorlichting 227 ‘Muurbetegelingen’.
26
WTCB – Jaarverslag 2004
Daarom stelde het Technische Comité ‘Steen en marmer’ een aantal nieuwe technische fiches [F1] op, die binnenkort
Vloer uit Belgische blauwe hardsteen (VTM-Vilvoorde).
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Muur- en vloerbekledingen
Het doel ervan is de bouwsector (en dan vooral de schrijnwerkers) te voorzien van nauwkeurige informatie, door de opstelling van twee Technische Voorlichtingen : • de eerste zal eerder gericht zijn op de definiëring en de beschrijving van de systemen volgens hun karakteristieken • de tweede zal dieper ingaan op de brandweerstand van deze bouwelementen, rekening houdend met de recentste wijzigingen van de reglementering op het vlak van brandveiligheid.
Vlekvorming op Carraramarmer.
VLEKVORMING
OP STENEN
In het domein van de harde muur- en vloerbekledingen werden in 2004 nog diverse andere onderzoeksprojecten opgestart en beëindigd. Het eerste onderzoek dat afgerond werd door het laboratorium ‘Mineralogie en Microstructuur’ betreft de problematiek van vlekvorming op stenen [F3], en dan vooral deze die optreedt als gevolg van de oxidatie van bepaalde mineralen. In dit kader werd een aantal preventieve behandelingstechnieken ontwikkeld, die tegenwoordig kunnen toegepast worden om het risico op het verschijnen van geelbruine vlekken, wat kenmerkend is voor bepaalde marmersoorten zoals Carraramarmer, te beperken.
Microscopisch zicht van pyriet. den dan deze, voorgesteld in de huidige Europese norm. Hierin worden immers verschillende tegels als ‘vorstbestendig’ beschouwd die in de praktijk belangrijke duurzaamheidsproblemen vertonen.
Er werd eveneens een onderzoek uitgevoerd op Europees niveau met betrekking tot gipskartonplaten, opgebouwd uit gerecycleerde materialen en de toevoeging van zeolieten [F6], waardoor de nieuwe platen verbeterde karakteristieken krijgen.
STELPRODUCTEN
SOEPELE
Ook op het vlak van stelproducten werden diverse onderzoeksactiviteiten ondernomen. Als gevolg van de Europese harmonisatie van de productnorm met betrekking tot tegellijm heeft het WTCB-laboratorium ‘Ruwbouw- en afwerkingsmaterialen’ – op vraag van verschillende producenten – de nodige proeven uitgevoerd voor de classificatie van deze producten en hun CE-markering.
Op het gebied van soepele vloerbekledingen is de Technische Voorlichting 165 ‘Leidraad voor de goede uitvoering van soepele vloerbedekkingen’ dringend aan een herziening toe. Dit is voornamelijk te wijten aan de evoluties op het vlak van de normalisering en de samenstellende materialen.
Het probleem van de beoordeling van de gevoeligheid van natuursteen tegen vlekvorming ‘van buitenaf’ wordt onderzocht in een nieuw prenormatief onderzoeksproject dat streeft naar de ontwikkeling van specificaties voor natuursteen, onafhankelijk van hun toepassingsgebied [F4].
Daarnaast verricht dit laboratorium nog tal van andere proeven in het kader van de Belgische technische goedkeuringen (ATG). We willen er trouwens op wijzen dat het door BELTEST geaccrediteerd is voor de uitvoering van hechtsterkteproeven op lijmen en mortellijmen voor betegelingen.
VORSTGEVOELIGHEID
BINNENWANDEN, VERLAAGDE
Een ander prenormatief onderzoek dat vorig jaar afgesloten werd, ging dieper in op de vorstbestendigheid van keramische tegels voor buitenterrassen [F5]. Dit is een erg actueel probleem waarover het WTCB veel adviesaanvragen te verwerken krijgt. Dankzij dit onderzoek kon een betrouwbaardere proefmethode ontwikkeld wor-
In 2004 kwamen de thema’s binnenwanden, verlaagde plafonds en verhoogde vloeren, waarover er totnogtoe geen gedetailleerde naslagwerken bestonden, uitgebreid aan bod. De werkgroep die in dit kader opgericht werd, werkte namelijk een aantal lopende projecten af.
In dit kader zijn twee nieuwe Technische Voorlichtingen in voorbereiding : • een eerste over elastische vloerbekledingen • een tweede over vloerbekledingen van textiel. Een van de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de vorige TV ligt in de classificatie van elastische vloerbekledingen. Deze werd namelijk aangepast aan de indeling uit de onlangs gepubliceerde Europese normering hieromtrent, die op termijn alle nationale classificatiesystemen, zoals het Franse UPEC-systeem, zal vervangen.
TV 165 over soepele vloerbekledingen zal op termijn vervangen worden door twee nieuwe Technische Voorlichtingen.
Gipskartonplaten, opgebouwd door de toevoeging van zeolieten.
FORBO Flooring
Vorstschade op keramische tegels.
PLAFONDS EN VERHOOGDE VLOEREN
VLOERBEKLEDINGEN
27
WTCB – Jaarverslag 2004
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Muur- en vloerbekledingen
NORMALISERING, BENOR- EN ATG-KWALITEITSVERKLARINGEN Het WTCB verleent al geruime tijd zijn medewerking aan de werkzaamheden van de BUtgb, het CEN en de EOTA, en dan vooral in het kader van de kwaliteitsborging van producten en systemen. Zo werden in 2004 een aantal ATG voor buitengevelisolatie, waterwerende producten en binnenwandafwerkingen onderzocht en afgeleverd. Bij dit onderzoek werd niet enkel rekening gehouden met de recent gepubliceerde Europese specificaties, maar ook met de specificaties die op dit moment voorbereid worden binnen een aantal werkgroepen van het CEN en de EOTA. Het Technische Comité ‘Plafonneer- en voegwerken’ neemt eveneens deel aan de BUtgb-activiteiten met betrekking tot de opstelling van procedures voor de toepassing van de ETA-Goedkeuringsleidraad ETAG 004 ‘ETICS’ (Buitengevelisolatiesystemen met pleisterwerk). Naast de aflevering van ETA worden binnen de BUtgb (op verzoek van de Belgische gebruikers) ook nationale toepassingsdocumenten voorbereid en acties ondernomen met het oog op procescertificatie. Samen met zijn partners BUtgb, BCCA en COPRO verleent het Centrum tevens zijn medewerking aan het tot stand brengen van richtlijnen voor de homologatie van steengroeven voor decoratieve steensoorten en de certificering van eindproducten. Hierbij wordt uitgegaan van de normen die voorbereid worden binnen het Technische Comité CEN TC 246 en van de adviezen, gegeven door het Technische Comité ‘Steen en marmer’.
NUTTIGE
In het kader van de beoordeling van de hiervoor vermelde producten en systemen zijn de verschillende WTCB-laboratoria uitgerust voor de uitvoering van : • mechanische weerstandsproeven • hechtingsproeven op mortels en pleisters • proeven ter bepaling van de weerstand tegen hygrothermische cycli • proeven ter bepaling van de verouderingsweerstand (UV-straling, vocht, …) • proeven ter bepaling van de weerstand tegen vorst-dooicycli • proeven ter bepaling van de impactweerstand • proeven ter bepaling van de akoestische karakteristieken.
Op het gebied van niet-dragende binnenwandconstructies zorgen onze medewerkers voor de opvolging van de Europese specificaties inzake gipskartonplaten, gipstegels, … Het Technische Comité ‘Schrijnwerken’ bereidt bovendien de ETAGoedkeuringsleidraden ETAG 003 (Kits voor de opbouw van niet-dragende inwendige scheidingswanden) en ETAG 018 (Brandbeschermende producten) voor. In het domein van verlaagde plafonds en verhoogde vloeren werken onze experten voornamelijk aan de omzetting van de NBN EN-normen in uitvoeringsrichtlijnen. Hiertoe werd onder meer een werkgroep in samenwerking met BEWAP opgericht.
INFORMATIE
Projectendatabank www.wtcb.be : projecten [F1] tot [F7] Nuttige links • Pierres et marbres de Wallonie : www.pierresetmarbres.be • Technologische Adviseerdienst ‘Ontwerp en uitvoering van bedrijfsvloeren’ : www.wtcb.be (rubriek ‘Diensten’, ‘Innovatieondersteuning’) • Laboratoria ‘Mineralogie en Microstructuur’ en ‘Ruwbouw- en Afwerkingsmaterialen’ : www.wtcb.be (rubriek ‘Laboratoria’) • Website van de BUtgb : www.butgb.be • Website van het Infopoint : www.infopoint.be
28
Hechtingsproeven op een bepleisteringssysteem aangebracht op isolatiemateriaal in het kader van de CE-markering en van het nationale toepassingsdocument.
WTCB – Jaarverslag 2004
TECHNOLOGISCHE ADVISEERDIENST ‘ONTWERP
EN UITVOERING VAN BEDRIJFSVLOEREN’
Deze Technologische Adviseerdienst [F7] staat ter beschikking van bouwondernemingen die meer informatie wensen te verkrijgen over vloeren, en meer bepaald over bedrijfsvloeren. Ze heeft immers tot taak de sector in te lichten over de nieuwe producten en systemen die op de markt verschijnen : • vezelversterkt beton • cementgebonden gietvloeren • anhydrietgebonden gietvloeren • vloerbedekkingen met een laag chloorgehalte • kunstharsgebonden vloerGietvloer. afwerkingen, ...
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Muur- en vloerbekledingen
TECHNISCH ADVIES STATISTIEKEN Uit de statistieken van 2004 blijkt dat 30 % van de door de afdeling Technisch Advies (ATA) verstrekte adviezen te maken hadden met muur- en vloerbekledingen. Afbeelding 1 toont aan dat harde muuren vloerbekledingen respectievelijk 7 en 42 % van dit cijfer vertegenwoordigen.
EEN
NIEUWE
TECHNISCHE VOORLICHTING
Afb. 1 Tussenkomsten van de afdeling Technisch Advies met betrekking tot muur- en vloerbekledingen. 42 %
7% 6%
10 %
harde vloerbekledingen houten vloerbekledingen harsgebonden vloerbekledingen soepele vloerbekledingen muurbekledingen van het type ‘bepleistering’ n muurbekledingen van het type ‘verf’ harde muurbekledingen n n n n n
5% 3%
Om tegemoet te komen aan de talrijke vragen omtrent de uitvoering van muurbetegelingen verscheen in 2004 de Technische Voorlichting 227 met richtlijnen voor de correcte plaatsing van muurtegels in gebouwen. Ook tijdens de wintercursussen ten behoeve van de bouwprofessionelen werd hierop dieper ingegaan. De uitvoering van balkonafwerkingen kwam hierbij eveneens uitgebreid aan bod.
LOSKOMEN VAN MUUR-
EN VLOERTEGELS
Meer dan een kwart van de vragen (26 %) omtrent vloer- en muurbetegelingen heeft betrekking op het hol klinken en loskomen ervan (al dan niet in vochtige ruimten). Op de WTCB-website verschenen dan ook een aantal Infofiches met nuttige wenken ter beperking van de kans op het optreden van deze verschijnselen voor muurbetegelingen. Om de goede hechting tussen de betegeling en zijn ondergrond te waarborgen, moet men de spanningen in het vloercomplex zoveel mogelijk beperken. Het is daarom aanbevolen voldoende lang te wachten met de uitvoering van de betegeling, zodanig dat de ondergrond het grootste gedeelte van zijn krimp achter de rug heeft. Daarnaast dient men ervoor te zorgen dat de ondergrond een toereikende cohesie vertoont (bv. door het voorzien van een dekvloer voor vloerbetegelingen of van een cementbepleistering of droogblijvende gipsgebonden ondergrond voor muurbetegelingen, …). Het verzekeren van een goede initiële hechting is echter dé belangrijkste parameter.
VERLIJMEN VAN DE TEGELS Uit onderzoek is gebleken dat de hechtsterkte die men kan verkrijgen met de huidige lijmen (mortellijmen, dispersielijmen en reactielijmen) doorgaans veel hoger is dan deze van de traditionele cementmortels. Vanuit een technisch oogpunt is het dus aangewezen de tegels te verlijmen op de ondergrond. Hierbij dient men de richtlijnen van de lijmfabrikant strikt op te volgen en bijzondere maatre-
29
WTCB – Jaarverslag 2004
27 %
gelen te treffen om de vlakheid van de ondergrond en van de tegels zelf te waarborgen. De goede hechting kan namelijk enkel verzekerd worden indien er een voldoende groot contactoppervlak tussen de lijm en de tegel bestaat. Wij willen er wel op wijzen dat de lijmlaag, gezien zijn geringe dikte, weinig of geen oneffenheden van de ondergrond kan opnemen. Eventuele onvlakheden van deze laatste of van de tegels kunnen daarom aanleiding geven tot het ontstaan van niveauverschillen tussen aangrenzende tegels (a fortiori bij tegels van groot formaat).
opteren voor het gebruik van dikbedlijmen en/of kan men het principe van de dubbele verlijming toepassen, waarbij zowel lijm wordt aangebracht op de rugzijde van de tegels als op de ondergrond.
TEGELKARAKTERISTIEKEN Ook de tegelkarakteristieken zelf spelen een belangrijke rol bij het bekomen van een goede hechting met de ondergrond. Zo dient men bij de verlijming van tegels uit natuursteen en cement in de dikte gekalibreerde tegels te gebruiken.
VLAKHEIDSTOLERANTIES Als men ervoor kiest de tegels te verlijmen, moeten de dekvloer en de binnenbepleistering bij voorkeur voldoen aan de strenge vlakheidstoleranties. Deze bedragen in beide gevallen maximum 3 mm/2 m (zie TV 189 en 199). Indien de vloerbetegeling daarentegen moet beantwoorden aan een vlakheidstolerantie van 2 mm/2 m (vermeerderd met de tolerantie op de vlakheid van de tegels zelf), zou men deze eis ook best opleggen aan de dekvloer. In dergelijke gevallen kan men
Verder is het aangewezen om de afmetingen ervan te beperken (bv. tot maximaal 40 cm x 40 cm). Grootformaattegels zijn immers zeer moeilijk perfect vlak te plaatsen, aangezien kleine oneffenheden in de ondergrond onvermijdelijk aanleiding geven tot het ontstaan van niveauverschillen met aangrenzende tegels. Voor tegels met afmetingen tot 50 cm x 50 cm moet dit niveauverschil idealiter beperkt blijven tot maximaal 1 mm. Voor tegels van groter formaat is het niet altijd mogelijk grotere afwijkingen te vermijden. n
WTCB-PUBLICATIES ‘MUUR-
EN VLOERBEKLEDINGEN’
Muurbetegelingen. Technische Voorlichting, nr. 227, 2004. Slijtage van harde vloerbedekkingen. WTCB-Dossier, 2004/3, Katern 5. Innovatieve uitvoeringsmethoden voor performante monolithische bedrijfsvloeren. WTCB-Dossier, 2004/2, Katern 3. Slijtage van harde vloerbedekkingen : aanbevelingen voor een verantwoorde keuze van vloertegels. Infofiche, nr. 8, 2004. Loskomen van en/of scheurvorming in binnenbetegelingen, blootgesteld aan rechtstreekse besproeiing met water. Infofiche, nr. 9, 2004. Hechtsterkte van muurbetegelingen. Infofiche, nr. 10, 2004.
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Muur- en vloerbekledingen
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie Duurzame ontwikkeling & Renovatie Het WTCB tracht reeds lang de milieu-impact van bouwmaterialen, gebouwen en bouwactiviteiten te minimaliseren. Thema’s zoals sloop, afvalbeheer, renovatie en recyclage behoren daarom tot onze dagelijkse aandachtspunten. Duurzame ontwikkeling is echter niet beperkt tot milieu alleen, vandaar ook de groeiende interesse voor toegankelijkheid en aanpasbaarheid van de bebouwde omgeving.
De thema’s duurzaam bouwen en renovatie stonden in 2004 weer volop in de belangstelling. Het WTCB volgt al geruime tijd de diverse initiatieven dienaangaande op en speelt een belangrijke rol op het vlak van sensibilisering, onder meer door zijn medewerking aan de activiteiten van het Centrum Duurzaam Bouwen (CeDuBo). Binnen de afdeling Technologie en Milieu, meer bepaald binnen de laboratoria ‘Duurzame ontwikkeling’ en ‘Renovatie’, lopen er ook heel wat onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten hieromtrent.
perkt blijft tot de prestaties van gebouwen en producten, wat op termijn belangrijke gevolgen zou kunnen hebben voor de aannemerswereld. Het CEN richtte daarom onmiddellijk de werkgroep CEN BT WG 174 op die een concreet actieplan aan het uitdenken is. Het WTCB verleent hieraan zijn medewerking en zal ook in de toekomst deze normalisatieactiviteiten blijven opvolgen. Voor de analyse van de milieu-impact van bouwmaterialen en bouwproducten kan
Het WTCB volgt de activiteiten van deze werkgroepen en van het overkoepelende comité reeds vanaf hun oprichting op en kan hierbij gebruik maken van eigen onderzoeksresultaten en -ervaringen.
MILIEU-IMPACT
VAN GEBOUWEN EN BOUWMATERIALEN
De milieu-impact van gebouwen en bouwmaterialen kwam de laatste jaren geregeld in de aandacht. In februari 2004 vertrouwde de Europese Commissie bijvoorbeeld een mandaat toe aan het Europees Comité voor Normalisatie.
ONDERZOEK
Dit mandaat verplicht het CEN ertoe een reeks technische rapporten en normen uit te werken die het op termijn mogelijk moeten maken de milieu-impact van bouwmaterialen, gebouwen, bouwactiviteiten, onderhoudswerken en gebouwbeheer te kwantificeren. Het feit dat er ook een technisch rapport betreffende de milieuprestaties van het bouwproces dient opgesteld te worden, impliceert dat de aandacht niet langer be-
30
WTCB – Jaarverslag 2004
het CEN een beroep doen op de kennis die door diverse Europese landen werd verzameld tijdens tal van acties. Daarnaast is ook het werk van het Technische Comité ISO TC 59 SC 17 niet zonder belang. Dit comité, waarvan de werkzaamheden begin 2003 van start gingen, bestaat uit vier werkgroepen, meer bepaald : • WG1 : algemene principes en terminologie • WG2 : duurzaamheidsindicatoren • WG3 : milieuverklaringen voor bouwproducten • WG4 : kader voor de evaluatie van de milieuperformantie van gebouwen en infrastructuur.
De nieuwe Europese normgeving moet het op termijn mogelijk maken de milieuprestaties van bouwmaterialen, gebouwen en bouwactiviteiten te beoordelen.
EN NETWERKING
Op het vlak van prenormatief onderzoek werd in 2004 gewerkt aan een project omtrent de milieu-impact van gebouwen en bouwactiviteiten [G1], met de financiële steun van de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie. Dit prenormatieve project heeft tot doel de internationale en Europese ontwikkelingen rond de milieuevaluatie van gebouwen en bouwactiviteiten in een voor België aanvaardbare en haalbare richting te sturen. Deze internationale en Europese principes moeten bovendien vertaald worden
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Duurzame ontwikkeling & Renovatie
RENOVATIE, SLOOP
naar de Belgische praktijk. Ook op dit gebied wil het onderzoek een bijdrage leveren. Het uitgangspunt hierbij is dat de milieuevaluatie past binnen een breder kader, waarin er ook aandacht moet zijn voor de andere prestatie-eisen van het gebouw (bv. binnenklimaat, comfort, energieprestaties, …). Eind 2004 werd het Europese thematische netwerk PRESCO [G2], dat in 2000 opgestart en door het WTCB gecoördineerd werd, afgesloten. Dit netwerk bestond uit 28 partners uit 16 Europese landen. Een van de hoofdactiviteiten van PRESCO was gericht op de vergelijking van een tiental evaluatie- en ontwerpmiddelen ter beoordeling en ter verbetering van de milieuprestaties van gebouwen, aan de hand van een aantal casestudies (onder meer een fictieve betonstructuur, een bestaande energiezuinige demonstratiewoning en diverse alternatieve ontwerpen van diezelfde woning). Deze vergelijkingen (benchmarking) hebben geleid tot de formulering van een reeks voorstellen tot harmonisatie, evenals tot de identificatie van een aantal probleempunten. Het door PRESCO gepubliceerde rapport zou een interessante bron van informatie kunnen vormen voor de verschillende werkgroepen en comités van CEN en ISO.
TOEGANKELIJKHEID
EN AANPAS-
BAARHEID
Het jaar 2003 werd op Europees niveau uitgeroepen tot het jaar van de personen met beperkingen. 2003 werd daarom gekenmerkt door tal van activiteiten in dit kader.
EN AFVAL-
BEHEER
Het belang van de renovatiemarkt in het bouwgebeuren neemt almaar toe. De stedelijke vernieuwing, de schaarste aan bouwgronden en de groeiende aandacht voor duurzame ontwikkeling zijn hier zeker niet vreemd aan. Via de Technologische Adviseerdienst ‘Renovatie van Gebouwen’ (zie kader, p. 32) en het laboratorium ‘Renovatie’ speelt het WTCB reeds geruime tijd in op deze problematiek.
De thema’s toegankelijkheid en aanpasbaarheid namen in 2004 een belangrijke plaats in op de agenda van het WTCB. Men mag immers niet vergeten dat elk van hen zich op een bepaald ogenblik verplicht zal zien beslissingen te nemen die de uiteindelijke toegankelijkheid van het gebouw kunnen beïnvloeden. Ook zij moeten daarom goed geïnformeerd en betrokken worden. Deze werkzaamheden moeten leiden tot de publicatie van een naslagwerk met heel wat praktische voorbeelden. Eind 2004 werd ook het door de EU-DG ‘Sociaal beleid en Werkgelegenheid’ gesubsidieerde onderzoek BAS – Building Accessible Services [G4] ingeluid. Het WTCB behoort tot de medewerkers van dit project, waarin de nadruk in de eerste plaats ligt op sensibilisering, informatieverstrekking en opleiding omtrent toegankelijkheid.
Wanneer renovatie niet langer tot de mogelijkheden behoort, rest er niets anders dan sloop en recyclage. Ook deze thema’s stonden in 2004 op de WTCBagenda, vooral via de deelname aan tal van Europese projecten. In de door het LIFE-programma van de Europese Unie ondersteunde studie APPRICOD [G5] wordt nagegaan hoe men de plastiekfractie van het bouw- en sloopafval (beter) kan inzamelen en recycleren. Het door de EU-DG ‘Onderzoek’ gesubsidieerde IRMA-project [G6] spitst zich op zijn beurt toe op potentieel verontreinigde gebouwen en industriële of stedelijke gebieden. Gebouwen die men niet meer kan reinigen of saneren, dienen immers (bij voorkeur selectief) afgebroken te worden. Voor de verontreinigde fracties moeten echter in vele gevallen nog innovatieve reinigings- en recyclagetechnieken ontwikkeld worden.
NORMALISERING, BENOR- EN ATG-KWALITEITSVERKLARINGEN Zoals reeds vermeld, verleent het WTCB zijn actieve medewerking aan de werkgroepen CEN BT WG 174 (in het kader van
Toegankelijkheid en aanpasbaarheid namen in 2004 dan ook een belangrijke plaats in op de agenda van het WTCB. Tijdens het afgelopen jaar gingen er hieromtrent maar liefst drie nieuwe projecten van start, waaronder het TIS-project ‘Toegankelijkheid, aanpasbaarheid en innovatie in de woningbouw’ (zie kader, p. 32). Daarnaast is het Centrum een van de geprivilegieerde partners in het Europese beleidsondersteunende project POLIS [G3], dat begin 2004 van start ging en gesubsidieerd wordt door de EU-DG ‘Onderzoek’. Binnen dit project wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een innovatief model ter bepaling en verbetering van het toegankelijkheidsniveau van een gebouw. Dit model zal aangevuld worden met een computerprogramma en zal in eerste instantie van nut zijn voor ontwerpers. Bepaalde randactiviteiten zorgen er echter voor dat ook de andere bouwpartners (opdrachtgevers, bouwpromotoren en aannemers) er voordeel uit kunnen halen.
31
WTCB – Jaarverslag 2004
Renovatie van gebouwen is een quasi permanent onderzoeksthema binnen het WTCB. Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Duurzame ontwikkeling & Renovatie
de uitvoering van het EC-mandaat M350) en ISO TC 59 SC 17, die tot doel hebben normatieve documenten uit te werken betreffende de evaluatie en declaratie van de milieuprestaties van bouwproducten, gebouwen en bouwactiviteiten. Het Centrum is ook betrokken bij een aantal Europese werkgroepen inzake technische goedkeuringen (EOTA en UEAtc) waarin nagegaan wordt hoe men milieugerelateerde informatie kan beoordelen en declareren voor niet-gereglementeerde producten, bouwsystemen en kits. De specifieke acties van ISO, CEN, EOTA en UEAtc bevinden zich momenteel nog steeds in de ‘vrijwillige’ sfeer. Dit betekent dat bedrijven in principe vrij zijn om te beslissen of ze deze milieuinformatie al dan niet declareren. Binnen de Europese Commissie zijn er eveneens acties in voorbereiding om geharmoniseerde eisen op te stellen voor de ‘gereglementeerde bouwstoffen’, wat vandaag nog steeds door elke lidstaat afzonderlijk gebeurt. De bedoeling is om gemeenschappelijke proef- en evaluatiemethoden in het kader van de fundamentele voorschriften ‘Hygiëne, gezondheid en milieu’ en ‘Gebruiksveiligheid’ van de Bouwproductenrichtlijn op te stellen. Dankzij de betrokkenheid van WTCBmedewerkers bij het Construction Sector Network Environment Project (CSNEP), de UEAtc en de EOTA kan men een goed overzicht behouden op de diverse vrijwillige en reglementaire initiatieven. In 2004 werkte de Europese Commissie aan een mandaat voor het CEN met betrekking tot de opstelling van meet- en evaluatiemethoden voor de emissie van gevaarlijke stoffen door bouwmaterialen. Ook op het vlak van renovatie voert het Centrum normaliserende acties. De kennis en ervaring op dit gebied wordt gevaloriseerd via het onlangs opgerichte CEN TC 346 ‘Conservation of Cultural Property’.
NUTTIGE
INFORMATIE
Projectendatabank www.wtcb.be : projecten [G1] tot [G9] Nuttige links • Laboratoria ‘Duurzame ontwikkeling’ en ‘Renovatie’ : www.wtcb.be (rubriek ‘Laboratoria’) • Technologische Adviseerdienst ‘Renovatie van gebouwen’ : www.wtcb.be (rubriek ‘Diensten’, ‘Innovatieondersteuning’) • Website van de BUtgb : www.butgb.be
32
WTCB – Jaarverslag 2004
TECHNOLOGISCHE ADVISEERDIENST ‘RENOVATIE
VAN GEBOUWEN’
De Technologische Adviseerdienst ‘Renovatie van gebouwen’ [G7] (in het Vlaamse Gewest gesubsidieerd door het IWT en in het Waalse Gewest door de DGTRE) verstrekt in eerste instantie informatie over innovatieve renovatietechnieken en tracht de KMO uit de renovatiesector via publicaties en evenementen op de hoogte te houden van de renovatieaspecten met betrekking tot materialen en gevels. In 2004 werkte deze TAD eveneens rond de thema’s binnenklimaat, binnencomfort en de buitenschil van bestaande gebouwen. Zo organiseerde het WTCB, in samenwerking met het Technologisch Instituut (TI) en CoboMedia, de vierdaagse cursus ‘Bestaande woningen en gebouwen aanpassen aan hedendaagse eisen en behoeften’, waaraan in totaal ongeveer 80 personen deelnamen. Het uitzicht van materialen is altijd al een aandachtspunt van deze TAD geweest. In 2004 ging de interesse vooral uit naar het onderzoek van zelfreinigende bouwmaterialen [G8], met name in het door het IWT gesubsidieerde project ‘Fotokatalyse’. Deze innoverende technologie zou het mogelijk moeten maken de vervuiling van gevels te beperken en bepaalde poluerende stoffen uit de lucht te verwijderen, wat interessante toekomstperspectieven opent. Het is een voorbeeld van nanotechnologie, toegepast in bouwmaterialen.
THEMATISCHE INNOVATIESTIMULERING ‘TOEGANKELIJKHEID,
AANPASBAARHEID EN INNOVATIE IN DE WONINGBOUW’
Het project van Thematische Innovatiestimulering ‘Toegankelijkheid, aanpasbaarheid en innovatie in de woningbouw’ [G9] (gesubsidieerd door het IWT) heeft tot doel innovaties tot stand te brengen via informatieverstrekking, sensibilisering en platformwerking en richt zich voornamelijk tot algemene aannemers, ontwerpers en toeleveranciers. De activiteiten van dit TIS-project gebeuren in nauwe samenwerking met de NAV (de Vlaamse Architectenorganisatie) en In-HAM (Innovatiecentrum voor Huisvesting met Aangepaste Middelen). De diverse acties worden in goede banen geleid door een stuurgroep waarin ook vertegenwoordigers van de industrie zetelen. Op deze wijze kan het project beter afgestemd worden op de noden van de bedrijven en ontwerpers. Het meest tastbare resultaat in 2004 was wellicht de opstelling van een artikel betreffende de toegankelijkheid van trappen, dat verscheen in WTCB-Contact 4/2004.
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Duurzame ontwikkeling & Renovatie
TECHNISCH ADVIES
WTCB-PUBLICATIES
Afb. 1 Tussenkomsten van de afdeling Technisch Advies op het vlak van renovatie.
STATISTIEKEN
‘DUURZAME
& RENOVATIE’
ONTWIKKELING
42 %
De ingenieurs van de afdeling Technisch Advies (ATA) en van de Technologische Adviseerdienst ‘Renovatie van gebouwen’ moeten regelmatig technische adviezen verstrekken met betrekking tot de renovatie van gebouwen (zie afbeelding 1). De vragen die het meest gesteld worden in dit kader betreffen het thema gevelrestauratiewerken, dat zo’n 42 % van de tussenkomsten vertegenwoordigt.
IFD-bouwen : beschrijving, voordelen en voorbeelden. WTCB-Dossier, 2004/4, Katern 2.
5%
12 %
Milieu-impact van industriële bouwplaatsen. WTCB-Dossier, 2004/3, Katern 1. De restauratie van het Martelarenmonument te Leuven. WTCBDossier, 2004/2, Katern 1.
21 %
20 %
RENOVATIEWERKEN n n n n n
Deze werken, die zo duurzaam mogelijk moeten zijn, kunnen uitgevoerd worden om verschillende redenen : • esthetische overwegingen • verbetering van de thermische isolatie van het gebouw • verhelpen van infiltraties • oplossing van problemen van opstijgend grondvocht.
wanden en muren vloeren schrijnwerk daken andere (verwarmingsinstallaties, sanitair, …)
GEVELREINIGING
Toegankelijkheid van trappen : randbemerkingen bij § 2.4.2 van TV 198. WTCB-Dossier, 2004/4, Katern 6. Gids voor de restauratie van metselwerk. Deel 3 : gevelreiniging. WTCB-Monografie, 2004.
De afdeling Technisch Advies wordt ook vaak geraadpleegd in het kader van gevelreinigingswerken, waarbij het uiterst belangrijk is een techniek te kiezen die aangepast is aan de gevelmaterialen. Deel 3 van de ‘Gids voor de restauratie van metselwerk’ en Technische Voorlichting nr. 197 ‘Gevelreiniging’ kunnen beschouwd worden als referentiedocumenten in dit domein. Tabel 1 stelt verschillende reinigingstechnieken voor, afhankelijk van de aard en de karakteristieken van de gevelmaterialen. n
In deze context kan het soms nuttig zijn (bv. in het geval van een gebouw zonder of met een ontoereikende thermische isolatie, waarvan de gevels beschadigd zijn) te kiezen voor een ‘polyvalente’ oplossing, zoals het voorzien van een bepleistering op een laag thermische isolatie, wat zowel het uitzicht, de regendichtheid als de thermische-isolatieprestaties van de gevels ten goede komt.
Tabel 1 Keuze van de reinigingstechniek (uittreksel uit tabel 2 van TV 197). GEBRUIKELIJKE TECHNIEK VOOR REINIGING/ONDERHOUD (1) GEVELMATERIAAL MET
AARD
Baksteen (gebakken klei)
Witte kalksteen
Architectonisch beton
CHEMISCH
WATER
MECHANISCH (STRALEN)
Verzadigde stoom
Water onder hoge druk
Herhaalde waterverstuiving
Oppervlakteactieve producten
Waterstoffluoride, waterstofoxalaat, waterstoffosfaat
Klassieke granulaten
Fijne granulaten
Ruw
r/+
-
-
-
r/-
r/-
+/-
Glad
+
r
-
-
r/-
-
r
Verglaasd
r
r
-
r
r/-
-
r/-
Poreus, zacht, verweerd
+
-
r
-
-
-
+/-
Vast, hard
+
-
+
-
-
r/-
+/r
Glad
+
-
r
-
-
-
r
Glad, gepolijst
+
r/+
r
r
r
-
-
r
r/-
r/-
r
r
+
KARAKTERISTIEK
Fijne zichtbare granulaten
+
r/+
r
r
Grove zichtbare granulaten
-
-
-
r
+ : aanbevolen; - : afgeraden; r : eventueel bruikbaar (1) Als er twee tekens vermeld worden in eenzelfde vak, dan betreft het eerste de reiniging (sterk vervuilde materialen) en het tweede het onderhoud (weinig vervuilde materialen).
33
WTCB – Jaarverslag 2004
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Duurzame ontwikkeling & Renovatie
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie Energie & Binnenklimaat De werkzaamheden op het vlak van hygrothermie waren vooral gekenmerkt door aspecten met betrekking tot de energieprestaties van gebouwen. Het WTCB zette echter ook zijn activiteiten op het gebied van daglicht en kunstlicht in gebouwen voort, met de inhuldiging van het nieuwe laboratorium ‘Licht en Gebouw’.
ENERGIEPRESTATIES In 2004 werden de activiteiten op het vlak van hygrothermie vooral beïnvloed door aspecten in verband met de energieprestaties van gebouwen. De op 16 december 2002 goedgekeurde Europese Energieprestatierichtlijn voor gebouwen moet immers ten laatste tegen het begin van 2006 omgezet worden in nationale wetgeving. Hiertoe moeten de Gewesten, die in ons land bevoegd zijn inzake energie, een rekenmethode voor de energieprestaties van gebouwen opstellen en minimale eisenniveaus bepalen waaraan de energieprestaties van nieuwe gebouwen en grote bestaande gebouwen die grondig gerenoveerd worden, moeten voldoen. Tegen januari 2009 dienen ze eveneens de energiecertificering voor alle gebouwen door te voeren en regels op te leggen voor de inspectie van stookketels en klimaatregelingssystemen. In het Vlaamse Gewest is de reglementaire context op dit gebied grondig geëvolueerd door de ratificatie van het decreet van 7 mei 2004, houdende eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat. Het uitvoeringsbesluit met in zijn bijlage de nieuwe rekenmethode voor de energieprestaties van nieuwe gebouwen, die opgesteld werd door het WTCB en een aantal andere partners (in samenspraak met de industrie), werd definitief goedgekeurd [H1]. In dit kader boden onze medewerkers we-
34
WTCB – Jaarverslag 2004
tenschappelijke begeleiding bij de ontwikkeling van een computerprogramma dat de voornoemde rekenmethode integreert [H2]. Zo werden in 2004 talrijke besprekingen gevoerd met de diverse betrokken sectoren en werden bijkomende stappen ondernomen om de verschillende elementen op punt te stellen die de geslaagde invoering van deze nieuwe reglementering moeten waarborgen. Voor bestaande gebouwen werd de Energieadviesprocedure (EAP), die de uitvoering van een energetische audit voor bestaande gebouwen (op voluntaristische basis) beoogt, geïmplementeerd in een computerprogramma [H3], met de financiële steun van de drie Gewesten en de federale overheid. Deze procedure vormt de eerste stap op weg naar de verplichte certificering van gebouwen, zoals opgelegd door de Europese Energieprestatierichtlijn voor gebouwen. In het Waalse Gewest wordt de invoering van de energieprestatie voor gebouwen voorbereid via de voortzetting van de actie ‘Energiebewust bouwen … natuurlijk’ (Construire avec l’énergie … naturellement [H4]). Deze actie spoort de deelnemers ertoe aan om bij het optrekken van nieuwe woningen verder te gaan dan de huidige regelgeving door het respecteren van een lijst van technische criteria. De participerende bouwprofessionelen kunnen zich op vrijwillige basis engageren in de actie, waarna ze een beroep mogen doen op de technische steun van het WTCB en universitaire teams.
DUBBELE
GEVENTILEERDE GEVELS
Op het vlak van prenormatief onderzoek werd het project omtrent de betere integratie van dubbele geventileerde gevels in de normen en reglementen verdergezet en afgewerkt [H5]. Tijdens dit onderzoek hanteerde men een globale benadering, waarbij diverse disciplines werden beschouwd, zoals thermische en energetische aspecten, akoestiek, stabiliteit, brandveiligheid, … Hierdoor was het mogelijk duidelijkheid te scheppen omtrent verschillende aspecten die specifiek zijn voor dit geveltype. Vanaf 2005 zal er ook op Europees niveau rond dubbele geventileerde gevels gewerkt worden in het project BESTFACADE.
VOCHTHUISHOUDING
IN DAKEN
Het prenormatieve onderzoek, gewijd aan de analyse van de vochthuishouding in daken [H6], heeft op zijn beurt geleid tot de opstelling van een databank met gegevens over het binnenklimaat, verzameld over een periode van twee jaar in een groot aantal woningen. Dankzij dit onderzoek kan men de minimale prestaties van de gebouwschil beter inschatten en aldus condensatieproblemen en schimmelvorming vermijden.
HET WINDAT-NETWERK In 2004 werkte het thematische netwerk WINDAT aan de ontwikkeling en de kosteloze verspreiding van een gesofisticeerd
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Energie & Binnenklimaat
Europees computerprogramma (WIS 3.0) dat de gebruikers moet helpen bij de bepaling van de thermische en zonnekarakteristieken van vensters en hun verschillende onderdelen (beglazing, raam, zonnewering, …) [H7].
VISUEEL
bij de overgang automatisch geregeld wordt. In het kader van de nieuwe energieprestatieregelgeving werden ook minimale eisen voor ventilatiesystemen in niet-residentiële gebouwen geformuleerd. In deze context werden verduidelijkingen aangebracht aan de norm NBN D 50-001 inzake ventilatie van woningen.
COMFORT
Onze medewerkers spitsen reeds enkele jaren hun aandacht toe op de studie van daglicht en kunstlicht in gebouwen. Zo ontwikkelde het nieuwe laboratorium ‘Licht en Gebouw’ een hele reeks instrumenten (bv. kunsthemels en kunstzonnen waarmee men de prestaties vooraf kan bepalen op schaalmodellen, meetapparatuur voor gebruik op de bouwplaats, …), die worden aangewend bij verschillende onderzoeken en studies : • karakterisering van geavanceerde systemen voor het beheer van het daglicht (weerkaatsende lamellen, automatische zonneblinden, …) • bepaling van de daglichttoevoer op voorhand. De activiteiten van het WTCB met betrekking tot verlichting hebben eveneens te maken met de studie van kunstlichtsystemen en geavanceerde systemen voor het beheer van hun lichtflux (aanwezigheidsdetectoren, vermindering van de lichtflux afhankelijk van de beschikbaarheid van daglicht, …) [H8].
LABORATORIUM ‘ENERGETISCHE ASPECTEN GEBOUWEN’ De energieprestaties en het thermische comfort in gebouwen worden eveneens
Proefpost ‘spectrofotometrie’.
bestudeerd door het laboratorium ‘Energetische Aspecten Gebouwen’. De evaluatie gebeurt op diverse niveaus : • het materiaal : uitvoering van een groot aantal metingen van de warmtegeleiding van bouwmaterialen. Het laboratorium is hiervoor geaccrediteerd door BELTEST en erkend als Europees expertlaboratorium. De proefpost ‘spectrofotometrie’ wordt op zijn beurt ingezet voor de bepaling van de spectrale (energetische en lichttechnische) eigenschappen van de materialen. Ook voor deze metingen beschikt het laboratorium over een BELTEST-accreditatie • het bouwelement : beproeving van de warmtetransmissie van gevelelementen. Zo werden in de loop van 2004 de thermische prestaties van verschillende dunne weerkaatsende producten [H9] onderzocht in een PASLINK-cel • het gebouw : opvolging van het binnenklimaat, infraroodthermografie voor het opsporen van gebreken in de thermische isolatie, dynamische simulatie van het energetische gedrag van gebouwen.
LABORATORIUM ‘VERWARMINGSKLIMATISATIETECHNIEKEN’
Het WTCB participeerde tevens in de activiteiten van het Air Infiltration and Ventilation Centre (AIVC) [H11]. Dit organisme werd opgericht door het Internationaal Energie Agentschap (IEA) en heeft tot doel nuttige informatie te verspreiden over de ventilatie van gebouwen, luchtlekken, de kwaliteit van de binnenlucht, thermisch comfort en rationeel energiegebruik. Doordat onze medewerkers deelnemen aan deze werkzaamheden, heeft België gratis toegang tot alle technische voorlichtingen van het AIVC, evenals tot zijn bibliografische en normatieve databanken.
LABORATORIUM ‘LUCHTKWALITEIT EN VENTILATIE’ Het laboratorium ‘Luchtkwaliteit en Ventilatie’ voert regelmatig metingen uit in het laboratorium en op de bouwplaats. Meestal betreft het de beoordeling van de luchtdichtheid van gebouwen en ventilatienetwerken, metingen van het ventilatiedebiet, de karakterisering van ventilatieroosters, ...
DAME-BC
EN
PASLINK
Het WTCB coördineerde in 2004 het onderzoek DAME-BC dat kadert binnen de
EN
Het laboratorium ‘Verwarmings- en klimatisatietechnieken’ voert proeven uit ten behoeve van de fabrikanten van stookketels ter bepaling van het rendement van ‘ketel-brander’-combinaties (volgens het KB van 18 maart 1997) en is hiervoor sinds 1996 geaccrediteerd. Deze worden gecombineerd met rookgasanalyses, waarbij men de uitstoot van schadelijke stoffen uit de rookgassen (NOx en CO) toetst aan de milieueisen van het KB van 8 januari 2004.
De nieuwe Vlaamse regelgeving legt een aantal minimale eisen op aan de ventilatiesystemen in niet-residentiële gebouwen.
35
WTCB – Jaarverslag 2004
Op het vlak van ventilatie werkten onze experten mee aan de ontwikkeling van hybride ventilatiestrategieën met ingewerkte controlesystemen voor residentiële gebouwen in het kader van het project RESHYVENT [H10]. Hybride ventilatie is in feite een combinatie van een natuurlijke en een mechanische ventilatiewijze waar-
Het laboratorium ‘Luchtkwaliteit en Ventilatie’ voert regelmatig metingen uit van de luchtdichtheid van gebouwen.
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Energie & Binnenklimaat
werkzaamheden van het Europese project PASLINK. DAME-BC heeft tot doel hulpmiddelen te ontwikkelen voor de dynamische analyse en simulatie van de energieprestaties van gevels en dakcomponenten en maakte het voorwerp uit van twee Europese conferenties.
BOUWEN, WONEN EN
TECHNOLOGISCHE ADVISEERDIENST ‘KLIMAATINSTALLATIES
EN
BINNENCOMFORT’
De Technologische Adviseerdienst ‘Klimaatinstallaties en Binnencomfort’ [H13] richt zich in de eerste plaats tot installateurs van HVAC-systemen (verwarming, ventilatie en luchtbehandeling), aannemers van isolatiewerken, architecten en studiebureaus die zich bezighouden met het ontwerp van gebouwen en/of de ontwikkeling en dimensionering van technische installaties.
ENERGIE
In de viWTA-studie ‘Bouwen, wonen en energie’, uitgevoerd op vraag van het Vlaamse Parlement, worden beleidsaanbevelingen geformuleerd met betrekking tot een meer energiebewuste ruimtelijke planning, de energie-infrastructuur en de energieprestaties van gebouwen.
Hierbij komen vooral aspecten met betrekking tot de luchtdichtheid van gebouwen aan bod, zoals de uitvoering en de prestaties van ventilatiesystemen voor woningen en niet-residentiële gebouwen, evenals de energieprestaties van gebouwen. De informatieoverdracht gebeurt rechtstreeks via antwoorden op precieze vragen en onrechtstreeks door de opstelling van artikels of deelname aan conferenties en studiedagen. De Technologische Adviseerdienst volgt eveneens verschillende grootschalige technologische innovatieprojecten op ten bate van bouwbedrijven.
NORMALISERING, BENOR- EN ATG-KWALITEITSVERKLARINGEN Het WTCB verleent al geruime tijd zijn medewerking aan de activiteiten van de BUtgb, het CEN en de EOTA, en dan vooral in het kader van de kwaliteitsborging van producten en systemen. In 2004 werden ongeveer veertig ATG afgeleverd voor verschillende soorten isolatiesystemen (bv. voor beglaasde en onbeglaasde oppervlakken in daken, gevels
NUTTIGE
INFORMATIE
Projectendatabank www.wtcb.be : projecten [H1] tot [H14] Nuttige links • Reglementaire context inzake energieprestaties in het Vlaamse Gewest : www.energiesparen.be • Website van het WINDAT-netwerk : www.windat.org • Laboratorium ‘Licht en Gebouw’ : www.wtcb-licht.be • Laboratoria ‘Energetische Aspecten Gebouwen’, ‘Verwarmings- en klimatisatietechnieken’ en ‘Luchtkwaliteit en Ventilatie’ : www.wtcb.be (rubriek ‘Laboratoria’) • Normen-Antenne ‘Energie en Binnenklimaat’ : www.normen.be • Technologische Adviseerdienst ‘Klimaatinstallaties en Binnencomfort’ : www.wtcb.be (rubriek ‘Diensten’, ‘Innovatieondersteuning’) • Website van AIVC : www.aivc.org • Website inzake dubbele geventileerde gevels : www.wtcb.be/activefacades • Website van het Infopoint : www.infopoint.be
36
WTCB – Jaarverslag 2004
of vloeren). Bij het onderzoek van deze systemen wordt niet enkel rekening gehouden met de thermische eigenschappen ervan, maar ook met hun gebruiksgeschiktheid en duurzaamheid. Gezien zijn jarenlange ervaring op dit gebied behoort het WTCB tot de ‘European Exper t Lambda Group’ (www.butgb.be) en neemt het het secretariaat van het CEN-Keymark (www.key-mark.org) voor isolatiematerialen voor zijn rekening. Binnen de BUtgb (ATG), de EOTA (ETA) en het CEN (hEN) spitsen de ingenieurs hun aandacht toe op isolerende beglazingen, aluminium raamprofielen met een thermische onderbreking, de isolatie van spouwen, daken, vloeren en buitengevels, sandwichpanelen met metaal en andere bekledingsplaten, evenals op de isolatie van leidingen. Wat de normaliseringsactiviteiten van het BIN betreft, zorgen verschillende WTCBexperten voor de opvolging van de energetische aspecten in een aantal werkgroepen : • CEN BT WG 173 : deze verzekert de begeleiding bij en de implementatie van het CEN-Mandaat M/343, in uitvoering van de Europese Energieprestatierichtlijn voor gebouwen (EPRG) • CEN TC 33, CEN TC 88, CEN TC 128 en CEN TC 129 : deze werken voornamelijk rond bouwproducten • CEN TC 156 en CEN TC 228 : hun activiteiten hebben vooral betrekking op technische installaties • CEN TC 89 : deze spitst zijn aandacht toe op reken- en proefnormen. Het Centrum speelt ook een leidende rol bij de omzetting van de CEN-rekenregels in NBN-begeleidingsdocumenten. Zo nam de herziening van de norm NBN B 62002 tijdens het afgelopen jaar een belangrijke plaats in op de agenda.
NORMEN-ANTENNE ‘ENERGIE
EN
BINNENKLIMAAT’
Op het gebied van technische bijstand werkt de Normen-Antenne ‘Energie en Binnenklimaat’ [H12] voornamelijk rond de normatieve aspecten van thermische isolatie, verwarming en afkoeling, ventilatie en luchtkwaliteit, verlichting en visueel comfort en energieprestaties. Door hun deelname aan verschillende Technische Comités en werkgroepen kunnen de medewerkers van deze Normen-Antenne de normalisering op de voet volgen en de doelgroep (aannemers, architecten, studiebureaus en fabrikanten van materialen of systemen) voorzien van correcte informatie.
THEMATISCHE INNOVATIESTIMULERING
‘INTEGRATIE
VAN DUURZAME ENER-
GIETOEPASSINGEN IN GEBOUWEN’
Het TIS-project ‘Integratie van duurzame energietoepassingen in gebouwen’ [H14] streeft naar het uitbouwen van een ondersteunend netwerk van bedrijven die ijveren voor de integratie van duurzame energietechnieken (warmtepompen, zonneboilers, fotovoltaïsche zonnepanelen, …).
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Energie & Binnenklimaat
TECHNISCH ADVIES STATISTIEKEN
Afb. 1 Overzicht van de vochtproblemen bij beglazingen.
WTCB-PUBLICATIES ‘ENERGIE & BINNENKLIMAAT’
70 %
Tijdens de winterperiode worden de ingenieurs van de afdeling Technisch Advies (ATA) frequent geconfronteerd met vragen omtrent het ontstaan van oppervlaktecondensatie op bouwelementen (schrijnwerk, beglazing, …).
De invloed van wanddoorvoeringen op de brandweerstand. WTCBDossier, 2004/3, Katern 2.
16 %
Dubbele geventileerde gevels. Deel 1 : voorstelling van de gevelopbouw. WTCB-Dossier, 2004/1, Katern 1.
14 %
Zo houden ongeveer 70 % van de vochtproblemen bij beglazingen (zie afbeelding 1) en 22 % van de adviezen inzake vochtverschijnselen op buitenschrijnwerk verband met dit fenomeen.
Mechanische bevestiging van de dakisolatie en de dakafdichting op stalen plooiplaten. WTCB-Dossier, 2004/1, Katern 7.
n oppervlaktecondensatie n inwendige condensatie n diversen
Schimmelvorming in woningen. Infofiche, nr. 3, 2004.
OPPERVLAKTECONDENSATIE Dit probleem treedt op wanneer de oppervlaktetemperatuur van een bouwelement daalt tot onder het dauwpunt van de binnenlucht. Het gaat hier om de (grens)temperatuur waarbij lucht met een bepaalde relatieve vochtigheid en temperatuur verzadigd raakt en oppervlaktecondensatie optreedt.
ook van zijn warmte-isolatiepeil. De thermische reglementeringen in de verschillende Gewesten leggen daarom maximale U-waarden op voor het geheel schrijnwerk-beglazing (zie tabel 1).
Wanneer warme, vochtige binnenlucht afkoelt door bijvoorbeeld langs een koud oppervlak te strijken, kan deze verzadigd worden en hierdoor een deel van zijn vochtgehalte verliezen : zo ontstaan er druppels en/of een rechtstreekse bevochtiging van de ondergrond (zie afbeelding 2). Voor meer informatie hieromtrent verwijzen we naar de Infofiche ‘Oppervlaktecondensatie’ die kan geconsulteerd worden via de WTCB-website.
Het respecteren van de in tabel 1 vermelde U-waarden is niet altijd voldoende om het ontstaan van condensatie te vermijden. Indien het buiten zeer koud is en/of indien er in de beschouwde ruimte een zeer vochtig binnenklimaat heerst, is het verschijnen van waterdruppels op de schrijnwerkprofielen en/of de beglazing niet uitgesloten.
De vorming van oppervlaktecondensatie op schrijnwerkprofielen en beglazing kan aldus toegeschreven worden aan een te lage oppervlaktetemperatuur en/of een onaangepast binnenklimaat.
TE
LAGE OPPERVLAKTETEMPERATUUR
De oppervlaktetemperatuur van het bouwelement is niet enkel afhankelijk van de buiten- en binnenluchttemperatuur, maar
TE
Hygroscopisch vochtgehalte van materialen. Infofiche, nr. 4, 2004. Oppervlaktecondensatie. Infofiche, nr. 5, 2004. Infiltraties aan de voet van spouwmuren. Infofiche, nr. 7, 2004.
VOCHTIG BINNENKLIMAAT
Meestal is het binnenklimaat de doorslaggevende parameter bij de vorming van oppervlaktecondensatie. Tijdens de wintermaanden voeren de ingenieurs van de afdeling Technisch Advies dan ook vaak metingen van de oppervlaktetemperatuur en registraties van het binnenklimaat (d.w.z. van het relatieve vochtgehalte en de binnenluchttemperatuur) met thermohygrografen uit. Hierbij komt dikwijls aan het licht dat de relatieve luchtvochtigheid in de woning gedurende langere perioden hoger is dan 60 %. Normaliter dient deze waarde begrensd te zijn tussen 30 en 60 %. Lang-
Binnenklimaatklassen. Infofiche, nr. 11, 2004. Condensatie in thermisch geïsoleerde hellende daken. Infofiche, nr. 12, 2004. Warmteoverdracht door wanden van gebouwen in contact met de grond. Toepassing van de rekenmethode uit de norm EN ISO 13370. WTCB-Rapport, nr. 7, 2004.
durige hoge relatieve luchtvochtigheden kunnen – voor zover er geen externe vochttoevoer optreedt – duiden op een gebrekkige ventilatie. Om het binnenklimaat binnen voornoemde grenzen te houden, is een goede ventilatiestrategie, zoals trouwens ook aanbevolen wordt in de norm NBN D 50-001 en in onze publicaties. n
Afb. 2 Oppervlaktecondensatie op het schrijnwerk en de beglazing. Tabel 1 Maximale U-waarden voor het geheel schrijnwerk-beglazing. BOUWDEEL WAARLANGS DE WARMTEVERLIEZEN OPTREDEN Doorschijnende wanden
OPGELEGDE Umax-WAARDE [W/m²K] Brussel
Vlaanderen (*)
Wallonië
2,5
3,5
3,5
(*) De nieuwe thermische reglementering die in 2006 van kracht zal worden in het Vlaamse Gewest zal strenger zijn dan de huidige en zal een Umax-waarde van 2,5 W/m2K voorschrijven voor het geheel schrijnwerk-beglazing en van 1,6 W/m2K voor het midden van de beglazing.
37
WTCB – Jaarverslag 2004
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Energie & Binnenklimaat
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie Akoestisch comfort Het nieuwe normenarsenaal dat weldra van kracht zal worden in het domein van de bouwakoestiek, zal de huidige Belgische bouwrichtlijnen, evenals deze uit de volledige Europese Unie, grondig wijzigen.
OMVORMING
VAN DE BOUWAKOESTISCHE NORMALISATIE
De omvorming van de bouwakoestische normalisatie was ook in 2004 weer een van de belangrijkste aandachtspunten van de afdeling ‘Akoestiek’. Het WTCB leverde in dit kader enorme inspanningen bij het begeleiden van de normcommissie door middel van onderzoek. Deze onderzoeksactiviteiten beogen de opstelling van een realistische en wetenschappelijk correcte ontwerpnorm en de ontwikkeling van bouwrichtlijnen waarmee men kan voldoen aan de huidige verwachtingen. De eisen uit de toekomstige norm zullen strenger zijn dan deze die vooropgesteld worden in de huidige documenten. Deze verstrenging heeft tot doel beter tegemoet te komen aan de verwachtingen van de bewoners en nauwer aan te sluiten bij de eisen die gangbaar zijn in de meeste West-Europese landen. In de toekomstige norm worden twee eisenniveaus onderscheiden : • eisen ter verzekering van een ‘akoestisch basiscomfort’ • eisen ter verzekering van een ‘hoogwaardig akoestisch comfort’. De eisen uit de eerste categorie vormen een compromis tussen de bouwkost en het akoestische comfort en zijn gericht op een tevredenheid bij 70 % van de bewoners. De eisen uit de tweede categorie houden daarentegen enkel rekening met het akoestische comfort en beogen
38
WTCB – Jaarverslag 2004
een tevredenheid bij 90 % van de bewoners. Beide eisenniveaus vergen echter een wijziging van de huidige bouwmethoden. De bouwtechnische aanpassingen die dienen te gebeuren om het akoestische basiscomfort te waarborgen, zijn doorgaans aanvaardbaar. De aanpassingen die nodig zijn om te voldoen aan de eisen voor een hoogwaardig akoestisch comfort, zijn daarentegen vaak erg verregaand. Voornoemde eisen hebben zowel betrekking op de lucht-, gevel- en contactgeluidsisolatie als op de geluidsniveaus, teweeggebracht door de technische installaties en leidingen. Ze leggen tevens verplichtingen op inzake de minimale akoestische absorptie in de gemeenschappelijke gangen en hallen van multifamiliale woningen.
ONTWIKKELING VAN NIEUWE BOUWRICHTLIJNEN
De ontwikkeling van bouwrichtlijnen om te beantwoorden aan voornoemde eisen is een van de geprivilegieerde onderzoeksthema’s van het WTCB, maar is uiterst delicaat en ingewikkeld.
VERBETERING VAN DE REKENMODELLEN VOOR DE FLANKERENDE GELUIDSOVERDRACHT
In de bouwsector wordt er te vaak nog – en ten onrechte – vanuit gegaan dat de luchtgeluidsisolatie tussen twee woningen enkel afhankelijk is van de gemene muur. Deze foutieve opvatting leidde reeds met de oude normen tot veel problemen. Om te voldoen aan de eisenniveaus uit de toekomstige norm dient men echter ook de flankerende geluidsoverdracht via
Meetopstelling ter bepaling van de verbindingsdemping bij de voorspelling van de geluidsisolatie tussen woningen. Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Akoestisch comfort
Ook laatstgenoemde aspecten zijn immers aan beperkingen onderhevig in de toekomstige norm. Tijdens de eerste fase van dit project werd onderzoek verricht naar een vereenvoudigde methode ter bepaling van het in het gebouw geïnjecteerde trillingsvermogen van de technische installatie (de zogenaamde drievlakkenmethode). Deze problematiek komt eveneens aan bod binnen diverse CEN-werkgroepen waarin het WTCB vertegenwoordigd is.
Het uitwerken van bouwrichtlijnen is een hoofddoelstelling van het onderzoek. de kopse wanden en vloerplaten in aanmerking te nemen. De bouw van woningen of appartementen met een goede akoestische isolatie vergt dus een totaalconcept. Hoewel er al een paar pilootprojecten opgestart werden met het oog op de uitvoering van akoestische metingen in situ, zullen de bouwrichtlijnen grotendeels moeten afgeleid worden uit berekeningen. Hiertoe werden rekenmodellen voorgesteld in de Europese normenreeks EN 12354 die echter tal van probleempunten vertonen, zoals de precisie van de berekeningen en de uitvoeringsgevoeligheid van bepaalde constructies. Tijdens dit onderzoek ging de aandacht voornamelijk naar een drietal gerelateerde onderwerpen : • het eerste is gericht op de studie van de structurele geluidstransmissie, veroorzaakt door de technische uitrustingen van alle constructietypes • het tweede is toegespitst op de studie van de flankerende geluidstransmissie bij lichte constructies • het derde behelst het onderzoek naar de mogelijke akoestische verbeteringen die kunnen aangebracht worden aan halfzware constructies voor gebruik in de woningbouw.
BOUWAANSLUITINGEN
EN BOUWDETAILS
Deze problematiek staat centraal in het onderzoeksproject ‘Bouwdetails’ [I1]. Naast het onderzoek van de flankerende geluidstransmissie bij halfzware en lichte constructies, dat hiervoor reeds aan bod kwam, ligt de nadruk op : • de bouwaansluitingen (bv. invloed van betonkolommen en elastische tussenlagen) • de specifieke detailleringen bij bouwelementen (bv. lichte gevels, raamconstructies, …) • de beheersing en voorspelling van het lawaai dat voortgebracht wordt door de technische installaties.
39
WTCB – Jaarverslag 2004
INNOVATIEVE BOUWSYSTEMEN EN BOUWPRODUCTEN MET VERBETERDE AKOESTISCHE PRESTATIES Ook voor de toeleveranciers van de bouwindustrie houdt de nieuwe bouwakoestische normalisatie bepaalde uitdagingen in. Zo werd in 2004 onderzoek gevoerd (onderzoeksproject ‘Total Appartment Concept’ [I2]) naar de ontwikkeling van een innovatief bouwsysteem met een uiterst doeltreffende geluidsisolatie (D nT,w > 58 dB, L’nT,w < 50 dB), waarmee het mogelijk is te voldoen aan de eisen ter verzekering van een ‘hoogwaardig akoestisch comfort’ uit de nieuwe ontwerpnorm, en dat bovendien relatief ongevoelig is voor kleine uitvoeringsvariaties. Dit project wordt gesubsidieerd door het IWT en gevoerd in samenwerking met de K.U.Leuven. Vorig jaar werd tevens gewerkt aan het project ‘Integraal onderzoek naar mechanische en akoestische eigenschappen van geweven tapijten met diverse rugafwerkingen’. Dit tweede onderzoek, dat gefinancierd wordt door het IWT en verloopt in samenwerking met CENTEXBEL, beoogt de ontwikkeling van een speciaal type tapijten met verbeterde akoestische eigenschappen en is gericht op de vereisten van de Aziatische markt.
‘Boilernoise’ : karakterisering van het geluidsvermogen van olie- en gasboilers in woningen.
werd geëvalueerd. Dit is belangrijk voor de opstelling van een herhaalbare en reproduceerbare meetmethode voor de productkarakterisering.
LABORATORIUM AKOESTIEK Binnen het laboratorium ‘Akoestiek’ kenden de ontwikkelingsactiviteiten in 2004 een gestage groei. Dit laboratorium is geaccrediteerd door BELTEST en beschikt over de nodige uitrusting voor de uitvoering van metingen van : • de geluidsverzwakkingsindex van bouwelementen • de contactgeluidsisolatie • de absorptiecoëfficiënten, … Het heeft tevens een jarenlange ervaring opgebouwd met betrekking tot enkele specifieke testen : • intensiteitsmetingen • bepaling van de dynamische stijfheid • metingen van het geluidsvermogen • bepaling van de prestaties van geluidsschermen • beoordeling van de lekdichtheid, …
BOILERNOISE :
KARAKTERISERING VAN HET GELUIDSVERMOGEN VAN OLIE- EN GASBOILERS
Het Europese project ‘Boilernoise’ [I3] werd in 2004 beëindigd. De doelstelling ervan was het ontwikkelen van een Europese meetmethode ter karakterisering van het geluidsvermogen van olie- en gasboilers voor gebruik in woningen. Dit jaar werd de tweede fase van het project voltooid, waarbij de invloed van diverse parameters op de eindprestaties
Uitvoering van akoestische proeven op een venster in het laboratorium.
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Akoestisch comfort
WTCB-PUBLICATIES ‘AKOESTIEK’ Akoestische prestaties van dubbele geventileerde gevels (DGG). WTCB-Dossier, 2004/4, Katern 1. Nieuwe Europese richtlijnen voor de bescherming van werknemers. WTCB-Dossier, 2004/2, Katern 5. Akoestische invloed van de afwerking van muren uit metselwerk. WTCB-Dossier, 2004/2, Katern 7. Akoestische isolatie in houtskeletwoningen. WTCB-Dossier, 2004/1, Katern 6. Definities en principes uit de bouwakoestiek. Infofiche, nr. 2, 2004.
NUTTIGE
INFORMATIE
Projectendatabank www.wtcb.be : projecten [I1] tot [I5] Nuttige links • Laboratorium ‘Akoestiek’ : www.wtcb.be (rubriek ‘Laboratoria’) • Normen-Antenne ‘Akoestiek’ : www.normen.be • Technologische Adviseerdienst ‘Bouwakoestiek’ : www.wtcb.be (rubriek ‘Diensten’, ‘Innovatieondersteuning’)
TECHNOLOGISCHE ADVISEERDIENSTEN ‘BOUWAKOESTIEK’
EN
‘ACOUSTIQUE
DU BÂTIMENT’
De werkzaamheden van de Technologische Adviseerdienst ‘Bouwakoestiek’ [I4], die in het Vlaamse Gewest gesubsidieerd wordt door het IWT, waren in 2004 vooral gericht op de verspreiding van de kennis (die tijdens tal van onderzoeken verworven werd) naar de KMO uit de bouwsector. Zo werden afgelopen jaar niet minder dan 25 lezingen gegeven en een zestal publicaties opgesteld. Verder vonden er meer dan 800 korte contacten (d.w.z. beantwoorden van telefonische vragen) en 220 uitgebreide contacten (m.a.w. bezoeken op de bouwplaats) met diverse firma’s plaats en werd een groot aantal opleidingen verstrekt in het kader van de wintercursussen. De stimulering van innovatie binnen de bouwsector kan eveneens gebeuren via de zogenaamde GTA-projecten. Deze ‘Grondige Technologische Adviezen’ zijn kleinschalige projecten die de ontwikkeling van een innovatief product met een akoestische meerwaarde beogen. Ze worden zonder veel administratieve vereisten opgestart met de hulp van de medewerkers van de Technologische Adviseerdienst ‘Bouwakoestiek’, die hierbij kunnen rekenen op de financiële steun van het IWT. In het Waalse Gewest lagen de accenten van de door de DGTRE gesubsidieerde Technologische Adviseerdienst ‘Acoustique du bâtiment’ (Bouwakoestiek) [I4] enigszins anders. De acties van deze TAD werden in 2004 volledig geheroriënteerd naar de ontwikkeling van innovatieve producten in de Waalse KMO. Deze succesvolle ontwikkelingen werden tot stand gebracht dankzij de technologische Het onderzoek betreft de positieve invloed hulp en de kennisoverdracht, vervan elastische ontkoppelingen op de leend door de medewerkers van de TAD. De gewone technische bijgeluidstransmissiereductie. stand bleef op de achtergrond als niet-prioritaire actie bestaan en werd vooral gebruikt om de contacten met de industrie te onderhouden en/of verder te ontwikkelen. De TAD was eveneens erg actief in het domein van ‘Technology Watch’ en verzorgde de informatieverspreiding naar de bedrijven uit de sector via publicaties en lezingen.
NORMEN-ANTENNE ‘AKOESTIEK’ De door de FOD Economie gesubsidieerde Normen-Antenne ‘Akoestiek’ [I5] is een vraagbaak voor de akoestische normalisatie en bredere akoestische kennis (via telefoon, langs de website, via publicaties en door lezingen) en zorgt voor de opvolging van de evolutie van de akoestische normalisatie op Europees niveau. De akoestische meetmethoden uit de Europese normen EN ISO 140-x, die de nationale meetmethoden vervangen, de akoestische eengetalsaanduidingen uit de norm EN ISO 717 (1996) en de akoestische ‘Eurocodes’ EN 12354-x, gebruikt ter voorspelling van een aantal akoestische prestaties van gebouwen, raken steeds beter ingeburgerd. Dankzij deze genormaliseerde, internationaal vereiste criteria kan men de akoestische prestaties van producten in heel Europa op uniforme wijze karakteriseren, onderling vergelijken en eventueel aanvullen met bepaalde nationale criteria (zoals de Belgische akoestische categorieën). De Normen-Antenne Akoestiek heeft tot doel de KMO te begeleiden doorheen het complexe net van normen en hen bij te staan bij de interpretatie van allerhande akoestische gegevens (lastenboeken, akoestische productresultaten, …). Deze kennisoverdracht kan verbeterd worden door het gebruik van moderne communicatiemiddelen (ICT), zoals websites, elektronische publicaties, ... De vier voornaamste taken van de Normen-Antenne zijn : • de opstelling van algemene nota’s en leidraden over normen en reglementen ten behoeve van KMO • de verspreiding van informatie (op traditionele en elektronische wijze) • het beantwoorden van vragen van KMO met betrekking tot de normalisatie • de vertegenwoordiging van de KMO in de technische comités van CEN/CENELEC en de deelname aan de normalisatiecomités.
40
WTCB – Jaarverslag 2004
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Akoestisch comfort
TECHNISCH ADVIES
Afb. 1 Overzicht van de door de afdeling Technisch Advies verstrekte adviezen met betrekking tot bouwakoestiek (per bouwdeel).
STATISTIEKEN In vergelijking tot 2003 werden er door de medewerkers van de afdeling Technisch Advies (ATA) in 2004 meer dan dubbel zoveel schriftelijke adviezen verstrekt omtrent bouwakoestiek. Een groot deel ervan handelt over de akoestische prestaties van wanden en schrijnwerk (zie afbeelding 1). Aangezien de reglementering op het vlak van de geluidsisolatie van gebouwen weldra gevoelig zal verstrengen, zal dit aantal de komende jaren nog in stijgende lijn gaan.
AKOESTISCH
28 %
17 %
28 %
12 % 15 %
ISOLERENDE VENTILATIEROOSTERS
De geluidsisolatie van ventilatiesystemen is een probleem dat regelmatig ter sprake komt binnen de ATA. Om een optimale akoestische isolatie te behalen, moet de gebouwschil zo luchtdicht mogelijk zijn. Rekening houdend met de huidige thermische reglementering in Wallonië en Brussel en met de Energieprestatieregelgeving die aanvang 2006 van kracht zal worden in Vlaanderen, moet men er niet enkel voor zorgen dat de gebouwschil een zekere isolatiewaarde vertoont, maar ook dat de ventilatie ervan verzekerd is. Wanneer de luchttoevoer of -afvoer in het gebouw tot stand gebracht wordt door middel van regelbare ventilatieroosters in de ramen of de wanden, mag men niet vergeten dat dit kan leiden tot een verhoogde geluidshinder. De ventilatieroosters onderbreken immers – weliswaar
n wanden n vloeren en plafonds
n technische installaties n daken
gecontroleerd – de luchtdichtheid van de wanden, zodat het buitenlawaai hierlangs moeiteloos de woning kan binnendringen. Er moet bijgevolg een compromis gezocht worden tussen de doeltreffende ventilatie van de woning en het akoestische comfort ervan. Hiertoe werden akoestisch absorberende ventilatieroosters ontwikkeld, waarbij de lucht – en dus ook het geluid – via een smalle spleet naar een akoestisch absorberend materiaal geleid wordt. Dit akoestisch absorberende materiaal zet de energie van de invallende geluidsgolven door wrijving om in warmte (zie afbeelding 2). De akoestische demping van dergelijke roosters is voornamelijk afhankelijk van
Afb. 2 Meting van de prestaties van een akoestisch absorberend ventilatierooster.
n schrijnwerk
de spleetopening, de afgelegde weg langs het absorptiemateriaal (hoe meer de geluidsgolven botsen met dit materiaal, hoe groter de demping) en de dikte van het absorptiemateriaal. Lettend op de gevoelige verstrenging van de toekomstige akoestische regelgeving zal het met bepaalde niet-akoestisch absorberende ventilatieroosters niet meer mogelijk zijn te voldoen aan de opgelegde geluidsnormen voor gevels. Met een mechanisch ventilatiesysteem (toe- en afvoer) zijn evenwel hogere geluidsniveaureducties mogelijk (aangezien de openingen smaller zijn). Bij dergelijke ventilatievoorzieningen mag het ventilator- en het stromingsgeluid (overeenkomstig de eerder vermelde akoestische regelgeving) echter niet hoger zijn dan een zeker geluidsniveau (zie afbeelding 3). n
Afb. 3 Bepaling van het ventilator- en stromingsgeluid in het laboratorium.
41
WTCB – Jaarverslag 2004
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Akoestisch comfort
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie Technische uitrustingen Wat de activiteiten op het vlak van sanitaire hygiëne betreft, neemt de legionellaproblematiek een belangrijke plaats in op de WTCB-agenda. Daarnaast ligt de nadruk op de technologie van groendaken en hun hydraulische gedrag, de preventie van schimmelgroei en de problemen met betrekking tot de behandeling van huisafvalwater.
GEZONDHEID
EN LEEFMILIEU
De groeiende aandacht voor het leefmilieu lag in 2004 aan de basis van verschillende projecten binnen het WTCB.
GROENDAKEN Zowel het laboratorium ‘Sanitaire Technologie’ als het laboratorium ‘Microbiologie’ voerden tijdens het afgelopen jaar onderzoek uit naar groendaken. Het laboratorium ‘Sanitaire Technologie’ evalueerde het hydraulische gedrag van dit daktype en kwam tot de vaststelling dat het bij hevige regenbuien het waterdebiet sterk beperkt. Deze vermindering is niet bij alle groendaken even uitgesproken, maar wordt in belangrijke mate beïnvloed door de dikte van het substraat.
Het laboratorium ‘Microbiologie’ werkte op zijn beurt aan de beoordeling van de kwaliteit van het afgevoerde water, aan de hand van biochemische en microbiologische analyses. Hierdoor kon worden aangetoond dat de kwaliteit ervan in bepaalde gevallen vrij slecht is. Dikwijls vertoont het ook een bruinachtige kleur, zodat het niet zonder meer kan hergebruikt worden binnen het gebouw. De bevindingen van beide onderzoeken werden uit de doeken gedaan op het jaarlijkse symposium van het wetenschappelijke programma CIB W062 ‘Water Supply and Drainage for Buildings’ en zullen eveneens opgenomen worden in een Technische Voorlichting.
FOTOKATALYSE Het laboratorium ‘Microbiologie’ droeg in 2004 tevens zijn steentje bij tot het onderzoek ‘Fotokatalyse’ [J1], dat voornamelijk gericht is op de beoordeling van de zelfreinigende prestaties van anataas en op de bepaling van de rol ervan bij de beperking van biologische groei op bouwmaterialen. Zo kweekte het laboratorium algen, die vervolgens als inoculum gebruikt werden bij versnelde vergroeningsproeven op bouwmaterialen. Deze laatste werden eveneens blootgesteld aan natuurlijke vergroening.
BESTRIJDING
VAN SCHIMMELVORMING BIJ
BOUWCOMPONENTEN
INDIVIDUELE
BEHANDELING VAN HUISAFVAL-
WATER
Een ander onderwerp dat afgelopen jaar in de kijker stond, was het thema gezond-
In 2004 werd het onderzoek naar individuele afvalwaterzuiveringssystemen (IBA), waarbij voornamelijk de uitgebouwde proefpost verder werd opgevolgd, afgerond. Uit de gedane vaststellingen is gebleken dat het absoluut noodzakelijk is dergelijke systemen zeer regelmatig te onderhouden : in bepaalde gevallen is dit zelfs een jaarlijkse vereiste.
Het afgevoerde water is soms zo verontreinigd dat het niet zonder meer kan hergebruikt worden binnen het gebouw.
42
WTCB – Jaarverslag 2004
De onderzoeksresultaten werden doorgespeeld naar de Europese werkgroep CEN TC 165 WG 41, die belast is met het opstellen van normen voor IBA, en lagen tevens aan de basis van een aantal vormingssessies voor aannemers en leraars (georganiseerd door VIZO en IFAPME).
De natuurlijke vergroening van bouwmaterialen zou kunnen beperkt worden door toepassing van anataas.
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Technische uitrustingen
heid van buizen in kunststof en soepel roestvrij staal voor de verdeling van brandbaar gas in gebouwen [J3] af, waaraan het laboratorium ‘Sanitaire Technologie’ zijn medewerking verleende. Uit dit onderzoek blijkt dat systemen in kunststof (volledig of composiet) moeten voorzien worden van bijkomende maatregelen om eenzelfde veiligheidsniveau te behalen. Anderzijds hebben een aantal proefprojecten aangetoond dat het gebruik van dergelijke systemen de installatietijd met meer dan 20 % kan reduceren. De toepassing van deze nieuwe leidingsystemen is in België momenteel nog niet toegelaten.
ZEOGYP
In 2004 startte het WTCB een onderzoek naar het gebruik van speciale warmtetechnieken voor het saneren van beschimmelde bouwcomponenten. heid. Het laboratorium ‘Microbiologie’ startte namelijk een onderzoek naar het gebruik van speciale warmtetechnieken voor het saneren van beschimmelde bouwcomponenten [J2]. Dit onderzoek heeft tot doel zowel de bruikbaarheid van deze technieken als hun doeltreffendheid te evalueren. De drie principes die hierbij toegepast worden, zijn microgolven, infraroodstraling en hete lucht. Deze hebben reeds hun doeltreffendheid bewezen in het kader van de insectenbestrijding in houtconstructies.
LEGIONELLA Ook de legionellaproblematiek kwam aan bod in 2004. In dit kader werden immers
verschillende vormingssessies ingericht voor bouwprofessionelen en verscheen een artikel in WTCB-Contact 2004/4 over de doeltreffendheid van antilegionellabehandelingen.
Technologische innovatie was eveneens het onderwerp van een Europees onderzoeksproject naar nieuwe gipskartonplaten met een verhoogde weerstand tegen schimmels. In dit kader werden verschillende proeven uitgevoerd door het laboratorium ‘Microbiologie’.
Het laboratorium ‘Microbiologie’ voerde bovendien een groot aantal legionellaanalyses uit op waterstalen : • sanitair water • water van koeltorens • water van luchtbevochtigers, … Het laboratorium is hiervoor geaccrediteerd door BELTEST en werd tevens erkend door het Vlaamse Gewest voor de analyse van dergelijke kiemen in water. Deze onderzoeken kaderen trouwens dikwijls in een algemene risicoanalyse, uitgevoerd in samenwerking met de andere WTCB-laboratoria. Dankzij zijn verschillende uitrustingen kan dit laboratorium de afdeling Technisch Advies bijstaan bij het onderzoeken van de oorzaak van bepaalde problemen : • aard van een microbiële aantasting van een bouwmateriaal • stinkend drinkwater, …
Het WTCB voerde onderzoek naar nieuwe gipskartonplaten met een verhoogde weerstand tegen schimmels.
TECHNOLOGISCHE INNOVATIE Naast gezondheid en milieu was ook technologische innovatie een belangrijke drijfveer achter de acties van de laboratoria ‘Sanitaire Technologie’ en ‘Microbiologie’.
BUIZEN VOOR DE VERDELING VAN BRANDBAAR GAS IN GEBOUWEN
De legionellaproblematiek is erg actueel. Het grote aantal vragen naar legionellaanalyses op waterstalen getuigt hiervan.
43
WTCB – Jaarverslag 2004
In 2004 liep een internationaal onderzoek met betrekking tot de gebruiksgeschikt-
NORMATIEVE ACTIVITEITEN IN DE LABORATORIA Het laboratorium ‘Sanitaire Technologie’ test verluchtingskleppen voor afvalwaterafvoerinstallaties, overeenkomstig de Europese norm EN 12380. Het is bovendien door ‘DINcerto’ erkend voor de uitvoering van deze proeven in de context van de KEYMARK-certificering voor dergelijke kleppen.
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Technische uitrustingen
Het onderzoek met betrekking tot schouwen, dat aan het eind van de jaren ’90 door dit laboratorium uitgevoerd werd, ligt aan de basis van een normvoorstel betreffende het ontwerp van schouwen voor ketels met een vermogen, lager dan 70 kW (prNBN B 61-002). De commentaren en opmerkingen op de kritiekversie van dit normvoorstel werden in 2004 verder verwerkt, waarbij de aandacht vooral uitging naar de uitmonding van de schouw buiten het gebouw.
Het onderzoek met betrekking tot schouwen ligt aan de basis van een Belgisch normvoorstel.
NORMEN-ANTENNE ‘WATERTOEVOER-
EN AFVOER VAN GEBOUWEN’
De Europese normalisatie met betrekking tot de watertoevoer en -afvoer in en rond gebouwen (bv. verwarmingsinstallaties, hemelwaterafvoerinstallaties, installaties voor de individuele behandeling van water, …) genereert een groot aantal nieuwe voorschriften (zowel productnormen als praktijkregels) met een rechtstreekse impact op de werkzaamheden van architecten, studiebureaus en aannemers, maar ook met een niet te onderschatten belang voor de fabrikanten van dergelijke bouwproducten. Door het van kracht worden van een aantal recente wetgevingen (inzake de kwaliteit van het drinkwater of het afvalwater dat in de rivieren of de bodem zal worden geloosd, de noodzaak om regenwater op te vangen, te bufferen en te gebruiken, …) is het kennen en naleven van de normatieve voorschriften een absolute vereiste geworden om kwalitatieve gebouwen te kunnen realiseren. Deze Normen-Antenne [J4], die opgestart werd in de tweede helft van 2004, werkt nauw samen met het laboratorium ‘Sanitaire Technologie’ en stelt zich tot doel voornoemde voorschriften gemakkelijker en sneller tot bij de gebruikers te laten doordringen.
Afvalwater mag niet langer zo maar in rivieren geloosd worden.
NORMALISERING, BENOR- EN ATG-KWALITEITSVERKLARINGEN Wat de evoluties op het gebied van regelgeving en kwaliteitsborging betreft, heeft het WTCB – via zijn Technische Comités ‘Sanitaire en industriële loodgieterij, Gasinstallaties, Metalen dakbedekkingen’ en ‘Verwarming en Klimatisatie’ evenals via de laboratoria ‘Sanitaire Technologie’ en ‘Microbiologie’ – de CEN- en BUtgb-activiteiten opgevolgd. Op het vlak van normalisering verleenden de ingenieurs hun medewerking aan de Europese Technische Comités CEN TC 155, CEN TC 163, CEN TC 164, CEN TC 165 en CEN TC 166. De nadruk lag hierbij vooral op de ontwikkeling van productnormen voor kunststof-
NUTTIGE
INFORMATIE
Projectendatabank www.wtcb.be : projecten [J1] tot [J4] Nuttige links Laboratoria ‘Sanitaire Technologie’ en ‘Microbiologie’ : www.wtcb.be (rubriek ‘Laboratoria’)
44
WTCB – Jaarverslag 2004
leidingen, schoorstenen en individuele afvalwaterzuiveringsinstallaties. Als gevolg van de implementatie van de nieuwe normen hieromtrent moeten de bestaande referentienormen en de documenten met de ‘regels der kunst’ immers geactualiseerd en aangepast worden. Binnen de BUtgb werden in 2004 een dertigtal nieuwe ATG-aanvragen geregistreerd. Op dit ogenblik zijn er bovendien reeds een negentigtal ATG-dossiers geldig, die het voorwerp uitmaken van productcertificatie. In dit kader nam het WTCB zowel het secretariaat van het ‘Uitvoerende Bureau’ als van de ‘Gespecialiseerde Groep’ waar. De ATG- en BENOR-activiteiten van onze medewerkers waren toegespitst op de volgende producten en systemen : • buizen en leidingen uit PVC en PE • dubbelwandige metalen schoorstenen (deze moeten sinds kort voorzien worden van een CE-markering). De laatste tijd merkt men ook een versnelling van de industriële concentraties bij de Europese fabrikanten van technische uitrustingen (bv. extrusiemachines voor kunststofbuizen).
Op het gebied van waterdistributie tenslotte worden multifunctionele oplossingen ontwikkeld, waarmee het niet enkel mogelijk is te voldoen aan de eisen inzake de verdeling van sanitair water, maar ook aan de regels die opgelegd worden aan verwarmings- en afkoelingssystemen.
WTCB-PUBLICATIES ‘TECHNISCHE UITRUSTINGEN’ Doeltreffendheid van antilegionellabehandelingen. WTCB-Contact, 2004/4. De invloed van wanddoorvoeringen op de brandweerstand. WTCB-Dossier, 2004/3, nr. 2. Verlichting van buitenwerkplekken. WTCB-Dossier, 2004/2, nr. 4. Dubbele geventileerde gevels. Deel 1 : voorstelling van de gevelopbouw. WTCB-Dossier, 2004/1, nr. 1. Theoretische begrippen inzake verlichting. Infofiche, nr. 6, 2004.
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Technische uitrustingen
TECHNISCH ADVIES
ROOKGASAFVOER
Afb. 1 Tussenkomsten van de afdeling Technisch Advies inzake technische uitrustingen.
STATISTIEKEN
Bij gesloten gastoestellen (van het type C1, C3 of C5 met een nominaal vermogen van maximum 30 kW) kan de rookgasafvoer eveneens gebeuren door middel van een muurdoorvoer. In dergelijke gevallen dient men een bepaalde minimumafstand tussen de muurdoorvoer en de eventuele openingen in de nabijgelegen wanden te respecteren (zie afbeelding 3). Op dit overzicht kan men merken dat de uitmonding van de rookgasafvoerkanalen van deze gesloten gastoestellen zich idealiter op een minimale horizontale afstand van 1 m ten opzichte van de perceelgrens (d.w.z. de grijze zone) bevindt. De bijkomende informatie die in de norm NBN D 51-003 te vinden is over elk van de nummers op deze afbeelding maakt het mogelijk de gegevens met betrekking tot de andere potentiële posities van de uitmondingen (die overigens in groten getale aanwezig zijn) beter te interpreteren.
59 %
In 2004 vertegenwoordigden de vragen met betrekking tot technische uitrustingen zo’n 10 % van alle adviezen die verstrekt werden door de afdeling Technisch Advies (ATA). Ongeveer een derde van deze vragen had te maken met verwarmings- en/of rookgasafvoerinstallaties (zie afbeelding 1).
VOORSCHRIFTEN VOOR
verdeling : 64 % afvoer : 36 %
27 %
14 %
ROOKGASAFVOER-
n sanitaire installaties n ventilatiesystemen n verwarmingsinstallaties
KANALEN MET NATUURLIJKE TREK
Het normvoorstel prNBN B 61-002 bundelt een aantal voorschriften inzake de opstellingsruimte, de luchttoevoer en de rookgasafvoer van centrale-verwarmingsketels met een nominaal vermogen, kleiner dan 70 kW. Hierin wordt gesteld dat de rookgasafvoerkanalen met natuurlijke trek bij voorkeur verticaal moeten zijn (zo weinig mogelijk richtingsveranderingen en/of horizontale stukken).
Afb. 2 De uitmonding bevindt zich bij voorkeur buiten de zone van statische overdruk. 0,5 m
1m
1m 0,5 m A 20°
20° 45°
45°
De plaats waar deze rookgasafvoerkanalen uitkomen, moet bovendien bepaald worden aan de hand van de invloedszones van de wind op het dak. De uitmonding bevindt zich idealiter buiten de zone van statische overdruk, veroorzaakt door de windwerking (zone III uit afbeelding 2).
0,5 m
DOOR MIDDEL VAN EEN
MUURDOORVOER
B
0,5 m C
A = zone I, B = zone II, C = zone III
Ondanks deze bepalingen worden de medewerkers van de afdeling ATA steeds vaker geconfronteerd met klachten (geurhinder, visuele hinder, …) die voortvloeien uit de plaats van deze rookgasafvoermonden. Hieruit kan men afleiden dat de huidige richtlijnen niet altijd voldoening bieden en dat bijkomende criteria zich vermoedelijk zullen opdringen. n
Afb. 3 Minimumafstand tussen de muurdoorvoer en de eventuele openingen in de nabijgelegen wanden. 0,6 m
0,6
m
m
0,6 m
5
m
m
0,
0,6 m
0,6
0,6
2
1
1
1
8
0,5
m 0,3 m 8
1,2 m 0,6 m
4
L
0,5 m
0,3 m
0,5 m
∆H
2
2 0,5 0,5
3
C
m ≥ 2,5 m
D 2,5 m
9
7 0,6
6 m
m
0,5
m
L ∆H 1m ≥2 1m ,5 m 5 1m m ≥ 5 , 0 ≥ m ≥1m ≥ 0,5 6 12 10
11 ≥ 2,2 m
21
12 14 19
9
19 ≥2m
13
45
WTCB – Jaarverslag 2004
19
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Technische uitrustingen
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie Informatie- en communicatietechnologieën De mogelijkheden die geboden worden door de informatie- en communicatietechnologieën (ICT) zullen waarschijnlijk aanleiding geven tot tal van structurele verschuivingen in onze maatschappij. Zo merkt men dat er tegenwoordig steeds meer gewerkt wordt vanop afstand, gewinkeld wordt door middel van ‘e-commerce’ en gebruik gemaakt wordt van multimedia- en ‘wireless’-diensten.
In de huidige context van toenemende automatisering kunnen de informatie- en communicatietechnologieën aangewend worden om enkele radicale veranderingen door te voeren in de bouwsector. Deze worden vooral verwacht op het vlak van : • de constructiefasen • de zogenaamde businessprocessen • de levenscyclusprestaties van de gebouwen en constructies • de snelheid, efficiëntie en kostprijs van de constructie • ‘supply chain management’ • de convergentie van woning, diensten en werkplaats.
leiding van bedrijven bij de implementatie van moderne beheerssoftwaretoepassingen via de Technologische Adviseerdienst ‘Collaboration Electronique’ (Elektronische samenwerking) (zie kader). De overige activiteiten van deze afdelingen zijn toegespitst op : • de studie ‘e-collaboration in de bouw’ • opleidingen en informatiesessies betreffende ICT.
DE
STUDIE DE BOUW’
‘e-COLLABORATION
De dienst ‘ICT-Projecten’ van het WTCB zorgt in dit domein voor de ontwikkeling van multimediatoepassingen met het oog op de efficiënte en snelle verspreiding van informatie naar de bouwpartners. Dit gebeurt onder de vorm van websites, CD-roms, video- en DVD-producties, … Daarnaast wordt onderzoek gevoerd naar nieuwe vormen van informatieverspreiding zoals e-learning via het Internet. De medewerkers van de afdelingen ‘Toegepaste Informatica Bouw’, ‘Kwaliteit’ en ‘Planningtechnieken’ werken op hun beurt samen in het kader van het project van Thematische Innovatiestimulering ‘Bouwprocesgericht Innoverend Elektronisch Samenwerken’ (TIS ‘BIES’) en de bege-
46
WTCB – Jaarverslag 2004
PROJECTPORTAALSITES Het beheer van projecten via projectportaalsites wordt onderzocht in het kader van twee werkgroepen.
IN
Deze studie [K2] wordt uitgevoerd in Het WTCB verleent daarom zijn medewerking aan een aantal regionale, federale en internationale projecten met betrekking tot het gebruik van ICT-toepassingen in en voor de bouwsector.
partnerschap met het IWT en behelst onder meer het beheer van projecten via projectportaalsites en het beheer van tijden kostengebonden risico’s via risicomanagement.
De eerste legde zich toe op de opstelling van een rapport waarin omschreven wordt wat men precies moet verstaan onder de
THEMATISCHE INNOVATIESTIMULERING ‘BOUWPROCESGERICHT INNOVEREND ELEKTRONISCH SAMENWERKEN’
TECHNOLOGISCHE ADVISEERDIENST ‘COLLABORATION ELECTRONIQUE’ (ELEKTRONISCHE
SAMENWERKING)
In het Vlaamse en het Waalse Gewest wordt almaar meer aandacht geschonken aan de toepassing van moderne beheerssystemen in bedrijven. Deze tendens kan verklaard worden door het feit dat de toekomstkansen van de bouwbedrijven in belangrijke mate zullen worden beïnvloed door het gebruik van deze moderne technologieën. Via de voornoemde TIS [K1] en TAD [K3], die beide gesubsidieerd zijn voor een periode van twee jaar, wil het WTCB de bedrijven uit de bouwsector informeren over, stimuleren tot en begeleiden bij de implementatie van deze nieuwe beheerssoftwaretoepassingen. Het gaat hier in het bijzonder om software voor het beheer van bedrijven en projecten, het beheer van documenten, e-business, de opstelling van administratieve documenten en het correcte gebruik van Internet- en Intranettoepassingen.
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Informatie- en communicatietechnologieën
ICT
TEN DIENSTE VAN DE NIEUWE COMMUNICATIESTRATEGIE VAN HET
WTCB
Om beter te beantwoorden aan een van zijn voornaamste taken, met name het ten dienste stellen van de vruchten van het collectieve en toegepaste onderzoek van de volledige bouwsector, heeft het WTCB zich resoluut naar de toekomst gericht en maakt het veelvuldig gebruik van ICT en andere elektronische hulpmiddelen bij het uitbouwen van zijn communicatiestrategie. Deze werd opgestart in 2004 en steunt op een volledig vernieuwde website die moet uitgroeien tot een werkinstrument, aangepast aan de gediversifieerde noden van de bouwprofessionelen. Daarnaast werden ook een aantal nieuwe communicatiemiddelen ontwikkeld zoals WTCB-Contact (een driemaandelijks tijdschrift) en WTCB-Mail (een elektronische nieuwsbrief). Hoewel elk ervan zijn specifieke kenmerken heeft, verwijzen ze de geïnteresseerde lezer die meer informatie wenst steeds door naar de website. Een andere nieuwe publicatiereeks, de ‘Infofiches’, is trouwens enkel beschikbaar in elektronisch formaat en maakt volop gebruik van de talrijke voordelen die geboden worden door dit nieuwe informatiehulpmiddel. Naast de catalogus van de WTCB-publicaties werden ook de andere on line-databanken aangevuld. Zo werden niet minder dan 5265 analyses (waarvan 1648 met een samenvatting) toegevoegd aan de bibliografische databank DIFFUDOC, waardoor het aantal referenties dat kan geconsulteerd worden nu reeds opgelopen is tot meer dan 70.000. De TECHCOM-databank die ter beschikking staat van de bouwprofessionelen die op zoek zijn naar fabrikanten of invoerders van bouwproducten, bevat tegenwoordig bij benadering 20.000 merken, die ingedeeld zijn in ongeveer 5700 productfamilies.
14000
15283
14810
10000
WTCBCONTACT
WTCBCONTACT
13609
14000
12360 13146
12970
13072
12000
8704
10000 12308
10670
2000
0
0 Feb. Maart April
Mei
Juni
Juli
Aug. Sept. Okt.
In het kader van de studie ‘e-collaboration in de bouw’ werd ook de werkgroep ‘Projectmanagement en Risicomanagement’ opgericht, die naast WTCB-medewerkers een tiental bouwbedrijven tot haar leden telt. Deze werkgroep heeft de volgende doelstellingen : • in de eerste plaats wil ze de toepasbaarheid van risicoanalyse in de bouwsector nagaan • in de tweede plaats test ze specifieke hulpmiddelen en technieken uit waarmee het mogelijk is om aan risicoanalyse te doen.
Risicomanagement is een belangrijk on-
11195
10606
4000
De tweede onderzoekt de ervaringen van een aantal bedrijven met de toepassing van projectportaalsites. Daarnaast beoogt ze de ontwikkeling van een standaard ter berekening van de ‘return on investment’ (ROI) voor deze technologie en tracht ze procedures op te stellen om de implementatie ervan te vergemakkelijken en het gebruik ervan te optimaliseren.
RISICOMANAGEMENT
8000 6000
7541
8481
2000
8841
4000
10406
6000
13296
8000
derdeel van projectbeheer en heeft tot doel de mogelijke projectonzekerheden in kaart te brengen en te beheren. Deze projectonzekerheden worden risico’s genoemd en hebben twee bijzondere kenmerken : enerzijds kan men vóór de start van het project niet weten of deze risico’s zich zullen voordoen en anderzijds kan men niet voorspellen wat de gevolgen ervan zullen zijn indien ze zich effectief voordoen.
WTCB – Jaarverslag 2004
16000 16186
WTCBCONTACT
term ‘projectportaalsite’. Dit document beschrijft de verschillende onderdelen van zulke gezamenlijke werkruimten en formuleert een aantal aanbevelingen voor het goede gebruik ervan. De tekst bestaat uit zeven hoofdstukken waarin uitvoerig aandacht besteed wordt aan de informatica en aan de organisatorische, economische en juridische aspecten waarop men dient te letten bij het werken met dergelijke toepassingen.
47
18000
AANTAL SESSIES PER MAAND
12000
17071
16006
8701
AANTAL GEDOWNLOADE DOCUMENTEN
WTCBCONTACT
3091
De consultatiestatistieken van de website tonen aan dat het aantal gedownloade documenten gestadig toeneemt en dat elke verschijning van een WTCB-Contact of WTCBMail gepaard gaat met een nieuwe golf van Internetsessies. Dit wijst erop dat deze nieuwe strategie goed aanvaard wordt door de bouwprofessionelen. In 2004 (vanaf de maand februari) werden meer dan 105.000 documenten gedownload. De vraag naar informatie is nog nooit zo groot geweest.
Nov. Dec.
OPLEIDINGEN In 2004 werden tal van cursussen, informatiesessies en vormingsdagen betreffende de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën georganiseerd ten behoeve van kleine, middelgrote en grote bouwondernemingen. Deze opleidingen hadden betrekking op alle bedrijfsaspecten (kostprijs, planning, beheer, informatica, kwaliteit) en werden ingericht in samenwerking met de beroepsverenigingen of op vraag van de bedrijven zelf. Een overzicht van de aangeboden opleidingsprogramma’s is beschikbaar op de WTCBwebsite (www.wtcb.be). De leden van de Technische Comités en de Werkgroepen van het WTCB konden bovendien deelnemen aan een forum dat volledig gewijd was aan de evolutie van de informatie- en communicatietechnologieën (ICT) in de bouwsector. Dit evenement kaderde perfect binnen het thema ‘communicatie’ dat in de loop van 2004 centraal stond binnen het WTCB. n
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Informatie- en communicatietechnologieën
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie Europa en de bouw Hoewel de bouw vaak nog een plaatselijk gebeuren is, waarbij kleine regionaal gebonden KMO en lokale tradities, arbeidskrachten en materialen een belangrijke plaats innemen, kan deze sector niet ontsnappen aan de algemene tendens naar globalisering, noch aan de evoluties, tengevolge van de eenmaking van de Europese markt.
Om de bouwbedrijven op de hoogte te houden van de talrijke evoluties in de bouwsector op Europees niveau, verleent het WTCB zijn actieve medewerking aan diverse Europese initiatieven, die hierna kort besproken worden.
TECHNISCHE
SPECIFICATIES EN CONFORMITEITSVERKLARINGEN
Hoewel de Europese Bouwproductenrichtlijn (89/106/EEG) in 2004 reeds haar vijftiende verjaardag vierde, geeft ze nog steeds aanleiding tot tal van activiteiten op Europees vlak betreffende de opstelling van normen en technische goedkeuringen (bv. in het kader van de CE-markering). Zo heeft het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) reeds meer dan 250 productnormen afgewerkt, wat ongeveer de helft van het totaal voorziene aantal vertegenwoordigt. Het WTCB is nauw betrokken bij deze werkzaamheden en levert een belangrijke bijdrage tot de verspreiding van relevante informatie naar de sector toe.
EUROPEES COMITÉ (CEN)
VOOR
NORMALISATIE
De activiteiten van het CEN worden opgevolgd binnen diverse Spiegelcommissies van het Belgisch Instituut voor Normalisatie (BIN). In dit kader neemt het WTCB zowel het voorzitterschap van de Commissies E128 (dak- en gevelproducten),
48
WTCB – Jaarverslag 2004
E156 (ventilatie in gebouwen) als E33 (schrijnwerk) voor zijn rekening. Deze Spiegelcommissies dragen onder meer bij tot de integratie van de Europese normen in het Belgische kwaliteitssysteem, dat gebaseerd is op verschillende naar Belgische normgeving omgezette Europese documenten en op een aantal specifiek Belgische normen, die beide tot BENOR-certificatie leiden.
EUROPEAN ORGANISATION APPROVALS (EOTA)
FOR
TECHNICAL
af. Het WTCB is aldus verantwoordelijk voor twee van de eenentwintig bestaande ETA-documenten.
EUROPEAN UNION
OF
AGRÉMENT (UEATC)
Terwijl de EOTA zich concentreert op activiteiten in het kader van de CE-markering werkt de European Union of Agrément (UEAtc) aan de opstelling van goedkeuringen voor systemen en eigenschappen die weliswaar belangrijk zijn voor de toepassing van bepaalde bouwproducten, maar die niet onder regelgeving vallen.
Voor producten die niet door productnormen behandeld worden, bestaat er in België een systeem van technische goedkeuringen (ATG). Deze laatste worden afgeleverd door de Belgische Unie voor de technische goedkeuring in de Bouw (BUtgb), in samenwerking met het WTCB. In het kader van de Bouwproductenrichtlijn werd op Europees vlak een gelijkaardig systeem opgezet. De EOTA (European Organisation for Technical Approvals) bereidt namelijk leidraden voor, aan de hand waarvan de nationale goedkeuringsinstituten (zoals de BUtgb) Europese Technische Goedkeuringen (ETA) afleveren. Ook in 2004 nam het aantal door EOTA afgeleverde ETA weer gestaag toe. Naast de vroeger reeds door het WTCB opgestelde ETA-Leidraad voor structureel gelijmde beglazingen werkten onze medewerkers vorig jaar een gloednieuwe leidraad voor koelcellen en koelgebouwen Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Europa en de bouw
KWALITEITSVERKLARINGEN De ontwikkeling van productspecificaties vormt de grondslag voor de toekenning van de Belgische kwaliteitsmerken ATG en BENOR, evenals voor het Europese Keymark. Het WTCB verzekerde in 2004 het Keymark-secretariaat voor thermische isolatieproducten en nam eveneens het voorzitterschap op van de zogenaamde ‘Group of Notified Bodies’, m.a.w. de aangemelde organismen in het kader van de Bouwproductenrichtlijn.
BELGIAN CONSTRUCTION CERTIFICATION ASSOCIATION (BCCA) De belangrijke investeringen van het WTCB op Europese schaal werpen ook voor de Belgian Construction Certification Association (BCCA) hun vruchten af. Het aantal multinationals dat een beroep doet op de diensten van deze organisatie met het oog op het verkrijgen van de CE-markering en het Europese Keymark blijft immers toenemen.
NETWERKING Het WTCB verleende het afgelopen jaar naar goede gewoonte zijn actieve medewerking aan verschillende Europese netwerken. Hierna gaan we wat dieper in op een aantal activiteiten die in dit kader werden uitgevoerd.
EUROPEAN CONSTRUCTION INDUSTRY FEDERATION (FIEC) De European Construction Industry Federation (FIEC) vormt een belangrijke schakel bij de overdracht van informatie over de hiervoor besproken activiteiten naar de aannemers en zet alles in het
NUTTIGE
INFORMATIE
Nuttige links Websites van : • het CEN : www.cenorm.be • de EOTA : www.eota.be • de UEAtc : www.ueatc.com • het Keymark : www.key-mark.org • de BCCA : www.bcca.be • de FIEC : www.fiec.org • het ENBRI : www.enbri.org • het ECCREDI : www.eccredi.org • het ‘Building for Europe’-congres : www.B4E.org • het E-CORE : www.e-core.org • het ECTP : www.ectp.org
49
WTCB – Jaarverslag 2004
werk om de belangen van de bouwsector te verdedigen. Ons land wordt in dit netwerk vertegenwoordigd door de Confederatie Bouw. Binnen deze organisatie neemt het WTCB het voorzitterschap en het secretariaat van de ‘FIEC Technische Commissie 1’ (die de normalisatie en conformiteitsattestering behandelt) voor zijn rekening.
EUROPEAN NETWORK INSTITUTES (ENBRI)
OF
BUILDING RESEARCH
Het WTCB verzekert eveneens het secretariaat van het European Network of Building Research Institutes (ENBRI). Deze organisatie werd opgericht in 1988 en omvat momenteel eenentwintig leidinggevende onderzoekscentra, waaronder achttien uit de Europese Unie en drie uit de EFTALidstaten. Het hoofddoel van dit instituut is de bevordering van de netwerking tussen zijn leden. Op deze manier kunnen de belangen van de bouwbedrijven immers met meer slagkracht verdedigd worden op Europees niveau dan wanneer dit enkel vanuit een nationaal standpunt zou gebeuren.
EUROPEAN COUNCIL FOR CONSTRUCTION RESERACH, DEVELOPMENT AND INNOVATION (ECCREDI) FIEC en ENBRI zijn allebei aangesloten bij het in 1995 gestichte organisme ECCREDI, waarvan het WTCB het secretariaat waarneemt. Dit instituut is ondertussen uitgegroeid tot een netwerk van zeventien Europese partners, bestaande uit diverse federaties van aannemers, architecten, ontwerpers, controlebureaus, onderzoeksinstanties, … Het ECCREDI-netwerk wil de innovatie in de bouw op Europees vlak stimuleren en voert daarom tal van acties om Europese middelen vrij te maken ter ondersteuning van het onderzoek en de ontwikkeling in de bouwsector.
EVOLUTIES
VISION 2030 Een van de belangrijkste activiteiten die in 2004 plaatsvond in de schoot van ECCREDI was de ontwikkeling van een langetermijnvisie voor toekomstig bouwonderzoek : VISION 2030. Deze Europese toekomstvisie op de bouw wordt uitgewerkt door het European Construction Technology Platform (ECTP), dat uitgaat van een binnen E-CORE (European Construction Research Network) ontwikkelde strategie. Ze werd voor het eerst voorgesteld in Maastricht tijdens het door het WTCB georganiseerde Europese congres ‘Building for Europe’.
EUROPEAN CONSTRUCTION RESEARCH NETWORK (E-CORE) Het European Construction Research Network (E-CORE) [L1], dat momenteel gecoördineerd wordt door het WTCB, is een netwerk van Europese onderzoekspar tners dat werd opgericht binnen ECCREDI. Het wordt gesubsidieerd door de Europese Commissie binnen het programma ‘Competitive and Sustainable Growth’ van het Vijfde Kaderprogramma voor Europees Onderzoek.
EUROPESE ICT-PROJECTEN In het kader van het programma ERANET neemt het WTCB deel aan het Europese ICT-project ‘eTranet : ICT in Traditional Industries’ [L2]. n
MET BETREKKING TOT DE FUNDAMENTELE
VOORSCHRIFTEN VAN DE
BOUWPRODUCTENRICHTLIJN
In het domein van de fundamentele voorschriften van de Europese Bouwproductenrichtlijn vonden de volgende belangrijke werkzaamheden plaats : • FV 1 ‘Mechanische weerstand en stabiliteit’ : omzetting van de ENV-versie van bepaalde Eurocodes in hun EN-versie • FV 2 ‘Brandveiligheid’ : ontwikkeling van een nieuw brandscenario voor gevelproducten en van een vierde methode voor externe blootstelling aan brand • FV 3 ‘Hygiëne, gezondheid en milieu’ : afwerking van een CE-mandaat binnen het CEN voor substanties die onder regelgeving gebracht werden • FV 4 ‘Gebruiksveiligheid’ : – • FV 5 ‘Geluidsisolatie’ : opstelling van modelnormbepalingen voor productnormen met betrekking tot akoestische prestaties • FV 6 ‘Energiezuinigheid en thermische isolatie’ : diverse CEN-activiteiten naar aanleiding van de Energieprestatieregelgeving voor gebouwen.
Onderzoek – Ontwikkeling – Informatie : Europa en de bouw
Samenwerking met derden
Het WTCB verleent zijn actieve medewerking aan een aantal organisaties die rechtstreeks met de bouw te maken hebben en heeft sommige ervan mee helpen oprichten. Deze organisaties bestrijken diverse aspecten van het bouwbedrijf en hebben tot doel dienstverlening en technologie sterker te ondersteunen.
CENTRUM DUURZAAM BOUWEN (CEDUBO) In 2004 verwierf het WTCB de gebouwen van de vzw Centrum Duurzaam Bouwen (www.cedubo.be), gelegen op de voormalige mijnsite te Heusden-Zolder. Van hieruit wordt getracht het thema ‘duurzaam bouwen’ op grote schaal te promoten en in de praktijk te brengen. Hiertoe organiseert het Centrum diverse activiteiten, zowel voor het grote publiek als voor bouwprofessionelen. Deze hebben voornamelijk betrekking op : • de duurzaamheidsaspecten van gebouwen en bouwproducten • de ondersteuning van de Kyoto-doelstellingen • de ontwikkeling van bouwproducten • de medewerking aan het nationale Bouwtechnologieplatform, …
BELGIAN CONSTRUCTION QUALITY SOCIETY (BCQS) Het in 1994 door SECO en WTCB opgerichte BCQS heeft tot opdracht alle bij het bouwproces betrokken partners op te leiden en te begeleiden bij de invoering van een systeem voor het beheer van kwaliteit, veiligheid en milieu. Begin 2004 heeft BCQS (www.bcqs.be) zijn opleidingscyclus met betrekking tot
50
WTCB – Jaarverslag 2004
kwaliteit herzien om beter te beantwoorden aan de verwachtingen van KMO, studiebureaus en architecten. Er vonden ook specifieke opleidingen voor kwaliteitsverantwoordelijken, werfleiders en interne auditoren plaats. Als gevolg van de begeleiding van ondernemingen bij de certificering van het veiligheidssysteem VCA hebben bepaalde bedrijven bij BCCA een audit kunnen aanvragen. We willen er tevens op wijzen dat de opleiding voor plaatsers van brandwerende deuren werd voortgezet in 2004.
VLAANDEREN BOUWT (VLABO) Vlaanderen Bouwt stimuleert de bouw van degelijke, karaktervolle en betaalbare woningen in heel Vlaanderen. Dit gebeurt in samenwerking met diverse aannemers, ontwerpers en gemeentebesturen en met de technische hulp van het WTCB. Zo coördineerde VLABO in 2004 weer tal van woningbouwprojecten (vooral modelwijken). Deze woningen zijn doorgaans bestemd als sociale woningen, waarbij de verkoopsvoorwaarden door de gemeentebesturen (grondeigenaars) worden bepaald. Verder verleent VLABO zijn medewerking aan diverse projecten voor serviceflats (www.vlaanderenbouwt.be).
BELGIAN CENTRE FOR DOMOTICS AND IMMOTICS (BCDI) Dit centrum (www.bcdi.be) werd opgericht door drie instellingen die behoren tot de belangrijkste pijlers van onze economie : de bouw, de metaalnijverheid en de energiesector, en spitste in 2004 zijn aandacht toe op de volgende projecten : • ‘In-HAM’ (Innovatiecentrum voor Huisvesting met Aangepaste Middelen) : deze vzw streeft naar een betere samenwerking met de industrie met het oog op het bedenken van duurzame en innovatieve oplossingen voor de problemen waarmee bejaarden en personen met beperkingen in hun dagdagelijkse omgeving geconfronteerd worden (www.in-ham.be) • ‘MATS’ (Flexible Mechatronic Assistive Technology System to support persons with special needs in all their living and working environments) : het hoofddoel van dit Europese project is het uitdenken, ontwikkelen en produceren van een prototypeversie van een huisrobot die het werk en het leven thuis aanzienlijk vergemakkelijkt • ‘Technologische innovatie in de zorgsector. Noden van de zorgsector, aanbod en onderlinge samenwerking in de elektronica- en automatisatie-industrie’ : dit project beoogt de ontwikkeling van innovatieve oplossingen door de industriële partners in contact te brengen met de zorgsector. Daarnaast participeerde BCDI in de volgende evenementen : Samenwerking met derden
• organisatie van een workshop over ‘Intelligent and Responsive Buildings’ tijdens het CIB-wereldcongres te Toronto • sponsoring van het ‘Net-Athome’-congres dat plaatsvond te Nice.
COBOMEDIA CoboMedia heeft tot doel het contact met de bouwsector te verbeteren door het gebruik van alle mogelijke media. In 2004 werden in dit opzicht verschillende succesrijke initiatieven ondernomen, zoals studiedagen over houtskeletbouw, HVAC, de berekening van schoringen, projectbeheer, gietvloeren, inbraakbeveiliging, de Eurocodes en het werfleiderschap (www.cobomedia.be). Door de organisatie van overlegvergaderingen met alle bouwprofessionelen is het CoboMedia-programma perfect afgestemd op de noden van de sector. De meeste studiedagen of cursussen worden samen ingericht met de Confederatie Bouw, Nacebo (BouwUnie), BEVAD, TIKVIV, Cevora, FABI, de FOD Mobiliteit en Vervoer, UBIC, …
ORGANISATIE VOOR DUURZAME ENERGIE – VLAANDEREN (ODEVLAANDEREN) Dit koepelverb a n d tussen enkele Vlaamse wetenschappelijke instellingen, organisaties en bedrijven (www.ode.be) streeft naar de bevordering van de toepassing van hernieuwbare energie door informatieverspreiding en netwerking. De mogelijkheden die geboden worden door deze duurzame energiebronnen mogen immers – ook in de bouwsector – niet onderschat worden. Het WTCB neemt momenteel het voorzitterschap van deze vzw waar.
BELGIAN CONSTRUCTION CERTIFICATION ASSOCIATION (BCCA) Sedert 1992 profileert de door het WTCB en SECO opgerichte vzw BCCA zich als leider voor de certificatie in de Belgische bouwsector (www.bcca.be).
WTCB – Jaarverslag 2004
Op het vlak van productcertificering legt de CE-markering, gekoppeld aan de nieuwe geharmoniseerde EN-normen, voor de meeste bouwproducten eisen op aan de producenten die verband houden met de beheersing van de productie (FPC = Factory Production Control), afgezien van de eisen voor het product zelf. De certificatie van personen werd ingesteld voor moeilijk te controleren activiteiten, waarbij een goede uitvoering grote vakbekwaamheid vereist.
RECYWALL Recywall is een econoRECYWALL misch saGROUPEMENT DE CENTRES D’EXPERTISE menwerPOUR LE RECYCLAGE DES DECHETS GIE kingsverband dat tegenwoordig acht sectorale onderzoekscentra groepeert : CoRI (Coatings Research Institute), CWOBKN (Centrum voor Wetenschappelijk Onderzoek van de Belgische Keramische Nijverheid), WTCM (Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Metaalnijverheid), OCW (Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw), WTCB, Centexbel (Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Belgische Textielindustrie), TCHN (Technisch Centrum der Houtnijverheid) en CTP (Centre Terre et Pierre). Binnen Recywall verzekert een ingenieur voltijds de Technologische Adviseerdienst inzake recyclage. Deze heeft tot taak industriëlen bij te staan die het afval of de secundaire producten die voortkomen uit het productieproces op een zo milieuvriendelijk mogelijke manier wensen te valoriseren. Het WTCB was in dit opzicht verantwoordelijk voor de verspreiding van een methodologische gids voor de evaluatie van de milieu-impact van industriële bouwplaatsen, die het resultaat was van een door de DGRNE aan Recywall toevertrouwde studie (www.recywall.be).
TRAITEMENT
DES DÉCHETS DE LA CONSTRUCTION EN WALLONIE (TRADECOWALL)
BCCA
De vzw werd door het BELCERT-bureau van de Federale Overheidsdienst Economie geaccrediteerd, en dit zowel voor producten als voor systemen voor het beheer van kwaliteit (ISO 9001), veiligheid (VCA) en milieu (ISO 14001).
51
Inzake systemen voor kwaliteitszorg stellen meer dan 250 ondernemingen, waaronder studie- en architectenbureaus, hun vertrouwen in BCCA.
Tr a decowall (www.tradecowall.be) is een samenwerkende vennootschap die meer dan 15 jaar geleden werd opgericht in opdracht van de beroepsvereniging, naar aanleiding van een brancheakkoord met de Waalse regering.
Aanvankelijk lag de nadruk op het betere beheer van grond en inert afval, en dan vooral via stortplaatsen voor bouwafval. Als gevolg van de evolutie van de milieupolitiek in het Waalse Gewest en van de hieruit voortvloeiende reglementering spitst de vennootschap zijn activiteiten momenteel toe op de verschillende centra voor de behandeling van inert afval in Wallonië (behalve in Luxemburg). Dit gebeurt via bedrijven waarin zowel medewerkers van de overheid, bouwbedrijven als industriëlen vertegenwoordigd zijn. Tradecowall neemt eveneens het beheer van een aantal stortplaatsen voor grond voor zijn rekening, met name in Gembloux, Gosselies, Spiennes en Aisemont en verzorgt de organisatie van het Technisch Comité van het Brancheakkoord, dat via verschillende werkgroepen streeft naar de toepassing ervan. Dit gebeurt onder meer door de aanpassing van de officiële Waalse documenten (wetten en bestekken) en door specifieke studies. Tenslotte bereidt de vennootschap de oprichting van een recyclagecentrum voor vervuilde grond voor, in samenwerking met een gespecialiseerd bedrijf.
CENTRE D’INNOVATION WALLON POUR LA CONSTRUCTION (CIWACO) CIWACO werd op 30 mei 2000 opgericht op initiatief van het WTCB en de CCW. Het doel van deze vzw is het bevorderen van de innovatie in het Waalse Gewest ten gunste van alle bouwpartners, voornamelijk door collectief onderzoek. Zo ondersteunde CIWACO in 2004 het door de DGTRE gelanceerde project ‘Construire avec l’énergie … naturellement’ (Energiebewust bouwen … natuurlijk) dat de verbetering van de energieprestaties van nieuwe gebouwen nastreeft. Sedert juni 2004 verleent CIWACO eveneens zijn medewerking aan het project ECO-Habitat, dat kadert binnen het programma ‘INTERREG III France-Wallonie’. In de schoot van het Europees Sociaal Fonds werkte CIWACO tevens mee aan de projecten CODUFORM-KMO, TECOSYS en INSERECO (Equal). Tenslotte werden drie werkgroepen opgericht binnen het WTCB die hun werkzaamheden respectievelijk toespitsen op digitale bouwdetails, de oplossing van problemen op de bouwplaats met behulp van on line-beelden en de ontwikkeling en beproeving van een e-learningmodule. n Samenwerking met derden
Technische Comités Bouwen is een erg complexe activiteit waarbij diverse bouwvakken een specifieke taak voor hun rekening nemen, maar toch ook moeten samenwerken op dezelfde bouwplaats. Om te beantwoorden aan hun bijzondere noden, heeft het WTCB voor elk ervan een Technisch Comité (TC) opgericht. Typisch voor de werking van de Technische Comités van het Centrum is dat ze een echte schakel vormen tussen de onderzoekers en de bouwprofessionelen. De bouwondernemingen zijn rechtstreeks vertegenwoordigd in de Technische Comités, waarbij ze kunnen rekenen op de steun van door het WTCB aangeduide ingenieurs-animatoren. Deze benadering, die tot over onze landsgrenzen belangstelling opwekt, zorgt ervoor dat onze onderzoeksactiviteiten zo nauw mogelijk aansluiten bij de noden van de sector. Ook op het vlak van informatieverspreiding spelen deze Comités een belangrijke rol. De TV, die doorgaans opgevat zijn als leidraden voor de goede uitvoering, worden immers opgesteld door werkgroepen, die in het algemeen opgericht worden op het initiatief van een of meerdere Comités.
Ruwbouw voorzitter ingenieurs-animatoren
M. Le Begge J. Venstermans, N. Huybrechts
Verwarming en klimaatregeling voorzitter ingenieurs-animatoren
G. Ledoyen K. De Cuyper, J. Schietecat
Schilderwerk, soepele muur- en vloerbekledingen voorzitter ingenieurs-animatoren
J. Meuleman V. Pollet, C. Callandt
Harde muur- en vloerbekledingen voorzitters ingenieur-animator
H. Bonnet, W. Pardon a.i. F. de Barquin
Glaswerken voorzitters ingenieurs-animatoren
J.P. Quarante (tot april), D. Adams P. Steenhoudt, C. Decaesstecker (tot november), V. Detremmerie
Dichtingswerken voorzitter ingenieurs-animatoren
52
WTCB – Jaarverslag 2004
F. Louwers L. Van de Vel, P. Vitse
Technische Comités
Dakbedekkingen voorzitter ingenieurs-animatoren
G. Pierrard F. Dobbels, D. Nicaise
Sanitaire en industriële loodgieterij, gasinstallaties, metalen dakbedekkingen voorzitter ingenieur-animator
A. Dooms K. De Cuyper
Schrijnwerken voorzitters ingenieurs-animatoren
L. Pype, M. Collignon C. Decaesstecker (tot november), B. Michaux, Y. Martin
Plafonneer- en voegwerken voorzitters ingenieur-animator
R. Rapaille (tot oktober), J. Van Den Putte Y. Grégoire
Steen en marmer voorzitter ingenieur-animator
H. Vanderlinden F. de Barquin
Akoestiek voorzitter ingenieur-animator
J.P. Berlaimont B. Ingelaere
Hygrothermie voorzitter ingenieur-animator
J.P. Berlaimont P. Wouters
Bedrijfsbeheer voorzitter ingenieurs-animatoren
R. De Backer J. De Wit, D. Pirlot
FAB – WTCB (architecten) voorzitter ir.-arch.-animator
C. Dupont P. Vitse
WTCB-Kwaliteit voorzitter ingenieur-animator
53
WTCB – Jaarverslag 2004
R. Declerck P. Gosselin
Technische Comités
Financiën Een balans vormt als het ware een foto van een bedrijf. Deze geeft namelijk een getrouw beeld van zijn financiële gezondheid op een welbepaald ogenblik.
Aangesloten leden De grafiek hieronder geeft de evolutie van het aantal sinds 1995 aangesloten leden weer, telkens per 31 december. Hun aantal groeide tijdens het jongste decennium aan met 12,83 %, tot meer dan 67.700.
Rekening houdend met de index bedraagt de verhoging van de geïnde bijdragen over deze periode 19,81 %.
In vergelijking met de totale opbrengsten evolueerde het deel der bijdragen over de voorbije tien jaar van 62,36 % tot 57,03 %.
Evolutie van het aantal aangesloten leden
Totaal
70.000 60.000 50.000
Eenmanszaken 40.000 30.000
Onderworpen aan RSZ
20.000 1995
1996
1997 1998
1999
2000
2001
2002 2003
2004
Evolutie van de opbrengsten en uitgaven De grafieken die op de volgende pagina staan afgedrukt, illustreren de evolutie van de verschillende opbrengsten en uitgaven in verhouding tot het totaal.
54
WTCB – Jaarverslag 2004
Hieruit blijkt dat de bijdragen van de leden om en bij de 60 % bedragen. De personeelskosten – de belangrijkste post der uitgaven – schommelden de jongste drie jaar tussen 61 % en 64 %.
Gedurende dezelfde periode steeg het totaal van de resultatenrekening met 17 %. Lettend op de inflatie is deze verhoging te herleiden tot 11 %, hetzij ongeveer 3,6 % per jaar.
Financiën
Evolutie van de uitgaven
Evolutie van de opbrengsten 2002
2003
70
2004
60
60
50
50
% van het totaal
% van het totaal
70
40 30 20
2002 2003 2004
40 30 20 10
10 0
0 n ge ra d j bi
on
de
k oe rz on
tw
i
e kk
g lin di
s en
n te
re de an
g
oe
r de
en
r in ve le
ge
n pe
r
n so
ee
l
re de an
Bestemming van de uitgaven Onderstaande taartdiagrammen illustreren in grote lijnen waaraan de uitgaven van het WTCB worden besteed. Zo krijgt de lezer een beter inzicht in hun bestemming, respectievelijk vóór en na de verdeling der structuurkosten. De structuurkosten vertegenwoordigen 22,96 % van de totale kosten en omvatten : • de kosten die verband houden met de gebouwen • de kosten voor de uitrustingen • de installatiekosten • de administratieve kosten.
De post ‘Andere kosten’ stelt de uitgaven voor die geen betrekking hebben op de eigenlijke exploitatie van het Centrum. Het gaat hier bijvoorbeeld om : • de financiële kosten • de uitgaven die werden aangegaan voor aanverwante instellingen • de kosten voor de inning van de bijdragen. Na verdeling van de structuurkosten aan de hand van de geregistreerde werkelijke prestaties van het personeel, stellen we vast dat 70,95 % van de uitgaven naar Onderzoek en Ontwikkeling gaan.
Vóór de verdeling der structuurkosten (in %)
Directe hulp aan de sector : Andere kosten : 12,71 10,42
Onderzoek en Ontwikkeling : 53,90
55
WTCB – Jaarverslag 2004
Deze post omvat ook de werkingskosten van de Technische Comités en uitgaven voor de vertegenwoordiging bij nationale en internationale instellingen. De kosten voor directe hulp aan de bouwsector bedragen 17,49 % van het totaal. Het gaat hier meer bepaald om kosten voor : • de permanente vorming • de publicaties • het verstrekken van technisch advies • het beheer en gebruik van de databanken. n
Na de verdeling der structuurkosten (in %)
Andere Directe hulp kosten : aan de sector : 11,56 17,49 Structuurkosten : 22,96 Onderzoek en Ontwikkeling : 70,95
Financiën
Personeel Zonder menselijk potentieel kan een instituut nooit op een correcte manier zijn opdracht vervullen. Dit geldt des te meer indien het ten dienste staat van een erg gevarieerde industriële sector, zoals de bouwsector. De professionele bekwaamheid en de ruime inzetbaarheid van het WTCB-personeel hebben ertoe geleid dat het Centrum uitgegroeid is tot een van de meest toonaangevende organismen van de bouwsector.
Evolutie van het personeelsbestand over de periode 1994-2004 250 191 200 Aantal medewerkers
Om het onderzoeks- en ontwikkelingswerk tot een goed einde te brengen en de resultaten ervan efficiënt naar de bouwprofessionelen (en dan vooral naar de aannemers) te verspreiden, kan het WTCB rekenen op de professionele bekwaamheid en ruime inzetbaarheid van zijn personeel. Het personeelsbestand, dat de jongste jaren gestaag gestegen is (zie grafiek hiernaast), heeft zich aangepast aan de noden van de sector, die steeds specifieker worden. Het aantal werknemers van de afdelingen, diensten en laboratoria die instaan voor de uitvoering van de hoofdtaken van het WTCB, werd daarom aangevuld en bedroeg in 2004 zo’n 205 personen.
158
154
162
158
170
178
184
199
205
183
150
100
50
0
56
WTCB – Jaarverslag 2004
Technische uitrustingen
2
Energie & Binnenklimaat
4
Akoestisch comfort
6
Muur- en vloerbekledingen
8
Schrijnwerk & Glaswerk
10
Daken
12
Metselwerk
14
Duurzame ontwikkeling & Renovatie
Technici Onderzoekers en Ingenieurs Technisch Advies
16
Informatie- en communicatietechnologieën
Interventiedomeinen in 2004 %
Beton & Betonconstructies
Zonder een doel op zich te zijn, worden de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën almaar belangrijker voor de bouwprofessionelen, vooral met het oog op informatie. Daar informatieverspreiding een van de doelen van het WTCB is, is een groot deel van zijn werkzaamheden hierop toegespitst. n
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Geotechniek & Structuren
De actuele thema’s ‘Energie & Binnenklimaat’ en ‘Duurzame ontwikkeling’ maakten in 2004 resp. 14 % en 10 % van de activiteiten van het personeel uit. Beton is in constante evolutie en vormde het onderwerp van een groot aantal onderzoekingen, waarvoor een beroep gedaan werd op meer dan 10 % van de WTCBmedewerkers. Ook voor de thema’s ‘Structuren’ en ‘Muur- & vloerbekledingen’ kon gerekend worden op de inzet van meer dan 20 % van de ingenieurs en technici.
0
Personeel
Statutaire organen Tijdens de vergadering van de Algemene Raad van het WTCB op 27 april 2004 werd de samenstelling van de Algemene Raad en van het Vast Comité als volgt goedgekeurd :
Algemene Raad Voorzitter Vice-voorzitters Honoraire voorzitters Leden aangeduid door de Confederatie Bouw
Gecoöpteerde leden
Lid aangeduid door het VBO Leden aangeduid door de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie Leden aangeduid door het Vlaamse Gewest Lid aangeduid door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Lid aangeduid door het Waalse Gewest Leden aangeduid door de werknemersorganisaties Verificateurs der rekeningen Commissaris
Rob Lenaers Jean-Pierre Coirbay, André Dherte, Vincent Favier Paul Willemen, Edmond Goes Franz Armand, Robert Brams, Pierre Crabbe, Dario Dalla Valle, Roland Debruyne, Jacques De Meester, Robert de Mûelenaere, Joseph Devilers, André Dherte, Pierre Driesen, Staf Drooghmans, Lionel Eeckhout, Etienne Fleurinck, JeanLouis Henry, Maximilien Le Begge, Gaston Ledoyen, Marc Lefebvre, Joos Louage, Frank Louwers, Jacques Matagne, Jan Meuleman, Léopold Ninnin, Willem Pardon, Clément Pauwels, José Perard, Leo Pype, Fernand Rossey, Michel Schwanen, Thierry Toussaint, Gustaaf Van Den Borne, Henri Vanderlinden Daniël Craet, Vincent Favier, Yves Pianet, Leon-Jozef Vancauwenberghe, Karel Van Eetvelt, Bruno Zanardini Jean-Pierre Coirbay Georges Allo, Gilbert De Neve
Dirk Otte, Leo Van De Loock
Alain Broes
Pierre Villers Luc De Groote (†), Patrick Franceus, Jean-Pierre Gheysen, Bart Henckaerts, André Simon Staf Drooghmans, Georges Magis Jules Roebben
Vast Comité Voorzitter Vice-voorzitters Leden
Waarnemers
57
WTCB – Jaarverslag 2004
Rob Lenaers Jean-Pierre Coirbay, André Dherte, Vincent Favier Georges Allo, Gérard Apruzzese, Dirk Cordeel, Jacques De Meester, Robert de Mûelenaere, Bart Henckaerts, Joos Louage, Frank Louwers, Karel Van Eetvelt Dirk Otte, Pierre Villers
Statutaire Comitésorganen techniques
Carlo De Pauw Alain Billiet Jan Venstermans Frans Henderieckx (†) Michel Wagneur Paul Carion Philippe Gosselin Johan Vyncke
Peter Wouters
Verantwoordelijk uitgever : Carlo De Pauw D/2005/0611/02
Directeur-Generaal Secretaris-Generaal Directeur Onderzoek Directeur Ontwikkeling en Innovatie Directeur Informatie Hoofd van het Departement Financiën Hoofd van het Departement Kwaliteit Onderzoek Hoofd van het Departement Geotechniek en Structuren, waarnemend Hoofd van het Departement Materialen, Technologie en Milieu Hoofd van het Departement Bouwfysica en Uitrustingen