Platform Nieuw Gas Werkconferentie ‘Vijf routes naar een duurzame gashuishouding’ 6 maart 2007 in de Jaarbeurs te Utrecht
Verslag van de werkgroepsessie Warmtemarkt Er waren een veertigtal aanwezigen, waaronder onderzoekers, adviseurs en vertegenwoordigers van energiebedrijven, van gemeenten, uit de bouwkolom en van een consumentenorganisatie. De discussie was levendig en bij tijd en wijle fel, met name waar het grootschalige warmtedistributie en de warmtewet betrof. Voorzitter was Frans Rooijers. Stand van zaken werkgroep Warmtemarkt De werkgroep houdt zich bezig met: • ontwikkelen van innovatieve technieken, met name de ontwikkeling van compacte gebouwgebonden warmteopslag; • ontwikkelen van een structurele vraag naar energiebesparing en een duurzame en schone warmtevoorziening; • rendabele exploitatie van energiezuinige systemen. Eind maart wordt een expertsessie gehouden om te bezien wat er precies nodig is om compacte warmteopslag in Nederland verder te ontwikkelen. De uitkomst van deze sessie is een advies aan het Platform Nieuw Gas over hoe dit thema verder op te pakken. Voor een gezonde markt in energiezuinige technieken is het nodig om vraag te creëren. Hier is instrumentarium voor nodig. In samenwerking met het Platform Energietransitie Gebouwde Omgeving wordt dit onderzocht. Hiervoor worden simulaties ontwikkeld omdat het slecht mogelijk is om beleidsinstrumenten in de praktijk te testen. Rendabele exploitatie van zuinige warmtesystemen is het thema van deze workshop. Achtereenvolgens: • schets van de verschillende technieken waarmee in de toekomstige warmtevraag kan worden voorzien; • voorbeeld gemeente Den Haag; • ervaringen van de gemeente Almere met grootschalige warmtedistributie en de implicaties die de conceptwarmtewet zou hebben op nieuwe warmtetoepassingen. Hoe maken we warmte in de komende decennia? Door: Jos Benner, CE Technieken die in de toekomst warmte gaan maken zullen aan de volgende criteria moeten voldoen: schoon, flexibel, betaalbaar en duurzaam. Jos Benner maakt een brug met de actualiteit door Oscars uit te reiken voor de beste toekomstige technieken: • Beste hoofdrol (m): lage temperatuursystemen. • Beste hoofdrol (v): restwarmte en bodemwarmte. • Beste bijrol (m): micro-WKK. • Beste bijrol (v): biogas. De • • • • •
volgende technieken zijn beschouwd (van individueel naar collectief): passief bouwen micro-WKK warmtepomp zonneboiler brandstofcel
• • • • • •
elektrische verwarming koude/warmte-opslag decentrale WKK aardgassubstituten warmte uit industrie of bodem biomassacentrale WKK
Het gaat uiteindelijk om integrale concepten. Hiervan zijn er drie beschouwd: • Warmtelevering via een grootschalig warmtenet (Stadsverwarming). De voordelen hiervan zijn dat restwarmte (in sommige regio’s) ruim beschikbaar is en dat warmtelevering flexibel is naar de bron: er kan relatief gemakkelijk op andere bronnen overgeschakeld worden. De kosten van de infrastructuur zijn echter hoog en bovendien sluit het vraagpatroon in de gebouwde omgeving slecht aan op het aanbod (veel in de winter, weinig in de zomer). • Gasnet met substitutie door biogas/stortgas of waterstof (Nieuw gas). De voordelen zijn dat de gasinfrastructuur reeds aanwezig is en dat biogas lokaal een reële optie is. Nadeel is dat er op het terrein van biogas beperkte vooruitgang is geboekt. • Warmte-autarkie, met lokaal warmtenet, KWO en decentraal WKK (Semi ‘allelectric’). Dit is een echte stap voorwaarts (passief bouwen, duurzame energie, warmte- en koudeopslag, warmtepompen) en deze opties geven veel flexibiliteit. Nadeel is wel dat de kosten relatief hoog zijn en dat de haalbaarheid vooral in de (ver)nieuwbouw ligt. Jos Benner trekt drie eindconclusies: • Restwarmte zou primair buiten de gebouwde omgeving ingezet moeten worden. Het aanleggen van een warmtefles (voor opslag van warmte) zou kunnen helpen vraag en aanbod beter in balans te brengen. • In nieuwbouw zou in ieder geval met lagetemperatuursystemen gewerkt moeten worden. Passief bouwen en toepassing van schone energiedragers gaat de norm worden. • In bestaande bouw moet de lokale situatie goed beschouwd worden. In gebieden met hoge dichtheden en beschikbare industriële restwarmte is grootschalige warmtedistributie een optie. In andere gebieden komt de micro-WKK als zuinige toepassing in beeld. Hoe maken we warmte in de komende decennia? Een benchmark Door: Hans Buitenhuis, DWA Hans Buitenhuis presenteerde de resultaten van een studie die DWA heeft uitgevoerd in opdracht van drie Haagse woningcorporaties. De opdracht was om verschillende opties te vergelijken op basis van dezelfde uitgangspunten. Het ging om een gebied met 40006000 woningen met een warmtevraag van 14 GJ per jaar voor ruimteverwarming en 8 GJ per jaar voor warm tapwater. De warmteverliezen waarmee DWA heeft gerekend bij warmtedistributie (70/40) waren 6 GJ per jaar voor het distributienet en 8 GJ per jaar indien er een extra transportleiding noodzakelijk was. Een achttal verschillende warmteopties zijn doorgerekend op besparing van primair energiegebruik, CO 2-emissiereductie en kosten. Een dilemma bij dit soort vergelijkingen is het centrale opwekkingsrendement voor elektriciteit waarmee wordt gerekend. Dit geldt met name voor opties als micro-WKK en elektrische warmtepompen, waar de verhoudingen radicaal anders kunnen worden naarmate gerekend wordt met een hoger centraal rendement. DWA heeft ervoor gekozen om de opties door te rekenen met zowel het gemiddelde rendement anno 2006 als het best beschikbare rendement anno 2006. Deze laatste optie schetst een beeld dat past in de energietransitie, maar is nu nog geen werkelijkheid. De besparing op primaire energie van de verschillende opties ten opzichte van een standaard HR-ketel zijn weergegeven in onderstaande grafiek.
Individuele HR-ketel (= referentie) Centr. warmtepomp + WKO + piekketel (incl. distributienet) Gaswarmtepomp + riool + piekketel (incl. distributienet) Micro-WKK + HR-brander Indiv. elektr. warmtepomp + elektr. naverwarming Stadsverwarming + piekketel (incl. distributienet) Geothermie + piekketel (incl. distributienet) Industriële restwarmte + piekketel (incl. distributienet) 0%
Gemiddeld opwekkingsrendement 2006
10%
20%
30% 40% 50% besparingspercentage
60%
70%
80%
Beste opwekkingsrendement anno 2006
Industriële restwarmte en geothermie scoren ruimschoots het best als het gaat om besparing van primaire energie omdat er immers vrijwel alleen pompenergie nodig is om in de warmtevraag te voorzien. Stadsverwarming en individuele elektrische warmtepompen scoren eveneens goed. Laatstgenoemde met name als gerekend wordt met een hoog centraal elektrisch opwekrendement. Een centrale warmtepomp met WKO (warmte/koude-opslag) en een piekketel bespaart bij het huidige centrale opwekrendement enkele procenten. De micro-WKK bespaart bij het huidige centrale opwekkingsrendement van elektriciteit bijna 20%, maar dit percentage neemt af naarmate het centrale opwekkingsrendement verbetert. Naast de energiebesparing zijn natuurlijk ook de kosten en de samenstelling van de kosten van belang voor de haalbaarheid van de beschouwde systemen. Deze zijn weergegeven in de onderstaande grafiek. Jaarlijkse lasten bij huidige energietarieven Individuele HR-ketel (= referentie) Centr. warmtepomp + WKO + piekketel (incl. distributienet) Gaswarmtepomp + riool + piekketel (incl. distributienet) Micro-WKK + HR-brander Indiv. elektr. warmtepomp + elektr. naverwarming Stadsverwarming + piekketel (incl. distributienet) Geothermie + piekketel (incl. distributienet) Industriële restwarmte + piekketel (incl. distributienet) 0
200
400
600
800
1.000
1.200 1.400 1.600
Euro per jaar per wooneenheid (excl BTW) rente & afschrijving
energie
onderhoud
exploitatie
Het blijkt dat de referentie (individuele HR-ketel) op kosten moeilijk is te verslaan omdat de initiële investering laag is. Grootschalige warmtedistributieopties komen qua totaalkosten in dezelfde orde van grootte terecht als de referentie, maar de kostenopbouw is totaal anders. Rente en afschrijving van de investeringen vormen hier verreweg de grootste kostenpost, terwijl bij de HR-ketel de energielasten de grootste kostenpost vormen. Overigens werd in de discussie het lage aandeel van energielasten bij stadsverwarming in twijfel getrokken door een exploitant van een warmtenet. MicroWKK en individuele elektrische warmtepompen zijn de duurste opties, waarbij nog wel aangetekend kan worden dat bij de warmtepompconfiguraties ook koude geleverd kan worden, hetgeen zich in hoger comfort vertaalt. De • • •
conclusies van Hans Buitenhuis op grond van deze studie waren: vele technieken zijn mogelijk; warmte-aansluitingen zijn essentieel in een duurzame energiehuishouding; lokale omstandigheden geven de doorslag bij de keuze.
In stedelijk gebied allereerst beschouwen: • restwarmtebenutting, • aardwarmte. Op het platteland: • kleine warmtenetten met warmtepompen en bodemwarmte; • individuele warmteproductie (micro-WKK, zonthermisch, bodem). Warmte in de praktijk Door: Edwin van der Wel, gemeente Almere Edwin van der Wel schetst een beeld van de ontwikkelingen in Almere: de theorie en de praktijk van een warmteproject van plan tot oplevering, de aspecten die daarbij zoal aan de orde komen, en een vooruitblik naar de rol van de ontwerpwarmtewet. Almere is de snelstgroeiende stad van Nederland. De stad bestaat pas dertig jaar, maar heeft nu 180.000 inwoners en zal doorgroeien naar 400.000 inwoners in 2030. Er zijn momenteel 50.000 aansluitingen op het warmtenet en dit zal vermoedelijk in de toekomst verder groeien. Er zijn in het proces van schetsontwerp tot oplevering van een wijk allerlei instrumenten beschikbaar om een weloverwogen energiesysteem aan te leggen. Dit begint met een energievisie en eindigt met de uiteindelijke aansluiting. In de praktijk zijn er echter talloze verschillen in accenten en uitwerkingen mogelijk. Als het gaat om warmtenetten zijn de verschillen tussen een aantal gemeenten demonstratief hiervoor. In Amsterdam is de gemeente een samenwerking met Nuon aangegaan, in Almere is ervoor gekozen om te tenderen en in Rotterdam is een soort tussenvorm gekozen. Contracten geven maar een beperkte zekerheid. Niet alles is af te dekken. Planning en realisatie lopen nogal eens uiteen. Dit kan grote consequenties hebben voor de rentabiliteit van projecten. Is de leveringszekerheid gegarandeerd? Hoe staat het met aansluitverplichting en keuzevrijheid? Betekent PPP in het geval van warmtelevering dan Probleem, Probleem, Probleem in plaats van People, Planet, Profit? De gemeente zit voor zeer lange tijd aan bepaalde keuzes vast en heeft te maken met een onzeker en deels inadequaat instrumentarium (EPC, EIA, MEP). Het energiebedrijf kampt eveneens met onzekerheid van instrumentarium en heeft bij de huidige structuur een sterk afwijkende inkomsten- en uitgavenstructuur. De consument ervaart gebrek aan keuzevrijheid en heeft het idee met onacceptabel hoge tarieven te worden opgezadeld. Is de nieuwe warmtewet dan een oplossing? Partijen zijn het er wel over eens dat een warmtewet een duidelijk kader kan scheppen en dat dit grote voordelen biedt. Maar ook dat er in de huidige conceptwarmtewet een aantal zaken zijn opgenomen waardoor er bij
ongewijzigde implementatie van de wet geen warmteprojecten meer van de grond zullen komen. Voor de energiebedrijven zijn er veel verplichtingen (dubbele aansluiting) waardoor het zeer lastig zal zijn een gezond rendement te halen. De consument lijkt goed beschermd, maar is er niet zeker van dat er een maatschappelijk aanvaardbaar tarief wordt gerekend. Edwin van der Wel eindigt met een schets van wat er volgens hem nodig is om warmteprojecten van de grond te trekken: • Vanwege de monopoliepositie bij warmtelevering een stevig toezicht vanuit de overheid (vgl. NMa/DTe). • Een maatschappelijk aanvaardbaar en goed uit te leggen tarief voor de consument. • Het mogelijk maken van een redelijk rendement voor warmtebedrijven (cost-plus berekeningsmethodiek, redelijke hoogte BAK, bijdrage vanuit het rijk of een heffing op geloosde warmte). • Een betere aansluiting op de EPC-regelgeving. • Een sterke positie van de lokale overheid. Het nieuwe kabinet met klimaatambities biedt wellicht nieuwe kansen. Discussie over de warmtewet Na de presentaties volgt er een stevige discussie over de conceptwarmtewet. Kees den Blanken van Cogen signaleert dat het CDA wil doorzetten met de huidige conceptwarmtewet. Als deze eenmaal is aangenomen, moet er dan snel worden gewerkt aan het doorvoeren van substantiële veranderingen in de wet. Vertegenwoordigers van energiebedrijven benadrukken dat er stemmingmakerij plaatsvindt over vermeende woekerwinsten van warmtebedrijven. Volgens hen is dit geenszins het geval. Dhr. Karskens van de Consumentenbond is het met Ten Hoopen (één van de initiatiefnemers van het wetsvoorstel) eens en wil dat de wet snel wordt ingevoerd. De consument moet volgens hem echt beter beschermd worden, en hij heeft in deze sessie geen nieuwe argumenten gehoord waarom dit niet het geval zou moeten zijn. Nu is er tenminste een goede check in de wet om consumenten te beschermen tegen te hoge tarieven. Volgens dhr. Karskens staat het huidige NMDA voor ‘nooit minder dan aardgas’. Er zou een goede analyse moeten plaatsvinden van goede en slechte warmteprojecten en alleen de goede zouden uitgevoerd moeten worden. Dhr. Kemmeren (projectleider stadsverwarming Amsterdam) constateert dat als de warmtewet in de huidige vorm wordt ingevoerd, de aansluitbijdrage omlaag zou gaan en dat de consumententarieven juist omhoog zouden gaan. Dhr. Rooijers constateert dat het milieuvoordeel van warmteprojecten op dit moment volstrekt onvoldoende tot uiting komt in de prijs. Dhr. Buitenhuis constateert dat er mede door de discussies rondom de warmtewet veel wantrouwen is en dat dit contraproductief werkt voor het transitieproces. Hij constateert dat het ook anders kan en refereert daarbij aan Den Haag, waar energiebedrijven en woningcorporaties een convenant hebben gesloten. Mw. Postma (Postma Vastgoed) is van mening dat we niet te veel in regels moeten willen vastleggen. De omstandigheden moeten zo zijn dat de vastgoedsector goed rendement uit energiebesparende maatregelen kan halen. Dan komt het vanzelf op gang. Dhr. Willemsen (IF Technology) vraagt zich af of we voor warmte niet een parallel kunnen trekken met de watersector. Dit is een nutsvoorziening, zou dat met warmte ook niet mogelijk zijn? Verder vraagt hij zich af of particulieren niet bereid zouden zijn om een deel van de investering op zich te nemen in ruil voor een lagere maandrekening. Dit
verlaagt het probleem van de hoge initiële investeringen. Dhr. Willemsen ervaart desgevraagd niet dat de kosten voor een warmte-infrastructuur een probleem zijn in zijn eigen (kleinschalige) projecten. Hij signaleert wel dat in de markt wantrouwen bestaat jegens de grote energiebedrijven. Nuon en Essent geven vanuit verrichte marktonderzoeken aan dat het overgrote deel van hun warmteklanten tevreden is. Frans Rooijers geeft aan dat de discussie nog niet af is. Consumentenbescherming is een belangrijk punt, daar is iedereen het wel over eens. De milieuvoordelen van warmtevoorziening zullen op de een of andere manier verdisconteerd moeten worden in de prijs. Bij een transitie in de warmtemarkt hoort warmtelevering, maar dan wel verstandig: grootschalige netten in dichtbevolkte gebieden waar echte restwarmte beschikbaar is. Plenaire terugkoppeling werkgroep Warmtemarkt (Frans Rooijers) De discussie in de werkgroep ging over warmtetechnieken en over de warmtewet. Dit laatste onderwerp kent voor- en tegenstanders. Ook kwam naar voren dat consumentenorganisaties wantrouwig kunnen staan tegenover warmteprojecten. De boodschap voor Hugo Brouwer, directeur Energietransitie, zou zijn: warmte in de gebouwde omgeving is een belangrijk onderwerp. Alle gebieden kennen hun eigen oplossingen: het gebruik van restwarmte, stadsverwarming, straks micro-WKK, warmtepompen... Het is belangrijk dat de continuïteit van de subsidieregelingen wordt gewaarborgd.