WERKBOEK VOOR GILDE SAMENSPRAAK BEGELEIDERS
Augustus 2009, Gilde SamenSpraak Nederland
INHOUD WERKBOEK GILDE SAMENSPRAAK Beginnen
Informatie voor begeleiders 1 Informatie voor begeleiders 2 Informatie voor anderstaligen Het gesprek beginnen
Tips
Tips en regels van professor René Appel Tips van begeleiders 1 Tips van begeleiders 2
8 9 10
De Nederlandse taal
Theorie Nederlandse grammatica Uitspraak van het Nederlands
11 13
Thema’s
Thema 1 Het weer Thema 2 Dagdelen en data
14 15
Cultuurverschillen
Cultuur – Referentiekader Definitie allochtoon Interculturele communicatie
16 17
Schema
18
Onderwijs
Boekentips Interessante links voor Gilde SamenSpraak-koppels
3 4 5 6
19 21
2
BEGINNEN
Informatie voor begeleiders 1 ¾ Meedoen met Gilde Samenspraak Gilde Samenspraak biedt informele hulp aan anderstaligen die beter Nederlands willen leren spreken. ¾ Cliënten Cliënten van Samenspraak zijn afkomstig uit alle werelddelen en wonen om verschillende redenen in Nederland. Het kan gaan om immigranten of vluchtelingen, men kan hoog- of laag opgeleid zijn, afkomstig zijn uit een cultuur die veel of weinig verschilt van de onze. Sommigen spreken al redelijk goed Nederlands, anderen nog zeer gebrekkig. Een ding hebben de cliënten gemeen, ze vinden het allemaal prettig in contact te komen met mensen die meestal al een leven lang in Nederland wonen. En met wie ze vaak voor het eerst eens rustig, gedurende wat langere tijd, Nederlands kunnen praten. ¾ Informele hulp Het gaat om informele hulp bij het beter leren spreken van de Nederlandse taal, niet om echte taallessen. U helpt uw cliënt behalve bij het beter leren spreken van de taal, ook kennis te nemen van onze gewoonten en zich wat meer thuis te voelen in dit deel van de wereld. En wellicht kunt u wat leren van de cultuur en gewoonten van uw cliënt. SamenSpraak betreft informele hulp. Daardoor bent u redelijk vrij te bepalen hoe u die taalhulp wilt geven. U bepaalt zelf waar u elkaar ontmoet: bij u thuis, bij uw cliënt of om en om. U kunt samen praten aan de keukentafel, door uw woonplaats lopen, een museum, monument of winkel bezoeken. Veel is mogelijk, al hangt uw werkwijze natuurlijk ook af van de voorkeur van uw cliënt. Natuurlijk denken wij graag met u mee. ¾ Voorbereiden en uitwisselen ervaringen Gedurende een middag vertellen we u meer over SamenSpraak, onze werkwijze en hoe het in de praktijk kan toegaan. In een later stadium verzorgen wij bijeenkomsten waar zaken aan de orde komen als ‘communicatie met andere culturen’ en ‘de praktijk van taaloverdracht, gespreksvoering’. Om ervaringen met uw collega-begeleiders uit te wisselen, nodigen we u met enige regelmaat uit voor een gezellige en informatieve bijeenkomst. Ook bellen we u regelmatig om te horen hoe het gaat. U kunt ons natuurlijk ook altijd zelf bellen. ¾ Vrijwillig maar niet vrijblijvend U verdient geen geld met dit werk. We hopen echter dat het u veel voldoening biedt. We gaan ervan uit dat u, afgezien van vakantie, tenminste een jaar lang een dagdeel beschikbaar heeft (meer mag natuurlijk ook!). Zo’n dagdeel vraagt vaak voorbereiding. Meedoen met SamenSpraak kost u dus de nodige tijd en aandacht. U bent altijd vrij een contact te beëindigden wanneer het, om welke reden dan ook, niet klikt tussen u en uw cliënt. Het kan ook zijn dat uw cliënt geen enkele vordering maakt, al doet u nog zo uw best. Laat dit dan zo spoedig mogelijk weten aan uw coördinator. Wij zoeken in een dergelijk geval samen met u een andere cliënt. U kunt altijd terecht bij de SamenSpraak-coördinator voor advies, overleg en dergelijke.
Bron: Handboek Gilde SamenSpraak
3
BEGINNEN
Informatie voor begeleiders 2 •
Bij SamenSpraak gaat het niet om lesgeven. SamenSpraak richt zich op een betere spraakvaardigheid.
•
De meeste vragers hebben Nederlandse les gehad. Zij verstaan vaak wel Nederlands maar durven het niet te spreken.
•
SamenSpraak probeert bij de intake een goed beeld te krijgen van de vrager. We kijken naar zijn spraakvaardigheid en motivatie. Deze staan vermeld in de intakelijst.
Het begin •
Vragers met een hoge opleiding stellen meer eisen aan de begeleiding.
•
Bedenk vooraf waar u de bijeenkomsten wilt houden. De vrager heeft aangegeven waar zijn/haar voorkeur naar uitgaat.
•
Probeer een vast dagdeel in de week af te spreken. Laat het niet over aan de vrager.
•
Maak met uw cliënt duidelijke afspraken: bijvoorbeeld over waar en hoe laat de bijeenkomsten plaatsvinden.
•
Het eerste gesprek is voor zowel u als voor de vrager vreemd. Probeer de vrager op zijn/haar gemak te stellen. Na twee of drie bijeenkomsten zijn jullie aan elkaar gewend en verlopen de bijeenkomsten makkelijker.
•
Probeer de eerste keren iets voor te bereiden. Jullie kunnen bijvoorbeeld iets over elkaar vertellen: werkzaamheden, geboorteplaats of neem enkele foto’s mee.
•
Laat de bijeenkomsten niet langer dan één à anderhalf uur duren. Voor de vrager kan het heel vermoeiend zijn. Indien de vrager er om vraagt kunt u de bijeenkomsten uitbreiden.
•
Het is belangrijk dat de vrager zoveel mogelijk praat. Stel zo veel mogelijk open vragen. Dus geen vragen waar je ja of nee op kunt antwoorden.
•
Ga niet in op verzoeken om iets voor de vrager te regelen. Het gevaar is dat u elke keer een telefoontje moet plegen. De volgende keer kan een familielid op u wachten met een verzoek. U kunt melden dat u deze handelingen van het gilde niet mag verrichten. U kunt doorverwijzen naar de juiste instanties of naar uw coördinator.
•
Probeer te oefenen in rollenspelen. De vrager wil bijvoorbeeld contact opnemen met de woningbouw i.v.m. een klacht. U kunt gaan oefenen wat je zou moeten zeggen of hoe je dat moet zeggen. Zo leert de vrager zelfstandig problemen oplossen.
•
Als het niet klikt tussen u en de anderstalige, kunt u dit aangeven bij de coördinator.
•
Het contact is in principe nooit langer dan een jaar. Vaak staan er meer mensen op de wachtlijst.
•
U bent als vrijwilliger van SamenSpraak zeer zelfstandig. Dat spreekt de meesten erg aan. Wel kunt u altijd terugvallen op ons team. Aarzel niet als u een vraag heeft.
•
Leer van elkaar!
Bron: Gilde SamenSpraak Enschede
4
¾ Wat is Gilde SamenSpraak? Gilde SamenSpraak is het taal- en integratieproject van de vrijwilligersorganisatie Gilde Nederland. Onze begeleiders helpen anderstaligen beter Nederlands te leren spreken en verstaan. Wij geven geen les, zijn geen leraren, maar gewoon aardige vrijwilligers! Het betreft ook géén hulp bij sociale problemen, bij huiswerk kinderen of bij examens en dergelijke. De locatie voor de gesprekken bepalen we in onderling overleg: ze kunnen zowel bij de begeleider als de anderstalige thuis plaatshebben.
BEGINNEN
Informatie voor anderstaligen
¾ SamenSpraak-begeleiders zijn vrijwilligers De mensen van SamenSpraak krijgen voor hun hulp geen geld. Zij zijn vrijwilliger. Ze vinden het belangrijk én leuk anderstaligen te ontmoeten. In Nederland zijn miljoenen mensen actief als vrijwilliger: in sportverenigingen, in de kerk, bij mensen die hulp nodig hebben. Zij worden zeer gewaardeerd. ¾ Voor wie is Gilde SamenSpraak? a. Mensen die zonder tolk met ons kunnen praten. b. Mensen die hier willen blijven wonen. c. Mensen met een telefoon. d. Mensen die in deze gemeente wonen. ¾ Heeft u de tijd? Het is belangrijk dat u zich elke week één à twee uur kunt vrijmaken. ¾ Maximaal één jaar De hulp duurt maximaal een jaar. Daarna gaat uw SamenSpraak-begeleider weer met een ander beginnen. ¾ Kosten Soms zijn er kleine onkosten (hooguit enkele euro’s per keer): reiskosten als de begeleider naar ú toekomt, kosten van fotokopieën, koffie. U hoort dat bij het eerste gesprek. ¾ Beiden tevreden Het is belangrijk dat de SamenSpraak-begeleider en u beiden tevreden zijn over het contact. Na drie maanden bespreekt u of u samen doorgaat. Wilt u niet samen verder, bel ons dan even. Wij zoeken dan voor u een andere SamenSpraak-begeleider. ¾ Afspraak is afspraak Nederlanders, dus ook de SamenSpraak-begeleiders, vinden het heel vervelend als u zonder bericht wegblijft of niet thuis bent. Ze verwachten u of zijn helemaal naar u toegekomen. Als u zonder bericht wegblijft, kan de begeleider besluiten u niet meer te helpen.
Bron: Handboek Gilde SamenSpraak 5
BEGINNEN
Het gesprek beginnen - praktische ondersteuning voor het eerste contact Daar staat u dan. U heeft ‘hallo’ gezegd of ‘aangenaam’, geglimlacht en dan moet u verder. En dan raken we maar al te vaak verstrikt in onhandigheid en verlegenheid. Na de kennismakende woorden moeten we door. Maar hoe doe je dat? Aanvankelijk is uw doel slechts de interesse van de ander opwekken. Een vraag is dan het meest geschikt. Gesloten vragen zijn het meest passend voor het begin van een gesprek. Dit zijn vragen die een klein gebied aanboren en waarop je vrij eenvoudig kunt antwoorden. Een mening geven werkt ook goed, beter dan alleen een feit constateren. Met een feit als ‘Het was vandaag mooi weer’, heeft u de ander niet echt aangesproken. Drie mogelijke onderwerpen om uit te kiezen: 1. de situatie 2. de ander 3. u zelf 1. Praten over de situatie Praten over de situatie is vaak het gemakkelijkst om een gesprek te beginnen. Dat roept minder spanning op dan praten over de ander en geeft meer betrokkenheid dan praten over uzelf. Om een gesprek over de situatie te beginnen, kijkt u om zich heen en zoekt naar dingen die u interesseren of verbazen. Probeer iets te vinden waar de ander waarschijnlijk ook over wil praten. Nadat u uw vraag heeft gesteld of uw opmerking gemaakt, moet u goed naar het antwoord luisteren: dit biedt u houvast om door te gaan. 2. Praten over de ander De meeste mensen vinden het prettig om over zichzelf te praten en beantwoorden graag vragen of opmerkingen over zichzelf. Wees daarom opmerkzaam op wat de ander aan het doen is, in geïnteresseerd lijkt, aan heeft of zegt, en bedenk iets waarover u meer wilt weten. Als er ook maar iets is aan de ander dat uw belangstelling of nieuwsgierigheid oproept, kunt u doorgaan door daarbij stil te staan. Bijvoorbeeld: ‘Wat een bijzondere/mooie naam. Waar komt die vandaan?’ 3. Praten over uzelf Openingszinnen over uzelf brengen nauwelijks een gesprek op gang. Mensen hebben veel meer zin om over zichzelf te praten. Geef dus nooit informatie over uzelf, tenzij de ander daarom specifiek vraagt. Natuurlijk is er altijd wel iets dat de ander interesseert. Maar u weet niet wát, dus de kans dat u mis zit is groot. Hoe weet u waarvoor de ander belangstelling heeft? En de ander heeft hetzelfde probleem. Verlegenheid Verlegenheid heeft deels met onhandigheid te maken, maar ook met de angst een figuur te slaan. Omdat u praktisch niets van de ander weet, is er geen houvast voor uw gedrag. Omdat de ander onbekend is, voelt het ‘riskant’ iets van uzelf prijs te geven: er staat geen gegarandeerde onthulling van de ander tegenover. Die vicieuze cirkel is alleen te doorbreken door iets aan de ander te vragen. Wie te verlegen is om een vraag te stellen, loopt dus vast. Mogelijke manieren om te beginnen Interviewen Ieder krijgt tien minuten om zijn partner vragen te stellen en daarvan notities te maken. Daarna wisselt u van rol. Nadat u beiden door elkaar bent geïnterviewd, geeft u een samenvatting over wat u van elkaar te weten bent gekomen. U vertelt dus over de ander. Zo weet u of de informatie goed op de ander is overgekomen. Of het is begrepen
6
en of verduidelijking nodig is. U kunt de verkregen informatie gebruiken voor het verdere gesprek. U kunt er iets uithalen waarover u wilt verder praten. Kennismakingsvragen U vraagt elkaar zich voor te stellen aan de hand van de volgende vragen, die u letterlijk en figuurlijk kunt opvatten: ‘Wat bracht u hier?’, ‘Hoe bent u hier gekomen?’, ‘Wat liet u achter?’ Stel mij voor U neemt twee vellen en wat stiften. U tekent beiden uzelf in het midden van het vel. Daaromheen de dingen die u belangrijk vindt. Aan de hand van de tekening vertelt u hierover. Dit is een plezierige manier wanneer uw partner niet goed kan schrijven. Iets van thuis Waar denk je aan als je 'thuis' zegt? Probeert u zich eens op uw huis te concentreren. Sluit zonodig uw ogen. Kies dan een voorwerp, of het nou een ding is of een meubelstuk, of iets ontastbaars (een uitzicht, geur, smaak, gevoel) dat voor u ‘thuis’ betekent. Denk daaraan en probeer het te beschrijven. Vervolgens wisselt u en vertelt de ander. Vervolg: voor de volgende keer een voorwerp van huis meenemen en vertellen waarom u dit heeft meegenomen, wat het voor u betekent, welk verhaal eraan vast zit. Intercultureel voorstellen Mijn thuis: als u elkaar voor het eerst ontmoet, is een manier om te beginnen elkaar te vragen de eerste vijf woorden te noteren die spontaan bij u opkomen als de naam van uw land (of plaats) van herkomst wordt genoemd. Daarna noemt u om beurten die vijf woorden en geeft uitleg waarom u die woorden heeft gekozen. Wat doe ik het liefst kent u elkaar wat beter, dan kunt u het volgende deel van de oefening (aandacht voor verschillen in waarden) gebruiken. U maakt beiden een lijstje van tien of twintig dingen die u het liefste doet. Daarna vertelt u beiden wat u heeft opgeschreven, waarom u deze activiteiten graag doet, wanneer, hoe vaak, enzovoorts. Sociale gewoontes: U vertelt elkaar: o hoe kinderen in uw cultuur worden opgevoed; o voor wie kinderen het meeste ontzag hebben; o hoe mensen hun levenspartner vinden en al dan niet trouwen; o hoe de verantwoordelijkheden en taken in het gezin verdeeld zijn tussen man en vrouw, en tussen zonen en dochters; o hoe de relatie met de grootouders (en met ouderen in het algemeen) is. o hoe oud zou u willen worden, en hoe zou u willen zijn als u oud bent? o zou u hetzelfde leven willen leiden als uw ouders? Waarom wel/niet? o vertel uw partner de drie dingen die u nu het liefste zou willen doen. U kunt natuurlijk andere onderwerpen kiezen om de oefening af te stemmen op waarden die voor u relevant zijn.
Probeert u vooral open te staan voor elkaars informatie. Probeer niet met elkaar in discussie te gaan over waarden en normen. U hoeft het niet eens te zijn. U wilt elkaar beter leren kennen en hebt elkaars waarden en normen te respecteren.
Bron: Gilde Enschede
7
TIPS
Regels en tips van professor R. Appel Gilde SamenSpraak: informele taalverwerving Onderstaande regels en tips zijn afkomstig van professor R. Appel, hoogleraar tweede taalverwerving aan de Universiteit van Amsterdam. Hij maakt onderscheid tussen: 1. Gestuurd een taal leren: met oefeningen en lessen. 2. Ongestuurd een taal leren: zoals kinderen een taal leren: zonder boeken, maar omringd door mensen die hun best doen met het kind in contact te komen. Bij ongestuurd een taal leren ligt de nadruk op communicatie, op elkaar begrijpen, op de inhoud van de taal. Naar mate mensen meer gemotiveerd zijn om te communiceren met de andere taalgemeenschap, gaat deze ongestuurde taalverwerving beter. Daarom is het belangrijk een goed contact op te bouwen, vertrouwen te winnen, goed te luisteren naar wat mensen bezighoudt. Ook is het belangrijk niet constant te verbeteren. Als mensen bang zijn fouten te maken stagneert de communicatie. Appel vindt de ongestuurde wijze waarop SamenSpraak’-vrijwilligers anderstaligen helpen beter Nederlands te spreken een uitstekende formule. Hij dringt er daarom op aan niet in de verleiding te komen om les te gaan geven, omdat dat serieuzer, echter lijkt. Hij vraagt de begeleiders vast te houden aan het samenspreken, "het communiceren". 12 gouden regels: 1. Praat correct maar eenvoudig: niet het brabbeltaaltje van kinderen overnemen. 2. Spreek langzaam. 3. Laat woordgrenzen horen. 4. Ga niet in op dubbele betekenissen van een woord. Als het kopje om uit te drinken aan de orde is, begin dan niet tegelijk over de andere betekenis (hoofdje). 5. Vermijd figuurlijk taalgebruik. Dat is niet eenvoudig, de taal zit er vol mee: “Hoe loopt het bij jullie?” of “Een blik op de klok werpen”. 6. Beperk je tot één onderwerp, duidelijk afgesproken en eventueel voorbereid. Men weet dan in welke richting de betekenis van woorden, van het gesprek gaat. 7. Vermijd dat men met ja of nee kan antwoorden zonder dat duidelijk is of men de vraag heeft begrepen. Dus niet: “Ben je met de tram gekomen?”, maar: “Hoe ben je hier gekomen?”. 8. Verbeter niet teveel: het gaat om de communicatie, om begrijpen. Demotiveer de mensen niet. 9. Maak zoveel mogelijk impliciete correcties. Zeg niet: “Dat doe je fout”, maar herhaal de zin op de juiste manier. Zeg na de opmerking: “Ik maken de afwas”: “Oh, jij doet de afwas”. 10. Gebruik, bij beginnelingen, verschillende methodieken. Praat niet alleen: laat mensen gebruiksvoorwerpen tekenen, aanwijzen, beetpakken. Ga daartoe eens naar een markt, warenhuis, een museum en dergelijke. Laat mensen handelingen ook verrichten: ik sta op, ik ga zitten, ik geef een hand. 11. Men beheerst een taal sneller passief dan actief. “Hoe heet dat ding (kopje)?” is moeilijker dan: “Wijs (te midden van drie voorwerpen) het kopje aan.” 12. Tot slot: staar je niet blind op resultaten, productie. Realiseer je dat communicatie met iemand uit de Hollandse samenleving voor de betrokkene vaak al veel betekent. Dit vormt de basis voor verdere contacten, integratie en taalverwerving. Realiseer je dat bij het Nederlands leren begrijpen, de passieve taalverwerking eerst komt en tijd kost.
Bron: Handboek Gilde SamenSpraak 8
TIPS
Tips van begeleiders 1 ¾
Samen doen musea bezoeken winkelen koken rollenspel spelen vraag- en antwoordspelletjes fietsen in het park telefoongesprekken oefenen scrabble spelen kleding maken tijdens een wandeling de anderstalige vragen laten stellen als: “Hoe laat is het?” en “Waar is de bibliotheek?”
¾
Gespreksonderwerpen eigen land en Nederland eigen en zijn/haar leefsituatie alledaagse dingen alles in en om de keuken gebeurtenissen in de gemeente situaties thuis, op straat en op de markt spreekwoorden en gezegden zinnen en woorden die de hele dag worden gebruikt
¾
Materiaal kranten, tijdschriften en buurtblaadjes boeken: kinderboeken, kookboeken, beeldwoordenboeken toeristische atlas gedichtjes van Annie M.G. Schmidt kinderliedjes, Nederlandse liedjes foto’s reclamefolders zelfgemaakte tekeningen
¾
Overige tips een briefwisseling en die vervolgens bespreken samen formulieren invullen e-mailen televisie kijken, radio luisteren anderstalige uw woorden laten herhalen gesproken taal ondersteunen met gebarentaal zelf voorlezen, laten voorlezen en dan vragen waarover het ging
9
Bron: Handboek Gilde SamenSpraak
TIPS
Tips van begeleiders 2 •
Schoolboeken: kun je in het begin als houvast gebruiken als je elkaar nog niet goed kent. Aan de hand van hun schoolboeken kunnen anderstaligen praten over de problemen die ze op school tegenkomen. Leesteksten kun je gebruiken om de uitspraak te verbeteren en als uitgangspunt voor conversatie.
•
Kranten/tijdschriften: voor gevorderden zijn langere en/of gespecialiseerde artikelen (zoals speciale weekendbijlagen) bruikbaar. Meestal gaat het om korte artikelen en foto's. Daarvoor lenen zich onder meer Metro en Spits, huis-aanhuisblad (politieberichten), rubrieken als de dagelijkse Agenda in de Volkskrant enzovoorts. Voor gevorderden is het koppen snellen - krantenkoppen ontcijferen - een leuke bezigheid: waarover denk je dat het gaat, hoe luidt de volledige Nederlandse zin, wat weet je van het onderwerp? Als de deelnemer op zoek is naar werk, kun je samen personeelsadvertenties doornemen. Ook weekbladen als Libelle en Margriet (vooral de plaatjes) zijn bruikbaar. In bijna alle gevallen leidt het werken met kranten en tijdschriften tot het noteren c.q. leren van nieuwe woorden en begrippen.
•
Kinderboeken: volwassenenlectuur is doorgaans te moeilijk. Kinderboeken zijn vaak qua inhoud weer niet geschikt. Sommige verhalen uit Jip en Janneke zijn bruikbaar. Aanrader is de serie makkelijk lezen in de bibliotheek, waarvan de inhoud beter aansluit bij de leeftijd. Een uitstekend hulpmiddel is een jeugdencyclopedie met veel plaatjes en korte teksten.
•
Spelletjes: ook spelletjes zijn een middel om te leren communiceren. Zeker bij meer deelnemers of een gezin. Denk aan ganzenbord, memory, mens erger je niet en kwartetten. Iedereen mag alleen Nederlands spreken. Kinderen zijn vaak sneller en beter, dus pas op dat zij de volwassenen niet overvleugelen.
•
Atlas: deelnemers willen vaak graag vertellen waar ze vandaan komen. Bovendien hebben zij in Nederland al een geografisch traject achter de rug. Oriëntatie door middel van atlas en kaartjes kan helpen de Nederlandse samenleving beter te leren kennen. Tip: Metro en Spits hebben goede weerkaarten van Nederland en Europa die voor meer doeleinden bruikbaar zijn.
•
Cassetterecorder: sommigen gebruiken de cassetterecorder. De deelnemer kan bijvoorbeeld gesproken of voorgelezen informatie opnemen en thuis afluisteren. Of de aanbieder neemt vooraf teksten of uitspraakoefeningen op geeft deze mee.
•
Opdrachten: echt huiswerk wordt zelden opgegeven. Af en toe kun je in overleg met de deelnemer een eenvoudige opdracht meegeven: - neem wat foto's mee waarover je kunt vertellen - neem wat mee om voor te lezen - bereid eens wat vragen voor die je volgende keer aan je eventuele mededeelnemer stelt - spreek deze week met minstens twee (al of niet willekeurige) Nederlanders en breng daar volgende week “verslag” over uit - leer de nieuwe woorden van deze week (vgl. “elke week 5 briefjes op de deurpost”) - schrijf eens 5 of 10 woorden/samenstellingen etc. op en kijk volgende keer of je mededeelnemer weet wat ze betekenen. - een rollenspel voorbereiden (b.v. een miskoop terugbrengen naar de winkel of een afspraak maken met een arts). - neem een recept mee en vertel daarover hoe je dat bereidt.
Bron: Gilde Zeist, Christien Labruijère 10
Zinsvolgorde Er zijn qua structuur 3 soorten zinnen in het Nederlands: - hoofdzinnen - bijzinnen - vraagzinnen In de hoofdzinnen staat de persoonsvorm de tweede plaats. Het onderwerp staat er Voorbeelden: Ik ga straks naar de Straks ga ik naar de
(het werkwoord dat kan veranderen) altijd op vlak voor of vlak achter. markt. markt.
In de bijzin staat de persoonsvorm aan het eind. Een bijzin is een stukje zin dat vaak begint met: dat, omdat, tenzij, terwijl, zoals, enzovoorts. Voorbeeld: Ook in Thailand is het niet ongebruikelijk dat vrouwen alcohol drinken. Een vraagzin begint met een vraagwoord (wie, wat, waar, hoe) of met de persoonsvorm. Voorbeelden: Wie is de koningin van Nederland? Heet de koningin van Nederland Beatrix? Sommige talen gebruiken naamwoordzinnen, waarin geen persoonsvorm wordt gebruikt. Voorbeelden: ik ben bakker wordt ik bakker jij bent groot wordt jij groot Voorzetsels Vooral voor Duitstalige en Engelstalige buitenlanders is het Nederlandse gebruik van voorzetsels een groot mysterie. Onze voorzetsels lijken zo op de Duitse en Engelse, maar blijken toch net even anders te worden gebruikt. Nederlandse voorzetsels kun je goed leren door ze vaak te gebruiken. Het is belangrijk dat ze goed worden aangeleerd, omdat anders begripsverwarring kan ontstaan. Er zijn ook werkwoorden met vaste voorzetsels. U kunt dan het beste het werkwoord samen met het voorzetsel aanleren. Voorbeeld: denken aan, lezen in, houden van Lidwoorden Lidwoorden komen niet in alle talen voor. Het is voor sommige buitenlanders dus heel moeilijk om te bepalen of er wel of niet een lidwoord moet komen. Er zijn drie Nederlandse lidwoorden: - de: mannelijke en vrouwelijke woorden; - het: onzijdige woorden; - een: onbepaald. Regels voor welk zelfstandig naamwoord welk lidwoord krijgt, zijn er nauwelijks. Het beste kunt u vanaf het begin het zelfstandige naamwoord samen met het lidwoord aanleren. Voor de meeste buitenlanders blijft dit echter toch een probleem. Bij de Nederlandse examens voor buitenlanders worden deze fouten, zelfs op het hoogste niveau, niet meegeteld als het niet ten koste gaat van de duidelijkheid.
11
DE NEDERLANDSE TAAL - Theorie
Theorie Nederlandse grammatica
Twee regels zijn wel te geven: > voor verkleinwoorden staat altijd ‘het’ -> het boekje > voor een meervoud staat altijd ‘de’ -> de boeken Bijvoeglijke naamwoorden Bijvoeglijke naamwoorden staan in het Nederlands voor het zelfstandig naamwoord waarbij het hoort. In tegenstelling tot de meeste talen die op het Latijn zijn gebaseerd. Bijvoeglijke naamwoorden krijgen in het gebruik altijd een -e achteraan, behalve bij hetwoorden waar ‘een’ of niets voor staat. Voorbeelden: de vrouw de oude vrouw een oude vrouw het kind het jonge kind een jong kind Bijvoeglijke naamwoorden die een stof aanduiden (ijzer, goud, wol) krijgen in het gebruik altijd -en op het eind. Voorbeelden: de gouden ring een gouden ring het houten paard een houten paard Uitspraak Een juiste uitspraak van het Nederlands is belangrijker dan vaak wordt gedacht. Een verkeerde uitspraak kan de communicatie ernstig belemmeren. Zo spreken veel OostEuropeanen de uu uit als oe. Voorbeeld: Ik kan de huur niet betalen. Vooral voor Spaanstalige en voor oosterse mensen kan de Nederlandse uitspraak een probleem vormen. Hier moet niet alleen in het begin op worden geoefend, maar ook verderop in het leerproces. U kunt hiervoor enkele basiswoorden gebruiken. Bijvoorbeeld: teen - tenen pet - petten pan - pannen zaag - zagen brood - broden klok - klokken wiel - wielen vis - vissen schoen - schoenen neus - neuzen ei - eieren duif - duiven ring - ringen ijsje - ijsjes klauw -klauwen vrouw - vrouwen
Bron: Gilde Rotterdam 12
Uitspraak van het Nederlands Problemen met de uitspraak hoeven niet altijd aan de klanken te liggen, of aan de specifieke intonatie van woorden en zinnen. Het kan ook zijn dat de anderstalige niet ‘versta-vaardig’ is, dus niet goed waarneemt hoe de klanken in het Nederlands zijn. Anderstaligen horen allerlei dingen niet (of anders) in de taal die ze aan het leren zijn. Zelfs vergevorderde leerlingen hebben hiervan nog last. Een goede manier om ‘versta-vaardigheid’ te oefenen is de anderstalige een stukje luistertekst te laten beluisteren en dan te laten uitschrijven. Denk aan nieuwsbericht, radio, een dialoog op band. Boeken •
Verstaanbaar spreken, Karolien Thio en Margreet Verboog, Uitgeverij Coutinho
•
Klank & Toon, Vera Berendsen, Uitgeverij Auctor (met geluidscassette of cd)
Internet Op internet zijn wel verschillende oefeningen en cursussen te vinden met uitspraakonderdelen, maar over het algemeen moet je daarvoor betalen en ze zijn vaak ontwikkeld voor specifieke taalgroepen (meestal Engels). •
Korte zinnetjes en woordjes kunnen worden beluisterd: http://homepage.mac.com/schuffelen/LearningDutch.html
•
En op deze site worden nieuwsteksten (voor zeer gevorderden) langzaam voorgelezen. Eventueel geschikt om ‘versta-vaardigheid’ te oefenen: http://www.specialdutch.com/
•
Filmpjes over Nederland met ondertitels, zodat mensen meer van de informatie kunnen oppikken en ook horen hoe de tekst wordt uitgesproken. Hierop staan ook weer links naar (Engelstalige) sites met NT2 oefeningen: http://www.2bdutch.nl/
•
Op het gebied van luisteren is er ook via de site http://inburgeren.eigenstart.nl/ het een en ander te vinden. Maar ook niet specifiek op uitspraak, wel op gebied van luisteren. Deze site heeft ook links naar KNS-onderwerpen.
•
Op www.etv.nl staan oefeningen bij ‘taalklas’. ETV zijn taallessen die uitgezonden worden bij de regionale omroepen. Zeker een aanrader!
Bron: deze informatie is verstrekt door Merel Borgesius van Onderlinge Taal. Merel is docente NT2 en bekend met Gilde SamenSpraak. Zij verzorgt workshops voor onze vrijwilligers over NT2 en het inburgeringsexamen. Voor meer informatie Merel Borgesius, 06-19 53 67 77,
[email protected].
13
Het weer Het weer is een geliefd onderwerp in Nederland! Bepaalde weersverschijnselen, zoals extreme regenval, overstromingen en sneeuw, lenen zich goed om over het weer te praten. Hulpmiddelen zijn bijvoorbeeld krantenberichten of -weersoverzichten (Metro en Spits zijn gratis en hebben geschikte overzichten), thermometer, barometer en plaatjes uit boeken. Doel van het gesprek is het (her)kennen en gebruiken van alledaagse woorden en uitdrukkingen met betrekking tot het weer. • • •
Als de deelnemer al over redelijk wat idioom beschikt, zou je hem/haar kunnen vragen eens een weerbeschrijving van het moment te geven en daar in vraag en antwoord op voortborduren. Anekdotes en eigen ervaringen, bijvoorbeeld uit vakantielanden, kunnen de woordkennis helpen uitbreiden en de luistervaardigheid verbeteren. Wie het wat schematischer (en schoolser) wil aanpakken, kan uitgaan van de zelfstandige naamwoorden die een weersverschijnsel uitdrukken en daaraan het werkwoordgebruik en verdere uitdrukkingen vastknopen. Bijvoorbeeld:
neerslag (de)regen sneeuw hagel ijzel
werkwoordsvormen het gaat regenen het regent sneeuwen sneeuwt hagelen hagelt ijzelen ijzelt
het heeft geregend gesneeuwd gehageld geijzeld
zelfst. nw regendruppels sneeuwvlokken hagelkorrels
regen- hagel-, sneeuwbui motregen, enz. (de) vorst wind storm dooi bliksem
het gaat vriezen waaien stormen dooien
het vriest waait stormt dooit bliksemt
het heeft gevroren ijs, ijslaag gewaaid windvlaag gestormd stormwind gedooid gebliksemd bliksemflits donderslag, onweer, enz.
Ook woorden om de intensiteit uit te drukken zijn belangrijk: • • • • •
het waait, regent, vriest hard, een beetje zwakke, matige, harde wind warm, heet, koud weer droog, nat, vochtig weer heldere, bewolkte lucht
Als oefening kan de deelnemer proberen het weerbericht thuis op de tv te volgen. Het thema weer kan aanleiding zijn tot een gesprek over klimaten, jaargetijden met hun kenmerken, windrichtingen, verschijnselen in het land van herkomst, kleding, ziekten, winter en zomersporten enzovoorts. En voor gevorderden eventueel spreekwoorden en gezegden die met het weer en/of het klimaat te maken hebben: ‘als donderslag bij heldere hemel’, ‘het regent pijpenstelen’.
14 Bron: Gilde Zeist
DE NEDERLANDSE TAAL - Thema’s
Thema’s 1
DE NEDERLANDSE TAAL - Thema’s
Thema’s 2 Dagdelen en dagen van de week, data Voor afspraken maken en aangeven wanneer je bent verhinderd, zijn namen van weekdagen en tijdsaanduidingen die met dagdelen hebben te maken van groot belang. Je kunt ze daarom goed in combinatie met elkaar oefenen. Enkele mogelijkheden: Met iemand die naar school gaat, kun je het rooster doornemen: Uitdrukkingen: de morgen/ochtend 's morgens/'s ochtends vóór de middag
de middag 's middags
de avond 's avonds
de nacht 's nachts
ná de middag
met 's: 's maandags 's woensdags zonder 's: dinsdags donderdags alternatief: op maandag en dergelijke
‘s zaterdags vrijdags
‘s zondags
van... tot.... •
Je kunt afspraken maken oefenen, eventueel gecombineerd met een gefingeerd telefoongesprek.
•
Als je dat doet met een agenda erbij, zijn ook de data en de namen van de maanden van belang.
•
Je kunt belangrijke data (geboortedata, verjaardagen, feesten) doornemen.
•
Hoe ziet een dagindeling eruit? Door de week? ln het weekend? Tijdens de ramadan?
•
Schooltijden, dagindeling van de kinderen? Wanneer moeten ze huiswerk maken? Wanneer naar training?
Als je dit soort oefeningen doet, is het zinvol hierop de volgende keer nog even kort terug te komen of nog even kort te (laten) herhalen: hoe was het ook al weer? Bij deze oefeningen wordt ervan uitgegaan dat de deelnemer de kloktijden en de getallen kent. Overigens kan het oefenen daarvan geen kwaad. Denk aan telefoonnummers, data, jaartallen, huisnummers of bijvoorbeeld een spelletje mens erger je niet of ganzenbord, waarbij je hardop moet tellen en lezen. Hardop tellen en lezen kunnen veel problemen opleveren én voorkomen. Vergelijk het maar met onze eigen problemen als een Fransman wat erg snel ‘mille neuf cent quatre-vingt dix-huit’ uitspreekt!
15 Bron: Gilde Zeist
CULTUURVERSCHILLEN CULTUURVERSCHILLEN
Cultuur - Referentiekader Cultuur = geheel van waarden en normen die een leidraad vormen voor denken en handelen. Elke cultuur is uniek. Ieder mens heeft een eigen manier van denken, voelen en doen aangeleerd door alles wat hij/zij heeft meegemaakt. Denk hierbij aan: · het land waar u bent opgegroeid · de buurt of stad waar u vandaan komt · de opleiding die u heeft genoten · uw opvoeding · de vrienden waarmee u omgaat. Referentiekader Al deze factoren bepalen hoe u denkt, voelt en handelt. Zij bepalen uw interesses, wat u belangrijk vindt, hoe u reageert en welke beslissingen u neemt. Samen vormen zij uw referentiekader. Het referentiekader van mensen beïnvloedt de manier waarop ze met elkaar communiceren. Mensen met een zelfde soort referentiekader communiceren vaak makkelijker met elkaar dan mensen met een heel verschillend referentiekader. Als u praat met iemand die u al jaren kent, heeft u vaak veel minder woorden nodig om elkaar te begrijpen dan wanneer u praat met een totale vreemde. Een groot verschil in referentiekader betekent dat zender en ontvanger extra hun best moeten doen om elkaars gedachten, bedoelingen en gevoelens te volgen. Referentiekader = geheel aan gewoontes, regels en normen waarnaar een mens zich in zijn handelen, denken en voelen richt. De zender moet woorden gebruiken die de ontvanger kan begrijpen. Dit is een probleem als de zender en ontvanger uit verschillende landen komen en dus een verschillende taal spreken. Maar ook als ze uit hetzelfde land komen kunnen zender en ontvanger verschillende ‘talen’ spreken.
Allochtoon Allochtoon = een persoon van wie tenminste één ouder in het buitenland geboren is. Belangrijke culturele verschillen De moderne westerse culturen zijn grofmazig: G-cultuur. De traditionele niet-westerse culturen zijn fijnmazig: F-cultuur. Dat wil zeggen: In G-culturen zijn mensen in de eerste plaats individuen, die verantwoordelijk zijn voor eigen gedrag. Mensen bepalen hun gedrag grotendeels zelf. -> De identiteit in een G-cultuur wordt bepaald door eigen waarden en normen, door eigen zingeving van je leven.In F-culturen speelt de groepsgebondenheid een heel grote rol. Mensen zijn vooral groepslid en verantwoordelijk voor het groepsbelang. Het gedrag van mensen ligt voor een groot deel vast in gedetailleerde gedragsregels. -> De identiteit in een F-cultuur wordt bepaald door de plaats die je in de groep inneemt en door de waarden, normen en zingeving van de groep.
16
•
Interculturele communicatie is communicatie tussen personen uit verschillende culturen. In de Nederlandse samenleving bedoelen we daarmee communicatie tussen allochtonen en autochtonen.
•
Interculturele communicatie kan ook communicatie zijn tussen mensen uit hetzelfde land, maar behorend tot verschillende sociaaleconomische groepen of subculturen.
•
Bij communicatie met allochtonen, mensen met een andere culturele achtergrond, is het van groot belang om kennis te hebben van elkaars waarden, normen en/of referentiekader. Communicatie tussen mensen verloopt beter als men zich verdiept in elkaars culturele achtergrond. Een onbevooroordeelde houding is daarbij belangrijk.
•
Culturele verschillen veroorzaken verschillen in communicatie, gedrag, waarden, normen en denk- en leefpatronen. Interpretaties, waarderingen en beleving van de sociale werkelijkheid in de ene cultuur staan soms lijnrecht tegenover die in een andere cultuur.
•
De onbekendheid met de emotionele betekenis die een bepaald begrip, gebaar of handeling voor de ander heeft kan bij interculturele contacten tot problemen leiden. Beide partijen beschouwen hun eigen gedrag als normaal en het gedrag van de ander als abnormaal.
•
Wanneer mensen in een voor hen vreemde cultuur terechtkomen, hebben ze de neiging om alle informatie die ze krijgen letterlijk te nemen. Terwijl het soms bijvoorbeeld gaat om een standaarduitdrukking, een zegswijze of een beleefdheidsfrase. Het is moeilijk voor de ander om te weten welk gedrag werkelijk iets betekent en hoe je dit moet interpreteren.
•
Een goede interculturele communicatie is - volgens Pinto - mogelijk wanneer men werkt volgens de Drie Stappen Methode: 1. Het leren kennen van de eigen cultuurgebonden waarden en normen. Welke regels en codes zijn van invloed op het eigen denken, handelen en communiceren? 2. Het leren kennen van de cultuurgebonden normen en waarden van de ander 3. Het leren omgaan met de verschillen.
17
CULTUURVERSCHILLEN
Interculturele communicatie
BO Basisonderwijs
VO Voortgezet onderwijs
MO Middelbaar onderwijs
HO Hoger onderwijs/ WO Wetenschappelijk onderwijs
8 jaar (leeftijd:4 -12 jaar)
VMBO 4 jaar
MBO
HBO
WO
HBO
WO
ONDERWIJS
Onderwijs - schema
HAVO 3 jaar HAVO 5 jaar VWO/Gymnasium 6 jaar
WO
VMBO
Voorbereidend Middelbaar Beroeps Onderwijs
MBO
Middelbaar Beroeps Onderwijs (wordt gegeven in ROC - Regionaal Onderwijs Centrum)
HAVO
Hoger Algemeen Vormend Onderwijs
HBO
Hoger Beroeps Onderwijs (wordt gegeven in Hoge Scholen)
⇓
⇓
VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Atheneum Gymnasium ⇓
WO
Wetenschappelijk Onderwijs (wordt gegeven op Universiteiten)
Nederlandse universiteiten:
Amsterdam UVA (universiteit van Amsterdam) Amsterdam VU (vrije universiteit) Delft TU (technische universiteit) Eindhoven (technische universiteit) Enschede (technische universiteit) Groningen Leiden Maastricht Rotterdam Tilburg Utrecht Wageningen LU (landbouw universiteit)
Bron: 18 Gilde Zeist
Boekentips SamenSpraak, Amsterdammers helpen nieuwkomers met de taal Wout van Doornik en Jan Ruiter Uitgeverij Dabar-Luyten – 2000 ISBN 90-6416-373-1 Nederlands als tweede taal in de volwasseneneducatie Jan Hulstijn, Ruud Stumpel, Bart Bossers en Chris van Veen Uitgeverij Meulenhoff Educatief ISBN 90-280-2228-7 Klank & toon Basiscursus uitspraak Nederlands Vera Berendsen Uitgeverij Auctor ISBN 90-5436-137-9 Verstaanbaar Spreken Karolien Thio en Margreet Verboog Uitgeverij Coutinho - 1999 ISBN 90 6283 897 9 De spijker op de kop Berna de Boer, Birgit Lijmbach Uitgeverij Coutinho - 2002 ISBN 90 6283 300 4 Grammaticale Termen Michel Vrisekoop Uitgeverij Coutinho - 2001 ISBN 90 6283244 X Van Dale Pocketwoordenboek Nederlands als tweede taal Uitgeverij Van Dale Lexicografie - 2003 ISBN 90 6648 072 6 Prijsindicatie: 14,95 euro Van Dale Oefenwoordenboek Nederlands als tweede taal Uitgeverij Van Dale Lexicografie - 2004 ISBN 90 6648 075 0 Prijs: 5,95 euro Hoe maakt u het? - De Nederlandse taal in haar culturele context Jenny van der Toorn-Schutte Uitgeverij Boom, Amsterdam 1997 Het Beeldwoordenboek, 5000 Nederlandse begrippen in woord en beeld D. Faber, T. Roorda, B. Venema Uitgeverij Wolters-Noordhoff, Groningen 2003 Start!-krant (maandelijks 10x per jaar) Eenvoudig communiceren, Amsterdam Allemaal Andersdenkenden, omgaan met cultuurverschillen Geert Hofstede
19
Uitgeverij Contact – 1993 ISBN 90-254-6913-2 Een tipje van de sluier (over de islam) Joris Luyendijk Uitgeverij Podium B.V. - 2001 ISBN 90-579-0948 Islam verhalenderwijs Anton Wessels Uitgeverij Nieuwerzijds ISBN 90-571-2015-1 Gevlucht: bepakt en bezakt Karin Verkaar Stichting Vluchtenlingenwerk Zeist Tel: 030-6917768 Bagage, kennis van de Nederlandse samenleving Nelleke Koot Uitgeverij Coutinho ISBN 978-90-469-0071-0 ‘Doe maar gewoon’ (met 99 tips voor het omgaan met Nederlanders) Hans Kaldenbach Uitgeverij Prometheus ISBN10 9044601830 ISBN13 9789044601831
20
Interessante links voor Gilde SamenSpraak-koppels Integratie/inburgering •
www.hetbegintmettaal.nl - informatie over inburgeren.
•
www.ind.nl - site van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
•
www.handreikinginburgeringgemeenten.nl - HANDIG geeft informatie over de belangrijkste thema’s van de wet Inburgering.
•
www.degeschiedenisvaninburgering.nl - informatie over wet- en regelgeving en de onderdelen van het inburgeringprogramma.
•
www.integratie.net - gericht op integratie van minderheden in Nederland, met name in de grote steden.
Nederlands als tweede taal (NT2) •
www.nederlandsalstweedetaal.nl - informatie over studiemateriaal voor mensen die Nederlands willen leren en de mogelijkheid dit te bestellen, maar ook online quizzen, oefeningen en een web community.
•
www.nt2.nl - leermiddelen voor NT2 en inburgering.
•
www.nt2taalmenu.nl - veel gratis oefeningen.
•
http://nt2.kennisnet.nl - voor NT2-studenten, met oefenmateriaal, hulpmiddelen, informatie over de samenleving en Nederland..
•
www.taalthuis.com - site in het Nederlands én Engels, met een gratis online taalcursus (voor beginners vanaf zes jaar oud), veel plaatjes en oefeningen.
•
www.margoo.be - Belgische site om Nederlands te leren met veel oefeningen op vier verschillende taalniveaus.
•
www.taalnet.nl - site in tien talen; internetcursussen Nederlands voor oud- en nieuwkomers; de eerste lessen zijn vrij uit te proberen; ook taalspelletjes en links naar online woordenboeken in twaalf talen.
•
www.learnonline.nl - via internet Nederlandse spelling en grammatica oefenen, geschikt voor zelfstudie of ter ondersteuning bij Nederlandse les.
Nederlandse taal • www.onzetaal.nl - site van het Genootschap Onze Taal. •
www.taalunieversum.org - site van de Nederlands Vlaamse taalunie.
21
Ministeries en overheden •
www.overheid.nl - toegang tot alle websites van de Nederlandse overheid.
•
http://europa.eu - site van de Europese Unie in diverse talen.
Divers •
www.forum.nl - site van FORUM, het instituut voor multiculturele ontwikkeling.
•
www.uaf.nl - site van de stichting voor vluchtelingstudenten UAF: ondersteunt studerende asielzoekers en vluchtelingen met geld, advies en begeleiding.
•
www.vluchtelingenwerk.nl - site van VluchtelingenWerk Nederland.
•
www.etv.nl - site van educatieve televisie (samenwerking vier grote steden): laagdrempelige programma’s voor volwassenen over taal, werk, vrije tijd.
•
www.nov.nl - site van vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV): zet zich in voor de belangen van vrijwilligers.
•
www.sociaalraadslieden.nl - site biedt vorm van maatschappelijke dienstverlening, gericht op kosteloze en laagdrempelige sociaaljuridische advisering aan ‘gewone’ burgers op zeer breed terrein (bv. bij helpen invullen van formulieren).
22