Werk maken van duurzaam, energiezuinig wonen Verslag rondetafel: 30 juni 2004, 9-12u, Provincie Antwerpen, Berchem
Aanwezigen: Bosmans Dietmar (coördinator Arbeid & Milieu), Malin Nicole (Edutec), Vanhoutte Valérie (Arbeid & Milieu), Timmermans Georges (CIR), Peeters Veerle (Duurzaamheidsambtenaar Mortsel), Cosaert Donaat (Viwta), Van Bockhaven Wendy (ACLVB), Clé Rudy (de Goede Woning), van Praet Els (PIH), Schurmans An (duurzaamheidsambtenaar stad Antwerpen), Desmet Mike (BBL), Mostien Kathleen (FVBBouwpool), Dumarey Yves (Natuurpunt), Devent Georges (glasfederatie), Dekocker Greet (Informazout), Schram Harry (EHA!), Geijsels Jos (ANRE), Delannoye Hans (HDCV bvba), Marrecau Christophe (Passiefhuis-Platform), Van Camp Kris (sociaal verhuurkantoor), De Schepper Dirk (architect), Possemiers Toon (Ceon), Van Lint Sylvia (Ceon), Willems Tom (ACV), Verbeeck Dirk (Kamp C). -Tom Willems (ACV) heet iedereen welkom, legt kort het doel en de werking van Arbeid & Milieu vzw uit, overloopt het programma van de rondetafel en geeft wat meer uitleg over het ‘waarom’ van de rondetafels: ‘Werk maken van duurzaam, energiezuinig wonen’. -Valérie Vanhoutte (Projectmedewerkster Arbeid & Milieu vzw) geeft een algemene inleiding over het thema ‘werk maken van duurzaam, energiezuinig wonen’ en haalt eveneens aan waarom het nodig is dat rond dit thema gewerkt wordt. De tekst van deze uiteenzetting vindt u terug in ‘Presentatie 1: Inleiding’. -Dirk Verbeeck (Kamp C) stelt de werking en het ontstaan van Kamp C voor. Kamp C is het provinciale centrum duurzaam bouwen en wonen van de provincie Antwerpen en heeft als doel het duurzaam en energiezuinig bouwen promoten door het geven van cursussen, een bibliotheek en een tentoonstelling. De tekst van deze uiteenzetting vindt u terug in ‘Presentatie 2: Kamp C’. Aansluitend op de uiteenzetting van Dirk Verbeeck volgde een opmerking vanuit het publiek: Jos Geijsels (ANRE): ‘De controle in de EPR-regelgeving is niet bedoeld als externe controle, maar het is de bedoeling dat de architect zichzelf controleert. Die controle dient net om de positie van de architect te versterken en zijn rol duidelijker te maken.’ Dirk Verbeeck (Kamp C): ‘Volgens die regelgeving is de architect ook een subsidieconsulent. Momenteel moet de architect de volledige subsidieregelgeving kennen, terwijl dat hoe langer hoe minder eenvoudig is. Naast de subsidies voor energiebesparende maatregelen zijn er nog enorm veel andere subsidies. Veel architecten gaan een subsidieconsulent onder de arm nemen, net zoals ze ook een externe controleur gaan aannemen. Er wordt steeds meer gespecialiseerd, denk maar aan de isolatiespecialist. Er zijn ook al architectenbureau’s die hun eigen bureau opsplitsen in een afdeling ontwerp en een afdeling uitvoering. Die specialisatie gaat zich meer en meer doorvoeren.’
‘Daarenboven kan een woning perfect geïsoleerd zijn, maar het gedrag van de bewoners bepaald ook voor een groot deel hoeveel energie gebruikt wordt. Dat is een aandachtspunt waaraan nog gewerkt moet worden.’ -Sylvia Van Lint en Toon Possemiers (CEON) geven een uiteenzetting over de werking van Ceon. Ceon biedt arbeidsgerichte milieuopleidingen aan voor kansengroepen en werknemers aangestuurd vanuit verschillende (milieu)beleidsplanningen en regelgeving. Ze bieden onder andere de opleiding installateur duurzaam energiegebruik aan. Meer informatie vindt u in ‘Presentatie 3: Ceon’. Kathleen Mostien (FVB-Bouwpool): ‘Is het de bedoeling om werkzoekenden die bijvoorbeeld bij de VDAB een opleiding gevolgd hebben, daarna bij jullie verder bij te scholen of zijn jullie opleidingen in de eerste plaats alleen voor werknemers?’ ‘Er zijn verschillende sporen mogelijk, maar voorlopig moeten we ergens beginnen. Het eerste spoor dat we nu volgen is naar de werknemers toe. Alle onze opleidingen zijn sowieso erkend door de VDAB. Met de VDAB zijn eveneens gesprekken bezig rond de opleidingen CV en sanitair. Op dit moment zijn er in het Antwerpse bijna geen opleidingen sanitair en nu zijn we aan het kijken welke opleidingen ontwikkeld moeten worden en of samenwerken mogelijk is. Het is mogelijk dat we na de vakantie deelmodules aanbieden aan werkzoekenden.’ Na de pauze start het rondetafelgesprek. Tom Willems (ACV): Het behalen van resultaten op vlak van energiezuinig wonen zal voor een groot deel afhangen van de keuzes van de consument. Zijn gedrag zal een grote invloed hebben op het energieverbruik. Hoe moeten we de consument trachten te bereiken en meer specifiek de minder milieubewuste consument. Wat is de ervaring van een aantal educatieve organisaties hier rond de tafel? Christophe Marrecau (Passiefhuis-Platform): ‘Er moet een meer geconcentreerde aanpak komen. Wat baat het als de bouwheer moeite doet, maar de aannemer niet - of omgekeerd? Het is zeker zo dat de consument geïnformeerd moet worden, maar dat geldt ook voor de aannemer. Zowel de aanbodzijde als de vraagzijde moet bespeeld worden. Ook de vraag moet gestimuleerd worden, zodat de vraag het aanbod creëert.’ ‘Wat wij als Passiefhuis-Platform doen, is vorming geven, en overheden en particulieren stimuleren zodat ze weten wat de mogelijkheden zijn die de markt biedt. Ook overheden moeten gestimuleerd worden. Antwerpen plant binnenkort de ontginning van een site, met een 500-tal huizen. Daar ligt een kans om energiezuinige en comfortabele woningen neer te zetten. De kans om aan de bevolking en aan de werkgevers te tonen dat energiezuinig wonen haalbaar, betaalbaar en comfortabel is. Het zou heel jammer zijn mocht er geen duurzaamheid geïntroduceerd worden. En zo zijn er vele projecten.’ ‘Naar de particulieren toe speelt de media een grote rol (kranten, tv, radio) en moet er breed gecommuniceerd worden op frequente basis. Waarom niet in prime time? Er moeten ook meerdere organisaties en kanalen zijn die de boodschap verspreiden want zo komt de boodschap geloofwaardiger over. Nu zijn er al heel wat organisaties die meestal in dezelfde
richting communiceren dus is nu niet het probleem. Zo’n actie in prime time hoeft niet per definitie veel geld te kosten en zeker niet als verschillende organisaties samen werken.’ Georges Devent (Glasindustrie): ‘De Belgische industrie maakt reeds lang (Thermopane, 1948) dubbele beglazing en tevens maakten ze driedubbele beglazing. Van die driedubbele beglazing is de industrie echter afgestapt doordat de ruiten steeds groter werden en dus ook zwaarder wat zeer belastend was voor de werknemers. Ook de garantie speelt een rol. De glasfabrikanten in België staan zelf borg voor de 10-jarige waarborg van hun producten (in tegenstelling tot Duitsland waar dit geregeld wordt door het afsluiten van verzekeringen). Uit studies (o.a. van de Waalse Gemeenschap) blijkt daarenboven dat de verhouding energiewinst/meerprijs voor een K lager dan 1,1 NIET rendabel is (dit maakt slechts 1% van de markt uit)! De Belgische glasfederatie wil dus uit reden van rentabiliteit voor de verbruiker de k-waarde beperken tot 1,1. De Belgische industrie is om bovenstaande redenen niet happig op driedubbel glas en produceert het dan ook niet meer. Het Passiefhuis kijkt echter naar Duitsland en blijft het driedubbel glas promoten waardoor er een stijgende vraag is naar dergelijk glas, glas dat dus moet ingevoerd worden vanuit het buitenland wat een dalende tewerkstelling in België creëert. We moeten ook aan de vraagzijde werken. Hoe kan een stad ervoor zorgen dat ook private eigenaars gaan voldoen aan de strengere normen? Hoe kan men dat verplichten? Veerle Peeters (duurzaamheidsambtenaar Mortsel): ‘Wij geven subsidies maar wel meer bij verbouwingen dan bij nieuwbouw. Bij nieuwbouw gaan we geen zaken subsidiëren die sowieso verplicht zijn. In Mortsel is er ook niet zo heel veel bouwgrond meer, dus veel nieuwbouw kennen we ook niet.’ Dirk Verbeeck (Kamp C): ‘Op dit moment is subsidie blijkbaar hét instrument waarmee we energiezuinig wonen proberen te promoten. Een gemeente of een stad die zich daarvoor wil engageren, kan het energiezuinig bouwen gewoonweg verplichten. Als stad kan je aan de verkaveling opleggen dat alle woningen een K-norm van K35 hebben bijvoorbeeld. Dit geldt zowel voor een verkaveling als een bpa. Er hebben in het verleden vreemdere zaken in bpa’s gestaan dan dit. Voorwaarde is natuurlijk dat de stad het moet willen. Dan zijn er geen subsidies meer nodig. In België is de situatie wel wat anders dan bijvoorbeeld in Nederland omdat een groot deel van de huizen in handen is van particulieren. In Nederland zijn er heel wat grote bouwmaatschappijen, en daar moet je enkel de top proberen te sensibiliseren. In België moet op dit moment telkens opnieuw de individuele bouwheer overtuigd worden. We moeten ons meer gaan focussen op het beleid, op mensen die verantwoordelijk zijn voor hele wijken.’ Veerle Peeters (duurzaamheidsambtenaar Mortsel): ‘We denken er wel aan om een voorbeeldproject op te starten. Geen passiefhuis (dat is wat te duur) maar wel een laagenergiewoning.’ Christophe Marrecau (Passiefhuis-Platform): ‘Even reageren op die kostprijs. Een passiefhuis is een woning met een K-waarde die te vergelijken is met K-15. Het is een huis dat heel goed geïsoleerd en intelligent geventileerd wordt, zodat er geen verwarming nodig is. De kosten van een passiefhuis zijn ongeveer even hoog als een laag-energiewoning. Bij een
passiefhuis betaal je meer aan isolatie maar je komt op een peil waar geen verwarming en koeling nodig is, dus dat drukt de kosten ten opzichte van een laag-energiewoning. ’ Lokale besturen kunnen hun best doen, maar is de bouwsector mee? Meer bepaald de architecten? Dirk De Schepper (architect): ‘Eerst en vooral moeten er me een aantal andere zaken van het hart. Als men spreekt over ecologisch bouwen, dan moeten we in eerste instantie denken aan renovatie en stedelijk wonen. Men kan niet ecologischer wonen dan in een rijwoning in de stad. De isolatienorm van een rijwoning is gigantisch.’ ‘Naar werkgelegenheid toe merk ik dat de aannemers zich heel moeilijk aanpassen aan de nieuwe markt, aan de renovatie. Dat is maar langzaam aan het veranderen. Als we het hier dan de hele tijd hebben over wie de beste is qua isolatie, dan raken we geen stap vooruit. We moeten in de eerste plaats gaan verbreden: de hele markt proberen te bespelen. Het bioecologisch bouwen is een markt op zich, het is een niche en daar moeten we vanaf.’ ‘De particulier ga je niet kunnen overtuigen met subsidies, dus we kunnen het best al die REG-premies afschaffen en het uitgespaarde geld in informatiecampagnes steken. Mensen die zonnepanelen willen, zullen die sowieso wel plaatsen. Als ze dan achteraf horen dat er subsidies voor te krijgen zijn, dan vinden ze dat mooi meegenomen, maar dat geeft niet de doorslag. Met die premies bereik je alleen de believers die toch al de maatregel gingen doorvoeren.’ ‘Er moet ook voor gezorgd worden dat de verschillende duurzame materialen veel meer beschikbaar zijn. Dat is nu echt een probleem.’ ‘Verder zie ik mensen die zich specialiseren in schilderen met biologische verf, maar nog niet geleerd hebben wat het schildersberoep is. Let wel, daar moet op zeker op gewezen worden in de schildersopleiding, maar bijvoorbeeld eerder als specialisatie. Men moet letten dat de volgorde juist zit. In alle geval vind ik dat al de mensen die iets willen doen in ecologisch bouwen, niet moeten proberen de beste te zijn, maar moeten werken in de breedte.’ Denkt u dat de meeste architecten mee zijn met de nieuwe EPR-regelgeving? Dirk De Schepper (architect): ‘Al die regelgeving is eigenlijk niet meer te volgen. Niet alleen de milieuwetgeving, het gaat over alle wetgeving samen. Het is niet te geloven hoe jaar na jaar alle regels veranderen. Dit gezegd zijnde is de EPR haalbaar op papier’. Dirk Verbeeck (kamp C): ‘Dat is ook zo met de K-waarde. Die moet uitgerekend en bewezen worden op papier. Als alles meezit, zitten die berekeningen ook nog in de aanbesteding, maar plots moet er bespaard worden en wat vliegt er als eerste uit – de condensatieketel of het hoogrendementsglas of de isolatie. Na een tijdje beantwoordt die woning niet meer aan de K-55. Hetzelfde was te verwachten met die EPR-regelgeving. Daarom dat die verslaggever er bijgekomen is, die op het einde van de bouw wel degelijk ondertekent dat de woning volledig voldoet aan de berekende waarden en er ook de verantwoordelijkheid voor neemt.’ Donaat Cosaert (Viwta): ‘Het is echt een kansspel. Zowel de bouwheer, de architect als de aannemer moet overtuigd zijn, anders is er een probleem. Iedereen kan het kaartenhuisje in elkaar doen storten.’
‘Indien een huis gebouwd wordt, heb je twee stukken theorie. Je hebt de sterkteleer (dat een huis niet instort) maar ook de bouwfysica (dat een huis leefbaar is). Die twee zaken zijn niet te scheiden. Over de sterkteleer is er geen discussie, maar als iemand de garantie wil dat zijn huis leefbaar is, dan kan dat niet. Dat snap ik niet. De enige bedoeling van die nieuwe regelgeving is dat ook die tweede tak onderbouwd en aanvaard wordt.’ Dirk De Schepper (architect): ‘De bouw is een markt-economisch gebeuren dat sterk beïnvloed wordt door de vraag. Mijn klanten vragen nooit naar het comfort van een woning. Ze vragen alleen of de woning niet zal instorten en dat het niet binnen regent.’ Misschien wordt energiezuinig bouwen te veel voorgesteld als een last in plaats van een lust. Dirk De Schepper (architect): ‘Niemand is bereid er meer voor te betalen.’ Maar het is toch in het algemeen belang en als het verplicht wordt, dan moet er toch niet meer over gediscussieerd worden? Christophe Marrecau (Passiefhuis): ‘Energiezuinig bouwen is niet alleen in het algemeen belang, maar ook in het eigen belang maar het komt niet meteen tot uiting.’ Harry Schram (Ecohuis): ‘Wat in deze zeer nuttig kan zijn, is met al die informatie over energiezuinig wonen een dag of twee op een bouwbeurs gaan staan. Daar lopen allemaal mensen met bouwplannen. Dan zie je dat mensen bijvoorbeeld geen probleem hebben om duurdere tegels te kiezen. Die mensen moeten en kunnen aangesproken en overtuigd worden. Maar wat is het juiste moment om mensen iets te vragen? Wat is het omslagpunt? Duurzaam bouwen moet meer en meer verplichtend worden. Het milieu heeft de tijd niet meer om te wachten tot het vanzelf gebeurt.’ Hans Delannoye (HDCV bvba, Bouwunie): ‘De overheid legt ook iets op, dat ze zelf niet doet. Dat is een belangrijk punt. De overheid bouwt nog altijd zonder isolatie. Dat is toch een heel slecht voorbeeld met een belangrijk effect.’ Donaat Cosaert (Viwta): ‘Maar wat betreft kantoren is er nog geen regelgeving op dit moment. Het komt er gelukkig wel.’ Jos Geijsels (ANRE): ‘In de beleidsplannen staat er nu wel dat de overheid een voorbeeldfunctie moet hebben, dus er komt verandering in.’ We moeten minder in de diepte gaan werken, en meer in de breedte, wordt hier daarnet gezegd. Hoe kunnen we bijvoorbeeld groepen als huurders en kansarmen bereiken of de eigenaars van die huizen? Rudy Clé (de Goede Woning): ‘Wij verhuren sociale woningen. We proberen bij nieuwe en renovatieprojecten om energiezuinig te bouwen. Daar investeren we zwaar in. Het enige nadeel is dat de middelen beperkt zijn en dat die meerkost zich vertaalt in een hogere huurprijs voor de huurder die deels gecompenseerd wordt in een lager energiegebruik. Het spijtige aan het sociale huurstelsel is dat de armsten een huurverhoging het meeste voelen.
Als suggestie denk ik dat een aantal zaken, die van een maatschappelijk nut zijn, macroeconomisch moeten gefinancierd worden. Ik ben niet tegen die subsidies en premies, zowel huisvestingsmaatschappijen en particulieren hebben er iets aan, zeker als het gekoppeld wordt aan factoren als energiezuinig wonen.’ Mike Desmet (BBL): ‘Energie besparen is niet alleen een zaak van investeren maar ook van gedragsverandering. In samenwerking met Stebo Genk hebben we geprobeerd om in een kansarme buurt door voortdurende sensibilisatie, een energiebesparing van 8% te realiseren in 6 maanden tijd door tips te geven als koken met het deksel op de pot. Tips waarbij geen investering nodig was. We hebben er gewerkt met energiemeesters en na zes maanden besparen die mensen ongeveer een 7 à 8%.’ Bereik je zo niet opnieuw alleen de believers? Mike Desmet (BBL): ‘Ik denk dat veel mensen opnieuw in hun oude patroon gaan vallen, als de energiemeesters wegvallen. Voor die kansarme mensen is het echter ook een zaak van overleven. Iedere euro die ze besparen is belangrijk. Velen waren er ook heel positief over.’ Yves Dumarey (Natuurpunt): ‘Naar het schijnt is 35% van de bevolking helemaal niet geïnteresseerd in energiezuinig wonen.’ Kris Van Camp (Sociaal verhuurkantoor): ‘Het probleem is dat huurders meestal de middelen niet hebben om energiezuinige investeringen te doen, en dat de eigenaars geen interesse hebben omdat zij de energiefactuur niet moeten betalen. Wil er beweging komen in deze problematiek, dan is er dus echt wel nood aan subsidies om eigenaars te stimuleren. Als je de huurder zelf wil stimuleren, dan is er vooral nood aan informatie die op een eenvoudige manier gebracht is en die gebracht is in meerdere talen. Ik merk dat er echt wel interesse is want energiezuinig wonen heeft een directe inslag op de portemonnee. Het is echter niet eenvoudig om de informatie over te brengen. Onze doelgroep leest de folders meestal niet, die zijn meestal ook te moeilijk.’ Kan het energieprestatiecertificaat, dat een richtlijn is op Europees niveau, hier geen oplossing bieden? Jos Geijsels (ANRE): ‘Dat energieprestatiecertificaat kan nog even duren maar het is wel de bedoeling dat het er komt. Een dergelijk certificaat kan vergeleken worden met een label. Mensen die een huis huren kunnen dat label inkijken en zo zien aan welke elektriciteitsfactuur ze zich kunnen verwachten. Zo’n label kan er wel voor zorgen dat de huurprijzen gaan stijgen. Huizen met een goed label zullen hogere prijzen hebben en kansarmen hebben er dan weer geen toegang tot. Jos Geijsels (ANRE): ‘Dat zal de markt moeten uitwijzen’. Hans Delannoye (HDCV bvba, Bouwunie): ‘In Duitsland is zo’n label al op vrijwillige basis ingevoerd en men merkt wel dat huurders er naar vragen. Het concept begint ingang te vinden, mensen beginnen te vergelijken. Ik weet echter niet of zo’n label de prijzen de
hoogte in jaagt. In Zwitserland kunnen mensen die energetisch gaan bouwen meer lenen dan anderen, dat is bij ons toch niet denkbaar. We hadden beter een bank uitgenodigd!’ Veerle Peeters (duurzaamheidsambtenaar Mortsel): ‘Wij hadden het idee om samen met stad Antwerpen luchtfoto’s te maken van de huizen zodat mensen die een huis wilden kopen/huren konden zien of het dak van dat huis goed geïsoleerd was. Jammer genoeg kan het niet door de wet op de privacy.’ Hans Delannoye (HCDV bvba, Bouwunie): ‘Dat werkt ook niet. Als iemand bijvoorbeeld zijn bovenste verdiep niet gebruikt en zijn vloer van dat verdiep goed isoleert, dan is er ook geen probleem.’ Harry Schram (Ecohuis): ‘De manier waarop er gecommuniceerd wordt met de bevolking is heel belangrijk. Het feit dat je geen warmteverlies ziet, betekent niets want dat kan allerlei oorzaken hebben. Het feit dat je warmteverlies hebt, dat is belangrijk en daar moet iets aan gedaan worden.’ Het Dulomi-project in stad Antwerpen. Zijn daar huurders bij betrokken? An Schurmans (duurzaamheidsambtenaar stad Antwerpen): ‘Het Dulomi-project dat ‘Antwerpen Kyoto’ heet, heeft als eerste doel het beheer van de eigen infrastructuur. De eigen gebouwen energiezuinig maken. Een tweede doel is de verschillende doelgroepen, waaronder de sociale huurders, sensibiliseren. De bewustmaking verloopt redelijk goed (er is wel wat interesse) maar de uitvoering is iets anders. We krijgen bijvoorbeeld heel wat aanvragen van mensen die info willen over de zonneboiler, maar het aantal mensen dat effectief een premie aanvraagt voor de installatie van een zonneboiler, is miniem. Naar mijn gevoel zijn de premies toch wel een belangrijke stimulans maar er zijn ook nog andere stimuli nodig.’ De premies op zich zijn niet genoeg. Het probleem is waarschijnlijk ook het initiële bedrag dat op tafel gelegd moet worden. Er moet een keuze gemaakt worden tussen zovele zaken. Greet Decocker (Informazout): ‘Van vele investeringen is de terugverdientijd te lang. Misschien zou er een systeem als leasing bedacht kunnen worden. Dit systeem zou dan uitgevoerd kunnen worden door de netbeheerders of door de banken.’ Dirk Verbeeck (Kamp C): ‘De terugverdientijd is blijkbaar heel belangrijk maar ik heb nog niemand horen vragen wat de terugverdientijd van een keuken of een wagen is. Dat is meten met verschillende maten en gewichten. Het probleem met energiezuinig bouwen is dat je een heel zware begininvestering hebt. Die investering kan wel gespreid worden. Zo is van een aantal zaken noodzakelijk dat ze onmiddellijk uitgevoerd worden tijdens de bouwperiode, zoals het isoleren. Isolatie rendeert het best, beter als een zonneboiler bijvoorbeeld (die op zich ook goed rendeert, maar dat is minder urgent). In het buitenland bestaan er zelfs firma’s die isolatie gaan plaatsen in huizen en de eigenaars kunnen die firma’s terugbetalen met de minderkost op de energiefactuur.’
Harry Schram (Ecohuis Antwerpen): ‘Dat is het geval in Oostenrijk. Het is begonnen met de grote, institutionele klanten – maar het wordt nu ook aangeboden aan particulieren. Door de maandelijkse bijdrage gaat de energieleverancier je huis relighten en/of isolatie plaatsen om toch maar een zo laag mogelijke energiekostprijs te hebben. Ze gaan eigenlijk diensten verkopen in plaats van producten.’ Christophe Marrecau (Passiefhuis Platform): ‘De meerkost van isolatie is inderdaad een belangrijk aspect. Isolatie zie je niet en dat bepaalt in belangrijke mate de keuze van de consument. Investeren in een keuken is veel meer zichtbaar, dat geldt zelfs ook voor een zonneboiler bijvoorbeeld.’ ‘Wat betreft het terugverdieneffect, is de federale overheid nu op de proppen gekomen met het derde betalers principe. Dat is nog niet actief, zeker niet naar de particuliere consumenten, maar er zou een mogelijkheid kunnen bestaan om die aanvankelijke meerinvestering te laten financieren door een bedrijf of een bank en die dan te laten terugbetalen aan de hand van de lagere energiefactuur.’ Sylvia Van Lint (Ceon): ‘Vanuit onze ervaring en vanuit het scala van mogelijkheden rond energiezuinig bouwen, kan ik toevoegen dat er toch wel betaalbare installaties en ingrepen zijn. Door de dagelijkse contacten met de installateurs, merk ik dat er veel te weinig informatie voorhanden is om dat soort van aanbod ook naar de consument toe te lichten. Ook moeten de vooroordelen tegen het terugverdieneffect eens onderzocht worden. Vele consumenten gaan naar een aannemer of een installateur toe en die gaat nemen wat hij kent en het onbekende terrein blijft voor hem onbekend. Vele mensen kennen het scala van betaalbare mogelijkheden niet. Als wij met onze opgeleide mensen bedrijven binnenstappen, zeggen de werkgevers dat ze er niets mee kunnen doen want zo’n zaken installeren zij niet! Ook de vakfederaties geven toe dat er een grote leemte aan vakkennis is. Greet Dekocker (Informazout): ‘Heel veel installateurs kennen inderdaad de basis niet. Wij pleiten echt om vanuit de basis meer opleidingen aan te bieden. Velen weten zelf niet hoe ze een ketel moeten vervangen laat staan energiezuinige ketels. Vele aannemers weten ook niet hoe de regelgeving in elkaar zit. Regelgeving is goed, maar die moet wel opgevolgd worden en duidelijk blijven. Met die nieuwe regelgeving is dat niet zo het geval.’ Georges Devent (Glasfederatie): ‘Ik wil nog zeggen dat de premies wel degelijk een invloed hebben. Er zijn drie groepen. De groep met weinig geld zal geen veranderingen doorvoeren. De grote tussengroep die onder invloed van de premies en informatie beslist om het glas te gaan vervangen, en dan nog de groep met veel geld die bang is om die veranderingen aan te geven omdat ze denken dat hun kadastraal inkomen zal stijgen. Die premies hebben op het gebied van glas wel een invloed gehad. Niet dat we meer glas verkocht hebben maar wel meer isolerend glas.’ Is er nog iemand rond de tafel die iets kwijt wil? Hans Dellanoye (HDCV bvba, Bouwunie): ‘Uit veel gesprekken blijkt toch dat het vormingspakket mank loopt. Isolatie plaatsen is niet zo eenvoudig, maar haast niemand geeft daar les over, Ceon uitgezonderd,. Dat euvel moet vanaf de middelbare school aangepakt worden. Maar dan stoot je meteen op het probleem dat er weinig mensen te vinden zijn die isolatie kunnen plaatsen en er les over kunnen geven. Niet dat er niets gebeurt, maar in de
praktijk is er is altijd wel iets dat tegenzit: te weinig tijd, te weinig middelen. Je moet eerst voor de opleiding zorgen en dan pas voor de wetgeving om te isoleren.’ Greet Dekocker (Informazout): ‘Eén van de fiscale maatregelen is de energie-audit, maar er zijn geen auditors en nergens kan je de opleiding volgen. Dat is ook een probleem.’ Hans Delannoye (HDCV bvba, Bouwunie): ‘Iedereen kan op dit moment auditor worden. De regels zijn er en pas dan gaat men kijken hoe men het zal doen. Er moet meer geïsoleerd worden maar niemand kan het dus gaan we voor een opleiding zorgen. Eigenlijk draaien we de zaken om.’ Nicole Malin (Edutec): ‘In de bouwsector worden er heel veel inspanningen gedaan om mensen op te leiden via het FVB. Aannemers kunnen mensen zo goed als kosteloos laten opleiden, maar de wil bij de aannemers is toch zeer klein. Bij grote bedrijven: geen probleem, maar zeker in de sector van de isolatie en verwarming zijn nogal wat kleine firma’s actief. Als je polst is er wel interesse en is iedereen overtuigd van het nut, maar als je dan een opleiding aanbiedt, zijn er vaak onvoldoende inschrijvingen omwille van allerlei redenen.’ Hans Delannoye (HDCV bvba, Bouwunie): ‘Er is een verschil tussen nascholing en bijscholing. Als je iedere dag acht uur werkt is het soms moeilijk om erna nog opleiding te gaan volgen.’ Nicole Malin (Edutec): ‘De mogelijkheid bestaat om die opleiding binnen de werkuren te gaan volgen en de kosten voor de werkgever worden terugbetaald. Ook naar scholen toe worden er opleidingen aangeboden en als we dan gaan kijken wie er gebruik van maakt is het nihil.’ Dan rest mij alleen nog om iedereen te bedanken. We hebben al jullie grieven opgeschreven en zullen ze bundelen in een brochure naar de vakbond toe. Op die manier hopen we ons steentje bij te dragen aan een bredere sensibilisatie.