WERK
MAKEN VAN EROSIEBESTRIJDING
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
Colofon
Inhoud
Samenstelling en redactie: Karel Vandaele en Ireen Librecht Advies- en ingenieursbureau Soresma nv
Voorwoord
1
I. Bodemerosie … wat en waar?
2
Natuurlijk verschijnsel? Langs geulen en ravijnen Bodemerosie … Wanneer en hoeveel? Gevolgen van bodemerosie? Wordt het erger?
3 4 6 6 8
II. Erosie bestrijden
9
Hari Neven, Martien Swerts, Liesbeth Vandekerckhove en Norbert Leyman Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
Fotografie: Philippe Granval, Hari Neven, Jean Poesen, Peter Priemen, Martien Swerts, Karel Vandaele, Liesbeth Vandekerckhove, Patrick Vanhopplinus
Verantwoordelijke uitgever: Jean-Pierre Heirman Directeur-generaal AMINAL Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 Brussel
Depotnummer: D/2002/3241/310 Uitgave: Herwerkte versie November 2002 Lay-out en druk: Geers Offset nv, Oostakker Gedrukt op milieuvriendelijk papier Deze publicatie kunt u aanvragen via de Vlaamse Infolijn (tel. 0800-3 02 01) of via www.vlaanderen.be of bij de afdeling Land (tel. 02-553 21 86) De afdeling Land maakt deel uit van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer (AMINAL)
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
Erosiebestrijdingstechnieken Goede landbouwpraktijken en basisbodemkwaliteit Minimale bodembewerking Hou de bodem bedekt … Ploegen na de oogst Lineaire elementen en bufferstroken Grasgangen Aanleg van opvangsystemen Herbebossing / Permanent grasland Strokenbouw en contourbewerking
10 11 12 13 14 15 16 18 19 20
Erosiebestrijding op stroomgebiedsniveau Randvoorwaarden voor erosiebestrijding Geïntegreerde aanpak
21 22 23
III. Wie gaat dat betalen?
24
Het subsidiebesluit voor gemeenten Sensibilisatie en communicatie Het subsidiebesluit voor polders en wateringen Groenbedekking Braaklegging Bebossing van landbouwgronden Beheersovereenkomsten
25 26 27 28 29 30 31
Referenties Nog vragen? Nuttige adressen
32 33 33
Voorwoord Gedurende vele jaren werd de bodemerosieproblematiek in Vlaanderen ruim onderschat. Weinigen hadden oog voor de negatieve gevolgen van dit probleem. Sinds enige tijd krijgt bodemerosie meer aandacht in de media, vooral na hevige of langdurige regen met water- en modderellende tot gevolg. Daarnaast worden velen zich meer en meer bewust van de degradatie van ons bodempatrimonium door erosie. Wat is bodemerosie en waar treedt het op? Welke erosieprocessen resulteren in aanzienlijke bodemverliezen? Wat zijn de belangrijkste oorzaken en gevolgen? Een zinvolle aanpak van het probleem begint met een antwoord op al die vragen. Met deze brochure proberen we daartoe een eerste aanzet te geven. Wie werk wil maken van de bestrijding van erosie vindt in deze brochure een overzicht van de praktisch haalbare mogelijkheden en de financiële stimulansen. De Vlaamse Regering is er zich van bewust dat de bestrijding van bodemerosie in elk geval een geïntegreerde, brongerichte aanpak vereist. Een eenmalige, alleenstaande maatregel kan tijdelijk soelaas brengen, maar biedt op lange termijn meestal geen oplossing. Er wordt in de eerste plaats gekozen voor een stimulerend beleid. Landbouwers en gemeenten zullen financieel ondersteund worden voor het nemen van erosiebestrijdende maatregelen. Pas in tweede instantie wordt gedacht aan het verplicht opleggen van bepaalde maatregelen, en dit slechts onder bepaalde extreme omstandigheden en nadat de stimulerende maatregelen niet de nodige verbeteringen hebben kunnen teweegbrengen. Ik ben ervan overtuigd dat we, mits een goede samenwerking met de landbouw en de gemeenten, het probleem van de bodemerosie efficiënt kunnen aanpakken. De Vlaamse Regering neemt alleszins het engagement op om ook de komende jaren de nodige aandacht aan dit pijnpunt te blijven besteden.
Vera Dua Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw Januari 2001
1
Bodemerosie ... wat en waar? Bodemerosie is een proces waarbij bodemdeeltjes (sediment) losgemaakt en verplaatst worden door water, ijs, wind of bodembewerking. In Vlaanderen neemt vooral bodemerosie door afstromend water zorgwekkende proporties aan. Deze brochure is dan ook toegespitst op bodemerosie door water in al zijn aspecten, van proces tot remediëring.
Grote gebieden in Noordwest-Europa zijn onderhevig aan bodemerosie. Vooral in heuvelachtige gebieden met een zandlemige tot lemige bodem waar intensief aan landbouw wordt gedaan, is bodemerosie niet te verwaarlozen. In Vlaanderen situeren de problemen zich vooral in de hellende leem- en zandleemgebieden van Midden-België: de Vlaamse Ardennen, het Pajottenland, het Hageland en Haspengouw. Voor meer dan 60% van het Vlaams grondgebied is bodemerosie verwaarloosbaar.
Bron: Anton Van Rompaey - Labo voor Experimentele Geomorfologie - K.U. Leuven
2
Natuurlijk verschijnsel? Bodemerosie door water is de resultante van de actie van inslaande regen en het afstromend water enerzijds, en de weerstand van de bodem anderzijds. De factoren die deze processen beïnvloeden, zijn gekend:
1) de neerslag: Hevige of langdurige regens veroorzaken bodemerosie. 2) het reliëf: In vlakke gebieden komt bijna geen watererosie voor. Als de hellingen steiler en langer worden, neemt het erosierisico toe. Bodemerosie manifesteert zich het meest op steile hellingen en in zones waar veel water geconcentreerd wordt (droge valleitjes). 3) het bodemtype: Onze zandleem- en leemgronden behoren tot de meest erosiegevoelige bodems van de wereld. 4) de bodemstructuur: Door een goede bodemstructuur kan meer water (sneller) infiltreren en worden bodemdeeltjes minder gemakkelijk losgemaakt en verplaatst. Bodems verliezen hun stabiele kruimelstructuur, o.m. door een afname van het organisch stofgehalte, het bodemleven en de bodem-pH als gevolg van een verminderd gebruik van organische mest en het wegnemen van gewasresten na de oogst. Bovendien zijn de bodems meer en meer onderhevig aan compactatie door het gebruik van zware landbouwmachines. 5) de vegetatie: Onder een dichte en permanente begroeiing (bv. bos, permanent grasland, …) is er relatief weinig bodemerosie. Bodemerosie wordt echter problematisch wanneer de beschermende werking van de vegetatie permanent of tijdelijk wegvalt (bv. ontbossing, intensieve landbouw met eenjarige teelten, ...).
3
Langs geulen en ravijnen verschillende processen onderkennen Er kunnen verschillende vormen van bodemerosie onderscheiden worden:
B
Geulerosie (rill erosion) treedt op wanneer geconcentreerd afstromend water de bodemdeeltjes losmaakt en verplaatst, waarbij kleine kanaaltjes worden uitgeschuurd. Zolang die nog kunnen weggewerkt worden door normale bodembewerking (bv. ploegen) spreekt men van geultjes.
C
Indien stroomgeulen zo groot worden dat ze niet langer kunnen dichtgeploegd worden of telkens ontstaan op dezelfde plaats, spreekt men van ravijnen (ravijnerosie, gully erosion). Ravijnen kunnen een diepte van meerdere meters bereiken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen tijdelijke ravijnen (E) en bermravijnen (I). Tijdelijke ravijnen vormen zich op plaatsen in het landschap waar water zich concentreert, nl. in natuurlijke drainagelijnen (droge valleitjes) en in ploegvoren of tractorsporen. In uitzonderlijke gevallen kunnen ravijnen, ook in Vlaanderen, reusachtige afmetingen aannemen (J). Bermravijnen worden gevormd waar afstromend water een berm of talud kruist.
4
E
Intergeulerosie (fijnlagige erosie, diffuse erosie, sheet of interill erosion) treedt op wanneer inslaande regendruppels bodemdeeltjes losmaken die door het oppervlakkig afstromend water meegevoerd worden. Dat leidt tot laagsgewijze erosie, die visueel vrijwel niet detecteerbaar is. Enkel wanneer op het oppervlak niet-erodeerbare elementen aanwezig zijn (bv. stenen, oogstresten, …) wordt intergeulerosie zichtbaar door de vorming van kleine aardzuiltjes onder de beschermende elementen.
Bodemdeeltjes die door het afstromend water worden verplaatst (of zich in het afstromend water bevinden), noemt men ‘sediment’. Het geërodeerde bodemmateriaal dat aan de voet van de helling wordt afgezet, is colluvium.
D
Schets ter illustratie van de meest voorkomende bodemerosieprocessen (door water) in Midden-België (naar Farres et al., 1993): A = productie van oppervlakkige afvoer B = intergeulerosie C = geulerosie D = colluvium E = tijdelijk ravijn F = berm G = pijpingang H = pijpuitgang I = bermravijn J = ravijn.
I
J
5
Bodemerosie ... Wanneer en hoeveel? Vermits bodemerosie vooral voorkomt bij hevige of langdurige neerslag met een hoge erosiviteit en een lage vegetatiebedekking, is het risico op erosie het grootst in het (late) voorjaar, in de zomer en in het najaar. Wintergranen kunnen aanleiding geven tot een hoog erosierisico tussen oktober en maart. In het (late) voorjaar en in de zomer zorgen hevige
onweders vaak voor erosieproblemen op akkers met bieten, aardappelen, witloof, maïs, enz. Metingen in het gebied tussen Leuven en Brussel tonen aan dat de maanden juni, juli en augustus verantwoordelijk zijn voor gemiddeld 60% van de totale jaarlijkse erosiehoeveelheid.
De intensiteit waarmee de verschillende erosieprocessen voorkomen is sterk variabel. In Vlaanderen zijn ravijnen (inclusief tijdelijke en bermravijnen) verantwoordelijk voor de helft van het totale erosiebedrag.
Verdeling van de gemiddelde maandelijkse neerslagerositeit op basis van een 100-jarige neerslagreeks te Ukkel (Verstraeten et al., 2001).
Uit meerdere studies blijkt dat op hellende akkergronden in Vlaanderen de erosiebedragen variëren van één tot meer dan 10 ton per hectare en per jaar. In bepaalde gevallen worden waarden van meer dan 100 ton/ha.jaar opgemeten. Algemeen wordt aangenomen dat bodemerosie op termijn problematisch wordt als het erosiebedrag 10 tot 13 ton/ha.jaar overschrijdt (dit stemt overeen met een reliëfverlaging van +/- 0,6 tot 1 mm/jaar). Op plaatsen waar de vruchtbare (zand)leemlaag reeds zeer dun geworden is, ligt de aanvaardbare erosiesnelheid beduidend lager.
Evolutie van de gewaserosiegevoeligheid t.o.v. naakte grond, voor bieten ingezaaid volgens de klassieke manier (na ploegen) en ingezaaid in residu van gele mosterd (Verstraeten et al., 2001).
Gevolgen van bodemerosie? De verplaatsing van het geërodeerd bodemmateriaal blijft in vele gevallen beperkt tot het perceel zelf. Een deel wordt verder hellingafwaarts getransporteerd en wordt afgezet aan de voet van de helling (als colluvium), nog een ander deel komt in de waterlopen terecht. Wanneer we het sedimenttransport in de rivieren van Midden-België vergelijken met de erosiebedragen op de hellingen, dan blijkt
6
dat uiteindelijk ca. 10% van het geërodeerde bodemmateriaal de rivieren bereikt. Dit percentage varieert echter sterk in functie van de kenmerken van het gebied. Waterlopen die een hellend akkerbouwgebied draineren, vervoeren vaak meer sediment. Erosie en het afstromend water kunnen zowel lokaal als stroomafwaarts voor problemen zorgen.
Voor de landbouw Bodemerosie wordt door de landbouwer niet altijd als problematisch ervaren. Deze vorm van landdegradatie vormt echter een reële bedreiging voor de bodemvruchtbaarheid. Dit leidt tot een afname van de gewasopbrengsten op lange termijn. Goede landbouwgrond is een zeer belangrijk en onvervangbaar productiemiddel. Om een duurzame landbouw mogelijk te maken, moet de productiecapaciteit van de gronden op peil blijven en zo mogelijk verbeteren. Op korte termijn zorgt erosie voor belangrijke opbrengstverliezen door het wegspoelen en onderspoelen van (kiem)planten, en voor problemen bij het bewerken van akkers.
Korte termijn
Lange termijn
Lokale effecten
Stroomafwaartse effecten
Opbrengstverlies door wegspoelen en/of begraven van zaaigoed, meststoffen en bestrijdingsmiddelen.
Vervuiling waterlopen door sediment en de hieraan gebonden nutriënten en residu’s van bestrijdingsmiddelen.
Problemen bij de bewerking van akkers.
Overstroming van straten en gebouwen door modderig water.
Vermindering van de bodemkwaliteit.
Dichtslibben van wachtbekkens, waterlopen en rioleringen, wat leidt tot grote hoeveelheden ruimingsspecie.
Vernietiging van archeologisch erfgoed.
Schade aan de waterzuiveringsinfrastructuur. Bijdrage tot eutrofiëring van oppervlaktewater.
Water- en modderoverlast Heel wat woonwijken in Midden-België worden regelmatig geconfronteerd met wateroverlast na lokale, hevige (late voorjaars- en zomer-) of langdurige (winter-) regens. Vaak hebben deze overstromingen een modderrijk karakter. Dit is meestal het gevolg van aanzienlijke bodemerosie op de hoger gelegen landbouwgronden, waardoor, samen met het afstromend water, veel bodemdeeltjes worden vervoerd. De aanwezigheid van sediment in het overstromingswater verergert de schade en ellende voor de getroffen bewoners aanzienlijk. Minstens 53 gemeenten in zuidelijk Vlaanderen worden periodiek geconfronteerd met water- en modderoverlast: lokale overstromingen, modder op wegen en in huizen, enz. De schade voor gemeenten en particulieren loopt jaarlijks op tot miljoenen euro.
7
Slib (waterlopen) Het gedeelte van het geërodeerde bodemmateriaal dat in de waterlopen terechtkomt, zorgt onder meer voor verhoogde kosten voor het onderhoud van waterlopen en voor het verwerken van de bagger- en ruimingsspecie. Metingen tonen aan dat 60 tot 80% van het slib in de waterlopen afkomstig is van bodemerosie. Via het geërodeerde sediment komen bovendien nutriënten en bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater terecht, met negatieve gevolgen voor de oppervlaktewaterkwaliteit. Rioolwaterzuiveringsinstallaties krijgen af te rekenen met een verhoogde slijtage aan de pompinstallaties.
Wordt het erger? Gegevens uit verschillende regio’s van Noord-Europa suggereren dat de frequentie van water- en modderoverlast toegenomen is over de laatste decennia. Dit wordt vooral toegeschreven aan: • wijzigingen in het bodemgebruik: introductie van teelten die de bodem minder bedekken en/of vasthouden (zoals erwten, aardappelen, maïs, …), het scheuren van weilanden, enz; • de schaalvergroting en intensifiëring in de landbouw; • een gebrekkig ruimtelijk beleid, waarbij woningen ingeplant werden in gebieden met een hoge kans op overstromingsproblemen; • enz.
Holle wegen zijn het resultaat van het reeds eeuwen lang steeds dieper uitschuren van de wegen.
8
Bodemerosie is echter geen nieuw verschijnsel. Vanaf het ogenblik dat de mens zijn omgeving begon te ontginnen, komt bodemerosie voor. In het huidige landschap komen verschillende ‘fossiele’ erosievormen voor. Denken we maar aan holle wegen, historische ravijnen, taluds, colluvium aan de voet van een helling en in (droge) valleitjes, enz.
Erosie bestrijden De vraag naar concrete plannen en middelen om aan de erosieproblemen en water- en modderoverlast te verhelpen, is groot. Er moet dan ook dringend werk gemaakt worden van haalbare en efficiënte erosiebestrijding, zowel op perceelsals op stroombekkenniveau. Hierna wordt een aantal kleinschalige technieken voorgesteld, die erosie kunnen beperken. Een aantal eenvoudige maatregelen kan immers al heel wat leed voorkomen. Tot op vandaag werd de erosieproblematiek zelden brongericht en integraal benaderd. De water- en modderoverlast werd in de mate van het mogelijke bestreden door het bouwen van wachtbekkens, het verhogen van de waterloop- en rioolcapaciteit, enz. Bij zeer hevige neerslag is de hoeveelheid oppervlakkig afstromend water echter zo groot, dat dergelijke maatregelen water- en modderoverlast niet kunnen voorkomen. Wanneer een woonkern in een vallei gelegen is, stroomt het met sediment beladen water immers rechtstreeks naar de woonkern toe, zonder dat rioleringen, waterlopen of andere stroomafwaartse maatregelen hieraan kunnen verhelpen. Het voorkomen van bodemerosie en de stroomafwaartse effecten (modderoverlast) moet daarom aan de bron worden aangepakt: op de hellende akker zelf. Daar ligt de grote uitdaging voor de komende jaren. De wijze waarop de mens kan ingrijpen op de factoren die bodemerosie veroorzaken, is sterk plaatsafhankelijk. Daarbij moet rekening gehouden worden met de lokale fysische, technische en sociaal-economische randvoorwaarden. Verschillende erosiebestrijdingstechnieken zijn mogelijk. Naast brongerichte maatregelen (bestrijden van de oorzaak van erosie), zijn bij extreme neerslag ook symptoomgerichte maatregelen nodig (voorkomen van negatieve gevolgen). 9
Grasgang in droge vallei
Ploegen na de oogst
Bufferstroken langs lineaire elementen
Aanleg van aarden dammen
Herbebossing / Permanent grasland
Strokenbouw en contourbewerking
Infiltratie-, bergings- en bezinkingszones
Kleinschalige infrastructuur (verhogen wegen, taluds, …)
Structuurkenmerken bodem
●
●
O
●
O
❍
●
❍
❍
❍
●
Vegetatieve bedekking
●
●
●
❍
O
❍
●
❍
❍
❍
❍
Reliëfkenmerken
❍
❍
●
❍
●
●
❍
●
●
●
❍
Erosie • Geulerosie • Tijdelijke ravijnerosie • Bermravijn
+ + O
+ + O
O + O
+ +/O O
O +/+
O + +/-
+ + +
+/O +/O
+ + +
+ + O
+ + +
Water- / modderellende
+
+
+
+
+/-
+
+
+/-
+
+
+
Goede landbouwpraktijk en basisbodemkwaliteit
Minimale bodembewerking
In onderstaande tabel is aangegeven welke impact verschillende erosiebestrijdingsmaatregelen hebben op de erosie-beïnvloedende factoren, en welk effect de ingreep heeft op de verschillende erosiefenomenen. Een deel van de technieken omvat cultuurtechnische ingrepen en goede landbouwpraktijken gericht op de landbouwer; een ander deel omvat kleinschalige infrastructuurwerken die door de landbouwer kunnen uitgevoerd worden, maar ook door de gemeenten kunnen gecoördineerd worden.
Groenbedekker, mulching
Erosiebestrijdingstechnieken
Erosiebestrijdingstechnieken
Erosie-beïnvloedende factoren
Erosieprocessen
Invloed van bestrijdingstechniek op erosie-beïnvloedende factoren: ● = belangrijke impact; O = beperkte impact; ❍ = geen impact. Invloed van bestrijdingstechniek op processen: + = belangrijke positieve impact; - = negatieve impact; O = neutraal effect; +/O = neutrale tot beperkt positieve impact; +/- = zowel positieve als negatieve impact.
10
Heel wat bekende landbouwpraktijken hebben tot doel een goede bodemstructuur op te bouwen en dragen zo bij tot het vermijden van erosie. Bovendien draagt een goede basisbodemkwaliteit
bij tot een betere productiviteit van de bodem (betere bewerkbaarheid, betere opkomst, verhoogde rooibaarheid, betere doorworteling, optimale vorm van wortelgewassen, verhoogde opbrengst, …).
Erosiebestrijdingstechnieken
Goede landbouwpraktijken en basisbodemkwaliteit
Effecten van een goede bodemstructuur: • Een stevige kruimelstructuur weerstaat beter aan de erosieve inslag van regendruppels, waardoor minder snel verslemping of korstvorming optreedt. • De neerslag kan beter en sneller infiltreren, zodat minder water afstroomt. • Een bodem met stevige kruimelstructuur is beter bestand tegen de erosieve kracht van afstromend water en tegelijk wordt het afstromend water door het ruwe oppervlak afgeremd.
Hoe een goede bodemstructuur behouden en/of opbouwen ? • Het organische stofgehalte verhogen door het inzaaien van groenbedekkers na de oogst en/of het inwerken van voldoende organisch materiaal, zoals stro, oogstresten, stalmest, compost, champignonmest en in mindere mate drijfmest.
De opbouw van een optimale bodemstructuur is de volle verantwoordelijkheid van de landbouwer. Het reliëf en het klimaat vormen een vast gegeven. De bodemstructuur daarentegen wordt gemaakt door de grondgebruiker. Een goede bodemstructuur is van essentieel belang.
Andere goede landbouwpraktijken: • De fijnheid van het zaaibed aanpassen aan de algemene weersomstandigheden en aan het zaaitijdstip (bij voorkeur zo grof mogelijk). • Trekkersporen wissen door een ganzenvoet achter de wielen. • Op sterke hellingsgronden ruggenteelt proberen te vermijden. • Geen monoculturen op sterke hellingsgronden. • Halveren van de hellingslengte van sterke hellingsgronden door splitsing in twee percelen met winter- en zomerteelt. • Geschikte teeltrotatie.
• De bodem-pH optimaliseren door bekalking. • De ontwikkeling van bodemfauna (bv. regenwormen) en bodemflora stimuleren. • Het compacteren van de bodem voorkomen (bv. trekkers en machines met wielen met breed draagvlak en lage bandenspanning, beperking van de werkgangen door combinatiemachines, percelen bewerken in droge omstandigheden).
Wormgangen verhogen de porositeit, en daardoor de infiltratie van regenwater, de verluchting van het wortelstelsel en het waterbergend vermogen. Regenwormen verteren zowel minerale bodemdeeltjes als organisch materiaal en dragen zo in sterke mate bij tot de vorming van een goede kruimelstructuur. Een bijkomend voordeel is het vrijstellen van organisch materiaal in een voor de planten beschikbare vorm.
11
Erosiebestrijdingstechnieken
Minimale bodembewerking Bij minimale grondbewerking worden de vegetatieresten van de tussenteelt (groenbedekker) of van de laatste oogst zoveel mogelijk aan de oppervlakte bewaard. Er zijn verschillende vormen van minimale bodembewerking mogelijk, gaande van een ‘nietkerende’ ploegbewerking tot het volledig achterwege laten van ploegen (directe inzaai, no-till).
Op lange termijn resulteert minimale grondbewerking in een betere bodemstructuur, waardoor meer water kan infiltreren en de bodemdeeltjes minder snel worden losgemaakt en verplaatst. Deze techniek is dan ook enkel effectief wanneer hij jaar na jaar wordt toegepast op hetzelfde perceel.
Voordelen van minimale bodembewerking:
Nadelen van minimale bodembewerking:
• De goede doorworteling verhoogt de samenhang van de toplaag.
• Minimale bodembewerking is minder toepasbaar bij knolgewassen (o.a. bieten en aardappelen). Deze gewassen vereisen een goede bodembewerking om misvormingen en splitsingen van de wortels tegen te gaan.
• Toename van het organisch materiaalgehalte en het biologisch leven (regenwormen, enz.), waardoor de bodemstructuur verbetert en de gewasopbrengst verhoogt. • Verhoging van de infiltratiecapaciteit van de bodem, waardoor minder water afstroomt. De bodemverliezen worden daardoor sterk gereduceerd.
• Minimale bodembewerking is enkel effectief indien het op lange termijn wordt toegepast.
• De gewasresten beschermen de bodem tegen de erosieve werking van vallende regendruppels en afstromend water.
• Noodzaak aan slakkenbestrijding. • Overschakeling naar aangepaste machines is noodzakelijk.
• Lagere arbeids- en brandstofkosten.
Effect van bewerkingsmethode op bodemerosie, hoeveelheid oppervlakkig afstromend water en het afspoelen van nutriënten (Carter et al., 2000).
12
Groenbedekker, mulching & co Een groenbedekker is een gewas dat wordt ingezaaid om de bodem optimaal bedekt te houden. Courante groenbedekkers zijn grassen (Engels en Italiaans raaigras en rogge), kruisbloemigen (bladkool, rammenas, gele mosterd, rapen en zomerkoolzaad), vlinderbloemigen (wikke, klaver en lupine) en phacelia. De inzaai van een groenbedekker kan gebeuren na de oogst van het zomergewas. De bodem blijft dan ook in de winter bedekt. De groenbedekker kan na de winter ingeploegd worden of geoogst worden of gebruikt worden als ondervrucht. Het is wenselijk om de bodem ook in de zomer, tijdens de hoofdteelt, maximaal bedekt te houden door een ondervrucht of dekvrucht onder/tussen de hoofdteelt aan te brengen. Dit kan gebeuren m.b.v. twee verschillende technieken: (1)‘mulchzaaien’ bestaat erin een hoofdgewas (bieten of maïs) uit te zaaien op een perceel bedekt met plantenresten die afkomstig zijn van een vorige teelt of van een bevroren (of gedode) groenbedekker die speciaal hiervoor werd uitgezaaid; Nadelen van een groenbedekker: • Beperkte extra kosten zonder rendement op korte termijn.
Voordelen van een groenbedekker: • Verbetering van de bodemstructuur door: - productie van organische stof en activering van bodemleven (bv. wormen); - doorworteling.
Erosiebestrijdingstechnieken
Hou de bodem bedekt ...
• Bescherming van de bodem tegen druppelinslag (geen verslemping). • Hogere oppervlakteruwheid, waardoor de snelheid van afstromend water afneemt en de erosieve kracht ervan daalt. • Opname van nitraten door de groenbedekker, waardoor de kans op uitspoeling van stikstof in het najaar en in de winter vermindert. • Onkruid krijgt minder ontwikkelingskansen in de snel ontwikkelde gesloten bodembedekking.
(2)‘onderzaaien’ bestaat erin een groenbedekking in de hoofdteelt in te zaaien (bv. inzaaien van gras in jonge maïs). Informatie over de voornaamste groenbedekkers, hun eigenschappen, tijdstip van inzaaien en dergelijke meer, kan worden verkregen bij het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, administratie Land- en Tuinbouw (ALT).
• Zaaien van de hoofdteelt met ondervrucht vergt aangepaste machines. • Late inzaai na late oogst van de hoofdteelt in het najaar geeft minder goede resultaten. • Omwille van het mestoverschot zijn vlinderbloemigen niet wenselijk in de gangbare landbouw, maar enkel in de biologische landbouw.
13
Erosiebestrijdingstechnieken
Ploegen na de oogst Na het oogsten blijft een akker er vaak onbedekt, gecompacteerd en verslempt bijliggen. De neerslag kan daardoor moeilijk infiltreren, zodat snel oppervlakkige afstroming kan optreden. Door het ‘gladde’ bodemoppervlak neemt de stroomsnelheid van het water toe, waardoor de erosiviteit en het risico op geul- en ravijnvorming toenemen.
Om dergelijke fenomenen te vermijden, kan de bodem geploegd worden na de oogst. De verslempte bovenlaag wordt gebroken, zodat de infiltratiecapaciteit van de bodem toeneemt en minder water afstroomt; bovendien neemt de oppervlakteruwheid toe, zodat afstromend water sterk geremd wordt en niet de kans krijgt veel sediment op te nemen en te transporteren.
▲ ▲ !
Om de bodemstructuur niet te vernietigen, mag enkel geploegd worden wanneer de bodem redelijk droog is.
Voordelen van ploegen na de oogst: Toename van de oppervlakteruwheid waardoor: • meer water in de bodem kan dringen; • de snelheid van het afstromend water daalt; Nadelen van ploegen na de oogst: • Een bijkomende bewerking vraagt tijd en geld. • Ploegen na de oogst is enkel effectief wanneer de bodem redelijk droog is. • Deze maatregel heeft slechts een kortetermijneffect en draagt niet bij tot de opbouw van een goede bodemstructuur op lange termijn.
14
• regenwater gestockeerd wordt.
Lineaire elementen zoals houtkanten, heggen, bermen, enz. spelen een belangrijke rol bij erosiebestrijding. Ze bevorderen de infiltratie, remmen het afstromend water en fungeren als sedimentvang. Bufferstroken aan de hellingopwaartse zijde van de lineaire elementen zullen de weerstand tegen watererosie en massatransport nog verhogen. Aanleg en onderhoud zijn zoals bij grasgangen (zie rubriek “Grasgangen”). We kunnen verschillende soorten bufferstroken onderscheiden:
Erosiebestrijdingstechnieken
Lineaire elementen en bufferstroken
• langs wegen; • langs waterlopen; • langs holle wegen; • langs houtkanten en heggen; • langs taluds op perceelsgrenzen. zonder berm
met berm
Voordelen van lineaire elementen en bufferstroken: • Afstromend water wordt afgeremd. • De infiltratie verhoogt. • Meegevoerd sediment wordt opgevangen.
Nadelen van lineaire elementen en bufferstroken:
• De weerstand van bermen en taluds tegen massatransport en erosie neemt toe door de wortelmat.
• Areaalverlies. • Bijkomende kost voor onderhoud. • Risico op verhoogde pijperosie door gravende dieren, afgestorven wortelsystemen, …
15
Erosiebestrijdingstechnieken 16
Grasgangen Afstromend water concentreert zich in natuurlijke drainagelijnen (droge valleitjes, ‘thalwegen’) en wendakkers. Door de erosieve kracht van het water, is het risico op vorming van geultjes en ravijnen hier het grootst. Ravijnerosie kan worden bestreden door de bodem tegen uitschuring te beschermen, bijvoorbeeld door het aanleggen van een grasgang of het dichter inzaaien van gewassen (bv. wintergranen) in de thalweg. Onderzoek heeft aangetoond dat sterk gecompacteerde bodems ingezaaid met gras, de bodem beter verankeren en de snelheid (en dus de erosieve kracht) van het afstromend water verlagen.
Waar een grasgang voorzien?
Aanleg en onderhoud
De aanleg van een grasgang is het meest aangewezen in de thalwegen, omdat het water zich daar van nature concentreert en de vorming van ravijnen voorspelbaar is. De breedte van een grasgang is afhankelijk van de verwachte hoeveelheid op te vangen sediment komende van het stroomopwaartse gebied. Meestal zijn grasgangen tussen 9 en 30 m breed en bedekken de volledige valleibodem. Rekening houdend met de afmetingen van landbouwmachines (o.a. maaimachines) is het aanbevolen de breedte van een grasgang als een veelvoud van 3 m uit te voeren. De optimale breedte van de grasgang is een strook waardoor een waterlaag van 0,5 m dik kan passeren.
Het gras moet worden ingezaaid (bv. 100 kg/ha) op een tijdstip dat het snel groeit en dat er weinig erosierisico is (bv. een droge periode in augustus - september). Het betreft een mengsel van doorlevende grassoorten die zichzelf regenereren, het hele jaar door een goede bedekking geven, droogtebestendig en vorstbestendig zijn, een sterke en diepe wortelmat vormen en zorgen voor een goede ruwheid, ook na een recente maaibeurt. Maaien kan 1 à 2 keer per jaar, maar is niet vereist. Het is noodzakelijk dat het maaisel afgevoerd wordt. Begrazing kan eventueel gedoogd worden in droge omstandigheden. In droge omstandigheden kunnen (maai-)machines probleemloos over de grasgang rijden. Wanneer het nat is, dient dit zoveel mogelijk vermeden te worden. Bij de aanleg kan eventueel een ondiepe uitgraving voorzien worden om het water beter te geleiden. Men kan ook dammetjes en erosiepoelen combineren met de grasgang om het water nog meer af te remmen en/of te bufferen. Meer informatie over grasstroken en andere opvangsystemen vindt u in de brochure “Kleinschalige erosiebestrijdingswerken - Een praktijkvoorbeeld”.
Erosiebestrijdingstechnieken
▲ ▲ !
Voordelen van een grasgang: • De beworteling en de vegetatieve bedekking zorgen voor een betere structuur en samenhang van de bodem, waardoor die meer bestand is tegen de uitschurende kracht van het water. • Vermindering van de snelheid van het afstromend water, waardoor de erosieve kracht van het water daalt en de meegevoerde bodemdeeltjes afgezet worden (sedimentvang). • Toename van de infiltratie.
Er mag niet geploegd worden parallel met de grasgang! Daardoor kunnen ‘nevengeulen’ ontstaan naast de grasgang, zodat het effect van de grasgang volledig tenietgedaan wordt. Er mogen ook geen grachten worden aangelegd parallel met de grasgang.
Nadelen van een grasgang: • Areaalverlies. • Moeilijk aan te leggen over percelen van verschillende eigenaars. • Cultuurtechnisch niet evident (meestal niet aan de rand van een perceel). • Bijkomende kost voor aanleg en onderhoud. • Er mag niet bewerkt worden parallel met de grasgang (gevaar voor ontstaan van ‘nevengeulen’).
17
Erosiebestrijdingstechnieken
Aanleg van opvangsystemen Om te beletten dat oppervlakkig afstromend water en het meegevoerde sediment via de valleitjes verder stroomafwaarts stroomt en daar water- en modderellende veroorzaakt, kunnen stroomopwaarts opvangsystemen voorzien worden, waar het afstromend water kan blijven staan, infiltreren of verdampen, en het meegevoerde sediment kan bezinken.
Voordelen van opvangsystemen: • Stroomopwaarts capteren en stockeren van afstromend water.
Zo kunnen op regelmatige plaatsen bijvoorbeeld aarden dammen, overstromingsof bezinkingszones worden aangelegd. Dit kan op perceelsniveau gebeuren (door landbouwers), of per blok van percelen (gemeenten). Daarbij wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van de bestaande topografie (bv. ophogen van een weg die de vallei dwarst).
• Bufferend effect bij extreme neerslag; aftopping piekdebieten in de waterlopen stroomafwaarts. • Opvang en sedimentatie van geërodeerde bodemdeeltjes binnen éénzelfde (of toch naburig) perceel.
Aanleg van een aarden dam
Nadelen van opvangsystemen:
De dam moet voldoende breed en hoog zijn om het afstromend water te capteren; de dimensies moeten berekend worden in functie van de te verwachten hoeveelheid afstromend water. De dam wordt over de hele lengte op hetzelfde peil aangelegd en is op het hoogste punt tussen 0,3 en 1,5 m hoog; de helling bedraagt maximaal 45°. Voor grote dammen is een verstevigde overloop aangewezen. In de dam kan best een knijpopening voorzien worden, zodat een beperkt debiet kan doorgelaten worden en de buffer geleidelijk kan leeglopen.
• (Beperkt) areaalverlies. • Kostprijs en onderhoud. • Gevaar voor doorbraak bij zeer extreme regens.
Aarden dammen dienen aangelegd te worden dwars op de richting van de thalweg.
De dam kan gecombineerd worden met een stroomopwaarts uitgegraven bufferzone (erosiepoel) van hoogstens 0,5 m diep. Hierbij wordt de dam opgehoogd met het uitgegraven materiaal, waardoor de grondbalans in evenwicht blijft. Op de aarden dam en de bufferzone kan men het best gras zaaien. De inzaai en het onderhoud zijn ook hier zoals beschreven in de rubriek “Grasgangen”.
18
Geul- en intergeulerosie worden zeer sterk gereduceerd indien de bodem voldoende bedekt is met vegetatie. Bij een gelijkmatige spreiding van de vegetatie (dus niet bij rijgewassen) kan men stellen dat een grondbedekking van 30% de geul- en intergeulerosie al met 80% reduceert t.o.v. een onbedekte bodem.
Het permanent bedekt houden van de bodem (met gras, meerjarige teelten of bos) is dus een efficiënte erosiebestrijdingstechniek. Grasland dat gelegen is op strategische plaatsen moet zoveel mogelijk behouden worden. Het gaat om potentieel erosiegevoelige percelen, percelen stroomafwaarts van een hellend gebied waar bodemerosie plaatsgrijpt (bv. intensieve akker- of tuinbouw) en/of waarover overmatig veel oppervlakkig water afspoelt (bv. fruitplantages).
Erosiebestrijdingstechnieken
Herbebossing / Permanent grasland
Waar een grasland of bos voorzien? Bos- en graslandpercelen worden bij voorkeur gesitueerd op sterk hellende percelen of op percelen die regelmatig met erosiefenomenen geconfronteerd worden. Grasland kan overal ingezaaid worden, in het bijzonder op strategisch gelegen locaties. Bospercelen dienen echter bij voorkeur zoveel mogelijk stroomopwaarts in het bekken aangelegd te worden (op de ‘koppen’). De aanwezigheid van akkers stroomopwaarts van bospercelen kan aanleiding geven tot het ontstaan van bosravijnen. Een bosbodem is immers zeer ‘los’ en gemakkelijk uitschuurbaar.
Voordelen van herbebossing / permanent grasland: • Stijging van de infiltratiecapaciteit van de bodem en dus minder oppervlakkige afstroming. • Betere fixatie en structuur van de bodem door beworteling. • Oppervlakteruwheid bevordert de sedimentatie. • Interceptie (geen rechtstreekse druppelinslag).
19
Erosiebestrijdingstechnieken
Strokenbouw en contourbewerking
Bij strokenbouw wordt op aanpalende percelen een verschillend gewas geteeld. Door de afwisseling van teelten met een verschillende bodembedekkingsgraad en/of bodemruwheid, wordt geërodeerd sediment opgevangen en niet verder stroomafwaarts meegevoerd.
Bodembewerking volgens de hellingsrichting bevordert de ontwikkeling van geultjes.
Voordelen van strokenbouw: • Reductie van de hellingslengte. • Sediment wordt slechts over korte afstanden verplaatst. Voordelen van contourbewerking: • De ploegvoren fungeren als kleine dammetjes die het water ophouden, waardoor minder snel afstroming optreedt.
Contourbewerking is het bewerken van de bodem loodrecht op de hellingsrichting. Daardoor wordt vermeden dat door het ploegen reeds kleine stroomkanaaltjes worden ‘voorgevormd’, waarlangs het water gemakkelijker zijn weg hellingafwaarts vindt.
▲ ▲ !
20
Contourbewerking kan bij hevige stortbuien aanleiding geven tot de vorming van (tijdelijke) ravijnen in natuurlijke drainagelijnen. Indien nodig moet de thalweg voorzien worden van een grasgang.
Door de omvang en het geïntegreerd karakter van ruilverkaveling en landinrichting, zijn deze projecten het instrument bij uitstek om de erosieproblematiek op een gebiedsgerichte manier aan te pakken. De remediërende maatregelen kunnen zowel betrekking hebben op de herverkaveling, als op cultuurtechnische aspecten, als op het onttrekken van gronden aan landbouwgebruik en het specifiek inrichten van deze gronden voor erosiebestrijding.
Erosiebestrijdingstechnieken
Erosiebestrijding op stroomgebiedsniveau
Landinrichting: • Behoud / herstel en aanleg van lineaire landschapselementen (houtkanten, bermen, taluds, enz.). • Aanleg van groenstroken langs waterlopen.
Herverkaveling: • Grootte en oriëntatie van de kavel. • Omzetten van akkerland naar bos of permanent grasland. • Kavelpatroon aanpassen aan topografische en hydrologische kenmerken van het landschap.
Cultuurtechnisch: • Verhogen infiltratie- en buffercapaciteit van grachten. • Aangepast verhardingstype voor de wegen. • Aanleg van opvangsystemen.
BE = grasgang, T = talud, TB = beboste talud, MT = erosiepoel, PI = overstroombare weide, F = gracht, FT = gracht met talud, FC = ringgracht, FD = buffergracht (Chambre d’Agriculture de Seine Maritime et de L’Eure, A.R.E.A.S.).
21
Erosiebestrijdingstechnieken
Randvoorwaarden voor erosiebestrijding De intensiteit waarmee de mens erosie kan voorkomen en bestrijden, is afhankelijk van fysische, technische en sociaal-economische factoren en varieert daarom sterk. Landbouw, bodembescherming, landinrichting, integraal waterbeheer en algemeen milieubeheer zijn immers niet van elkaar los te koppelen zodat elk verantwoord erosiebestrijdingsplan zal moeten rekening houden met: • Fysische randvoorwaarden; • Cultuur- / beheerstechnische randvoorwaarden; • Sociaal-economische / landbouweconomische randvoorwaarden: - De oplossing moet technisch efficiënt zijn. - De voorgestelde oplossing moet voor de landbouwbedrijven en de overheid financieel haalbaar zijn. - De oplossing moet bovendien politiek haalbaar zijn en ze moet in het landelijk gebied rekening houden met de gekoppelde belangen van zowel boeren als niet-agrariërs.
Hypothetisch voorbeeld van inrichtingswerken op gemeentelijk niveau: gemeenten kunnen samenwerking tussen landbouwers bewerkstelligen, bv. bij de aanleg van een grasgang over verschillende percelen.
22
Erosie is een natuurlijk fenomeen en heeft steeds bestaan. Dit proces wordt in sterke mate door menselijk toedoen beïnvloed, en de impact ervan is de voorbije decennia toegenomen. Wellicht lijkt de strijd tegen erosie voor velen complex en onoverkomelijk. Toch is een geïntegreerde aanpak ervan mogelijk, mits een voldoende onderkenning van het probleem. Een aantal van de beschreven erosiebestrijdingstechnieken kan vrij gemakkelijk op een grote oppervlakte worden toegepast. Sommige, meer ingrijpende maatregelen, zijn enkel in extreme omstandigheden aangewezen. In elk geval moet de aanpak steeds beginnen aan de bron. Een optimale bodemstructuur en de toepassing van de gangbare goede landbouwpraktijken zijn de basistechnieken van erosiebestrijding voor elke landbouwer. Met aangepaste maatregelen, zoals breedwerpig zaaien, ploegen na de oogst, het gebruik van groenbedekking, het realiseren van een optimale bodem-pH, het verhogen van de hoeveelheid organisch materiaal, en het stimuleren van het biologisch leven in de bodem, kunnen reeds de eerste resultaten bereikt worden. Dit alleen volstaat echter niet om bodemerosie te voorkomen. Er zijn bijkomende inspanningen nood-
zakelijk. Het inzaaien in ondervrucht en het toepassen van minimale grondbewerking zijn zeer effectief, en, mits het aanwenden van de juiste werktuigen, toepasbaar door heel wat landbouwers. Bij de keuze van de akkerbouwteelt is het de verantwoordelijkheid van de landbouwer om rekening te houden met de erosiegevoeligheid van het perceel. Wie overschakelt naar een intensievere teelt, moet het risico goed inschatten.
Erosiebestrijdingstechnieken
Geïntegreerde aanpak
In akkerbouwgebieden is het omzetten van het bodemgebruik naar permanent grasland en bos vooral aangewezen in sterk hellende zones. Een doordachte inplanting is van cruciaal belang om het effect zo optimaal mogelijk te benutten. Structurele ingrepen, zoals strokenbouw, tussenschakeling van grasstroken, bufferstroken langs (holle) wegen en taluds, en aanleg van bufferbekkens, vullen het gamma van maatregelen aan. Ze zullen vooral bij hevige regen helpen om de verplaatsing van bodemmateriaal en de water- en modderoverlast stroomafwaarts te beperken. Omwille van de reële kans op zeer hevige lokale regenbuien, zijn structurele ingrepen noodzakelijk naast de maatregelen die eerder ingrijpen op de sluipende erosieprocessen.
DUS: Om erosie te bestrijden is een aangepaste mix van maatregelen nodig: bij voorkeur brongerichte maatregelen, maar ook symptoomgerichte maatregelen voor periodes van hoge neerslag. 23
Wie gaat dat betalen? Het in goede conditie houden van de bodem is uiteraard de verantwoordelijkheid van iedere landbouwer. Heel wat van de voorgestelde bestrijdingstechnieken gaan echter verder dan de algemeen aanvaarde goede landbouwpraktijk. Landbouwers die bereid zijn deze technieken toe te passen, worden dan ook financieel ondersteund. Er bestaan reeds een aantal financiële instrumenten, die echter niet specifiek voor erosiebestrijding ontwikkeld werden. In de toekomst zullen landbouwers ook beheersovereenkomsten kunnen afsluiten voor het treffen van erosiebestrijdende en erosiebeperkende beheersmaatregelen zoals het behoud van strategisch gelegen grasland, het aanleggen van grasbufferstroken, grasgangen en kleine dammetjes of het toepassen van minimale en niet-kerende bodembewerking. Gemeenten en provincies zullen een gelimiteerde steun kunnen geven bovenop de vergoeding van de afgesloten beheersovereenkomsten op voorwaarde dat de gemeente beschikt over een goedgekeurd erosiebestrijdingsplan en dat de betrokken percelen gelegen zijn binnen het plangebied. De verschillende beheerspakketten zullen in een aparte brochure worden toegelicht. Voor ingrepen op een schaal groter dan het individuele perceel, voorziet het Erosiebesluit subsidies voor het uitvoeren van kleinschalige, brongerichte erosiebestrijdingsmaatregelen door gemeenten. Via de nieuwe samenwerkingsovereenkomst met het Vlaamse Gewest kan een gemeente ook een subsidie krijgen voor de aanleg van een demonstratieveld, voor het organiseren van een excursie naar een demonstratieveld buiten de eigen gemeente, voor het inrichten van informatiesessies en voor het individueel benaderen van landbouwers in probleemgebieden. Ook polders, wateringen en verenigingen van polders of verenigingen van wateringen krijgen rechtstreeks financiële steun van het Vlaamse Gewest voor het uitvoeren van bepaalde waterhuishoudkundige voorzieningen in en rond waterlopen, die de aanvoer van sediment en erosiemateriaal tegengaan.
24
Gemeenten kunnen sinds de goedkeuring van het Erosiebesluit (Besluit van de Vlaamse regering van 7 december 2001 houdende de subsidiëring van de kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen die door de gemeenten uitgevoerd worden) subsidies ontvangen voor het uitvoeren van kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen. De maatregelen zijn brongericht en kunnen zowel het opmaken van een erosiebestrijdingsplan als het uitvoeren van erosiebestrijdingswerken zoals grasstroken, dammetjes, buffergrachten, erosiepoelen, …, omvatten. De subsidies bedragen: • 12,50 EUR/ha voor het opmaken van een gemeentelijk erosiebestrijdingsplan; • 75 % van de totale investeringskosten voor het uitvoeren van erosiebestrijdingswerken.
Instrumenten
Het subsidiebesluit voor gemeenten
Het plan kan worden opgemaakt voor heel de gemeente of voor een deel van de gemeente. Om de goedkeuring van het plan en de subsidie te bekomen, moet het plan worden opgemaakt volgens de “Code van goede praktijk voor het opmaken van een gemeentelijk erosiebestrijdingsplan”. De gemeente kan zowel werken uitvoeren op eigen gronden als op gronden van derden. Bij het uitvoeren van erosiebestrijdingswerken worden zowel de werken als de grondinname gesubsidieerd. De werken dienen beheerd te worden (instandhouding en onderhoud) gedurende 20 jaar. De informatieve brochure “Kleinschalige erosiebestrijdingswerken - Een praktijkvoorbeeld” illustreert het ontwerpen en uitvoeren van erosiebestrijdingswerken aan de hand van concrete voorbeelden uit de gemeente Gingelom.
Meer informatie? Contacteer de afdeling Land van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap of lees de brochures “Wegwijzer doorheen het erosiebesluit Subsidies voor plannen en werken” en “Kleinschalige erosiebestrijdingswerken Een praktijkvoorbeeld”. 25
Instrumenten
Sensibilisatie en communicatie
Meer informatie? Gemeenten die een samenwerkingsovereenkomst hebben afgesloten met het Vlaamse Gewest kunnen een subsidie krijgen voor de aanleg van een demonstratieveld, voor het organiseren van een excursie of voor het inrichten van een informatieavond of -namiddag en voor het individueel benaderen van landbouwers in bepaalde gebieden. De subsidies bedragen: • 125 EUR voor het aanleggen van een demonstratieveld van minstens 50 are; • 50 EUR voor het organiseren van een informatieavond of -namiddag; • 250 EUR voor een excursie met minstens 15 landbouwers; • 50 EUR per individueel benaderde landbouwer met percelen in de gebieden ‘knelpunten bodem’ op het erosiebestrijdingsplan.
26
Contacteer de afdeling Land van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap of lees de “Infokrant”.
De totale subsidie voor de eerste 3 maatregelen samen kan maximaal 425 EUR/jaar bedragen. Tijdens de opmaak van een erosiebestrijdingsplan kan geen aanspraak gemaakt worden op de bijkomende subsidie voor het organiseren van een informatiesessie. Om te kunnen genieten van een vergoeding voor de individuele benadering van landbouwers met percelen in probleemgebieden moet de gemeente beschikken over een goedgekeurd erosiebestrijdingsplan.
Bestrijding van erosiemateriaal in en rond waterlopen Door de goedkeuring van het “Besluit van de Vlaamse regering van 18 januari 2002 houdende het toekennen van een gewestbijdrage aan polders en wateringen, verenigingen van polders of verenigingen van wateringen voor het uitvoeren van bepaalde waterhuishoudkundige werken en tot vastlegging van de procedure inzake subsidiëring van deze werken” kunnen polders en wateringen een gewestbijdrage ontvangen voor het opstellen van een waterhuishoudingsplan of voor het uitvoeren van werken inzake waterbeheer. De maatregelen beogen een brongerichte aanpak, in en rond de waterloop, om wateroverlast, waterverontreiniging, aantasting van het natuurlijk milieu van het watersysteem, verdroging en erosie te voorkomen of te remediëren. Het plan wordt opgemaakt voor de subhydrografische zones, ook wel VHA-zones genoemd, waar de polder of de watering deel van uitmaakt. Bij voorkeur wordt er gewerkt op deelbekkenniveau (subhydrografische zone) in samenwerking met de betrokken gemeenten en provincie. Bij het uitvoeren van werken worden zowel de werken als de grondinname gesubsidieerd.
Instrumenten
Het subsidiebesluit voor polders en wateringen De bestemming van het onroerend goed mag niet worden gewijzigd zonder toestemming van de bevoegde minister. De gewestbijdrage bedraagt: • 12.500 EUR vermenigvuldigd met een correctiefactor per subhydrografische zone (het plangebied / deelbekken kan bestaan uit meerdere subhydrografische zones), voor het opstellen van een waterhuishoudingsplan. • 50 tot 75% van de totale investeringskosten voor het uitvoeren van werken inzake waterbeheer, afhankelijk van de aard van het werk. De subsidie bedraagt 75% van de totale investeringskosten voor de aanleg van onder meer: - wacht- of retentiebekkens die noodzakelijk zijn voor: * de duidelijke vertraging van de afvoer van oppervlaktewater en hemelwater; * de verhoging van de infiltratiemogelijkheden van oppervlaktewater en hemelwater; - voorzieningen die de aanvoer van sedimenten en erosiemateriaal naar de waterlopen tegengaan; - zand- en/of slibvangen.
Meer informatie? Contacteer de afdeling Water van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
27
Instrumenten
Groenbedekking Elke landbouwer, zowel in hoofdberoep als in nevenberoep, kan een premie genieten om de kosten voor het inzaaien van groenbedekking te vergoeden. De premie bedraagt 50 EUR/ha.jaar. De groenbedekker moet gezaaid worden voor 1 november en minstens tot 15 februari behouden blijven. Na 15 februari kan de groenbedekker geoogst of ingeploegd worden, maar hij kan ook na een eventuele, bij voorkeur mechanische, vernietiging behouden blijven als mulch bij directe inzaai van het volgende gewas. De landbouwer heeft keuze tussen volgende groenbedekkers: meerdere soorten klaver en raaigras, wikke, snijrogge, bladkool, bladrammenas, gele mosterd, lupinen en phacelia. De landbouwer dient jaarlijks in het totaal minstens 2 ha groenbedekkers
28
te zaaien gedurende 5 opeenvolgende jaren. Alle percelen (akkerbouw, tuinbouw) komen in aanmerking. Met betrekking tot erosiebestrijding worden groenbedekkers bij voorkeur ingezaaid op de meest erosiegevoelige percelen. Voor de gesubsidieerde percelen met groenbedekker mag geen verhoogde bemesting worden aangevraagd in het kader van het mestdecreet. Onder bepaalde voorwaarden kan wel een subsidie worden aangevraagd in het kader van beheersovereenkomsten of biologische landbouw.
Meer informatie? Contacteer de afdeling Land- en Tuinbouwvorming van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
In het kader van het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid krijgen akkerbouwers een subsidie per hectare (bv. 418,32 EUR/ha.jaar in de leemstreek voor het jaar 2002). Een akkerbouwer die voor meer dan de oppervlakte die overeenkomt met een productie van 92 ton graan (bv. 13,86 ha voor de leemstreek) deze oppervlaktesteun wil krijgen moet 10% van de beteelde oppervlakte braak laten
De braakpercelen moeten voldoen aan de algemene voorwaarden voor de akkerbouwpremies (o.a. premiegerechtigd zijn en minstens 30 are groot en 20 meter breed zijn). Op de braakpercelen kan men ofwel een spontane vegetatie laten ontwikkelen ofwel allerhande toegelaten gewassen inzaaien (zoals gras, klaver, enz.).
Instrumenten
Braaklegging liggen voor een periode van 1 jaar of van 2 tot 5 jaar (meerjarige braak). Daarnaast kan door iedere akkerbouwer een vrijwillige braak tot 40% van het akkerbouwareaal aangevraagd worden. De oppervlaktesteun wordt uitbetaald zowel voor de beteelde als voor de braakoppervlakte.
Meer informatie? Contacteer het Bestuur voor het Landbouwproductiebeheer van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
In beide gevallen moeten de percelen onderhouden worden en de onkruiden mogen niet in zaad komen. Tijdens de braakperiode zijn de bodems beschermd tegen erosie. In het kader van erosiebestrijding worden de verplichte of vrijwillige braakpercelen dus het best op de meest erosiegevoelige akkers gepland.
29
Instrumenten
Bebossing van landbouwgronden Publiekrechtelijke, privaatrechtelijke rechtspersonen en natuurlijke personen kunnen een premie ontvangen voor het bebossen van landbouwgronden waarvan ze eigenaar zijn of die ze pachten. De bebossing moet minstens 0,5 ha bedragen en men moet in het bezit zijn van de nodige vergunningen en adviezen. De bebossing dient minstens 25 jaar als bos behouden te worden, met uitzondering van een eerste generatie populier in agrarisch gebied die slechts 15 jaar moet behouden worden.
De oppervlakte bosaanleg kan meegerekend worden in de oppervlakte voor de verplichte braaklegging. De inkomenssteun wordt dan wel herleid tot de braakleggingspremie. Aan elk privaatrechtelijk rechtspersoon of natuurlijk persoon kan een jaarlijkse premie verleend worden ter compensatie van inkomensverliezen. Deze premie werd met de invoering van het nieuwe subsidiebesluit aanzienlijk verhoogd.
Overzicht van de huidige premies voor het bebossen van landbouwgrond Aanplantingssubsidie Subsidie voor de bebossing van minstens 0,5 ha
Bijkomende subsidie voor aanleg onderetage Bijkomende subsidie voor aanleg mantelstruweel of brandsingel Onderhoudssubsidie Subsidie ter dekking van de onderhoudskosten gedurende de eerste 5 jaar
Supplement Te bebossen grond gelegen in bosgebied of bosuitbreidingsgebied Beplanting met aanbevolen herkomsten
Afhankelijk van de gekozen boomsoorten van 3.700 EUR/ha voor klasse I (bebossing met zomereik en wintereik) tot 850 EUR/ha voor klasse VII (bebossing met cultuurpopulier zonder etage) 500 EUR/ha 100 EUR/100 m
Afhankelijk van de gekozen boomsoort van 1.750 EUR/ha voor loofbomen tot 875 EUR/ha voor naaldbomen
250 EUR/ha 250 EUR/ha
Inkomenscompensatie landbouwers in hoofdberoep of nevenberoep Ecologische bebossing met inheems loofhout 500 EUR/ha gedurende 20 jaar Economische bebossing met populier, naaldhout 375 EUR/ha gedurende 5 jaar of niet-inheems loofhout Inkomenscompensatie privaatrechtelijke personen of natuurlijke personen Ecologische bebossing 175 EUR/ha gedurende 15 jaar Economische bebossing 175 EUR/ha gedurende 5 jaar
Meer informatie? Contacteer de afdeling Bos en Groen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. 30
Perceelsrandenbeheer en aanleg van kleine landschapselementen Landbouwers kunnen, voor percelen die aangegeven zijn bij de Mestbank, een 5-jarige beheersovereenkomst sluiten met de Vlaamse overheid, waardoor ze zich ertoe verbinden om een rol te spelen als beheerder van de natuur en het landschap. Daarvoor krijgt de landbouwer een vergoeding. Gemeenten en provincies kunnen in het kader van hun natuur- en milieubeleid, samen tot maximum 30% vergoeding toekennen bovenop de beheersver-
Instrumenten
Beheersovereenkomsten goeding. Deze verhoging is facultatief en niet cumuleerbaar met supplementen binnen landschappelijke relictzones. Sommige beheersmaatregelen dragen bij tot het bestrijden van bodemerosie en het voorkomen van modderoverlast. Aldus zijn er subsidies voor de aanleg en het onderhoud van houtkanten, houtwallen en heggen, en akkerranden langs waterlopen en holle wegen.
Pakket zorgen voor perceelsranden Langs waterlopen akkerrand met gras of spontane vegetatie
• • • • • •
rand van 5 tot 10 m breed gras inzaaien of spontane vegetatie laten evolueren geen bestrijdingsmiddelen, behalve tegen distels niet bemesten, ook niet met slib van rioolwaterzuivering max. 1 maal per jaar maaien vanaf 15 juni; niet beweiden maaisel afvoeren binnen 15 dagen
0,13 EUR/m2.jaar
Langs waterlopen akkerrand met spontane vegetatie
• • • • •
rand van 5 tot 10 m breed spontane vegetatie laten evolueren geen bestrijdingsmiddelen, behalve tegen distels niet bemesten, ook niet met slib van rioolwaterzuivering niet maaien, beweiden, berijden met voertuigen, ploegen, frezen of scheuren gedurende 5 jaar
0,13 EUR/m2.jaar
Langs holle wegen akkerrand met gras
• • • • •
rand van 3 tot 10 m breed; oppervlakte min. 200 m2 geen grondbewerkingen uitvoeren geen bestrijdingsmiddelen, behalve tegen distels niet bemesten, ook niet met slib van rioolwaterzuivering geen vuur maken in de holle weg of op minder dan 5 m van de akkerrand • elke niet-natuurlijke afstroming van het perceel naar de holle weg voorkomen
0,13 EUR/m2.jaar
Pakket zorgen voor kleine landschapselementen Aanplanting en onderhoud van een heg
• • • • • •
heg aanplanten met streekeigen soorten min. 50 m lang plantafstand 1 à 2 m geen bestrijdingsmiddelen, behalve tegen distels niet bemesten, ook niet met slib van rioolwaterzuivering geen vuur maken in of op minder dan 20 m van de heg
- 0,50 EUR/m.jaar, met 0,15 EUR te verhogen binnen relictzones - max. 200 EUR/ha.jaar, met max. 60 EUR verhoogbaar binnen relictzones
Aanplanting en onderhoud van een houtkant of houtwal
• • • • • • •
houtkant of houtwal aanplanten met streekeigen soorten max. 10 m breed; oppervlakte min. 3 are bosplantsoen min. 40 cm hoog plantafstand max. 1,5 m, in driehoeksverband geen bestrijdingsmiddelen, behalve tegen distels niet bemesten, ook niet met slib van rioolwaterzuivering geen vuur maken in of op minder dan 20 m van de houtkant of houtwal
14 EUR/are.jaar, met 4,25 EUR te verhogen binnen relictzones
(Principieel goedgekeurd door de Vlaamse regering op 19 juli 2002)
Meer informatie? Contacteer de Vlaamse Landmaatschappij of lees de brochure “Beheersovereenkomsten - Boeren beheren de natuur”. 31
Referenties De Ploey J, 1986. Bodemerosie in de lage landen. Een Europees Probleem. Acco Uitgeverij, LeuvenAmersfoort, 108 p.
Vlaamse Landmaatschappij & AMINAL, 1999. Beheersovereenkomsten - Boeren beheren de natuur, 19 p.
Farres P, Poesen J, Wood S, 1993. Soil Erosion Landscapes. Geography Review 6, 38-41.
ALT, 2000. Code van goede landbouwpraktijken Nutriënten akkerbouw, 86 p.
Boardman J, Ligneau L, de Roo A, Vandaele K, 1994. Flooding of property by runoff from agricultural land in northwestern Europe. Geomorphology 10, 183-196.
Carter A, Stride C, Jordan V, 2000. Improved soil management for agronomic and environmental gain. Brochure of the Soil Management Initiative (SMI), 10 p.
Poesen J, Govers G, 1994. Bodemerosie in MiddenBelgië. Een stand van zaken. Onze Alma Mater 48, 251-267.
Technologisch Instituut v.z.w. - Genootschap Land, Natuur en Water, 2000. Tekstbundel studiedag ‘Erosiebestrijding in Vlaanderen’. C.C. De Borre, Bierbeek, 27 september 2000.
Poesen J, Govers G, Goossens D, 1996. Verdichting en erosie van de bodem in Vlaanderen. Tijdschrift van de Belg. Ver. Aardr. Studies (BEVAS) 2, 141181. Vandaele K, 1997. Temporele en ruimtelijke dynamiek van bodemerosieprocessen in landelijke stroomgebieden (Midden-België) - een terreinstudie. Niet gepubliceerd doctoraal proefschrift, K.U.Leuven, Fac. Wetenschappen, Leuven, 278 p. + figurenbundel. Jordan V W L, 1998. The development of integrated arable production systems to meet potential economic and environmental requirements. Outlook of Agriculture 27(3), 145-151. Tebrügge F, Düring R, 1999. Reducing tillage intensity: a review of results from a long-term study in Germany. Soil and Tillage Research 53(1), 15-28. Van Rompaey A, Govers G, Waumans T, Van Oost K, Poesen J, Desmet J, 1999. Een regionale bodemerosiekaart voor Vlaanderen. @wel 3, 6 p. Verstraeten G, Poesen J, Steegen A, Govers G, 1999. Bodemerosie door water: bron van vele milieuproblemen in Vlaanderen. @wel 2, 1-8.
32
Verstraeten G, 2000. Modderoverlast, sedimentatie in wachtbekkens en begroting van de sedimentexport naar waterlopen in Midden-België. Niet gepubliceerd doctoraal proefschrift, K.U.Leuven, Fac. Wetenschappen, Leuven, 252 p. AMINAL, afdeling Land, 2001. Code van goede praktijk voor het opmaken van een gemeentelijk erosiebestrijdingsplan, 84 p. Verstraeten G, Van Oost K, Van Rompaey A, Poesen J, Govers G, 2001. Integraal land- en waterbeheer in landelijke gebieden met het oog op het beperken van bodemverlies en modderoverlast (proefproject gemeente Gingelom). K.U.Leuven, Lab. Experimentele Geomorfologie, Leuven, 67 p. AMINAL, afdeling Land, 2002. Wegwijzer doorheen het erosiebesluit - Subsidies voor plannen en werken, 17 p. AMINAL, afdeling Land, 2002. Kleinschalige erosiebestrijdingswerken - Een praktijkvoorbeeld, 40 p. AMINAL, afdeling Land. Infokrant ‘Werk maken van erosiebestrijding’.
Nog vragen? Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Land Alhambra-gebouw Emile Jacqmainlaan 20, bus 6 1000 Brussel Tel.: 02/553 21 86 Fax: 02/553 21 85
Nuttige adressen Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Bos en Groen Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 Brussel Tel.: 02/553 75 14 Fax: 02/553 81 05 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Water Alhambra-gebouw Emile Jacqmainlaan 20, bus 5 1000 Brussel Tel.: 02/553 21 11 Fax: 02/553 21 05 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Land- en Tuinbouwvorming Leuvenseplein 4 1000 Brussel Tel.: 02/553 63 56 Fax: 02/553 63 60 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Bestuur voor het Landbouwproductiebeheer Dienst Akkerbouw W.T.C. III, 7de verdieping Simon Bolivarlaan 30 1000 Brussel Tel.: 02/208 37 94 Fax: 02/208 38 10 Vlaamse Landmaatschappij (VLM) Gulden-Vlieslaan 72 1060 Brussel Tel.: 02/543 69 72 Fax: 02/543 73 97 33