Wéreldstad aan Zee Plan van Aanpak Uitwerking Structuurvisie Den Haag 2020 20 juni 2006
INLEIDING De wethouder BW heeft DSO gevraagd voor de uitwerking van de structuurvisie een plan van aanpak op te stellen. In het vorige college zijn in een themabespreking op 25 oktober 2005 de contouren van die uitwerking besproken. Dit plan van aanpak bouwt daar op voort, met in achtneming van het nieuwe collegeakkoord en voortschrijdend inzicht zoals onder meer opgedaan in de ambtelijke verkenning ontwikkelingsgebieden en de daarbij uitgevoerde marktconsultatie. Aan twee belangrijke parallelle trajecten, het investeringsprogramma Internationale Stad en de MIT verkenning Lijn 11 / RandstadRail Fase 2 wordt deze zomer de laatste hand gelegd.
Collegeprogramma
In het Collegeprogramma 2006 – 2010 is afgesproken dat: “Wij willen de structuurvisie voor negen gebieden uitwerken in masterplannen. Vanzelfsprekend is dat wij dat doen in nauwe samenspraak met betrokkenen. Bij de uitwerking van de masterplannen is hiervoor nadrukkelijk aandacht. Deze gebieden zijn: de internationale zone, Kijkduin, Leyweg, Lozerlaan-Uithof, Scheveningen, Transvaal Plus, Knoop Moerwijk-Laakhavens, Binckhorst en Vliet/A4-zone.” Voorts zijn nadere afspraken gemaakt over woningbouwopgaves in Kijkduin, Scheveningen en Vliet/A4-zone, over aanpak van de bereikbaarheid (tweede fase RandstadRail / Lijn 11, over parkeerbeleid en het internationale profiel van de stad en over versterking van het stedelijk klimaat en de multiculturele stad.
Leeswijzer Plan van Aanpak
In dit plan van aanpak worden allereerst enkele uitgangspunten besproken. Vervolgens komen achtereenvolgens de vier trajecten van de uitwerking aan de orde, te weten: Beleidsdoorwerking, Gebiedsontwikkeling, Draagvlak en communicatie en Monitoring en kennismanagement. Tenslotte komen respectievelijk de (project)organisatie, planning en financiën aan de orde.
UITGANGSPUNTEN
Uitgangspunt voor de uitwerking is de Structuurvisie Den Haag 2020, zoals die door de gemeenteraad op 17 november 2005 is aangenomen, dus mèt het amendement zoals verwoord in het dictum. Bij het opstellen van dit plan van aanpak is verder gewerkt met een aantal uitgangspunten, die hieronder kort worden besproken. Status structuurvisie De structuurvisie is een richtinggevend beleidsdocument. Het heeft geen directe wettelijke status, maar het is als zwaarwegend beleidsdocument zelfbindend voor het bestuur en eventuele afwijkingen kunnen niet zonder uitvoerige argumentatie plaatsvinden. De structuurvisie past zo naadloos in de nieuwe wet op de ruimtelijke ordening. Coördinatie en gebiedsuitwerking De uitwerking van de structuurvisie omvat zowel een aantal coördinerende taken als het opstellen van masterplannen voor de verschillende ontwikkelingsgebieden. Hiermee wordt beoogt zowel voldoende daadkracht in de uitvoering te organiseren en daarbij de ambitie en samenhang zoals in de structuurvisie is aangegeven in de uitwerking te verzekeren. Voorkeursscenario’s gebiedsuitwerking Bij dit plan van aanpak wordt uitgegaan van de voorkeursscenario’s uit de notitie Wéreldstad aan Zee: Van visie naar beleidsagenda 2006 – 2010. De ambtelijke uitwerkingen gelden als studie- en basismateriaal bij het opstellen van de masterplannen, met uitzondering van de Binckhorst, waarvoor al een separaat traject is gestart. Proceskenmerken Het plan van aanpak moet voorzien in een transparant proces, waarbij zorgvuldige inbreng vanuit de Haagse bevolking en belanghebbenden in de ontwikkelingsgebieden is verzekerd en waarbij de rol van de raad in het besluitvormingstraject over de masterplannen vooraf helder is.
2
BELEIDSDOORWERKING
Sector- en facetbeleid
Met het vaststellen van de Structuurvisie Den Haag 2020 moet het vigerende beleid worden herijkt op de uitgangspunten en richtinggevende uitspraken uit de structuurvisie. Daartoe is een notitie opgesteld waarin de noodzaak en mate van aanpassing is geïnventariseerd. De betreffende beleidsafdelingen zullen zorg dragen voor de noodzakelijke aanpassingen of nieuwe nota’s. Zo wordt nog dit najaar gestart met het opstellen van een nieuwe hoogbouwnota, die in de eerste helft van 2007 gereed zal moeten zijn. De hoogbouwnota is van betekenis bij de verdere uitwerking van de masterplannen voor de ontwikkelingsgebieden. Wat betreft het facetbeleid is het op korte termijn van belang om de structuurvisie goed te laten doorwerken in enerzijds het traject van actualisering bestemmingsplannen en anderzijds in de regionale beleidsontwikkeling, met name in de herziening van het Regionaal Structuurplan Haaglanden.
Projectenschouw
In de stad zijn een groot aantal projecten in uitvoering, ontwikkeling of in voorbereiding. In de structuurvisie zijn uitspraken gedaan over het ambitieniveau van de ruimtelijke inrichting over de gehele stad, zowel kwantitatief als kwalitatief. Er wordt ingezet op binnenstedelijke verdichting met een hogere bebouwingsdichtheid. De vraag is hoe deze verdichtingsopgave vertaald wordt in lopende projecten in zijn algemeen en in projecten in de ontwikkelingsgebieden in het bijzonder. Dit geldt ook voor projecten op andere beleidsterreinen: kantoren, bedrijventerreinen, verkeer, buitenruimte, milieu, enzovoort. Ook hier dient te worden voorkomen dat op de korte termijn onomkeerbare zaken gerealiseerd worden die het onmogelijk maken het gewenste ambitieniveau te behalen. Projecten die al in uitvoering zijn worden in principe conform de huidige ambitie uitgevoerd. Alle andere plannen worden in een projectenschouw tegen het licht gehouden. Hierbij wordt aangesloten bij de inventarisatie en analyse die in het kader van de Taskforce 16.200 is gemaakt van alle lopende projecten. Daarbij is geconstateerd dat het behalen van genoemd aantal veel extra inspanningen vergt van zowel private als publieke partijen. Voor het behalen van deze doelstelling betekent dit feitelijk dat de projecten zo eenvoudig mogelijk moeten zijn, volledig aan een / de marktvraag van dit moment moeten voldoen. Nieuwe eisen aan projecten betekent vrijwel direct een langere doorlooptijd en de kans dat het beoogde doel niet wordt behaald. Met name binnen de ontwikkelingsgebieden zijn nieuwe projecten aangewezen die fungeren als ‘overmaat’ locaties binnen de Taskforce 16.200 woningen: Nieuwe locaties waarvoor het mogelijk zou kunnen zijn woningen voor 2010 op te leveren. Voorbeelden hiervan zijn sportvelden in Kijkduin, deelplan 20 in A12 zone. Voor deze projecten is het doel dat ze gelijktijdig of zelfs vooruitlopend op het masterplan worden uitgewerkt en gerealiseerd. Ook hier zit spanning tussen het korte en lange termijn doel: snelle realisatie vraagt ‘enkelvoudige’ randvoorwaarden en marktvolgend bouwen versus hoger ambitieniveau, meervoudige randvoorwaarden en verdichting. Bij de schouw is van belang dat een goede balans wordt gevonden tussen de lange termijnbelangen die vanuit de structuurvisie zijn bepaald en de korte termijnbelangen die voortkomen uit bestuurlijke afspraken, contracten met marktpartijen en andere belangen.
3
GEBIEDSONTWIKKELING
In het collegeprogramma is afgesproken om voor de 9 ontwikkelingsgebieden masterplannen op te stellen om uitwerking te geven aan de structuurvisie. Voor de verschillende masterplannen worden aparte projectorganisaties ingericht. Voor de Binckhorst is dit al eerder gebeurd. Hier wordt verder uitgegaan van masterplannen. Na vaststellen van dit overall plan van aanpak zullen projectleiders worden belast met het opstellen van startnotities voor de verschillende masterplannen.
Inhoud masterplan
Zoals in Van visie naar beleidsagenda 2006 – 2010, is aangegeven, is er geen sprake van een algemene formulering van het beoogde resultaat van een masterplan. Per gebied is er verschil in de mate van uitwerking, afhankelijk van omvang, programma, etcetera. De uitwerkingen in de gebiedsboekjes vormen inhoudelijk het startpunt voor de op te stellen masterplannen. Het masterplan beweegt zich in een bandbreedte van bekende gebiedsvisie tot stedenbouwkundig plan. In bijlage 1 is vastgelegd waaruit het masterplan/gebiedsvisie en masterplan/stedenbouwkundig plan moet worden verstaan met uiteindelijke vastlegging in een bestemmingsplan. Voor alle masterplannen geldt: - vastleggen van de prioriteit t.o.v. lopende projecten, andere ontwikkelingsgebieden, toekomstige ‘spontane’ ontwikkelingen (waar gaat onze energie-mankrachtbestuurlijke aandacht in zitten, als het erom spant?) - dient als document op basis waarvan met college, raad en hogere overheden consensus bereikt kan worden over uitgangspunten op hoofdlijnen - een globaal zicht op de fasering van planning en uitvoering (in verband met andere operaties, en met het oog op lobbytrajecten, subsidies/rijksgelden, mer’s, plannen andere overheden) Voor vrijwel alle gebieden is er sprake van volgtijdelijkheid: Eerst dient een masterplan opgesteld te worden, vervolgens een stedenbouwkundig plan met verfijning en afrondend het bestemmingsplan. Voor de Leyweg kan worden volstaan met een stedenbouwkundig plan en een bestemmingsplan en behoeft geen masterplan opgesteld te worden. Voor knooppunt Moerwijk waarschijnlijk ook.
Principe aanpak planproces masterplan
Doorlooptijd van de masterplannen is 1 tot 2 jaar, afhankelijk van de complexiteit. Voor het masterplan geldt dat de doorlooptijd mogelijk verkort kan worden indien een voorkeursscenario conform de gebiedsuitwerking wordt gekozen. Er wordt gewerkt met een projectaanpak waarbij drie stappen worden onderscheiden. 1. Projectstart: Organisatorische startnotitie 2. Bepalen projectkaders (inhoudelijke ambitie, programma, aanpak) 3. Opstellen masterplan (verkenningen - discussienotitie – samenspraak – masterplan) De raad komt op twee momenten in beeld: Bij vaststellen van de projectkaders en bij vaststellen van het uiteindelijke projectdocument. In alle gevallen zal er in fase 2 sprake zijn van een interactieve fase waarin de samenspraak met de stad georganiseerd wordt. Deze periode is voldoende ruim bemeten in de tijd, maar kent duidelijk start- en eindpunt.
4
Gedurende de looptijd van een masterplan moet er op een zorgvuldige en wijze regie kunnen worden gevoerd op het proces. Ad hoc initiatieven kunnen op twee momenten ingebracht worden in het proces: tijdens het opstellen van het projectkader en in de periode van samenspraak met de stad. Daarbuiten niet.
3 mnd
Fase 0 Project start
Opstelle n start notitie
1,5 mnd
Overleg met andere overheden
2 mnd)
9 mnd
Stand punt B&W/Raad
Stand punt B&W/Raad
Tijdens de gehele doorloop vind zorgvuldige afstemming en terugkoppeling plaats via de projectcoördinatie met het oog op het vasthouden van de stedelijke ambities, de samenhang tussen de gebiedsuitwerkingen en uitwisseling (zie ook paragraaf 6 Monitoring en Kennismanagement). In de op te stellen projectopdrachten per masterplan zal altijd worden aangegeven hoe de afstemming met het coördinatieteam wordt georganiseerd.
Samenspraak met de stad
(2 mnd)
1,5 mnd
Fase 1 Opstellen Projectkader
Fase 2 Opstellen Masterplan
Opstellen inhoudelijke ambitie, aanpak en programmatische kaders
• Uitvoeren nadere onderzoeken/verkenningen • Opstellen discussienotitie • Overleg met overheden • Samenspraaktraject met stad • Marktconsultatie • Verwerken samenspraak • Afronden masterplan
Fasering
Voor de uitwerking bestaat een sterke behoefte zo snel mogelijk masterplannen op te stellen voor alle gebieden. Daarmee wordt helderheid gegeven aan de stad en aan marktpartijen. Om verschillende redenen als capaciteit en kosten is enige fasering daarin gewenst. In onderstaand schema is een inventarisatie gemaakt of er reeds aan het gebied gewerkt wordt door de huidige organisatie en wat de noodzaak / urgentie is om direct te starten met de uitwerking. Gebied
Noodzaak
Kijkduin
Kustverdediging, rode contouren provincie, vrijkomende sportvelden, diverse private ontwikkelingen Vrijkomend Norfolkterrein, Lijn 11, kustverdediging, veel kleinschalige private ontwikkelingen. Beperkt, maar visitekaartje van de stad.
Scheveningen Int. Zone
5
Bestaande organisatie? Nee
Urgentie Hoog
Ja, deels
Hoog
Deels
Hoog
Transvaal Laakh/Mw Binckhorst Leyweg Vliet/A4 zone Lozerlaan RRail Fase 2 / Lijn 11
Lopende afspraken woningbouw, lijn 11, revitalisering Uitenhagestraat Laakhavens en Petroleumhaven planvorming met oude ambitieniveau, Willem Dreespark en infra niet Trekvliettrace, intentieovereenkomst Stadsdeelkantoor, bestaande afspraken Wateringse Veld, woningbouwafspraken. Veel private initiatieven, verrommeling van gebied, ontwikkeling groenplan Geen directe noodzaak, geen ontwikkeling die per direct om een kader vragen. Voor eind van de zomer inhoudelijk en strategische uitwerking noodzakelijk voor onderbouwing financiering MIT
Ja
Medium
Ja, deels
Hoog
Ja loopt Ja
Hoog Hoog
Nee
Medium
Nee
Medium
Ja (verkeer) / Nee (RO)
Hoog
Op basis van deze grove inschatting kan tot de volgende fasering gekomen worden: De Binckhorst loopt al als zelfstandig project en blijft hier verder buiten beschouwing. Dan zijn er 5 gebieden met hoogste urgentie om tot uitwerking van masterplan of stedenbouwkundig plan over te gaan: Leyweg, Scheveningen, Knoop Moerwijk, Kijkduin, plus de RandstadRail Fase 2 / Lijn 11. Voor de overige gebieden: Internationale zone, Transvaal Plus, Lozerlaan-Uithof en Vliet/A4 zone kan dan in 2007 worden begonnen.
Samenspraak met de stad
Uitgangspunt bij het opstellen van de masterplannen is dat dit in samenspraak met de stad, belanggroeperingen en inwoners van het betreffende gebied wordt gedaan. 1. Opstellen en uitwerken discussiedocument 2. Interactieve fase: samenspraaktraject met stad 3. Herbezinning op discussiedocument: terugkoppeling naar stad 4. Besluitvorming college en raad over masterplan Een belangrijk onderdeel bij de uitwerking van de structuurvisie is het traject van de samenspraak. Dit zal niet in alle gebieden op dezelfde wijze gedaan worden, maar vraagt per gebied om maatwerk. Dit wordt gedaan conform de handleiding samenspraak Den Haag, waarbij opgemerkt wordt dat er een bestuurlijk besluit over de Structuurvisie Den Haag 2020 ligt en dat het coalitieakkoord uitgangspunten voor bepaalde gebieden geeft. Het doel van de samenspraak is dan ook het bereiken van modus vivendi, een schikking over de manier om met de gevolgen van het besluit om te gaan. Het besluit zelf staat dus niet ter discussie.
Werkwijze betrekken markt bij masterplannen
Een ander uitgangspunt is om de markt te betrekken bij de uitwerking van de structuurvisie. Dit heeft 2 doelen. Het 1e doel is om de haalbaarheid van masterplannen in een vroegtijdig stadium te toetsen. Het 2e doel is om een deel van het werk aan de markt over te laten. Het is per gebied verschillend op welke wijze de markt betrokken wordt. Er zijn in principe 3 verschillende wijzen waarop de ontwikkeling van masterplannen tot stand gebracht kan worden.
6
1. Gemeente voert volledig regie; markt wordt alleen geïnformeerd en komt in beeld bij uitvoeringsprojecten 2. Markt voert volledige regie; gemeente stelt kaders en toetsingscriteria op en faciliteerd 3. Gemeente en markt voeren gezamenlijk regie. Hierbij zijn uiteraard verschillende vormen van PPS-constructies voorstelbaar De keuze voor welke modellen gehanteerd wordt hangt van vele aspecten af: eigendom, grondpositie, duidelijkheid over te voeren beleid en ontwikkelingsrichting, capaciteit, etcetera. Op basis van een voorlopige analyse van diverse aspecten wordt het volgende voorgesteld. Bij het opstellen van projectkaders voor de masterplangebieden zal deze voorlopige insteek moeten worden getoetst. 1) Kijkduin: opstellen masterplan in samenwerking met zittende professionele vastgoedeigenaren, die belang hebben bij ontwikkelingsruimte op eigen locaties. Zij fungeren als gebiedsontwikkelaars, de locatieontwikkeling van specifieke locaties binnen Kijkduin wordt via reguliere competitie gedaan indien de gemeente grondeigenaar is (parkeerterreinen, sportvelden). 2) Scheveningen Haven: Op basis van programmabrief (is het projectkader voor dit deel van het ontwikkelingsgebied Scheveningen) wordt meervoudige marktconsultatie uitgeschreven onder een aantal grote ontwikkelaars. 3) Internationale zone: gemeentelijke regie, betreft geringe vastgoedontwikkeling, meer gericht op bereikbaarheid en kwaliteit openbare ruimte. 4) Vliet A4 zone: Op korte termijn geen inmenging van de markt. Nadruk ligt op economische positiebepaling van het gebied i.s.m. adviesbureau’s. 5) Transvaal: Na duidelijkheid over Uitenhagestraat marktconsultatie onder meerdere ontwikkelaars / corporaties 6) Station Moerwijk / Laakhaven West: voor knoop Moerwijk gemeentelijke regie, 7) Binckhorst: PPS, huidige samenwerking met BPF en Rabo om te komen tot masterplan en financiele onderbouwing. 8) Lozerlaan: Volledige planontwikkeling door marktpartijen via marktconsultatie op basis van de huidige uitwerking. 9) Leyweg: Ontwikkeling masterplan / stedenbouwkundig plan in samenwerking met woningbouwcorporaties, Bouwfonds en gemeente als gebiedsontwikkelaars. Locatieontwikkeling binnen gebiedsontwikkeling onderwerp van studie.
Samenvatting Gebiedsuitwerking Gebied
Aard plan
Fasering
Regie
Kijkduin Scheveningen Internationale zone Lozerlaan Leyweg Transvaal plus Knoop Moerwijk
Masterplan Masterplan Masterplan Masterplan Stedenbouwk plan Masterplan Masterplan/Steden bouwkundig plan Masterplan Visie/Masterplan
2006 Loopt (Haven) Voorjaar 2007 Voorjaar 2007 Loopt Voorjaar 2007 2006
PPS PPS Gemeente Markt PPS Gemeente/PPS Gemeente
Loopt Voorjaar 2007
PPS Gemeente
Binckhorst Vliet / A4 zone
7
KENNISMANAGEMENT
Ruim drie jaar geleden startte het beleidsproces van de structuurvisie. Nu de visie is vastgesteld door de raad breekt een nieuwe fase in het beleidsproces aan: keuzes maken in de ontwikkelingsgebieden (uitwerking) en het beleid van ons en medeoverheden enten op de structuurvisie (doorwerking). Hiervoor moeten we kennis ontwikkelen en delen: 1. kennis over de voortgang van werkzaamheden; 2. kennis over de gewenste ontwikkelingen in de masterplangebieden; 3. kennis over sturing en instrumentarium in de planprocessen; 4. kennis over beleidseffecten en over toekomstige trends. Drie uitgangspunten zijn hierbij leidend: • Kennis staat ten dienste van procesmanagement (beleidsproces op gang brengen en houden) én leervermogen (opbouw en uitwisseling van kennis binnen DSO). • Kennis moet om die reden in het beleidsproces een permanente plek krijgen. • Bestaande kennisstructuren moeten zo veel mogelijk worden benut. Dit betekent dat we aansluiten bij de planning- en controlcyclus en jaarlijkse onderzoeken als de Nieuwbouwmonitor.
Kennis over voortgang van werkzaamheden (monitoring)
We moeten zorgen dat er een totaaloverzicht is van alle werkzaamheden, zodat kan worden gestuurd op uitvoering en noodzakelijke volg- en gelijktijdigheid. Zo nodig kan worden bijgestuurd. Merendeels behelst het operationele informatie die nodig is om het werkproces goed te laten verlopen. Maar deels gaat het om procesprestaties waarover extern, aan de gemeenteraad met name, verantwoording verschuldigd is. Voor dát specifieke deel ligt aansluiting bij de bestaande planning- en controlcyclus in de rede: opname in de MaRap.
Kennis over gewenste ontwikkelingen in masterplangebieden
Per gebied hebben we kennis nodig over de uitgangssituatie (gebiedskenmerken, staand beleid, betrokken actoren en hun opvattingen, draagvlak, eigendomssituatie, condities en belemmeringen, marktpotentie etc.) en kennis om per plangebied een programma en ontwerp te kunnen maken en deze qua tijd en geld te concretiseren. Een specifiek onderdeel is de kennisverzameling voor een duurzaamheidsparagraaf. Het plan van aanpak voor elk masterplan zal een kennisparagraaf bevatten. Door onderlinge afstemming bekijken we welke kennis collectief kan worden verzameld. Op vier aspecten moeten de vertaling van kennis in beleid gaandeweg toetsen: • afstemming van programma’ tussen gebieden; • afstemming van vraag en aanbod; • afstemming van noodzakelijke inspanningen en inzetbare bronnen (geld etc.). • bijdrage aan sociale, economische en duurzame ontwikkeling. T.b.v. afstemming met ontwikkelingen buiten ontwikkelingsgebieden worden het PRI en het structuurvisieprogramma geleidelijk geïntegreerd. De uitkomsten van de programmatische afstemming wordt doorvertaald in de masterplannen-in-wording: de conceptprogramma’s en -ontwerpen worden waar nodig bijgesteld.
Kennis over sturing en instrumentarium in planprocessen
We hebben ook kennis nodig over instrumentatie en procesmanagement. Per gebied moet worden bepaald welk type plan wordt gemaakt, welke (verplichte) aanvullende activiteiten
8
nodig zijn (inspraak/samenspraak, strategische milieubeoordeling etc.) en welke instrumenten nodig zijn om tot uitvoering te komen (convenant etc.). Op korte termijn organiseren we een expertmeeting over het nieuwe planstelsel (WRO) in relatie tot ontwikkelingsplanologie. T.b.v. uitwisseling van ervaringskennis worden ‘terugkomdagen’ voor de betrokkenen bij de verschillende onderdelen georganiseerd.
Kennis over beleidseffecten en toekomstige trends
Uiteindelijk gaat het erom dat uitvoering van de structuurvisie leidt tot het bereiken van de ambities die zijn gesteld én dat wordt ingespeeld op toekomstige trends. Als de beleidseffecten en/of de trends anders uitpakken dan verwacht, moet het beleid worden bijgesteld. Het zal nog geruime tijd duren voor de structuurvisie leidt tot meetbare resultaten. Maar het is goed om nú al na te gaan denken over kennis die ons in staat stelt om de laatste fase in de beleidscyclus (uitvoering/handhaving) beter te verbinden met de eerste (agendavorming nieuw beleid). Aangesloten wordt bij de systematiek van de programmabegroting. De ‘doelenboom’ en de bestuurlijke kengetallen worden uitgebreid. Daarmee is al gestart. Aanvullend zal een meer kwalitatieve, periodieke visitatie door externe deskundigen worden vormgegeven. Eind vorig jaar is een voorstel geformuleerd om binnen de directe Beleid structureel beleidsmatige toekomstverkenningen te gaan verrichten. Om budgettaire redenen kon dit niet worden gehonoreerd. Dit voorstel zal in het kader van de structuurvisie alsnog worden opgepakt. De verkenningen zijn nodig om toekomstgerichte kennis te ontwikkelen, zodat de uitvoeringspraktijk van de structuurvisie permanent gelegd kan worden naast inzichten in toekomstige trends en ontwikkelingen. Op termijn zal herziening/verlenging van de structuurvisie weer aan de orde komen. In de bijlage is het voorstel van eind 2005 opgenomen. Het gaat het om beleidsconclusies trekken uit kwantitatief onderzoek, kwalitatieve toekomstverkenningen (expertmeetings) en uniformering van de uitgangspunten van beleidsonderzoek.
9
DRAAGVLAK EN COMMUNICATIE Communicatiestrategie De 1. 2. 3.
communicatiestrategie van de structuurvisie kent drie sporen: Communicatie van de structuurvisie als geheel; Communicatie in de ontwikkelingsgebieden; Interne communicatie.
In de communicatie naar de verschillende interne en externe doelgroepen staan de twee ontwikkelingssporen Den Haag International stad van Recht en Bestuur en Binnenstedelijke bouwen langs Lijn 11/RandstadRailfase 2. De communicatieboodschap voor 2006 is “De structuurvisie staat; de gemeente gaat – samen met partners – aan de slag om de ambities te realiseren”. De communicatie zal zich in 2006 eerst richten op de structuurvisie als geheel en de verankering van de structuurvisie in de gemeentelijke organisatie. Wanneer de masterplannen ter hand worden genomen zal de communicatie met de stad in de ontwikkelingsgebieden in belang toenemen. Ad 1. Communicatie van de structuurvisie als geheel De externe doelgroepen zullen geïnformeerd worden over de inhoud van de structuurvisie en de laatste stand van zaken. Indien nodig worden de externe doelgroepen actief betrokken om mee te denken en te doen over de structuurvisie. De concrete communicatie en draagvlakactiviteiten bestaan uit basisactiviteiten, die minimaal nodig zijn om betrokkenen goed te informeren. Dit zijn een goede website, nieuwsbrieven, publicatiemateriaal, het geven van presentatie. Deze zomer wordt een tentoonstelling opgesteld in het bezoekerscentrum in het Atrium voor het brede publiek. Daarbovenop wordt jaarlijks een ijkmoment georganiseerd, de ‘Wereldstaddag’, waarop de ontwikkelingen in de uitwerkingsgebieden geconfronteerd worden met actuele stedelijke vraagstukken. De ambitie hierbij is een ‘state-of-the art’ bijeenkomst. Ad 2. Communicatie in de ontwikkelingsgebieden Per ontwikkelingsgebied wordt een communicatieplan opgesteld, waarin staat omschreven wanneer met wie wordt gesproken (het samenspraakttraject). Dit maakt onderdeel uit van het projectkader. Ad 3. Interne communicatie Het werken met een structuurvisie als richtinggevend raamwerk voor de ontwikkeling van de stad is nieuw voor Den Haag. De gemeentelijke organisatie moet deze vorm van planvorming incorporeren in haar manier van werken en leren samenwerken in nieuwe verbanden met interne en externe partners. Verankering betekent dat het werken met en aan de structuurvisie een vanzelfsprekend deel van het werk en de sturing wordt. Dat is een heel proces wat niet van vandaag op morgen verandert.
Draagvlaktraject
Naast de verdere uitwerking van de Structuurvisie is het in deze fase ook van belang om de samenwerking te zoeken met anderen, door hen te informeren, enthousiasmeren en te verleiden om samen met de gemeente van Den Haag een Wéreldstad aan Zee te maken. We hebben andere partijen, overheden nodig om samen onze ambities te realiseren.
10
In dit kader wordt een draagvlakstrategie ontwikkeld. Het betreft activiteiten, die erop gericht zijn om Den Haag meer op de kaart te zetten, zowel internationaal (bijdragen aan internationale conferenties) als nationaal (werkbezoek Kroonprins, werkbezoek Tweede Kamerleden, individuele gesprekken) als bij het bredere vakgebied publiek (publicaties in vakbladen en tijdschriften). Een goede aansluiting bij en afstemming met de trajecten van Citymarketing en met Den Haag Internationale stad moet zorgen voor synergie.
11
ORGANISATIE EN FINANCIËN In bijgaand schema is kortweg aangegeven hoe de interne organisatiestructuur zal zijn. Voor de masterplannen worden later toegesneden projectorganisaties uitgewerkt. Stuurgroep (Beheerraad )DSO)
College B&W
GMT MT DSO
Opdrachtgever
Masterplan
Masterplan
Masterplan
Masterplan
Masterplan
Masterplan
Masterplan
(integrale teams: DSO, OCW, DSB)
(integrale teams: DSO, OCW, DSB)
(integrale teams: DSO, OCW, DSB)
(integrale teams: DSO, OCW, DSB)
(integrale teams: DSO, OCW, DSB)
(integrale teams: DSO, OCW, DSB)
(integrale teams: DSO, OCW, DSB)
- Beleidsdoorwerking - Communicatie en Draagvlak - Monitoring en Kennismanagement - secretaris - administratieve ondersteuning - beleidsmedewerker
(integrale teams: DSO, OCW, DSB)
Projectbureau
Masterplan
Opdrachtnemer Projectleider
Naast deze interne organisatie bestaat nog het Forum Stakeholders en zal nog een Kwaliteitsteam worden ingesteld, waarin ook plaats is voor mensen van buiten de gemeentelijke organisatie.
12
Globale raming personele en materiële kosten 1. Coördinatie Voor de coördinerende activiteiten is een jaarlijks budget van 1,1 m€ geraamd. Dit bedrag is samengesteld uit personele kosten 5 fte en materiële kosten €500.000 aan middelen (inhuur onderzoek, advies en communicatiemiddelen). 2. Gebiedsuitwerking Voor elk masterplan wordt uitgegaan van een kernteam, bestaande uit 7 fte per ontwikkelingsgebied, gedurende 2 jaar. Dit is circa € 1,9 miljoen per ontwikkelingsgebied voor personele kosten. Onder materiële kosten worden verstaan de kosten van in te huren stedenbouwkundige bureaus, adviesbureaus op diverse terreinen, kosten van samenspraak-activiteiten etc. etc. Dit is circa 0,5 miljoen per ontwikkelingsgebied. Daarnaast zullen de diensten op dezelfde wijze hun medewerking verlenen zoals ze dat tot nu toe gedaan hebben. Dekking De kosten voor het opstellen van masterplannen en samenspraaktrajecten zullen aanzienlijk variëren per ontwikkelingsgebied en een stevige aanslag doen op de beschikbare capaciteit. Voor het benodigd budget wordt een ‘revolving fund’ ingesteld, waaruit de voorbereidingskosten worden gefinancierd. Dit fonds wordt gevoed uit de revenuen van verkoop Woningbeheer. Wanneer voor een masterplangebied een grondexploitatie wordt opgesteld, worden de voorbereidingskosten naar de grondexploitatie overgeheveld.
13
PLANNING
Onderwerp Stappen 2e kw 2006 3e kw 4e kw 1e helft 2007 2e helft 2007
2008
2009
2010
PvA Masterplannen tranche 1
Masterplannen tranche 2
Binckhorst
Projectkade
Masterplanfase
Moerwijkt
Projectkade
Masterplanfase
Schevening
Projectkade
Masterplanfase
Kijkduin
Projectkade
Masterplanfase
Leyweg
Projectkade
Masterplanfase
Transcity
Projectkade
Masterplanfase
Int. Zone
Projectkade
Masterplanfase
Transvaal+
Projectkade
Masterplanfase
Lozerlaan
Projectkade
Masterplanfase
A4/Vlietzon
Projectkade
Masterplanfase
In dit planningsoverzicht is een globale aanduiding gegeven van de masterplanactiviteiten zoals die in deze collegeperiode worden voorzien.
14
BIJLAGE 1
I Masterplan voor alle masterplannen geldt: - vastleggen van de prioriteit t.o.v. lopende projecten, andere ontwikkelingsgebieden, toekomstige ‘spontane’ ontwikkelingen (waar gaat onze energie-mankrachtbestuurlijke aandacht in zitten, als het erom spant?) - dient als document op basis waarvan met college, raad en hogere overheden consensus bereikt kan worden over uitgangspunten op hoofdlijnen - een globaal zicht op de fasering van planning en uitvoering (in verband met andere operaties, en met het oog op lobbytrajecten, subsidies/rijksgelden, mer’s, plannen andere overheden ….) IA Inhoudelijke uitgangspunten - formulering uitgangspunten relatie met de structuurvisie (wat draagt ontwikkelingsgebied bij aan Wéreldstad aan Zee) de ruimtelijke achtergrond (zie 1, losse einden) afbakening van het masterplangebied (schaal) prioritering en fasering hoe wordt flexibiliteit ingebouwd - een set (stedebouwkundige) kwaliteitsregels over gewenste identiteit/branding (in relatie tot Den Haag en andere bestaande en nieuwe gebieden) en identiteitsdrager(s) (mate van) menging en dichtheid van functies incl. aandeel wonen gewenste sfeer, bijhorende functies (voorzieningen), kwaliteit openbare ruimte hoofd-/bijzaken (programmatisch, ruimtelijk) aanknoping aan/relaties met de omgeving economische doelstellingen, sociale doelstellingen, doelstellingen duurzaamheid, culturele betekenis ontwikkelingsgebied programma (met bandbreedtes, voorzieningen) - programmatische bandbreedtes met financiele consequenties - strategische aspecten (is er een strategisch project als aanjager? is er een inhoudelijke redenering om beleid van hogere overheden te beïnvloeden? zijn er collectieve wensen met buurgemeenten om de eigen wensen te beargumenteren? zijn er (beleids)afspraken voor sectorale ingrepen…) IB plantekening met ruimtelijk concept, bestaande uit - hoofdstructuur bestemmingen: bestemmingen globaal: wat, menging, aandeel wonen bijzondere bestemmingen (bijzondere voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, plinten, …) mits van toepassing: stategisch project/aanjager pm, niet bestemde gebieden ruimtelijke hoofdstructuur structurerend groen structurerende openbare ruimte (kades, boulevard, lv-routes, bruggen, …) bijzonder gebruik openbare ruimte (marina, flaneren, …) hoogbouw’zones’
15
-
-
infrastructuur hoofdontsluiting (ruimtelijk vast) secundaire en ontsluitingen van lagere orde (kleine afwijkingen mogelijk) secundaire en ontsluitingen van lagere orde (ruimtelijk variabel) openbaar vervoer (incl. belangrijkste haltes) aansluitingen aan omgeving bovenlokale/doorgaande lv-routes bijzondere elementen (mits van toepassing) beschermd stadsgezicht/monumenten, pm kustverdediging …
II Stedenbouwkundige plannen mate van concreetheid afhankelijk van gebied, opgave, beoogde ontwikkelingsperiode is er een ‘standaard’pakket voor stedebouwkundige plannen in DH? plankaart met ruimtelijke structuur en hoogtes beschrijving met condities, strategie, fasering trekker/aanjager verbeelding milieuparagraaf evtl. bijzondere omstandigheden (kustverdediging, besch. stadsgezicht oid) sectoren programmas o in bandbreedtes, dichtheden, menging (min/max % wo-we-voorz-leisure) o in milieus en typen en voorbeelduitwerkingen infra )ov, weg, lv hoofdstructuur en daaraan gerelateerde losse projecten) groen/water (hoofdstructuur en daaraan gerelateerde losse projecten) openbare ruimte (inrichtingskwaliteit, hoofdstructuur en …) milieu randvoorwaarden technische randvoorwaardenkaart, hindercontouren, kabels en leidingen ed bestuurlijke condities juridische condities afhankelijk van geld (rijk, markt ed) ontwikkelingsstrategie gemeentelijke ontwikkelingsstrategie; met welke partners afspraken maken financiële paragraaf III Bestemmingsplannen Bestemmingsplannen zijn de drager van de ontwikkeling en bieden planologische zekerheid. Masterplan en stedenbouwkundig plan dienen in een bestemmingsplan te worden vertaald. Doorlooptijd plandocumenten Een grove inschatting van de doorlooptijd van de plandocumenten is: Masterplan : 1 jaar (afhankelijk van besluit over voorkeursscenario) Stedenbouwkundig plan : 1 jaar Bestemmingsplan : 2-3 jaar
16