Weconomics Theorie – Paul Bessems 4. Naar een nieuw organisatiemodel Or greatest glory is not in never falling but in rising every time we fall (Confucius)
4.1 Inleiding Op basis van de historische analyse (hoofdstuk 2), de theorie uit het hoofdstuk 3 en de analyse uit het boek ‘Weconomics analyse’, maak ik in dit hoofdstuk een ontwerptekening, een soort schets voor het ontwerpen van het Weconomics model en de infrastructuur. Deze ontwerptekening is gebaseerd op de analyse van problemen, ontwikkelingen, kenmerken en inzichten, die betrekking hebben op de organisatie van ons werk, onze economie en onze welvaart. Deze analyse dient niet alleen voor het ontwerp van Weconomics, maar kan ook direct gebruikt worden voor een analyse in je eigen domein. Concreet leidt de analyse uit het boek ‘Weconomics analyse’ en de theorie uit dit boek (hoofdstuk 2 en 3) tot maken van een ontwerptekening in de vorm van: De relatie tussen arbeidsproductiviteit en welvaart (paragraaf 4.2) Analyse vanuit zes perspectieven (paragraaf 4.3) Naar een nieuwe balans (paragraaf 4.4) Analyse vanuit negen patronen (4.5) Deze analyse en nieuwe balans leiden tot een ontwerptekening voor een nieuw organisatie-instrument waarmee de informatiewerker veel productiever moet kunnen worden. Om ontwerp en ontwikkeling van het Weconomics model beter te kunnen communiceren, maak ik in paragraaf 4.6 gebruik van een ‘nieuwbouw metafoor’. Ik vergelijk het ontwerpen en bouwen van Weconomics, met het ontwerpen en bouwen van een nieuw ziekenhuis. Voordat een (zieken)huis gebouwd wordt, wordt meestal eerst een ontwerptekening gemaakt, een soort schets met daarin de belangrijkste eisen en wensen. De ontwerptekening is vervolgens input voor het maken van een bouwtekening (zie hoofdstuk 5). Zoals bekend1 is de groei van onze arbeidsproductiviteit één van de, zo niet dé belangrijkste drijfveer voor onze welvaart. In de volgende paragraaf leg ik eerst een relatie tussen productiviteit(groei) en welvaart(groei). Vervolgens werk ik dit verder uit aan hand van zes killer apps (of drijfveren) voor onze Westerse welvaart groei de afgelopen honderd jaar. 4.2 De relatie tussen productiviteit en welvaart Een van de belangrijkste drijfveren voor onze welvaart is de hoeveelheid productie 2 die we leveren per inwoner. Productie kan zijn: het maken van gloeilampen, maar ook het maken van bouwtekeningen, het opstellen van een verzekeringspolis of het leveren van een uur kraamzorg. Meestal kijken we naar de hoeveelheid productie per persoon. Het is logisch dat een land als China, met meer dan één miljard inwoners, meer produceert dan Nederland, met ruim zestien miljoen inwoners. De hoeveelheid productie per persoon noemen we meestal: de (arbeids)productiviteit. Arbeidsproductiviteit is de relatie tussen output (resultaat) en input (offer) (P = R/O). Stel we maken 100 producten met 2 mensen, dan is de arbeidsproductiviteit: (gemiddeld) 50 producten per persoon. Het aantal producten dat per persoon gemaakt kan worden hangt van een groot aantal zaken af zoals: opleidingsniveau, mate van automatisering en rationalisering, verdeling en coördinatie van arbeid enzovoort. Wanneer de arbeidsproductiviteit stijgt, maken we met hetzelfde aantal mensen meer producten, of we maken met minder mensen hetzelfde aantal producten. Wanneer we meer producten maken dan we zelf nodig hebben, houden mensen geld en tijd over om bijvoorbeeld onderwijs te geven, voor veiligheid te zorgen of om ouderen te verzorgen. Ook blijft er bij een hogere arbeidsproductiviteit ruimte en geld over om bijvoorbeeld te investeren in instituten die de democratie bevorderen, of we houden geld over voor een vangnet of ouderenzorg (WW en AOW uitkeringen). Hoe hoger de productie per persoon, hoe hoger (over het algemeen) het welvaartsniveau. Er is dus een directe relatie tussen productiviteit(groei) en welvaart(groei). Omdat de meeste mensen in Nederland tegenwoordig geen voedsel of producten meer maken, maar diensten verlenen en informatie verwerken, is het belangrijk de productiviteit van de informatiewerker te verhogen om zo onze welvaart te behouden verder te ontwikkelen tot een duurzame welvaart.
1 2
Zie ook Peter Drucker in het boek: ‘Weconomics analyse’, paragraaf: 1.5: ‘De relatie tussen werk en welvaart’. Productie wordt meestal uitgedrukt in het bruto binnenlands product (BBP).
1
Weconomics Theorie – Paul Bessems De arbeidsproductiviteit kan door veel oorzaken toenemen. Ik noemde bijvoorbeeld al scholing. Maar ook sociale rust, democratie, hygiëne, gezonde mensen, geloof, rechtssysteem en competitie kunnen bijvoorbeeld bijdragen. Niall Ferguson heeft deze drijfveren samengevat tot zes killer apps, die de relatie aangeven tussen arbeidsproductiviteit en Westerse welvaart. De zes ‘killer apps’ van onze welvaart De Britse econoom Niall Ferguson3, geeft in een Ted Talk4 en in de BBC documentaire: ‘Civilization’, antwoord op de vraag: hoe heeft het Westen, de afgelopen paar honderd jaar de wereld, economisch en sociaal cultureel gezien, kunnen domineren? Hoe heeft het Westen een dergelijke hoge welvaart kunnen bereiken en waarom is deze ‘overheersing’ aan het begin van de eenentwintigste eeuw, minder vanzelfsprekend geworden? Het Westen domineerde de wereld met haar economische modellen, haar sociaal culturele ontwikkeling, haar democratische ontwikkeling, haar wetgeving en haar wetenschappelijke en technische vooruitgang. Volgens Ferguson ‘bezit’ het Westen ongeveer 66% van de totale welvaart. ‘Het Westen’ bestaat uit ongeveer 19% van de wereldpopulatie. 19% van de bevolking bezit dus 66% van de welvaart. De vraag die Ferguson stelt is: hoe is die ongelijke verdeling kunnen ontstaan? Hoe is deze ‘overheersing’ historisch gezien te verklaren? Hij komt zelf op, wat hij noemt, ‘zes killer apps voor welvaart’. Zes drijfveren die ervoor hebben gezorgd, dat de welvaart in het Westen veel sneller heeft kunnen toenemen, dan in andere delen van de wereld. Deze zes killer apps zijn: 1. Competitie 2. Wetenschappelijke revolutie 3. Eigendomsrechten 4. Moderne geneeskunde 5. Consumptiemaatschappij 6. Arbeidsethos Deze zes killer apps hebben vooral gewerkt in de periode tussen ongeveer 1750 en 2000. Dat is grofweg de periode van modern kapitalisme. De vraag, of meer de puzzel, die nu op tafel ligt is: kunnen we deze welvaart, en de manier waarop deze verkregen hebben, nog wel volhouden? Ik denk van niet. De vraag is dan: welke welvaart willen we dan wel en wat moeten we daarvoor doen? Anders gezegd: werken de genoemde zes killer apps ook nog voor de welvaart die we in de eenentwintigste eeuw willen? Zo ja, dan hoeven we niets te doen. We drukken wat geld bij, stimuleren de economie en we gaan vrolijk verder. Wanneer deze zes drijfveren niet meer werken, wat moet er dan voor in de plaats komen? Adam Smith wist, bij het ‘ontwerp’ van ‘zijn’ modern kapitalisme bijvoorbeeld niet, dat natuurlijke hulpbronnen zouden kunnen opraken. Hij wist bijvoorbeeld niet dat we zo productief zouden worden, dat we veel minder hoefden te werken, om in onze eerste levensbehoeften te voorzien. Hij wist ook niet dat er een internet zou komen, waarmee we slim kunnen samenwerken met als gevolg dat we minder bedrijven nodig hebben met als gevolg: minder bureaucratie, corruptie en machtsconcentratie. Niall Ferguson vraagt zich in zijn Ted Talk af, of de zes killer apps te downloaden zijn door niet Westerse landen, zodat deze ook onze welvaart kunnen bereiken? Wanneer je deze vraag zo stelt ga je ervan uit, dat niet Westerse landen ook onze welvaart zouden willen bereiken? Willen andere landen ook de Amerikaanse droom? Ik betwijfel dat. Zoals velen redeneert Ferguson vooral vanuit de efficiencyvraag (wat en hoe) en niet vanuit de effectiviteitvraag (waarom ). Waarom zouden niet Westerse onze welvaart en de manier waarop we deze verkregen hebben willen kopiëren? Ook niet Westerse landen zullen zich eerst moeten afvragen met welke welvaart ze willen leven en wat ze ervoor over hebben om dat te bereiken. Niet Westerse landen hebben inzicht in wat bijvoorbeeld Adam Smith niet had, namelijk dat de olie opraakt, dat economische groei botst met de kwaliteit van leven of dat het internet mensen en middelen kan verbinden. Pas nadat de effectiviteitvraag is beantwoord kan iets gezegd worden over de middelen om het doel te bereiken (de zes apps). Zelf ben ik kritisch over de zes killer apps. Het klopt dat ze ons veel welvaart hebben gebracht, maar wel tegen een hoge prijs. De vraag is of je een killer app nog wel wil downloaden als deze veel geld kost. De kosten voor onze welvaart zijn voor vooruitgeschoven naar de toekomst van onze kinderen en de meeste kosten (kosten voor commonalities en external cost5) voor onze welvaart, zijn nooit betaald. Ik geef hier een korte toelichting van mijn kritiek, op de zes killer apps in het licht van de eenentwintigste eeuw en analyse die ik in dit boek gemaakt heb: 1. Competitie: leidt zeker tot meer welvaart, ambitie, groei en ontwikkeling, maar zorgt ook voor onnodige belasting van het milieu. De farmaceutische industrie geeft, naar verwachting, twee keer zoveel geld uit aan marketing en commercie, dan aan onderzoek. We geven veel meer geld uit aan de productie van consumptie dan aan de productie zelf. Competitie leidt tot meer welvaart, maar ook tot een welvaart met veel hogere kosten. De combinatie van slim samenwerken in commonalities en concurreren in communities levert waarschijnlijk een vergelijkbare of zelfs beter welvaart op die: minder kost, minder complex is, minder het milieu belast en beter te beheersen is.
Niall Ferguson (1964- ) is een Britse historicus en onder ander hoogleraar aan Harvard en de London School of Economics. Hij heeft zich vooral gespecialiseerd in financiële en economische geschiedenis. In 2011 is hij getrouwd met Ayaan Hirsi Ali. 4 Zie internet: ted.com, Niall Ferguson: ‘The 6 killer apps for prosperity’, Ted Talk posted September 2011). 5 Zie ook het boek: ‘Weconomics analyse’, paragraaf 5.9: ‘Keuzes maken en belangen afwegen’. 3
2
Weconomics Theorie – Paul Bessems 2. Wetenschappelijke revolutie: leidt tot vernieuwing en innovatie. Maar wanneer we steeds laten zien wat we kúnnen en geen rekening houden met wat we wíllen, dat zal wetenschappelijk, en ook ander onderzoek, leiden tot meer complexiteit, zonder dat we daar beter van worden. Wetenschappelijk onderzoek is geen doel op zich en moet gericht zijn op wat we als gemeenschap willen. Dat betekent bijvoorbeeld wel onderzoek en innovatie in duurzame energie, maar liever geen innovatie in complexe fiscaaljuridische en financiële constructies voor bedrijven om minder belasting te hoeven betalen. Ook de vraag tot hoever we de zorgkosten willen laten oplopen, om bijvoorbeeld het leven van mensen te rekken, is een ‘willen’-vraag en geen ‘kunnen’-vraag. 3. Eigendomsrechten: het ontwikkelen van eigendomsrechten heeft ertoe geleid dat we meer gingen innoveren en investeren. Eigendomsrechten, waaronder patenten, zorgen ervoor dat degene die investeert in de ontwikkeling van een product, of het schrijven van een boek, ook beschermd is tegen misbruik of diefstal. Door deze bescherming zijn we eerder bereid te investeren en te innoveren. Maar eigendom heeft ook een keerzijde. Zo denken we dat we door bezit vrijer zijn, maar bij het kopen van een huis zijn we ook eigenaar geworden van een hypotheek, dat ons weer minder vrij maakt. Een andere keerzijde van eigendomsrechten is dat eigendomsrecht tot meer bezit leidt en meer bezit leidt tot onnodig gebruik van schaarse middelen, omdat de bezettingsgraad van eigen bezit vaak veel lager is dan de bezettingsgraad van commonalities. Daarnaast maakt ‘bezit’ markten minder flexibel, denk aan de huizenmarkt of de arbeidsmarkt, ‘toegang tot’ is ook goed. Wel moeten ook toegangsrechten, bijvoorbeeld toegang tot internet, goed geregeld zijn. 4. Moderne geneeskunde: door de productiviteitstijging in de landbouw en industrie zijn we vanaf ongeveer 1900, meer geld gaan verdienen dan we nodig hadden voor voedsel en andere eerste levensbehoeften, zoals een huis en kleren. Het surplusgeld en de surplustijd zijn vooral in zorg, onderwijs en vrij tijd gaan zitten. Vooral de industrie, de fabrieken, hadden baat bij gezonde en goed opgeleide mensen. Gezonde mensen werken beter en langer en goed opgeleide mensen zijn productiever. Moderne geneeskunde heeft voordelen en nadelen. Natuurlijk willen we allemaal gezond oud worden, maar ook de dood heeft helaas een belangrijk functie in onze evolutie. Moderne geneeskunde leidt tot een hogere levensverwachting, maar daardoor ook tot hogere zorgkosten. Investeren in onderwijs en gezondheid, is bij de start van de snelle welvaartsgroei vooral gestimuleerd vanuit het belang van bedrijven en niet door de mensen zelf (indirect natuurlijk wel omdat de fabrieksarbeider belang had bij een gezond bedrijf). Inmiddels lijkt het een vanzelfsprekendheid geworden, dat we moeten investeren in zorg en onderwijs. We stellen niet meer de ‘waarom’-vraag en houden ons vooral bezig met budgetten en efficiency. Vooral de stijgende zorgkosten is een belangrijke bedreiging voor onze welvaart. We zullen onze zorg slimmer moeten organiseren, willen we het niveau in stand houden of laten groeien. We zullen slimmer moeten organiseren, niet alleen door binnen het huidige systeem (vooral informatie, communicatie en transactie) processen slimmer te organiseren, maar vooral door zorg weer terug te brengen naar de mens, weg van de overheid. Wanneer we de stijgende zorgkosten niet gaan beheersen, kunnen we ten ondergaan aan ons eigen succes. 5. Consumptiemaatschappij: meer consumptie leidt tot meer productie en meer productie leidt tot meer consumptie. Deze productieconsumptie-spiraal heeft vooral na 1900 geleid tot een enorme welvaartsgroei, maar daardoor ook bijvoorbeeld tot een ontoelaatbare belasting op financiële middelen, op het milieu en op het aanpassingsvermogen van mensen. Het is, politiek gezien, moeilijk deze spiraal te doorbreken. De overheid roept liever op tot meer consumptie dan tot minder. Dit komt onder andere, omdat de overheid voor haar inkomsten sterk afhankelijk is van consumptie (BTW) en productie (inkomsten- en vennootschapsbelasting). Aan de uitgavenkant wil de overheid zo min mogelijk werkeloosheidsuitkeringen betalen en dus zoveel mogelijk werk creëren. Of dit zinvol werk is, is niet in het belang van de overheid. Hierbij zien we duidelijk, dat de overheid niet hetzelfde is als de maatschappij of gemeenschap. De overheid heeft als commonality een eigen belang in de maatschappij. Alleen de situatie dat de ‘leiding’ van de overheid democratisch gekozen wordt (door de gemeenschap) geeft de gemeenschap enige invloed op bijvoorbeeld de vraag: wat wel en wat geen overheidstaak is. 6. Arbeidsethos: de christelijke, en daarbinnen vooral de protestante arbeidsethos, hebben ertoe geleid, dat we in het Westen een hogere productie per capita haalden, dan in niet Westerse landen. Een hoge arbeidsethos leidt tot meer productie en een betere concurrentiepositie. Maar als niet Westerse landen ook meer gaan werken, kunnen we in het Westen niet achterblijven en zullen we harder en langer moeten doorwerken. Maar als iedereen harder gaat lopen blijft het verschil hetzelfde. Per saldo schiet niemand daar iets mee op. Het gevolg is dat we ons leven lang hard moeten werken, terwijl dat eigenlijk niet nodig is. Volgens John Maynard Keynes hebben we in de jaren dertig van de twintigste eeuw ons economisch probleem al opgelost omdat we voldoende voedsel en producten kunnen maken voor iedereen. Volgens Keynes hoeven we ons als mens geen zorgen meer te maken over voldoende voedsel, veiligheid en energie, omdat we landbouw en industrie zo productief hebben gemaakt, dat er voldoende is voor iedereen. Alleen is de welvaart slecht verdeeld en we zijn er, vooral na de introductie van de personal computer, allerlei werk erbij gaan verzinnen dat er niet toe doet. Dit is mede de schuld van de overheid, die het creëren van banen als een doel op zich ziet, zonder na te denken of het maatschappelijk gezien zinvolle banen zijn. Wanneer werk een doel op zich wordt heeft ons menselijke vernuft nog weinig betekenis. We moeten niet werken, we moeten en een dak boven ons hoofd hebben, dat is wat anders.
3
Weconomics Theorie – Paul Bessems Tot zover de zes killer apps van Niall Ferguson en de betekenis hiervan voor Weconomics, het verbeteren van de productiviteit in relatie tot welvaart en de organisatie van ons werk en onze welvaart in de eenentwintigste eeuw. Ik ga nu verder met (een samenvatting van) de analyse vanuit zes perspectieven uit het boek ‘Weconomics analyse’. 4.3 Analyse vanuit zes perspectieven Na een toelichting op de relatie tussen productiviteit(groei) en welvaart(groei), ga ik nu verder met een overzicht van de belangrijkste problemen, ontwikkelingen en inzichten en analyses uit het boek ‘Weconomics analyse’. Dit overzicht levert input voor de ontwerptekening van Weconomics model. Je zou de kenmerken, problemen en ontwikkelingen, vanuit de zes verschillende perspectieven en negen patronen ook kunnen zien als drijfveren voor Weconomics. De problemen en ontwikkelingen, kun je zien als de noodzaak en omstandigheden, die aanleiding zijn voor de ontwikkeling van Weconomics en daarmee uitgangspunt zijn voor het Weconomics model, de Weconomics infrastructuur en het Weconomics programma. Om ons werk en onze welvaart opnieuw te organiseren is het belangrijk om zowel een diepe historische- als brede perspectieven- en patronenanalyse te maken. In het boek ‘Weconomics analyse’, heb ik de organisatie van ons werk en onze welvaart bekeken vanuit zes perspectieven: mens, ecologie, generatie, economie, innovatie en politiek en negen patronen. Hierbij is de mens het uitgangspunt. Mensen zijn onderdeel van gemeenschappen. Mensen zijn afhankelijk van gemeenschappen maar vórmen ook gemeenschappen. Gemeenschappen bestaan omdat mensen gemeenschapszin hebben. Het ecologisch perspectief is de omgeving van de mens en zijn gemeenschap(pen). Verder zijn mensen onderdeel van een bepaalde leeftijd- of tijdsgeest generatie en hebben bepaalde verwachtingen en kenmerken. Als mens of als generatie richten we onze economie op een bepaalde manier in, om schaarse middelen en maximaal nut in balans te houden. We ontwikkelen nieuwe technieken, zoals het internet, en innoveren om beter bij onze omgeving te passen en daarmee de kans op overleven te verhogen. Ten slotte nemen we als mens bepaalde beslissingen waarbij we democratie als instrumenten gebruiken. Als mens besluiten we (of zouden dat moeten doen), om een aantal taken gemeenschappelijk uit te voeren en te beleggen bij een overheidsinstantie. Het mensperspectief is dus uitgangspunt. Voor het Weconomics model is de mens, de kleinste en belangrijkste bouwsteen. Samen met middelen vormen mensen organiserend vermogen. Dit organiserend vermogen wordt gebruikt voor de organisatie van ons werk en onze welvaart. Werk wordt gezien als één van de belangrijkste onderdelen van onze welvaart: werk levert welvaart, maar welvaart levert ook weer werk. Ik kijk naar de mens vanuit verschillende deelperspectieven, de mens als: denker, gelukszoeker, informatieconsument, keuzemaker, sociaal dier, consument en werknemer. Ik kijk naar de mens in relatie tot gemeenschapszin en techniek. We leven steeds meer in een welvaartsysteem, waarin middelen belangrijker zijn geworden dan mensen. We laten ons leiden door complexe wiskundige economische modellen en we vinden het normaal dat de overheid voor ons zorgt. Geld en banken zijn geen faciliteiten meer voor de reële economie, maar een middel om met geld nog meer geld te verdienen. Weconomics pleit voor een welvaartsysteem, waarbij de mens weer de eenheid van denken is en gemeenschapszin en samenwerken centraal staan. We leven als mens in een beperkt ecosysteem. De aarde geeft ons alles wat we nodig hebben. Het enige wat aan ons ecosysteem toegevoegd wordt, is zonlicht. Onze economie is een deelsysteem van het ecosysteem. Een voortdurend groeiend economisch systeem, moet een keer botsen met ons beperkt ecologisch systeem. Om deze ‘botsing’ te voorkomen, moeten we zorgen voor een duurzame welvaart, waarbij overbodige consumptie omlaag gaat en producten opnieuw gebruikt worden, zonder dat dit netto energie kost. In hoofdstuk 3 van het boek ‘Weconomics analyse’, analyseer ik diverse ecologische kenmerken, problemen en ontwikkelingen en leg ik een relatie tussen ecologie en economie. De belangrijkste vraag daarbij, is of ons huidige economische systeem, kapitalisme, zonder economische groei kan? Het zal wel moeten wil het duurzaam zijn. Maar wat betekent het, wanneer we minder kunnen groeien? En waarin willen we eigenlijk groeien? In welvaart of in welzijn en geluk? Wanneer er te weinig aandacht is voor een duurzame welvaart, kunnen er generatieconflicten optreden. Veel van onze welvaart hebben we gerealiseerd, door een voorschot te nemen op de toekomst van onze kinderen. We hebben schaarse grondstoffen gebruikt, die niet alleen van ons zijn. We hebben een welvaart gerealiseerd met geleend geld dat nog terugbetaald moet worden, waarschijnlijk door volgende generaties. Welvaartsgroei is gefinancierd met geleend geld en het terugbetalen is, bijvoorbeeld via staatsschulden, vooruit geschoven naar de toekomst van onze kinderen. Weconomics richt zich enerzijds op de toekomst van de jongere generatie, maar redeneert bij de organisatie van werk en welvaart ook vanuit de jongere generatie. Weconomics organiseert niet de problemen van morgen, maar van de komende decennia. Hierbij zijn de specifieke kenmerken van de jongere generatie uitgangspunt bij de ontwikkeling van het Weconomics organisatiemodel. Zo maken jongere generaties, net als Weconomics, intensief gebruik van het internet en principes zoals transparantie, vertrouwen, delen en samenwerken.
4
Weconomics Theorie – Paul Bessems Het economisch perspectief is een belangrijk perspectief, voor zowel de organisatie van ons werk als de organisatie van onze welvaart. Zowel werk als welvaart, gaan over het gebruiken en inzetten van schaarse middelen voor het behalen van een maximaal nut. Ook economische groei zal een schaars middel worden. Economie richtte zich in eerste instantie op het maken van keuzes in de huishouding. Later speelt economie door denkers, zoals Adam Smith, vooral een in de staatshuishouding. Nu heeft economie steeds meer te maken met financiële markten, arbeidsmarkten en huizenmarkten. Economie, is tegenwoordig vooral het ontwikkelen en toepassen van complexe wiskundige modellen om onze samenleving te begrijpen en het gedrag van markten te duiden en te voorspellen. In hoofdstuk 6 van het boek ‘Weconomics analyse’, analyseer ik vooral het economisch perspectief in relatie tot: kapitalisme, geld, rente, banken, bedrijven, economen en internationale concurrentie. Verder in dat hoofdstuk veel aandacht voor de vraag of economische groei moet? Het lijkt zo vanzelfsprekend omdat economen, politici en CEO’s ons dit steeds voorhouden, maar we moeten er vanuit gaan dat iedereen die iets zegt over de vraag of groei móet, dit vanuit een bepaald belang (en opvoeding) doet. Het is zeker niet vanzelfsprekend, maar dat is niet relevant. Onze economie kan niet voordturend groeien om het een subsysteem is van een begrensd systeem (ecosysteem). Naast economische groei besteed ik in het boek ‘Weconomics analyse’, ook beperkt aandacht aan de ontwikkeling van een nieuw kapitalistisch regime: coöperatief menskapitalisme als opvolger van financieel- en management kapitalisme. Het financieel kapitalisme en management kapitalisme, zijn zó instabiel geworden, dat ze vervangen zullen worden door een nieuw regime. Naast economie spelen techniek en innovatie een belangrijke rol in de organisatie van ons werk en onze welvaart, deze komen vooral in hoofdstuk 6 van het boek ‘Weconomics analyse’, aan de orde. Vooral het internet, helpt Weconomics bij het opnieuw organiseren van ons werk. Op dit moment gebruiken we bij de organisatie van ons werk, de potentie van het internet minimaal. We organiseren ons werk nog vooral binnen de muren van gesloten bedrijven, delen bijna geen informatie en moeten dezelfde gegevens, in meerdere systemen onderhouden. Met behulp van het internet, kunnen we slim samen werken in gedeelde informatienetwerken. Nadat we ons werk hebben georganiseerd binnen boerderijgemeenschappen, ambachten en bedrijven, gaan we nu ons werk organiseren binnen samenwerkingsverbanden en gedeelde informatienetwerken. Omdat informatie de belangrijkste grondstof bij de organisatie van ons werk is geworden, is dat de volgende logische stap in onze evolutie, die gebaseerd is op groei en het verbeteren van de efficiency door economy of scale. Het internet kent, net als andere middelen, voordelen en nadelen. Zo kan het lezen via internet in vergelijking met het lezen van boeken leiden tot het anders gebruiken en organiseren van onze hersenen. Sommige gebieden worden, door het gebruik van internet, minder gestimuleerd en de hersenen zullen hun organisatie daarop aanpassen. Wanneer we via internet lezen, springen we bijvoorbeeld sneller naar andere websites en zijn we minder in staat diep en geconcentreerd te lezen en na te denken. Ook zorgen bijvoorbeeld automatische reminders, navigatiesystemen en augmented reality ervoor, dat we ons minder bewust zijn van tijd en plaats. We hoeven geen telefoonnummer meer te onthouden want die zoeken we op via het internet. Elke techniek heeft zijn voor- en nadelen. Het is de bewuste mens die nadenkt hoe hij een middel gebruikt. Eerst vormt de mens het middel en daarna vormt het middel ons. Dat is altijd zo geweest en zal ook niet veranderen. Waarvoor we een middel gebruiken en de manier waarop is een keuze. Techniek en innovatie veranderen ons leven. De drie constanten in ons leven zijn verandering, principes en keuzes. Willen we meer of minder veranderen door techniek, dan moeten we op basis van bepaalde principes keuzes maken. Het middel kiest niet voor ons. Middelen kunnen niet kiezen, alleen mensen kunnen kiezen. Ten slotte wordt in hoofdstuk 7 van het boek ‘Weconomics analyse’, ook nog in het kort aandacht besteed aan het politiekperspectief. Politiek is een instrument om, al dan niet na informatie uitwisselingen en discussie, tot een besluit te komen. Politiek wordt niet alleen in Den Haag bedreven, maar ook binnen Europa, binnen je wijk en binnen bedrijven en instellingen. Naast politiek, spelen democratie en overheid ook een belangrijke rol in het politiekperspectief. Democratie is een instrument om op een bepaalde manier tot besluitvorming te komen. Hierbij speelt het volk een belangrijke rol. Voor het internettijdperk, was het bijna ondoenlijk om te werken met directe democratie, waarbij het volk direct betrokken is bij het afwegen van belangen. Daarom hebben de meeste landen gekozen voor een indirecte democratie. Hierbij kiest het volk eerst volksvertegenwoordigers waarna op basis van bepaalde meerderheden een regering wordt geformeerd. Door de ontwikkeling van het internet kunnen we nu ook de mogelijkheden onderzoeken van een meer directe democratie. Betekenisvolle en objectieve informatievoorziening, transparantie en veiligheid moeten dan wel goed georganiseerd zijn. Naast politiek en democratie, speelt ook de overheid een belangrijk rol in de organisatie van ons werk en onze welvaart. Weconomics ziet de overheid als een commonality instrument. Een commonality is een gemeenschappelijkheid (common). Bepaalde taken kunnen we beter organiseren binnen een gemeenschappelijkheid. Voorbeelden hiervan zijn onderwijs, zorg en veiligheid. De overheid is een middel waarmee een gemeenschappelijkheid georganiseerd kan worden. Naast de overheid zijn er ook andere middelen (organen), die dit kunnen doen. De overheid is, net als bedrijven en banken, tot een vanzelfsprekendheid geworden, steeds minder middel en steeds meer doel op zich is. Het is niet vanzelfsprekend dat de overheid alle gemeenschappelijke taken moet uitvoeren. Eerst moet onderzocht worden welk taken beter door een gemeenschappelijkheid uitgevoerd kunnen worden, en dan moet beoordeeld worden, of de overheid daar een goede leverancier voor is. Het organiseren met commonalities is wel een vanzelfsprekendheid, maar het organiseren met overheden niet. 5
Weconomics Theorie – Paul Bessems Een aantal belangrijke problemen en ontwikkelingen met betrekking tot de organisatie van ons werk en onze welvaart zijn: Onze economie ontwikkelt zich van maakeconomie naar een zorg- en kenniseconomie. De zorgsector is vooral een lokale sector en bestaat vooral uit de zorg voor onderwijs, gezondheid en veiligheid. Naar verwachting zal de zorg voor voedsel ook steeds lokaler en seizoensgebonden worden, door gestegen energie- en transportkosten. De internationale concurrentie neemt toe, ook buiten de Europese Unie. Op dit moment groeien vooral de BRICS landen. Op dit moment vindt internationale concurrentie vooral plaats in het maken van commodities (auto’s, consumentenelektronica, speelgoed, kleding). Naar verwachting zullen in de BRICS landen ook steeds meer kennisintensieve processen uitgevoerd gaan worden en verplaats goedkope arbeid zich naar Afrika. Als daar de lonen ook gaan stijgen, zal er uiteindelijk wereldwijd een nivellering optreden, zullen er minder voordelen zijn om productie verder weg te brengen en zal er weer meer lokaal geproduceerd worden. Door vergrijzing moeten we met minder mensen meer werk doen. We kunnen de pensioenleeftijd verhogen of de studieduur verkorten. Beter is het om de arbeidsproductiviteit te verbeteren. Door de arbeidsproductiviteit te verbeteren, houden informatiewerkers meer surplustijd over die we kunnen besteden aan zorgtaken en vrije tijd. Werkorganisaties moeten ingericht zijn op werken en leren: werken wordt leren en leren wordt werken. Hierbij zullen we ons steeds minder laten leiden door regels en procedures, maar steeds meer door praktische wijsheid. Regels en procedures zitten vooral vervat in het mechanische (blauwe) deel van organisaties welke routinematige niet complexe processen uitvoeren. Praktische wijsheid zit vooral in het organische (gele) deel van organisaties welke niet routinematige en complexe taken uitvoeren. We kunnen door de ontwikkeling van het internet steeds makkelijker, onafhankelijk van tijd, plaats en organisatie, samenwerken. Informatie- communitie- en transactiesystemen zullen zich steeds verder buiten bedrijfsgrenzen ontwikkelen, met economy of scale als drijfveer. Dat betekent, dat deze systemen steeds meer bedrijfsoverschrijdend georganiseerd worden in gedeelde informatienetwerken. Organiseren en automatiseren gaat van bedrijf -> organisatie -> proces -> individu naar individu -> proces -> organisatie -> bedrijf. Je kunt beter de kleinste bouwsteen (mens en middel) als uitgangspunt nemen, dan een (willekeurige) verzameling mensen en middelen zoals een bedrijf. De transitie van klassiek organiseren naar nieuw organiseren, kunnen we het beste realiseren met nieuwbouw. Ook binnen de nanotechnologie, is de grote doorbraak niet gekomen door bestaande materialen steeds kleiner te maken (vergelijk met bedrijven veranderen), maar door opnieuw op te bouwen met de kleinste bouwsteen als uitgangspunt. De kleinste bouwstenen van de organisatie van ons werk zijn mens en middel. De generatie die opgegroeid is met internet, vormt een groeiend deel van de arbeidsmarkt. Ze zijn een andere manier van werken gewend: meer samenwerken in projecten, onafhankelijk van tijd- en plaats- en organisatie. Verder is de mobiliteit en diversiteit groter dan in eerdere tijdsgeneraties. Belangrijke thema’s in het mens&organisatiedomein zijn: flexibiliteit, tijd- plaats en organisatieonafhankelijk werken, diversiteit (in teams), vitaliteit (van mens en organisatie), employability, arbeidsmobiliteit en het organiseren van zorgtaken. Per jaar wordt twaalf miljard euro uitgegeven aan mentaal verzuim. Zes op de zeven mensen vindt dat ze geen betekenisvol werk hebben. De arbeidsproductiviteit stijgt door mensen aan betekenisvolle taken te koppelen. Mensen met betekenisvol werk, werken zeventig procent efficiënter. Maar wanneer mensen vastzitten in hun functie, kunnen ze minder snel van taak wisselen. Het aantal portfoliowerkers verdubbelt tussen 2003 en 2007. De tijd dat we voor dezelfde werkgever werken wordt steeds korter. Inmiddels werkt ruim 30% van de mensen in tijdelijke functies (portfoliowerker, uitzendkracht, interim). De jongere generatie wil steeds meer een leven lang leren en haar eigen portfolio-ontwikkeling beheren. Personeelsinformatiesystemen zullen niet bedrijfsgericht, maar steeds meer individugericht zijn. We zullen ons werk steeds minder binnen belemmerende muren van bedrijven organiseren en steeds meer binnen flexibele communities en gedeelde informatie-, communicatie en transactienetwerken. De ontwikkeling van werkorganisaties is, net als onze biologische evolutie, gericht op economy of scale. Echter, er zijn grenzen aan groei, omdat een organisme ook flexibel moet blijven om zich voldoende snel, en in voldoende mate te kunnen aan passen aan veranderingen in de omgeving. Veel bedrijven kunnen niet meer verder groeien, zonder aan flexibiliteit in te leveren. De volgende stap in de ontwikkeling van werkorganisaties is meer samenwerken met de omgeving via samenwerkingsverbanden (settlements). Omdat informatie de belangrijkste ‘grondstof’ en productiefactor is geworden voor de organisatie van ons werk, en we steeds meer informatie delen met onze omgeving, zullen we ons werk steeds minder met bedrijfssoftware organiseren en steeds meer met communitysoftware. Bedrijfsgerichte software zoals we die nu kennen zal grotendeels verdwijnen. Bedrijven worden organisaties (organiserend vermogen). Bedrijven worden een verzameling portfoliowerkers met zelfde visie, doelen en waarden. Organisaties voeren transacties uit en communiceren via communitysoftware. 6
Weconomics Theorie – Paul Bessems We zullen minder nieuwe en functioneel onnodige producten maken en meer producten opnieuw gebruiken (zie bijvoorbeeld: urban mining) en lokaal produceren (zie bijvoorbeeld: urban agriculture). Er zal druk komen op de productie en consumptie van lifestyle producten, die niet zozeer een functionele functie hebben, maar vooral een communicatiefunctie. Mensen communiceren via merken en lifestyle producten met elkaar. Merken en lifestyle producten vertellen wie ze zijn en met wie ze zich willen associëren. Dit is een onnodige belasting voor ons ecosysteem en dat kunnen we ons niet langer veroorloven. We zullen minder sturen op economische groei met geleend geld en meer op duurzaamheid en natuurlijke groei zonder externe financiering. De extra financiering, die wel nodig is, zal minder door traditionele systemen gerealiseerd worden en meer door nieuwe systemen zoals crowdfunding, waarbij een directe relatie tussen geldaanbieder en geldafnemer, belangrijk is. We zullen ons als mens meer bewust worden van onze afhankelijk van de gemeenschap en daardoor ook meer bijdragen aan de gemeenschap. De gemeenschap is niet hetzelfde als de overheid. De overheid is een geïnstitutionaliseerde gemeenschap, die steeds minder (financiële)ruimte heeft voor (zorg)taken. Deze worden weer meer overgenomen door mens en gemeenschap zelf. De overheid is een middel dat met een bepaald doel is opgezet en ontwikkeld tot wat het nu is. Daarmee zijn veel taken van de overheid vanzelfsprekend geworden, terwijl ze dit helemaal niet zouden moeten zijn. De overheid is te vergelijken met de afdeling personeelzaken binnen een bedrijf. De afdeling personeelzaken biedt zoveel service dat werknemers te ‘lui’ geworden zijn om voor zichzelf te zorgen. Mensen zullen zich steeds meer bewust zijn van de wereld waarin ze willen leven en in welke gedaante (mens, mens/machine of machine) ze daarin willen leven. Mensen worden zich ervan bewust, dat ze binnen bedrijven of overheden als een ‘nummer’ gezien worden. Mensen worden zich ervan bewust, dat meer keuzevrijheid niet altijd beter is. Mensen worden zich ervan bewust, dat steeds vaker middelen voor hen kiezen (commerciële sociale netwerken en zoekmachines). Door brongegevens in een algemene datanutsvoorziening te brengen en slim samen te werken in gedeelde informatie, communicatie- en transactienetwerken, zal de mens, zonder hulp van commerciële advertentiebedrijven, kunnen communiceren en informatie kunnen delen. Het gebruik van een algemene datanutsvoorziening zal naar verwachting een paar tientjes per maand kosten, vergelijkbaar met de stroomnutsvoorziening. Sociale netwerken en zoekmachines zullen commodities worden en op een vergelijkbare manier georganiseerd worden met andere nutsvoorzieningen. Het organiseren van ons welvaartsprobleem is te verdelen in een teller- en noemergedeelte. Wanneer we de teller kleiner maken wordt het geheel kleiner (2/4 is kleiner dan 3/4). Wanneer we de noemer groter maken wordt het geheel ook kleiner (2/6 is kleiner dan 2/5). Wanneer we de teller kleiner maken en de noemer groter ontstaat een dubbel effect. We zullen bijvoorbeeld onze consumptie moeten verlagen (teller kleiner) en ons innoverend vermogen moeten verbeteren (noemer groter). Groei van bedrijven leidt meestal tot meer bureaucratie en meer machtsconcentratie. Beter is het om mensen organisch te organiseren en middelen mechanisch. Mechanische organisaties mogen best groot en bureaucratisch zijn, gericht op economy of scale en efficiency. Mensen organisaties moeten lokaal en organisch georganiseerd worden. In hun taakuitoefening worden mensen gefaciliteerd voor een (mechanisch georganiseerde) infrastructuur. Tot zover belangrijke problemen, ontwikkelingen en inzichten, die als input dienen voor het Weconomics model. Dit overzicht leidt tot een soort ontwerptekening, een programma van eisen en wensen waar het Weconomics model aan moet voldoen. De ontwerptekening wordt verder vertaald in een denkkader, in waarden, fundamentals, opdrachten en een besturingsconcept. Deze zijn weer de basis voor het ontwerpen van het Weconomics organisatiemodel en de infrastructuur. Daarna kan het model, de infrastructuur en het programma gebruikt worden voor het opnieuw organiseren van het werk van de informatiewerker waardoor deze productiever zal worden en we meer tijd overhouden om te investeren in een duurzame welvaart. Als aanvulling op de, in deze paragraaf genoemde problemen, ontwikkelingen en inzichten uit de theorie, maak ik in de volgende paragraaf een ‘nieuwe balans op’. Ook deze nieuwe balans is onderdeel van de ontwerptekening en het programma van eisen en wensen en daarmee input voor het Weconomics model. 4.4 Naar een nieuwe balans Onze hele evolutie zoeken we als mens naar soort evenwicht, waarmee we onze kans op overleven kunnen vergroten. Een belangrijk evenwicht, is het evenwicht uit de kernmatrix (zie figuur 1.2). Belangrijk in het vergroten van onze overlevingskansen is een goed evenwicht tussen: egoïsme en altruïsme, tussen de eigen ik en de gemeenschap tussen behoud en vernieuwing, tussen beheer en innovatie In de kern, in het hart van onze evolutie ligt het kruispunt van twee lijnen egoïsme versus altruïsme en vernieuwing versus behoud. Het één kan niet zonder het ander en een goed evenwicht is belangrijk voor het voortbestaan van onze 7
Weconomics Theorie – Paul Bessems soort. Teveel egoïsme en vernieuwing leidt tot marktfundamentalisme, leidt tot hoge bonussen en graaiculturen. Teveel altruïsme en behoudt leidt tot misbruik maken van sociale zorg en voorzieningen. Alles bij hetzelfde laten ligt niet in onze aard, maar voortdurend innoveren leidt tot een complexe wereld en het ontstaan van de mensmachine. Niet het voortbestaan van een mens, maar van de mensheid, van de mens als soort, is onze belangrijkste evolutiedrijfveer. Onze menselijke moraal, individuele keuzes en daaruit voortkomende collectieve wijsheid en collectief bewustzijn, kan en moet hierin steeds een afweging maken. Het ergste wat we als mens kunnen doen, en nu ook doen, is de keuze overlaten aan systemen, (computer)machines en wiskundige modellen. Dat we als soort uiteindelijk ophouden te bestaan, is zeker. Het is de vraag wanneer en hoe de weg erna toe uitziet? We kunnen alleen voor onszelf en in overleg met onze omgeving en volgende generaties kiezen voor de wereld waarin en de welvaart waarmee we willen leven. De wereld waarin we zullen leven is ook afhankelijk van andere elementen buiten ons systeem. Omdat onze huidige politiek economische systeem of regime (management kapitalisme en financieel kapitalisme op basis van marktfundamentalisme) te instabiel is geworden, hebben we een nieuwe balans nodig. We hebben een nieuwe balans nodig voor de organisatie van ons werk en onze welvaart. We hoeven niet te kiezen tussen kapitalisme en socialisme, tussen vrijheid en controle. Het is niet ‘of-of’, maar ‘en-en’. Van de beide uitersten van een schaal, is het, afhankelijk van de situatie, belangrijk een goede balans te vinden. Met de juiste balans zullen we de kans op overleven vergroten. Soms is dat meer vrijheid, soms zijn dat meer regels. Soms is dat rust, soms is dat vernieuwing. Ik begin ‘mijn’ nieuwe balans voor Weconomics dan ook met een ‘minder-meer’ overzicht. Uitgaande van de huidige situatie hebben we bijvoorbeeld minder behoefte aan korte termijn eigen belang organiseren en meer behoefte aan lange termijn gezamenlijk belang organiseren. Of minder financieel- en management kapitalisme en meer coöperatiefmenskapitalisme. Ik kom op basis van de analyse in dit boek tot de volgende nieuwe balans: Minder Individu en egoïsme Efficiency, ‘wat’ en ‘hoe’ vragen Instituten en welvaartsgroei Regels en procedures Vanzelfsprekendheden, ik kan er niets aan doen Linkerhersenhelft onderwijs en opvoeding Keuzemogelijkheden en adverteren Nadruk op alleen betaald werk Gerontocratie Mensen in machinale hokjes stoppen Korte termijn eigen belang Wiskunde en modeleconomie Eiland intelligentie, innovatie en investeringen Wereld voor mijn generatie en volk Ecologische voetafdruk Fysieke en materiële consumptie Verpakking en branding Leren en werken gescheiden Economie is kosmopolietenkunde Financieel -en management kapitalisme Extrinsiek motiveren Bezit Overheid Waardeketens (value chains) Partijpolitiek, verschillen Singulariteit Het middel vormt de mens
Meer Gemeenschapszin en altruïsme Effectiviteit en ‘waarom’ vragen Menselijke maat en welzijnsgroei Praktische en morele wijsheid, normen en waarden Willen leren begrijpen, ik kies dus ik besta Rechterhersenhelft onderwijs en opvoeding Kwaliteit en transparantie Nadruk op alle toegevoegde waarde ‘Inspraak’ voor jongere generatie De mens in haar waarde laten Lange termijn gezamenlijk belang Ecologie en praktijkeconomie Cognitief surplus, crowdsourcing en funding Wereld voor volgende generaties en andere volken Hergebruik en lokale productie Virtuele en immateriële consumptie Inhoud en functie Leren en werken gekoppeld Economie is huishoudkunde Mens en coöperatief kapitalisme Intrinsiek motiveren Toegang tot Eigen verantwoordelijkheid en commonality Waardecirkels (value circles) Gemeenschapszin en belang, overeenkomsten Menselijk bewustzijn De mens vormt het middel
Figuur 4.1: programma van eisen en wensen via een ‘minder-meer vergelijking’
Een welvaartmachine in de vorm van de organisatie van ons werk, onze economie en onze welvaart, kent vele vormen. De bestaande politiek economische systemen: management kapitalisme en financieel kapitalisme, zijn aan vernieuwing toe. Kapitalisme kent vele definities, vele vormen en vele fases. Als gevolg van de welvaartscrisis zitten we nu in een overgangsfase van management en financieel kapitalisme, naar een nieuw vorm van kapitalisme, dat ik meestal typeer als: mensgericht coöperatief kapitalisme dat gebaseerd is op sociale marktdemocratie. We zitten in de overgang van een vrije markteconomie, naar een sociale marktdemocratie en een vrije menseconomie. Dat is een systeem waarbij niet de middelen, maar de mensen keuzes maken. We zitten in een overgang van een maatschappij waarbij werk vooral georganiseerd wordt binnen de muren van bedrijven, naar een maatschappij waar werk georganiseerd wordt in gedeelde informatienetwerken en communities. We zitten in een fase, waarin we minder afhankelijk worden van geleend geld en meer financieel zelfredzaam zijn. We zitten in een fase waarin, als we al geld nodig hebben, niet automatisch aankloppen bij een bank, maar eerst bij onze eigen gemeenschappen. We zitten in een overgang, waarbij de overheid steeds minder
8
Weconomics Theorie – Paul Bessems verantwoordelijk is voor onze welvaart en ons welzijn. Ten slotte, we zitten in een overgang waarbij gemeenschapszin steeds meer vanzelfsprekend wordt en noodzakelijk is om te overleven. Ik heb onderzoek gedaan naar de geschiedenis van de organisatie van ons werk, onze economie en onze welvaart. Ik heb vanuit zes verschillende perspectieven (mens, generatie, ecologie, economie, innovatie en politiek) naar dit thema gekeken en ik heb op basis van negen patronen een schets gemaakt hoe de toekomst van werk en welvaart er ongeveer uit zal zien. En ik heb een uitgebreide studie gedaan naar theorieën en inzichten binnen het vakgebied organisatiekunde. Op basis van deze analyse kom ik tot de conclusie dat het opnieuw organiseren van werk en welvaart, een beter evenwicht zal moeten bevatten tussen de volgende elementen: mens en gemeenschap arm en rijk jong en oud man en vrouw globaal en lokaal concurreren en samenwerken markt en overheid basis en bonus reëel en virtueel vrijheid en veiligheid mens en machine Efteling en Openluchtmuseum Prinsjesdag en Koninginnedag Ook deze balans kunnen we in de kernmatrix (zie figuur 1.2) zetten, om zo tot een beter evenwicht te komen. Zoals vaak hoeven we niet te kiezen tussen links of rechts, tussen mooi of lelijk tussen arm of rijk, tussen honger en obesitas, tussen overstroming en droogte. Zoals vaak gaat het niet om te veel of te weinig. Vaak gaat het om het verbeteren van het evenwicht. Vaak gaat het om het verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod. De meeste problemen zijn logistieke problemen en op te lossen met een betere distributie, verdeling, communicatie, coördinatie en het delen van informatie. Deze kunnen we oplossen met een betere infrastructuur, met een beter organisatiemodel met een gedeeld informatienetwerk. Weconomics zoekt een nieuwe balans, een balans: Tussen mens en gemeenschap De mens kan niet zonder gemeenschap en een gemeenschap kan niet zonder mensen. De eerste gemeenschappen hebben zich lange tijd los van elkaar ontwikkeld. Maar door het toenemend aantal transport- en communicatiemiddelen, groeien gemeenschappen steeds meer naar elkaar toe en integreren steeds meer met elkaar, tot een globaal ecosysteem van mensen en mensinteracties. Ons leven, ons werk en onze welvaart, zal zich steeds meer bewegen tussen de kleinste bouwsteen (de mens) en het grootste bouwwerk de wereld. Daarbij is het belangrijk dat we als mens bewust zijn en bewust blijven van de situatie dat de mens niet zonder gemeenschap kan en de gemeenschap niet zonder de mens kan. We zullen ons werk en onze welvaart steeds opnieuw moeten organiseren en opbouwen door de kleinste bouwstenen (mens en middel) te verbinden tot een wereldwijd gedeeld informatienetwerk. Hierbij moeten we de mens, en niet hetgeen wat de mens gemaakt heeft, als uitgangspunt nemen. De mens als uitgangspunt nemen, is niet hetzelfde als individuele vrijheid of egoïsme centraal zetten. Een menselijke maatschappij is een maatschappij, die het individu als uitgangspunt neemt bij het organiseren van werk en welvaart en niet het middel. Een menselijke samenleving is een samenleving die niet drijft op regels, maar op waarden. Het is een samenleving die niet drijft op instituten, maar op menselijk organiserend vermogen, een samenleving die niet afhankelijk is van een overheid, maar drijft op gemeenschapszin. Een menselijke samenleving drijft op menselijke en praktische wijsheid, op verbeeldingskracht en creativiteit. Een mensmaatschappij is een menselijke of organische samenleving die ‘geregeerd’ wordt door de mens en niet door wat de mens gemaakt heeft. We zullen meer toe moeten naar een mensmaatschappij, een menselijke samenleving met de mens als uitgangspunt en als belangrijkste kapitaal en vermogen. Human capitalism betekent vrij vertaald: humaan of menselijk kapitalisme. Dit is een vorm waarin de ‘vrije’ markt van vraag en aanbod nog steeds centraal staat, maar waarin het individu, de mens en niet wat de mens gecreëerd heeft (middelen), centraal staat. Een sociale marktdemocratie is een systeem waarbij de markt centraal staat, maar wel op een sociale manier: transparant, betrouwbaar, betekenisvol, veilig, onafhankelijk en democratisch gekozen. Het is een systeem waar de menselijke maat centraal staat en niet de voordelen die het systeem oplevert voor bedrijven en een klein groep vermogende mensen. De mens moet weer centraal komen te staan in het werk, de economie, de maatschappij en in de wereld. Een mens is niet alleen consument, maar ook producent, burger en werknemer. Mensen spelen vele rollen in het werk, de economie en maatschappij. De mens is begin en eindpunt. Met de keuzes die we als mens maken, laten we zien wat we willen. De som van onze keuzes, is de wereld waarin we willen leven.
9
Weconomics Theorie – Paul Bessems Tussen arm en rijk Doordat we steeds meer met elkaar verbonden raken en de wereld steeds transparanter wordt, zullen steeds meer arme mensen kunnen ‘zien’, hoe goed rijke mensen het hebben. Wanneer de verdeling van inkomen en welvaart niet verbetert, zal dit leiden tot meer opstanden en zullen vrije mensen zich minder vrij voelen. Wanneer de productie van de eerste levensbehoeften, de groei van de wereldbevolking niet kan bijbenen, zal dit leiden tot meer conflicten tussen arm en rijk. Een van de oorzaken van Arabische lente wordt gezocht in de stijging van de voedselprijzen en de hoge (jeugd)werkeloosheid. Dictators kunnen opstanden in het begin nog afslaan door voedsel- en energieprijzen te verlagen, maar wanneer prijzen blijven stijgen en inkomens dalen, zullen met behulp van moderne communicatiemiddelen steeds meer kleine conflicten grote opstanden kunnen worden. Het verkleinen van verschillen tussen arm en rijk leidt, volgens 6 Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz, tot structurele verbetering van onze welvaart. Hij ziet de ongelijkheid in inkomen en welvaart als een van de structurele oorzaken van de welvaartscrisis. In 1965 verdiende een CEO in de Verenigde Staten gemiddeld 20 keer meer dan de gemiddelde werknemer. Nu is dan ongeveer 400 keer. Wanneer een gemiddelde werknemer in 1965 20.000 dollar verdiende, verdiende de CEO: 400.000 dollar. Wanneer den gemiddelde werknemer nu 30.000 dollar zou verdienen, dan verdient de gemiddelde CEO 12 miljoen dollar. Het verschil wordt niet kleiner maar groter. De rijken worden steeds rijker en de armen relatief steeds armer7. Volgens Stiglitz is ook de ongelijkheid in kansen, die kinderen in Verenigde Staten krijgen, een belangrijke oorzaak. Als een van de weinige ontwikkelde landen maakt het voor de kansen van kinderen in de Verenigde Staten veel uit, wat het opleidingsniveau en inkomen van de ouders is. Landen met de kleinste welvaartsverschillen scoren over het algemeen beter in de verschillende geluks- en welvaartindices. Tussen jong en oud We kunnen als mens ongeveer vijf generaties overzien: van grootvader tot en met kleinkind. Dat zijn ongeveer tweehonderd jaar. Maar de politieke keuzes die we maken hebben vooral invloed op het hier en nu. Politici zijn opportunistisch en zijn vooral bezig met de komende verkiezingen en regeerperiode, terwijl we als gemeenschap ook keuzes moeten maken voor later. Bij het gebruik van fossiele brandstoffen kiezen we ervoor om de benzineprijs laag te houden. We kiezen er niet voor om de prijs te verhogen of de vraag terug te dringen. We voeden onze kinderen op met het idee, dat ze in dezelfde wereld zullen kunnen leven als de onze. Maar dat kunnen we helemaal niet waarmaken. De wereld van onze (klein)kinderen zal er heel anders uitzien. We schuiven de meeste problemen door naar volgende generaties. We hebben geen oplossing voor de olie die we opmaken en het milieu dat we vervuilen. Als onze kinderen zouden weten dat ze op de wereld komen met een staatschuld van ruim 400 miljard euro, dan zouden ze misschien niet geboren willen worden. We moeten niet alleen met de bril van een volwassene keuzes maken, maar ook met de bril van onze (klein)kinderen. De staatsschuld loopt niet terug maar neemt in 2012 iedere dag met ruim 70 miljoen euro toe. Een schuld kan alleen worden afgelost, wanneer je voldoende verdienend vermogen hebt en meer verdient dan uitgeeft. Dit verdienend vermogen, om de staatsschuld af te lossen, zal de komende decennia door een kleine 6 miljoen (werkenden) geleverd moeten worden. Dat is bijna 70.000 euro staatschuld per werkende. Dat lijkt een onmogelijke opgave, om dat binnen een generatie op te lossen. De enige oplossing die we nu kunnen verzinnen, is de schuld doorschuiven naar de toekomst van onze kinderen. Zodra onze kinderen erachter komen in welke rotzooi we ze achterlaten, zonder dat we een visie hebben om het probleem op te lossen, is de kans groot dat er generatieconflicten zullen ontstaan. Tussen man en vrouw Concurreren wordt over het algemeen meer gezien als een mannelijke eigenschap en samenwerken als vrouwelijke eigenschap De evolutie van de werkende mens wordt vooral gedomineerd door mannen en mannelijke eigenschappen. Het is voor onze ontwikkeling en de organisatie van ons werk en onze welvaart, belangrijk dat er een beter evenwicht is tussen mannelijke en vrouwelijke eigenschappen. Sales, risico’s nemen en de bonuscultuur zijn meer mannelijk eigenschappen. In bepaalde omstandigheden kunnen dit ‘gevaarlijke’ eigenschappen zijn. Deze eigenschappen hebben, in combinatie met een vrije markteconomie, bijgedragen aan de welvaartscrisis. Ik vermoed dat de bankencrisis, in deze mate, niet had plaatsgevonden, als de top van de financiële sector niet uit mannen, maar uit vrouwen had bestaan. De oneigenlijke welvaart die we hebben gecreëerd is een overblijfsel van Fase 5 uit het Spiral Dynamics model8. De laatste decennia worden vooral gekenmerkt door: haantjesgedrag, wie gaat er het verste en het meeste met vakantie, wie heeft de grootste auto, wie heeft het grootste huis en welke aandelenportefeuille levert het meeste rendement op. We zitten nu in een overgang naar Fase 6: ‘Verbinding’. Dit is meer een vrouwelijke eigenschap. De vrouw heeft van nature meer binding met het natuurlijke leven doordat zij een kind draagt en een kind het leven geeft. Dit schept een natuurlijke band met het leven en met volgende generaties. Een gezonde organisatie van werk en welvaart, zal een gezonde mix moeten bevatten van mannelijke en vrouwelijke eigenschappen. Tussen globaal en lokaal
Zie bijvoorbeeld artikel in New York Daily news: ‘To grow again, attack inequality’ van Joseph Stiglitz (24-06-2012). Zie bijvoorbeeld artikel van Don Tapscott in Huffington Post: ‘Are Corporations People (Redux)? Why Jack Welch is Wrong (16-09-2012). 8 Zie Fase 5: ‘Succes’, in het boek ‘Weconomics analyse, paragraaf 8.9: ‘8-stadiamodel: ontwikkeling van de denkende mens’. 6 7
10
Weconomics Theorie – Paul Bessems Waarschijnlijk zullen mensen de komende jaren hun overlevingskansen willen vergroten, door meer zelfredzaam te zijn en minder afhankelijk van geleend geld en van een wereldeconomie. We zullen weer meer gaan vertrouwen op lokale productie van voedsel en energie. Zelfredzaamheid in voedsel, veiligheid en energie zal de komende decennia steeds belangrijker worden. De globalisatie van de wereldeconomie heeft sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw een enorme vlucht genomen. Dit kwam onder andere door wereldvrede (de val van de Berlijnse muur), goedkoop geld, goedkoop transport en goedkope arbeid in ontwikkelingslanden. Het vertrouwen in de toekomst was de afgelopen decennia zó hoog, dat we te weinig hebben stil gestaan bij de effecten van globalisatie en de afhankelijkheid van andere economieën en financiële markten die we nodig hebben voor internationale handel. Niet alleen oorlog kan ons leven bedreigen, maar ook ongecontroleerde globalisatie. Groei en economy of scale zijn heel natuurlijke drijfveren, maar deze groei en ontwikkeling moet niet ten koste gaan van de eigen zelfredzaamheid, van flexibiliteit en veerkracht. Primair willen we in onze eigen omgeving kunnen overleven. Het is ‘prima’ om auto’s, tablets en speelgoed voor een hele wereldmarkt te produceren, want we kunnen, als het er op aankomt, best zonder. Dat betekent dat we eerder op deze globale producten zullen bezuinigen dan op voedsel, veiligheid en zorg. Het zou, niet alleen voor het vergroten van onze overlevingskansen, maar ook voor onze locale economie en het milieu beter zijn, wanneer de transport- en energiekosten omhoog gaan. Verder zullen naar verwachting de arbeidskosten in ‘lage loonlanden’ zoals China en India de komende jaren ook gaan stijgen, in Europa zullen de loonkosten waarschijnlijk niet verder stijgen, wellicht dalen. Dit zal een druk zetten op de globaliserende industriële productie. Na Azië valt er waarschijnlijk nog alleen in Afrika goedkope arbeid te realiseren. Als dat gebeurt, is de cirkel rond en zijn we ‘één’ ecosysteem geworden met betrekking tot de verdeling van arbeid (mens en middel als kleinste bouwsteen en de wereld als grootste bouwwerk). Loonkosten zullen daarna naar elkaar toegroeien, waardoor het minder aantrekkelijk is om productie uit te besteden aan andere landen. Verder moeten we de productie van voedsel, energie, veiligheid en zorg vooral lokaal ontwikkelen. Dat zijn de eerste levensbehoeften. Onder andere onder invloed van de welvaartscrisis, zien we bijvoorbeeld de ontwikkeling van meer stadslandbouw. 9 Steeds meer daken van flatgebouwen en braakliggende stukken grond worden gebruikt voor stadslandbouw. Urban farming is een ontwikkeling waarbij productie en consumptie van voedsel zo dicht mogelijk bij elkaar liggen. Verder worden zo veel mogelijk tussenschakels (veiling, groothandel, detailhandel), verwijderd. Gebruikers nemen een abonnement om wekelijks groenten af te halen. Naast lokale voedselvoorziening is lokale energievoorziening belangrijk voor onze zelfredzaamheid. In Duitsland wordt op dit moment ongeveer evenveel energie opgewekt door zonne-energie als door twintig kerncentrales. Tussen concurreren en samenwerken Al sinds het ontstaan van de mens, is er een spanning tussen mens en gemeenschap en tussen concurreren en samenwerken. Om voedsel te vangen moet je samenwerken en om voedsel te eten moet je concurreren. We vinden het zielig wanneer het kleinste vogeltje in een nest, het minste voedsel krijgt en uiteindelijk sterft. Maar dat is natuur, dat is evolutie, dat is survival of the fittest. Echter zijn we, als menselijk ras, ook een sociaal culturele evolutie gestart door met elkaar te communiceren, door bewust te zijn en door ons vragen te stellen als: is het moreel acceptabel hulpbehoevenden aan hun lot over te laten? We vinden dat een gemeenschap een bepaalde beschaving heeft, wanneer ook voor de zwakkere wordt gezorgd. In het geval van het vogelnestje wordt geprobeerd het voedsel eerlijk te verdelen, zodat iedere vogeltje, evenveel overlevingskansen heeft. Door onze sociaal culturele evolutie geldt niet meer alleen het recht van de sterkste en streven we naar een gezonde welvaartsverdeling. Evolutie is niet alleen survival of the fittest, maar ook ervoor zorgen dat de samenleving, waar je afhankelijk van bent, blijft voortbestaan zodat je eigen overlevingskansen toenemen. Zo zal het sterkste dier, het alfa mannetje, in veel apenkolonies niet als eerste eten, omdat hij ‘weet’ dat hij afhankelijk is van de kolonie. Tussen markt en overheid Er wordt onnodig onderscheid gemaakt tussen markt en overheid. De overheid is een commonality, een gemeenschappelijkheid. Wel een speciale vorm van commonality met bepaalde rechten en verplichtingen (bestuurrecht, ambtenarenrecht). Maar ook bijvoorbeeld advocaten en notarissen kennen reglementen of hebben bepaalde rechten, verplichtingen en gedragcodes. De overheid is, net als andere commonalities, een gemeenschappelijkheid, omdat mensen ervoor kiezen dat het ontwikkelen en leveren van bepaalde toegevoegde waarde (bijvoorbeeld zorg, onderwijs of veiligheid), slimmer en efficiënter via een gemeenschappelijkheid kan. Mensen kiezen ervoor sommige toegevoegde waarde in een gemeenschap, in een common te brengen. Het zou bijvoorbeeld niet handig zijn wanneer iedereen zijn eigen riolering, zijn eigen straat en zijn eigen nutsvoorziening zou moeten aanleggen, om deze vervolgens aan elkaar te verbinden tot een netwerk. Dat zou een grote wanorde zijn. Ik heb hier al eerder een voorbeeld van genoemd met betrekking tot de verdeeldheid van het spoorwegensysteem in Engeland in de negentiende eeuw. We kiezen ervoor nutsvoorzieningen in een commonality te organiseren. Maar de institutionalisering van het organiserend vermogen van een commonality hoeft niet dé overheid of dé markt te zijn. We hoeven niet te kiezen tussen markt of overheid omdat ‘dé markt’ en ‘dé overheid’ en dus het verschil tussen beide, niet bestaat. Hooguit gelden er andere spelregels en is er voor ambtenaren andere wetgeving dan voor werknemers. Maar wanneer we zowel markt als overheid definiëren als 9
Zie bijvoorbeeld internet, Sync.nl: ‘Stadslandbouw kan ook in Nederland succesvol zijn’ door Mathieu Halkes (18-6-2012)
11
Weconomics Theorie – Paul Bessems organiserend vermogen, hoeft er geen verschil te zijn. De huidige definitie van markt en overheid is kunstmatig en leidt tot onnodige conflicten, onduidelijkheden, complexiteit en onzekerheden. Tussen basis en bonus De laatste decennia is er een sterk geloof geweest, dat het belonen van prestaties met een bonus, tot betere resultaten leidt. Er is, vooral voor routinematige handelingen, een positieve relatie tussen bonus en prestatie. De prestatie verbetert in het algemeen door er meer voor te betalen. Wanneer er helemaal geen relatie zou zijn tussen prestatie en beloning, dan zou de situaties ontstaan dat mensen het hoognodige doen om in hun levensonderhoud te voorzien, en verder hun werktijd uitzitten. Voor het leveren van toegevoegde waarde moet een beloning, al dan niet in geld, gegeven worden. Maar dat een basisbeloning uitgebreid moet worden met een bonus is een ander verhaal. In ieder geval moet er een redelijk evenwicht zijn tussen basis en bonus. Wanneer de bonus te hoog is, ontstaan er volgens de Groningse hoogleraar Paula van Veen-Dirks ook negatieve gevolgen. De werking van prestatiebeloning wordt volgens haar overschat. Dat mensen zich net iets meer inspannen wanneer ze extra beloond worden voor hun prestatie, is volgens de hoogleraar geen onzin. Maar volgens haar moet dit niet te ver doorslaan omdat prestatiebeloning, naast positieve, ook negatieve kanten heeft. Wanneer de negatieve gevolgen van prestatiebeloning groter zijn dan de positieve gevolgen, dan is de prestatiebeloning per saldo niet zo’n goed idee. Negatieve gevolgen kunnen zijn: extra risico’s nemen, cijfers anders voorstellen en omzet afpakken van directe collega’s. De prestatiebeloning kan ook ten koste van de intrinsieke waarde, die mensen aan werk ontlenen, gaan. Het is beter werknemers te complimenteren, ze een gevoel van eigenwaarde en waarde voor de organisatie te geven. Prestatiebeloning werkt meestal wel bij routinematige opdrachten, maar werkt minder bij creatieve, niet routinematige opdrachten. Extrinsieke beloning werkt minder bij situaties waar samenwerking belangrijk is, de individuele prestaties niet duidelijk te scheiden zijn en vooral, de samenwerking uiteindelijk tot een betere prestatie zal leiden. Ook leidt prestatiebeloning vaak tot het verheffen van kwantificeerbare prestaties boven minder kwantificeerbare prestatie. Wanneer een schooldirecteur wordt afgerekend op de score van de Cito toetsen, geeft dat een verkeerd beeld, omdat de toegevoegde waarde van een kind niet alleen bestaat uit de uitslag van de Cito toets. Volgens een onderzoek van Berenschot10 lijkt er in het bedrijfsleven weinig relatie te bestaan tussen bonus en prestatie. Zelfs verliesgevende (beursgenoteerde) bedrijven keren een bonus uit. Van de verliesgevende bedrijven keerde 80% een bonus uit van gemiddeld 147.00 euro. ‘Deze cijfers laten zien dat de korte termijn bonus niet gerelateerd is aan de prestaties van veel bedrijven. De bonus lijkt overwegend een middel, om topbestuurders aan de onderneming te binden’, aldus één van de onderzoekers van Berenschot. Volgens de onderzoekers zou een bonus een prikkel moeten zijn, maar kennelijk is dat niet meer zo. Een bonus lijkt eerder een vanzelfsprekendheid, een verworven recht. De Nobelprijswinnaar economie in 2002: Daniel Kahneman 11, verzet zich tegen het idee, van de rationeel denkende en calculerende mens, die uit is op zelfvoordeel. Hij doet ook onderzoek naar de relatie tussen de kwaliteit van managers en leiders en de prestaties van bedrijven. In zijn boek ‘Thinking Fast and Slow’ (2011), gaat hij in op de vraag: hoe beïnvloedt het werk van leiders en managers de prestatie van bedrijven? Uit zijn onderzoek blijkt, dat de correlatie tussen de kwaliteit van de directeur en de prestatie van het bedrijf, maar 0,3 is. Zijn conclusie is, dat een enkel individu, hoe goed ook, weinig invloed heeft op de prestatie van een bedrijf. Dit is natuurlijk een gemiddelde en er zullen uitzonderingen zijn.12 Met deze conclusie verzet Kahneman zich tegen allerlei managementconcepten die succes voorspellen. Volgen hem is succes meer afhankelijk van externe omstandigheden en geluk dan van de gevolgde managementconcepten. Ik ga er dan ook vanuit, dat de meeste mensen bepaalde concepten gebruiken, niet om er beter van te worden maar om zich veiliger te voelen. In ieder geval moeten we af van de bonuscultuur als reden om betere prestaties te leveren. Het financiële concern ING bericht op 28 juni 2012 de bonussen te zullen afschaffen voor het ‘gewone bankpersoneel’ in ruil voor salarisverhoging. Helaas geldt dat nog niet voor het hoger management en zakenbankiers. Tussen reëel en virtueel We zullen steeds meer gaan leven in een wereld die reëel (fysiek, tastbaar) en virtueel (niet tastbaar) is. Dat heeft enerzijds voordelen (bijvoorbeeld minder transportkosten, energie en milieubelasting), anderzijds betekent dit, dat de mens steeds meer afhankelijk wordt van middelen en mens en middel steeds meer in elkaar grijpen en we uiteindelijk een mensmachine of een machinemens worden (sommige noemen dat een robot). Concepten zoals virtual reality, augmented reality, artificial intelligence, 3D printing en nanotechnologie komen in dit boek uitgebreid aan bod. We moeten niet bang zijn voor technologische vernieuwing, zolang we als mens meerwaardig zijn, aan middelen die we gebruiken en zelf blijven kiezen, wat we wel en niet willen. Door de welvaartscrisis en de druk op meer behoud en minder vernieuwing, zullen naar verwachting de investeringen in genoemde technieken de komende jaren niet (veel) stijgen, misschien zelfs dalen. Als er al geïnvesteerd wordt in nieuwe technologie, dan zullen ze direct toepasbaar moeten zijn op de eerste levensbehoefte zoals voedsel, energie, veiligheid en gezondheidszorg. We zien dat de investeringen in ruimtevaart en defensie teruglopen. Dit zijn van oudsher sectoren waar fundamenteel onderzoek wordt toegepast en waar veel geld in omgaat. Zie jaarlijks beloningsonderzoek Berenschot: ‘Verlies lijkt geen drempel voor bonus aan raad van Bestuur’ (26-6-2012). Daniel Kahneman (1934- ) is een Israëlische psycholoog en belangrijk pionier op het raakvlak van psychologie en economie. 12 Misschien is Steve Jobs bij Apple een uitzondering, maar Steve Jobs liet zich niet leiden door bonussen. Hij was niet geïnteresseerd om de rijkste man op het kerkhof te worden. 10 11
12
Weconomics Theorie – Paul Bessems Tussen vrijheid en veiligheid Veel mensen zeggen dat ze vrijheid willen, maar eigenlijk willen ze eerst veiligheid en dan vrijheid. We zijn pas echt vrij als we veilig vrij zijn. Niet alleen vrij van gevaar, maar ook vrij in het maken van keuzes. Ogenschijnlijk hebben we nu veel keuzevrijheid, maar in veel gevallen wordt er door adverteerders, zoekmachine en social media ‘voor’ ons gekozen. Vaak zijn we ons daar niet van bewust. Deels laten we dat toe omdat we ons niet helemaal veilig voelen, wanneer we volledig zelf een keuze zouden moeten maken. Vrijheid is een belangrijke waarde in ons leven, maar onze eigen vrijheid mag niet ten koste gaan van de vrijheid en veiligheid van een ander, óók niet ten koste van de vrijheid en veiligheid van onze kinderen. We moeten nu de fundamenten bouwen waarop onze kinderen hun dromen kunnen waarmaken. In de Verenigde Staten wordt de vrijheid bewaakt door het (onbedoeld) creëren van onveilige situaties. Je kunt er vrij gemakkelijk wapens kopen en regelmatige vinden er incidenten plaats met een grote hoeveelheid dodelijke slachtoffer omdat vuurwapens eenvoudig te verkrijgen zijn. Volgens mij is vrijheid belangrijk maar veiligheid belangrijker omdat het de tweede levensbehoefte is na adem halen, drinken en eten. Tussen mens en machine Zoals eerder aangegeven vormt de mens het middel en daarna het middel de mens. Er is een expliciet verschil tussen mens (bestaan komt voor doel) en middel (doel komt voor bestaan). Maar sinds de eerste (toevallige) ontdekking van hulpmiddelen, door de mens, zijn mens en middel onlosmakelijk aan elkaar verbonden en ook tot elkaar veroordeeld. De kans is groot, zelfs met een tot zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, dat mens en middel verder in elkaar zullen groeien tot een mensmachine (of een machinemens 13). Op het moment dat biologie en techniek één worden (en dat is al), start een integratieproces waarbij het verschil tussen mens en middel steeds kleiner wordt. De mensmachine is al een feit. Zo draagt mijn vader een bril om beter te zien, een gehoorapparaat om beter te horen en een kunstgebit om beter te kunnen eten. De mens gaat zich steeds meer gedragen als middel en we proberen middelen steeds meer op mensen te laten lijken. De vraag welk deel machine en welk deel mens is of wordt of blijft, kan alleen beantwoord worden met de menselijke moraal en bewustzijn, eigenschappen die nog (grotendeel) aan de mens gekoppeld zijn en die een middel niet bezit. Uiteindelijk houdt de mens (homo sapiens) als soort op te bestaat. Zo heeft de huidige mens ooit niet bestaan en er zal zeer zeker een moment komen dat de huidige menssoort weer niet bestaat. Overgangen tussen regimes in het algemeen en tussen menssoorten in het bijzonder, gaan geleidelijk, maar dat de huidige menssoort ophoudt te bestaan, is onvermijdelijk, dat is evolutie. Wat voor nu overblijft, is de keuze die wij als huidige mens kunnen maken in onze sociaal culturele en technische evolutie. Wat nu overblijft is de vraag in welke wereld we wel en niet willen leven? Ik denk in ieder geval dat we een periode zullen in gaan waarin er relatief minder geïnvesteerd zal worden in nieuwe technieken. We hebben op dit moment als mens, vooral behoefte aan meer geborgenheid en rust. Na een bepaalde periode van relatieve rust zullen we ons waarschijnlijk vooral gaan richten op het organiseren van een duurzame welvaart, zodat we de kans op overleven kunnen vergroten. Daarvoor zullen we eerst investeren in het beheersen van de informatie die op ons afkomt en in het productiever maken van de informatiewerker. Om dit te bereiken zullen vooral organisatorische innovaties gedaan worden en in mindere mate technische. Er zal op (relatief) korte termijn een andere balans komen tussen mens en machine: iets meer mens en minder machine. Investeringen in machines zullen de komende decennia, misschien honderden jaren waarschijnlijk minder hard groeien. We zien dat al aan investeringen in onderwijs en onderzoeksinstituten, maar ook investeringen in defensie en ruimtevaart. Tussen Efteling en Openluchtmuseum 14 We zijn gewend geraakt aan een bepaald welvaartsniveau. Sommigen zeggen dat we recht hebben op een bepaald welvaartsniveau of bestaansrecht, en dat de overheid daar maar voor moet zorgen. Maar de overheid is niet een of andere ‘god’ die kan toveren. De overheid is een instituut, dat we als mens zelf kiezen en zelf moeten bekostigen. Recht op welvaart nu en voor ons, betekent dus ook, dat er minder overblijft voor onze kinderen, of dat we de kosten van ons recht via een schuld doorschuiven naar de toekomst van onze kinderen. We willen in de Efteling wonen, maar moeten er rekening mee houden dat het ook het Openluchtmuseum kan worden, wanneer we onze welvaart niet duurzaam organiseren. Het zal niet de eerste keer zijn in onze menselijke geschiedenis, dat beschavingen terugvallen. In het Openluchtmuseum zijn we zelfredzaam. We zorgen voor ons eigen voedsel, we wekken zelf energie op en maken zelf kleren, potten en pannen. Nu zal het voor ons moeilijk zijn om terug te vallen naar de tijd van het Openluchtmuseum. De meesten van ons hebben niet meer de kennis en vaardigheden om zelf groente te verbouwen of dieren te houden. Maar dat hoeft ook niet. Wat we wel moeten en kunnen doen is, ons bewust zijn dat we eerst voedsel, energie en veiligheid in onze directe omgeving veilig moeten stellen. We zullen meer in onze directe omgeving moeten samenwerken om meer zelfredzaam te worden. Tussen Prinsjesdag en Koninginnedag Prinsjesdag is meer voor de elite, Koninginnedag meer voor het volk. Maar de afstand tussen elite en bevolking zal kleiner moeten worden wanneer we onze welvaart opnieuw organiseren. In de opkomst van populistische partijen en partijen aan de grenzen van het politiek spectrum zien we, dat de afgelopen jaren steeds meer burgers zich zijn gaan 13 14
Ook wel cyborgs (cybernetische organismen) genoemd, de symbiose tussen men en machine. Museum waar het leven van de negentiende en vroeg twintigste eeuw wordt uitgebeeld.
13
Weconomics Theorie – Paul Bessems afzetten tegen het (Haagse) pluche. De macht is aantrekkelijk. Om er te komen kun je je afzetten tegen de macht, maar wanneer je er eenmaal zit, zit het pluche toch wel comfortabel met een mooie wachtgeldregeling in het vooruitzicht. Tot zover de verschillende balansen die Weconomics zoekt in haar nieuwe organisatieontwerp. Na deze ‘nieuwe’ balans, vervolg ik dit hoofdstuk met een samenvatting van de negen patronen uit het boek ‘Weconomics analyse’. Ook deze analyse wordt toegevoegd aan de ontwerptekening voor een nieuw organisatiemodel. 4.5 Analyse vanuit negen patronen Bij het ontwerpen van Weconomics ben ik ‘terug gegaan’ naar de tekentafel. Met de analyse uit het boek ‘Weconomics analyse’ en met de theoretische kennis uit dit boek, maak ik een ontwerptekening, een programma van eisen en wensen voor een nieuw organisatiemodel (zeg maar een ontwerptekening voor het bouwen van een nieuw huis). Op dit moment zijn bedrijven, of meer algemeen instituten, vaak het vertrekpunt bij de organisatie van ons werk. Het instrument ‘bedrijf’, of het Engelse corporation, zoals we dat nu kennen, is waarschijnlijk ontstaan in de vijftiende eeuw. In die tijd is de belangrijkste doelstelling van een bedrijf: het lichaam overleven (corpus = lichaam). Het toenmalig ontwerp van een corporation heeft zich in de loop der tijden op een bepaalde manier ontwikkeld tot wat het nu is. De ‘genen’ van onze huidige bedrijven zijn dus ruim vijfhonderd jaar oud. Je ziet deze genen nog steeds terug in structuren en statuten van bedrijven. De praktische verschijningsvorm van de bedrijfsgenen (de replicatoren), zijn de boekhouding, het organogram, de bedrijfswaarden, de regels en reglementen en de processen. Maar op dit moment matchen deze structuren niet meer met onze behoefte. We doen nu ander werk en we hebben behoefte dit werk op een andere manier en met andere instrumenten te organiseren. Het type werk dat we doen en de hulpmiddelen die we daarbij gebruiken, zijn veranderd. Het wordt ook tijd dat we onze werkorganisaties veranderen. Bedrijven hebben steeds meer nadelen dan voordelen. Bedrijven hebben continuïteit als doel, zijn vaak statisch, redeneren vanuit de aanwezige middelen, kunnen zich vaak niet snel en in voldoende mate aanpassen aan de snel veranderende wereld en ze hebben vooral aandeelhouders en financiers tevreden te houden. Bedrijven met beperkte aansprakelijkheid, kunnen en mogen vaak meer dan een mens en dat is natuurlijk niet de bedoeling. Bedrijven zijn ontworpen met als doel: maximale winst voor de aandeelhouder tegen minaal risico voor het bestuur. Dit ontwerp heeft haar langste tijd gehad. De volgende stap in de evolutie van onze werkorganisatie is het samenwerkingsverband en daarna het gedeelde informatienetwerk. Nieuwe concepten zoals crowdsourcing, open innovatie, het nieuwe werken, social media, cloudcomputing, crowdfunding, democratie en vrije en open source data en software, botsen steeds vaker met gesloten en autoritair geleide bedrijven die zichzelf uniek vinden, software op maat laten maken en hun werknemers opleiden in specifieke systemen. Steeds meer jonge werknemers verblijven steeds korter in dezelfde werkorganisatie. En elke keer moeten ze zich aanpassen aan het bedrijf waar ze gaan werken: ze moeten nieuwe systemen en procedures leren, die in essentie steeds hetzelfde zijn, maar in de uitvoering zeer verschillend. Dit alles maakt ons niet echt productiever en werkt verlammend op mens en maatschappij. Het is ook niet nodig, want er zijn voldoende alternatieven. Bij het opnieuw organiseren van werk en welvaart heb je geen legacy of historische beperkingen. Dat wil zeggen: geen beperkingen in denkkader, systemen, gebruiken of andere ‘belastende’ historie. In feite is het een vrije opdracht voor een architect die een huis ontwerpt. Weconomics is nieuwbouw en kent geen beperkingen uit het verleden en kent geen eenzijdige belangen. Waarom is een vrije opdracht belangrijk? Waarom is nieuwbouw zonder belemmeringen belangrijk? Neem bijvoorbeeld het elektronisch patiëntendossier dat maar niet goed van de grond komt. Noodzaak (gegevens uitwisselen zodat kans op complicatie of zelfs overlijden afneemt) en omstandigheden (het internet) zijn duidelijk en aanwezig. Maar het komt niet van de grond, omdat arts, ziekenhuis, apotheker en verzekeraar niet vanuit de patiënt denken, maar vanuit hun eigen organisatie, allemaal andere belangen hebben en een lange historie met zich meedragen. Eén van de belangrijkste Weconomics fundamentals is: niet het bedrijf als uitgangspunt nemen, maar het individu. De mens is de kleinste bouwsteen en de wereld het grootste bouwwerk. Hiertussen ‘beweegt’ alles, dus ook een bedrijf. Een bedrijf is, vanuit dit perspectief, een vrij willekeurige en tijdelijke verzameling mensen en middelen. Weconomics gaat ervan uit dat we de mens voorlopig niet kunnen opdelen in zijn taakuitvoering 15. Dit is theoretisch wel voor te stellen (multitasken) en zal op termijn, met technische ondersteuning, steeds meer mogelijk zijn. In ieder geval gaan we er in het Weconomics model van uit, dat de mens de kleinste bouwsteen is en verder niet opdeelbaar. In het Weconomics model is de wereld het grootse bouwwerk. Hierbij gaan we ervan uit, dat er komende decennia geen werkbaar leven mogelijk is op een andere planeet. Verder laten we het (belangrijke) werk van astronauten in het International Space Station ISS, even buiten beschouwing. Hierdoor zijn de systeemgrenzen voor Weconomics bepaald: de mens als kleinste bouwsteen en de wereld als grootse bouwwerk. Voor het Weconomics model is het belangrijk dat Weconomics gaat ervan uit dat een mens niet op hetzelfde moment voor meerdere organisaties werkt, waarbij de handen bijvoorbeeld een auto in elkaar zetten en de hersenen een proefschrift schrijven. Een organisatie is organiserend vermogen en een koppeling van minimaal één mens met minimaal één middel en kan uiteraard wel meerdere opdrachtgevers hebben. In principe kan een organisatie op hetzelfde moment meerdere taken uitvoeren: de laptop ‘maakt een berekening voor klant A en de portfoliowerker denkt op hetzelfde moment na voor klant B. Maar de mens is het uitgangspunt bij deze beschouwing en we gaan ervan uit dat de mens (nog) niet opdeelbaar is en op het zelfde moment aan twee opdrachten tegelijk kan werken. We gaan ervan uit dat de hersenen niet parallel geschakeld zijn maar sequentieel werken. We kunnen wel lopen en praten tegelijk (routinematig, reflexen) maar we kunnen niet denken tegelijk (bijvoorbeeld door logisch na te denken twee problemen oplossen op hetzelfde moment). 15
14
Weconomics Theorie – Paul Bessems deze systeemgrenzen niet veranderen. Als we kijken naar bijvoorbeeld bedrijfssoftware en de organisatie van ons werk binnen bedrijven, dan veranderen de systeemgrenzen voortdurend en dit levert (onnodig) veel werk en complexiteit op. Voordat ik het Weconomics model aan de tekentafel ben gaan ‘tekenen’, heb ik niet alleen een perspectievenanalyse gemaakt, ik heb ook een aantal patronen onderzocht. Patronen, die zich al voordoen, sinds de eerste ontwikkeling van de mens, en sommige patronen zelfs al sinds de oerknal. In hoofdstuk 8 van het boek ‘Weconomics analyse’ geef ik via negen patronen en inzichten een samenvattende structuur van de belangrijkste patronen uit onze geschiedenis. Met deze samenvattende structuur hebben we meer inzicht in hoe de toekomst van ons werk (en onze welvaart) eruit gaat zien. De patronen geven inzicht in het type werk dat we gaan doen en hoe we dat het beste kunnen gaan organiseren. Deze patronen leveren input voor een ontwerptekening, input voor een programma van eisen en wensen. Aan de orde komen de volgende patronen: Het één evolutiemodel: onze gehele evolutie bestaat uit talloze regimewisselingen. Een regime is een min of meer stabiele processtructuur, die zolang bestaat, totdat deze structuur een bepaalde mate van instabiliteit heeft gekregen. De systemen waarmee we nu ons werk en onze welvaart organiseren zijn te instabiel geworden, waardoor ze vervangen zullen worden. Het twee cyclimodel: onze mensontwikkeling bestaat uit actie- en reactieprocessen. Vandaag is meestal een reactie op gisteren. Het financieel kapitalisme is een reactie op het Keynesiaans kapitalisme. In het twee cyclimodel onderscheid ik een aantal hoofdfases zoals: de Klassieke Oudheid, de Oudheid, de middeleeuwen, de renaissance, de Verlichting, de industriële revolutie en het informatietijdperk. We staan nu aan de vooravond van een periode van verduurzaming. Het drie lijnenmodel: de mens kent drie verschillende ontwikkelingen die niet alle drie even snel gaan: een biologische, een culturele en een technische ontwikkeling. Deze drie ontwikkelingen zijn afhankelijk van elkaar en alle drie hebben ze dezelfde ‘gastheer’: de mens. De drie ontwikkelingen hebben verschillenden replicatoren: genen (biologische ontwikkeling), memen (culturele ontwikkeling) en temen (technische ontwikkeling). Het vier overeenkomstenmodel: het blijkt dat er veel overeenkomsten zijn tussen onze biologische ontwikkeling (organisme), de ontwikkeling van woonorganisaties (steden) en werkorganisaties (bedrijven). De reden is simpel: het zijn allemaal systemen van mensen en mensinteracties. Alle drie de typen ‘organisaties’ zijn gericht op groei (economy of scale) en het vergroten van de overlevingskansen, door flexibel te zijn en de omgeving te beheersen. De vier overeenkomsten zijn: bij elke verdubbeling in omvang, bespaart een organisatie 25% op de stofwisseling (1) en 15% op de infrastructuur (2). Verder neemt het tempo van leven af (3) en is er een relatie tussen leeftijd en omvang (4). Het vijf fasenmodel: de werkende mens kent de volgende fasen van ontwikkeling: van jager-verzamelaar, naar landbouwer, naar fabrieksarbeider en nu naar informatieverwerker. Zodra de informatieverwerker veel productiever is geworden, zullen we de volgende fase ingaan en zullen we meer tijd hebben voor zorgtaken: zorg voor elkaar en zorg voor een duurzame welvaart. Het zes periodenmodel: de ontwikkeling van de mens bestaat voornamelijk uit het beheersen van zijn omgeving, om zodoende de kans op overleven te vergroten. De belangrijkste beheersfasen in onze ontwikkeling zijn: vuurbeheersing, voedselbeheersing, veiligheidbeheersing, spierbeheersing, informatiebeheersing. Zodra we de informatie, die van uit onze omgeving op ons afkomt, beheersen, zullen we onze welvaart willen beheersen en zullen we gaan werken aan een duurzame welvaart. Het zeven kleurenmodel: het zeven kleurenmodel is een model waar we ons werk mee kunnen organiseren. De meeste taken, die we als mens uitvoeren, hebben alle kleuren (regenboog) in zich, alleen sommige kleuren zijn bij sommige taken meer of minder vertegenwoordigd. De indeling is gebaseerd op de invloed van de mens, de cultuur en de techniek op de taakuitoefening. Hierbij geeft elke kleur een bepaalde mate aan waarin er aandacht is voor de mens, voor cultuur en voor hulpmiddelen bij de organisatie van ons werk. Zo ligt bij rood organiseren de nadruk vooral op de mens (bijvoorbeeld een schrijver), bij geel organiseren op een groep mensen (bijvoorbeeld in het onderwijs) en bij blauw organiseren op de hulpmiddelen (bijvoorbeeld in een fabriek). Bij oranje organiseren ligt de nadruk op mens en cultuur (thuiszorg), bij groen organiseren op cultuur en techniek (IT bedrijf) en bij violet organiseren op mens en techniek (programmeur). Het acht stadiamodel: de bewuste mens kent acht stadia van ontwikkeling. Hierbij gaat de bewuste mens een bepaalde relatie aan met zichzelf, met anderen en met zijn omgeving. Sommige mensen zijn bezig met overleven, anderen zijn bezig met zichzelf persoonlijk te ontwikkelen. De acht fasen zijn: overleven, geborgenheid, macht, orde, succes, verbinding, synergie, holistisch. Veel mensen komen nu uit de fase van succes (materieel succes, competitie) en gaan naar de fase van verbinding (samenwerken, gemeenschapszin). Het negen niveaumodel: onze wereld bestaat uit verschillenden regimes, die ieder een bepaalde mate van complexiteit hebben. Zo is een steen minder complex dan een mens, een mens minder complex dan een bedrijf en een bedrijf is minder complex dan een maatschappij. We zijn ons steeds meer bewust, we hebben steeds meer geschiedenis, we ontwikkelen steeds meer kennis en inzichten en we kunnen daardoor steeds beter complexe systemen doorgronden. Maar door dit te doen, maken we onze wereld ook weer complexer.
15
Weconomics Theorie – Paul Bessems Deze negen patronen heb ik vervolgens in een allesomvattend schema geplaatst. 16 Dit schema geeft ons meer inzicht in de toekomst van ons werk en de manier waarop we dit gaan organiseren. 4.6 De nieuwbouw metafoor We proberen na de welvaartscrisis het dak te reparen. Maar het dak lekt omdat de fundering slecht is en ons huis is scheefgezakt. Het dak zal dus blijven lekken, tenzij we de fundering en draagmuren van het dak vervangen. In dat geval is het beter een geheel nieuw huis, met nieuwe funderingen en nieuwe duurzame materialen te bouwen. Weconomics is nieuwbouw en geen verbouw. Masdar city17 is een geplande stad in Abu Dhabi in de Verenigde Arabische Emiraten. Masdar betekent letterlijk: ‘de bron’. Onder andere de bedrijven Siemens en Clean Tech Technology, bouwen hier samen met andere organisaties een volledig duurzame nieuwe stad, die volledig van zonne-energie en andere duurzame energiebronnen gebruik maakt. De stad huisvest vijftigduizend mensen, waaronder veel studenten. Verder zijn in de stad ruim 1500 bedrijven gevestigd, vooral op het gebied van installatiebouw, duurzame energie en duurzaam transport. Auto’s zijn er verboden, het vervoer vindt plaats met de trein of de bus die op elektriciteit rijden of andere duurzame en milieuvriendelijke brandstoffen. Er is ook veel aandacht voor water- en afvalstoffenmanagement. Het voordeel van nieuwbouw is, dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met oude gebouwen en verbouw en dat volledig gebruik gemaakt kan worden van de laatste inzichten op het gebied van duurzame materialen, duurzame energie en duurzaam wonen en werken. Een ander voorbeeld van nieuwbouw is een grote opdracht die het bedrijf Philips heeft binnengehaald voor het bouwen van een aantal nieuwe ziekenhuizen in Turkije 18. Philips levert hierbij een volledige zorgoplossing die is afgestemd op de lokale bevolking. Hierbij kan, zonder historische ballast, gewerkt worden met de laatste inzichten op het gebeid van medische zorg, bouwvoorschriften, het gebruik van licht en patiëntenworkflows. Hierbij staat patiëntgerichte zorg centraal en niet de organisatie van een ziekenhuis of een maatschap binnen een ziekenhuis. De mens is het uitgangspunt en niet het middel. In mijn Weconomics boeken gebruik ik vaker de metafoor van het bouwen van een nieuw huis wanneer ik wil uitleggen wat het ‘bouwen’ van Weconomics inhoudt. In figuur 4.2 ga ik iets specifieker in op het ontwerpen en bouwen van een nieuw ziekenhuis, als metafoor voor het ontwerpen en bouwen van nieuwe organisaties met het Weconomics model. Een ziekenhuis is uitgebreider dan een huis en herbergt een grote verscheidenheid aan functies. Dit is beter te vergelijken met de grote verscheidenheid aan rollen binnen werkorganisaties en binnen het Weconomics model. Figuur 4.2 zou je kunnen zien als het opleidingscurriculum voor een architect of organisatieontwerper van Weconomics organisaties. De afzonderlijke onderdelen van het curriculum, zijn in de aangegeven hoofdstukken van de drie verschillende Weconomics boeken (boek 3, 4 en 5, zie ook paragraaf 1.7: ‘Partieel lezen’) verder uitgewerkt.
Boek/ hoofdstuk
Weconomics
Ziekenhuis bouwen
Toelichting
3/1
Context
Bouwcontext
Waarom is het belangrijk het Weconomics programma te gebruiken, wat zijn de antwoorden op de ‘waarom’-vraag. Waarom is het belangrijk een
Zie figuur 8.7 in het boek ‘Weconomics analyse’. Zie bijvoorbeeld artikel op internet, sync.nl: ‘Masdar: groene stad van de toekomst dichterbij’ (8-10-2007). 18 Zie bijvoorbeeld ANP persbericht op internet, perssuport.nl: ‘Philips wint medische mega order op Turkse groeimarkt’ (3-5-2012). 16 17
16
Weconomics Theorie – Paul Bessems nieuw huis te bouwen? Analyse van problemen en ontwikkelingen, (bouwmaterialen en omstandigheden). Analyse van patronen. Welk werk doen we in 2020 en hoe organiseren we dat?
3/2-7
Kader
Bouwkader
3/8
Visie
Bouwvisie
4/2
Geschiedenis
Bouwgeschiedenis Wat is de geschiedenis van het vakgebied.
4/3
Organisatiekunde
Bouwkunde
4/4
‘Wat’-vraag
Ontwerptekening
4/5.1
Organisatiemodel
Bouwtekening
4/5.2
Denkkader
Bouwstijl
4/5.3
Waarden
Bouwnorm
4/5.4
Fundamentals
Bouwfundament
4/5.5
Opdrachten
Bouwopdracht
4/5.6
Besturingsconcept
Bouwstructuur
4/5.7
Basisstructuur
Bouwconstructie
5/2
Organogram
Ruimtes
5/3
Infrastructuur
Nutsvoorziening
5/4
Domeinen
Inrichting
5/5
Concepten
Gereedschappen
5/6
Programma
Bouwplan
Planning, brug tussen model en praktijk
Meubels
Wat is de functie van klassieke organisaties. Kunnen we processen(oude materialen, middelen en bedden) overhevelen naar nieuwe organisatie (nieuw ziekenhuis).
5/7
Oude instituten?
Wat zijn achterliggende modellen, theorieën, technieken en concepten. Ontwerptekening met programma van eisen en wensen. Hoe ziet het Weconomics model eruit waarmee de organisatieontwerper aan de slag kan? Welke stijl wordt gehanteerd, vanuit welke gedachten wordt gebouwd, wat zijn de ideeën? Welke waarden worden gehanteerd, bijvoorbeeld duurzame materialen, minimale energie Weconomics fundamenten. Wat zijn de fundamenten waarop een nieuwe organisatie (een nieuw ziekenhuis) gebouwd wordt? Weconomics opdrachten. Waar moet een ziekenhuis aan voldoen? Wat zijn de ‘opdrachten’ aan het ziekenhuis? Organiseren van de (beslis)structuur, verdeling, coördinatie, macht, politiek en democratie. Weconomics organogram en infrastructuur. Basisgrondvorm van ziekenhuis met basisstromen en functies. Wat worden de verwachte functies van de verschillende vertrekken: verpleegafdeling, keuken, wasserij, operatiekamer, recovery kamer enzovoort? Waterleidingen, elektriciteit, verwarming, zuurstof, internet, telefoon, afzuiging. Wat wordt de inrichting van de verschillende vertrekken? Welke ‘middelen’ worden aan mensen gekoppeld? Welke toegevoegde waarde stroomt er? Welke hulpmiddelen (gereedschappen) en technieken zijn er om je zorg te organiseren en te onderhouden?
Figuur 4.2: het ontwerpen en bouwen van een nieuw ziekenhuis als metafoor voor het ontwerpen en bouwen van organisaties en communities met Weconomics
Het bouwen van een nieuw (zieken)huis begint met de volgende werkzaamheden19: 1. Bouwcontext: het inlezen en het verkrijgen van een ‘bouwcontext’: waarom moet er opnieuw gebouwd worden, wat zijn de (on)mogelijkheden en hoe kunnen we dit realiseren? Zie boek 3, hoofdstuk 1: ‘Inleiding’. 2. Bouwkader: analyse van bouwproblemen en ontwikkelingen en het formuleren van een bouwkader, zie boek 3, hoofdstuk 2 tot en met 7 (organiseren vanuit zes perspectieven: mens, ecologie, generatie, economie, innovatie en politiek). Op basis hiervan wordt een programma van eisen en wensen opgesteld, dit is het kader waarbinnen ‘gebouwd’ gaat worden. 3. Bouwvisie: het formuleren van een bouwvisie, zie boek 3, hoofdstuk 8: ‘Patronen die de toekomst voorspellen.’ 4. Bouwgeschiedenis: het bestuderen van de ‘bouwgeschiedenis’, zie boek 4, hoofdstuk 2: ‘Organiseren in historisch perspectief’. 5. Bouwkunde: het bestuderen van bouwkunde, zie boek 4, hoofdstuk 3: ‘Organiseren met organisatiekunde’. 6. Ontwerptekening: het voorbereiden van een nieuw organisatiemodel via een programma van wensen en eisen, zie boek 4, hoofdstuk 4: ‘Naar een nieuw organisatiemodel’. 7. Bouwtekening: het maken van een bouwtekening (organisatiemodel), rekening houdend met ontwerptekening, context, technieken, geschiedenis, programma van eisen en visie en uitgebreid met een aantal uitgangpunten, boek 4 verdeeld over: Weconomics denkkader (paragraaf 5.2), waarden (paragraaf 5.3), fundamenten (paragraaf 5.4), opdrachten (zie paragraaf 5.5), besturingsconcept (paragraaf 5.6) en ten slotte het Weconomics informatienetwerk (paragraaf 5.7). Gedaan door de (tussen haakjes: Weconomics rol): opdrachtgever (afnemer), organisatieontwerper of architect (organisatieadviseur), aannemer (domeinleider) en bouwer (netwerkleverancier). 19
17
Weconomics Theorie – Paul Bessems 8. Ruimtes: het invullen van de (functies van de) verschillende vertrekken, zie boek 5 hoofdstuk 2: ‘Het Weconomics organogram’. 9. Nutsvoorziening: het invullen van een algemene datanutsvoorziening en gedeeld informatienetwerk, zie boek 5, hoofdstuk 3: ‘De Weconomics infrastructuur’. 10. Inrichting: het invullen van de verschillende domeinen waarin doel- en doelgroepgericht, slim met elkaar wordt samengewerkt in een gedeeld informatienetwerk, zie boek 5, hoofdstuk 4: ‘Weconomics domeinen’. 11. Gereedschappen: daarna volgt nog de gereedschappen die gebruikt worden: welke hulpmiddelen worden gebruikt bij de bouw en de exploitatie, zie boek 5, hoofdstuk 5: ‘Weconomics integreert concepten’. 12. Bouwplan: daarna volgt het bouwplan: het vertalen van model naar praktijk gebeurt met behulp van het Weconomics programma, zie boek 5, hoofdstuk 6: ‘Weconomics programma’. 13. Meubels: ten slotte kijken opdrachtgever, architect en aannemer nog naar de rol en functie van oude meubels en oud materialen die meegenomen kunnen worden naar het nieuwe ziekenhuis. Welke processen kunnen overgeheveld worden van: klassiek naar opnieuw organiseren? Zie boek 5, hoofdstuk 7: ‘Van bedrijf naar netwerk organiseren’. Op basis deze werkzaamheden, kan een organisatieontwerper voor bepaalde domeinen, werk en welvaart opnieuw gaan organiseren. Weconomics is geen nieuw huis, maar is vooral organiserend vermogen om zelf een nieuw huis te bouwen. Dit Weconomics boek is meer een hulpmiddel om zelf opnieuw te organiseren. Weconomics is een hulpmiddel bij het organiseren van je eigen domein, het is een model, een soort zelfbouwpakket om zelf je eigen domein slim te organiseren. 4.7 Samenvatting Een paar jaar geleden kwam ik erachter dat ik elke keer een kunstje deed, wanneer ik een klant adviseerde, een community startte of een portaal aansloot op een gedeeld informatienetwerk. Ik ben daarover gaan nadenken en kwam tot de conclusie dat ik geen kunstje meer wilde doen, ik wilde kunstenaar zíjn. Ik wilde een kunstwerk maken waar ik mijn creativiteit, ervaring en inzicht in kwijt kon. Dit heeft geleid tot het schrijven van mijn eerste boek, de managementroman: ‘Elke dag als de zon opkomt: de geschiedenis van de community economie’. Tijdens het schrijven kwam ik erachter dat er zoveel in mijn hoofd zat dat er uit moest, dat ik na 400 pagina’s schrijven dacht ik: ik moet stoppen en het boek in twee delen uitbrengen. Ik dacht: ‘wanneer ik nog meer ga schrijven, dan gaat niemand het meer lezen’. Laat ik maar een tweede deel maken. Dus ik besloot eind 2009 het boek en het verhaal van Susan en Miles, halverwege te laten stoppen. De hoofdrolspeelster Susan is halverwege haar afstudeeropdracht als het verhaal stopt. Hetzelfde is me nu weer overkomen. Bij de start van dit boek dacht ik dat na een paar honderd pagina’s de inspiratie wel op was. Maar die paar honderd pagina’s werden bijna veertienhonderd pagina’s. Veel te veel om in één boek uit te geven. In overleg met de uitgever zijn het vier boeken geworden: een inleidend-, analyse-, theorie- en praktijkboek. Dit theorieboek sluit ik af met het Weconomics model dat ik ontwikkeld heb op basis van een ontwerptekening, een programma van eisen en wensen uit dit hoofdstuk. Dat nieuwe organisatiemodel werk ik vervolgens concreet uit in een infrastructuur om communities en gedeelde informatienetwerken op te zetten. Daarnaast tref je in het praktijkboek een programma aan, om de transitie van klassiek naar opnieuw organiseren in goede banen te leiden. Ik hoop dat je het praktijkboek ook ter hand neemt, pas dan kun je goed beoordelen wat Weconomics voor jou, en je organisatie, kan betekenen. In het analyseboek geef ik een brede en diepe analyse van de situatie waar we aan het begin van de eenentwintigste eeuw in terecht zijn gekomen. We organiseren ons werk op dit moment meestal in bedrijven of instellingen die als een bedrijf georganiseerd zijn. Maar een bedrijf is maar één van de vele vormen waarmee we ons werk kunnen organiseren. We komen er steeds vaker achter dat ‘het bedrijf’ misschien niet meer de beste manier van organiseren is. Door vergrijzing moeten we met minder mensen meer werk verzetten en we moeten slimmer gaan innoveren om ons welvaartprobleem op te lossen. Met de vraag: welk organisatiemodel past beter bij de problemen, ontwikkelingen en kenmerken van de eenentwintigste eeuw, ben ik teruggegaan naar de tekentafel. Hoe zie de bouwtekening eruit voor een nieuw organisatiemodel voor ons werk en onze welvaart in de eenentwintigste eeuw? Wat is de behoefte van de generatie die nu op de arbeidsmarkt komt? Wat zijn de mogelijkheden van het internet die nog niet gebruikt worden? Hoe lossen we problemen zoals vergrijzing, stijgende zorg- energie en voedselkosten op? Hoe belasten we ons milieu minder? Welke rol speelt werk voor onze welvaart? Welke rol speelt de manier waarop we ons werk organiseren voor onze welvaart? Bij het beantwoorden van al deze vragen is mijn conclusie dat we ons huidige politiek economisch systeem, deze uitdagingen, niet aankunnen. We zullen ons werk en onze welvaart opnieuw moeten organiseren. Informatiewerkers zullen productiever moeten worden zodat ze meer tijd overhouden om meer zorgtaken weer zelf uit te voeren. Er is bij de overheid steeds minder ruimte voor investeringen in zorg, onderwijs en milieu. De overheid zal vooral bezig zijn de kosten en de staatschuld terug te brengen. We zullen de komende decennia dus weer meer zelf moeten doen. Maar daarvoor moeten we meer ruimte creëren in onze drukke agenda. Daarom richt Weconomics zich 18
Weconomics Theorie – Paul Bessems vooral op het productiever maken van de informatiewerker. We zijn zo druk, dat we geen tijd meer hebben om stil te staan bij de dingen die we willen doen. We zijn teveel bezig met dingen die er niet toe doen. We doen dingen dubbel en we doen werk dat de (computer)machine en het internet veel beter kunnen uitvoeren. We moeten onze productiviteit verhogen, maar dat lukt niet als we ons werken binnen de muren van bedrijven blijven organiseren. Omdat het verwerken van informatie het grootse deel van onze tijd in beslag neemt, ligt daar de oplossing voor ons probleem. Het grootste gedeelte van onze werktijd verwerken we informatie. Er komt een e-mail binnen, we beantwoorden de vraag en sturen de e-mail weer door. Je zou verwachten dat de uitvinding van de personal computer, de vele beschikbare software en het internet ons veel productiever zou hebben gemaakt. Maar dat is nauwelijks zo. Dat komt vooral omdat er in de twintigste eeuw geen noodzaak was om productiever te worden. Vergrijzing was nog geen probleem en zoveel mogelijk banen creëren stond bovenaan in elk verkiezingsprogramma. De stijging van de productiviteit is niet aangewend om meer zorgtaken zelf te doen of om meer vrij tijd te hebben, nee als er al productiviteitstijging was, werd deze opgevuld door nieuwe functies te creëren. Door het stijgen van de productiviteit, hebben we er allerlei functies bij verzonnen die voor de maatschappij en voor onze welvaart weinig effectief zijn en er weinig toe doen. We hebben ons werk en onze werkorganisaties onnodig complex gemaakt, waardoor we weer allerlei, vooral managementfuncties, hebben gecreëerd om deze complexiteit het hoofd te bieden. En om complexiteit het hoofd te bieden verzinnen we allerlei regels, wetten en procedures, zodat we mensen weer moeten opleiden enzovoort (zie ook de fabel van de vlijtige mier in figuur 3.1). Naast de productieconsumptie-spiraal hebben we ook te maken met een: actie-reactie- spiraal en een kenniscomplexiteit spiraal. Maar in de eenentwintigste eeuw hebben we de luxe niet meer om werk te doen wat onze maatschappij nog complexer maakt of werk te doen dat er niet toe doet. We zullen minder investeren in ontwikkeling en meer in welvaartbehoud. Voordat we een volgende kwantumsprong kunnen maken in onze menselijk ontwikkelingen, zullen we eerst de huidige situatie moeten beheersen. Dat is geen hogere wiskunde of organisatiekunde maar evolutie. Met de ontwerptekening uit dit hoofdstuk ga ik in het volgende hoofdstuk verder met het maken van een bouwtekening en het ontwikkelingen van het Weconomics model.
19