F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
Waterwijzer
dus beneden N.A.P. Als er geen duinen of dijken zouden zijn, zou 66% van Nederland regelmatig onder water komen te staan. Bron: Watermonitor 2001
Water wijzer 2002 2003
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
26% van Nederland ligt onder het zeeniveau,
pag. 6 9
Wat is de Waterwijzer? 1. Waar ligt het laagste punt van Nederland?
11
2. Hoeveel polders telt Nederland?
12
3. Hoeveel kilometer waterkering telt Nederland?
13
4. Hoeveel overstromingen zijn er in Nederland geweest?
14
5. Hoe wordt hoogwater voorspeld?
14
6. Wat zijn de gevolgen van klimaatverandering op het water?
17
7. Wat zijn de Deltawerken?
19
8. Wat is het Deltaplan Grote Rivieren?
23
9. Wat is de Europese Kaderrichtlijn Water en waarom is die ingesteld?
24 10. Hoe groot is het stroomgebied van Rijn, Maas, Schelde en Eems? 25 11. Hoe groot is de schade bij een overstroming?
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
Inhoud
26 12. Wat wordt bedoeld met ‘ruimte voor water’? 27 13. Wat is de Watertoets? 29 14. Wat is een noodoverloopgebied? 31 15. Wat is ‘dynamisch handhaven’ van de kust? 37 16. Hoe is het gesteld met de kwaliteit van het water in Nederland? 41 17. Is het waar dat er zalm in de Rijn zit? 42 18. Hoeveel water wordt er in Nederland gezuiverd? 43 19. Wat zijn riooloverstorten en hoe is het daarmee in Nederland 44
gesteld?
46 20. Hoeveel vervuild baggerslib is er en wat doen we ermee? 49 21. Waar komt ons drinkwater vandaan? 50 22. Hoe groot is het waterverbruik en wat kost het? 53 23. Hoeveel mensen werken er aan het waterbeheer? 56 24. Welke wetten en regelingen zijn er op watergebied? 25. Hoeveel kost het waterbeheer en wie betaalt het? 4
Colofon
5
De Waterwijzer is een momentopname. Ten opzichte van de vorige editie zijn veel gegevens geactualiseerd, verbeterd en uitgebreid,
Net als de eerste Waterwijzer uit 2001 is de Waterwijzer 2002-
maar lang niet altijd zijn ze al tot de meest recente datum beschik-
2003 een naslagwerkje met feiten en cijfers over het waterbeheer
baar. Cijfers en feiten veranderen voortdurend. Dat geldt ook voor
in Nederland. Het geeft antwoord op veelvoorkomende vragen over
de meetmethoden, voor de gegevens die worden gemeten en voor
water: over de zorg voor de kwaliteit, de kwantiteit, over veilig-
de manier waarop erover wordt gerapporteerd. Onderwerpen die tot
heid, bestuur, regelgeving en financiën.
voor kort in kaart werden gebracht, kunnen door nieuwe inzichten en/of door nieuwe ontwikkelingen minder relevant zijn geworden.
De Waterwijzer is in eerste instantie bedoeld voor waterbeheerders die niet op elke vraag meteen het precieze antwoord paraat hebben,
Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, het IPO, de Unie van
maar ook voor iedereen die geïnteresseerd is in het Nederlandse
Waterschappen en de VNG aanvaarden geen aans--prakelijkheid
waterbeheer of ermee te maken heeft. Formaat en uitvoering zorgen
voor de gegevens die in deze Waterwijzer zijn opgenomen. Voor
ervoor dat men het gidsje gemakkelijk bij zich kan steken.
details blijft de gebruiker aangewezen op de genoemde bronnen.
De belangrijkste aspecten van het Nederlandse waterbeleid passeren
Ten slotte: veel gegevens en beleidsdocumenten zijn ook beschik-
in de Waterwijzer de revue. Doel van dat beleid is Nederland veilig
baar via de websites van het ministerie van Verkeer en Waterstaat,
en bewoonbaar te laten zijn, nu en in de toekomst. Daarvoor
de Unie van Waterschappen, het IPO, de VNG en de campagne
moeten gezonde en veerkrachtige watersystemen zo worden gecon-
‘Nederland leeft met Water’.
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
Wat is de waterwijzer?
serveerd en versterkt dat duurzaam gebruik gewaarborgd is. http:// www.minvenw.nl De Waterwijzer 2002-2003 is een uitgave in het kader van de
http:// www.uvw.nl
campagne 'Nederland leeft met Water'. Doel van deze campagne is
http:// www.ipo.nl
de inwoners van Nederland bewust te maken van de grote rol die
http:// www.vng.nl
het water speelt wanneer men leeft in een delta met kleine en grote
http:// www.nederlandleeftmetwater.nl
rivieren. De campagne moet Nederlanders laten beseffen dat we maatregelen zullen moeten nemen om een grotere toevloed van water te kunnen verwerken, zodat we ons land in de toekomst veilig en leefbaar kunnen houden. Verantwoordelijk voor de campagne 'Nederland leeft met Water' zijn het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). 6
7
overstroombaar gebied.
1. Waar ligt het laagste punt van Nederland? Onder het laagste punt verstaat Rijkswaterstaat een door mens en dier beloopbaar, nagenoeg horizontaal gebied van ongeveer 1 hectare waarvan de gemiddelde maaiveldhoogte, gemeten ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil (NAP), lager ligt dan enig ander maaiveld in Nederland. Het NAP komt overeen met de gemiddelde stand van het water op de Noordzee.
Het laagste punt van Nederland ligt in de gemeente Nieuwerkerk aan de IJssel nabij de eendenkooi bij de Derde Tochtweg. In 1994 constateerde de Meetkundige Dienst van Rijkswaterstaat dat deze plek 6,74 meter onder NAP lag. Zonder duinen, dijken en andere waterkeringen zou het water in Nieuwerkerk aan de IJssel elke dag bijna 7 meter hoog staan. Amsterdam Den Haag
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
Nederland beschermd tegen overstromingen
Door menselijke (bouw)activiteiten, bodembewegingen, verandering van de grondwaterstand en door het inklinken van de bodem veran-
Rotterdam
deren de maaiveldhoogten in Nederland voortdurend. Het is dus afwachten hoelang Nieuwerkerk aan den IJssel het laagste punt van Nederland blijft.
Tot 1994 lag het laagste punt van Nederland in de Prins Alexanderpolder (7,0 meter onder NAP). Bouwactiviteiten zorgden er echter voor dat die plek werd opgehoogd tot ca. 6,25 onder NAP.
8
9
Er zijn in Nederland 445 polders. Het gaat om zeepolders, rivierpolders en droogmakerijen (droogleggingen van meren en plassen). Een uitgebreid en fijnmazig stelsel van sloten en watergangen zorgt 24 uur per etmaal voor de beheersing van het water in deze polders. Elke regendruppel die in de polders valt, moet van laag naar hoog worden afgevoerd. Alle sloten zijn daarom aangesloten op een gemaal dat het water uitmaalt naar de boezem. Vandaar wordt het weer weggemalen naar andere watergangen, en uiteindelijk naar zee.
Nederlanders maken al sinds 1533 land van water. Het eerste water dat werd ingepolderd was het Achtermeer, ten zuiden van Alkmaar. Eeuwenlang was de winning van nieuwe landbouwgrond de voornaamste reden om water in te polderen. Na de Tweede
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
2. Hoeveel polders telt Nederland?
Wereldoorlog werden de inpolderingen, in het bijzonder die van de IJsselmeerpolders, echter belangrijk voor de oplossing van het steeds grotere wordende ruimteprobleem.
De grootte van de polders loopt sterk uiteen: van 1 à 2 hectare, zoals bij de Lije, de Kleine Waal en de Zwarte Waal, tot 54.000 hectare voor Oostelijk Flevoland. Alleen al in het benedenrivierengebied is volgens een ruwe schatting sinds 1900 ruim 16.000 hectare grond rond de rivieren ingepolderd. Meestal gaat het om zogeheten overlaatgebieden. Zo zorgde de sluiting van de Beerse Overlaat, tussen Cuijck en Den Bosch, er in 1942 voor dat er 17.000 hectare land aan het water werd onttrokken.
Een ander voorbeeld is de Zuiderzee. Na de voltooiing van de Afsluitdijk, in 1932, was dit gebied 350.000 hectare groot. Na 10
inpoldering van de Noord-Oostpolder, Oostelijk Flevoland, Zuide-
11
bijna de helft van de Zuiderzee was ingepolderd.
4. Hoeveel overstromingen zijn er in Nederland geweest? De Nederlandse waterstaatsgeschiedenis kent veel overstromingen.
3. Hoeveel kilometer waterkering telt Nederland?
Het precieze aantal daarvan is moeilijk te schatten. Bekende stormvloeden waren de Sint-Aechtenvloed (1288), de Sint-Elizabethsvloed (1421), de Sint-Felixvloed (1530) en de Allerheiligenvloed (1570).
In totaal ligt er in Nederland 3565 km primaire waterkering. Het zijn
Bij de Sint-Elizabethsvloed vielen vele doden te betreuren, verdween
duinen, rivier-, meer- en zeedijken, stormvloedkeringen en dammen.
de Grote Waard en ontstonden de Biesbosch en het Hollands Diep.
Ongeveer 90 procent daarvan wordt beheerd door de waterschappen,
De Allerheiligenvloed verzwolg een groot deel van Noord-Holland
een tiental kilometers is in handen van gemeenten en provincies, en
en kostte 5000 mensen het leven.
de rest wordt beheerd door het Rijk. Primaire waterkeringen beschermen 66 procent van Nederland. Daarnaast is er ca. 40.000 km aan
Hoewel de dijken steeds beter werden, vonden er ook in de twintig-
regionale waterkeringen zoals boezemkaden, kanaaldijken e.d.
ste eeuw nog overstromingen plaats: in 1906, in 1916 en in 1953. De storm van 13 en 14 januari 1916 veroorzaakte dijkdoorbraken
Slechts 2 procent van het laaggelegen gedeelte van Nederland ligt
langs de hele Zuiderzeekust. Het versterkingsplan dat naar aanlei-
buiten de primaire waterkeringen. Het gaat om buitendijkse gebie-
ding daarvan werd uitgevoerd, werd in 1926 voltooid. In 1932
den als de uiterwaarden langs de grote rivieren, de stranden langs
werd de Zuiderzee ‘getemd’ met de aanleg van de Afsluitdijk.
de kust en grote delen van het Limburgse Maasdal. Sommige
De watersnoodramp van 1953 in Zuidwest-Nederland ligt veel
buitendijkse gebieden staan bijna jaarlijks onder water, andere maar
Nederlanders nog vers in het geheugen. Daarbij vielen meer dan
zelden. Om de wateroverlast te beperken, liggen op veel plaatsen
1800 doden, werden 72.000 mensen geëvacueerd en liep ruim 2000
(zomer)kaden.
km2 land onder water.
Km primaire waterkering in beheer van waterschappen
En ook langs de rivieren braken regelmatig dijken voor. Alleen al
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
lijk Flevoland en de Wieringermeer resteerde 190.000 hectare –
tussen 1750 en 1800 gebeurde dat 152 keer. Na de oprichting van totaal
duinen
zeedijken
rivierdijken
meerdijken
het ‘Bureau voor den waterstaat’ (Rijkswaterstaat) in 1798 nam die
3.145
264
431
1433
1017
frequentie snel af. Sinds het einde van de achttiende eeuw hadden
Bron: Unie van Waterschappen
de grote rivieren acht keer te maken met zeer hoge waterstanden. Zes keer leidde dat tot grote dijk-doorbraken en overstromingen.
12
13
Overzicht dijkdoorbraken in het rivierengebied na 1780
de Rijn Nederland bereikt 1781
Wamel en Dreumel
1784
Ooijpolder
1799
Waal
1805
Weurt
1861
Bommelerwaard
1926
Maasdijk
Bron: De wegen van het water, Terra / Lannoo, 2001
Nadat in 1993 hoogwater op verschillende plaatsen langs de rivieren voor veel overlast zorgde, volgde in 1995 opnieuw een hoogwatergolf. Het was de hoogste sinds 1926. Omdat men twijfelde aan de stabiliteit van de dijken werden in één week tijd ca. 250.000 mensen geëvacueerd, evenals de complete veestapels van de boeren in het gebied.
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
Aantal dagen waarin een hoogwatergolf in het stroomgebied van
5. Hoe wordt hoogwater voorspeld? De weersvoorspellingen en waterstanden op zee en op grote rivieren worden 24 uur per dag gevolgd. Aan de grote rivieren in Nederland, Duitsland (Rijn en zijrivieren), België (Maas), Oostenrijk, Slowakije en Hongarije (Donau) liggen circa 70 meetstations. Zodra zeer hoge waterstanden worden verwacht, treedt de zogenaamde Hoogwaterberichtgeving in werking. Bij de Rijn is dat het geval als bij Lobith een waterstand boven 14 meter NAP wordt gemeten en er een stijging tot boven de 15 meter verwacht wordt. Langs de kust volgt de Stormvloedwaarschuwingsdienst (SVSD, dit betekent letterlijk ‘Stormvloed-seindienst’) 24 uur per dag de ontwikkeling van het getij, met name bij windrichtingen tussen zuidwest en noord. Als de 14
Bron: de Rijn op Termijn, WL Delft
SVSD verwacht dat het zogeheten alarmeringspeil overschreden zal
15
Klimaatscenario’s
dijkbewaking. Het alarmeringspeil varieert langs de Nederlandse kust tussen de 2,50 en 3,80 meter boven NAP.
Huidige
Minimum
Midden
Maximum
toestand
scenario
scenario
scenario
+1C
+1C
+2C
+4C
+ 6%
+ 6%
+ 12%
+ 24%
+ 10%
+ 10%
+ 20%
+ 40%
+ 20 cm
+ 60 cm
+ 110 cm
16.000
16.800
17.600
18.000
3.800
4.180
4.560
5.320
Temperatuur
6. Wat zijn de gevolgen van klimaatverandering op het water?
in graden Neerslag winter in mm
Klimaatverandering heeft tot gevolg dat de temperatuur stijgt en dat
Neerslagintensiteit
er meer neerslag valt, vooral in de winter. Het water in rivieren en
buien
sloten komt daardoor hoger te staan. ’s Zomers zijn er juist lagere
Zeespiegel-
waterstanden dan voorheen en staat ook het grondwater lager.
stijging
Er is meer verdroging en dat leidt tot meer vervuiling.
Maatgevende
Klimaatverandering zorgt er ook voor dat de zee-spiegel stijgt.
Rijnafvoer (m3/s)
Het gaat om een stijging van ongeveer 60 tot 80 cm per eeuw.
Maatgevende Maas-
Ook verwachten deskundigen dat het vaker zal gaan stormen en
afvoer (m3/s)
dat die stormen zwaarder zullen zijn.
Bron: Koersen op de tijdgeest - Trends en trendbreuken rond Verkeer en Waterstaat,
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
worden, alarmeert zij de waterkeringbeheerders en adviseert zij
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2001
Deze gevolgen van een verandering van het klimaat worden alleen nog maar verzwaard doordat we in het westen van Nederland ook nog eens te maken hebben met een daling van de bodem. Daar
7. Wat zijn de Deltawerken?
komt bij dat we steeds meer bouwen, waardoor het percentage verhard oppervlak toeneemt en regenwater op steeds meer plaatsen
Na de watersnoodramp in Zeeland van 1953 werd het zogeheten
niet de grond in kan zakken.
Deltaplan opgesteld, dat Zeeland in de toekomst tegen overstromingen moest beschermen Het plan voorzag in de uitvoering van een reeks Deltawerken: kilometerslange dijkversterkingen en de afsluiting van een aantal kleinere en grote zeegaten: het Veerse Gat (1961), het Haringvliet (1971), het Brouwershavense gat (1971) en de Oosterscheldekering (1986).
De Oosterscheldekering laat het maritieme ecologische milieu van de 16
Oosterschelde grotendeels intact. Dankzij 62 grote openingen in de
17
Voortgang Deltaplan Grote Rivieren (in kilometers)
kunnen de openingen door reusachtige stalen schuiven worden afgesloten. Met de uitvoering van dit ‘achtste wereldwonder’ was in
peildatum 1 oaktober 2000
600
totaal ongeveer 5,4 miljard euro gemoeid. Deltadijken
500
In 1997 kwam in de Nieuwe Waterweg bij Hoek van Holland de Maeslantkering gereed. Deze imposante stormvloedkering bestaat
rivierdijken en IJsselmeer 400
uit twee kolossale, holle en boogvormige deuren, elk 300 meter lang. Bij een stormvloed met een peil van drie meter boven NAP zet een computer beide deuren automatisch in beweging en sluiten ze
300
de Nieuwe Waterweg af. De Maeslantkering vormde het sluitstuk van de Deltawerken, 44 jaar na de ramp van 1953. Het mammoet-
200
project heeft niet alleen de veiligheid van Zuid-West-Nederland enorm vergroot, maar met zijn vele ingrepen ook de waterhuishou-
100
ding in het gebied sterk verbeterd.
reeds veilig
nog te versterken
0
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
kering heeft de getijstroom vrij spel. Als er storm op komst is,
Bron: Ministerie van Verkeer en Waterstaat
8. Wat is het Deltaplan Grote Rivieren? Na de extreem hoge waterstanden in 1993 en 1995 werd een deltaplan voor de grote rivieren opgesteld. Het plan voorzag in de
9. Wat is de Europese Kaderrichtlijn Water en waarom is die ingesteld?
versnelde uitvoering van alle reeds voorziene dijkversterkingen, om op die manier zo snel mogelijk een veilige afvoer van rivierwater te
Water houdt niet op bij de grens. Het stroomt altijd en overal van
kunnen garanderen. Eind 1996 waren de zwakste dijken al op orde
hoog naar laag. Op het West-Europese vasteland wil dat zeggen: naar
en sinds 1995 is in Limburg langs de Maas 150 kilometer nieuwe
Nederland. Nederland is ‘het afvoerputje van Europa’. Alle problemen
kade aangelegd.
die ons omringende landen op de rivier afwentelen, zoals vervuiling of grote massa’s overtollig regenwater, komen op ons af. Doordat
Bij de uitvoering van het Deltaplan Grote Rivieren ging de overheid
bochten van rivieren worden afgesneden, uiterwaarden worden ver-
behoedzamer te werk dan in de jaren zeventig en tachtig van de
kleind en het verharde oppervlak toeneemt, gaat dat steeds sneller.
vorige eeuw. Er is meer rekening gehouden met landschap, natuur
18
en cultuurgeschiedenis, zoals de Commissies Becht (in de jarenze-
Het zou onterecht zijn als Nederland de problemen van deze andere
ventig) en Boertien (in 1993) hadden aanbevolen.
landen alleen zou moet oplossen en daarom werkt ons land steeds
19
meer samen met de andere landen in de stroomgebieden van Rijn en Maas en Schelde (Duitsland, Frankrijk en België). Eerst ging alle aandacht daarbij uit naar de verbetering van de kwaliteit van het water. Die verbetering kwam vooral op gang na de zogeheten ‘Sandoz-ramp’ in 1986. In dat jaar kwam door een brand in een loods van het chemieconcern Sandoz in het Zwitsere Bazel een grote hoeveelheid chemicaliën in de Rijn terecht, tezamen met het bluswater .
Inmiddels krijgt ook de waterkwantiteit aandacht in internationaal verband. Samen met de andere landen in de stroomgebieden worden actieprogramma’s voor hoogwater opgesteld en afspraken gemaakt over rivierverruimende maatregelen. Waar mogelijk wordt de uitvoering van hoogwatermaatregelen gecombineerd met de aanpak van problemen op het gebied van waterkwaliteit, zoals verontreinigde waterbodems, watertekorten, verdroging en diffuse
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
Rijn bij Millingen
bronnen. (Diffuse bronnen zijn verontreinigingen die verspreid en indirect in het oppervlaktewater of in rioolstelsels belanden, bijvoorbeeld vanuit de landbouw, het weg- en railverkeer, de recreatievaart en huishoudens.)
Deze zogeheten integrale benadering van het waterbeheer, die in Nederland al enige tijd gangbaar is, is sinds 2000, het jaar waarin de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht werd, ook Europees beleid. Dat beleid gaat uit van (internationale) stroomgebieden, en dus van grensoverschrijdend waterbeleid . De betrokken landen in elk stroomgebied moeten gezamenlijk actieprogramma’s opstellen waarin alle aspecten van water aan de orde moeten komen. Inwoners van die landen moeten meer bij het waterbeheer betrokken worden en de wetgeving in de betrokken landen moet beter op elkaar worden afgestemd. Nederland maakt deel uit van de stroom20
gebieden van Rijn, Maas, Schelde en Eems.
21
Lengte
Rijn
Maas
Schelde
Eems3
Voor de Rijn is dit onderzocht. In maart 2002 publiceerde de Inter-
1320 km
900 km
350 km
370 km
nationale commissie ter bescherming van de Rijn (IKSR) een nieuwe internationale Rijnatlas. De atlas beschrijft voor het hele Rijnstroom-
Grootte van het stroomgebied
185.000
km2
32.000
km2
22.000
km2
13.600
km2
gebied de gevolgen van een eventuele overstroming en brengt de waarde van het door dijken beschermde gebied in kaart. Diverse
Aantal staten in het stroomgebied 9
5
3
Nederlandse studies hebben een grotere mogelijke schade berekend
2
dan de IKSR. In deze studies is meer rekening gehouden met de
Maatgevende afvoer1
11. Hoe groot is de schade bij een overstroming?
16.000
m3/s
3800
m3/s
--
vervolgschade en met het gegeven dat in Nederland sprake is van
--
een intensieve glastuinbouw en veeteelt.
(bij Lith) Gemiddelde afvoer
2200 m3/s
320 m3/s
112 m3/s4
78 m3/s
(bij Lith) Zomerafvoer
2100
m3/s
142
m3/s
Potentiële materiële schade in miljoenen Euro bij extreme overstroming
--
15
m3/s
(bij Borgharen)
Rijntrajecten Bebouwing
Hoogste afvoer in 19932
11.100 m3/s
3120 m3/s
--
--
(bij Borgharen) Hoogste afvoer in
19952
12.060
m3/s
2861
m3/s
--
--
(bij Borgharen)
Industrie
Agrarische
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
10. Hoe groot is het stroomgebied van Rijn, Maas, Schelde en Eems?
Totaal
en verkeer
opbrengsten
Hoogrijn
32,6
4,8
0,8
38,3
Bovenrijn
8224,5
3671,9
81,7
11978,0
Middenrijn
1.3336,3
350,1
1,0
1687,4
Nederrijn
16458,9
3788,5
85,6
20333,0
Rijndelta
111011,8
19244,0
610,6
130866,4
Totaal
137064,2
27059,2
779,7
164903,1
1 Bron: Hydraulische Randvoorwaarden voor 2001, Ministerie van Verkeer en Waterstaat,
Bron: Atlas 2001 – Atlas van het overstromingsgevaar en mogelijke schade bij extreem
2001
hoogwater van de Rijn, IKSR
2 Bron: Druk op de dijken 1995, Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen, 1995 3 Bron: Rijkswaterstaat Directie Noord-Nederland / RIKZ 4 Bron: Administratie Waterwegen en Zeewezen te Antwerpen / Rijkswaterstaat Directie Zeeland
22
23
In de kabinetsstandpunten, Anders omgaan met water en Ruimte voor de Rivier uit 2000 stelde de regering zich op hoofdlijnen achter het advies van de commissie. Zij nam daarbij ook andere, recent
In 1996 trad de beleidslijn ‘Ruimte voor de rivier’ in werking. Daarin
uitgebrachte adviezen mee, zoals Provincies maken ruimte voor
werd een andere benadering van het probleem van de hoge water-
water van de Commissie Leemhuis, Het blauwe goud verzilveren
standen in de rivieren uitgewerkt. De gevolgen van bodemdaling,
van het Rathenau Instituut en de rapportage van het Centraal
zeespiegelstijging en klimaatverandering zouden in de toekomst zo
Planbureau (CPB) over de kosten en baten van ruimte voor water.
groot zijn, dat dijkversterkingen alleen niet meer genoeg zouden zijn om de hoge waterstand te weerstaan. Kleinschalige dijkverleggin-
Voor de uitvoering van de nieuwe aanpak moesten het Rijk, de
gen, vergroting van de spuicapaciteit in de Afsluitdijk en van de
provincies, de waterschappen en de gemeenten bestuurlijke afspra-
gemaalcapaciteit in IJmuiden en Gouda waren noodzakelijk en
ken maken. Met de ondertekening, op 14 februari 2001, door alle
daarnaast werden verkenningen uitgevoerd naar de mogelijkheid
partijen van de startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw is dat
van rivierverruimende maatregelen, vergroting van de bergingscapa-
inmiddels gebeurd. In de overeenkomst staan afspraken over een
citeit en de aanwijzing van noodoverloopgebieden. Deze nieuwe
groot aantal concrete acties.
benadering werd opgenomen in de Vierde Nota waterhuishouding (1998) en de notitie Aanpak Wateroverlast (1998).
13. Wat is de Watertoets?
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
12. Wat wordt bedoeld met ‘ruimte voor water’?
In 2000 adviseerde de Commissie Waterbeheer 21e eeuw de regering over de uitwerking van deze aanpak, gebaseerd op de
De Watertoets is een bestuurlijk instrument waarmee ruimtelijke
volgende uitgangspunten:
plannen worden getoetst op de mate waarin die rekening houden
• anticiperen in plaats van reageren;
met het beleid om het water in Nederland meer ruimte te geven. In
• hoogwater niet afwentelen op het benedenstroomse gebied,
feite is de Watertoets het hele proces van het vroegtijdig informeren
maar handelen volgens de drietrapsstrategie ‘vasthouden’,
en adviseren over waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke
‘bergen’ en ‘afvoeren’;
plannen en besluiten, tot en met het afwegen en uiteindelijk beoor-
• meer ruimtelijke maatregelen naast technische ingrepen.
delen ervan . De Watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en
Het leidende principe achter de drietrapsstrategie is dat neerslag zo
water.
lang mogelijk wordt vastgehouden in het gebied waarin die neerslag
24
valt. Als dat niet meer kan, wordt het water tijdelijk geborgen in
Met de introductie van de Watertoets op 14 februari 2002 heeft het
waterbergingsgebieden. Pas als deze mogelijkheid ook ten volle is
beleid ‘ruimte voor water’ een vaste plaats gekregen in de procedu-
benut, wordt het overtollige water afgevoerd.
res over ruimtelijke plannen en besluiten, zoals streek- en bestemmingsplannen. Daarmee is de toets als het ware de verbindende
25
heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren, inclusief de
15. Wat is ‘dynamisch handhaven’ van de kust?
‘zoete’ en ‘zoute’ rijkswateren. Driekwart van de Nederlandse kust bestaat uit duinen: ongeveer 40.000 hectare oftewel 1 procent van het totale grondgebied. Die
14. Wat is een noodoverloopgebied?
zandige kust is in beweging, en omdat dat een gevaar kan opleveren voor de bescherming van het land achter de duinen, houdt de
Een noodoverloopgebied is een gebied waar water bij extreme rivie-
overheid de kust al eeuwen in de gaten. Nadat de regering een
rafvoer wordt opgevangen. Noodoverloopgebieden hebben tot doel
aantal jaren ervaring had opgedaan met het verstevigen van de kust
ongecontroleerde overstromingen op onvoorspelbare tijden en plaat-
door zand op te spuiten (‘suppleren’), koos zij in 1990 officieel voor
sen te voorkomen. Op die manier kan worden voorkomen dat er
een beleid van het ‘dynamisch handhaven’ van de kustlijn. Dat komt
slachtoffers vallen en wordt de kans op schade geringer.
erop neer dat de kust binnen een bepaalde bandbreedte mag bewegen en dat wind en water vrij spel hebben. Waar nodig wordt
In mei 2002 concludeerde de Commissie Noodoverloopgebieden (de
bij wijze van ‘slijtlaag’ zand gesuppleerd.
‘Commissie Luteijn’) in haar advies aan de regering dat noodoverloopgebieden een nuttig, aanvullend instrument kunnen zijn om de
De in eind 2000 gepubliceerde Derde Kustnota beschrijft het kustbe-
stroomgebieden van Rijn en Maas op de langere termijn te bescher-
leid voor de komende decennia. Belangrijke elementen van dat
men tegen ongecontroleerde overstromingen.
beleid zijn:
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
schakel tussen waterbeheer en ruimtelijke ordening. De Watertoets
• voortzetting van het beleid van 'dynamisch handhaven' van de Het idee van zulke noodoverloopgebieden is niet nieuw. Tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw werd tijdens hoogwater langs alle grote rivieren regelmatig gebruik gemaakt van dergelijke (binnen-
kustlijn met behulp van zandsuppleties, bij voorkeur onder water; • het reserveren van circa 1000 hectare ter hoogte van 'zwakke schakels' (smalle duinen en dijken);
dijkse) overloopgebieden. Geleidelijk aan is het oppervlak aan
• extensiever beheer van duingebied;
noodoverloopgebieden kleiner geworden: alleen al langs de Rijn-
• een terughoudend bebouwingsbeleid (rond bestaande bebouwde
takken verdween sinds 1850 zo’n 35.000 hectare aan noodover-
kernen en recreatieknooppunten worden contouren getrokken,
loopgebied.
daarbuiten mag niet worden gebouwd, tenzij er sprake is van zwaarwegend maatschappelijk belang); • jaarlijks is gemiddeld ruim 40 miljoen euro beschikbaar voor de uitvoering van het beleid (circa 27 miljoen voor strand- en onderwatersuppleties en circa 13 miljoen voor compensatie van zandverliezen in dieper water);
26
• over de voortgang van het beleid wordt jaarlijks gerapporteerd.
27
De landelijke projecten ‘kustplaatsen’ en ‘zwakke schakels’ uit de Derde Kustnota zijn inmiddels opgenomen in de Beleidsagenda voor de kust. Deze beleidsagenda is opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat, in nauwe samenwerking met de departementen van Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Economische Zaken, kustprovincies, kustgemeenten en de betrokken waterschappen. Hoofddoel is veiligheid, met behoud van ruimtelijke kwaliteit.
Basiskustlijn overschreden en zandsuppletie percentage overschrijding
miljoen m3 gesuppleerd
onderwatersuppletie 12
strandsuppletie percentage overschrijding basiskustlijn
10
45
8
35
6
25
4
15
2
5
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
Kust bij Zandvoort
0 1991 1992
1993
1994
1995
1996 1997 1998
1999
2000
2001
Bron: Water in Beeld 2002, Commissie Integraal Waterbeheer (CIW)
28
29
stelsels belanden, zoals vanuit de landbouw (meststoffen, chemische bestrijdingsmiddelen), het weg- en railverkeer, de recreatievaart en huishoudens.
In de loop van de twintigste eeuw drong het besef door dat de watervervuiling van het oppervlaktewater een halt moest worden
Al met al is de waterkwaliteit in Nederland in de afgelopen jaren
toeroepen. Vooral na de Tweede Wereldoorlog liep het uit de hand.
sterk verbeterd, maar zijn er nog veel inspanningen nodig om
Het werd ronduit gevaarlijk om in rivieren en meren te zwemmen en
vervuiling aan te pakken.
de vissterfte nam dramatisch toe. Rivieren waren bedekt met schuim, de stank was soms ondraaglijk.
Vergunningen Wvo rijk + regionale waterbeheerders
In 1970 trad de Wet verontreiniging oppervlaktewater (Wvo) in
type
1993
1995
1998
1999
2000
2001
werking. Er kwamen zuiveringsschappen, de vervuiler moest gaan
beschikkingen
1441
1365
1010
1906
1579
1182
betalen en de industrie moest lozingsvergunningen aanvragen.
Bron: RIZA
1993
1995
1998
1999
2000
2001
406
384
246
286
173
176
Waterschappen bouwden waterzuiveringsinstallaties die het afvalwater van huishoudens en bedrijven moesten zuiveren. Daarnaast
Vergunningen Wvo rijk
werd het lozen van allerlei zware metalen, polycyclische aromatische koolwaterstoffen en stikstof- en fosfaatverbindingen aan banden gelegd.
beschikkingen
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
16. Hoe is het gesteld met de kwaliteit van het water in Nederland?
Bron: RIZA
Door al deze maatregelen is het oppervlaktewater in de loop van de laatste 25 jaar geleidelijk aan stukken schoner geworden. Vooral de zogeheten puntbronnen zijn de laatste decennia aangepakt. Puntbronnen zijn verontreinigingen die kunnen worden herleid tot één duidelijk aanwijsbare bron of locatie. Door industriële lozingen in het stroomgebied van Rijn en Maas aan vergunningen te binden is de vervuiling van het rivierwater flink teruggedrongen. Daarnaast zijn met grote vervuilers zoals de industrie in Duitsland convenanten afgesloten, waardoor de aangevoerde hoeveelheid rivierslib met 80 à 90 procent is gedaald.
Het beleid richt zich nu op zogeheten diffuse bronnen, verontreini30
gingen die verspreid en indirect in het oppervlaktewater of in riool-
31
6
Ontwikkeling waterkwaliteit zoete rijkswateren, nutriënten chlorofyl
N Natte Hart
geïndexeerde concentratie
5
P Natte Hart
P Grensmaas
stikstof 5
fosfaat
N Grensmaas MTR
4
MTR
4
3 3 2 2 1
1
Bron: Water in Beeld 2002, CIW
Bron: Water in Beeld 2002, CIW
Ontwikkeling waterkwaliteit regionale wateren, metalen
Koper in rijkswateren
4,0
cadmium
nikkel
chroom
lood
koper
zink
kwik
MTR
5
geïndexeerde concentratie
Rijn
Natte Hart
Maas
Zuidelijke Delta
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
1989
1988
1987
1985
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
1989
1988
1987
1986
1985
1986
0
0
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
Ontwikkeling waterkwaliteit regionale wateren, nutriënten
geïndexeerde concentratie 3,5 3,0
4
2,5
MTR
3
2,0 2
1,5 1,0
1 0,5 0
Bron: Water in Beeld 2002, CIW
32
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
1989
1988
1987
1986
1985
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
1989
1988
1987
1986
1985
0
Bron: Water in Beeld 2002, CIW
33
100
Aantal getelde zeehonden Zuidelijke Delta
percentage stoffen
100
200
80
80
150 klasse 0,1, 2
60 60
klasse 3 100
klasse 4
40 40 50 20 20
0
Bron: Water in Beeld 2002, CIW
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
1989
1988
1987
1986
1985
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
1989
1988
1987
1986
1985
0
Bron: Water in Beeld 2002, CIW
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
Kwaliteit zwevende stof rijkswateren
Ontwikkeling waterkwaliteit kustzone geïndexeerde concentratie
8
stikstof
koper
indenopyreen
fosfaat
cadmium
norm
17. Is het waar dat er zalm in de Rijn zit?
7
Sinds 1990 zit er weer zalm in de Rijn, al is het vergeleken met
6
vroeger nog maar mondjesmaat. De laatste tien jaar zijn er 1000 tot 2000 paaiende zalmen gesignaleerd.
5
Dat zijn er altijd nog aanzienlijk minder dan de kwart miljoen zalmen 4
die in 1885 werden gevangen. De zalm voelt zich nog niet echt
3
thuis in de Rijn. Er is nog geen stabiele populatie, en alleen door
2
zalmen te kweken en ze in groten getale uit te zetten kan een gering aantal zich er handhaven.
1
Bron: Water in Beeld 2002, CIW
34
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
0
De terugkeer van de zalm is te danken aan een in 1987 door de Internationale Rijncommissie ontwikkeld Rijnactieprogramma. Het ecologische doel van het programma was dat de zalm in het jaar 2000 in de Rijn moest zijn teruggekeerd. Dat zou de graadmeter zijn
35
voor de gewenste verbetering van de waterkwaliteit van de toen nog sterk vervuilde Rijn.
Dertig jaar na het uitsterven van de Rijnzalm klonk dat bijna als een utopie. Het ecosysteem zou binnen dertien jaar zover hersteld moeten zijn dat deze gevoelige trekvis zich weer in de Rijn thuis moest voelen.
Om dat te bereiken moest er heel veel gebeuren: lozingen van gevaarlijke stoffen moesten drastisch worden verminderd, er moesten tal van waterzuiveringsinstallaties worden aangelegd, de veiligheidseisen aan fabrieksinstallaties moesten flink worden aangescherpt, controles moesten toenemen, er moesten vispassages bij stuwen worden gebouwd, en last but not least, de paaiplaatsen in de bovenlopen van zijrivieren moesten worden hersteld.
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
Zalm in zee
Inmiddels zijn de lozingen flink afgenomen. Fosfaat-, stikstof-, koper-, en zinkconcentraties zijn aanzienlijk verminderd. In Rijn en Maas zijn inmiddels grote vispassages aangelegd. En zo kon in 1990 een eerste, opmerkelijk resultaat worden geboekt: de terugkeer van zalm uit zee op de Rijn. In de herfst zwommen tenminste veertien paairijpe zalmen de zijrivier de Sieg op.
Volgens het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) zijn er sinds 1998 in vier zalmsteken in Rijn, Lek, Maas en Waal al 212 zalmen en 1166 forellen gevangen. De meeste zalmen zijn vrijwel zeker bovenstrooms uitgezette, gekweekte exemplaren. Dit toont in ieder geval aan dat de waterkwaliteit in de rivieren zo sterk verbeterd is dat zalmen en forellen er voor kunnen komen. Het aantal vissen dat de paaigronden bereikt is echter nog te gering om van een duurzame populatie te kunnen 36
spreken.
37
Dat is een royale maat voor de hoeveelheid afvalwater die één persoon produceert. Een gemiddeld huishouden wordt ingeschat op gemerkt
aantal vissen
600
drie inwonerequivalenten.
gedetecteerd 500
gevangen
Ontwerpcapaciteit rioolwaterzuiveringsinstallaties in miljoenen inwonerequivalenten
400
1950
300
1960
1
2
1970 8
1980 20
1990
1998
2000
23,7
24,8 1
25,2
Bronnen: Bestrijding van de watervervuiling. 25 jaar Wvo, 1995; RIZA; CBS
200
100
19. Wat zijn riooloverstorten en hoe is het daarmee in Nederland gesteld? 01-09-00
01-05-00
01-01-00
01-09-99
01-05-99
01-01-99
01-09-98
01-05-98
01-01-98
01-09-97
01-05-97
01-01-97
0
Bron: Water in Beeld 2002, CIW
In steden wordt het meeste regenwater via de riolering afgevoerd.
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
Migratie zeeforel
Regent het erg hard, dan stromen verouderde of te kleine rioolsystemen over. Ook lozen ze overtollig rioolwater via zogeheten
18. Hoeveel water wordt er in Nederland gezuiverd?
overstorten op het oppervlaktewater. Dat leidt tot vervuiling van deze wateren. In sommige gevallen ontstaat zelfs gevaar voor de diergezondheid (via veedrenking) of de volksgezondheid. Een oplos-
De aanleg van rioleringen in Nederland begon in het midden van de
sing is het ‘afkoppelen’ van regenwater: de afvoer van regenwater
negentiende eeuw. Het oudste riool ligt in Maastricht en dateert uit
scheiden van de afvoer van afvalwater, zodat het regenwater
1852. Na de choleraepidemie van 1866, met 21.000 doden, werden
ongezuiverd voor bepaalde doeleinden kan worden gebruikt
de rioolstelsels in Rotterdam en Maastricht aangepakt. De aanleg van stadsrioleringen begon pas in 1930 op grote schaal.
Afkoppelen wordt in Nederland nog niet op grote schaal toegepast. Regenwater kan immers vervuild zijn, wanneer het over (vuile)
38
De hoeveelheid gezuiverd water wordt berekend aan de hand van
wegen of daken heeft gestroomd. Andere factoren die een rol
de ontwerpcapaciteit van de rioolwaterzuiveringsinstallaties. Sinds
spelen zijn de kwaliteit van het ‘ontvangende water’, de invloed op
het einde van de jaren zestig van de twintigste eeuw zijn dergelijke
het grondwater etc. Inmiddels is veel onderzoek gedaan naar derge-
installaties op grote schaal aangelegd. De capaciteit van een zuive-
lijke aspecten en zijn her en der succesvolle projecten in uitvoering
ringsinstallatie wordt uitgedrukt in zogeheten inwonerequivalenten.
of operationeel.
39
Totaal
risico i.v.m. veedrenking
risico i.v.m. volksgezondheid
15.198
443
267
Bron: Riool in cijfers 2002-2003, Stichting Rioned
In Nederland wordt het drinkwater bereid uit grondwater of uit oppervlaktewater. Ongeveer tweederde van ons land (vooral in het noorden, zuiden en oosten) krijgt drinkwater afkomstig uit grondwater. Wegens vermenging met het zoute zeewater is het grondwater in het westen van Nederland niet geschikt voor drinkwaterbereiding.
20. Hoeveel vervuild baggerslib is er en wat doen we ermee?
Daar wordt vooral oppervlaktewater gebruikt. Rijn en Maas leveren
Jaarlijks verwijderen baggerschepen circa 23 miljoen kubieke meter
Het grondwater dat wordt gewonnen, kan tussen de 10 en 45.000
baggerslib uit het Rotterdamse havengebied: dat is 150 emmers slib
jaar oud zijn. Het bevindt zich op een diepte van 10 tot 400 meter.
per Nederlander per jaar. Ook in de Biesbosch, het Hollands Diep en
Grondwater is regen- of rivierwater dat door de aardbodem omlaag
in het Ketelmeer bezinkt vervuild slib. Vooral rivierslib is verontrei-
is gesijpeld. Onderweg vinden allerlei processen plaats waardoor
nigd. Het gaat om zware metalen (zoals lood, cadmium, chroom),
bacteriën en virussen uit het water verdwijnen. Het water is
organische microverontreinigingen (zoals tributyltin (TBT, een
daardoor meestal goed van kwaliteit, maar niet schoon genoeg voor
aangroeiwerend middel in scheepsverf), andere bestrijdingsmiddelen
consumptie. Daarvoor moet het eerst worden gezuiverd.
elk ongeveer de helft van de benodigde hoeveelheid.
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
21. Waar komt ons drinkwater vandaan?
Aantal overstorten in 2001
en teerachtige stoffen) en olie en meststoffen (zoals fosfaat). Het sterkst verontreinigde slib wordt opgeborgen in speciale depots,
Rivierwater staat bloot aan tal van milieubedreigingen en bevat
zoals bijvoorbeeld de Slufter op de Maasvlakte. Deze heeft een
aanmerkelijk meer verontreinigde stoffen dan grondwater, onder
maximale capaciteit van ongeveer 150 miljoen kubieke meter. De
meer door lozingen van chemisch afval en het gebruik van bestrij-
totale oppervlakte is 260 hectare.
dingsmiddelen in de landbouw. Om er toch betrouwbaar drinkwater van te maken, is een uitgebreid en kostbaar zuiveringsproces nodig.
Dankzij de aanpak van de industriële lozingen langs Rijn en Maas in
Daardoor is drinkwater uit oppervlaktewater duurder dan drinkwater
de laatste decennia was de hoeveelheid verontreinigd slib in 1997
uit grondwater. Het oudste waterleidingbedrijf is dat van Amster-
teruggedrongen van 10 naar 5 miljoen kubieke meter per jaar, en in
dam, gesticht in 1853, gevolgd door dat van Den Helder. Tegen-
2001 tot ongeveer 3 miljoen kubieke meter per jaar. Het Slufterde-
woordig zijn er ongeveer dertig waterleidingbedrijven.
pot kan daarmee langer worden gebruikt: naar verwachting is het pas in 2020 vol, in plaats van in 2002.
40
41
1200
900
1500
22. Hoe groot is het waterverbruik en wat kost het?
in miljoen m3 per jaar
300 300
Nederlands verbruiken per dag gemiddeld 126 liter water per persoon. Daarin is het aandeel van douchewater (42 liter) en toilet-
1200
reiniging (34,8 liter) het grootst. De prijs van het drinkwater is uit drie delen opgebouwd. Het waterleidingbedrijf rekent een prijs voor
900
het afgeleverde drinkwater, de zuiveringsschappen en waterschap600
pen rekenen geld voor de zuivering van rioolwater en de gemeenten
600
rekenen rioolrechten: een bedrag voor de aanleg en het onderhoud
2005
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1991
1987
1986
1985
1981
1976
1972
Gemiddeld gebruik van drinkwater per inwoner per dag 1967
0 1962
aan de riolering.
1958
300
1957
300
1992
1995
1998
2001
135
134,1
127,9
126,2
grondwateronttrekking door de industrie verbruik van drinkwater grondwateronttrekking t.b.v. openbare watervoorziening
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
1500
600 300 900 600 300 600 300 Winning 600 grond- en oppervlaktewater 300
Verdeling naar soort gebruik in 2001
oppervlaktewaterwinning t.b.v. openbare watervoorziening beregening uit grondwater gegeven een gemiddeld jaar (nat noch droog) beregening uit grondwater: 10% droog jaar
Bron: Water in Beeld 2002, CIW
Bad
3,7
liter
Douche
42
liter
Wastafel
5,2
liter
Toiletspoeling
34,8 liter
Kleren wassen (hand)
1,8
Kleren wassen (machine)
22,8 liter
Afwas (hand)
3,6
liter
Afwas (machine)
2,4
liter
Voedselbereiding
1,6
liter
liter
Koffie, thee en water drinken
1,5
liter
Overig
6,7
liter
Bron: Vewin (www.vewin.nl)
42
43
zijn verantwoordelijk voor de totale afwatering in het stedelijk en landelijk gebied, de waterkwantiteit en de waterkwaliteit, inclusief
prijspeil 1998
de afvalwaterzuivering en het beheer van de waterkeringen.
500
400
Aantal waterschappen 300
200
1940
1953
1969
1978
1990
2000
2002
2700
2544
1000
400
129
57
53
Bronnen: Twee eeuwen Rijkswaterstaat, 1999; Unie van Waterschappen 100
Personeel waterschappen 0 2000
1998 verontreinigingsheffing omslagheffing
1990
1997 1
rioolrechten
7.590
drinkwatertarief
1 88% mannen; 22% vrouwen
Bron: Water in Beeld 2002, CIW
8.954
2000 2 9298
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
Gemiddelde kosten watergebruik per huishouden in euro’s
2 86% mannen; 24% vrouwen Bron: Unie van Waterschappen
23. Wie werken er aan het waterbeheer?
Personeel rijkswaterstaat totaal
Sinds de Middeleeuwen spelen waterschappen een belangrijke rol in
1948
1960
1970
1980
1990
1997
het waterbeheer. Het zijn de oudste democratische instituties in ons
4000
6.100
10.000
12.000
11.400
11.000
land. Tegenwoordig formuleert het Rijk het waterbeleid op hoofdlij-
180% mannen; 20% vrouwen
nen en is het verantwoordelijk voor het operationele beheer van de
Bron: Jaarbericht RWS(N.B. afgeronde cijfers)
2001 1 11.697
rijkswateren en enkele primaire waterkeringen.
Binnen het rijksbeleid definieert de provincie het beleid voor de nietrijkswateren. De waterschappen en gemeenten zijn verantwoordelijk voor het operationele waterbeheer en voor de uitvoering van het beleid. Tot de gemeentetaken behoren aanleg en onderhoud van de 44
riolering en de afwatering in stedelijke gebieden. De waterschappen
45
Wetgeving voor 1945: totaal 3 1900
Waterstaatswet
1904
Wet op de droogmakerijen en indijkingen
1934
Wrakkenwet
Wetgeving na 1945: totaal 14 1958
Deltawet
1965
Ontgrondingenwet
1969
Wet verontreiniging oppervlaktewater
1975
Wet verontreiniging zeewater
1981
Grondwaterwet
1981
Wet op de waterhuishouding
1988
Scheepvaartverkeerswet
1983
Wet voorkoming verontreiniging door schepen
1991
Waterschapswet
1993
Tracéwet
1995
Deltawet grote rivieren
1996
Wet op de waterkering
1996
Wet beheer rijkswaterstaatswerken
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
24. Welke wetten en regelingen zijn er op watergebied?
Internationale verdragen 1960-1998: totaal 25 1960
Eems-Dollardverdrag
1960
Verdrag verbetering kanaal van Terneuzen naar Gent
1963
Verdrag verbinding Schelde en Rijn
1963
Overeenkomst ter bescherming van de Rijn tegen verontreinigingen
46
Bestuur van het Hoogheemraadschap Rijnland in het gemaal van Spaarndam
1969
Bonn Agreement, bestrijding calamiteiten op zee
1972
Verdrag van Londen ter voorkoming van de verontreiniging van zee door het storten van afval of vuil
47
Verdrag van Oslo, ter voorkoming verontreiniging van
Overig
de zee door dumping
Actieprogramma’s
Marine Pollution (MARPOL) verdrag ter voorkoming van
Algemene richtlijnen (o.a in het kader van de Wet Verontreiniging
de verontreiniging van zee door schepen
Oppervlaktewateren)
Verdrag van Parijs ter voorkoming van de verontreiniging
Europese richtlijnen (o.a Europese Kaderrichtlijn Water)
van de zee vanaf het land
Nationale milieuwetgeving
1976
Rijnchemieverdrag
Provinciale verordeningen
1976
Rijnzoutverdrag
Waterschapskeuren
1982
Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van zee
Watertoets
1990
Rijnvaartregelingen
1990
Oil Pollution Preparedness, Response and Co-operation
1973
1974
(OPRC) verdrag, inzake internationale samenwerking op het gebied van oliebestrijding 1992
Biodiversiteitsverdrag voor het behoud en het duurzaam gebruik van biodiversiteit
1992
Ontwikkeling uitgaven ministerie V&W naar taak
Herzieningen en samenvoeging Verdragen Oslo en Parijs (OSPAR) inzake de bescherming van het zeemilieu in het
1992
25. Hoeveel kost het waterbeheer en wie betaalt het?
2000
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
1972
prijspeil 1998
noord-oost Atlantische gebied
1000
Verdrag van Helsinki, grensoverschrijdende waterlopen
800
en internationale meren 600
1994
Bescherming Schelde
1994
Bescherming Maas
400
1995
Westerscheldeverdiepingsverdrag
200
1995
Verdrag afvoer water van de Maas
1996
Scheepsafvalstoffenverdrag Rijn- en binnenvaart
1996
Eems-Dollard milieuprotocol
1997
Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (Klimaatverdrag)
1998
kosten waterkeren
kosten waterbeheren
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
0
kosten waterkwaliteit
Bron: Water in Beeld 2002, CIW
Protocol inzake persistente organische verontreinigende stoffen (POP’s)
48
49
Ontwikkeling verontreinigingsheffing naar categorie vervuiler
200
1000
prijspeil 1998
prijspeil 1998 800
1500
600 1000 400 500 200
kosten waterkeringen
kosten waterkwantiteit
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
0
kosten waterkwaliteit
Bron: Water in Beeld 2002, CIW
1996 huishouden
1997
1998 bedrijven
Bron: Water in Beeld 2002, CIW
Ontwikkeling opbrengsten waterschapsheffingen en rioolrecht
1000
0 1999
2000
20001
2002
F E I T E N E N C I J F E R S WAT E R B E H E E R I N N E D E R L A N D
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
Ontwikkeling kosten waterschappen naar taak
miljoen euro’s
800
600
400
200
0 1996
1997
verontreinigingsheffing
1998
1999 omslagheffing
2000
20001
2002
rioolrechten
Bron: Water in Beeld 2002, CIW
50
51
WAT E R W I J Z E R 2 0 0 2
Colofon De Waterwijzer 2002-2003 is een gezamenlijke uitgave van het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Wilt u meer weten over het nieuwe waterbeleid? Surf naar www.nederlandleeftmetwater.nl of bel met Postbus 51, 0800-NLWATER (0800-6592837). Schrijven kan ook: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Campagneteam ‘Nederland leeft met Water’, Postbus 20906, 2500 EX Den Haag, E-mail:
[email protected]
Coördinatie: Saskia Ras, Ministerie van Verkeer en Waterstaat Samenstelling, redactie en productie: Reinders Partners, Pim Reinders, Den Haag Eindredactie: Nico Groen Vormgeving: Mulder van Meurs, Toni Mulder, Amsterdam Druk: Snoeck Ducaju & Zoon, Gent, België
Fotografie ANP, pagina 40 Beneluxpress, Voorburg, pagina 38 Tineke Dijkstra, Den Haag, pagina 4, 10 en 48 Rijkswaterstaat Meetkundige Dienst, Delft, pagina 18 en 29
Dit boekje is gedrukt op chloorvrij papier. Aan dit boekje kunnen geen rechten ontleend worden.
November 2002
52