Feiten en cijfers werkgelegenheid Bestrijden van werkloosheid • Met een sterkere economische groei kan de stijging van de werkloosheid weer een halt worden toegeroepen. • Het belangrijkste instrument ter bevordering van de economische groei en werkgelegenheid is loonmatiging. Loonmatiging verbetert de concurrentiepositie van Nederlandse ondernemers. Dat is nodig, want de arbeidskosten per eenheid product zijn in Nederland sinds 1997 12% sneller gestegen dan bij onze concurrenten in het eurogebied. Economische groei • De economische groei bereikte in 2003 het laagste punt sinds 1982. • Al meer dan 20 jaar had Nederland geen recessie meer meegemaakt. • In de afgelopen 25 jaar heeft de economische groei nooit zo lang onder de gemiddelde groei van de ‘EU-15’ (dus exclusief de 10 nieuwe lidstaten) gelegen als in de periode 2001-2005. • De economische groei herstelt relatief langzaam van de recessie van 2003. Na voorgaande economische dips (1975, 1982, 1993) keerde de economische groei telkens sneller terug naar een hoog niveau (na 1 jaar gemiddeld 1%-punt hoger en na twee jaar gemiddeld ¾%-punt hoger). Werkgelegenheid • In 2002, 2003 en 2004 is de werkgelegenheid gekrompen met in totaal 109 duizend banen (>=12 uur per week). Dat is de eerste daling sinds begin jaren tachtig. • In 2005 komen er volgens het CPB ongeveer 20 duizend banen (>=12 uur per week) bij. • In de periode 1995-2001 groeide het aantal banen jaarlijks gemiddeld met 181 duizend. Groei van de werkgelegenheid (in dzd personen, jaar-op-jaar) 250 200 150 100 50 0 -50 -100 2005
2003
2001
1999
1997
1995
1993
1991
1989
1987
1985
1983
1981
-150
Werkgelegenheid vanaf 12 uur per week(in dzd personen)
Vacatures • Het gemiddeld aantal openstaande vacatures bereikte in het jaar 2000 een hoogtepunt (188 duizend). • In 2003 was het aantal vacatures gezakt naar 99 duizend. • Voor 2004 en 2005 zijn geen ramingen van het aantal vacatures beschikbaar. Werkloosheid • De werkloosheid loopt in 2004 naar verwachting op naar gemiddeld 495 duizend personen en in 2005 naar 550 duizend personen. • Met deze stijging van de werkloosheid is de daling van de werkloosheid die zich in de tweede helft van de jaren negentig heeft voorgedaan, weer helemaal verloren gegaan.
Werkloze beroepsbevolking (in dzd personen) 600 500 400 300 200 100
2005
2003
2001
1999
1997
1995
1993
1991
1989
1987
1985
1983
1981
0
Werkloze beroepsbevolking (in dzd personen)
Jeugdwerkloosheid • Het is gebruikelijk dat de jeugdwerkloosheid hoger ligt dan de totale werkloosheid, aangezien jongeren na afloop van hun opleiding vaak eerst nog moeten zoeken naar een baan. • In 2000 lag de werkloosheid onder jongeren (15-22-jarigen exclusief scholieren en studenten) 1,6 keer zo hoog als de totale werkloosheid. In 2003 was deze verhouding toegenomen tot 2,3. Werkloosheid jongeren (15-22 jaar) en totaal
2003
2002
2001
2000
0,0%
Werkloosheid onder jongeren 15-22 jaar excl. scholieren/studenten Totale werkloosheid (15-64 jaar)
200
2,5%
100
0,0%
0
15-24 percentage 15-24 absoluut
* dzd personen (stippellijnen)
300
5,0%
2004-2
2,5%
400
7,5%
2004-1
5,0%
500
10,0%
2003-4
7,5%
600
12,5%
2003-3
10,0%
15,0%
2003-2
12,5%
2003-1
(doorgetrokken lijnen)
15,0%
Werkloosheid jongeren (15-24 jaar) en totaal
totaal percentage totaal absoluut
• Een raming voor de jeugdwerkloosheid in 2004 en 2005 is niet beschikbaar. De categorie jongeren van 15-22 jaar excl. scholieren/studenten is geen standaardcategorie van het CBS. Om toch enig zicht te hebben op de ontwikkeling in 2004, worden als benadering in de rechterfiguur hierboven de CBS-kwartaalcijfers over de groep 15-24 jarigen gepresenteerd. • Het kabinet hanteert als doelstelling dat het werkloosheidspercentage onder jongeren niet hoger mag zijn dan het dubbele van het werkloosheidspercentage van de totale beroepsbevolking. Om dit doel te bereiken is de Taskforce Jeugdwerkloosheid opgericht. Deze brengt werkgevers, werknemers, gemeenten, scholingsinstellingen en andere betrokken organisaties bij elkaar om gezamenlijk langdurige werkloosheid onder jongeren te voorkomen, voortijdige schooluitval te verminderen en het behalen van een startkwalificatie te stimuleren.
Feiten en cijfers vergrijzing/ontgroening Maatregelen ter verhoging van de arbeidsparticipatie • Afschaffing fiscale voordelen voor collectieve regelingen voor vervroegde uittreding (vut en prepensioen) • Ondersteuning voor mensen die er niet zelfstandig in slagen aan het werk te komen • Bestrijding van jeugdwerkloosheid • Voorkomen dat WW als alternatieve uittredingsroute wordt gebruikt • Sterkere financiële prikkels om arbeidsongeschiktheid te voorkomen • Meer mogelijkheden om arbeid te combineren met andere activiteiten via levensloopregeling • Verbetering toegankelijkheid kinderopvang door nieuwe Wet kinderopvang • Bestrijding van armoedeval Demografische ontwikkeling • In de komende 35 tot 40 jaar zal de bevolkingsopbouw van Nederland drastisch wijzigen. Het aantal 65-plussers zal sterk toenemen. Het aantal 30- tot 50-jarigen zal daarentegen dalen. • De bevolkingsopbouw had in 2003 nog de vorm van een kerstboom met een brede stam (dunne, doorgetrokken lijn). Het leeftijdscohort 30- tot 45-jarigen was het grootst. • In 2040 zal de bevolkingsopbouw naar verwachting veel meer lijken op een kogel, met grofweg gelijke aantallen mensen in alle leeftijdscohorten tussen 0 en 70 jaar (dikke, doorgetrokken lijn). • Vooral de toename van het aantal 65-plussers en 80-plussers in de periode 2003-2040 is opvallend. Deze toename zal leiden tot een (veel) groter beroep op oudedagsvoorzieningen zoals de AOW, en op medische zorg. Grafieken: Bevolkingsopbouw volgens prognose CBS (in duizenden personen per leeftijdsjaar)
2003 Mannen
2020 Vrouwen
50
100 150
Mannen
2040 Vrouwen
50
100 150
Mannen
Vrouwen
50
100 150
Kosten van de vergrijzing • De uitgaven aan medische zorg zullen met de helft toenemen. In 2001 ging van elke 1000 euro die in Nederland werd verdiend, 70 euro naar medische zorg. In 2040 zal dat zijn opgelopen naar 106 euro. (Bron: CPB, ‘Ageing in the Netherlands’, 2000) • De uitgaven aan AOW zullen zelfs bijna verdubbelen. In 2001 was van elke 1000 euro die in Nederland werd verdiend, 47 euro nodig voor de AOW. In 2040 is dat naar verwachting 90 euro. • Om te voorkomen dat de overheidsschuld in de toekomst explosief toeneemt door die hogere uitgaven, is het nodig de inkomsten te verhogen. De meest productieve manier om dit voor elkaar te krijgen is het verhogen van het aantal mensen dat werkt. Als meer mensen een baan hebben, betalen immers meer mensen belasting. Dit verhoogt bovendien de welvaart van Nederland. Arbeidsparticipatie ouderen • De arbeidsparticipatie van ouderen is in de afgelopen 17 jaar flink gestegen, maar bevindt zich nog steeds op een laag niveau. Van de vrouwen tussen de 55 en 65 jaar had in 2003 minder dan een kwart een baan van ten minste 12 uur per week. Bij mannen was dat slechts iets meer dan de helft. Ter vergelijking: van alle mensen tussen de 15 en 65 jaar heeft twee derde een betaalde baan van meer dan 12 uur per week.
Feiten en cijfers koopkracht • •
In 2005 is het generieke koopkrachtbeeld voor alle gepresenteerde groepen negatief. Het kabinet heeft er naar gestreefd de negatieve effecten voor de zwakste groepen beperkt te houden. De belangrijkste maatregelen die van invloed zijn op het koopkrachtbeeld zijn opgenomen in tabel 1. Figuur 1 geeft een overzicht van de koopkrachtcijfers voor een aantal huishoudens. Kolom één presenteert het generieke beeld voor 2005. De tweede kolom geeft een indicatie van de spreiding ten opzichte van dit beeld die wordt veroorzaakt door de niet standaard effecten van enkele veel voorkomende specifieke maatregelen (namelijk maatregelen huursubsidie en invoering no-claim in de ZFW). Een paar met kinderen op minimumloon niveau gaat er in het generieke beeld ¼% in inkomen op achteruit. Als dit echtpaar huursubsidie heeft en veel zorgkosten maakt dan kan de koopkracht voor dit individuele gezin oplopen tot -1¾%. De derde kolom presenteert het generieke koopkrachtbeeld voor de jaren 2000 tot en met 2004. In dit beeld zijn de effecten van de zogenaamde niet-standaardmaatregelen niet opgenomen.
Tabel 1: Pakket maatregelen koopkracht 2005 Lastenverzwarend • De 1e schijf wordt verhoogd met 0,85%. • De 2e schijf wordt verhoogd met 1,45%. • De AWF-werknemerspremie wordt verhoogd met 0,05% • De WTZ omslagbijdrage wordt verhoogd met € 56 en de particuliere ziektekosten premies stijgen gemiddeld met € 28,50. • De zalmsnip van gemiddeld € 45 wordt afgeschaft. Lastenverlichtend • De 1e belastingschijf wordt verlengd met €400 • AOW’ers ontvangen een extra tegemoetkoming van 60 euro per jaar. • De ouderenkorting wordt verhoogd met 30 euro. De aanvullende ouderenkorting wordt 35 euro hoger. • De arbeidskorting wordt verhoogd met 56 euro. • De algemene heffingskorting wordt verhoogd met 43 euro. • De aanvullende kinderkorting wordt verhoogd met 135 euro en de gerichte combinatiekorting wordt verhoogd met 93 euro. Overige maatregelen • Het kabinet verhoogt vanaf 2005 het budget voor de bijzondere bijstand met structureel 25 miljoen euro. Dit is een daling ten opzichte van de verhoging met 80 miljoen euro in 2004. Daar staat tegenover dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 25 miljoen euro inzet voor verzachtende maatregelen op het terrein van zelfzorggeneesmiddelen en zittend ziekenvervoer.
Figuur 1: koopkrachtcijfers koopkracht generiek + specifiek min
koopkracht generiek 2005
koopkracht generiek 2000-2004
koopkracht generiek + specifiek max
modaal + ½*modaal mk modaal + modaal zk Sociaal minimum paar mk Sociaal minimum alleenstaande AOW paar AOW+10000 paar -2,00%
-1,50%
-1,00%
-0,50%
0,00%
0,00% -4,00% -3,00% -2,00% -1,00% 0,00% 1,00% 2,00% 3,00%
NB: Deze figuur is indicatief. Het bruto modaal inkomen bedraagt 29.218 € per jaar.
2,00%
4,00%
6,00%
8,00%
Feiten en cijfers arbeidsongeschiktheid Hervormingsagenda • Inkomensbescherming voor mensen die echt niet meer kunnen werken • Alles in het werk stellen om mensen die nog wel kunnen werken, te behouden voor het arbeidsproces • Grote verantwoordelijkheid werkgevers en werknemers en zelfstandigen • Alle mechanismen, instrumenten en prikkels gericht op activering Genomen maatregelen • Verlenging van de periode van loondoorbetaling tot twee jaar; dit betekent een grotere prikkel voor werkgevers om ziekteverzuim te voorkomen en ongedaan te maken (ingangsdatum 1 januari 2004) • Aanpassing van het Schattingsbesluit; er wordt meer gekeken naar wat iemand nog wel kan (ingangsdatum 1 oktober 2004) • Herbeoordeling van huidige WAO-gerechtigden jonger dan 55 jaar; opnieuw wordt bezien welke arbeidsmarktmogelijkheden (ingangsdatum 1 oktober 2004) • Toegang tot de wettelijk verplichte WAZ-verzekering is per 1 augustus 2004 beëindigd. Vooruitlopend daarop is de WAZ-premie per 1-1-2004 op 0% gezet. Voor niet of moeilijk verzekerbaren is door het Verbond van Verzekeraars op verzoek van het kabinet een alternatieve particuliere verzekering ontwikkeld. Voorziene maatregelen • Invoering van een regeling voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA): deze regeling biedt een adequate inkomensbescherming voor mensen die echt niet meer kunnen werken (ingangsdatum 1 januari 2006) • Invoering van een regeling voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA): deze regeling bevat recht op reïntegratie plus een loonaanvulling bij voldoende werk en financiële prikkels voor werkgevers en werknemers om aan het werk te gaan, alles gericht op werkhervatting (ingangsdatum 1 januari 2006) • Beperking van bovenwettelijke maatregelen in het tweede ziektejaar: bovenwettelijke aanvullingen in het tweede ziektejaar werken reïntegratiebelemmerend en moeten dus worden ontmoedigd (ingangsdatum 1 januari 2005) • Maximering van de ziektegeldlasten voor de uitzendsector WAO in cijfers • Medio 2004 zijn er 775.000 WAO’ers, 55.000 WAZ’ers en 140.000 Wajong’ers. Samen 970.000 arbeidsongeschikten. • Bij ongewijzigd beleid stijgt aantal arbeidsongeschikten tot boven 1 miljoen. Aantal WAO’ers komt uiteindelijk boven de 800.000 uit en aantal Wajong’ers stijgt naar 200.000. • De WIA beperkt het aantal uitkeringen uiteindelijk met ruim een kwart tot ca. 600.000. • Dat levert een netto financiële besparing op van € 1,7 miljard. • Bovendien gaan minstens 80.000 mensen extra aan het werk.
Feiten en cijfers WW Hervormingsagenda De activerende werking van de WW wordt versterkt. Het oneigenlijke gebruik van de WW als uittreedroute voor ouderen wordt tegengegaan. De positie van ouderen in de WW wordt genormaliseerd. Medio dit jaar hadden ruim 72.000 werknemers van 55 jaar of ouder een WWuitkering (bijna een kwart van het WW-bestand). Het beroep op de WW wordt beperkt. Genomen maatregelen • De vervolguitkering is afgeschaft voor werklozen vanaf 11 augustus 2003. • De sollicitatieplicht voor oudere werknemers is per 1 januari 2004 weer ingevoerd. In een pilot wordt onderzocht of er mogelijkheden zijn om vrijstelling te geven aan degenen van hen die in ruime mate mantelzorg of vrijwilligerswerk verrichten. • Om (langer) doorwerken van ouderen te stimuleren krijgen werkgevers vanaf 1 januari 2004 een premievrijstelling (van de WAO basispremie) bij in dienst nemen van werknemers van 50 jaar en in dienst houden van werknemers van 55 jaar. Voorziene maatregelen • De toetredingsvoorwaarden voor de WW worden aangescherpt. De kortdurende uitkering wordt afgeschaft en de wekeneis wordt aangescherpt van 26 uit 39 weken naar 39 uit 52 weken. De verlaagde wekeneis wordt, behalve voor artiesten en musici, afgeschaft. Het recht op WW-uitkering wordt voorbehouden aan werknemers met een langdurige band met het arbeidsproces (die 39 uit 52 weken én 4 uit 5 jaar hebben gewerkt). De instroom in de WW wordt beperkt. Inwerkingtreding 1 januari 2005. • Ontslagvergoedingen, met inbegrip van periodieke aanvullingen, worden met een WWuitkering verrekend. Scholing, outplacement, reguliere pensioenpremies en andere activiteiten gericht op de verbetering van de arbeidsmarktpositie van ontslagen werknemers, zijn hiervan uitgezonderd. Inwerkingtreding 1 april 2005. • Het feitelijk arbeidsverleden in de WW wordt uitgebreid. Zo wordt geleidelijk een directere relatie gelegd tussen verzekeringsduur en uitkeringsduur. Inwerkingtreding 1 januari 2005. De SER is gevraagd te adviseren over de toekomstbestendigheid van de WW. Het SER advies is uitgesteld. WW in cijfers • Het CPB geeft aan dat de werkloosheid in 2005 verder zal stijgen naar 550.000. • Een deel van de werklozen komt in aanmerking voor een WW-uitkering. Er zijn in 2004 277.000 WW-uitkeringen, een verdubbeling sinds 2001. • De omvang van de WW zou zonder de reeds genomen en aangekondigde beleidsmaatregelen van het kabinet oplopen tot ruim boven de 300.000 uitkeringen in 2005, en in de jaren 20062009 ongeveer op dit niveau blijven. • De maatregelen van dit kabinet leiden in deze periode tot een afname van de omvang van de WW-volume met ruim 100.000; dit komt overeen met een netto besparing van ca € 0,8 mld. • In 2005 leiden de kabinetsmaatregelen al tot een stabilisatie van de omvang van de WW; vanaf 2006 zet de daling in.
Feiten en cijfers levensloopregeling Aanleiding Met name in de gezinsfase – het zogenoemde ‘spitsuur’ van het leven – maken financiële druk en tijdsdruk het combineren van taken moeilijk. Met de introductie van de levensloopregeling wordt een financieringsregeling gecreëerd die voor alle vormen van verlof kan worden benut. Het kabinet verwacht dat de levensloopregeling de toegankelijkheid van langer durend verlof in het algemeen zal verbeteren. Het kabinet introduceert per 1 januari 2006 deze levensloopregeling. De levensloopregeling dient bij te dragen aan een grotere keuzevrijheid voor werknemers bij de inrichting van hun arbeidzame leven. Zij krijgen daarmee ook een grotere individuele verantwoordelijkheid voor de financiering van verlof. Kenmerken nieuwe stelsel Levensloopregeling Levensloopregeling wetsvoorstel 2004 Om het gebruik van onbetaald verlof te vergemakkelijken introduceert het kabinet per 1 januari 2006 een levensloopregeling waarmee werknemers tijdens hun werkzame leven periodes van onbetaald verlof kunnen financieren. Met deze algemene financieringsregeling voor langer durend onbetaald verlof komen twee specifieke regelingen te vervallen: de financieringsregeling loopbaanonderbreking (finlo) uit de Wet arbeid en zorg en de fiscale stimuleringsregeling (afdrachtvermindering) betaald ouderschapsverlof. De bestaande fiscale verlofspaarregeling zal in de levensloopregeling opgaan. De levensloopregeling maakt de verlofspaarregeling op een reeks van punten aantrekkelijker. Kenmerken van de huidige verlofspaarregeling • Er wordt uit het brutoloon gespaard, de loonheffing wordt uitgesteld tot het moment van opname (toepassing omkeerregel). • Het tegoed kan worden gebruikt voor elke vorm van verlof en is hervulbaar. De verlofspaarregeling wordt geïntegreerd in de levensloopregeling. De levensloopregeling breidt bovenstaande kenmerken uit op de volgende punten: • Werknemers krijgen een recht op deelname aan de levensloopregeling (op sparen in tijd en/of geld) en zijn daarmee niet langer afhankelijk van hun werkgever voor het meedoen aan deze financieringsregeling voor onbetaald verlof. • Het maximaal te sparen percentage wordt verhoogd van 10% naar 12% van het bruto jaarinkomen per jaar. Hierdoor kunnen werknemers sneller sparen en eerder in hun levensloop een periode van onbetaald verlof financieren. Overigens kan ook de werkgever tbv de werknemer een bijdrage op de levensloopregeling storten, waardoor nog sneller gespaard kan worden. • In totaal mag niet één maar anderhalf bruto jaarsalaris (150%; goed voor de financiering van anderhalf jaar full-time verlof tegen 100% van het laatstverdiende loon) worden gespaard. • Het spaartegoed mag ook voorafgaand aan het pensioen worden gebruikt voor de financiering van pre-pensioenverlof. In de verlofspaarregeling was opname van tegoed vanaf een jaar voorafgaand aan pensioen niet toegestaan. Daarmee is tegemoetgekomen aan kritiek van sociale partners en uit de samenleving. • Opdat ook oudere werknemers (nog) optimaal gebruik kunnen maken van de levensloopregeling, geldt voor werknemers die op 1 januari 2005 50 jaar of ouder zijn een ruimere stortingsmogelijkheid. Zij mogen meer dan 12% van hun bruto jaarloon sparen. Overigens gelden voor hen wel onverkort de andere voorwaarden (zoals een maximaal tegoed van 150% van het bruto jaarloon).
•
•
• • •
Werknemers van wie de pensioenregeling de mogelijkheid biedt van afkoop van prepensioenrechten en die van deze mogelijkheid gebruikmaken, kunnen hun afgekochte prepensioenrechten zonder belastingheffing doorstorten in de levensloopregeling. Voor deze doorstorting geldt in dat jaar niet het maximum van 12% van het bruto jaarloon. Het maximum van 150% van het bruto jaarloon voor het totale tegoed blijft wel gelden. Wie het tegoed gebruikt voor de financiering van (onbetaald) ouderschapsverlof krijgt een fiscale tegemoetkoming in de vorm van een heffingskorting ter hoogte van 50% van het bruto wettelijk minimumloon (WML) per opgenomen verlofdag.1 De fiscale tegemoetkoming is een tijdelijke regeling die loopt tot 1 januari 2010. Over inleg op de levenslooprekening zijn evenals bij de huidige verlofsspaarregeling wel werknemerspremies verschuldigd, waardoor de uitkeringsgrondslag niet wordt aangetast. Niet alleen banken, maar ook verzekeraars kunnen een product in het kader van het levensloopsparen aanbieden. In het kader van de levensloopregeling kan uit het brutoloon gestort worden op een levenslooprekening of een verzekeringspremie worden betaald. Daarnaast blijft de spaarloonregeling in de huidige vorm bestaan. De werknemer kan jaarlijks kiezen tussen deelnemen aan de spaarloonregeling of de levensloopregeling.
Budgettair Tabel Budgettair beslag levensloopregeling (prijzen 2003, in mln €)
1. Budget huidige verlofspaarregeling 2. Budgettaire effecten invoeren levensloopregeling wv budget spaarregeling wv budget ouderschapsverlofkorting 3. (1+2) Totaal budget Levensloopregeling
2006
2007
2008
2009
2010
2011
-125 -395 -325 -70 -520
-165 -415 -345 -70 -580
-160 -475 -405 -70 -635
-155 -480 -410 -70 -635
-155 -380 -380 -535
-155 -390 -390 -545
___________________________________________________________________________ ___ T
1
Het bruto minimumloon per dag bedraagt sinds 1 januari 2004 €58,38. De heffingskorting bedraagt daarmee € 29,19 per opgenomen verlofdag.
Feiten en cijfers Wet kinderopvang Ouders centraal: Ouders zijn de eerstverantwoordelijken voor de opvoeding van kinderen. De nieuwe wet geeft ouders daarom de centrale rol. Financiering • Tripartiete financiering: drie partijen hebben belang bij een goede kinderopvang: de ouders, de werkgevers en de overheid. De nieuwe wet gaat ervan uit dat deze drie partijen ook alledrie bijdragen aan de financiering. • Vraagfinanciering in plaats van aanbodfinanciering: gemeentelijke subsidies aan instellingen worden beëindigd. Overheidssubsidie gaat voortaan alleen naar de vragende partij: de ouders. Ouders hebben keuzevrijheid. Voor ondernemers in de kinderopvang komt er een gelijk speelveld en eerlijker concurrentieverhoudingen. • Werkgeversbijdrage een zaak voor socia le partners: de nieuwe wet gaat ervan uit dat werkgevers 1/6 deel (samen 1/3 deel) van de kosten van kinderopvang van ouders vergoeden. Op sociale partners wordt een beroep gedaan om het aantal afspraken over werkgeversbijdragen voor kinderopvang de komende jaren verder te verhogen. De werkgeversbijdrage is vrijgesteld van loonheffing; • Overheidsbijdrage inkomensafhankelijk: de overheidsbijdrage varieert met het inkomen: van 1,8% voor de hoogste inkomens tot 63,2% voor de laagste inkomens. Wanneer een werkgever niet bijdraagt wordt dit gedeeltelijk door de overheid gecompenseerd. • Kinderopvang als arbeidsmarktinstrument: het recht op een tegemoetkoming geldt voor werknemers en zelfstandige, maar ook voor ouders die in een traject zitten op weg naar de arbeidsmarkt (studenten, inburgeraars, reïntegrerende werklozen, enz.). • Uitvoering door de Belastingdienst: de Wet kinderopvang is de eerste inkomensafhankelijke regeling die door de Belastingdienst/Toeslagen wordt uitgevoerd. Vanaf 2006 komen ook de huursubsidie en de zorgtoeslag in beheer bij de Belastingdienst/Toeslagen. Kwaliteitsregels • Deregulering: een grote diversiteit aan gemeentelijke kwaliteitsregels verdwijnt. In de plaats hiervan komt een beperkte set uniforme landelijke regels; • Beroep op zelfregule ring: De globale wettelijke norm “verantwoorde kinderopvang” wordt door partijen in de kinderopvang zelf verder ingevuld. Organisaties van ouders en ondernemers zijn bezig hierover een convenant te sluiten. • Toezicht door gemeenten en GGD: de ca 4.000 kinderopvanginstellingen in Nederland zullen jaarlijks door een GGD-inspecteur worden bezocht. Bij eventuele misstanden kan de gemeente ingrijpen; • Sterke rol oudercommissies. Het instellen van een oudercommissie wordt verplicht. Bij belangrijke zaken die de zorg van het kind raken, maar ook bij prijsstijgingen geldt een adviesrecht. -o-
Feiten en cijfers vermindering regeldruk Actieplan Vereenvoudiging SZW-regelgeving • Eind 2002 aan parlement gezonden • In september 2003 eerste Voortgangsrapportage gezonden • Op Prinsjesdag wordt tweede Voortgangsrapportage gezonden; van de 85 concrete vereenvoudigingsvoorstellen is nu al nagenoeg 45% volledig uitgevoerd. Acties1 op SZW-beleidsterreinen: Sociale verzekeringen: • Publicatie WALVIS (vergaande afstemming tussen fiscaal en premieloon) • Inwerkingtreding Wet einde toegang WAZ (op 1-8-2004) • “Vereenvoudigingswet SV-wetten” wordt thans door Eerste Kamer behandeld • Onderzoek naar afschaffen Toeslagenwet wordt eind 2004 afgerond. Arbeidsomstandigheden • Verplicht werkoverleg over arbeidsomstandigheden is afgeschaft • Het Arbeidsveiligheidsrapport is vervangen door een, administratief minder belastende, aanvullende risico- inventarisatie en -evaluatie • Aansluitplicht van werkgevers bij gecertificeerde arbodiensten wordt ingrijpend gewijzigd • 15 t/m 17 sept. EU-conferentie over arbeidsomstandigheden waar vereenvoudiging Europese arboregelgeving op de agenda is gezet • In 2005 vervolg aan Europese inspectie in de bouw en samenwerking met chemische industrie maatregelen ter voorkoming van ongevallen • Bij vermindering regels eigen belang en eigen verantwoordelijkheid werknemers en werkgevers benadrukken. Arbeidsmarkt en bijstand • Wet werk en bijstand (meer verantwoordelijkheid gemeenten) is in werking getreden • Wet SAMEN is vervallen • Overdracht indicatiestelling van gemeenten naar CWI vindt op 1-1-2005 plaats • Regeling schoonmaakdiensten particulieren wordt stopgezet Arbeidsverhoudingen • In juli 2004 is adviesaanvraag aan SER gezonden m.b.t. vereenvoudiging Arbeidstijdenwet • In Wet kinderopvang zijn wettelijke kwaliteitseisen voor kinderopvang vervallen • Wetsvoorstel medezeggenschap werknemers (ter vervanging van WOR) wordt in oktober aan de Tweede Kamer aangeboden • Studie naar vereenvoudigingsmogelijkheden op terrein publieke bedrijfsorganisatie SZW-intrekkingsregeling 2004 (“Kappen dor hout”) SZW is het vierde departement dat uitgewerkte ministeriële regelingen ‘opruimt’. Met de SZWintrekkingsregeling 2004 worden 147 niet meer ter zake doende ministeriële regelingen ingetrokken.
1
Voor meer resultaten en voornemens zie tweede Voortgangsrapportage Actieplan Vereenvoudiging SZWregelgeving die aan de Eerste en Tweede Kamer zal worden gezonden.