Feiten en cijfers SWSR HNW
Het animo voor HNW is het afgelopen jaar verdubbeld van 8,4% naar 16,6%. Deze groep staat positief tegenover mobiel werken en maakt graag gebruik van mobiele technologie. De stijging is mede gedreven door de eigen, persoonlijke ervaring van directeuren, eigenaren en beslissers met mobiele technologie. Ondernemers zien HNW pas echt als mogelijk efficiency verbeteraar zodra ze hun persoonlijke weerstand tegen nieuwe technologie die flexibel en mobiel werken mogelijk maakt, overwonnen hebben. Ondernemers vinden efficiency met 35% veruit het belangrijkste aspect bij ondernemen, boven mensgerichtheid, veiligheid, duurzaamheid en connectiviteit. De populairste efficiencydrivers zijn efficiënt inkopen (63%), telefonische bereikbaarheid (56%), flexibel werken (50%), het gebruik van mobiele hulpmiddelen zoals laptops en smartphones (48%) en het optimaliseren van bedrijfsprocessen (46%).
63% van de ondernemers onderschrijft dat het beter is om te sturen op resultaat dan op aanwezigheid. Toch vindt een bijna even grote groep (60%) dat persoonlijk contact tussen werknemers belangrijker is dan mobiel en flexibel werken. Slechts één op de 5 ondernemers is overtuigd dat mobiel en flexibel werken de teamgeest en bedrijfscultuur verbeterd. Bron: Leefritme Kenniscentrum onderzoek efficiënt ondernemen VI Verschijningsdatum: aug 2011 Het nieuwe werken hebben Young Professionals 2.0 (studenten en starters) nog niet omarmd. Ondanks dat zij beschikken over de nieuwste communicatiemiddelen om overal en altijd met iedereen te communiceren, maken zij het liefst gebruik van een vaste werkplek op kantoor. Hierbij heeft face-to-face contact tijdens hun werk de voorkeur. Bij de verdeling tussen werk en privé is minder behoefte aan structuur. Een goede balans is van belang en flexibiliteit in werktijden wordt erg gewaardeerd. Werk en privé lopen door elkaar heen, maar daarmee kan men prima uit de voeten. Bron: Trendrapport Young Professionals van Asastudent Verschijningsdatum: aug 2011 HNW is de hype voorbij, al liggen managers nog wel dwars. 46 % van de organisaties is actief aan de slag met HNW. 24 % van de respondenten bevindt zich al in een vergevorderd stadium van de invoering van HNW, of heeft inmiddels de implementatie al achter de rug en werkt met de concepten. Slechts 3 procent geeft aan er niet mee bezig te zijn en dat ook niet te overwegen. Bron: Berenschot, tweejaarlijkse onderzoek onderzoeksrapport ‘Ken- en stuurgetallen personeelsmanagement’ Aanvullende info: Berenschot, Renée List (06-23154070 en
[email protected] Verschenen: aug 2011 Gemeenten vinden het moeilijk om Het Nieuwe Werken in te voeren. Een belangrijke stain-de-weg is dat de leiding vindt dat ambtenaren fysiek aanwezig dienen te zijn. Het Nieuwe Werken wel op de agenda staat van gemeentesecretarissen, maar dat zij worstelen met de invoering ervan. De gemeenten die men heeft gesproken zijn allemaal bezig met HNW. Iedereen ziet de noodzaak om hier „iets‟ mee te doen. Veel gemeenten zitten nog in de opstartfase, zij zijn bezig met de ideevorming en de communicatie. Sommige gemeenten hebben al pilots lopen, deze zijn met name gericht op thuiswerken. De echte implementatie moet veelal nog komen. Verder blijkt dat gemeenten over het algemeen verder zijn met de facilitaire kant dan met die organisatorisch- culturele kant. Bron: Tiem, Het Nieuwe Werken, juli 2011 Onderzoek onder 14 gemeentesecretarissen Het welzijn, de werk/privé-balans en de betrokkenheid van werknemers verbetert ten gevolge van HNW. Andere vaak aangehaalde verwachtingen, zoals het verhogen van de productiviteit, lijken minder vaak waar te worden gemaakt. Op zich is dit geen probleem, want de
introductie van HNW blijkt voor 75% gericht op de 'zachte effecten' zoals medewerker binding/tevredenheid en daarmee samengaande langdurige inzetbaarheid en betrokkenheid.
Bron: Het Nieuwe Werken Barometer ontwikkeld door Rotterdam School of Management Erasmus University ism Novay in het kader van het publiek-private innovatieproject ProWork en wordt mede ondersteund door het Platform voor de Informatie Samenleving ECP-EPN., juli 2011 Onderzoek onder ruim 100 organisaties 70% van de Nederlanders vindt dat flexibel werken de manier is om het fileprobleem de kop te bieden. 59% van de Nederlanders vindt dat werkgevers verplicht moeten worden om voor hun werknemers thuiswerkplekken in te richten die aan de ARBO-regels voldoen. 62% noemt „de aard van het werk laat het niet toe‟ als de grootste belemmering voor flexibel werken. 31% noemt „Moeite met sturen op resultaat in plaats van aanwezigheid door het middenmanagement‟ als tweede reden om niet met flexibel werken aan de slag te gaan. 70% van de Nederlanders vindt dat flexibel werken de manier is om het fileprobleem de kop te bieden. 52% van de Nederlanders vindt dat een moderne werkgever flexibel werken moet stimuleren. 52% is het oneens met de stelling dat klanten meer vertrouwen hebben in een bedrijf waar iedereen achter zijn bureau zit, in plaats van thuis. Een kleine 30% van de ondervraagden geeft aan „met enige regelmaat‟ met elkaar te praten over het Nieuwe Werken en/of flexibel werken.
Momenteel zijn al 800.000 werknemers in staat om slim te werken en slim te reizen. Door de inzet van het platform wordt dit aantal verhoogd naar één miljoen eind 2012 en twee miljoen eind 2015. Bron: platform slim werken slim reizen Verschenen: 16 juni 2011 Toename in telewerk van 12% tot 16 % in de periode 2007-2010 Thuiswerken afname van 18% tot 16% in de periode 2007-2010 32% van alle werknemers werkte in 2010 kort of langere tijd per week thuis Telewerkers zijn vooral werkzaam in de ICT-sector, de zakelijke dienstverlening, het hoger onderwijs en bij de overheid De typische telewerker is een hoogopgeleide, vaak leidinggevende man, veraf wonend van zijn werk, gehuwd of samenwonend met kinderen, die te maken heeft met hoge werkdruk en overwerk, maar verder met goede werkomstandigheden, waaronder autonomie in het werk. Er is geen relatie gevonden van telewerk met emotionele uitputting en RSI; wel met gevoelde verwaarlozing van familie of gezin door het werk. Bron: Nationale Enquete Arbeidsomstandigheden. Uitgevoerd door TNO en CBS, conclusies gelden voor de periode 2007-2010 Respons: 22.000 werknemers per jaar Verschenen: mei 2011 Het Nieuwe Werken raakt vlot ingeburgerd. De bekendheid is inmiddels toegenomen naar 96 procent. Daarnaast bepaalt ruim de helft (54 procent) van de medewerkers waar en wanneer het werk wordt gedaan. Uit het onderzoek komt naar voren dat Het Nieuwe Werken
inmiddels ingeburgerd raakt in het Nederlandse bedrijfsleven en in de overheid. Dat is in een sneltreinvaart gegaan. Zo had twee jaar geleden 49 procent al eerder gehoord van het begrip Het Nieuwe Werken, terwijl dit in 2011 bijna verdubbeld is naar 96 procent. Deze enorme toename is te verklaren uit de uitgebreide media-aandacht rondom dit onderwerp. Bron: nationaal onderzoek Over Het Nieuwe Werken 2011. Aan het onderzoek namen ruim 3400 mensen deel. Bron: Rapport ‘Conclusies maatschappij monitor mobiliteit’ voor Achmea. Uitgevoerd door Anker Solutions. Onderzoeksgroep: Nederlandse bevolking > 18 jaar Verschenen: mei 2011 Bijna 80 procent van de Nederlandse werknemers checkt buiten werktijd zakelijke e-mail en reageert op zakelijke berichten via social media. Bron: uitzendorganisatie Unique Onderzoeksgroep: vierduizend respondenten Verschenen: mei 2011 Als er ruimte is voor flexibel werken, zijn professionals bereid tot 35 procent meer uren per week te werken. Bron: Onderzoek door de Radboud Universiteit, in samenwerking met uitzendonderneming Moneypenny. Onderzoeksgroep: 583 respondenten (beroepsbevolking), waarvan 89 procent vrouwen Verschenen: 17 mei 2011 42% van directieleden (CxO’s) uit de top van het Nederlandse bedrijfs- en instellingswezen, ziet de managementcultuur en het belang dat men hecht aan controle, als belangrijkste remmende factor voor de uitrol van Het Nieuwe Werken. Slechts 14% van de CxO‟s geeft aan dat de directie en management klaar zijn voor een dergelijke uitrol en derhalve minder behoefte (meer) heeft aan controle. 35% van de CxO‟s noemt de bestaande bedrijfscultuur en het feit dat die cultuur wordt gevormd door “oudere” medewerkers als remmende factor bij het uitrollen van HNW.
Ruim 75% van CxO‟s geeft aan dat HNW een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren bij het binden, boeien en werven van nieuw talent. Bron: Onderzoek "Het Nieuwe Werken vanuit een boardroom perspectief" Dit onderzoek is tot stand gekomen in samenwerking met en in opdracht van Heliview Conferences & Training. Onderzoeksgroep: 128 directieleden (CxO’s) van bedrijven en overheidsinstellingen die behoren tot de top van de zakelijke markt in Nederland. Het beoogde doel was om meer inzicht te verkrijgen over de wijze waarop er in de boardroom wordt gedacht en wellicht gesproken over HNW. Verschenen: 16 maart 2011 in Utrecht Voor 65% van de werknemers is thuiswerken géén belangrijke arbeidsvoorwaarde. Slechts 9% vindt dit juist heel belangrijk. Van alle werknemers geeft 43% aan dat ze hun werkzaamheden op een andere locatie dan het eigen kantoor zouden kunnen uitvoeren. Van deze werknemers werkt 69% altijd regelmatig of soms op afstand. Bron: Onderzoek van TNO naar arbeidsvoorwaarden Onderzoeksgroep: De publicatie is gebaseerd op nadere analyses van de gegevens die zijn verzameld in de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. Deze is in 2008 gehouden onder ruim 22.000 werknemers. Verschenen: april 2011 Voor driekwart van de werknemers geldt dat de werkgever nog (vrijwel) altijd bepaalt waar en wanneer er gewerkt wordt, terwijl 47% dit graag in grote mate zelf zou willen bepalen. Ten opzichte van april 2010 werken werknemers vaker thuis. Nu doet 57% dit(wel eens). In april 2010 gold dit nog voor 50%. De helft van de werknemers die op afstand kan werken, is productiever wanneer zijzelf werktijden en werkplek kan bepalen. Het Nieuwe Werken is bij veel organisaties nog niet geaccepteerd volgens de werknemers. Vier op de tien werknemers hebben het gevoel dat ze er op worden aangekeken als zij later op het werk verschijnen of eerder weggaan. Bron: Blauw Research, resultaten onderzoek werknemers n.a.v. campagne ‘Het Nieuwe Werken doe je zelf’. Onderzoeksgroep: Nederlandse beroepsbevolking (werknemers die 16 uur of meer in loondienst werken). Verschenen: december 2010 HNW zorgt voor meer slagkracht en meer veerkracht Enkele kengetallen over effecten die HNW kan hebben op organisaties Slagkracht Hogere effectiviteit; productiviteit +10 tot +40% en reistijd -5 tot -30% Lagere kosten; kantoorkosten -15% tot -50% en ICT-kosten per werkplek -5% tot -25% Veerkracht Verbonden medewerkers; verzuim -2 tot -20% Geinspireerde sollicitanten; aantrek/behoud talent +5% tot +15% Bron: onderzoek Boer en Croon 2009
OV 42% van de Nederlanders pakt het openbaar vervoer wanneer op het werk betaald parkeren wordt ingevoerd. 53% zegt met het openbaar vervoer te gaan reizen als de werkgever de kosten voor de auto niet (langer) zou vergoeden en de kosten voor het openbaar vervoer wel. 58% van de Nederlanders vindt zakelijk reizen met het OV „veel gedoe‟.
Carpool Maar liefst 56% van de Nederlanders is bereid om te carpoolen omdat het goed is voor het milieu. Maar liefst 64% van de Nederlanders is bereid om te carpoolen als het hem/haar geld oplevert. Maar liefst 71% van de ondervraagden is bereid te carpoolen wanneer dat gemak oplevert. Cultuur Maar liefst 79 procent denkt dat mensen in de organisatie moeten veranderen om flexibel werken tot een succes te maken. Mobiliteitsbudget 50% van de Nederlanders zegt voor een mobiliteitsbudget te kiezen als dat mogelijk zou zijn, terwijl een aanmerkelijk kleinere groep van 34 procent kiest voor een lease-auto. Zes op de 10 Nederlanders laat auto staan als dat geld oplevert. Bron: Rapport ‘Conclusies maatschappij monitor mobiliteit’ voor Achmea. Uitgevoerd door Anker Solutions. Onderzoeksgroep: Nederlandse bevolking > 18 jaar Verschenen: mei 2011
Cijfers spitsmijden in Brabant Hieronder op een rij hoe de deelnemers van Spitsmijden in Brabant de spits in de steden mijden. Met een mijdingspercentage van 34% (1 op de 3 ritten wordt gemeden) ziet de verdeling er als volgt uit: 50% past de route aan 26% past het tijdstip van reizen aan, zij vertrekken dus eerder of later. 12% pakt de fiets 6% OV 3% thuiswerken 3% Overig Van de deelnemers aan Spitsmijden in Brabant is 97% een zakelijke spitsrijder, waarvan 33% werkzaam is in de kantoorgebonden zakelijke dienstverlening. Zeventig deelnemers hebben een referentieniveau van 8 of hoger. Dat wil zeggen dat zij tijdens de meting in het voorjaar van 2010 gemiddeld 8 keer per week in de spits reden. De gemiddelde reistijd van de Spitsmijden in Brabant-deelnemers is met files 30-35 minuten en zonder files 20-25 minuten. Bron:Provincie Brabant en Nieuwsbrief Spitsmijden in Brabant Onderzoeksgroep: ruim 1600 deelnemers van het spitsmijden-project Verschenen: juni 2011
11% van het Nederlandse personenwagenpark is een auto van de zaak 41% van alle nieuwverkopen is een auto van de zaak 21% van alle autokilometers wordt gemaakt met een auto van de zaak 17% van de CO2-uitstoot van alle autokilometers is afkomstig van auto‟s van de zaak de auto van de zaak rijdt gemiddeld 29.000 km/jaar (tegenover privéauto 14.000 km) de gemiddelde leeftijd van de auto van de zaak is 3 jaar (privéauto gemiddeld 8 jaar) 25% van alle auto‟s van de zaak heeft emissieklasse Euro 5 (bij privéauto‟s is dat 5%) 20 à 30% van de auto‟s in de grootstedelijke spitsfiles is een auto van de zaak Hoewel de personenauto van de zaak 'slechts' een aandeel van 11 procent in het totale autopark heeft, bedraagt het aandeel in de totale autokilometrage bijna het dubbele: circa 21 procent. De gemiddelde auto van de zaak is aanzienlijk schoner en zuiniger dan een privéauto.
De auto van de zaak is tussen 2007 en 2010 maar liefst 10% zuiniger geworden, tegenover 3% procent bij de privéauto. Per kilometer produceerde de auto van de zaak in 2010 7% minder CO2 dan de privéauto. Terwijl de auto van de zaak gemiddeld groter en zwaarder is dan de privéauto. Zakelijke mobilisten switchen niet makkelijk; ze houden vast aan één vervoerswijze. En een groeiende groep berijders – inmiddels ruim 20% - telt niet bij en maakt dus zijn privékilometers in de minder schone privé-auto.
Bron: Onderzoek van VNA (Vereniging van Nederlandse Autolease maatschappijen) naar de ontwikkelingen in de zakelijke (auto)mobiliteit. In opdracht van VNA uitgevoerd door Ecorys, concludeert VNA dat de auto van de zaak de potentie heeft nog veel meer bij te dragen aan bereikbaarheid en milieu dan nu al het geval is. Het huidige fiscale stelsel zit daarbij in de weg. Onderzoeksgroep: Nederlandse beroepsbevolking Verschenen: eind 2010
Talentmanagement Bewuste en gerichte aandacht voor Talent Management activiteiten leidt tot een 30% hogere tevredenheid over de arbeidsrelatie (het psychologisch contract), 20% hogere betrokkenheid, 19% lagere intentie tot vertrek, 8% hogere well being en 11% hoger gevoel van rechtvaardigheid. Bron: Onderzoeksresultaten van Accenture in samenwerking met de Universiteit van Tilburg naar de effecten van Talent Management (TM) Onderzoeksgroep: zes nationale en internationale organisaties, met een totaal van 681 respondenten. Verschenen: februari 2011 Duurzaamheid
Wekelijks virtueel vergaderen levert per jaar 100 ton minder CO2 uitstoot. Het vermijden van filetijden draagt bij aan 50 ton CO2-vermindering Een A4 per persoon per dag scheelt twee ton CO2-uitstoot per jaar
Bron: Onderzoek van Erasmus Universiteit naar resultaten van duurzaamheidbeleid van Microsoft Nederland. Onderzoeksgroep: Microsoft Nederland Verschenen: februari 2011 Deelauto in opmars In april 2011 waren er 2102 deelauto’s in Nederland. Het aantal deelauto’s in Nederland is in vijf jaar tijd gestegen van 908 naar 2102. Dit komt neer op een stijging van 131% oftewel gemiddeld 17% per jaar. Amsterdam blijft koploper, gevolgd door Diemen en Utrecht. Inmiddels beschikken 120 gemeenten over één of meer deelauto’s. Autodelen is met name populair in de sterk tot zeer sterk stedelijke gemeenten. In 90% van de zeer sterk stedelijke gemeenten zijn één of meer deelauto’s beschikbaar tegenover 7% in niet- tot weinig stedelijke gebieden. Bron: KPVV Dashboard Verschenen: april 2011 Fietsen 84% van de Nederlanders heeft een positief oordeel over de fiets. Van de regelmatige fietsers oordeelt 95% positief en zelfs van de niet-fietsers heeft meer dan de helft nog een positief oordeel over de fiets.
Nederlanders dichten de fiets de volgende kwaliteiten toe: rustig, geen ergernissen, op jezelf zijn, geen vertragingen, altijd op tijd komen en goedkoop. Ook de onafhankelijkheid en flexibiliteit worden hoog gewaardeerd. Een kwart van al onze verplaatsingen en een derde van alle verplaatsingen tot 7,5 kilometer, doen we met de fiets. Gemiddeld maakt een Nederlander ieder jaar 300 fietsritten goed voor ruim 900 kilometer. Als het om alle vervoermiddelen gaat, leggen Nederlanders in totaal in eigen land jaarlijks bijna 200 miljard kilometers af. 75% daarvan in de auto, 9% in de trein, 8% op de fiets, 3% in bus, tram en metro, 2% lopend en 3% anders ( brom/snorfiets, motor e.d.) Op een doordeweekse dag maken ongeveer 5 miljoen mensen gemiddeld ruim 14 miljoen fietsritten, op maandag en donderdag 1 miljoen meer dan op de andere dagen. Tussen de 1 en 4 kilometer is de fiets het belangrijkste vervoermiddel. Tot 1 kilometer wordt het meest gelopen en bij meer dan 4 kilometer wordt de auto het meest gebruikt. Tot 20 kilometer wordt er meer gefietst dan met de trein of bus gereden. 50% van de Nederlanders gebruikt de fiets om naar school/universiteit te gaan. 25% van de Nederlanders gebruikt de fiets om naar het werk te gaan. Kan het fietsgebruik nog verder groeien? De fiets concurreert vooral goed met andere vervoermiddelen op de kortere afstand. 70% van alle fietsritten is korter dan 7,5 kilometer. Van alle autoritten is meer dan 50% korter dan 7,5 kilometer. Dat is voor de meeste mensen minder dan een half uur fietsen. Een deel daarvan is dus zeker te vervangen door de fiets. Ook de grote verschillen in fietsgebruik tussen gemeenten laten zien dat er nog veel groei mogelijk is. Fietsers worden niet vaak nat. Volgens de statistieken van het KNMI regent het slechts 6,5% van de tijd. Bron: Fietsersbond Onderzoeksgroep: Nederlandse bevolking Verschenen: Uitgave Fietsersbond 2011 Algemeen Verdeling in (hoofd)reiswijzen woon-werkverkeer in Nederland Reiswijze Auto OV Fiets Anders/onbekend Bron: CBS 2007
Aandeel 60% 10% 25% 5%