Docentenhandleiding
ee
r t er ug
Na a
r
h e e me d
l en w
Wat geloofden de middeleeuwers? Onderbouw van het voortgezet onderwijs
Inhoudsopgave
pagina 3
Inleiding Werkbladen op school:
Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
5
V Werkblad 1. De kerk
9
V Werkblad 2. Leven na de dood
12
V Werkblad 3. Het klooster
16
19
V Werkblad 4. Heiligen
22
25
V Werkblad 5. Pelgrimstochten
28
31
Woordenlijst
Verdieping bij werkblad 3: Monnikenwerk
Verdieping bij werkblad 4: Relieken
Verdieping bij werkblad 5: De kruistochten
Naar de hemel en weer terug
Inleiding In de lessenreeks Naar de hemel en weer terug staat de invloed van het christelijk geloof op de middeleeuwse samenleving centraal. Leerlingen maken kennis met de belangrijke rol die de kerk speelde, de heiligen- en reliekverering, het kloosterleven, pelgrimstochten en de kruistochten. Het project gaat uit van enige basiskennis met betrekking tot de Middeleeuwen en het christendom.
Vakken Het lespakket sluit aan bij de vakken Geschiedenis, Tekenen/handvaardigheid, Nederlands, Godsdienst en Levensbeschouwing en Maatschappijleer.
Leerdoelen
Christus aan het kruis, Duitsland, tweede helft 12e eeuw, ABM m01028
Dit lespakket laat leerlingen kennismaken met: V de rol van het christelijk geloof in de Middeleeuwen V de belevingswereld van de middeleeuwse mens V middeleeuwse bronnen Om deze doelstellingen te bereiken is gebruik gemaakt van zowel cognitieve als affectieve vragen. Na afloop van het project hebben de leerlingen voldoende (cultuur)historische kennis om zich een beeld te vormen van het functioneren van de Nederlandse samenleving in de Middeleeuwen en de rol die het christendom daarin speelde.
Werkbladen en museumbezoek Het pakket bestaat uit twee delen. Het eerste onderdeel bevat vijf thema’s met werkbladen die tijdens het museumbezoek aan de orde komen. Drie daarvan worden aangevuld met een verdieping. Ieder thema en verdieping eindigt met een aantal verwerkingsvragen of (creatieve) opdrachten en een of meerdere middeleeuwse bronnen. Ze bereiden de leerlingen voor op het bezoek aan Museum Catharijneconvent. Een museumbezoek vormt het tweede deel van het lespakket. Leerlingen lopen met een kijkwijzer (De Museumtocht) door het oude kloostergebouw. De tocht voert onder meer langs altaarstukken, beelden, schilderijen en liturgische voorwerpen. Er wordt aandacht besteed aan het kloosterleven, de kerkelijke rituelen, de functie van kunstwerken en de opdrachtgevers.
Werkwijze Het project kunt u zo uitgebreid of beknopt mogelijk maken, al naar gelang uw beschikbare tijd. Hieronder vindt u de thema’s en verdiepingen op een rij. Met één thema en de bijbehorende vragen, bronnen en opdrachten vult u ongeveer een lesuur. V Werkblad 1. De kerk V Werkblad 2. Leven na de dood V Werkblad 3. Het klooster Verdieping bij Werkblad 3: Monnikenwerk V Werkblad 4. Heiligen Verdieping bij Werkblad 4: Relieken V Werkblad 5. Pelgrimstochten Verdieping bij Werkblad 5: De kruistochten Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
Hoe stelt u de les(sen) samen? 1. Maak een keuze uit de werkbladen en verdiepingen 2. Kopieer de werkbladen voor de leerlingen 3. Licht het project klassikaal toe 4. Laat de leerlingen de werkbladen aandachtig doorlezen en de vragen beantwoorden 5. Bespreek de antwoorden klassikaal en bereid de leerlingen voor op het museumbezoek
Hoe stelt u de Museumtocht samen? 1. Aan de hand van de Museumtocht bezoeken de leerlingen het museum. Kopieer voor iedere leerling het voorblad Museumtocht (zie bijlage) 2. Zoek de juiste Museumroutes bij de werkbladen en verdieping(en) en kopieer deze voor de leerlingen. 3. Stop de Museumroutes met het voorblad Museumtocht en de ingevulde werkbladen in een mapje en geef deze mee aan de leerlingen. In het museum gaan de leerlingen zelfstandig op zoek naar de benodigde informatie voor het beantwoorden van de vragen. Hiervoor moeten zij de kunstvoorwerpen bestuderen en de teksten in de museumzalen lezen. Het is handig om de ingevulde werkbladen aan hen mee te geven. Zo kunnen de leerlingen bepaalde informatie nog eens teruglezen en gebruiken voor het beantwoorden van de vragen.
Achtergrondinformatie Meer informatie bij het lespakket Naar de hemel en weer terug is te vinden in de volgende museumpublicaties. De infobladen (pdf-bestanden) zijn gratis te bestellen via
[email protected]. De boeken zijn te koop in de museumwinkel. - Infoblad Woord en Wapen: over de kerstening van Nederland - Infoblad Kloosters en Kruistochten: over de belangrijkste kloosterorden en de kruistochten - Infoblad Meditatie en Devotie: over de moderne devotie - S. van Haaren, B. Hellemans e.a. Christendom in Nederland. Topstukken uit Museum Catharijneconvent, Zwolle 2006 - B. Hellemans en J. Riley-Smith, Kruistochten, Zwolle 2005 - T. Hoekstra en C. Staal, Catharijneconvent van klooster tot museum, Zwolle 2006
Contact Heeft u vragen, suggesties en/of opmerkingen stuur dan een e-mail naar
[email protected]. Alle praktische informatie om uw bezoek voor te bereiden, vindt u op onze site www.catharijneconvent.nl.
Wij wensen u veel plezier met de uitvoering van dit lespakket.
Met vriendelijke groet, Marije de Nood en Anite Haverkamp Medewerkers Educatie
Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
Werkblad 1. De kerk In elk dorp of stad vind je wel een kerk. Om te weten waarom dit zo is, moeten we terug naar de Middeleeuwen*, toen het christendom in ons land de belangrijkste religie was.
Kerk
Kerkinterieur met doop, preek en begrafenis, 1559 STCC g36
De meeste mensen behoorden in de Middeleeuwen tot de katholieke kerk. In de kerk kwamen gelovigen samen om God te eren en om te bidden, bijvoorbeeld voor een goede oogst. Via eigen regels en wetten, belastingen en bezittingen had de kerk veel macht. Ook had de kerk veel invloed op het denken en handelen van de gelovigen. Als er allerlei onverklaarbare dingen gebeurden, dan werd dit toegeschreven aan God. Werd je ziek, dan was dat een straf van God. Was er hongersnood, dan was dat een teken van God. Mensen werden niet oud. Het leven was kort, ziekte en honger lagen op de loer. Door te geloven dachten mensen dat zij na de dood eeuwig verder zouden kunnen leven.
Bidden en spelen De katholieke kerk was in de Middeleeuwen de enige kerk. De belangrijkste persoon in de westerse kerk was de paus. Hij stond aan het hoofd van een netwerk van geestelijken, zoals priesters* en bisschoppen*. De taal van de kerk was het Latijn, de taal die zij van de Romeinen hadden overgenomen. Ook de bijbel, het heilige boek van de christenen werd in het Latijn vertaald. Overal in Europa stonden kerken. In het kerkgebouw kwamen de gelovigen samen om te bidden en om de mis* te vieren. Elke dag werden er missen gevierd, onder leiding van een priester. Deze kerkdiensten bestonden uit verschillende plechtige, maar ook feestelijke onderdelen: bidden, zingen, bijbellezingen en wierook branden. Gezin in gebed voor de maaltijd, Noord-Nederland, 1627, RMCC s49
In het gebouw gebeurden ook andere dingen. Het stadsbestuur maakte daar nieuwe regels bekend, kinderen speelden er en mensen maakten er een plaatje en sommigen vonden bescherming en onderdak in de kerk.
De mis Het belangrijkste onderdeel van de mis was de heilige maaltijd, waarbij de dood en de opstanding van Jezus uit de dood werden herdacht. Tijdens de mis nuttigden middeleeuwers een hostie, een dun rond stukje ongerezen brood en dronken ze wijn. Ze geloofden dat het brood en de wijn waren veranderd in het lichaam en bloed van Jezus. De eerste christenen vierden al avondmaal. Het was de afscheidsmaaltijd, het ‘Laatste Avondmaal’, die Jezus de avond voor zijn dood hield met zijn leerlingen. Hij brak het brood en zei: “Neemt, eet, dit is mijn lichaam”. Bij de beker met wijn zei hij: “drinkt allen hieruit, dit is mijn bloed”. Jezus vertelde de leerlingen dat zijn dood een offer was voor de mensen. Laatste Avondmaal, Zuid-Nederland ca. 1515-1525, ABM s46
Woorden met een * vind je terug in de woordenlijst. Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
Werkblad De kerk
Het altaar De priester droeg de mis op aan de belangrijkste plek in de kerk: het altaar. Dit was een zware stenen of houten tafel op een verhoging. Op dit hoogaltaar werd het brood en de wijn neergezet. Altaar is een Latijns woord, dat afstamt van altus, ‘hoog’, en ara, ‘offerplaats’. Al voor het christendom gebruikten mensen altaren voor bepaalde rituelen, zoals het brengen van offers aan geesten en goden. In iedere kerk stond naast een centraal altaar een aantal altaren aan de zijkanten van het gebouw. Rijke mensen lieten deze zijaltaren bouwen om missen te laten opdragen. Meestal werden altaren versierd met kostbare altaarstukken, met gebeeldhouwde of geschilderde afbeeldingen uit het leven van Jezus, Maria of heiligen. Ze werden vaak gemaakt in opdracht van edellieden en rijke burgers. Op deze manier eerden zij God en lieten tegelijkertijd zien hoeveel geld ze bezaten.
Gregoriusmis met stichter, Meester van de Levensbron, Holland, ca. 1510, RMCC s194
Versieringen in de kerk
Middeleeuwse kerken werden prachtig versierd met kleurrijke heiligenbeelden en schilderijen met bijbelvoorstellingen. Dit gebeurde niet zonder reden. Via beelden en schilderijen leerden gelovigen die niet konden lezen en schrijven de bijbelverhalen kennen. De kerk was dus eigenlijk een soort prentenboek.
Geboorte van Christus, Middel-Rijn, ca. 1405-1415 ABM s25.03
Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
En wat heel belangrijk was, de afbeeldingen op beelden en schilderijen hielp de middeleeuwers bij het bidden. Bovendien gaven de afgebeelde bijbelverhalen hen het goede voorbeeld. Zo wisten zij hoe zij moesten leven. De gelovigen mochten de beelden en schilderijen zelf niet vereren, maar wel de personen die waren afgebeeld.
Werkblad De kerk
Bron Suger, abt* van de oude Franse abdij Saint-Denis in de buurt van Parijs, was actief betrokken bij de verbouwing van de kerk. Omstreeks 1150 had de abt alle belangrijke mannen uit de buurt, zoals de bisschoppen en de abten, uitgenodigd bij de eerste steenlegging. Hij vertelt hierover het volgende: Op zondag stelden wij ons op om in een processie* te gaan lopen, prachtig versierd en opgeluisterd met belangrijke gasten. Zelfs de koning was aanwezig. De bisschoppen droegen relieken* van de kruisdood van Jezus, zoals zijn doornenkroon. Ook een arm van de heilige Simeon werd meegedragen samen met andere heilige beschermrelieken. Eerbiedig daalden wij af naar de put die voor de funderingen was gegraven. Wij baden tot God of hij wilde zorgen voor een snelle verbouwing. Daarna legden de bisschoppen de eerste steen. Zij zongen een psalm uit de bijbel. De abten, monniken en bisschoppen legden ook allemaal een steen neer en sommige mensen edelstenen, uit liefde en eerbied voor Jezus.
1. Zoek in de woordenlijst de betekenis van het woord reliek op. ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
2. Een bijzondere gebeurtenis, het leggen van de eerste steen. Waarom zouden de bisschoppen relieken meedragen? En waarom werd er gebeden en gezongen? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Troffel voor het leggen van de eerste steen, 1741 OKM m7
………………………………………………………………………………………………
3. Tegenwoordig wordt het leggen van een eerste steen van een gebouw feestelijk gevierd met een borrel en belangrijke gasten, zoals de burgemeester. Kun je dit vergelijken met de processie van abt Suger? Motiveer je antwoord. ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
Werkblad De kerk
Vragen 1. Kerk in de buurt?
1.
Ga eens op onderzoek uit. Staat er een kerk bij jou in de buurt? Breng dan eens een bezoek en kijk goed rond. Geef een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving. Vertel iets over het soort kerk (is het een katholieke of een protestante), de grootte, de hoogte, de ouderdom, de buitenkant, de binnenkant, de versieringen. Vul je verslag aan met schetsen en tekeningen. Mocht je niet in de kerk kunnen, beschrijf en schets dan alleen de buitenkant. Zoek op internet naar afbeeldingen van interieurs van kerken.
2. Kerken slopen?
2.
Het aantal kerkbezoekers neemt in Nederland de laatste jaren snel af. Veel kerken zijn daardoor overbodig geworden. De afgelopen tien jaar zijn daarom al meer dan 750 kerken gesloten. Sommigen worden direct gesloopt, anderen krijgen een andere functie. Zoek via www.google.nl eens uit welke verschillende nieuwe bestemmingen een aantal kerken heeft gekregen. Bijvoorbeeld: Grote+Kerk+Veere, Kruisherenklooster+Maastricht, Maastricht+Dominicanenkerk. Beschrijf de nieuwe bestemming en voeg foto’s toe. Zoek zelf nog minstens een voorbeeld erbij.
3. Eens een kerk, altijd…?
3.
Er komt ook veel commentaar op de ‘herbestemming’ van kerken. Surf naar http://vomhimmelhoch.nl/ VHhHerbestemming.html. Vertel kort wat de bezwaren zijn van deze stichting. En wat vind je er zelf eigenlijk van? Moet een kerk altijd een kerk blijven of mag er best een supermarkt of casino in komen als dat betekent dat de kerk niet gesloopt hoeft te worden?
Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
Werkblad 2. Leven na de dood Middeleeuwers geloofden dat Jezus met zijn dood de straf voor de zonden van de mensen op zich had genomen. Zij geloofden in het bestaan van een hemel en een hel. Deze manier van denken had veel invloed op hun manier van leven en denken.
Met een omweg naar de hemel In de late Middeleeuwen geloofden christenen dat mensen na hun dood werden afgerekend op het leven dat ze op aarde hadden geleefd. Op het moment van overlijden zou de ziel zich van het lichaam losmaken. God oordeelde of de ziel in de hemel of in de hel terecht kwam. Mensen die lichte misstappen hadden begaan, moesten eerst in het vagevuur boete doen voor deze ‘zonden*’. Het vagevuur was als het ware een voorportaal voor de hemel. De zielen kregen daar dezelfde martelingen als die in de hel. Wanneer ze genoeg boete hadden gedaan, dan liet God hen toe in de hemel. Voor wie direct in de hel terecht kwam, zoals moordenaars, was geen redding meer mogelijk. Op dit fragment van een schilderij uit omstreeks 1510 zie je hoe de schilder dacht dat het vagevuur eruit zag. Als een grote opengesperde muil van een beest met scherpe tanden. In de bek staat de naakte man, die ook op de voorgrond staat. Hij liet het schilderij maken. Gregoriusmis met stichter, Meester van de Levensbron, Holland, ca. 1510, RMCC s194
Hulp inschakelen De zogenoemde zondaars konden het verblijf in het vagevuur zelf verkorten door tijdens hun leven al ‘goede werken*’ te verrichten. Zo konden zij de zieken verzorgen en de armen helpen. Ook op pelgrimstocht gaan of geld, land of kunstwerken schenken aan de kerk in ruil voor gebed zou heb kunnen helpen. De verwachte tijd kon ook worden verkort door de hulp in te schakelen van bemiddelaars. Dit waren priesters, kloosterlingen, vrienden, familieleden en anderen die baden voor de gelovigen. Ook heiligen konden in de hemel een goed woordje doen bij God. Op de vijftiende-eeuwse miniatuur is te zien hoe een engel en een duivel tijdens de begrafenis om de ziel van een overleden man vechten.
Ziel gered door engel, Frankrijk, ca.1480 STCC h2,f89r
Tegenprestaties Op dit schilderij uit 1543 zie je de twee nonnen Hadewyck en Agnes uit het Utrechtse klooster Oudwijk. Zij lieten het maken ter nagedachtenis aan henzelf. Veel gelovigen schonken in de Middeleeuwen geld, kunstwerken of stukken land aan kerken en kloosters. Als tegenprestatie baden geestelijken en kloosterlingen in de kerk voor deze schenkers en hun overleden familieleden. De kunstwerken werden daarom memorietafels genoemd, ter memorie (herinnering) aan de schenkers en hun familieleden. Schenkers lieten zich zelf afbeelden op de schilderijen. In hun midden stond vaak een afbeelding van een heilige, van een verhaal uit de bijbel of van een scène uit het leven van Jezus.
Het einde van de wereld Laatste Oordeel, Lieven van Lathem, ca. 1475
Woorden met een * vind je terug in de woordenlijst. Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
Het definitieve oordeel van alle mensen zou volgende de middeleeuwers plaatsvinden aan het einde van de wereld. Dan keert Jezus terugkeren op aarde. Tijdens het Laatste Oordeel staan alle overledenen uit de dood op. Na het oordeel krijgen zij een onsterfelijk lichaam en kunnen dan eeuwig blijven leven op aarde of eeuwig blijven branden in de hel.
Werkblad Leven na de dood
Bron Het volgende gedicht komt uit het boek Des Dodes Dantz, de dodendans. Het is geschreven aan het eind van de vijftiende eeuw. De (dans om de) dood kan iedereen, arm of rijk, plotseling overvallen. Zo ook deze bisschop. De bisschop
Dodendans, Liber chronicarum, 1493 ABM i20
God zij met mij in dit stervensuur al ben ik bisschop, ik vrees het helse vuur Want vele dingen heb ik misdaan hoe zou ik Gods straf kunnen ontgaan Oorlog woedt overal in mijn sticht* Omdat ik niet op vrede was gericht Door mij heeft de duivel tweedracht geschapen Zo komt vaak oorlog van ons, de papen* Nu wordt hier door mijn schuld geroofd en gebrand en menig onschuldig mens aangerand Christus die voor mij stierf en weer is opgestaan Zie mij in dit uur genadig aan Des Dodes Dantz, Lübeck, 1498 1. Vat het gedicht in je eigen woorden samen ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
2. Waar is de bisschop bang voor? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
3. Welke reden heeft hij om bang te zijn? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Beaardingskistje, 18e eeuw BMH m5793
4. Kan hij nu nog gered worden? Leg je antwoord uit. ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
10
Werkblad Leven na de dood
Vragen 1. Jij en de dood?
1.
Een lastige vraag misschien, maar hoe denk jij zelf over de dood? Wat gebeurt er als je overlijdt?
2. Middeleeuwers
2.
Hoe dachten middeleeuwers daarover?
3. Mee eens?
3.
Is dit anders dan wat jij denkt? Zo ja, hoe komt dit?
4. Aandacht voor de dood?
4.
Waarom was het voor middeleeuwers belangrijk dat ze tijdens hun leven al aandacht besteden aan een leven na de dood?
Drieluik met Triomf van de Dood en Laatste Oordeel Hermann Tom Ring, ca. 1550, ABM s40
Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
11
Werkblad 3. Het klooster Om God te eren gingen middeleeuwers naar de kerk. Sommige gingen een stap verder. Zij wilden hun hele leven wijden aan God en om al hun aandacht op hem richten. Waar kon dat beter dan in een klooster? Een klooster was een complex van gebouwen waar kloosterlingen samen leefden. Omstreeks 1500 stonden maar liefst 500 kloosters in Nederland. Eén daarvan was het gebouw waar nu Museum Catharijneconvent is gevestigd.
Van kluizenaar tot kloosterling In de derde eeuw trok Antonius (ca. 251-356) zich terug in de woestijn om zijn leven aan God te wijden. Hij was niet de enige in die tijd. Vóór het jaar 300 leefde een aantal christenen in totale eenzaamheid in de woestijn, afgezonderd van de buitenwereld. Zo wilden zij met behulp van gebed hun band met God versterken.
Antonius abt, Henrick Douwerman, ca. 1515 ABM bh573
Voor enkele gelovigen ging het leven als kluizenaar te ver. Zij besloten samen te gaan wonen en bouwden onderkomens en gebedsruimten: de eerste kloosters. Velen volgden hun voorbeeld. In Nederland werden de eerste kloosters tussen 700 en 1000 gesticht. Tijdens deze periode werd ons land tot het christendom bekeerd. Monniken uit Engeland en Ierland kwamen hier om het christelijk geloof te verkondigen.
Leven volgens strakke regels Eén van de belangrijkste kloosterstichters was de Italiaan Benedictus van Nursia (ca. 485-ca. 560). Eerst leefde hij zelf als kluizenaar, later stichtte hij een aantal kloosters. Benedictus schreef een soort handleiding voor het leven in een klooster. De abdij van Egmond was een de belangrijkste benedictijner abdij in Nederland. De kloosterlingen die Benedictus’ regel volgden, moesten zich houden aan een strenge dagindeling. Zij hielden zich dagelijks 8 uur bezig met bidden, 8 uur met werken en de overige 8 uur met slapen en rusten. Om hun nederigheid aan God te laten zien, beloofden de kloosterlingen drie dingen. Ten eerste gehoorzaamheid aan de abt*, ten tweede armoede. Een kloosterling mocht geen eigen bezittingen hebben, dus geen geld of meubels. De laatste gelofte was kuisheid, want seks en trouwen waren in het klooster niet toegestaan. Bijna alle kloosters in West-Europa gebruikten de leefregel van Benedictus. Vanaf de elfde eeuw komen er nieuwe leefregels bij, bijvoorbeeld die van de heilige Franciscus. Nog steeds legt iedereen die in een klooster wil gaan wonen deze drie geloftes af.
Woorden met een * vind je terug in de woordenlijst. Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
De heilige Franciscus, Noord-Nederland, eind 15e eeuw, RMCC s139
12
Werkblad Het klooster
De kloosterdag Een dag in het klooster lag bijna van minuut tot minuut vast. Acht keer per dag kwamen de kloosterlingen bij elkaar in de kerk, overdag én ’s nachts. Ze lazen dan teksten uit de bijbel, zongen psalmen en lofliederen op God en baden. De gebeden waren niet alleen voor henzelf, ook voor mensen buiten het klooster. Verder hielden de kloosterlingen zich bezig met studeren en mediteren, waarbij ze nadachten over het lijden van Jezus.
Brevier van Beatrijs van Assendelft, Delft, ca. 1485 OKM h3
Een belangrijk deel van de dag werd er gewerkt, bijvoorbeeld in de bierbrouwerij, op het land, of in de bakkerij. Ook de tijden waarop de kloosterlingen mochten eten en slapen, waren vastgelegd. In de zomer stonden de monniken omstreeks half twee ’s nachts op en gingen ze om half negen weer ’s avonds naar bed. In de winter mochten ze een uur uitslapen, maar gingen ze al om half zeven naar bed.
Werken voor je eten Als de monniken zelf de oogst moeten binnenhalen, mogen ze niet klagen of chagrijnig zijn. Want het zijn pas monniken als zij leven van het werk van hun handen. Uit de Regel van Benedictus (480-547?) Omdat kloosters in principe geen geld van een koning of landheer kregen, moesten de monniken zelf voor hun inkomsten zorgen. Er waren verschillende manieren om aan geld te komen, bijvoorbeeld van nieuwkomers in het klooster. Van hen werd min of meer verwacht dat ze geld of een stuk grond meenamen. Meestal kwamen zij uit welgestelde families. Ook begrafenissen leverden wat op. Edellieden lieten zich graag in de kloosterkerk begraven. Zij hoopten dat hun ziel door de gebeden van de nabije monniken verzekerd was van een plekje in de hemel. De kloosterlingen zelf gingen ook hard aan de slag. Zo brouwden zij bier, teelden groenten en fruit, kweekten kruiden, maakten meubels, slachtten vee en hielden bijen voor honing en bijenwas voor kaarsen. Ze waren dus self-supporting.
Staf van de abt van Egmond, ca. 1350, BMH m10416 Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
De abdij van Egmond, C.J. van der Heck, 1635
13
Werkblad Het klooster
Bron Benedictus van Nursia schrijft onder andere de volgende regels voor. Hoewel wijn niet past bij monniken is het vandaag de dag onmogelijk om hen daarvan te overtuigen. Daarom moeten we er in elk geval voor zorgen, dat zij met mate drinken en niet tot zij niet meer kunnen. Wij dringen er vooral op aan, dat monniken op geen enkele manier mopperen. De monniken dragen in bed hun kleren en een riem of touw om hun middel. Zonder hun mes, anders bezeren ze zich. Tijdens de maaltijd in stilte wordt er voorgelezen. De monniken mogen zelfs niet fluisteren. Heeft een monnik zich misdragen, dan mag hij niet mee-eten. Voor het begin van het gebed werpt hij zich languit op de grond. Hij blijft net zo lang liggen totdat de abt vindt dat hij genoeg boete heeft gedaan. Een monnik mag niet meer bezitten dan twee habijten, twee onderkleden, een werkschort, stevige en lichte schoenen, een riem, een mes, een naald, een zakdoek en een schrijfplankje. 1. Waarom zouden de kloosterlingen zulke strenge leefregels hebben? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
Monnik, Noord-Nederland?, 1500-1520 BMH bh227
……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
2. Bedenk zelf nog drie regels waar de monniken zich aan moesten houden. ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
14
Werkblad Het klooster
Vragen 1. Ideaal?
1.
Waarom is een klooster dé plek om je leven aan God te gaan wijden?
2. Wat vind jij?
2.
Snap je dat mensen ervoor kiezen om zich terug te trekken in een klooster? Motiveer je antwoord.
3. Kloosters anno 2008
3.
Tegenwoordig zijn er nog steeds kloosters die bewoond worden. Een daarvan de Abdij van Tongerlo in België. Bezoek de website van de kloosterlingen via www.tongerlo.org en struin wat rond. Wat kun je vertellen over hun leven in het klooster? Hoe oud en hoe groot is het gebouw? Hoe komen de monniken aan hun inkomsten?
Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
15
Monnikenwerk Werkblad - Verdieping bij Het klooster
In de Middeleeuwen kon het grootste deel van de bevolking niet lezen en schrijven. Kloosterlingen konden dit wel. Eén van hun belangrijkste werkzaamheden was het kopiëren van boeken. In de schrijfkamer (scriptorium) zaten de monniken vaak urenlang zwijgend gebogen over hun werk. Soms waren zij wel een jaar bezig met één boek. Echt monnikenwerk dus. Boeken waren daarom erg kostbaar. En ook vanwege de grote hoeveelheid dieren die geslacht moest worden voor het perkament.
Perkament Vier evangelisten, Delft, ca.1485 OKM h3
Boeken werden in de Middeleeuwen geschreven op perkament. Dit werd gemaakt van huiden van schapen, geiten of kalveren. De huiden werden een aantal weken in een kalkoplossing geweekt en daarna op een raam gespannen om te drogen. Na het wegschaven van haren en andere oneffenheden werden de huiden met puimsteen glad gemaakt en ingewreven met krijt. Het perkament werd daarna gevouwen en tot bladen gesneden. Nadat het beschreven was, kon het worden samengebonden tussen houten plankjes. Zo ontstond een boek of codex (van het Latijnse caudex = houten plankje). Onze boeken hebben nog altijd dezelfde vorm als de codex uit de Middeleeuwen.
Taakverdeling Vooral in de grote kloosters moesten de taken in het scriptorium goed worden verdeeld. De magister of librarius had de leiding. Hij deelde de opdrachten uit en controleerde of er geen fouten werden gemaakt. Woord voor woord bracht de kopieerder de tekst van het voorbeeldboek over op een blad perkament. Hij gebruikte hiervoor een (ganzen)veer en zwarte of bruine inkt, gemaakt van roet, gom en azijn.
Schrijvende monnik, Parijs, ca.1250, Bmh h1, f4r
Het kopiëren moest heel zorgvuldig gebeuren. De teksten en boeken die werden overgeschreven, waren de bijbel, de boeken voor kerkelijk gebruik, zoals liedbundels, en werken van klassieke – Griekse en Romeinse – schrijvers.
Verluchten
Versierde beginletter S
De beginletters – initialen – waren groter dan de andere letters. Ze werden vaak veelkleurig beschilderd met bladeren, bloemen of fantasiedieren. Soms werd hiervoor goudverf of zelfs bladgoud gebruikt. Omdat hierop het licht weerkaatst, heet het versieren van handschriften ook wel verluchten, ‘licht aanbrengen’. Ook randen of marges van belangrijke bladzijden werden vaak beschilderd met bloemen en bladeren. Hierin waren vogels, insecten of vreemde gedrochten verborgen.
Woorden met een * vind je terug in de woordenlijst. Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
16
Werkblad Monnikenwerk
Schilderijtjes op perkament Het kostbaarste onderdeel was het maken van de miniaturen of illustraties. Het woord ‘miniatuur’ komt van het Latijnse miniare. Dit betekent ‘rood verven’. Meestal maakte de miniaturist zelf de gekleurde verf uit planten, kruiden, stenen en mineralen. Hij gebruikte hiervoor onder andere zonnebloemen, rode aarde en koper. De kleurstof werd met een steen fijn gewreven en vermengd met water en een bindmiddel, zoals eiwit. De verf kon zich dan goed hechten aan het perkament. Eerst schetste de miniaturist met een loodstift of pen de omtrekken van een tekening. Soms, als de opdrachtgever veel geld wilde betalen, bracht de miniaturist een gouden ondergrond aan. Daarna schilderde hij de voorstelling.
Bron Kerstmis, Delft, ca.1485 OKM h3
Een middeleeuwse monnik vertelt over zijn schrijfwerk: U weet niet wat schrijven is, het is een ontzettend werk. Je krijgt er een kromme rug van, slechte ogen, het brengt je maag in de war en het breekt je ribben.
1. Manuswat? Zoek in een woordenboek wat het woord manuscript betekent. ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
2. Monnikenwerk? En wat betekent ‘monnikenwerk’ eigenlijk precies? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
3. Wat vind jij? Klopt deze beschrijving met wat je nu weet over het ‘echte‘ monnikenwerk? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
17
Werkblad Monnikenwerk
Do it yourself Maak zelf een middeleeuws boek, of eigenlijk: eentje dat erop lijkt. Bedenk eerst welke tekst je wilt overschrijven, je huiswerk, een gedicht, een bladzijde uit je favoriete boek.
Stap 1: Zorg voor zestien vellen mooi papier. Liefst natuurlijk perkament, maar dat is een beetje duur. Simpel wit papier kun je ook ‘oud’ maken door het in zwarte thee te leggen en het te laten opdrogen. Stap 2: Vouw het blad in de lengte dubbel en daarna in de breedte in drieën. Wanneer je het blad opent, dan zie je de nevenstaande vouwen. Stap 3: Vouw het blad weer net als stap 2 in de lengte dubbel en vervolgens nog twee keer op de vouwen dubbel. Stap 4: Snij de boven- en zijkanten los. Je hebt nu een katern. Een aantal van deze katernen bij elkaar wordt een boek in octavo-formaat genoemd. Dit komt van het woord octo, wat acht betekent. Je hebt van je vel papier namelijk acht bladen gemaakt. Stap 5: Trek met een potlood lijnen waar jij wilt gaan schrijven en geef aan waar je de beginletter of initiaal wilt en op welke plek een miniatuur. Laat voor de miniatuur flink veel ruimte vrij, bijvoorbeeld een hele bladzijde. Stap 6: Schrijf nu de tekst over die je hebt uitgekozen. Zorg ervoor dat je geen fouten maakt! Wil je zo echt mogelijk middeleeuws schrijven, neem dan een ganzenveer – een kroontjespen mag ook als je die kunt vinden – en inkt. Via www.verenigingmercator.nl vind je voorbeelden van letters. Stap 7: De beginletters – initialen – kun je versieren met eenvoudige pennenlijntjes in één kleur. Je kunt ook met een fijn penseel en verf bladeren aanbrengen, bloemen of fantasiedieren. Stap 8: Misschien heb je goudverf om je initialen verder mee te versieren Stap 9: Ook op regels die niet volgeschreven waren, bracht de verluchter decoratie aan. De marges (randen) van belangrijke bladzijden werden vaak ook beschilderd met bloemen en bladeren, waarin vogels, insecten of vreemde gedrochten schuilden. Hier zie je enkele voorbeelden. Laat je inspireren! Stap 10: Het mooiste onderdeel van je boek worden natuurlijk de illustraties ofwel miniaturen. Deze hebben altijd betrekking op het verhaal op bladzijde ernaast. Stap 11: Je eerste katern is klaar. Op dezelfde manier kun je nog een aantal katernen maken. Vroeger bond de binder de katernen netjes samen tot een boek. Goedkoper is het om de jouwe met naald en draad vast te naaien aan een omslag van stevig papier.
Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
18
Werkblad 4. Heiligen Verering van helden is van alle tijden. Ook in de Middeleeuwen hadden mensen idolen en helden en werden dierbare herinneringen aan hen bewaard. Wie waren die helden? Dit waren geen sporters of filmsterren, maar ridders en heiligen. Heiligen waren mensen die een goed leven hadden geleid of die hun leven hadden opgeofferd voor hun geloof in Christus. Na hun dood werden zij geroemd, vereerd en heilig verklaard.
Lidwina van Schiedam Een bijzonder verhaal is dat van Lidwina, een meisje dat leefde in de veertiende eeuw. Toen ze veertien was, viel ze tijdens het schaatsen op het ijs. Verteld wordt dat zij zelf tot Maria had gebeden dat haar iets vreselijks zou overkomen. Lidwina wilde namelijk niet trouwen en haar leven aan God wijden. Door de val op het ijs moest ze de rest van haar leven, 38 jaar lang, op bed blijven liggen. Hoewel haar lichaam op den duur begon te rotten, rook Lidwina als door een wonder heerlijk zoet. Lidwina wordt na haar val op het ijs door vriendinnen geholpen, J. Brugman, 1498
Haar eeuwige geduld, haar liefde voor haar medemensen en haar dromen over Maria, werden overal bekend. Bijzondere mensen, die vroom hadden geleefd, werden na hun dood door kerk officieel heilig verklaard. Deze voorbeelden voor alle gelovigen mochten worden vereerd. De verering van Lidwina is pas in de negentiende eeuw goedgekeurd.
Brug tussen hemel en aarde Door hun buitengewone leven gingen heiligen direct na hun dood naar God in de hemel. Van daaruit konden zij gelovigen helpen door een goed woordje voor hen bij hem te doen. Ze vormden als het ware een soort brug tussen hemel en aarde. Op plaatsen waar de heiligen werden begraven of waar stukjes van hun lichaam, relieken, werden bewaard, gebeurden allerlei wonderen. Zieken werden genezen, blinden konden weer zien. Elke heilige had zijn eigen specialiteit, die te maken had met zijn of haar leven of streven. Die van de Cunera was bijvoorbeeld het genezen van keelaandoeningen, omdat zij was gewurgd door de jaloerse echtgenote van de vorst uit Rhenen.
Het vereren van heiligen In de Middeleeuwen waren heiligen massaal in en om de kerk aanwezig. Niet in het echt, maar afgebeeld als kleurrijke beelden en op schilderijen. Er waren wel honderden verschillende heiligen, dus het was lastig om ze uit elkaar te houden, zou je denken. Iedere heilige had zijn eigen herkenningstekens of attributen. Dit zijn voorwerpen die iets vertellen over het leven of sterven van een heilige.
Cunera, Noord-Nederland, ca. 1500 ABM bh358
Het attribuut van de heilige Cunera was bijvoorbeeld een wurgdoek, omdat zij met een doek was gewurgd. Voor de middeleeuwers was de verering van het beeld zelf verboden, maar de afgebeelde heilige mocht wel worden vereerd. Tenminste zolang de gelovigen zich realiseerden dat God achter de wonderkracht zat. De aandacht van de gelovigen zou via de beelden naar het leven van de heiligen worden getrokken. Hierdoor zouden de mensen vanzelf hun goede voorbeeld gaan volgen.
Woorden met een * vind je terug in de woordenlijst. Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
19
Werkblad Heiligen
Bron Aan het eind van de dertiende eeuw schreef Manuel Philes dit dankgebed op. Aanvaard dit dankoffer, heilige Maagd, U die maakte dat mijn kind niet stierf maar, buiten alle verwachting, leeft en ademt. U bent leven en de bron van mirakels, U wast de modder van de zonde weg. Maria Kasiane, dochter van Raoul, Van het geslacht van de Komnenoi Spreekt tot u in deze woorden uit dankbaarheid. 1. Aan wie is het dankgebed gericht en voor wie moest Manuel Philes het opschrijven? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
2. Waarom wilde zij Maria bedanken? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
3. Welk ‘wonder’ kan Maria verrichten volgens haar? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
4. Wat vind jij? Geloof jij dat heiligen wonderen kunnen verrichten? Leg je antwoord uit. ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
Maria met kind, Keulen, 1345 ABM bh333 Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
………………………………………………………………………………………………
20
Werkblad Heiligen
Vragen 1. Heilig?
1.
Leg in je eigen woorden uit wat heiligen zijn.
2. Hoe? Hoe kunnen sommige mensen heilig worden?
3. Heiligen herkennen? Hoe kunnen we al die heiligen uit elkaar houden?
2.
4. Specialiteiten? Waarom baden mensen tot speciale heiligen?
3.
4.
Heilige Ursula en reisgenoten Noord-Nederland, ca. 1530 ABM bh252 Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
21
Relieken Werkblad - Verdieping bij Heiligen
Op een dag bezocht bisschop* Hugo van Lincoln (ca. 1140-1200) een klooster. Hij kwam speciaal om een bot te zien, afkomstig van de heilige Maria Magdalena. Het bot was gewikkeld in een stukje stof. Met een mes maakte Hugo dit los en drukte het bot tegen zijn ogen en mond. Omdat hij graag een stuk mee naar huis wilde nemen, probeerde hij er iets vanaf te breken. Toen dit niet lukte, nam de bisschop het bot in zijn mond en beet twee stukken af.
Relieken Rare mensen die middeleeuwers. Waarom zou Hugo een stuk bot mee naar huis willen nemen? In de Middeleeuwen geloofden de mensen dat de wonderkracht die een heilige tijdens zijn leven had ook na de dood in het lichaam achterbleef. De lichamen van gestorven heiligen werden daarom verdeeld in kleine stukjes. Dit worden relieken genoemd. In elke nagel, haar of bot was de heilige nog aanwezig samen met de kracht van God. Ook gebruiksvoorwerpen of kledingstukken van een heilige bezaten nog bijzondere en beschermende krachten. Via deze relieken konden gelovigen contact hebben met heiligen. Relieken werden in kloosters en kerken tentoongesteld. Het hebben van relieken gaf aanzien en trok veel pelgrims aan die ze wilden vereren. In de kerk waren heiligen dus niet alleen via afbeeldingen ‘aanwezig’, maar dus vooral via relieken.
Reliekbuste van een gezellin van Ursula Keulen, ca. 1350 RMCC b72
Woorden met een * vind je terug in de woordenlijst. Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
Goed bewaren Relieken waren erg kostbaar en geliefd. Om ze goed te beschermen werden ze in speciale omhulsels bewaard. Deze reliekhouders waren prachtig versierd met de kostbaarste materialen, zoals goud, zilver en edelstenen. Sommigen hadden de vorm van het lichaamsdeel dat er in bewaard werd. In tijden van nood werden de relieken rondgedragen in een processie*. In deze vijftiende-eeuwse reliekhouder zit een rib van de heilige Laurentius. Ook nu nog bezoeken veel mensen de relieken die in kerken worden bewaard.
Reliekhouder voor een rib van Sint-Laurentius Rijnland, 1490-1500, ABM m936
22
Werkblad Relieken
Bron In het klooster bij de Franse stad Conques stond een gouden beeld, gevuld met relieken van de heilige Fidus (Latijn voor geloof). Het meisje Fidus stierf toen ze twaalf was nadat ze gruwelijk gemarteld was. Haar reliekbeeld trok van heinde en verre pelgrims aan. Het hoofd van het klooster, abt Girbert, schreef omstreeks 1000 het volgende wonderlijke verhaal op. Bernard, een dappere soldaat, leefde in de Auvergne. Hij werd ernstig ziek en verloor al zijn haar. Hij schaamde zich zo erg dat hij een einde aan zijn leven wilde maken. Op een nacht verscheen Fidus in zijn droom. Zij riep hem op om naar de abdij in Conques te gaan om haar relieken te bezoeken. De volgende ochtend sprong hij uit bed, vertelde zijn moeder over het visioen en samen reisden zij naar het klooster. De abt droeg de mis op en besprenkelde Bernard daarna met water. ’s Nachts bad hij voor het reliekbeeld van Fidus. Op zijn hoofd groeide al donsharen. De volgende ochtend was zijn hoofd rozerood, alsof het was bedekt met vers bloed. Eenmaal thuis scheerde hij de donsharen eraf. Al snel verscheen er nieuw haar, langer en veel dikker dan hij ooit had gehad.
1. Dit is een bijzonder verhaal over de kracht van heiligen en relieken. Kun je de gebeurtenis in dit verhaal een wonder noemen? Deze relieken zijn gevonden in het hoofd van dit beeld
……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
Relieken, 1440-1700 ABM b567b01
2. De abt van het klooster heeft het verhaal opgeschreven. Waarom was het voor een klooster belangrijk dat dit soort wonderen plaatsvonden en dat ze werden opgeschreven en doorverteld? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
23
Werkblad Relieken
Vragen 1. Dierbare dingen?
1.
Bewaar jij ook iets van overleden personen die jou dierbaar waren? Zo ja, wat dan en bewaar je dit op een speciale plek?
2. Waarom?
2.
Waarom doe je dit?
3. Alles bewaren?
3.
Wat kun je bewaren van heiligen? Waarom deden middeleeuwers dit?
4. Alles ervoor over?
4.
Zij legden soms grote afstanden af om in een bepaalde kerk relieken te vereren. Waarom?
Reliekschrijn van Thomas Becket Frankrijk, ca. 1200 ABM m907 Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
24
Werkblad 5. Pelgrimstochten Al eeuwenlang gaan mensen op pad om heilige plaatsen te bezoeken. Dit zijn plekken waar heiligen hebben geleefd, zijn begraven, waar relieken worden bewaard of waar God op een bijzondere manier aanwezig is. Er zijn wonderen gebeurd en er kunnen nog steeds wonderen plaatsvinden.
Bedevaartsplaatsen top 3 De belangrijkste bedevaartplaats voor christenen is Jeruzalem, de hoofdstad van het huidige Israël. Hier heeft Jezus gepreekt, is hij gekruisigd en begraven. Op zijn graf staat de Heilige-Grafkerk. Christenen geloven dat hij na drie dagen is opgestaan uit de dood. Aan het einde van de geschiedenis zal Jezus in deze stad terugkeren op aarde. Daarom vormde Jeruzalem voor middeleeuwers het ‘centrum van de wereld’. Ze dachten dat ze daar dichter bij de hemel waren. Hier zie je een zeventiende-eeuws model van de Heilige Grafkerk. Model van de Heilige-Grafkerk te Jeruzalem Betlehem?, ca. 1675, BMH v1575a
In de middeleeuwse top 3 van bedevaartsplaatsen staan, naast Jeruzalem, de Italiaanse stad Rome en de Spaanse stad Santiago de Compostella. In deze steden lagen drie apostelen* van Jezus begraven, Petrus, Paulus en Jacobus. Zij stierven een marteldood omdat zij tegen de wil van het toenmalige bestuur het geloof verspreidden. Ook tegenwoordig reizen pelgrims naar de kerken die op hun graven zijn gebouwd.
Waarom op reis? Door op reis te gaan, ontdekten de middeleeuwers meer van de wereld. Maar sommige reizigers hadden een belangrijker doel voor ogen, bijvoorbeeld om te bidden voor de genezing van een ziekte of om boete te doen voor hun slechte gedrag. Deze reizigers maakten bedevaarten naar heilige plaatsen. Soms werd zo’n bedevaart als straf opgelegd door de rechtbank. Hoe erger het misdrijf, hoe verder een pelgrim moest reizen en hoe langer hij van huis was. Soms moest hij een deel van de reis op zijn blote voeten af leggen. Zo werd de straf nog zwaarder.
Gevaar onderweg Bijna iedereen ging te voet op bedevaart en legde maar dertig kilometer per dag af. Mensen met veel geld gingen te paard of per boot. Zij waren twee keer zo snel op de plaats van bestemming. Het reizen was erg tijdrovend en de afstanden waren enorm groot. Jeruzalem ligt bijvoorbeeld hemelsbreed zo’n 3322 kilometer van Utrecht af.
Pelgrim Zuid-Duitsland, 1480-1500 ABM bh621
De lange pelgrimsreizen waren daarom niet zonder gevaar: ziekte, kou en regen, brandende hitte, struikrovers. Onder groepen bedevaartgangers bevonden zich vaak zwervers, hoeren en moordenaars die de reizigers wisten te beroven. De pelgrims probeerden zich op allerlei manieren te beschermen, bijvoorbeeld door in een groep te reizen en zich als pelgrim herkenbaar te maken met hun kleding. Toch stierven er veel onderweg. Zij zagen hun vaderland nooit terug.
Woorden met een * vind je terug in de woordenlijst. Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
25
Werkblad Pelgrimstochten
Relieken vereren Eenmaal op de plek van bestemming bezochten de pelgrims de belangrijkste kerken. Zij vereerden er relieken en verrichtten er gebeden. Zo verdienden zij een ‘aflaat’. Hiermee verminderde de straf voor hun slechte gedrag – hun ‘zonden’* in het vagevuur. Net als moderne bedevaart- en vakantiegangers namen de middeleeuwse pelgrims graag een ‘souvenir’ mee. Hiermee lieten ze zien dat ze echt in Rome of Jeruzalem waren geweest. Pelgrims speldden deze pelgrimstekens op hun hoed, zodat deze hen bescherming zouden geven tegen ongelukken en berovingen. Dit is een fragment van een pelgrimsteken uit Canterbury. Afgebeeld is de moord op Thomas Becket door twee ridders. Becket is begraven in de kathedraal van Canterbury, wat een bedevaartsplaats is geworden.
Bron Al vanaf de twaalfde eeuw bestaan er reisgidsen voor pelgrims naar Santiago de Compostella. De gidsen geven allerlei informatie over de route, heilige plaatsen en ook over de gevaren onderweg. Een gids schrijft over een rivier die je met een pont moet oversteken. De veerlieden zijn er behoorlijk inhalig! Pelgrimsampul, Canterbury, 1175-1200, RMCC m448
Vervloekt zijn die veerlieden daar! Hoewel de riviertjes heel smal zijn, vragen zij toch van iedereen, die zij overzetten, rijk of arm, een munt. Voor een lastdier persen zij zelfs vier munten af. Hun boot is van een boomstam gemaakt en zo smal dat een paard er nauwelijks op kan. Als je er zelf in stapt, moet je oppassen dat je niet in het water valt. Het is beter je paard aan de teugel achter je aan door het water te trekken. Vaak laden de veerlieden een grote groep pelgrims op de boot. De boot kantelt door het gewicht, de pelgrims verdrinken en de veerlieden bestelen de doden.
1. Denk je dat deze tekst ook nu nog in een reisgids kan staan, waarom wel of waarom niet? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
2. Waar zou je tegenwoordig voor gewaarschuwd (kunnen) worden wanneer je te voet op weg gaat naar Santiago de Compostella? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
26
Werkblad Pelgrimstochten
Vragen 1. Te voet
1.
Stel je reist te voet vanuit Utrecht naar Jeruzalem. Je vertrekt op 1 mei en loopt gemiddeld 30 kilometer per dag. Wanneer kom je aan in Jeruzalem?
2. Zoek het op!
2.
Zoek in de atlas de snelste weg te voet. Door welke landen reis je?
3. Sneller?
3.
Hoe zou dit sneller kunnen?
4. Nog sneller Je rijke buurman vertrekt te paard. Hij reist twee keer zo snel. Op welke dag zal hij aankomen?
4.
Pelgrim, Zuid-Duitsland, 1480-1500 ABM bh621 Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
27
De kruistochten Werkblad - Verdieping bij Pelgrimstochten
Jeruzalem is een heilige stad voor zowel joden, christenen als moslims. Het is de stad van koning David (joden), de stad van Jezus’ dood en opstanding (christenen) en de plek waar de profeet Mohammed naar de hemel is gegaan (moslims). Moslims bouwden op de plek van deze gebeurtenis de Rotskoepel. In 638, zes jaar na de dood van Mohammed, veroverden zijn volgelingen Jeruzalem. In de achtste en negende eeuw woonden christenen en joden daar vreedzaam samen met moslims. Zonder problemen bezochten Europese christenen de belangrijke heilige plaatsen in de stad.
De aanleiding tot de kruistochten* In de elfde eeuw kwam kalief al-Hakim aan de macht, een islamitische heerser. Hij was niet tolerant tegenover christenen. Zo verbood hij pelgrims om Jeruzalem te bezoeken. In 1009 liet de kalief de Heilige-Grafkerk verwoesten. Zowel de christenen als de moslims reageerden geschokt. In dezelfde periode werden de streng islamitische Seldjoeken, een TurksMongoolse stam, steeds machtiger. Vanuit Centraal-Azië rukten zij op naar het Westen. De Seldjoeken veroverden grote delen van de islamitische wereld. In 1071 viel Jeruzalem in hun handen. De christenen en joden werden bedreigd en beroofd. Kerken en synagogen in brand gestoken.
De oproep tot de Eerste Kruistocht Vernietiging van een van de belangrijkste kerken van de christenen en het oprukken van de Seldjoeken waren voor paus* Urbanus II redenen om in actie te komen. In 1095 ontving de paus een noodkreet uit Constantinopel*, de hoofdstad van het christelijke Byzantijnse Rijk. De Byzantijnse keizer voelde zich bedreigd, want de Seldjoeken naderden de grenzen van zijn hoofdstad. De paus wilde hem te hulp schieten. In 1095 riep hij in de Franse stad Clermont de Europese adel op tot een gewapende pelgrimstocht.
Paus Urbanus predikt de eerste kruistocht, ca. 1280, Baltimore, Walters Art Museum
De verovering van Jeruzalem Duizenden christenen, onder wie ridders, koningen, kooplieden, boeren, mannen en vrouwen reageerden enthousiast op de oproep. In 1096 ging de Eerste Kruistocht van start. De deelnemers werden ‘kruisvaarders’ genoemd, omdat zij een kruis van stof op hun kleding naaiden. Het kruis was het symbool van Jezus. Hij was immers aan het kruis gestorven. Drie jaar later heroverden de christenen met veel geweld Jeruzalem op de moslims. Duizenden inwoners, moslims en joden, werden vermoord om van Jeruzalem een christelijke stad te maken. Langs de Middellandse Zee kregen de kruisvaarders een strook land in handen, waar ze bijna tweehonderd jaar de baas waren. Met grote burchten verdedigden zij hun nieuwe grondgebied. In 1291 versloegen de moslims de laatste kruisvaarders.
Woorden met een * vind je terug in de woordenlijst. Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
28
Werkblad De kruistochten
Bron 1 Een goddeloos volk is het Heilige Land van de christenen binnengevallen. Ze doden christenen en vernielen de kerken. Als u deze ongelovigen niet tegenhoudt, zal Jeruzalem verloren gaan. Daarom smeek ik u, rijk en arm, ga naar het Heilige land. U hoort mijn stem, maar het is Jezus die spreekt. Wie onderweg of in de strijd met de ongelovigen sterft, zal als beloning in de hemel komen. Uw familie hoeft geen belasting te betalen. Oproep van paus Urbanus II, 1095 1. Tijdens zijn oproep tot een kruistocht in 1095 zei de paus dat hij namens Jezus sprak. Waarom? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
Christus als aanvoerder van de kruisvaarders, ca. 1420, Londen British Library
2. Volgens de paus waren de moslims een ‘goddeloos volk’, klopt dit volgens jou? Leg je antwoord uit. ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… 3. Waarom wilde de paus de moslims in een kwaad daglicht stellen? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
Bron 2 In het nieuws: wat is waar? Al eeuwenlang zijn er discussies over de berichtgeving tijdens oorlogen. Wie van de strijdende partijen spreekt de waarheid? Een goed voorbeeld zijn de kruistochten. De geschiedenis ervan is beschreven door zowel islamitische als christelijke kroniekschrijvers, de journalisten van toen. De islamitische kroniekschrijver Ibn al-Athir (1160-1233) schreef het volgende: Om mensen op te zetten tegen de moslims, droegen de christenen een tekening van Jezus bij zich. Jezus werd tot bloedens toe mishandeld. De christenen riepen: “Kijk! Hier is Jezus en dat is Mohammed, de profeet van de moslims, die hem doodslaat!”. Dit maakte grote indruk. 1. Mohammed kan Jezus nooit hebben mishandeld. Waarom niet? Moslims richten bloedbad aan. Dergelijke propaganda wekte in Europa enorme verontwaardiging. ca. 1325, Londen, British Library
……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
29
Werkblad De kruistochten
2. Waarom maakten de christenen zo’n tekening, denk je? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Wanneer een tekening wordt gemaakt met de reden die je hierboven hebt opgeschreven, dan heet dit ‘propaganda’. Na de verovering van Jeruzalem door de christenen in 1099 schreef een kroniekschrijver het volgende: In alle straten en op alle pleinen lagen bergen van afgeslagen hoofden, handen en benen. Wat een passende bestraffing! 3. Is dit geschreven door een christelijke of een islamitische kroniekschrijver? Leg je antwoord uit. ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Model van het Heilige Graf te Jeruzalem Israël?, tweede helft 16e eeuw RMCC v314
……………………………………………………………………………………………… Ibn al-Athir schreef: De inwoners van Jeruzalem werden aan het zwaard geregen en de Franken (de kruisvaarders) trokken een week lang plunderend en moordend door de stad. In de Al-Aksa-moskee doodden de Franken meer dan zeventigduizend moslims, onder hen vele imams, geleerden en vromen, die hun land verlaten hadden om vreedzaam in dit oord te leven… 4. De stad Jeruzalem telde toen maar 20.000 inwoners. Waarom heeft de schrijver het aantal mensen overdreven? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… 5. Gebeurt het overdrijven van feiten tegenwoordig ook nog? Leg je antwoord uit. ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Een goede journalist streeft naar objectiviteit. Hij probeert dus de opvattingen van beide partijen goed onder woorden te brengen. Toch kan een journalist niet helemaal voorkomen dat hij subjectief schrijft, met zijn eigen mening, omdat het lastig is om je eigen gevoel uit te schakelen.
Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
30
Woordenlijst
alle moeilijke woorden in het kort nog eens op een rij
Naar de hemel en weer terug. Onderbouw VO
Abdis: hoofd van een vrouwenklooster Abt: hoofd van een mannenklooster Altaar: een zware stenen of houten tafel op een verhoging, waarvoor de priester de mis opdraagt. Op het altaar werden het brood en de wijn neergezet. Altaar is een Latijns woord, dat afstamt van altus, ‘hoog’, en ara, ‘offerplaats’. Apostelen: de twaalf belangrijkste leerlingen van Jezus en eerste verkondigers van het christendom. Ze worden ook wel discipelen genoemd. Attribuut: een herkenningsteken, een voorwerp dat wordt afgebeeld bij een heilige en dat iets vertelt over zijn leven of sterven. Bisdom: gebied waarover een bisschop het kerkelijk bestuur heeft. Bisschop: priester van de hoogste rang, belast met het bestuur van een bisdom. Constantinopel: voormalige hoofdstad van het Byzantijnse of Oost-Romeinse Keizerrijk. Tegenwoordig heet deze Turkse stad Istanbul. Dominicus en Dominicanen: monniken behorend tot de bedelorde opgericht in de dertiende eeuw door de heilige Dominicus. Ze leggen zich toe op het onderwijs en het bekeren van mensen. Heilige Land: Palestina, het huidige Israël, het land dat God aan het volk Israël beloofde. De hoofdstad is Jeruzalem, de belangrijkste stad voor de christenen. Hostie: een dun, rond stukje ongerezen brood, dat volgens katholieken tijdens de mis in het lichaam van Christus verandert. Kruistocht: gewapende tocht in de Middeleeuwen om het Heilige Land van de ‘ongelovige’ moslims te bevrijden. Laatste Oordeel: volgens christenen keert Jezus aan het einde der tijden terug op aarde. Tijdens het Laatste Oordeel staan alle overledenen uit de dood op. Zowel de levenden als de doden worden op hun daden en gedrag beoordeeld. Na een goed leven ga je naar de hemel, na een slecht leven naar de hel. Memorietafel: schilderij of beeldhouwwerk met een religieuze voorstelling dat in een kerkgebouw de herinnering aan één of meer overledenen levend moet houden. Middeleeuwen: Europese periode tussen de oudheid en de renaissance in lag. In de renaissance werd de tijd van de klassieken (Grieken en Romeinen) verheerlijkt. De duizend jaar ertussen vonden zij maar een duistere tussenperiode. Mis: de belangrijkste eredienst in de katholieke kerk, waarin gelovigen het leven en de dood van Jezus herdenken. Monnik: mannelijke kloosterling. Het woord monnik is afgeleid van het Griekse woord voor ‘alleen levend’, monachos. Papen: protestantse naam voor katholieken. Paus: de leider van de katholieke kerk. Pelgrimstocht: een tocht naar een heilige plaats met als doel de verering van een heilige of reliek, het afsmeken van een gunst of als boetedoening. Een pelgrimstocht wordt ook wel een bedevaart genoemd. Priester: een belangrijk persoon in dienst van de katholieke kerk die van een bisschop de priesterwijding heeft ontvangen en onder andere mag preken en ‘heilige handelingen’ mag verrichten, zoals een huwelijk sluiten. Processie: plechtige kerkelijke optocht. Reliek: een lichamelijk overblijfsel van een heilige of van een voorwerp of kledingstuk dat met hem of haar in contact is geweest. Aan relieken worden wonderlijke en beschermende krachten toegekend. Scriptorium: schrijfatelier in een klooster, waar onder andere boeken van klassieke schrijvers en de bijbel werden overgeschreven. Sticht: grondgebied waar de bisschop wereldlijke mach heeft. Theologen: godgeleerden. Visioen: een droom, waarin meestal een heilig persoon een boodschap brengt aan de ontvanger. Zonde: een overtreding van de goddelijke regels en de voorschriften van de kerk, die gebaseerd zijn op de 10 geboden uit de bijbel.
31
Museumtocht Hallo, Welkom in Museum Catharijneconvent! Dit museum verzamelt kunstwerken die iets te maken hebben met de geschiedenis van het christendom in Nederland. Veel voorwerpen komen uit de Middeleeuwen. Vandaag zul je er een aantal van gaan bekijken. Voor je begint aan de Museumtocht een paar regels: 1. Berg je jas en tas op in de garderobe 2. Zet je mobiel uit 3. Haal bij de Ticketbalie een onderlegger en een potlood (je mag onderweg niet op de vitrines leunen of schrijven) 4. Houd rekening met andere bezoekers, maak dus geen lawaai en ga niet rennen
Naa r
te
hemel e e d n
r ug
Zo, nu kun je aan de slag! Aanwijzingen en afbeeldingen in de Museumroute(s) wijzen je de weg. Soms moet je goed zoeken naar de voorwerpen.
r e e w
Wat geloofden de middeleeuwers?
Beantwoord onderweg de vragen. Soms is goed kijken genoeg, soms heb je de hulp nodig van de teksten in de museumzalen.
Wij wensen je veel plezier en succes. Tot ziens!
Museumroute 1 De kerk V
Kandelaar
Loop door de automatische deuren bij de Ticketbalie en ga de trap af. Loop door de Catharinazaal en volg Schatkamer. In de Schatkamer vind je voorwerpen die gebruikt werden in de kerk.
Kruisbeeld
1. Het vieren van de mis
Hiernaast zie je een afbeelding van een altaar uit de katholieke kerk. Aan het altaar draagt de priester de mis op.
Kelk
1.1 Nu volgt een aantal beschrijvingen
van voorwerpen die de priester bij de mis gebruikt. Ga in de Schatkamer op zoek naar middeleeuwse voorwerpen die jij het best vindt passen bij de beschrijvingen. En maak een schets.
Beschrijvingen: 1. De mis prikkelt alle zintuigen van de gelovigen, ook de reuk. 2. I n dit ‘dier’ zit het water waarmee de priester tijdens de mis met een ritueel zijn handen wast. 3. Dit voorwerp herinnert de gelovigen aan de dood van Jezus. 4. H ierin zit de wijn, die volgens de katholieke kerk tijdens de mis in het bloed van Christus verandert. 5. H iermee verwijst de kerk naar een fragment uit de bijbel, waarin Jezus ‘het licht van de wereld’ wordt genoemd.
2
Voeg hiernaast jouw schetsen toe.
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
Wierookvat
Aquamanile
1.2 De voorwerpen zijn erg kostbaar. Waaraan zie je dit?
2.2 De leerlingen waren ondertussen in slaap gevallen. Noem drie dingen waaraan je dit kunt zien.
………………………………………...…………………………………………….................………… 1 …………………………………………………………………………………….................………… …………………………………………...………………………………………….................………… 2 …………………………………………………………………………………….................………… ……………………………………………...……………………………………….................………… 3 …………………………………………………………………………………….................…………
V
Ga de Schatkamer weer uit en loop de trap op. Ga rechtdoor de grote zaal in met het rode tapijt.
2. Boeiende beelden in de kerk Op de avond voordat Jezus stierf, bezocht hij met zijn leerlingen de olijfboomgaard Getsemane, aan de voet van de Olijfberg bij Jeruzalem. Hij liet zijn leerlingen achter en ging bidden tot God. Jezus wist dat hij zou sterven en vroeg aan God: “Waarom ik?”. Daarna accepteerde hij zijn lot en zei: “Laat het gebeuren zoals u dat wilt.”
2.3 Kijk goed naar het beeld van Jezus. Welke emotie wordt hier uitgedrukt?
blij
boos
opgelucht
verdrietig
bang
2.4 Waar stonden deze beelden vroeger? ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
2.5 Welk ‘effect’ moesten de beelden hebben op de gelovigen? ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
2.1 Wie is wie? Een Duitse beeldhouwer heeft beelden gemaakt van drie leer-
2.6 Is de beeldhouwer daarin geslaagd, vind je?
lingen van Jezus. Van links naar rechts zijn dit: ………………………………………...…………………………………………….................………… 1 …………………………………………………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… 2 …………………………………………………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… 3 …………………………………………………………………………………….................…………
3
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
3. Net een stripboek
In dezelfde zaal vind je een voorbeeld van een groot altaarstuk, het Middelrijns altaar, dat als versiering achter op een altaar stond. Na al die eeuwen is het niet meer compleet.
3.1 Welk stuk ontbreekt?
waar / niet waar: de drie leerlingen van Jezus zijn niet in slaap gevallen in de Hof van Getsemane.
waar / niet waar: het altaarstuk is in de Middeleeuwen geschilderd. Puntschoenen waren toen ook al in de mode.
4. Rituelen in de kerk
Wat zou er mee gebeurd zijn? V ………………………………………...…………………
Ga de deur door rechts van het grote beeld van de heilige Christoffel. In deze kloostergang zie je een stenen doopvont staan.
………………………………………...………………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
Johannes de Doper zei: “Ik doop jullie met water ten teken van jullie nieuwe leven.” (Matteüs 3:11)
………………………………………...…………………………………………….................…………
3.2 Bestudeer de voor- en achterkant van de luiken goed. Lees de zin en streep waar of niet waar door.
waar / niet waar: voorstellingen uit het leven van Maria hebben een gouden achtergrond.
waar / niet waar: op elk schilderij is wel een engeltje te zien.
waar / niet waar: gelovigen konden de voorstellingen van Maria altijd zien.
waar / niet waar: op één van de schilderijen kun je al zien dat Maria zwanger is.
waar / niet waar: Jozef kookte wel eens een papje voor Jezus.
waar / niet waar: voordat Jezus werd gekruisigd, hoefde hij niet zijn eigen kruis te dragen.
waar / niet waar: de heilige personen op het altaarstuk herken je aan de gouden cirkels om hun hoofd.
4
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
In elke kerk is een doopvont aanwezig. Middeleeuwers die zich bekeerden tot het christendom lieten zich dopen. Door zich door een priester te laten besprenkelen met water lieten zij zien dat zij bij de kerk wilden horen.
4.1 Maak een schets van deze doopvont.
4.2 Hoe zou jij dit doopvont omschrijven?
5.1 Zou deze kerk romaans of gotisch zijn? Waarom denk je dat?
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. ………………………………………...…………………………………………….................…………
Mooi
Grof
Fijn
Robuust
Hout
Steen
Simpele vormen
Gedetailleerd ………………………………………...…………………………………………….................…………
4.3 Het ‘gewijde’ – heilige – water dat in dit vont zat, werd op verschillende
………………………………………...…………………………………………….................…………
manieren beschermd. Hoe? ………………………………………...…………………………………………….................…………
5.2 Hoe heten de kunstwerken die je tegen de zuilen aan ziet staan?
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
4.4 Waarom moest het water worden beschermd?
5.3 Welke bijzondere gebeurtenis is hier afgebeeld? ………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
5. Het interieur van de kerk
5
Aan de wand in deze kloostergang hangt dit schilderij. Hierop zie je goed hoe een middeleeuwse kerk eruit zag. De twee bekendste bouwstijlen uit de Middeleeuwen zijn de romaanse stijl (dikke muren, kleine ramen en ronde bogen) en de gotiek (dunne muren, hoge ramen en spitse bogen).
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
5.4 De monniken staan keurig op een rijtje. Wie van hen is nu Dominicus? Hoe zie je dit? ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
Museumroute 2 Leven na de dood V
1.4 Tegenwoordig hebben sommige kleuren nog steeds een symbolische betekenis. Denk goed na en trek een lijn tussen de kleur en zijn betekenis. • ouderdom
rood
Loop door de automatische deuren bij de Ticketbalie en ga de trap af. Loop door de introductieruimte en volg Schatkamer. In de Schatkamer vind je voorwerpen die gebruikt werden in de kerk. Loop naar de grote vitrine achterin.
oranje
• warmte blauw
• rijkdom
1. Wat trek je aan op een begrafenis?
• goddelijkheid
goud
wit
Dit kledingstuk, een dalmatiek, werd tijdens begrafenissen in de kerk gebruikt door de diaken. Hij was een belangrijke assistent van de priester.
• reinheid • armoede
geel
groen • liefde bruin • hoop
1.1 Aan minstens twee dingen kun je de grijs
functie van deze dalmatiek afleiden. Benoem ze.
• jaloezie purper • koninklijk
1 …………………………………………………………………………………….................…………
V 2 …………………………………………………………………………………….................…………
1.2 Waarom denk je bij dit kledingstuk meteen aan de dood?
Ga de Schatkamer weer uit en loop de trap op richting Middeleeuwse topstukken.
2. Bescherming of bijgeloof?
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
1.3 De kleuren van de kerkelijke gewaden hadden allemaal een betekenis.
In deze zaal staat het grote beeld van de heilige Christoffel. Christoffel betekent ‘drager van Christus’.
2.1 Leg uit hoe deze reus aan zijn naam komt.
Waarom was dit zo, denk jij? ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
6
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
2.2 Hoe laat beeldhouwer Henrick Douwerman zien, dat het kind op Christoffels
3. Dood, maar niet vergeten
schouders steeds zwaarder werd? ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
2.3 Dit indrukwekkende beeld maakte hij uit één boomstam. Zou hij hier lang ………………………………………...…………………………………………….................…………
2 …………………………………………………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
3 …………………………………………………………………………………….................…………
In de Middeleeuwen stonden beelden van Christoffel vaak bij de uitgang van de kerk. Mensen geloofden dat hij hen zou beschermen tegen een plotselinge dood. Christoffel was dan ook de beschermheilige van de reizigers. Tegenwoordig hangen sommige mensen een afbeelding van hem in hun auto.
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
7
in de kerk begraven wilden worden. 1 …………………………………………………………………………………….................…………
2.4 Heb jij iets wat jou beschermt?
V
3.1 Bedenk drie redenen waarom mensen
mee bezig zijn geweest? Waaraan kun je dit zien?
………………………………………...…………………………………………….................…………
Deze koperen plaat hing bij de grafkelder van de familie Van Amstel van Mijnden in de kerk van Overlangbroek, vlakbij Utrecht. In de Middeleeuwen lieten mensen die het konden betalen zich begraven in de kerk.
Loop over het rode tapijt helemaal naar de andere kant van deze zaal. Via de deur kom je in een kleinere zaal. Rechts in de hoek vind je een grafplaat, aan de muur.
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
3.2 Maak hieronder een schets van de afbeelding op de plaat.
Jonkvrouw Philippa Uuteneng (spreek uit: Uiteneng) liet deze grafplaat maken voor haar echtgenoot Joost. We weten precies in welk jaar en hoe laat hij is overleden:
………………………………………...……………………...................................................................
In het jaar 1554 op donderdag stierf vroeg in de morgen omstreeks het zesde uur Joost van Amstel van Mijnden, oudste zoon van Jacob van Amstel, en liet Joost na, zij enige zoon, die na zijn dood was geboren. Zijn moeder, nu weduwe, is Jonkvrouwe Philippa Uuteneng. Joost is begraven in Overlangbroek, in het midden van het koor onder de grote zerk, in de leeftijd van drie en dertig jaar, tien maanden en vijf dagen; zijn ziel ruste in vrede. Handschrift uit kasteel Loenersloot, 1438
………………………………………...…………………….................................................................
………………………………………...……………………..................................................................
4.2 Waar en hoe is de opdrachtgever afgebeeld? ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
3.3 Wat weet je nu over de zoon van Joost?
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
4.3 De ziel van de opdrachtgever van de memorietafel bevindt zich in
………………………………………...…………………………………………….................…………
het vagevuur. Hoe denkt de kunstenaar dat deze plek eruit ziet?
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...………………………………................................................
3.4 Waarom zou hij toch zijn afgebeeld op de grafplaat, denk je?
V
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...………………………………...............................................
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...……………………………….................................................
………………………………………...…………………………………………….................…………
5. Naar de hemel, en weer terug?
Loop via de volgende zaal naar de kloostergang. Sla rechtsaf en zoek dit schilderij
V
4. De dood van dichtbij 4.1 Waarom is dit schilderij een memorietafel? ………………………………………...…………………… ………………………………………...……………………
8
………………………………………...………………………………...............................................
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
Zoek het drieluik van Herman Tom Ring
5.1 Vanuit de wolken geeft Jezus aan wie er naar de hemel mag en wie naar de hel moet. Vertel in je eigen woorden wat je precies ziet op dit schilderij.
………………………………………...…………
Wat kies jij?
Kijk goed rond in de kloostergangen. Je ziet allerlei voorwerpen en kunst-werken om je heen. Zoek er twee uit die volgens jou te maken hebben met de dood, de hemel, de hel of het vagevuur. Beschrijf de voorwerpen die je hebt gekozen. Wat stelt het voor? Wie of wat is er op afgebeeld? Hoe oud zijn de voorwerpen? Waar zijn ze gemaakt? Waar werden ze voor gebruikt? En het belangrijkste: waarom vind jij ze zo goed passen bij het thema ‘dood’?
………………………………….................……
Kunstwerk 1. …….................................................................. ………………………………………...…………………………………………….................………… ....................................................................................................................................................... ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
5.2 Als je naar links en naar rechts loopt, blijft een figuur je steeds aankijken. Wie is dit en hoe is hij
………………………………………...…………………………………………….................…………
afgebeeld?
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
Kunstwerk 2. ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
5.3 Waarom staat hij in het midden van het schilderij? ………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
5.4 Hoe heeft de schilder het verschil tussen de hemel en de hel weergegeven? ………………………………………...…………………………………………….................………… ......................................................................................................................................................
9
………………………………………...…………………………………………….................…………
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
Museumroute 3 Het Klooster V
Loop door de automatische deuren bij de Ticketbalie en ga de trap af. Loop door de introductieruimte en loop de trap op. Ga rechtdoor de grote zaal in met het rode tapijt. Hier vind je het Theodosia-altaar.
1. Kunst in het klooster
1.3 Hieronder zie je een overzicht van de scènes. Geef met nummers op de tekening aan welke beschrijving bij welke afbeelding hoort.
1.1 Door wie is dit indrukwekkende altaar besteld en betaald? ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
1.2 Is deze opdrachtgever zelf ook afgebeeld? Zo ja, waar en hoe? ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
10
De opdrachtgever mocht zelf het onderwerp van het schilderij bepalen. In het midden zijn scènes uit het leven van de heilige Theodosia afgebeeld. Zij zou 2 april 308 zijn onthoofd, nadat zij meerdere keren afschuwelijk is gemarteld. Museumtocht Naar de hemel en weer terug
1. Theodosia wordt voor de wilde dieren geworpen. 2. H et lichaam van Theodosia wordt met vier touwen uitgerekt en ze wordt gemarteld met gloeiende pannen. 3. E en rechter laat Theodosia met een steen verzwaren. Beulen werpen haar vanaf een schip in zee. 4. Theodosia wordt door een beul onthoofd. 5. Theodosia wordt op het marktplein aan haar haar aan een paal opgehangen. Ze blijft een dag en een nacht hangen. 6. Als Theodosia zich vrijwillig laat opsluiten met christelijke gevangen, moet zij voor de rechter verschijnen. Hij laat haar op verschillende manieren pijnigen.
1.4 Waarom zou de opdrachtgever ervoor hebben gekozen om het leven
2.2 Waarom overkwam juist Franciscus dit?
en de dood van de heilige Theodosia af te beelden? ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
V
Loop door de deur rechts van het altaar de kloostergang in.
2.3 Waarom werd Franciscus in de Middeleeuwen door veel mensen bewonderd?
2. Franciscus sticht zijn eigen kloosterorde
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
Aan de wand hangt dit schilderij van de heilige Franciscus. De rijke Italiaan Franciscus (1182-1226) leidde een losbandig leven. Tijdens een veldslag werd hij gevangen genomen. In de kerker kwam hij tot inkeer. Hij besloot zijn leven aan God te wijden en werd kluizenaar. Uiteindelijk stichtte Franciscus een orde, een gemeenschap voor kloosterlingen. Deze broeders leefden zonder bezittingen, in armoede en eenvoud.
2.1 Vertel in je eigen woorden wat er gebeurt op het schilderij.
11
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
2.4 Franciscus ligt begraven in de Italiaanse stad Assisi. Tegenwoordig wordt zijn graf nog steeds bezocht door duizenden pelgrims. Snap jij dit? Leg je antwoord uit. ………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
2.5 Tegen de kloostermuren zie je heiligenbeelden. Een daarvan stelt Franciscus voor. Hoe herken jij hem?
Ga dan op zoek naar een houten beeld van een monnik, dat is gemaakt tussen 1500 en 1520. Bekijk hem goed: op wie van de drie kloosterlingen vind jij hem lijken? Motiveer je antwoord.
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
3. De kleding van monniken 3.1 In deze kloostergang zie je behalve Franciscus nog een aantal andere kloosterlingen op schilderijen. Vergelijk ze eens met elkaar: Naam
Beschrijving van kleding, schoeisel en kapsel
Franciscus
………………..............................................................................................……………
………………..............................................................................................……………
………………..............................................................................................……………
Bernardus
………………..............................................................................................……………
………………..............................................................................................……………
………………..............................................................................................……………
Dominicus
………………..............................................................................................……………
………………..............................................................................................……………
………………..............................................................................................……………
12
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
Museumroute
4.3 En wanneer
is de boekband gemaakt?
Monnikenwerk
………………………………………...…………………………………………….................…………
Verdieping bij Museumroute 3. Het klooster
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
4. Monnikenwerk: het scriptorium
Tegen de raamkant van de kloostergang vind je een kleine vitrine met de Bernulfus codex. Deze is geschreven in een klooster. Het overschrijven van belangrijke boeken, zoals de bijbel, was een belangrijke bezigheid van kloosterlingen. Het gebeurde in het scriptorium, de schrijfkamer.
4.1 Bedenk drie redenen waarom boeken in de Middeleeuwen erg kostbaar
Dit boek bevat de teksten van de vier evangeliën, bijbelboeken over het leven en de leer van Jezus.
4.4 Wat heeft de inhoud van het boek met de versieringen te maken? ………………………………………...…………………………………………….................…………
waren. ………………………………………...…………………………………………….................………… 1 …………………………………………………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… 2 …………………………………………………………………………………….................………… 3 …………………………………………………………………………………….................…………
4.2 Wanneer en waar is het handschrift geschreven? ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
13
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
4.5 Dit boek bevat de teksten van de vier evangelisten Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes. Hun symbolen zijn in de hoeken op de band aangebracht. Zet de namen van de evangelisten en hun symbolen op hun juiste plaats. Lucas Marcus Johannes Matteüs
2. Verschillen: ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
5.2 Welke versieringen herken je in de kantlijn van de bladzijde? rund adelaar gevleugelde mens leeuw
V
Loop nu de kloostergang uit en rechts de hoek om naar de volgende kloostergang. Aan je linkerhand zie je een grote vitrine met aan de kant van de muur middeleeuwse boekjes.
5. Boeken om mee te bidden
In deze vitrine vind je getijdenboekjes. Getijden zijn gebeden die over de dag verspreid op een vaste tijd gezegd of gezongen moeten worden.
5.1 Kijk in de vitrine. Bekijk de boekjes goed. Zijn er overeenkomsten en verschillen met het handschrift dat je in de vorige vraag bekeken hebt? Denk daarbij ook aan het gebruik van de boeken.
1. Overeenkomsten: ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
14
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
Teken er een na.
Museumroute 4 Heiligen V
Loop door de automatische deuren bij de Ticketbalie en ga de trap af. Loop door de introductieruimte en loop de trap op. Ga rechtdoor de grote zaal in met het rode tapijt.
1. Heilige Ursula en haar reisgenoten 1.1 In deze zaal vind je dit beeld. Hoe zie je in een
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
1.5 Waarom was Ursula een voorbeeld voor middeleeuwse christenen? ………………………………………...…………………………………………….................…………
oogopslag dat Ursula een koningsdochter moet zijn geweest?
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...………………………..
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...……………………….. ………………………………………...……………………….. ………………………………………...………………………..
1.2 Ursula stelde strenge eisen! Onder welke twee voorwaarden wilde zij
2. Maria 2.1 In deze zaal is Maria volop aanwezig. Zij is de meest vereerde vrouw ter wereld. Heb je enig idee waarom?
trouwen met een niet-christelijke prins?
………………………………………...…..…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…..…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…..…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…..…………
1.3 Zij is uiteindelijk nooit getrouwd met de prins. Waarom niet?
15
1.4 Wie zijn er onder haar mantel afgebeeld?
………………………………………...…..…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…..…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…..…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…..…………
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
2.2 Ga op onderzoek uit. Noem twee kunstwerken waarop Maria als trotse
3. Heiligengalerij
moeder is afgebeeld en geef een korte beschrijving.
In de kloostergangen zie je tussen de ramen houten heiligenbeelden staan, net als in de Middeleeuwen in de kerk.
Elke heilige heeft zijn of haar eigen ‘specialiteit’. Ben je bijvoorbeeld ziek, dan kun je tot de heilige Lidwina bidden om hulp.
1 …………………………………………………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
2 …………………………………………………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
3.1 Bekijk de heiligenbeelden en verbind de heilige met zijn levensverhaal. De attributen waaraan jij ze kunt herkennen, zijn vetgedrukt.
………………………………………...…………………………………………….................…………
2.3 Ga nu op zoek naar twee kunstwerken waarop Maria heel verdrietig is en
Attribuut:
Heilige:
geef ook hiervan een beschrijving. 1 …………………………………………………………………………………….................…………
• is een ontzettend wijze en gelovige vrouw. Ze weet zelfs de slimste mannen tot het christelijk geloof te bekeren. De keizer veroordeelt haar daarom tot de marteldood.
Barbara
………………………………………...…………………………………………….................…………
Margaretha ………………………………………...…………………………………………….................…………
2 …………………………………………………………………………………….................…………
Antonius abt
• woont als kluizenaar alleen in de woestijn en wordt lastig gevallen door de duivel, vermomd als varken. • is de meest vereerde en meest geliefde van alle heiligen. Zij is de moeder van Jezus.
………………………………………...…………………………………………….................…………
Maria
………………………………………...…………………………………………….................…………
V
Loop nu via de deur rechts naast het Theodosia-altaar de kloostergang in.
• bekeert zich tot het christelijk geloof tot woede van haar vader. Hij laat haar opsluiten in een toren.
Catharina van Alexandrië
Cunera
16
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
• wordt uit jaloezie met een wurgdoek gewurgd.
• weigert met een niet-christelijke man te trouwen en wordt daarom gevangen genomen. Een draak probeert haar te verslinden, maar ze blijft in God geloven.
Museumroute
5. Sprekende reliekhouder
Relieken
5.1 Zoek halverwege de Schatkamer deze reliekhouder. Het contact met heiligen loopt via relieken. Wat zijn dit ook alweer, relieken?
Verdieping bij Museumroute 4. Heiligen V
Loop weer terug via de zaal met het rode tapijt naar het grote trappenhuis en volg Catharinazaal. Ga op zoek naar een hamer.
………………………………………...……………………….. ………………………………………...……………………….. ………………………………………...………………………..
4. Een zeer bijzondere hamer 4.1 Relieken zijn overblijfselen van heiligen, zoals je
5.2 De relieken werden bewaard in kostbare, versierde houders. Waarom?
weet. Deze hamer is niet gemaakt van een stukje van het lichaam van Sint-Maarten. Waarom noemen we het dan wel een reliek?
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...……………………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...………………………
5.3 Dit is zo’n houder. Aan de buitenkant kun je al zien van wie de relieken zijn.
………………………………………...………………………
Ze zijn van de heilige ………………………………………...……..................................…
4.2 Waar heeft hij het voor gebruikt? ………………………………………...…………………………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
V
………………………………………...…………………………………………….................…………
V Verlaat de Catharinazaal en sla rechtsaf de Schatkamer in.
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
Loop vanuit de Schatkamer de trap omhoog naar de zaal met het rode tapijt. Ga in deze zaal door de eerste deur rechts naar de kloostergang. Zoek dit kistje.
6. Piepkleine reliekhouder
17
Het reliek dat erin zit is namelijk een ………………………………..………...……… Als de buitenkant van een houder al ‘vertelt’ welk reliek erin zit, dan noemen we dit een sprekende reliekhouder.
In een van de vitrines aan de raamkant vind je een kleine reliekschrijn.
6.1 Hoe oud is dit kleine kistje?
7.1 Geef een beschrijving van de relieken.
………………………………………...………………………
………………………………………...………………………..
………………………………………...………………………
………………………………………...………………………..
6.2 Toch ziet het er eigenlijk heel modern uit, hoe komt dit? ………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...………………………..
7.2 Bekijk het houten beeld in de vitrine. Welk luguber verhaal heeft het beeld te vertellen?
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
6.3 Waar werd het kostbare kistje voor gebruikt?
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
7.3 Kun je zeggen dat dit een sprekende reliekhouder is? Waarom? ………………………………………...…………………………………………….................…………
6.4 Hoe zie je dat het werd gebruikt door een christelijk persoon?
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………
7.4 Welke relieken zouden hierin hebben gezeten?
………………………………………...………………………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………….................………….................................... ………………………………………...…………………………………………….................…………
7. Hè bah: botjes
18
Zoek in de kloostergang de vitrine met dit beeld. Kijk in het laatje onderaan de vitrine. Hierin liggen echte middeleeuwse relieken.
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
………………………………………...…………………………………………….................…………
7.5 Waarom zou het voor gelovigen belangrijk zijn geweest dat zij de relieken konden zien?
Museumroute 5 Pelgrimstochten V Loop door de automatische deuren bij de Ticketbalie en ga de trap af. Loop door de introductieruimte en volg Schatkamer. In de Schatkamer vind je voorwerpen die gebruikt werden in de kerk.
Aangezien de middeleeuwers er vanuit gingen dat hij van Lebuinus zou zijn geweest, lieten zij de datering niet uitzoeken. Pelgrims dronken uit de kelk omdat zij dachten dat de vloeistof door aanraking met de kelk geneeskrachtig zou zijn.
1.3 Waar is de kelk van gemaakt?
V
Ga de Schatkamer weer uit en de trap op. Loop rechtdoor de grote zaal in met het rode tapijt en ga de eerste deur rechts.
Hout, goud en ivoor Zilver, ivoor en hout Ivoor, goud en zilver Zilver, hout en metaal
1. Op reis voor genezing
Sommige middeleeuwers maakten een pelgrimstocht omdat zij ziek waren en beter wilden worden. Zij verwachtten dat ze na het bezoeken en aanraken van relieken en het vereren van heiligen weer gezond zouden zijn. Deze kelk is ook een reliek. Hij zou gebruikt zijn door Lebuinus († ca. 773). De Ierse monnik verkondigde in de achtste eeuw het christelijk geloof in Oost-Nederland.
1.1 Neem de gemiddelde leeftijd van de kelk en reken eens uit hoe oud hij is.
2. Hoe ziet een pelgrim eruit?
Ga op zoek naar dit houten beeld.
2.1 Beschrijf wat hij aan heeft en bij zich draagt. ………………………………………...……………………… ………………………………………...……………………… ………………………………………...………………………
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...………………………
Hij werd dus al in de Middeleeuwen gebruikt. Toch klopt het verhaal van Lebuinus niet.
1.2 Waarom kan hij de kelk nooit zelf vast hebben gehouden?
………………………………………...………………………… ………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
19
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
3. Naar het Heilige Land
3.4 Vertel nu in je eigen woorden wat het betekent:
Aan de wand van de kloostergang hangt een schilderij met deze twee mannen. Deze pelgrims reisden wel heel ver van huis. Ze bezochten een bijzondere kerk in Betlehem in het Heilige Land*.
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
3.1 Waarom is dit zo’n bijzondere plek? ………………………………………...…………………………………………….................…………
3.5 Waarom noemden deze heren zich Jeruzalemvaarders en geen Betlehemvaarders?
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
3.2 En wat zou de meest heilige plek zijn in deze kerk?
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
4. De vreselijke dood van Thomas Becket
………………………………………...…………………………………………….................…………
3.3 Mensen die de geboortekerk niet herkenden op dit schilderij wisten toch precies wat er was afgebeeld. Kun jij die zin lezen?
In een van de wandvitrines aan de raamkant vind je een blauwkleurig kistje van Thomas Becket.
4.1 Bekijk het reliekkistje. Wat is er precies afgebeeld?
Maak hem af: Dit is die figuer ………………………………………...…………………………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
20
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
Edward Grim maakte het allemaal van dichtbij mee. Hij verloor zelfs een arm in zijn poging om Becket te beschermen. Edward vertelde het volgende: ‘Ook na een tweede slag op het hoofd bleef Thomas Becket overeind. Na de derde slag boog de geslagen martelaar zijn knieën en ellebogen. Hij bood zichzelf zo aan als een levend offer. Met zachte stem zei hij: “Voor de naam van Jezus en de bescherming van de kerk ben ik bereid de dood te omarmen.” De derde ridder bracht Thomas nog een zware verwonding toe. Met deze slag versplinterde hij zijn zwaard op de stenen. De ridder sloeg de top van Thomas’ hoofd af zodat zijn bloed wit van de hersenen werd en de hersenen rood van het bloed.’
4.2 Welk moment uit het verhaal van Grim is op de schrijn afgebeeld?
………………………………………...…………………………………………….................…………
4.6 Waarom werd Canterbury een belangrijke bedevaartplaats?
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
5. Pelgrimstekens 5.1 In dezelfde vitrine ligt dit pelgrimsflesje. Het is vlak na de dood van Becket gemaakt. Wat zou er in hebben gezeten?
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...……………………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...……………………… ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...………………………
4.3 Welke gebeurtenis heeft de kunstenaar zelf toegevoegd? ………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
4.4 Waarom is Thomas Becket heilig verklaard, denk je? ………………………………………...…………………………………………….................…………
Trek de lade onder aan deze vitrine open. Bekijk de pelgrimstekens.
5.3 Waarom namen pelgrims deze mee naar huis?
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
4.5 Wat werd er in het kistje bewaard? ………………………………………...…………………………………………….................…………
21
5.2 Waarom was het zo belangrijk voor pelgrims om zo’n ampul te bezitten?
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
5.4 Hoe werd een teken gedragen? ………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
Museumroute
V
Pelgrimstochten
......................................................................................................................................
Verdieping bij Museumroute 5
.....................................................................................................................................
Loop naar beneden en ga rechtsaf de Schatkamer in. Zoek dit ivoren voorwerp.
6. De verovering en plundering van Contstantinopel Tijdens de Vierde Kruistocht in 1204 veroverde de kruisvaarders Constantinopel, het huidige Istanbul. De stad werd geplunderd, schatkamers van kerken werden leeggeroofd. Veel kostbaarheden werden naar het Westen gebracht. Wij weten niet hoe dit ivoor in ons land terecht is gekomen. Voorwerpen die hier op lijken namen kruisvaarders mee naar Europa.
V
Ga de Schatkamer weer uit en de trap op. Loop de grote zaal in met het rode tapijt. Ga de eerste deur rechts, de kloostergang in.
7. De heiligste kerk ter wereld
Ga op zoek naar dit object.
7.1 In 1009 gebeurde er iets met de Heilige-Grafkerk. Weet je nog wat?
………………………………………...……………………… ………………………………………...………………………
6.1
Waar is ivoor van gemaakt en waarom is het kostbaar?
………………………………………...………………………
………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...………………………
6.2 Wie zijn hier afgebeeld?
………………………………………...…………………………………………….................………… ………………………………………...…………………………………………….................…………
………………………………………...…………………………………………….................…………
6.3 Hoe kun je zien dat het belangrijke personen zijn? ………………………………………...…………………………………………….................…………
6.4 Hodegetria betekent ‘zij die de weg wijst’. Leg uit waarom deze ivoor zo heet.
Het model van de Heilige-Grafkerk dat je hier ziet, is niet dezelfde als uit 1009. In de loop der eeuwen is er veel aan verbouwd.
7.2 Ziet de kerk eruit als een kerk in Nederland, waarom wel/niet …………………… …………………...…………………………………………….................……………………………………… …………...…………………………………………….................…………..................................................
22
Museumtocht Naar de hemel en weer terug
........................................................................................................................................
7.2 Voor wie werd dit soort modellen gemaakt?
........................................................................................................................................
………………………………………...…………………………………………….................…………
..................................................................................................................................... .....................................................................................................................................
8.3 Kunstwerken met kruisen kom je door
8 Het kruis
het hele museum tegen. Kijk eens rond en noem 3 voorwerpen waarop een kruis staat afgebeeld. En geef een korte beschrijving.
1.
Dit kruis werd in de Middeleewen in processies – plechtige kerkelijke optochten – rondgedragen. ………………………………………...……………………
………………………………………...……………………… ………………………………………...………………………
……………………….................…………
8.1 Waarom is het kruis een belangrijk symbool voor de christenen?
………………………………………...………………………
………………………………………...……………………
………………………………………...…………………………………………….................…………
……………………….................…………........................
………………………………………...…………………………………………….................…………
........................................................................................................................................
2. ………………………………………...…………………………………………….................………………
........................................................................................................................................
…………...…………………………………………….................…………..................................................
8.2 Ook tijdens de kruistochten speelde, de naam zegt het al, het kruis een be-
23
………………………………………...………………………
…………...…………………………………………….................…………..................................................
langrijke rol. Verklaar de benamingen ‘kruistocht’ en ‘kruisvaarder’.
…………...…………………………………………….................…………..................................................
………………………………………...…………………………………………….................…………
3.………...…………………………………………….................…………..................................................
......................................................................................................................................
…………...…………………………………………….................…………..................................................
.....................................................................................................................................
…………...…………………………………………….................…………..................................................
Museumtocht Naar de hemel en weer terug