WAT? GEEN KUSJE?! Een experimenteel onderzoek naar effecten van variatie in ontvanger en thema op de schrijfstijl in SMS-jes.
Master Thesis Opleiding Communicatie- en Informatiewetenschappen Specialisatie Bedrijfscommunicatie en Digitale Media
Faculteit Geesteswetenschappen Universiteit van Tilburg
Begeleider: Dr. Carel van Wijk
Ananka Meijs
December 2009
TITELBLAD
i
INHOUDSOPGAVE
ii
SAMENVATTING
iv
1. INLEIDING 1.1 SMS-gedrag ter discussie 1.1.1 Jongeren en de mobiele telefoon 1.1.2 SMS-taal ter discussie 1.1.3 SMS-gedrag en ontvanger 1.1.4 SMS-gedrag en thema 1.1.5 Conventies in SMS-gedrag 1.1.6 SMS-gedrag samengevat
1 1 1 2 3 3 4 5
1.2 Vormen van SMS-taal 1.2.1 Tekstkader 1.2.2 Boodschap
5 5 6
1.3 Invloed van mediërende factoren 1.3.1 Moderatoren in persoon 1.3.2 Moderatoren in taalgedrag
8 8 9
1.4 Onderzoeksvragen 1.4.1 Productie 1.4.2 Perceptie: waardering 1.4.3 Perceptie: correctie
9 9 10 10
2. PRODUCTIE-EXPERIMENT 2.1 Methode 2.1.1 Materiaal 2.1.2 Samenstelling respondentgroep 2.1.3 Procedure 2.1.4 Analyse 2.1.5 Statistische verwerking van de gegevens
11 11 11 12 12 13 13
2.2 Resultaten 2.2.1 Tekstkader 2.2.2 Boodschap
14 14 19
2.3 Conclusie
22
ii
3. PERCEPTIE-EXPERIMENT 3.1 Methode 3.1.1 Materiaal 3.1.2 Instrumentatie 3.1.3 Samenstelling respondentgroep 3.1.4 Procedure 3.1.5 Statistische verwerking van de gegevens 3.1.6 Analyseschema voor correctie
23 23 23 24 26 26 27 27
3.2 Resultaten 3.2.1 Gesuggereerde aanpassingen 3.2.2 Evaluatietaak 3.2.3 Correctietaak
28 28 29 31
3.3 Conclusie
32
4. DISCUSSIE 4.1 Discrepantie van de uitkomsten
33 33
4.2 Zorgvuldige communicatie
33
4.3 Frequentie SMS-taal per ontvanger
34
4.4 SMS-taal per medium
34
4.5 Extrapolatie
34
LITERATUUR
35
iii
SAMENVATTING Jongeren vormen de subgroep die van de SMS-functie het meest gebruik maakt. Met de opkomst van het SMS-en heeft zich een specifiek taalgebruik ontwikkeld – SMS-taal –, waarvan betwist wordt of het taal te gronde richt en een teken is van onkunde, of juist een teken van creativiteit. Communicatie is contextafhankelijk en mogelijk hangt de invulling van een SMS af van het thema van de SMS, van de ontvanger – behorend tot de ingroup of outgroup (Allport, 1954) – en van de intenties in de boodschap. Variatie in taalgedrag door deze factoren zou een zorgvuldig en creatief productieproces bevestigen en onkunde uitsluiten. Aan de hand van een productie-experiment is onderzocht of de invulling van een SMS afhankelijk is van thema, ontvanger en intentie. 38 MBO-studenten hebben elk vier SMS-jes opgesteld, waarbij gevarieerd werd in de aard van het bericht (uitnodiging/afzegging) en de positie van de ontvanger (representatief voor de ingroup zijn vrienden, voor de outgroup leraren). De SMS-jes zijn op conventionaliteit en formaliteit – geanalyseerd. Hoewel naar beide ontvangers SMS-taal wordt gebruikt, blijkt een SMS aan een vriend persoonlijker (onconventioneler en informeler) dan een SMS aan een leraar. Er is tot op zekere hoogte sprake van convergentie (Giles en Ogay, 2006): het taalgedrag wordt met mate aan de ontvanger aangepast. De invulling van een SMS hangt bij bepaalde bestanddelen af van het thema. De invulling van een zinsdeel hangt af van de intentie. In een perceptie-experiment is onderzocht in hoeverre de waardering voor een SMS en de zender ervan afhangt van de ontvanger en de mate waarin het onderwerp gezichtsbedreigend is. Hiervoor beoordeelden 80 MBO-studenten experimentele SMStekstjes – opgesteld op basis van de resultaten van het productie-experiment – op tekstwaardering en het imago van de zender. Er is gevarieerd in de stijl van het bericht door een meer conventionele, formelere versie te maken (ABN-stijl) en een meer onconventionele, meer informele versie (SMS-stijl). Ook is gevarieerd in ontvanger (vrienden/leraren) en thema (uitnodiging/afzegging). Een bericht in SMS-stijl blijkt meer te worden gewaardeerd wanneer deze gericht is aan een vriend(in) en wanneer de boodschap minder gezichtsbedreigend is. Een bericht in ABN-stijl wordt meer gewaardeerd wanneer deze gericht is aan een leraar/lerares. Een bericht in ABN-stijl wordt niet meer gewaardeerd wanneer de boodschap meer gezichtsbedreigend is. De respondenten werden gevraagd waar nodig aanpassingen aan te brengen in de experimentele tekstjes. Hieruit bleek dat zij de tekstjes niet conventioneel en formeel genoeg vonden. Een SMS in SMS-stijl werd meer gecorrigeerd wanneer deze naar een leraar/leraar was gestuurd dan naar een vriend(in). Een bericht in SMS-stijl werd meer gecorrigeerd wanneer de boodschap een sterk gezichtsbedreigend karakter had. Het aantal factoren dat variatie in taalgedrag beïnvloedt, bevestigt creativiteit en zorgvuldigheid, en sluit onkunde uit. Niet alleen is er sprake van een complex productieproces, ook blijken jongeren SMS-taal in tekstjes van henzelf acceptabeler te vinden dan in tekstjes die een onbekende leeftijdsgenoot heeft geproduceerd. Mogelijk is de opvatting over het gebruik van SMS-taal gebaseerd op een algemene opinie, waarbij nadelen van convergentie niet worden meegenomen. Dat jongeren SMS-taal naar leraren minder gepast vinden, kan verklaren dat zij naar leeftijdsgenoten frequenter SMS-taal gebruiken. Het gebruik van SMS-taal is mogelijk afhankelijk van het medium dat gebruikt wordt. Suggestie is verder onderzoek met andere groepen ontvangers en thema’s, om de conclusies te kunnen extrapoleren naar de in- en outgroup, SMS-jes met een lage en hoge mate van intimiteit en een laag en hoog risico op gezichtsbedreiging.
iv
1 INLEIDING Met de uitspraak “Wat? Geen kusje?!” werd in een recente Hi-reclame gerefereerd aan het SMS-gedrag van jongeren en de ongeschreven regels die daarbij komen kijken. Waar de aard van de SMS als kort en simpel kan worden bestempeld – let wel: deze alinea bevat nu al meer tekens dan een SMS –, lijkt het taalgebruik juist complex. Zoals Fortunati en Magnanelli (2002) het metaforisch verwoorden, is hier sprake van ‘jongeren die jongleren met geschreven taal’. Het ontbreken van alleen de letter ‘x’, zo zien wij in de reclame, kan de ontvanger van een SMS al in paniek brengen. Al betreft het hier mogelijk een parabool, af te vragen is of er sprake is van een gecompliceerd netwerk aan regels. Zou de aanwezigheid van de letter ‘x’ in een SMS naar een leraar of lerares net zo gewenst zijn als in een SMS naar een vriend of vriendin? In hoeverre zou het onderwerp van de SMS of een onderdeel daarvan invloed hebben op de gewenstheid van een ‘x’? Van welke regels is hier sprake? Aan de hand van een productie-experiment is antwoord gezocht op de vraag of de invulling van een SMS afhankelijk is van de ontvanger en het thema ervan, en de intenties in de boodschap. Daarna zijn met behulp van de resultaten van het productie-experiment experimentele SMS-tekstjes opgesteld waarmee in een perceptie-experiment onderzocht is hoe jongeren deze experimentele versies beoordelen wat betreft de tekstwaardering en het imago van de zender. Ook is hen gevraagd aanpassingen in de versies aan te brengen waar zij dit nodig achtten.
1.1 SMS-gedrag ter discussie 1.1.1 Jongeren en de mobiele telefoon Lorente (2002) noemt de gsm een kind van de Morse telegraaf voor het overbrengen van tekst. De SMS (acroniem voor Short Message Service), een via de telefoon te versturen berichtje, is te vergelijken met het telegram. Het asynchrone communicatiemiddel SMS, aanvankelijk bedoeld als medium om bijvoorbeeld weersvoorspellingen en beursinformatie mee door te geven (Ling, 2002), heeft zich binnen een decennium ontwikkeld tot de geprefereerde vorm van interactie onder jongeren (Ling, 2005). De band die jongeren met de mobiele telefoon en de SMS-functie ervan hebben, is veelvuldig onderzocht. Deze subgroep zou een unieke band hebben met de mobiele telefoon (Ling, 2002). Niet alleen hebben zij de vaardigheden en competentie de mobiele telefoon te gebruiken, de jongste gebruikers zien het zelfs als iets natuurlijks (Lorente, 2002) en schrijven de mobiele telefoon menselijke eigenschappen toe (Oksman & Rautiainen, 2002). Mante en Piris (2002) stellen dat er een wisselwerking is tussen de jongerencultuur in Nederland en het gebruik van de mobiele telefoon. Door onder meer het veelvuldige gebruik van de SMS-functie onderscheiden Nederlandse jongeren zich van de rest van de Nederlandse populatie in hun gebruik van de mobiele telefoon (Mante & Piris, 2002). Ook binnen de SMS-functie onderscheiden jongeren zich: mensen onder de 19 voegen vaker begroetingen en afsluitingen aan een SMS toe dan mensen ouder dan 19 (Ling, 2005). Het SMS-en is inmiddels een integraal deel van de jongerencultuur en beïnvloedt de cultuur op een unieke wijze (Mante & Piris, 2002). Economische factoren beïnvloeden de keuze voor bepaalde (communicatie)technologieën (Grinter, Palen & Eldridge, 2006) en de verklaring voor de populariteit van SMS-en in het algemeen is dan ook onder meer te vinden in de lage kosten (Ling, 2004; Crystal, 2008:93).
1
Voor jongeren speelt in grote mate tevens mee dat SMS-en een indicator vormt voor de mate waarin iemand erbij hoort (Crystal, 2008:93). 1.1.2. SMS-taal ter discussie SMS-jes worden door populaire media en andere critici als grammaticaal en stilistisch beperkt bestempeld (Habluetzel, 2007). Een treffend voorbeeld is te vinden in een artikel in de Guardian, waarin Sutherland (2002) stelt dat SMS-taal – de specifieke taal die in SMS-jes gebruikt wordt, ook omschreven als netlingo (Thurlow, 2004) en textspeak (Crystal, 2004) – dient om dyslexie, slechte spelling en mentale luiheid te verbloemen, en SMS-en schrijfkunst voor ongeletterden is. Baron (2008:169) suggereert dat er mogelijk een generatie taalgebruikers opgevoed wordt die zich oprecht niet interesseert in een hele reeks taalregels. Er is een algemene bezorgdheid geuit dat SMS-en een daling van de geletterdheid bevordert en volgens sommigen zelfs taal in zijn geheel schaadt (Crystal, 2008:7). De vraag is of deze conclusies niet te kort door de bocht zijn. Het feit dat de SMS-technologie zo nieuw is, maakt het moeilijker om te bepalen of SMS-en taal te gronde richt (Baron, 2008:172). Er zijn volgens Crystal (2008:7) nauwelijks onderzoeken die inzicht bieden in wat er precies gebeurt met taal wanneer mensen SMS-en. Hij stelt dat de linguïstische processen waar bij SMS-en sprake van is, eeuwen oud zijn (Crystal, 2008:27) en dat een overdreven en vervormd beeld van dat wat jongeren doen wanneer ze SMS-en, profetieën van een naderende taalkundige ramp heeft aangewakkerd (Crystal, 2008:7). Verscheidene onderzoekers schrijven jongeren hoger aan en geven alternatieve verklaringen voor het gebruik van SMS-taal. Habluetzel (2007) stelt dat jongeren doorgaans meer neigen te experimenteren dan volwassenen en creatiever zijn met tekst in hun SMS-jes. De condities van een SMS vereisen een zorgvuldig productieproces (Habluetzel, 2007), en het taalgebruik wordt hier op creatieve en effectieve wijze aan aangepast (Hård af Segerstad, 2005). Het gebruik van SMS-taal functioneert voor jongeren als een middel om de competentie in SMS-en en opname in een door hun gewaardeerde jeugdbeweging te demonstreren (Green, 2003). Gedeeld SMS-gedrag laat zien dat je tot dezelfde groep behoort (Crystal, 2008:93). Mante en Piris (2002) stellen dat de noodzaak om SMS-jes kort te houden, gecombineerd met de drang tot identificatie met leeftijdsgenoten en de emancipatie van ouders, als achtergrond voor de ontwikkeling van SMS-taal kan worden gezien. Jongeren zijn noch achterlijk, noch onbeholpen binnen hun groep leeftijdsgenoten en weten precies wat ze doen (Crystal, 2008:163). Het is door de grote invloed van de jongerencultuur op SMS-taal voor volwassenen – en overige buitenstaanders – bijna onmogelijk de taal correct te gebruiken (Mante & Piris, 2002). Ondanks dat er volgens Crystal (2008:24) waarschijnlijk minder dan vijf procent gebruikt wordt van de lijsten van afkortingen en emoticons (van beide types zijn meer dan 500 stuks opgenomen), zijn de ‘moderne hiëroglyfen’ zo complex dat zelfs jongeren hun SMS-jes vaak met geduld moeten ontcijferen (Thurlow, 2003). Dan nog ontstaan er soms misverstanden (Klimsa, 2006). Andere factoren die het SMS-en voor volwassenen bemoeilijken zijn de onbekendheid met de SMS-functie (Soriano, Raikundalia & Szaiman, 2006) en het gebrek aan competentie om met technologische veranderingen om te gaan (Thurlow, 2003). Het feit dat volwassenen niet om zouden kunnen gaan met SMS-taal is een voor jongeren gewenst effect (Mante & Piris, 2002).
2
1.1.3 SMS-gedrag en ontvanger Mensen – en dus jongeren – passen hun vocabulaire en stijl aan de context aan (Habluetzel, 2007). Dat betekent dat het SMS-gedrag mogelijk afhangt van onder meer degene waarmee gecommuniceerd wordt. Mensen verdelen zich universeel in spontane en homogene groepen, namelijk in us (de ingroup) en them (de outgroup) categorieën (Allport, 1954). Volwassenen vallen voor jongeren eerder in de outgroup, de leeftijdsgenoten waarmee jongeren omgaan bevinden zich in de ingroup. Mensen zouden zich meer op hun gemak voelen bij hun eigen groep (Dovidio, Kawakami & Johnson, 1997). Logischerwijs beperkt contact met de outgroup zich daardoor tot dat wat onvermijdelijk is, waardoor de aard van contact met de ingroup en outgroup verschilt. De totstandkoming van (SMS-)gedrag tegenover zowel de ingroup als outgroup is te verklaren met de Communication Accommodation Theory (CAT) van Giles en Ogay (2006). Het doel van de theorie is het voorspellen en verklaren van aanpassingen die individuen maken om sociale afstand in interactie te creëren, te onderhouden of te verlagen. Volgens CAT gebruiken individuen communicatie deels om attitudes tegenover elkaar aan te duiden. Centraal in de theorie staat convergentie; het aanpassen van gedrag aan de gesprekspartner wat betreft linguïstische, paralinguïstische en non-verbale elementen. In het geval van SMS-gedrag gaat het om linguïstische elementen. Een belangrijk motief voor convergentie is het verlangen naar goedkeuring van een ander. De tegenhanger van convergentie is divergentie; het verlangen om onderscheiding van een gesprekspartner te benadrukken. De vooronderstelling is dat er een positieve relatie is tussen de gelijkenis met een gesprekspartner enerzijds en het respect dat hij/zij voor de interactant heeft en de te verwachten sociale beloningen anderzijds. Convergentie bevordert de effectiviteit van communicatie en verlaagt interpersoonlijke bezorgdheid, maar kan ook verlies van persoonlijke of sociale identiteit met zich meebrengen. Hogg, D’Agata en Abrams (1989) concluderen dat convergentie bij communicatie van een student met een docent – lid van de outgroup – ertoe kan leiden dat leden van de ingroup – denk aan de vriendenkring – de student als afvallige kunnen zien. Een delicate balans tussen convergentie en divergentie blijkt vereist (Giles & Ogay, 2006). CAT benadrukt dat interactanten verwachtingen hebben over optimale niveaus van aanpassing aan gesprekspartners. Deze verwachtingen zijn gebaseerd op stereotypes over leden van de outgroup en op sociale en situationele normen. Communicatie wordt volgens CAT eveneens beïnvloed door de socio-historische context van de interactie. De indeling in ingroup en outgroup uit zich mogelijk dan ook in verschillen tussen de SMS-jes naar beide groepen. Als het zo is dat SMS-taal overwegend voor de ingroup gereserveerd wordt, kan dit taalgebruik de indeling in ingroup en outgroup verder stimuleren. 1.1.4 SMS-gedrag en thema Volgens de beleefdheidstheorie van Brown en Levinson (1978) kunnen de zender en de ontvanger gezichtsverlies lijden door een gezichtsbedreigende uitspraak: een Face Threatening Act (FTA). Om gezichtsbedreiging te voorkomen, dient de communicatiestrategie te worden aangepast aan de situatie. De keuze voor een strategie is afhankelijk van de machtsverhouding, de sociale afstand en de inbreuk van de handeling op zich. Het onderwerp van gesprek heeft het meest betrekking op de inbreuk. Volgens een aangepaste versie van Huls (2001) van de beleefdheidstheorie zijn er vier beleefdheidsstrategieën: (1) direct zonder omhaal, (2) direct met solariserende middelen, (3) direct met respectvolle
3
middelen en (4) indirect. Een voorbeeld van een situatie met een relatief klein risico op gezichtsbedreiging is een SMS met kleine inbreuk, dus bijvoorbeeld één waarin iemand wordt uitgenodigd voor een feest. Hierbij kan ervoor gekozen worden om direct en zonder omhaal te communiceren (kom je ook?) of direct maar met solariserende middelen (omdat we allebei van muziek houden wil ik je uitnodigen). Deze twee strategieën worden door jongeren voornamelijk gebruikt bij een kleine machtsverhouding en kleine sociale afstand: de ingroup dus. Een voorbeeld van een situatie met een relatief groot risico op gezichtsbedreiging is een SMS met grote inbreuk, dus bijvoorbeeld waarin een afspraak wordt afgezegd. Hierbij kan ervoor gekozen worden om direct maar met respectvolle middelen te communiceren (het spijt me zeer dat ik zal moeten afzeggen) of indirect te communiceren (ik ben zo ziek dat ik helaas niet kan opstaan). Deze twee strategieën worden door jongeren ook vooral gebruikt bij een grote machtsafstand met de jongere als ondergeschikte, en een grote sociale afstand. Het onderwerp van gesprek en de group waarmee gecommuniceerd wordt, lijken dus meestal tot dezelfde strategie te leiden. Thurlow (2003) stelde voor de linguïstische vormen en communicatieve functies van SMS een indeling op. Hierin staan de functionele categorieën van relationele en informatieve dimensies van SMS-communicatie op een continuüm naar de mate van intimiteit. Figuur 2 toont de negen categorieën. Bij contact met de outgroup is over het algemeen sprake van een lage intimiteit en een hoge transactionele oriëntatie, de categorieën die Thurlow (2003) als informatief beschouwt. Een SMS waarin een werkafspraak wordt afgezegd valt bijvoorbeeld in de categorie ‘praktische afspraak’, waarbij de mate van intimiteit laag is. Bij contact met de ingroup is met name sprake van een hoge intimiteit – de relationele categorieën – hoewel bij hen ook sprake kan zijn van contact van informatieve aard. Een SMS met een uitnodiging voor een feest valt bijvoorbeeld in de categorie ‘sociale afspraak’, waarbij sprake is van een relatief hoge mate van intimiteit. Thurlow (2003) benadrukt dat een individuele SMS ook tot meerdere categorieën kan behoren. 1.1.5 Conventies in SMS-gedrag Er lijkt hoofdzakelijk onderzoek te zijn gedaan naar sociologische en tekstuele aspecten van SMS-jes. Onderzoek naar linguïstische aspecten is schaars (Kul, 2007) en het verschil tussen SMS-jes naar de in- en outgroup qua SMS-taal lijkt nog niet te zijn onderzocht. Drouin en Davis (2009) onderzochten of studenten het gepast vonden om in SMS-taal naar hun leraren te e-mailen; slechts enige studenten gebruikten SMS-taal en de studenten bleken het ongepast te vinden om in zulke taal te mailen. Crystal (2008:152) stelde vast dat jongeren het gebruik van SMS-taal in schoolwerk niet gepast vinden. In deze twee onderzoeken gaat het om SMS-taal naar leden van de in- en outgroup in een niet-simultane communicatiesituatie, maar niet specifiek het SMS-gedrag. Buzzanell, Burrel, Stafford en Berkowitz (1996) concludeerden dat er wanneer studenten een bericht op het antwoordapparaat van een docent inspreken, sprake is van convergentie en van de aanpassing van taalkeuze en enige eigenschappen van berichten om zo gelijkenis te creëren. Onderzoek van de Nationale Jeugdraad (2009) onder 1783 jongeren uit Nederland en Vlaanderen wijst uit dat 85 procent vindt dat een e-mail voor een opleiding of werk goed Nederlands taalgebruik vereist. In deze twee onderzoeken gaat het om leden van de in- en outgroup in een niet-simultane communicatiesituatie, maar niet specifiek het SMS-gedrag. Uit het onderzoek van de Nationale Jeugdraad (2009) blijkt verder dat vrijwel alle jongeren het belangrijk vinden om goed Nederlands te spreken en schrijven, en dat zij vinden dat met
4
volwassenen – waaronder de outgroup – beleefder hoort te worden gesproken. Bepaalde begroetingen, scheldwoorden en sommige dialectwoorden kunnen alleen bij vrienden worden gebruikt (Nationale Jeugdraad, 2009). Wat taalgebruikers als leden van sociale gemeenschappen leren is hoe en wanneer wat tegen wie te zeggen of schrijven (Baron, 2008:172). De ‘taaletiquette’ is afhankelijk van het soort technologie (Marx, 1994) en een nieuwe technologie zoals SMS kan eerder geaccepteerde normen beïnvloeden (Preece, 2004). Omdat taalgebruik in SMS relatief nieuw is, zijn gebruikers nog in het proces van vaststellen van conventies die de nieuwe regels worden (Baron, 2008:172). Brennan en Ohaeri (1999) stellen dat ervaring met een medium de ongewenste effecten kan voorkomen. Een ervaren gebruiker van SMS, over het algemeen een jongere, kan zo bijvoorbeeld voorkomen dat een te verzenden SMS onbeschoft overkomt en een verkregen ambigu bericht op juiste wijze – bijvoorbeeld als niet onbeschoft – interpreteren, 1.1.6 SMS-gedrag samengevat Jongeren vormen de subgroep die de SMS-functie het meest gebruikt en er het best mee bekend is. Het SMS-gedrag van de groep lijkt afhankelijk te zijn van degene waarmee ze communiceren en het onderwerp van de SMS. Af te vragen is in hoeverre uit het taalgebruik blijkt of deze factoren het SMS-gedrag inderdaad beïnvloeden. Is het taalgebruik in een SMS naar een lid van de ingroup bijvoorbeeld persoonlijker – informeler en minder conventioneel – dan het taalgebruik naar een lid van de outgroup? En is het taalgebruik in een relationele SMS met een klein risico op gezichtsbedreiging persoonlijker dan het taalgebruik in een informatieve SMS met een groot risico op gezichtsbedreiging?
1.2 Vormen van SMS-taal Een SMS bestaat uit drie onderdelen, waarvan twee in te delen in tekstkader en één in boodschap. Het tekstkader is de conventionele vormgeving van het bericht. In figuur 3 zijn de gelijkenissen van de SMS met het genre ‘brief’ te zien: er is sprake van een aanhef, boodschap en afsluiting. 1.2.1 Tekstkader In figuur 4 zijn de drie bestanddelen – en hun invullingen – te zien die voor het tekstkader zijn onderzocht: de aanhef, afsluiting en aanspreekvorm. Aan de hand van de eerste twee kunnen conventionele vormkenmerken worden geanalyseerd. De aanhef bestaat uit drie invullingen, namelijk de begroeting (bv. hoi), de aanspreektitel (bv. mevrouw Jansen) en afsluitende tekens (leestekens en/of smileys). Deze invullingen zijn niet per definitie aanwezig. De afsluiting van SMS-jes bestaat eveneens uit maximaal drie invullingen, namelijk een afsluitende groet (bv. groetjes), teken(s) en de naam van de zender. Deze laatste invulling wordt gevormd uit een voornaam, achternaam en/of verbastering daarvan. Naast de aanhef en afsluiting valt onder het tekstkader de manier waarop de zender naar de ontvanger en zichzelf refereert; de aanspreekvorm. 1.2.2 Boodschap
5
In figuur 5 zijn de analyseonderdelen van de boodschap weergegeven: dat wat overblijft van een SMS zonder de aanhef en afsluiting. Binnen de boodschap leiden de intenties van de zender tot de inhoud, die met verschillende middelen wordt gerealiseerd. Er zijn vier intenties, namelijk appelerende, referentiële, expressieve en relationele. Met de appelerende boodschap wordt de kern overgebracht: de feitelijke afmelding (ik kan niet komen) of uitnodiging (kom je ook?). De referentiële boodschap bestaat uit het informeren van de ontvanger (de voorstelling begint om 19:00). De expressieve boodschap behelst de uitdrukking van eigen gevoelens, motieven en overwegingen: het verzachten van de omstandigheden in een afzeg-SMS (het spijt me), het enthousiasmeren in een uitnodigings-SMS (het wordt lache). Met de relationele boodschap wordt het beregelen van onderlinge verstandhouding bedoeld (hoeist?). De middelen waarmee deze intenties uitgedrukt worden, zijn te onderscheiden in lexicaal, orthografisch en symbolisch taalgebruik. Er wordt hier specifiek naar onconventioneel taalgebruik gekeken: SMS-taal. Hoewel het woord ‘conventioneel’ normaliter slaat op dat wat door de gewoonte voorgeschreven is (Van Dale) en gebruik van SMS-taal voor jongeren gewoonte kan zijn, wordt de term gebruikt om het onderscheid tussen gangbaar taalgebruik (conventioneel) en SMS-taal (onconventioneel) aan te duiden. Het schema in figuur 6 laat zien dat er in SMS-taal vier soorten lexicale aanpassingen zijn (lenen, verruimen, afkorten, vervangen). Er zijn vijf orthografische aanpassingen, onder te verdelen in twee orthografische groepen: op basis van uitspraak (verklanken en benadrukken) en spelling (indikken, weglaten, schenden) (Androutsopoulos, 2000; Davies, 1987). Er zijn twee soorten symbolische aanpassingen (emoticons en tekens). Bij elk type aanpassing is er in het schema een aantal voorbeelden gegeven. Lexicale aanpassingen gaan over de toekenning van betekenis aan woordvormen (Den Ouden & Van Wijk, 2007). Bij lenen worden woorden van een andere taal – momenteel meestal Engels – overgenomen en verbasterd (bv. relaxen). Bij verruimen wordt aan een bestaand woord een nieuwe betekenis gegeven (bv. zwaar, wat erg betekent) Bij afkorten wordt een deel van het woord behouden. Dit kan het begindeel zijn (misschien wordt miss) of het einddeel (natuurlijk wordt tuurlijk). Onder vervanging vallen woorden die een geheel zinsdeel kunnen vervangen zoals beter, wat staat voor ik raad je aan. Orthografische aanpassingen betreffen de manier waarop woorden geschreven worden (Den Ouden & Van Wijk, 2007). Onder op uitspraak gebaseerde aanpassingen vallen twee types. Bij verklanken wordt een woordvorm zo gespeld als je het uitspreekt (bv. vinduh). Bij benadrukken wordt een woordvorm benadrukt door het gebruik van hoofdletters (GRATIS), de herhaling van letters (zooooooo) en/of leestekens (???!!!). Onder op spelling gebaseerde aanpassingen vallen drie types. Bij indikken worden een groep letters ingekort door vervanging door cijfers (bv. wachten wordt w88) of letters (bv. keer wordt x). Bij weglaten worden letters – vooral klinkers – geschrapt (bv. inderdaad wordt idd) of wordt een zin ingekort tot slechts de beginletters ervan (be right back wordt brb). Bij schenden worden opzettelijk spelfouten gemaakt (bv. sorry wordt zorry) Symbolisch taalgebruik betreft de manier waarop met beeld iets duidelijk wordt gemaakt: beeldtaal. Hier vallen twee soorten onder. Bij emoticons wordt met letters, cijfers en/of tekens een beeld gemaakt dat iets uitdrukt. Het is meestal een gezichtsuitdrukking, zoals bij :’(. Bij tekens worden tekens in plaats van een woord gebruikt. Het voegwoord en wordt bijvoorbeeld vervangen door een rekenkundige plus (+).
6
Slordigheden in spelling en spelfouten door onkunde behoren – in tegenstelling tot met opzet gemaakte, speelse spelfouten – niet tot de middelen. Verder zijn verschillen in het al dan niet gebruiken van hoofdletters voor een nieuwe zin, buiten beschouwing gelaten.
1.3 Invloed van mediërende factoren Bij het schrijven van een SMS is sprake van een zorgvuldig productieproces en aangezien communicatie contextafhankelijk is (Habluetzel, 2007), is te verwachten dat SMS-gedrag afhankelijk is van verschillende factoren, gerelateerd aan persoon en taalgedrag. 1.3.1. Moderatoren in persoon Er zijn twee mediërende factoren met betrekking tot persoon. De eerste factor is de subgroep waartoe de zender behoort. In onderzoek naar SMS-gedrag vormen jongeren een geschikte onderzoeksgroep: zij behoren tot de subgroep die het best met de SMS-functie en SMS-taal bekend is en er het meest gebruik van maakt. Het is daarmee bij deze groep het meest waarschijnlijk dat er sprake is van variatie in taalgedrag. De tweede factor die taalgedrag mogelijk beïnvloedt is het opleidingsniveau. Zoals gesteld beïnvloeden economische factoren de keuze voor bepaalde (communicatie)technologieën (Grinter, Palen & Eldridge, 2006) en is SMS-en een aantrekkelijke manier van communiceren door de lage kosten (Ling, 2004). De subgroep gevormd door MBO-jongeren zou volgens deze redenering het meest van de SMS-functie gebruik maken; zij hebben over het algemeen door hun leeftijd niet veel geld én behoren door hun opleidingsniveau tot een bevolkingsgroep met een gemiddeld relatief lage sociaal-economische status. Ervaring met een medium beïnvloedt het gebruik ervan en zorgt ervoor dat gebruikers communicatie eerder zo interpreteren als door de zender bedoeld (Brennan & Ohaeri, 1999). MBO-leerlingen behoren over het algemeen tot dezelfde leeftijdscategorie – die van de subgroep jongeren –, wat de homogeniteit van deze groep bevordert.
1.3.2 Moderatoren in taalgedrag Er zijn vijf mediërende factoren met betrekking tot taalgedrag. De eerste factor die taalgedrag beïnvloedt is de group (ingroup/outgroup) waartoe de ontvanger van een SMS behoort. Naar een lid van de ingroup zal waarschijnlijkheid anders worden geschreven dan naar een lid van de outgroup. Vrienden kunnen worden gezien als representatief voor de ingroup, en leraren als representatief voor de outgroup. De tweede factor is het thema van een SMS. Twee uitersten in thema zijn SMS-jes met een uitnodiging en met een afzegging. Bij een bericht van het type uitnodiging en één van het type afzegging is bijvoorbeeld sprake van respectievelijk een meer informatief en een meer relationeel bericht en zijn een lagere en hogere mate van intimiteit vertegenwoordigd. Een uitnodiging en een afzegging brengen respectievelijk goed en slecht nieuws. Daarnaast is er bij een uitnodiging een laag risico op gezichtsverlies en gaat het bij een afzegging om een hoog risico. De SMS-jes verschillen in aard en (linguïstische) context. De derde factor waarvan taalgedrag afhankelijk kan zijn, zijn de onderdelen van het tekstkader van een SMS: de aanhef kan bijvoorbeeld meer geschikt of aantrekkelijker zijn voor het gebruik van SMS-taal dan de afsluiting. De vierde factor
7
waarvan variatie in taalgedrag afhankelijk kan zijn, zijn de intenties van de boodschap. De vijfde – en laatste – factor waarvan variatie in taalgedrag afhankelijk kan zijn wordt gevormd door de middelen van de boodschap. Bepaalde intenties of middelen lenen zich mogelijk beter voor het gebruik van SMS-taal dan anderen.
1.4 Onderzoeksvragen Er worden zeven hypotheses getoetst over het SMS-gedrag van MBO-jongeren (in het verloop van de tekst ook ‘jongeren’ genoemd). De eerste drie hypotheses worden getoetst aan de hand van een productie-experiment. De overige hypotheses aan de hand van een perceptie-experiment, waarvan de eerste drie betrekking hebben op waardering en de overige twee op correctie. 1.4.1 Productie De invulling van een SMS is volgens de hypotheses afhankelijk van de ontvanger (vrienden/leraren), het thema (afzegging/uitnodiging) en de specifieke intentie per zin(sdeel) (appelerend, relationeel, expressief of referentiëel). Gedoeld wordt op de mate waarin het taalgebruik persoonlijk is. Onder persoonlijk vallen de conventionaliteit en formaliteit: hoe persoonlijker de SMS, hoe informeler en/of minder conventioneel, en hoe minder persoonlijk de SMS, hoe formeler en/of meer conventioneel. Met conventionaliteit wordt het onderscheid tussen gangbaar taalgebruik (conventioneel) en SMS-taal aangeduid. Met formaliteit wordt de mate waarin een uiting stijf of vormelijk is, bedoeld. Conventionaliteit valt onder formaliteit, omdat onconventionele uitingen – op een enkele uitzondering na – informeel zijn, terwijl informele uitingen zowel conventioneel als onconventioneel kunnen zijn. Hypothese H1 stelt dat de invulling van een SMS afhangt van de ontvanger ervan. Naar vrienden – leden van de ingroup – wordt onconventioneler en informeler geschreven dan naar leraren – leden van de outgroup. Hypothese H2 stelt dat de invulling van een SMS afhangt van het thema – dus het onderwerp van de SMS. Het taalgebruik in een uitnodiging zou bijvoorbeeld persoonlijker zijn dan dat in een afzegging. Hypothese H3 gaat er vanuit dat de invulling van een zinsdeel afhangt van de specifieke intentie. Een zin(sdeel) van relationele of expressieve aard is persoonlijker dan een zin(sdeel) van appelerende of referentiële aard. H1 H2 H3
De invulling van een SMS hangt af van de persoon aan wie deze gericht is; een SMS aan een vriend is onconventioneler en informeler dan een SMS aan een leraar. De invulling van een SMS hangt af van het thema ervan; een SMS met een uitnodiging is onconventioneler en informeler dan een SMS met een afmelding. In een tekstblok hangt de invulling van een zin(sdeel) af van de specifieke intentie ervan; fragmenten met een relationele of expressieve bedoeling zijn onconventioneler en informeler dan fragmenten met een appelerende of referentiele bedoeling.
1.4.2 Perceptie: waardering De waardering wordt gevormd door de waardering van het bericht zelf en de waardering van de zender (het imago). Volgens hypothese H4a wordt een SMS in SMS-stijl hoger gewaardeerd als de ontvanger een vriend(in) is dan wanneer het een leraar/lerares betreft. Volgens H4b wordt een bericht in ABN-stijl hoger gewaardeerd als de ontvanger een
8
leraar/lerares is. Hypothese H4a en H4b stellen dus dat de ontvanger invloed heeft op de waardering. Hypothese H5a voorspelt dat een bericht in SMS-stijl hoger wordt gewaardeerd als de boodschap minder gezichtsbedreigend is, dus wanneer het een uitnodiging betreft. Hypothese H5b stelt dat een bericht in ABN-stijl hoger wordt gewaardeerd als de boodschap meer gezichtsbedreigend is, dus wanneer het een afzegging betreft. Hypothese H5a en H5b stellen dus dat het thema (uitnodiging/afzegging) invloed heeft op de waardering. H4a H4b H5a
H5b
Een bericht in SMS-stijl wordt hoger gewaardeerd indien deze gericht is aan een vriend(in). Een bericht in ABN-stijl wordt hoger gewaardeerd indien deze gericht is aan een leraar/lerares. Een bericht in SMS-stijl wordt hoger gewaardeerd wanneer de boodschap minder gezichtsbedreigend is: in SMS-stijl wordt een uitnodiging hoger gewaardeerd dan een afzegging. Een bericht in ABN-stijl wordt hoger gewaardeerd wanneer de boodschap meer gezichtbedreigend is: in ABN-stijl wordt een afzegging hoger gewaardeerd dan een uitnodiging.
1.4.3 Perceptie: correctie Hypothese H6 stelt dat jongeren een SMS in SMS-stijl meer corrigeren als deze naar een leraar/leraar wordt gestuurd dan naar een vriend(in). De hoeveelheid correcties zou dus afhankelijk zijn van de ontvanger. Hypothese H7 stelt dat een bericht in SMS-stijl meer aangepast wordt wanneer de boodschap van de SMS in sterkere mate een gezichtsbedreigend karakter heeft. De hoeveelheid correcties zou afhankelijk zijn van het thema. Bij een afzegging zou meer gecorrigeerd worden dan bij een uitnodiging. H6 H7
Een bericht in SMS-stijl wordt meer gecorrigeerd wanneer de ontvanger een leraar is. Een bericht in SMS-stijl wordt meer gecorrigeerd wanneer de boodschap een sterk gezichtsbedreigend karakter heeft: bij een afzegging wordt meer gecorrigeerd dan bij een uitnodiging.
9
2 PRODUCTIE-EXPERIMENT 2.1 Methode 2.1.1. Materiaal Er zijn twee factoren onafhankelijk van elkaar gevarieerd. De eerste factor was de aard van het bericht, de tweede factor de positie van de ontvanger. Voor de variatie in de aard van het bericht zijn er twee scenario’s opgesteld waarin een jongere de opdracht kreeg om een SMS te versturen: het eerste scenario betrof het versturen van een uitnodiging voor een schoolfestival, het tweede scenario het afzeggen van een afspraak voor een schoolproject wegens ziekte. In beide scenario’s is sprake van een afspraak zoals door Thurlow (2003) omschreven in zijn indeling in functionele categorieën van relationele en informatieve dimensies van communicatie. De primaire functie van het uitnodigingsscenario betreft een sociale afspraak, die van het afzegscenario een praktische. Voor de variatie in de positie van de ontvanger worden de berichten naar een leraar/lerares en vriend(in) gestuurd. De uitnodigings-SMS wordt naar een oud-leraar of een oude vriend gestuurd, de afzeg-SMS naar een lerares of een vriendin. De schetsen die hetzelfde scenario betroffen zijn zo gelijk mogelijk gemaakt. In kader 1 zijn de schetsen voor het uitnodigen en het afzeggen weergegeven. In kader 2 zijn vier instructies te zien, twee voor de uitnodigings-SMS (naar een vriend en leraar) en twee voor de afzeg-SMS (naar een vriendin en lerares).
10
2.1.2 Samenstelling respondentgroep In totaal namen 38 fotografiestudenten van een MBO-opleiding te ’s-Hertogenbosch deel, waarvan 16 mannen en 22 vrouwen. De gemiddelde leeftijd was 20.1 jaar (sd = 1.48) en de respondenten varieerden in leeftijd van 18 tot en met 23 jaar. Er was een licht leeftijdverschil tussen de geslachten (man: 20.69 jaar, vrouw: 19.77 jaar, t (36) = 1.95, p=.06). 2.1.3 Procedure De schrijfopdracht werd in februari 2009 tijdens de reguliere lesuren tweemaal klassikaal gemaakt en nam 15 minuten in beslag. De proefpersonen is gevraagd een schrijfopdracht te maken met de uitleg dat hun hulp nodig was om inzicht te kunnen krijgen in SMS-gedrag van jongeren. Verzocht is niet te overleggen tijdens het maken van de opdrachten. In kader 3 is de algemene instructie te zien die de leerlingen kregen. Daarnaast werd bij elk van de vier schrijftaken een korte instructie geleverd waarin de respondent is gevraagd de persoon in kwestie uit te nodigen/ af te zeggen middels een SMS van minimaal 100 tekens, op te schrijven in een bijgevoegd antwoordveld. De respondent is verzocht alles te noteren wat deze normaliter zou verzenden. De schrijftaakjes zijn in alle mogelijke volgordes gezet, wat resulteerde in 24 varianten van de schrijfopdracht. Deze zijn allen twee keer uitgeprint en willekeurig uitgedeeld. Voor de persoonlijke gegevens zijn de respondenten gevraagd geslacht en leeftijd aan te geven. 2.1.4 Analyse De SMS-berichten uit het corpus zijn op kwalitatieve wijze geanalyseerd middels een inventarisatie per bestanddeel en invulling van het tekstkader. Alle uitingen zijn individueel op mate van persoonlijkheid, dus conventionaliteit en formaliteit, ingedeeld. Bij conventionaliteit is gekeken of er wel of niet sprake was van gangbaar taalgebruik. Bij formaliteit is gekeken of de uitingen formeel – met andere woorden stijf of vormelijk – waren. Conventionaliteit valt hierbij onder formaliteit, omdat onconventionele uitingen veelal informeel zijn, terwijl informele uitingen niet per definitie onconventioneel zijn. Het taalgebruik
11
in de uiting lief zusje is bijvoorbeeld informeel, maar wel conventioneel en kan worden geclassificeerd als informeel-conventioneel. Het taalgebruik in de uiting superchill is naast informeel ook niet gangbaar, en te classificeren als informeel-onconventioneel. Dit resulteerde in vier hoofdcategorieën: formeel-conventioneel, formeel-onconventioneel, informeel-conventioneel en informeel-onconventioneel. Elke uiting van de aanhef en afsluiting is tevens op intensiteit (sterk/zwak) ingedeeld, om ook binnen conventionaliteit en formaliteit een verdere indeling te kunnen maken in de mate waarin een uiting (on)conventioneel en (in)formeel was. Hoewel geachte en beste bijvoorbeeld allebei formeel en conventioneel van aard zijn, is de aanspreektitel geachte in deze categorie bijvoorbeeld een sterkere variant dan beste. Bij de uitingen in de boodschap is bij onconventioneel/informeel taalgebruik onderscheid gemaakt tussen simpele en samengestelde uitingen. In geval van een simpele uiting is er sprake van één type middel, in geval van een samengestelde uiting is er sprake van 2 of meer types middelen in dezelfde uiting. Een voorbeeld van een simpele uiting is het woord super, waarbij sprake is van alleen verruimen. Op het moment dat er spr (super) van gemaakt wordt, is er niet alleen sprake van het middel verruimen, maar ook van het middel weglaten. Elk(e) zin(sdeel) is onderverdeeld in één van de middelen. Ook is de intentie van elk van deze uitingen bepaald. 2.1.5 Statistische verwerking van de gegevens Bij het tekstkader zijn de verdelingen binnen aanhef, afsluiting en aanspreekvorm geëvalueerd met een logistische regressie met als factoren Ontvanger (vrienden/leraren) en Thema (uitnodiging/afzegging). Bij de boodschap zijn de frequenties van de intenties geëvalueerd met een twee-weg ANOVA met als factoren Ontvanger en Thema.
12
2.2 Resultaten 2.2.1 Tekstkader Aanhef In tabel 1 zijn de in de SMS-jes gebruikte begroetingen, aanspreekvormen en tekens weergegeven en ingedeeld naar conventionaliteit, formaliteit en intensiteit. Leestekens gebruikt om aanspreekvormen te verkorten, zoals mevr. Jansen, zijn als onderdeel van de aanspreekvorm gezien, en niet tot de tekens gerekend. tabel 1: de invulling van de aanhef in relatie met Formaliteit, Conventionaliteit en Intensiteit
formeel conventioneel sterk zwak Beste begroeting Geachte
aanspreek- Heer Jansen vorm Mevrouw T. Jansen
tekens
, (komma)
onconventioneel sterk zwak – –
conventioneel sterk zwak Hallo Hoi Dag
Meneer Jansen Arie Jansen Mevrouw Jansen Tineke Jansen
Mevr. Jansen Mw Jansen
Mr Jansen Mevr Jansen
Arie Tineke Rob Nicole
–
. (punt)
–
!
informeel onconventioneel sterk zwak He/ Hee Hey/ Heey Ha Heej/ Hej/ Hoihoi Hj/ Eej/ Ey/ Eys/ Ej/ Yo/ Joh He Jow Haay
Lieverd Man Lief Gast Juf Maat Die Arie Nic Dikke Mop
!! …
Dude Bert Up Babe ARIE Robbie Roooooob ROB Nicske :) =D
In tabel 2 is voor de aanhef voor beide ontvangers de verdeling qua conventionaliteit/formaliteit weergegeven per invulling. Er was een effect van Ontvanger bij begroeting (χ²(2)= 86.77, p<.01), aanspreektitel (χ²(3)= 50.89, p<.01) en tekens (χ²(3)= 10.08, p<.025). Bij leraren werd bij iedere invulling meer conventionele/formele vormen gebruikt dan bij vrienden. tabel 2: voor de aanhef per type Ontvanger de realisering van de invullingen in relatie met Formaliteit en Conventionaliteit (in percentages)
begroeting aanspreektitel tekens
formeel conventioneel 25 33 65
leraren formeel onconventioneel 9 26
informeel conventioneel 49 53 8
informeel onconventioneel 25 5 2
formeel conventioneel 50
vrienden formeel informeel onconven conven-tioneel tioneel 7 73 18 20
informeel onconventioneel 93 27 12
13
In tabel 3 is voor de aanhef voor beide thema’s de verdeling qua conventionaliteit/formaliteit weergegeven per invulling. Er was een effect van thema bij begroeting (χ²(2)= 13.34, p<.01) en aanspreektitel χ²(3)= 10.16, p<.025; tekens: (χ²(2)= 2.86, p=.414). Bij afzeggingen werden bij iedere invulling meer conventionele/formele vormen gebruikt dan bij uitnodigingen. tabel 3: voor de aanhef per Thema de verdeling in relatie met Formaliteit en Conventionaliteit (in percentages)
begroeting aanspreektitel tekens
formeel conventioneel 9 19 52
uitnodiging formeel informeel onconvenconventioneel tioneel 23 0 60 23 16
informeel onconventi oneel 69 21 10
formeel conventioneel 17 15 63
afzegging formeel informeel onconven conven-tioneel tioneel 34 9 66 22 12
informeel onconventioneel 49 10 3
In tabel 4 is voor de aanhef voor beide ontvangers en thema’s de verdeling qua conventionaliteit/formaliteit weergegeven per invulling. Er was een interactie tussen Ontvanger en Thema bij begroeting (χ²(6)= 92.87, p<.01) en aanspreektitel (χ²(9)= 5.67, p<.01; tekens: χ²(9)= 14.53, p=.105. De verklaarde variantiemaat (Nagelkerke) is voor de begroeting .57 en voor de aanspreektitel .45. In de begroeting en aanspreektitel van een afzeg-SMS werd naar Ontvanger Leraar formeler geschreven dan in een uitnodigings-SMS. Een dergelijke trend was bij de SMS-jes naar Ontvanger Vriend niet zichtbaar. tabel 4: voor de aanhef per Thema en type Ontvanger de realisering van de invullingen in relatie met Formaliteit en Conventionaliteit (in percentages)
formeel conventioneel
uitnodiging formeel informeel onconvenconventioneel tioneel
informeel onconventi oneel
formeel conventioneel
afzegging formeel informeel onconven conven-tioneel tioneel
BEGROETING leraren vrienden
17 -
-
42 3
42 97
34 -
-
AANSPREEKTITEL leraren vrienden
40 -
0 -
50 70
10 30
28 -
17 -
informeel onconventioneel
57 11
9 89
56 77
0 23
Afsluiting In tabel 5 is een overzicht te zien van in de afsluiting gebruikte woorden en tekens, ingedeeld naar conventionaliteit, formaliteit en intensiteit. De drie componenten waaruit de afsluiting bestaat, zijn een afsluitende groet (groetjes), de eventuele aanwezigheid van teken(s) (leestekens en/of smileys) en de naam van de zender. Wanneer in een component twee aparte uitingen voorkomen die in verschillende categorieën vallen qua conventionaliteit/formaliteit/intensiteit, bijvoorbeeld in het geval van groetjes x, staan ze slechts apart in het overzicht en wordt de gehele uiting geclassificeerd als degene meest rechts in het overzicht. Leestekens waarmee tussenvoegsels in de naam worden afgekort, zoals Lindsey v. Heessel, zijn niet meegerekend. Wanneer de respondent puntjes,
, of iets gelijksoortigs heeft neergezet op de plek van de naam, is ervan uitgegaan dat hiermee de hele naam bedoeld werd.
14
tabel 5: de invulling van de afsluiting in relatie met Formaliteit, Conventionaliteit en Intensiteit
afsluitende groet
formeel conventioneel onconventioneel sterk zwak sterk zwak Met Groeten Mvg MVG vriendelijke Groet Gr groet Vriendelijke Vr groet groet
tekens
, (komma)
–
naam
–
voor- en achternaam
. (punt)
informeel conventioneel onconventioneel Sterk zwak sterk zwak Groetjes Liefs Peace Grz/ Grtz Tot snel Kus Later Laterz Tot dan Ciao Later man Hug CU/ CY Doeidoei Byebye Dikke kus KUM Pz Ps MZZL LULT x/ xx/ xxx/ Xx/ -x-/ -xxx-/ X/ XXX ! voornaam
voorletter
!!! …
;) <3
mij afkorting voornaam
verbastering voornaam
In tabel 6 is voor de afsluiting voor beide ontvangers de verdeling qua conventionaliteit/formaliteit weergegeven per invulling. Er was een effect van Ontvanger bij de afsluitende groet (χ²(3)= 65.96, p<.01), tekens (χ²(3)= 9.73, p<.025) en naam (χ²(2)= 32.03, p<.01). Bij leraren werden meer conventionele/formele vormen gebruikt dan bij vrienden. tabel 6: voor de afsluiting per type Ontvanger de realisering van de invullingen in relatie met Formaliteit en Conventionaliteit (in percentages)
afsluitende gr. tekens naam
formeel conventioneel 23 45 52
leraren formeel onconventioneel 23 48 48
informeel conventioneel 49 7 -
informeel onconventi oneel 4 -
formeel conventioneel 3 16 13
vrienden formeel informeel onconven conven-tioneel tioneel 12 22 53 16 63 -
informeel onconventioneel 64 16 25
In tabel 7 is voor de afsluiting voor beide thema’s de verdeling qua conventionaliteit/formaliteit weergegeven per invulling. Er was geen effect van Thema (afsluitende groet: χ²(3)= 5.40, p=.15; tekens: χ²(3)= 1.98, p=.58; naam: χ²(2)= 1.10, p=.58). tabel 7: voor de afsluiting per Thema de realisering van de invullingen in relatie met Formaliteit en Conventionaliteit (in percentages)
afsluitende gr. tekens naam
formeel conventioneel 7 29 41
uitnodiging formeel informeel onconvenconventioneel tioneel 20 37 57 7 51
informeel onconventi oneel 37 7 8
formeel conventioneel 19 40 32
afzegging formeel informeel onconven conven-tioneel tioneel 15 34 40 15 57
informeel onconventioneel 31 5 11
15
In tabel 8 is voor de afsluiting voor beide ontvangers en thema’s de verdeling qua conventionaliteit/formaliteit weergegeven per invulling. Er was een interactie tussen Ontvanger en Thema voor de afsluitende groet (χ²(9)= 72.45, p<.01) en naam (χ²(6)= 33.11, p<.01; tekens: χ²(9)= 12.48, p=.19). De verklaarde variantiemaat (Nagelkerke) is voor de afsluitende groet .44 en voor de naam .32. Het interactie-effect was niet duidelijk te determineren. tabel 8: voor de afsluiting een kruistabel met per Thema en type Ontvanger de verdeling in relatie met Formaliteit en Conventionaliteit (in percentages)
formeel conventioneel
uitnodiging formeel informeel onconvenconventioneel tioneel
informeel onconventi oneel
formeel conventioneel
afzegging formeel informeel onconven conven-tioneel tioneel
33 6
21 9
44 24
informeel onconventioneel
AFSLUITENDE GROET leraren vrienden
14 -
26 14
54 19
6 67
TEKENS leraren vrienden
35 18
59 55
6 9
18
58 13
33 50
8 25
13
56 16
-
44 63
21
47 10
-
53 62
29
NAAM leraren vrienden
3 61
Aanspreekvorm Tabel 9 geeft de gebruikte aanspreekvormen weer, namelijk enkelvoudige persoonlijke voornaamwoorden in de eerste (zender) en tweede (ontvanger) persoon. Met andere woorden: er wordt gekeken naar tutoyeren en vousvoyeren. Daarnaast zijn de meervoudige persoonlijke voornaamwoorden wij en we in het overzicht opgenomen. De uitingen zijn ingedeeld naar conventionaliteit en formaliteit. In het geval dat er niet consistent voor gekozen werd de aanspreekvorm al dan niet te laten ontbreken, is de wel gebruikte aanspreekvorm gescoord. Bij sprake van inconsistentie door het gebruik van meerdere vormen in één SMS, zijn de waarden niet meegenomen in de analyse (ontvanger: n=2, zender: n=6). Wij en we zijn slechts van toepassing in het geval dat daarmee niet de zender en ontvanger bedoeld worden, maar de zender en andere(n). tabel 9: de invulling van de aanspreekvorm in relatie met Formaliteit, Conventionaliteit en Intensiteit
zender
ontvanger
formeel conventioneel onconventioneel Ik Me Mij Wij We U Uw
conventioneel
Jij Je Jou
informeel onconventioneel I ‘k/ k Me (Engels)
ontbreken van aanspreekvorm De (als in: komde ook) You
16
In tabel 10 is voor de aanspreekvorm voor beide ontvangers (leraren/vrienden) de verdeling qua conventionaliteit/formaliteit weergegeven per invulling. Er was een effect van Ontvanger bij de aanspreekvorm van de zender (χ²(1)= 8.81, p<.01) en de aanspreekvorm van de ontvanger (χ²(2)= 58.46, p<.001). Bij leraren werden meer conventionele/formele vormen gebruikt dan bij vrienden. tabel 10: voor de aanspreekvorm per type Ontvanger de realisering van de invullingen in relatie met Formaliteit en Conventionaliteit (in percentages)
zender ontvanger
formeel conventioneel 99 53
leraren formeel onconventioneel -
informeel conventioneel 47
informeel onconventi oneel 2 -
formeel conventioneel 86 25
vrienden formeel informeel onconven conven-tioneel tioneel 66 -
informeel onconventioneel 14 10
In tabel 11 is voor de aanspreekvorm voor beide thema’s de verdeling qua conventionaliteit/formaliteit weergegeven per invulling. Er was een effect van Thema bij de aanspreekvorm van de zender (χ²(1)= 4.46, p<.05; aanspreekvorm van de ontvanger: χ²(2)= 3.42, p=.18). Bij de uitnodigings-SMS werden meer conventionele/formele vormen gebruikt dan bij de afzeg-SMS. tabel 11: voor de aanspreekvorm per Thema de realisering van de invullingen in relatie met Formaliteit en Conventionaliteit (in percentages)
zender ontvanger
formeel conventioneel 97 23
uitnodiging formeel informeel onconvenconventioneel tioneel 65
informeel onconventi oneel 3 12
formeel conventioneel 88 27
afzegging formeel informeel onconven conven-tioneel tioneel 67
informeel onconventioneel 12 6
In tabel 12 is voor de aanspreekvorm voor beide ontvangers en thema’s de verdeling qua conventionaliteit/formaliteit weergegeven per invulling. Er was een interactie tussen Ontvanger en Thema voor de aanspreekvorm van de zender (χ²(3)= 12.82, p<.01) en ontvanger (χ²(6)= 59.37, p<.01). De verklaarde variantiemaat (Nagelkerke) is voor de aanspreekvorm van de zender .22 en voor de ontvanger .54. tabel 12: voor de aanspreekvorm per Thema en type Ontvanger de realisering van de invullingen in relatie met Formaliteit en Conventionaliteit (in percentages)
formeel conventioneel
uitnodiging formeel informeel onconvenconventioneel tioneel
informeel onconventi oneel
ZENDER leraren vrienden
100 94
-
-
6
ONTVANGER leraren vrienden
47 -
-
53 77
23
formeel conventioneel
afzegging formeel informeel onconven conven-tioneel tioneel
97 78
-
69 -
informeel onconventioneel
-
3 22
31 90
10
17
2.2.2 Boodschap In tabel 13 is het in de boodschap gebruikte, onconventionele, informele lexicon te zien, met daarbij de eventuele conventionele en/of formele equivalenten ervan. Tabel 14 bevat in de boodschap gebruikt, onconventioneel, informeel orthografisch woordgebruik met de equivalenten ervan. Onconventionele-informele uitingen zijn opgedeeld in simpel en samengesteld. Wanneer er bij een onconventionele-informele uiting sprake is van één type schending, valt deze onder de noemer simpel. In het geval dat er sprake is van twee types schendingen tegelijk, valt de uiting onder de noemer samengesteld en is deze gekarakteriseerd als meest onconventioneel en informeel. Een voorbeeld hiervan is het woord spr, waarbij sprake is van de aanpassingen verruimen en weglaten.. De respondent heeft hier letters uit het woord super weggelaten, wat op zichzelf al een verruimd woord was. Bij een tweede voorbeeld – how you doing – is zowel sprake van lenen als schenden. De correcte, Engelse, versie van deze zin zou how are you doing zijn. Bij gebruik van die zin is al sprake van lenen. De schending, gerealiseerd door het weglaten van are, is zeer mogelijk gebruikt met het doel de uitspraak van personage Joey uit de serie Friends te imiteren. Voor het begrijpen van de herkomst van zulke uitingen blijkt kennis van de jongerencultuur en/of jongerentaal een voordeel. Tabel 15 geeft het onconventionele, informele symbolisch taalgebruik uit de boodschap weer met eventuele conventionele en/of formele equivalenten. Er is steeds getoetst of de equivalenten ergens gebruikt waren in het corpus. In geval van een gebruikte bewoording die sterk leek op het in het schema weergegevene (bv. laat je even iets weten terwijl in het schema laat het me weten staat), is laatstgenoemde toch als genoemd equivalent geteld, mits van dezelfde mate van conventionaliteit en formaliteit. Niet gebruikte bewoordingen zijn cursief gedrukt. Bij twijfel over de te kiezen karakterisering (formeel, informeel; conventioneel, onconventioneel) zoals in geval van een zinsdeel als ik ben, is het woord compleet links geplaatst: formeel, conventioneel. tabel 13: de invulling van het lexicon in de boodschap in relatie met Formaliteit, Conventionaliteit en – in geval van onconventioneel/informeel verdeling in simpele en samengestelde schendingen.
formeel
goed voorbereid goede oude tijd
informeel conventioneel onconventioneel simpel samengesteld op de planken on stage I am kom echt kijken do come see me ik hoor het graag van let me know je /laat het me weten (het) checken (het) checke hoe is het how are you how you doing doing/ how’s life leuk cool/chill feest party pardy uitrusten chillen (ziek) als een hond/ (ziek) as a dog erg/heel ziek shotgun good old times
zeer/ontzettend
erg
vervelend grote/flinke hoofdpijn
erg erge
conventioneel lenen
op het toneel/podium ik ben komt echt kijken ik hoor het graag van u kijken hoe gaat het
aangenaam festiviteit tot rust komen zeer (ziek)
verruimen
onconventioneel –
zwaar/kei/goed /super/vet rot/klote dikke koppijn
spr
18
gebeuren ziek
beroerd
onaangenaam/ vervelend vinden aangenaam/geweldig mijnheer blijft trouwens of iets dergelijks het aankunnen afkorten
vervangen
leuk meneer blijf o.i.d.
–
festival vanavond misschien echt natuurlijk vrijdag
–
ik raad je aan tot ziens
–
hem worden strontziek/ niet lekker/ hondsberoerd balen
‘em worden strondziek/ niet lkkr/ hondberoert
tof/lachen/vet man blijf hangen ohja ofzo het trekken hmm
toff/ lagge
fest. vanaaf miss ech tuurlijk vrij
– tot later
mss
beter… later
tabel 14: de invulling van het orthografisch taalgebruik in de boodschap in relatie met Formaliteit, Conventionaliteit en – in geval van onconventioneel/informeel – de verdeling in simpele en samengestelde schendingen.
formeel conventioneel onconventioneel
conventioneel
er komt u excuses gratis ik bel ik ben dat mijn kan festiviteit dansen gisteren ik moet bij liggen
–
benadrukken
! ? . (punt) gratis zo
–
!!! (en !!!! e.d.) ?! (en !!?, !? e.d) … GRATIS zoo
indikken
even keer/maal
–
ff x
weglaten
het 19:00 22:00 hoe gaat het?
–
verklanken
En een alles vanmiddag
d’r kom je sorry
informeel onconventioneel simpel der komde sowwy gratisj kbel kben da me ken feesie danse gistere kmoetbij ligge
feest
‘t hoe is het ‘n
t 1900 2200 hoe is t/ hoe ist/ hoeist n n alls vnmdg
19
excuses/het spijt me mijn namelijk P.S. dat ik het is zijn ’s avonds
srry mn lol nml ps dak tis zn savonds
nl. p.s. dat ‘k ’t is z’n –
gratis echt excuses
schenden
sorry m’n haha
–
gratiz egt zorry
sorry
tabel 15: de invulling van het symbolisch taalgebruik in de boodschap in relatie met Formaliteit, Conventionaliteit en – in geval van onconventioneel/informeel verdeling in simpele en samengestelde schendingen.
emoticons
tekens
conventioneel –
formeel onconventioneel –
conventioneel –
–
en en
informeel onconventioneel :-) ‘6 :) =) :( :D ;) :-D ;-) :P ^^ =[ :/ :S >_< :’( >O
–
+ x
In tabel 16 is voor de intenties per ontvanger en thema te zien hoe vaak de mogelijkheid benut werd om onconventioneel/informeel te schrijven. Er was een effect van Ontvanger bij appelerend (F(1,129) = 7.84, p<.01, η²=.057), bij relationeel (F(1,82) = 16.79, p<.01, η²=.170) en bij expressief F(1,121) = 8.94, p<.01, η²=.069 ; referentieel: F(1,78)=1.79, p=.19, η²=.022). Er was een effect van thema bij relationeel (F(1,82) = 5.71, p<.025, η²=.065); appelerend F<1, expressief F<1, referentieel: F(1,78)=1.61, p=.21, η²=.020). tabel 16: per intentie in relatie met ontvanger en thema het aantal keren dat de mogelijkheid benut werd onconventioneel/informeel te schrijven
ontvanger
thema
leraren
vrienden
uitnodigen
afzeggen
appelerend
.012
.111
.064
.059
referentieel
.024
.080
.078
.025
relationeel
.056
.286
.238
.103
expressief
.104
.243
.193
.154
Noot: bij een significant verschil is het hoogste gemiddelde gearceerd
20
2.3 Conclusie De invulling van een SMS hangt af van de persoon aan wie deze gericht is; een SMS aan een vriend is onconventioneler en informeler dan een SMS aan een leraar (H1). Dit gaat op voor alle bestanddelen van de aanhef (begroeting, aanspreekvorm, tekens) en afsluiting (afsluitende groet, tekens, naam) en voor de aanspreekvorm (zender, ontvanger). De invulling van een SMS hangt bij bepaalde bestanddelen af van het thema. (H2). De aanhef wordt op twee invullingen – de begroeting en aanspreektitel – conventioneler en formeler geformuleerd bij een afzegging dan bij een uitnodiging. De afsluiting wordt niet conventioneler of formeler al naar gelang het thema van de SMS. De aanspreekvorm is op één van de twee bestanddelen afhankelijk van het thema: naar de zender wordt meer conventioneel en formeel gerefereerd in een uitnodigings-SMS dan in een afzeg-SMS. In een tekstblok hangt de invulling van een zinsdeel af van de specifieke intentie ervan (H3). Bij appelerend, relationeel en expressief schrijven in de boodschap benutten de respondenten de mogelijkheid tot het gebruik van onconventioneel/informeel taalgebruik vaker wanneer de ontvanger een vriend(in) betrof dan een leraar/lerares. Bij relationeel schrijven benutten zij de mogelijkheid tot het gebruik van onconventioneel/informeel taalgebruik vaker wanneer het een uitnodigings-SMS betrof dan een afzeg-SMS. Er is bij meerdere bestanddelen een interactie tussen het thema van de SMS en de ontvanger. Er leek een trend te bestaan waarin de leerlingen in de begroeting en aanspreektitel van een afzeg-SMS naar een leraar/lerares formeler schreven dan in een uitnodigings-SMS. De aanspreekvorm was in een uitnodigings-SMS formeler dan in een afzeg-SMS. Dit verschil bleek voor de aanspreekvorm van de zender sterker wanneer de ontvanger een vriend(in) was dan wanneer het een leraar/lerares was. Voor de aanspreekvorm van de ontvanger is de interactie tussen het thema en de ontvanger niet te determineren.
21
3 PERCEPTIE-EXPERIMENT 3.1 Methode 3.1.1 Materiaal Op basis van de resultaten van het productie-experiment zijn vier experimentele SMStekstjes opgesteld. De verdeling van de onconventionele en informele taal over de aspecten, onderdelen, doelen, ontvangers (leraren/vrienden) en thema’s (uitnodiging/afzegging) is in verhouding met het gebruik van onconventionele en informele taal zoals voortgekomen uit het productie-experiment. In kader 4 en 5 zijn de experimentele versies voor respectievelijk de uitnodigings-SMS en afzeg-SMS weergegeven. Voor beide thema’s zijn twee stijlen SMSjes opgesteld; één stijl gericht aan een leraar/lerares (hier wordt vanaf nu de term ABN voor gebruikt) en één stijl naar een vriend(in) (hier wordt de term SMS voor gebruikt). De SMStaal is hierin gemarkeerd, evenals aanspreekvormen die bij hetzelfde thema per ontvanger verschillen in formaliteit (gebruik van u/je). In kader 6 zijn de bijbehorende situatieschetsen weergegeven. De lege plekken staan, afhankelijk van de versie, voor leraar/lerares(e) of vriend(in). kader 4: experimentele versies voor de uitnodigings-SMS naar een leraar (links) en vriend (rechts)
kader 5: experimentele versies voor de afzeg-SMS naar een lerares (links) en vriendin (rechts)
kader 6: situatieschets bij de uitnodigings-SMS (links) en afzeg-SMS (rechts)
22
3.1.2 Instrumentatie De vragenlijst bestond uit drie onderdelen: persoonlijke gegevens, een evaluatietaak en een correctietaak. Voor de persoonlijke gegevens zijn geslacht, leeftijd en SMS-frequentie per dag (geen/1-2/3-4/5-6/6+) bevraagd. Ook is de bruikbaarheid van SMS in vergelijking met telefoneren bevraagd op een zevenpunts eens/oneens-schaal. Voor de evaluatietaak en de correctietaak waren de experimentele tekstjes uitgangspunt. Er werd in de vragenlijsten gevarieerd in stijl – ABN en SMS – en ontvanger – degene die in het scenario als ontvanger van de SMS werd genoemd: een leraar/lerares of vriend(in). In tabel 17 is de samenstelling van de vragenlijsten te zien. In elke versie werd de eerste en tweede SMS met dezelfde stijl en ontvanger aangeboden. tabel 17: de samenstelling van de vragenlijsten van het perceptie-experiment
uitnodiging versie 1 versie 2 versie 3 versie 4
stijl ABN ABN SMS SMS
ontvanger leraar vriend vriend leraar
stijl ABN ABN SMS SMS
afzegging ontvanger leraar vriend vriend leraar
De evaluatietaak bestond uit twee delen: de tekstwaardering en de waardering van het imago van de zender. De tekstwaardering is voor drie aspecten bevraagd: gepastheid (zie(1)), begrijpelijkheid (zie (2)) en aantrekkelijkheid (zie (3)). Gepastheid is met zes items bevraagd, begrijpelijkheid en aantrekkelijkheid met drie. De items zijn gescoord op zevenpunts eens/oneens-schalen. (1)
Deze SMS is respectloos Deze SMS is onbeschoft Deze SMS is onbehouwen Deze SMS is fatsoenlijk Deze SMS is welgemanierd Deze SMS is beschaafd
(2)
Deze SMS is helder Deze SMS is goed te volgen Deze SMS is duidelijk
(3)
Deze SMS is rommelig Deze SMS is slordig Deze SMS is slecht verzorgd
Tabel 18 toont voor de tekstwaardering de uitkomsten van een principale componentenanalyse onder toepassing van varimaxrotatie. Met deze analyse is de feitelijke samenhang van de items nagegaan. Als vuistregel is ervan uitgegaan dat alleen items met een lading van .50 of meer betekenisvol bijdragen. De uitkomst kwam overeen met de a-priori-indeling. De eerste component wordt gevormd door items voor gepastheid, de tweede component door items voor begrijpelijkheid en de derde component door items voor aantrekkelijkheid.
23
De betrouwbaarheid van de schaal was goed voor gepast (Cronbach’s alpha=.86) en begrijpelijk (Cronbach’s alpha =.83) en adequaat voor aantrekkelijk (Cronbach’s alpha=.71). tabel 18: ladingen van de tekstwaarderingsitems na varimax-rotatie
G1 Deze SMS is respectloos G2 Deze SMS is onbeschoft G3 Deze SMS is onbehouwen G4 Deze SMS is fatsoenlijk G5 Deze SMS is welgemanierd G6 Deze SMS is beschaafd B1 Deze SMS is helder B2 Deze SMS is goed te volgen B3 Deze SMS is duidelijk A1 Deze SMS is rommelig A2 Deze SMS is slordig A3 Deze SMS is slecht verzorgd percentage verklaarde variantie
gepast .847 .782 .624 -.540 -.697 -.707 -.211 -.178 -.133 .127 .105 .265 26.5
componenten begrijpelijk -.155 -.257 .175 .487 .424 .488 .810 .803 .773 -.027 -.456 -.387 25.3
aantrekkelijk -.054 .178 .283 -.277 -.033 -.087 -.216 -.167 -.103 .892 .702 .525 15.4
Noot: achtergrond is gearceerd van de ladingen waarvan de absolute waarde groter is dan .50, de grenswaarde voor betekenisvolle bijdrage
De waardering van het imago van de zender is met het aspect gepastheid gevraagd, onderverdeeld in (zie (4)) subtiliteit, (zie (5)) geliefdheid en (zie (6)) beschaafdheid. De items zijn gescoord op zevenpunts eens/oneens-schalen. (4)
[….] is lomp [….] is grof [….] is ordinair
(5)
[….] is aardig [….] is sympathiek [….] is vriendelijk
(6)
[….] is brutaal [….] is beledigend [….] is kwetsend
Tabel 19 toont voor de waardering van het imago de uitkomsten van een principale componentenanalyse onder toepassing van varimaxrotatie. Hiermee is de feitelijke samenhang van de items nagegaan. Alleen items met een lading van .50 of meer dragen betekenisvol bij. De eerste component wordt gevormd door items voor subtiliteit, de tweede door items voor geliefdheid en de derde door items voor beschaafdheid. Te zien is dat niet alle items zoals ingedeeld in subtiel, geliefd en beschaafd onder de drie verwachte componenten vallen: het eerste item voor beschaafd (B1) en het derde item voor subtiel (S3) wisselen van component. De betrouwbaarheid van de schaal was goed voor alle componenten (subtiel: Cronbach’s alpha=.88; geliefd: Cronbach’s alpha =.83; beschaafd (Cronbach’s alpha=.88).
24
tabel 19: ladingen van de imagowaarderingsitems na varimax-rotatie
S1 [….] is lomp S2 [….] is grof B1 [….] is brutaal G1 [….] is aardig G2 [….] is sympathiek G3 [….] is vriendelijk B2 [….] is beledigend B3 [….] is kwetsend S3 [….] is ordinair percentage verklaarde variantie
subtiel .788 .771 .739 -.258 -.146 -.386 .427 .313 .581 29.1
componenten geliefd -.212 -.312 -.384 .850 .782 .722 -.187 -.329 -.243 26.1
beschaafd .408 .264 .355 -.095 -.400 -.222 .806 .801 .594 24.7
Noot: achtergrond is gearceerd van de ladingen waarvan de absolute waarde groter is dan .50, de grenswaarde voor betekenisvolle bijdrage
3.1.3 Samenstelling respondentgroep De afname vond plaats onder studenten van de afdeling Media Art and Performance op een MBO-opleiding te ’s-Hertogenbosch. Er namen 80 personen deel, waarvan 41 mannen en 39 vrouwen. De gemiddelde leeftijd was 19.6 jaar (sd = 2.04) en de respondenten varieerden in leeftijd van 16 tot en met 25 jaar. Er was een leeftijdverschil tussen de geslachten (man: 20.41 jaar, vrouw: 18.69 jaar, t (78) = 4.152 p<.001). De respondenten waren overwegend van mening dat SMS-en net zo goed bruikbaar is als bellen (4.5 op een zevenpunts eens/oneens-schaal, sd=1.7). Gemiddeld stuurden zij 3.3 SMS-jes per dag (sd=1.3). 3.1.4 Procedure Het onderzoek is in mei 2009 tijdens de reguliere lesuren in verschillende lessen klassikaal afgenomen en nam 15 minuten in beslag. De tekstversies zijn steeds willekeurig over de klas verdeeld. Aan de proefpersonen is verteld dat zij door de vragenlijst in te vullen inzicht hielpen verschaffen in het SMS-gedrag van jongeren. Hen is verzocht niet met elkaar te overleggen. In kader 7 is de algemene instructie te zien. Deze werd gevolgd door de eerste SMS en situatieschets, waarna de items aangeboden zijn voor de betreffende SMS en het imago van de zender. De SMS is op elke pagina opnieuw weergegeven. Voor de tweede SMS is dezelfde procedure herhaald. In de hierop volgende correctietaak is de respondent vervolgens gevraagd in beide SMS-jes maximaal 5 dingen aan te strepen die hij/zij anders zou doen, gevolgd door uitleg over de reden. De respondent is gevraagd op het taalgebruik te letten – niet de inhoud – en duidelijk en precies te markeren. Bij de verschillende taken is een korte instructie gegeven. 3.1.5 Statistische verwerking van de gegevens De scores voor de waardering van de berichten en het imago van de zender zijn geëvalueerd met een (M)ANOVA voor herhaalde metingen met als binnenfactor Thema (uitnodigen/afzeggen) en als tussenfactoren Stijl (ABN/SMS) en Ontvanger (leraren/vrienden). De evaluatietaak is geanalyseerd door de commentaren van de respondenten in te delen naar de originele conventionaliteit/formaliteit van het gemarkeerde woord/zinsdeel en de conventionaliteit/formaliteit na verandering. Dit resulteerde in 4 categorieën: van conventioneel naar conventioneel (conventioneel-conventioneel), van
25
conventioneel naar onconventioneel (conventioneel-onconventioneel), van onconventioneel naar conventioneel (onconventioneel-conventioneel) en van onconventioneel naar onconventioneel (onconventioneel-onconventioneel). De tekstaanpassingen zijn geanalyseerd met een (M)ANOVA voor herhaalde metingen met als binnenfactor Thema en als tussenfactoren Stijl en Ontvanger. 3.1.6 Analyseschema voor correctie De aanpassingen van respondenten zijn op dezelfde wijze ingedeeld naar conventionaliteit/formaliteit als in het productie-experiment. Wanneer een onconventionele uiting vervangen werd door een conventionele is dat tot de aanpassingen van onconventioneel naar conventioneel gerekend, of het woord nu door een conventioneel equivalent vervangen werd (bv. vet door leuk) of een andere conventionele uiting (bv. vet door gezellig). Opmerkingen in de trant van ‘zeg wat netter dat je komt kijken’ zijn als een aanpassing naar conventioneel taalgebruik geteld. Het beperkte inhoudelijk commentaar (bv. ‘ik zou de leraar niet vragen om te laten weten of hij komt, dat is niet netjes’) is niet meegenomen. Hetzelfde geldt voor aanpassingen op zinsbouw, zoals een suggestie om ik ben vanochtend ziek wakker geworden te vervangen door vanochtend ben ik ziek wakker geworden, waarbij alleen de volgorde wordt veranderd. Als de respondent een aanspreekvorm invoegde die er niet was, is het tot een aanpassing van onconventioneel naar conventioneel gerekend (bv. zin te komen kijken vervangen door heb je zin te komen kijken). Wanneer woorden/zinsdelen werden verwijderd die essentieel waren voor de correctheid van de zin, is dit geteld als aanpassing van conventioneel naar onconventioneel (komende maandag sta ik op het podium van het schoolfest vervangen door komende maandag schoolfest). Fouten die onopzettelijk lijken te zijn gemaakt in een verder conventionele uiting, zijn gerekend tot een aanpassing naar conventioneel taalgebruik (bv dus het wordt leuk naar dus het wordt gezzellig).
26
3.2 Resultaten 3.2.1 Gesuggereerde aanpassingen In tabel 20 zijn door de respondenten gemaakte aanpassingen van lexicale aard weergegeven die niet in de schema’s uit het productie-experiment waren opgenomen. In tabel 21 zijn de aanpassingen van orthografische aard weergegeven die in de eerdere schema’s niet voorkwamen. In tabel 22 zijn de aanpassingen van symbolische aard weergegeven die niet in de eerdere schema’s waren opgenomen. Op het woord aangenaam na, kwamen alle conventionele/formele equivalenten van SMS-taal in het corpus van het productie-experiment en/of perceptie-experiment voor. Er is geen sprake van samengesteld onconventioneel/informeel taalgebruik. Hetzelfde geldt voor onconventionele/formele equivalenten. tabel 20: inventarisatie van het nog niet in het productie-experiment opgenomen onconventioneel, informeel lexicon in de SMS-jes en eventuele conventionele en formelere equivalenten.
lenen verruimen
afkorten vervangen
formeel conventioneel gratis aangenaam/geweldig zeer/ontzettend geachte maandag -
conventioneel leuk erg hallo -
informeel onconventioneel free gaaf kei heyj ma -
tabel 21: inventarisatie van het nog niet in het productie-experiment opgenomen onconventioneel, informeel orthografisch taalgebruik in de SMS-jes en eventuele conventionele en formelere equivalenten.
verklanken
benadrukken indikken weglaten schenden
formeel conventioneel komen laat maar weten jongen schoolfeest laat me horen op het -
conventioneel -
-
informeel onconventioneel kome la ma wete jonge skoolfeest lemme huore opt -
tabel 22: inventarisatie van het nog niet in het productie-experiment opgenomen onconventioneel, informeel symbolisch taalgebruik in de SMS-jes en eventuele conventionele en formelere equivalenten.
formeel emoticons tekens
conventioneel is
conventioneel -
informeel onconventioneel =
27
3.2.2 Evaluatietaak Effect op tekstwaardering Tabel 23 toont de tekstwaardering in relatie met ontvanger en stijl. Bij aantrekkelijk was er een effect van Stijl (F (1,72) = 28.63, p<.001, η²=.285; Ontvanger: F (1,72)= 1.37, p=.25; Stijl*Ontvanger: F<1). De SMS-jes in ABN-stijl werden als aan-trekkelijker beoordeeld. Bij begrijpelijk was er een effect van Stijl (F (1,72) = 21.39 , p<.001, η²=.229) en een interactie tussen Stijl en Ontvanger (F (1,72) = 4.84, p<.05, η²=.06; Ontvanger: F<1). SMSjes in ABN-stijl werden als begrijpelijker beoordeeld dan SMS-jes in SMS-stijl, ongeacht de ontvanger. Figuur 7 laat begrijpelijkheid in relatie met Ontvanger en Stijl zien. Bij Ontvanger Leraar is het verschil tussen de stijlversies groter dan bij Ontvanger Vriend. Bij gepast was er een effect van Stijl (F (1,72) = 38.39, p<.001, η²=.348) en van Ontvanger (F (1,72)= 13.57, p<.001, η²=.159). Er was een interactie tussen Stijl en Ontvanger (F (1,72) = 8,51, p<.01, η²=.11). De ABN-stijl werd als gepaster beoordeeld, ongeacht de ontvanger. Een SMS naar Ontvanger Vriend werd als gepaster beoordeeld, ongeacht de stijl. Figuur 8 laat gepastheid in relatie tot Ontvanger en Stijl zien. Het verschil in gepastheid is groter bij Ontvanger Leraar dan bij Ontvanger Vriend. Er was voor geen van de aspecten een relatie met Thema (Thema*Stijl; F<1; Thema*Ontvanger: F<1: Thema*Stijl*Ontvanger: F<1). tabel 23: tekstaspecten in relatie met ontvanger en stijl (score is minimaal 1, maximaal 7)
leraren aantrekkelijk begrijpelijk gepast
ABN 4.80 5.86 4.90
vrienden SMS 3.54 4.27 2.92
ABN 4.98 5.57 5.07
SMS 3.88 5.00 4.35
Effect op waardering imago Tabel 24 toont voor de twee stijlen – ABN en SMS – en ontvangers – leraren en vrienden – de scores voor subtiel, geliefd en beschaafd. tabel 24: imagoaspecten in relatie met ontvanger en stijl (score is minimaal 1, maximaal 7)
leraren subtiel geliefd beschaafd
ABN 5.17 4.92 5.91
vrienden SMS 3.13 3.87 4.06
ABN 5.77 5.20 5.86
SMS 4.80 4.62 5.13
Bij subtiel was er een effect van Stijl (F (1,71) = 36.03, p<.001, η²=.337) en van Ontvanger (F (1,71)= 20.61, p<.001, η²=.225). Er was een interactie tussen Stijl en Ontvanger (F (1,71) = 4.57, p<.05, η²=.060). De zender werd bij een SMS in ABN-stijl als subtieler beoordeeld, ongeacht de ontvanger. De zender scoorde lager op subtiliteit bij Ontvanger Leraar dan bij Ontvanger Vriend. Figuur 9 laat subtiliteit in relatie met Ontvanger en Stijl zien. Bij Ontvanger Leraar was er een groter verschil tussen de stijlversies dan bij Ontvanger Vriend. Er was geen relatie met Thema (Thema*Stijl; F<1; Thema*Ontvanger:F<1: Thema*Stijl*Ontvanger: F<1). Bij geliefd was er een effect van Stijl (F (1,71) = 11.69, p<.001, η²=.141) en Ontvanger
28
(F (1,71)= 4.73, p<.05, η²=.062; Stijl*Ontvanger: F<1). De zender werd bij ABN-stijl als geliefder beoordeeld. De zender scoorde hoger op geliefdheid bij Ontvanger Vriend dan bij Ontvanger Leraar. Figuur 10 en 11 tonen de interactie van Thema*Stijl*Ontvanger (F (1,71) = 6.04, p<.025, η²=.078; Thema*Stijl; F=1.54; Thema*Ontvanger: F=2.56). Bij Thema Uitnodiging zorgt de SMS-stijl voor beide ontvangers voor een evenredig minder geliefde zender dan de ABN-stijl. Bij Thema Afzegging zorgt de SMS-stijl voor een eveneens minder geliefde zender bij Ontvanger Leraar dan Ontvanger Vriend, waarbij de daling voor Ontvanger Leraar sterker is dan bij Ontvanger Vriend. Bij beschaafd was er een effect van Stijl (F (1,71) = 25.05, p<.001, η²=.261) en van Ontvanger (F (1,71)= 4.01, p<.05, η²=.053). Er was een interactie tussen Stijl en Ontvanger (F (1,71) = 4.74, p<.05, η²=.063). De zender werd bij ABN-stijl als beschaafder beoordeeld, ongeacht de ontvanger. De zender scoorde hoger op beschaafdheid bij Ontvanger Vriend dan bij Ontvanger Leraar. Figuur 12 laat beschaafdheid in relatie met Ontvanger en Stijl zien. Het stijlverschil laat een groter verschil zien bij Ontvanger Leraar dan bij Ontvanger Vriend. Er was geen relatie met Thema (Thema*Stijl; F<1; Thema*Ontvanger:F<1: Thema*Stijl*Ontvanger: F<1).
3.2.3 Correctietaak Tabel 25 toont het gemiddelde aantal aanpassingen zien, opgedeeld per Stijl. Tabel 26 toont het gemiddelde aantal wijzigingen van en naar de verschillende categorieën, ingedeeld naar Stijl en Ontvanger. Voor beide tabellen gaat op dat de eerst weergegeven categorie staat voor de categorie waartoe de oorspronkelijke tekst uit de aanpassing behoorde, de tweede voor de categorie waartoe de tekst na aanpassing behoorde. tabel 25: per type wijziging het aantal gevallen in relatie met stijl
origineel conventioneel conventioneel onconventioneel onconventioneel
aanpassing conventioneel onconventioneel conventioneel onconventioneel
ABN .55 .18 1.70 .09
SMS .26 .21 3.15 .41
tabel 26: per type wijziging het aantal gevallen in relatie met stijl en ontvanger
origineel conventioneel conventioneel onconventioneel onconventioneel
aanpassing conventioneel onconventioneel conventioneel onconventioneel
leraren ABN .47 .17 1.83 .07
SMS .18 .14 3.92 .20
vrienden ABN SMS .63 .34 .19 .29 1.56 2.39 .11 .61
Bij conventioneel – conventioneel was er een effect van Stijl (F (1,72) = 12.13, p<.001, η²=.144; Ontvanger: F (1,72)= 3.76, p=.06; Stijl*Ontvanger: F<1). Er werd in de ABN-stijl meer conventioneel in conventioneel veranderd dan in de SMS-stijl. Er was geen relatie met Thema (Thema*Stijl; F<1; Thema*Ontvanger: F<1: Thema*Stijl*Ontvanger: F<1).
29
Bij conventioneel – onconventioneel waren er geen effecten (Stijl: F<1; Ontvanger: F<1; Stijl*Ontvanger: F<1). Er was geen relatie met Thema (Thema*Stijl; F<1; Thema*Ontvanger: F<1: Thema*Stijl*Ontvanger: F<1). Bij onconventioneel – conventioneel was er een effect van Stijl (F (1,72) = 44.78, p<.001, η²=.383) en Ontvanger (F (1,72)= 6.27, p<.025, η²=.080; Stijl*Ontvanger: F(1,72)=3.74, p=.06). Er werd bij de SMS-stijl meer onconventioneel in conventioneel aangepast dan bij de ABN-stijl. Bij Ontvanger Leraar werd meer aangepast dan bij Ontvanger Vriend. Er was een interactie van Thema*Stijl (F(1,72)=13.62, p<.001, η²=.159; Thema*Ontvanger: F (1,72) = 1.141; Thema*Stijl*Ontvanger; F<1). Bij onconventioneel – onconventioneel was er een effect van Stijl (F (1,72) = 4.72, p<.05, η²=.062; Ontvanger (F (1,72)= 2.08, p=.154; Stijl*Ontvanger: F(1,72)=1.11, p=.30, η²=.015). Er werd in de SMS-stijl meer aangepast dan in de ABN-stijl. Er was geen relatie met Thema (Thema*Stijl; F(1,72)=2.06, p=.16; Thema*Ontvanger:F(1,72)=1.54,p=.22: Thema*Stijl*Ontvanger:F(1,72)=1.44, p=.23).
3.3 Conclusie Een bericht in SMS-stijl wordt meer gewaardeerd wanneer deze gericht is aan een vriend(in) (H4a). Een bericht in ABN-stijl wordt meer gewaardeerd wanneer deze gericht is aan een leraar/lerares (H4b). De stijl van de SMS heeft effect op alle aspecten van tekstwaardering: jongeren vinden de ABN-stijl aantrekkelijker, begrijpelijker en gepaster dan de SMS-stijl. Hoewel jongeren de nettere schrijfstijl in SMS-jes hoger waarderen, verschilt de mate van waardering per ontvanger. SMS-jes naar vrienden worden als gepaster gezien dan SMS-jes naar leraren. Ofschoon jongeren de ABN-stijl voor beide ontvangers gepaster vinden dan de SMS-stijl, is het verschil groter wanneer de ontvanger een leraar/lerares is dan een vriend(in). De stijl beïnvloedt alle aspecten van het imago van de zender: jongeren vinden de zender subtieler, geliefder en beschaafder wanneer deze een SMS in ABN-stijl stuurt dan wanneer het een SMS in SMS-stijl betreft. Een nettere SMS levert de zender dus een beter imago op. De ontvanger heeft effect op alle aspecten van het imago: jongeren vinden de zender subtieler, geliefder en beschaafder als de ontvanger een vriend(in) is dan een leraar/lerares. Er is één uitzondering: een zender wordt bij een SMS in ABN-stijl naar een leraar als enigszins beschaafder gezien dan bij een SMS in ABN-stijl naar een vriend(in). Wanneer de ontvanger een vriend(in) was maakte de stijl voor de mate van subtiliteit minder uit dan wanneer de ontvanger een leraar/lerares was. Een bericht in SMS-stijl wordt meer gewaardeerd wanneer de boodschap minder gezichtsbedreigend is (H5a). Dit geldt alleen voor de geliefdheid van de zender in de afzegSMS. Een bericht in ABN-stijl wordt niet meer gewaardeerd wanneer de boodschap meer gezichtsbedreigend is (H5b). Een SMS in SMS-stijl wordt meer gecorrigeerd wanneer deze naar een leraar/leraar wordt gestuurd dan naar een vriend(in). Dit gaat op voor de correctie van onconventionele uitingen naar conventionele uitingen (H6). De hoeveelheid correcties is dus afhankelijk van de ontvanger. Een bericht in SMS-stijl wordt meer gecorrigeerd wanneer de boodschap een sterk gezichtsbedreigend karakter heeft: bij een afzegging wordt in een SMS in SMS-stijl meer gecorrigeerd dan bij een uitnodiging. Dit geldt voor de correctie van onconventionele uitingen naar conventionele uitingen (H7).
30
4 DISCUSSIE 4.1 Discrepantie van de uitkomsten Opvallend is dat het productie-experiment toont dat het gebruik van SMS-taal naar zowel vrienden (ingroup) als leraren (outgroup) tot op zekere hoogte acceptabel is, terwijl het perceptie-experiment uitwijst dat jongeren de tekst in een SMS in zijn algeheel meer waarderen wanneer de ABN-stijl gebruikt wordt. Daarnaast resulteert de ABN-stijl in een beter imago voor de zender. Het is des te verwonderlijker te noemen omdat de experimentele SMS-tekstjes die in het perceptie-experiment gebruikt zijn, voortkomen uit de SMS-jes die door de jongeren zelf zijn gemaakt in het productie-experiment. De verklaring hiervoor is mogelijk te vinden in de mate waarin de respondenten dicht bij het SMS-proces en de ontvanger ervan stonden. In het productie-experiment schreven zij SMS-jes naar hun eigen (fictieve) vrienden en leraren, terwijl het in het perceptie-experiment om SMS-jes van onbekende leeftijdsgenoten naar de daarvan onbekende vrienden en leraren ging. Wellicht dat hun opvatting over het gebruik van SMS-taal onder vreemden – het is beter om wat nettere SMS-jes te schrijven – gebaseerd is op een meer algemene opinie over gewenst en/of geaccepteerd gedrag en worden de nadelige gevolgen voor de onbekende zender bij convergentie niet meegenomen in de overweging. Kortom: er wordt wel in acht genomen dat convergentie effectieve communicatie met zo min mogelijk interpersoonlijke bezorgdheid oplevert, maar niet dat dit voor de zender kan leiden tot verlies van persoonlijke of sociale identiteit, evenals het risico door leeftijdsgenoten als verrader te worden gezien. Deze verklaring schijnt een nieuw licht op de Communication Accommodation Theory van Giles en Ogay (2006). Suggestie is dan ook onderzoek met een focus op een verschil tussen de optimale niveaus van aanpassing aan gesprekspartners zoals jongeren die voor zichzelf zien, en zoals ze die zien voor vreemde leeftijdsgenoten. 4.2 Zorgvuldige communicatie Het aantal factoren dat van invloed blijkt op de variatie in taalgedrag wanneer jongeren SMSen, impliceert dat SMS-taal niet voortkomt uit – of zal leiden tot – ongeletterdheid, luiheid, een generatie taalgebruikers met desinteresse in taalregels, een aantasting van taal in zijn geheel of een naderende taalkundige ramp. De resultaten duiden erop dat Crystal (2008:163) gelijk heeft wanneer hij stelt dat jongeren noch achterlijk, noch onbeholpen zijn binnen hun leeftijdsgroep: jongeren gaan creatief te werk – zo blijkt uit de inventarisatie van SMS-taal – waarbij zorgvuldigheid niet uit het oog verloren wordt, er sprake is van en complex productieproces en de taal eventueel wordt aangepast aan de context (denk aan ontvanger en thema). Het proces van vaststellen van conventies waar Baron (2008:172) het over heeft blijkt zich (deels) reeds te hebben voltrokken. Bij het SMS-en naar leraren (leden van de outgroup) is sprake van een zekere mate van convergentie en divergentie: hoewel zowel naar de leraren (de outgroup) als vrienden (de ingroup) gebruik wordt gemaakt van SMS-taal, gaat het in het geval van leraren om een kleinere frequentie. In deze mate van aanpassing is blijkbaar de delicate balans gevonden tussen de effectiviteit van communicatie en het verlagen van interpersoonlijke bezorgdheid enerzijds, en voorkoming van verlies van persoonlijke of sociale identiteit en het risico te worden gezien als afvallige anderzijds.
31
4.3 Frequentie SMS-taal per ontvanger Hoewel het vinden van de reden voor een frequenter gebruik van SMS-taal naar leeftijdsgenoten dan naar leraren (en andere leden van de outgroup) hier niet de focus was, zijn er wel enkele aanknopingspunten te geven. Mogelijk is de verklaring te vinden in het feit dat jongeren het minder gepast vinden om naar leraren SMS-taal te gebruiken dan naar jongeren. Uitgesloten is dat jongeren denken dat SMS-jes in SMS-taal voor leraren – en mogelijk de hele outgroup – onbegrijpelijk zijn. Het verschil in (gewenst) SMS-gedrag naar de ingroup en outgroup qua SMS-taal is geen ontkrachting – en wellicht zelfs een ondersteuning – van de conclusie van Green (2003) die stelt dat SMS-taal voor jongeren functioneert als een middel om de competentie in SMS-en en opname in een door hun gewaardeerde jeugdbeweging te demonstreren. Hetzelfde geldt voor de stelling van Mante en Piris (2002), volgens wie de achtergrond voor de ontwikkeling van SMS-taal onder meer ligt in de drang tot identificatie met leeftijdsgenoten en de emancipatie van ouders. Mogelijk gaan jongeren er vanuit dat leraren – en mogelijk de hele outgroup – onbekend zijn met de ongeschreven regels van het SMS-en zoals die in dit onderzoek gevonden zijn. Toekomstig onderzoek kan inzicht bieden in de reden. 4.4 SMS-taal per medium Waar de uitkomsten van dit onderzoek erop duiden dat gebruik van SMS-taal naar leraren tot op zekere hoogte geoorloofd is, bleek eerder dat SMS-taal in e-mails (Drouin en Davis, 2009) en schoolwerk (Crystal, 2008:152) niet gepast wordt gevonden. De verklaring ligt mogelijk in een verschil in etiquette tussen beide communicatiemiddelen, aangezien taaletiquette afhankelijk is van het type technologie (Marx, 1994). Nader onderzoek kan verder inzicht bieden in of – en zo ja, in welke mate – het gebruik van SMS-taal medeafhankelijk van het medium is, en of de taal mogelijk naar leraren (of naar de hele outgroup) alleen in SMS-jes geduld wordt. Een andere mogelijkheid is dat de verklaring te vinden is in een verschil in opleidingsniveau: het onderzoek van Drouin en Davis (2009) werd gehouden onder universiteitsstudenten, dit onderzoek onder MBO-leerlingen. 4.5 Extrapolatie De indeling in ingroup en outgroup lijkt zich – zoals verwacht – te uiten in verschillen. Ondanks dat vrienden en leraren de indeling in ingroup en outgroup als omschreven door Allport (1974) representeren, is onderzoek met andere groepen ontvangers raadzaam om zeker te stellen dat de conclusies gelden voor de hele ingroup en outgroup. Hetzelfde principe gaat op voor de thema’s: de indeling in de categorieën van Thurlow (2003) lijkt zich – zoals verwacht – te uiten in verschillen voor wat betreft de geliefdheid van de zender. Onderzoek met andere thema’s is raadzaam om zeker te stellen dat de conclusies gelden voor sociale afspraken en praktische afspraken in het algemeen, of zelfs – nog een stap verder – voor SMS-jes met een hoge intimiteit tegenover die met een lage intimiteit. Ook is onderzoek met andere thema’s raadzaam om uit te vinden of de conclusies gelden voor SMS-jes met een laag en hoog risico op gezichtsbedreiging in het algemeen. LITERATUUR Androutsopoulos, J. (2000). Non-standard spellings in media texts: The case of German fanzines. Journal of Sociolinguistics, 4(4), 514-533.
32
Baron, N.S. (2008). Always on: Language in an Online and Mobile World. New York, NY: Oxford University Press. Brown, P., & Levinson, S. C. (1978). Universals in language usage: Politeness phenomena. In Goody, E.N. (ed.). Questions and politeness: strategies in social interaction (pp. 56-311). Cambridge: Cambridge University Press. Crystal, D. (2004). A Glossary of Netspeak and Textspeak. Edinburgh: Edinburgh University Press. Crystal, D. (2008). Txtng: The gr8 db8. Oxford: Oxford University Press. Davies, E. (1987). Eyeplay: On some uses of nonstandard spelling. Language and communication, 7(1), 47-58. Drouin, M., & Davis, C. (2009). R u txting? Is the Use of Text Speak Hurting Your Literacy? Journal of Literacy Research, 41(1), 46-67. Fishbein, M., & Ajzen, I. (1975). Belief, Attitude, Intention, and Behavior: An Introduction to Theory and Research. MA: Addison-Wesley. Fortunati, L., & Magnanelli, A. (2002). Young people and the Mobile Telephone. Estudios de Juventud, 57(2), 57-78. Giles, H. & Ogay, T. (2006). Communication accommodation theory. In Whalen, B. & Samter, W. (ed.). Explaining communication: contemporary theories and exemplars (pp. 293–310). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum. Green, N. (2003). Outwardly mobile: young people and mobile technologies. In Katz, J. (ed.). Machines That Become Us: The Social Context of Personal Communication Technology (pp. 201-219). New Brunswick, NJ: Transaction Publishers. Grinter, R., Palen, L., & Eldridge, M. (2006). Chatting with Teenagers: Considering the Place of Chat Technologies in Teen Life. ACM Transactions on Human Computer Interaction, 13(4), 423-447. Habluetzel, C. (2007). The Remediation of Love: Text messaging as Writing. Avenue Journal. 1(1), 1-14. Hård af Segerstad, Y. (2005). Language in SMS: a socio-linguistic view. In Harper, R., Palen, L., & Taylor, A. (ed.). The Inside Text: Social, Cultural and Design Perspectives on SMS (pp. 33-52). Dordrecht: Springer. Huls, E. (2001). Dilemma's in menselijke interactie; een inleiding in de strategische mogelijkheden van taalgebruik. Utrecht: Lemma Klimsa, P., Colona, C., Ispandriarno, L., Sasinska-Klas, T., Döring, N., & Hellwig, K. (2006). Generation “SMS“: an empirical, 4-country study carried out in Germany, Poland, Peru, and Indonesia. Ilmenau: TU Ilmenau, Institut für Medien- und Kommunikationswissenschaft. Kul, M. (2007). Phonology in text messages. Poznań Studies in Contemporary Linguistics, 43(2), 43–57. Ling. R. (2002). Adolescent girls and young adult men: two sub-cultures of the mobile phone. Estudios de Juventud, 57(2), 33-46. Ling, R. (2004). The Mobile Connection: The Cell Phone’s Impact on Society. San Fransisco, CA: Elsevier. Ling, R. (2005). The socio-linguistics of SMS: An analysis of SMS use by a random sample of Norwegians. In Ling, R., & Pedersen, P. (Eds.), Mobile communications: Renegotiation of the social sphere (pp. 335-349). London: Springer. Lorente, S. (2002). Youth and mobile phones: more than a fashion. Estudios de Juventud,
33
57(2), 7-22. Mante, E., & Piris, D. (2002). SMS use by young people in the Netherlands. Estudios de Juventud, 57(2), 47-58. Marx, G. (1994). New telecommunications technologies require new manners. Telecommunications Policy, 18(7), 538–551. Oksman, V., & Rautiainen, P. (2002). I’ve got my whole life in my hand. Estudios de Juventud, 57(2), 101-114. Ouden, H. Den, & Wijk, C. Van (2007). 'Om vet gaaf op te kicken'; over jongerentaal en het gebruik ervan in productadvertenties. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap, 35(3), 232-248. Preece, J. (2004). Etiquette Online: From Nice to Necessary. Communications of the ACM. 47(4), 56-61. Soriano, C., Raikundalia, G., & Szajman, J. (2006). Middle-Aged Users' Experience of Short Message Service. In Piekarski, W. (ed.), Proceedings of the 7th Australasian User Interface Conference (pp. 109-112). Hobart: Australian Computer Society. Websites Nationale Jeugdraad (2009). Onderzoeksverslag Jeugdpanel: jongeren & de Nederlandse taal. Verkregen op 2 november 2009, van http://www.kennislink.nl/system/files/000/005/091/original/NJRlangpanelverslagweb.pdf? 1240922372 Sutherland, J. (2002). “Cn u txt?” The Guardian. Verkregen op 15 juni 2009, van http://www.guardian.co.uk/print/0,3858,4543918-103680,00.html. Thurlow, C. (2003). Generation txt? The sociolinguistics of young people’s text-messaging. Discourse Analysis Online. 1(1). Verkregen op 15 juni 2009, van http://extra.shu.ac.uk/daol/previous/v1_n1.html.
34