MKBA Drentse beken Een onderzoek naar de effecten van beekherstel
In opdracht van Provincie Drenthe
Aleid van der Flier Freddie Rosenberg
juli 2009
RIGO Research en Advies BV De Ruyterkade 139 1011 AC Amsterdam telefoon 020 522 11 11 telefax 020 627 68 40 http://www.rigo.nl
Rapportnummer: P12080
Inhoudsopgave MANAGEMENTSAMENVATTING
I
1
INLEIDING
1
1.1
GEBRUIK VAN DE RESULTATEN
2
1.2
LEESWIJZER
2
2
DE MKBA IN HET ALGEMEEN
3
3
PROJECTOMSCHRIJVING
7
3.1
AANLEIDING EN AMBITIE
7
3.2
NUL- EN PROJECTALTERNATIEF
7
4
UITWERKING VAN DE MKBA
11
4.1
DIRECTE KOSTEN
11
4.2
EFFECT BEEKHERSTEL
14
4.3
WATERKWALITEIT
15
4.4
WATERVEILIGHEID
19
4.5
ROBUUSTHEID NATUUR: VERMEDEN KOSTEN VANWEGE KLIMAATVERANDERING 20
4.6
BELEVINGSBATEN BEEKHERSTEL
21
4.7
RECREATIEBAAT DOOR TOENAME TOERISME
24
4.8
WOONOMGEVING
26
4.9
PRODUCTIEWAARDE NATUUR: ALTERNATIEVE LANDBOUW
27
4.10
VERERVINGSWAARDE
28
4.11
OVERZICHT VAN EFFECTEN
28
4.12
GEVOELIGHEIDSANALYSE
31
4.13
STAKEHOLDERSANALYSE
31
BIJLAGE 1: INVESTERINGSKOSTEN PER GEBIED EN PER VARIANT
33
BIJLAGE 2: OVERZICHT VAN GEVOELIGHEIDSANALYSES
35
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
MANAGEMENTSAMENVATTING I
Managementsamenvatting Doel en aanleiding De Provincie Drenthe heeft samen met waterschappen en natuurbeherende instanties in de afgelopen jaren een aantal beken hersteld. Ook op dit moment zijn enkele beekherstelprojecten gaande, zoals de Hunze en het Oude Diep. Het gaat hierbij om een herstel van de oorspronkelijke natuurlijke loop van de beken en om de herinrichting daaromheen. Naast de reeds uitgevoerde werkzaamheden staat er nog een aantal herstelmaatregelen op het programma, waarover reeds bestuurlijke afspraken zijn gemaakt. Het streven naar herstel komt in eerste instantie voort uit regionaal beleid en landelijk beleid ten aanzien van een waterkwantiteitsopgave (WB21) en in tweede instantie uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) die ten doel heeft de ecologische en chemische kwaliteit van het water te verbeteren. De KRW geeft daarbij ruimte aan lokale overheden om invulling te geven aan de herstelplannen waarbij als beperking geldt dat geen ‘disproportionele kosten of significante schade’ aan economische activiteiten eromheen mogen optreden of worden aangebracht. Het resultaat van de ingrepen is dat niet alleen de waterkwaliteit verbetert maar dat de mens op verschillende wijzen profijt hieraan ontleent. Zo levert een meer natuurlijke waterloop een aantrekkelijker gebied voor toerisme en recreatie en zullen woningen met uitzicht op de beek meer in trek raken. Daarnaast zorgt een meanderende beek voor extra wateropvang en daarmee een toename van de waterveiligheid. Dit alles naast de ecologische waarden die door de mens in meer of mindere mate gewaardeerd worden. Het besef dat beekherstel dergelijke voordelen kan opleveren heeft de provincie ertoe aangezet om een verdergaand beekherstel te overwegen. Gedeputeerde Staten hebben aangegeven die overweging mede te willen baseren op een beter inzicht in de maatschappelijke kosten en baten van beekherstel. Als zodanig is aan RIGO Research en Advies verzocht een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) op te stellen.
Gebruik van de resultaten Deze rapportage doet verslag van de MKBA. De analyses zijn gebaseerd op bestaande kennis. Daar waar kennis ontbrak zijn aannames gebruikt. Bij het trekken van conclusies is gecontroleerd of deze robuust zijn bij variatie in aannames. Dat bleek het geval te zijn. Het onderzoek probeert echter de toekomst te beschrijven en gebruikt daarbij kengetallen. Als zodanig blijven er onzekerheden bestaan. Het onderzoek moet daarom vooral gezien worden als een poging om op gestructureerde wijze de voor- en nadelen van beekherstel in kaart te brengen, een discussie aan te wakkeren en kennishiaten op te vullen. Op die wijze kan de MBA helpen investeringen in beekherstel te verbeteren qua inhoud en fasering.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
II MANAGEMENTSAMENVATTING
Aanpak MKBA Binnen de MKBA worden projectalternatieven vergeleken met het nulalternatief. De projectalternatieven bestaan uit herstel van een aantal beken in zuidwest Drenthe waarbij de hoeveelheid beek die hersteld wordt varieert (met 50% respectievelijk met 75%). Om een welvaartseffect te sorteren zullen mensen de verbeteringen wel moeten kunnen zien. Daarom is besloten om langs de beken fiets- en wandelpaden aan te leggen. In het nulalternatief gaan we uit van uitvoering van bestaand beleid zoals de Kaderrichtlijn Water (KRW). Echter daar waar economische schade kan ontstaan, zoals bij beekherstel is de richtlijn niet verplichtend. In het nulalternatief zal er daarom geen beekherstel plaatsvinden. De MKBA heeft alle voor- en nadelen van beekherstel in kaart gebracht. Het gaat daarbij om:
De kosten voor aanleg van fiets- en wandelpaden.
De kosten van vermindering landbouwgrond.
De gebruiksmogelijkheid van een deel van de grond voor alternatieve landbouw.
Het genot van bewoners en toeristen van wandelen en fietsen langs de beken.
De extra werkgelegenheid voor de toeristenindustrie die is ontstaan doordat meer toeristen naar Drenthe komen vanwege de beken.
De toename van de woningwaarde door fraaier uitzicht van woningen langs de beek.
De vermeden kosten van wateropvang die in het nulalternatief zouden moeten worden opgebracht.
De vermeden kosten van voorzieningen in de verre toekomst als verdroging door klimaatverandering dreigt. Beekherstel zou zorgen voor een robuustere natuur.
Belangrijkste uitkomsten Tijdens het onderzoek bleek het onduidelijk of beekherstel leidt tot groei van toerisme. Weliswaar heeft op een aantal plaatsen reeds beekherstel plaatsgevonden, zelfs gecombineerd met herstel van natuur, maar niet duidelijk is of daarmee het toerisme is toegenomen, laat staan dat we kunnen concluderen dat meer beekherstel leidt tot meer toerisme. Bovendien kan toename van toerisme op één plaats ten koste gaan van toerisme elders in Drenthe. Het lijkt aan te bevelen om nader onderzoek te laten doen naar de relatie tussen beekherstel en aantrekken van toerisme. Bij de afweging tussen kosten en baten is de waarde van vererving (PM) niet meegenomen. Er bestaat met name een verervingswaarde indien er (nog) geen fraaie
MANAGEMENTSAMENVATTING III
natuurlijke omgeving in de buurt is. Drenthe kent echter vele fraaie natuurgebieden. Bovendien neemt dit effect af naarmate meer beekherstel plaatsvindt. De belangrijkste conclusies uit het onderzoek zijn verder:
De (gemonetariseerde) baten wegen alleen op tegen de kosten indien we uitgaan van een groei van het toerisme naar Drenthe met 5%. In dat geval nemen de werkgelegenheid en toegevoegde waarde in Drenthe toe.
Een belangrijke baat blijkt de versterking van de robuustheid van de natuur. Door nu in te grijpen wordt voorkomen dat we dat in de toekomst moeten doen vanwege veranderingen in het klimaat. Die verandering wordt echter pas op lange termijn verwacht. Het rendement van de investering zou daarom veel groter zijn indien men zou wachten met investeren tot het moment dat deze ingrepen effect hebben.
Effecten per stakeholder Tenslotte is gekeken naar wie voor- en wie nadeel heeft van het herstel. Daarbij hebben we nog geen rekening gehouden met compenserende maatregelen zoals die voor de landbouw. Uit de analyse bleek dat:
Landbouw en de provincie de lasten dragen.
Per saldo het waterschap voordeel heeft.
Toeristen en bewoners voordelen hebben.
De toeristenindustrie voordeel heeft indien het toerisme naar Drenthe ook daadwerkelijk wordt gestimuleerd, wat nog steeds de vraag is.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
INLEIDING
1 Inleiding De provincie Drenthe heeft samen met waterschappen en natuurbeherende instanties in de afgelopen jaren een aantal beken hersteld. Ook op dit moment zijn enkele beekherstelprojecten gaande, zoals de Hunze en het Oude Diep. Het gaat hierbij om een herstel van de oorspronkelijke natuurlijke loop van de beken en om de herinrichting daaromheen. Naast de reeds uitgevoerde werkzaamheden staat er nog een aantal herstelmaatregelen op het programma, waarover reeds bestuurlijke afspraken zijn gemaakt. Het streven naar herstel komt in eerste instantie voort uit regionaal beleid en landelijk beleid ten aanzien van een waterkwantiteitsopgave (WB21) en in tweede instantie uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) die zich ten doel stelt de ecologische en chemische kwaliteit van het water te verbeteren. De KRW geeft daarbij ruimte aan lokale overheden om invulling te geven aan de herstelplannen waarbij als beperking geldt dat zij geen ‘disproportionele kosten of significante schade’ aan economische activiteiten eromheen mogen opleveren. Het resultaat van de ingrepen is dat niet alleen de waterkwaliteit verbetert maar dat de mens op verschillende wijzen profijt hieraan ontleent. Zo levert een meer natuurlijke waterloop een aantrekkelijker gebied voor toerisme en recreatie en zullen woningen met uitzicht op de beek meer in trek raken. Daarnaast zorgt een meanderende beek voor extra wateropvang en daarmee een toename van de waterveiligheid. Dit alles naast de ecologische waarden die door de mens in meer of mindere mate gewaardeerd worden. Het besef dat beekherstel dergelijke voordelen kan opleveren heeft de provincie ertoe aangezet om een verdergaand beekherstel te overwegen. Gedeputeerde Staten hebben aangegeven die overweging mede te willen baseren op een beter inzicht in de maatschappelijke kosten en baten van beekherstel. Als zodanig is aan RIGO Research en Advies verzocht een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) op te stellen.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
1
2 INLEIDING
1.1
Gebruik van de resultaten Deze rapportage doet verslag van de resultaten van de analyse. Daarbij is gebruikgemaakt van bestaande kennis. Het onderzoek toont de verwachte omvang van toekomstige kosten en baten en de onzekerheden daaromtrent. Het onderzoek kan gebruikt worden om de maatregelen op hun maatschappelijk rendement te beoordelen en verder te optimaliseren. Daar waar grote onzekerheden bestaan is het zinvol nadere studie te verrichten.
1.2
Leeswijzer In hoofdstuk 2 worden de belangrijkste aspecten van een MKBA toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt het project beekherstel beschreven. In hoofdstuk 4 worden de effecten van het project in termen van kosten en baten uitgewerkt. Tevens geeft het hoofdstuk een overzicht van effecten en een gevoeligheidsanalyse voor de belangrijkste aannames. Het hoofdstuk eindigt met commentaar op het Triple Erapport.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
DE MKBA IN HET ALGEMEEN
2 De MKBA in het algemeen Een MKBA geeft de maatschappelijke kosten en baten van een (publieke) investering weer. We kunnen daarbij denken aan investeringen in infrastructuur, ruimtelijke ordening of in leefbaarheid van buurten. In dit geval betreft het een investering in beken die naar verwachting bij vele partijen effecten zal opleveren. Een MKBA is gebaseerd op dezelfde economische principes als een bedrijfseconomische KBA: kosten en onderhoud van investering worden berekend en afgezet tegen alle voordelen die de investeerder ontvangt. Omdat de kost nu eenmaal voor de baat uitgaat wordt rekening gehouden met de tijdsvoorkeur die we hebben: geld nu is meer waard dan geld over een jaar. Baten over tien jaar worden daarom vertaald (verdisconteerd) naar waarden van nu. Op deze wijze zijn kosten en baten vergelijkbaar en kan nagegaan worden of de baten groter zijn dan de kosten. Indien de baten groter zijn spreken we over een positieve netto contante waarde (NCW). In plaats van een saldo kunnen we ook de verhouding van baten en kosten bepalen. Indien die verhouding groter dan 1 is spreken we van een positief rendement. De MKBA onderscheidt zich van de bedrijfseconomische KBA op drie manieren: 1.
Alle door de investering veroorzaakte effecten worden meegenomen: niet alleen de effecten die toevallen aan de investeerder zelf maar ook effecten die toevallen aan derden (bijvoorbeeld waardevermeerdering woningen bij verbetering ruimtelijke kwaliteit)
2.
Effecten worden zoveel als mogelijk in geld uitgedrukt, ook effecten waar geen (markt)prijs van bestaat (geluid, tijd, veiligheid, natuur).
3.
De discontovoet waarmee gerekend wordt is vastgesteld door de overheid. Deze bedraagt momenteel 2,5% reële rente (excl. inflatie). In feite zegt de overheid hiermee dat een uitgave van de overheid minstens een rendement van 2,5 % moet opleveren om maatschappelijk nuttig te zijn. Indien effecten overigens onzeker zijn wordt bovenop de 2,5% nog een 3% marge (totaal 5,5%) opgeteld.
Zoals gezegd worden ook effecten die geen prijs kennen zoveel mogelijk in geld uitgedrukt om te zorgen dat uiteindelijk kosten en baten vergelijkbaar zijn en een
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
3
4 DE MKBA IN HET ALGEMEEN
maatschappelijk rendement kan worden bepaald. Die vertaling naar geld kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. Soms zijn er aanpalende markten die de waarde van een effect kunnen weergeven. Zo wordt de waarde van ruimtelijke kwaliteit vaak gemeten aan de waarde van woningen die er op uitkijken. De waarde van waterveiligheid wordt vaak gemeten aan de hand van de kosten om die waterveiligheid te garanderen of door de consequenties van overstroming door te rekenen. De waarde van natuur wordt vaak ontleed in alle soorten gebruik van die natuur (rietkap, opvang water, uitzicht, broedplaats dieren, recreatie etc.) en in zoverre het een bijzonder landschap betreft ook het behoud ervan voor volgende generaties. Voor natuureffecten is een kengetallenboek ontwikkeld waarin getallen uit verschillende onderzoeken zijn verzameld die een indicatie van zowel gebruiks- al nietgebruikswaarden geven. Een deel van die waarden is onzeker omdat de omgeving, omstandigheden en onderzoeksmethode de uitkomsten sterk kunnen beïnvloeden. Nul- en projectalternatief Om effecten te kunnen bepalen dient men niet alleen een beeld te hebben van de toekomstige ontwikkeling van het project maar ook van de toekomstige ontwikkeling indien het project niet doorgaat. We spreken dan van een projectalternatief dat afgezet wordt tegen een nulalternatief. In onderstaand plaatje wordt een fictief voorbeeld gegeven van hoe de alternatieven zich kunnen ontwikkelen. De toekomst met het project wordt weergegeven door de lijn aan de bovenkant van het rode vlak. De toekomst zonder project wordt weergegeven door de lijn aan de onderkant van het rode vlak. Het rode gebied geeft de omvang van het effect weer: het verschil tussen project- en nulalternatief vanaf het begin van het project. figuur 2-1
Ontwikkeling alternatieven Driehoek = Effecten van het project
E f f e c t
Projectalternatief: Ontwikkelingen met project
Nulalternatief:
Huidige situatie
Begin project
Ontwikkelingen zonder project
Einde project
Tijd
In het volgende hoofdstuk zullen we het projectalternatief (beekherstel) evenals het nulalternatief nader beschrijven. Daarbij dienen we ons te realiseren dat auto-
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
DE MKBA IN HET ALGEMEEN
nome ontwikkelingen en vastgesteld beleid in beide alternatieven tot uitdrukking moeten komen. Met name het streven om tot duurzaam waterbeheer te komen is hierbij van belang. Dat wil zeggen ook zonder beekherstel zal men maatregelen moeten nemen om de duurzaamheid van het waterbeheer te verbeteren.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
5
PROJECTOMSCHRIJVING
3 Projectomschrijving 3.1
Aanleiding en ambitie De provincie Drenthe heeft samen met waterschappen en natuurbeherende instanties in de afgelopen jaren een aantal beken hersteld en heeft plannen voor een verder herstel. Het streven daartoe komt onder andere voort uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) die zich ten doel stelt de ecologische en chemische kwaliteit van het water te verbeteren. Naast de beoogde verbetering van de waterkwaliteit verwacht men dat het herstel van beken zal leiden tot positieve effecten op andere gebieden zoals een toename van toerisme, waardevermeerdering woningen door fraaier uitzicht etc. Het besef dat beekherstel dergelijke welvaartsvoordelen kan opleveren heeft de provincie ertoe aangezet om een hoger ambitieniveau met beekherstel te overwegen. Om te weten of de baten voldoende zijn om de kosten van dergelijke ingrepen te dekken wordt een MKBA uitgevoerd. Voor het berekenen van kosten en baten kunnen we echter niet volstaan met een algemeen programma van beekherstel maar dienen we concreet aan te geven welke ingrepen er gepland zijn. Als zodanig heeft de opdrachtgever gekozen voor beekherstel van een aantal beken in zuidwest Drenthe, gelegen binnen de watersysteemgrenzen van het waterschap Reest en Wieden. Een van de redenen voor die keuze was dat daar tot nu toe weinig beekherstel heeft plaatsgevonden. Voor alle duidelijkheid: het gaat hier om een fictief project om het nut van een hoger ambitieniveau te onderzoeken.
3.2
Nul- en projectalternatief In het projectalternatief worden beken hersteld in zuidwest Drenthe. In dat gebied bevindt zich een vijftal beken, te weten: -
Vledder Aa / Wapserveensche Aa, Oude Vaart, Oude Diep, Reest en Wold Aa.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
7
8 PROJECTOMSCHRIJVING
Bij een deel van deze beken heeft al herstel plaatsgevonden maar het geheel is zoals gezegd minder hersteld dan in andere delen van Drenthe. Het herstel bestaat uit ingrepen, met name graafwerkzaamheden (voor hermeandering), die zorgen voor het terugbrengen van de beek naar zijn oorspronkelijke meanderende vorm. Hoeveel herstel nuttig zou zijn is vooralsnog niet duidelijk. In eerste instantie gaan we uit van een breedte van 160 meter waarover de beek mag meanderen. In de bovenlopen zal deze breedte vanzelfsprekend minder zijn; in de benedenlopen is deze van nature meer. Ten behoeve van de berekening is een gemiddelde breedte genomen. Qua lengte beekherstel nemen we twee varianten: -
50% van de beek wordt hersteld;
-
75% van de beek wordt hersteld.
Om recreatie mogelijk te maken waarbij recreanten ook daadwerkelijk van en in een aantrekkelijker landschap kunnen genieten, zullen de gebieden om de beken heen ontsloten moeten worden voor het publiek. Daartoe zullen gecombineerde fiets- en wandelpaden worden aangelegd. Daarnaast is het de bedoeling dat op specifieke plekken extra recreatiemogelijkheden ontstaan voor bijvoorbeeld kanovaren, cafe’s enzovoort. Hiervoor is geen extra investering opgenomen. We gaan ervan uit dat dergelijke initiatieven commercieel zullen worden geëxploiteerd. De locatie van de fiets- en wandelpaden is nog niet duidelijk. Een deel van de beken kent nu reeds parallelle fietspaden, maar hun attractiviteit is beperkt omdat ze weinig uitzicht zullen bieden op de beken en onderdeel zijn van doorgaande wegen met ander verkeer. Daarnaast is het van belang dat nieuwe paden aansluiten op andere recreatieve routes en zo dicht mogelijk bij bevolkingscentra en vakantieoorden gelegen zijn. In onze exercitie is aangenomen dat langs 75% van de beken nieuwe paden aangelegd worden. In het nulalternatief zal alleen het reeds geplande beekherstel uitgevoerd worden. Bovendien zal er geen ontsluiting komen van de nieuwe natuur. Er worden dus geen nieuwe fiets- of wandelpaden aangelegd. Wel zal de kwaliteit van het water moeten voldoen aan een aantal minimumeisen van KRW en WB21 In de volgende tabel worden de ingrepen samengevat.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
PROJECTOMSCHRIJVING
tabel 3-1
Samenvatting ingrepen Beek
Totale lengte
Nulalternatief: Reeds hersteld of gepland
Projectalternatief Te herstellen bij 50%
Projectalternatief Te herstellen bij 75%
31,5 km
11 km
5 km
12,5 km
Oude Vaart
58 km
3,5 km
25,5 km
40 km
Oude Diep
21 km
16 km
0
0
Reest
45 Km 1
45 km
0
0
Wold Aa
26 km
0
13 km
19,5 km
Totale lengte extra herstel
43,5 km
72 km
Totale lengte extra fietspaden
33 km
54 km
Totale oppervlak hernieuwd landschap
696 ha
1152 ha
VledderAa/Wapserveensche Aa
voetnoot 1
De Reest is in het verleden nooit gekanaliseerd en hoeft daarom ook niet te worden hersteld. Deze beek blijft voortbestaan in zijn huidige vorm.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
9
UITWERKING VAN DE MKBA
4 Uitwerking van de MKBA In de uitwerking van de MKBA worden alle kosten en baten beschreven en vervolgens in een helder overzicht samengevat: allereerst de kosten van de ingrepen.
4.1
Directe kosten De directe kosten van de ingrepen bestaan uit: -
de aankoop van grond om ruimte te creëren voor de beken;
-
de inrichtingskosten;
-
de kosten voor fietspaden.
De aankoop van grond is gebaseerd op een gemiddelde prijs voor landbouwgrond van € 27.500,- per hectare (bron: provincie Drenthe). We gaan ervan uit dat de marktprijs de gekapitaliseerde waarde representeert van landbouwproductie die niet langer mogelijk is op deze gronden. Daarbij geldt dat de gronden langs de beken over het algemeen natter zijn dan de rest van de gronden en dus vanuit landbouwkundig oogpunt minder waardevol. Volgens inschattingen van de provincie zal de verminderde waarde van de ‘beek’grond tussen de € 2500 en € 5000, gemiddeld rond € 3750 per hectare liggen. Als zodanig zijn we uitgegaan van een grondwaarde van € 23.750 per hectare voor op te kopen landbouwgrond. Hierbij maken we een drietal kanttekeningen: -
Ten eerste zal het verlies van een stuk grond de productie-efficiëntie van de onderneming kunnen beïnvloeden: je werkt immers met een minder optimale hoeveelheid grond. Op de lange duur zal mogelijk een aantal boerenbedrijven verdwijnen en kan door aankoop weer een optimalere schaalgrootte bereikt worden. Daar zal echter tijd overheen gaan en dit zal extra kosten met zich meebrengen. Eventueel efficiencyverlies of kosten om te komen tot een betere schaalgrootte zijn hier niet meegenomen.
-
Ten tweede zou een deel van de gronden mogelijk gebruikt kunnen worden voor alternatieve beplanting, bijvoorbeeld gewassen ten behoeve van biomassa. De eventuele opbrengst daarvan is beschreven bij de baten.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
11
12 UITWERKING VAN DE MKBA
-
Ten derde geldt dat het aantal boerenbedrijven in de afgelopen 10 jaar in Nederland is afgenomen met gemiddeld 3-3,5% per jaar. Een deel van die bedrijven is overgenomen door andere bedrijven binnen het kader van schaalvergroting. Een ander deel werd onttrokken aan de landbouwproductie. In theorie zou de onttrekking een basis kunnen vormen om boeren langs de beken te verplaatsen naar elders. Een dergelijk proces zou echter ingewikkeld, langdurig en mogelijk kostbaar zijn. Maar het zou goedkoper kunnen zijn dan het verminderen van de hoeveelheid landbouwgrond zoals we nu hebben verondersteld.
Een variant op het projectalternatief? Het feit dat de grond om de beek heen geschikt is voor alternatieve landbouwactiviteiten maakt de weg open voor een variant op de uitvoeringsvorm van het projectalternatief. In die variant wordt de beek eveneens hersteld en ontstaat eveneens een natuurlijke aanpassing van het landschap eromheen. De ruimte om de beek heen wordt in deze variant niet als natuur beschouwd maar als gebied voor alternatieve landbouw. In dat geval hoeft de grond niet gekocht te worden van de boer maar hoeft hij slechts gecompenseerd te worden voor het feit dat hij een groene dienst creëert waardoor zijn grond minder oplevert dan voorheen. Een voorbeeld hiervan is ‘het economisch gebruik van riet in (lage) veengebieden zoals beschreven in de rapportage over rieteconomie’. 2 Andere voorbeelden komen voort uit de experimenten binnen het kader ‘boer voor natuur’. Het beschrijven van deze variant is nuttig om te kijken hoezeer er nog productie uit de grond gehaald kan worden. Als dat gebruik volledig benut wordt is het enige verschil nog dat formeel het eigendom van de grond verruild is tussen overheid en boer. Die uitwisseling heeft echter geen invloed op de nationale welvaart zolang de beekgrond maar in beide gevallen even nuttig gebruikt wordt. Volgens de provincie zullen de inrichtingskosten ongeveer € 200.000 per kilometer bedragen. De kosten bestaan uit graafwerkzaamheden en andere werkzaamheden zoals de aanleg van vistrappen, verwijderen van stuwen, een kleine post natuurvriendelijke inrichting. Voor inrichtingskosten van een fietspad was geen duidelijk kengetal voorhanden. Op basis van een voorbeeld uit het Westland is hierbij voorlopig uitgegaan van € 250.000 per km fietspad. Indien echter gekozen wordt voor een breed betonpad met een behoorlijke fundering eronder kan dit bedrag oplopen tot circa € 500.000 per kilometer. In de volgende schema’s staan de investeringskosten in nominale bedragen weergegeven per gebied en apart voor de 50% en de 75% varianten:
voetnoot 2
De introductie tot de rieteconomie; een duurzaam perspectief voor de Nederlandse veenweidegebieden, Rapport in opdracht van het innovatienetwerk; juni 2007.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
UITWERKING VAN DE MKBA
tabel 4-1
Investeringskosten beekherstel 50% variant Gebied
tabel 4-2
Aanschaf gronden
Fietspaden
Inrichting
Totaal
Vledder Aa / Wapserveensche Aa
1.900.000
937.500
1.000.000
Oude Vaart
9.690.000
4.781.250
5.100.000
Wold Aa
4.940.000
2.437.500
2.600.000
Totaal
16.530.000
8.156.250
8.700.000
33.386.250
Totaal
Investeringskosten beekherstel 75% variant Gebied
Aanschaf gronden
Fietspaden
Inrichting
Vledder Aa / Wapserveensche Aa
4.750.000
2.343.750
2.500.000
Oude Vaart
15.200.000
7.500.000
8.000.000
Wold Aa
7.410.000
3.656.250
3.900.000
Totaal
27.360.000
13.500.000
14.400.000
55.260.000
Onderhoudskosten De kosten van beheer en onderhoud blijven naar inschatting van de provincie gelijk aan de huidige beheer- en onderhoudskosten. Ook een hermeanderende beek zal onderhoud nodig hebben, wellicht minder dan nu. Door de hogere stroomsnelheid zal in de natuurlijke beken minder slib worden afgezet. Hierdoor zullen naar verwachting de beken niet eens per 10 maar eens per 15 jaar moeten worden gebaggerd. Grofweg levert dit een jaarlijkse baat van circa € 5000 op. Als men nu 3 x per jaar de oevers maait, dan zal dat in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid minder of niet meer gebeuren. Wellicht zal men wel 1 x per jaar licht onderhoud uitvoeren om toch de doorstroming te garanderen. De vermindering van deze onderhoudskosten vormt een baat voor de beek. Daarentegen zal er naar verwachting meer onderhoud nodig zijn vanwege fietspaden. Omdat niet alle onderhoudskosten bekend zijn hebben we verondersteld dat deze relatief kleine positieve en negatieve effecten tegen elkaar wegvallen.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
13
14 UITWERKING VAN DE MKBA
De totale nominale kosten bedragen € 33.4 mln. (bij 50% herstel en € 55,3 mln. bij 75% herstel). Om inkomsten en uitgaven die in de tijd verschillen vergelijkbaar te maken gebruiken we een discontovoet. We gebruiken daarvoor de officiële discontovoet van het rijk: 2,5 % reële rente. De kosten worden pas gemaakt na 2015 en verdeeld over 10 jaar. In termen van contante waarde van 2008 betekent dit een waarde van € 29,2 (respectievelijk € 45,6 mln.). tabel 4-3
4.2
Samenvatting kosten Nominaal
Contante Waarde
in mln.
in mln.
Investeringskosten 50% beekherstel
€ 33,4
€ 29,2
Investeringskosten 75% beekherstel
€ 55,3
€ 45,6
Effect beekherstel Wat de waarde van natuur betreft het volgende: voor de MKBA geldt dat natuur de welvaart van de mens kan beïnvloeden. De vraag is alleen hoe. Het feit dat er meer andere natuur is levert alleen welvaart voor de mens op indien hij op de een of andere manier er gebruik van maakt. Dat gebruik kan bestaan uit recreatie, uitzicht vanuit woningen, opvang van water of opbrengst van producten (houtkap, rietkap, vruchten), CO2-opvang etc. Ook kan het zijn dat de natuur zorgt voor het voortbestaan van diersoorten of plantensoorten waar de mens belang aan hecht. We zijn het volledige (standaard)lijstje van gebruikswaarden van natuur afgegaan en kwamen tot de conclusie dat we die in kaart hebben gebracht of dat ze hier niet relevant zijn (dit valt uiteraard te bediscussiëren). -
-
Gebruikswaarden ‘natte natuur’: o
waterkwaliteit;
o
waterveiligheid;
o
robuustheid natuur;
o
belevingsbaat natuur;
o
recreatiebaat natuur;
o
woonomgeving;
o
productiewaarde natuur / alternatieve landbouw.
Niet-gebruikswaarde ‘natte natuur’: o
bestaanswaarde en verervingwaarde.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
UITWERKING VAN DE MKBA
4.3
Waterkwaliteit De kaderrichtlijn water In het kader van de Europese Kaderichtlijn Water zijn in de afgelopen jaren in zogenaamde gebiedsprocessen de doelen van de Drentse waterlichamen bepaald. Het gaat hierbij om grondwater en oppervlaktewater. Voor wat betreft het oppervlaktewater is hierbij onderscheid gemaakt in kanalen (kunstmatige wateren) en beken (sterk veranderde wateren). Bij waterkwaliteit gaat het om twee zaken: de chemische kwaliteit en de ecologische kwaliteit. De doelen voor de chemische waterkwaliteit liggen deels al vast in Europese en landelijke normen. Te denken valt hierbij aan normen voor concentraties van zware metalen en bestrijdingsmiddelen. De doelen voor de ecologische waterkwaliteit zijn zoals gezegd in de afgelopen jaren met de systematiek vanuit de Kaderrichtlijn door de regio met gebiedspartners bepaald. De ecologische waterkwaliteit wordt bepaald op basis van biologische kenmerken zoals begroeiing met waterplanten, het aantal waterorganismen zoals algen, de aanwezigheid van specifieke macrofauna zoals watervlooien en de soorten en aantallen vissen. Het algemene ecologische doel voor oppervlaktewateren wordt vanuit de Kaderrichtlijn door Nederland beschreven als “het maximaal vergroten van de biodiversiteit passend binnen de huidige functie en het type van het relevante oppervlaktewater”. In gebiedsgroepen is in eerste instantie gekeken naar de effectiviteit van de mogelijk te nemen maatregelen op de ecologische waterkwaliteit. De meest effectieve maatregelen hierbij zijn: •
passeerbaar maken van barrières zoals stuwen voor vissen;
•
aanleggen van natuurvriendelijke oevers (riet in plaats van beschoeiing);
•
hermeanderen van beken (natuurlijke oevers en toename stroming);
•
natuurvriendelijk en gedifferentieerd onderhoud aan de watergangen;
•
het instellen van meer natuurlijke waterstanden (’s winters hoger dan ’s zomers).
Iets minder effectieve maatregelen en lokaal waarneembaar zijn onder andere: •
extra zuiveringstrap bij een rioolwaterzuiveringsinrichting (RWZI);
•
sanering riooloverstorten;
•
realisatie van bufferstroken langs de watergangen (mestvrije zones);
•
baggeren en waterbodemsanering.
Omdat vanuit de Kaderrichtlijn Water ook gesteld is dat bij het bepalen van de maatregelpakketten en de daarbij behorende doelen ook gekeken dient te worden naar de negatieve effecten van de maatregelen op de naast en in het waterlichaam gelegen functies, is de maatregel hermeanderen van beken (beekherstel) in gebie-
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
15
16 UITWERKING VAN DE MKBA
den waar thans de functie landbouw aanwezig is, vaak direct afgevallen vanwege het ontstaan van zogenaamde ‘significante schade’ aan deze functie. Het gevolg van deze systematiek is dat beken die thans gelegen zijn in gebieden waar de functie natuur geldt, hogere ecologische doelstellingen hebben dan beken gelegen in landbouwgebieden. Zowel GS als PS van Drenthe zien echter in dat beekherstel niet enkel ten goede komt aan de ecologie, maar ook ten dienste kan zijn om aan de doelstellingen ten aanzien van waterkwantiteit (WB21 en klimaatadaptatie) en grondwater te voldoen. Voorbeeld: huidige situatie en doelsituatie
De baten voor de waterkwaliteit Met name voor de beken de Oude Vaart en de Wold Aa worden vanuit de systematiek van de Europese Kaderrichtlijn Water thans nagenoeg geen maatregelen voorgesteld. Enkel het vispasseerbaar maken van stuwen staat nu voor deze beken als maatregel gepland. De procentuele verbetering van de ecologische waterkwaliteit is hierdoor in het nulalaternatief minimaal. Enkel voor de parameter ‘vissen’ is enige verbetering zichtbaar. In het projectalternatief waarbij beken voor 50% of
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
UITWERKING VAN DE MKBA
75% hersteld zouden worden zou dit leiden tot significante verbetering van de ecologische waterkwaliteit. Het maximaal ecologische doel voor dit sterk veranderde waterlichaam wordt in de systematiek van de Kaderrichtlijn gesteld op 0,6. Dit getal is een ‘streep op de ecologische maatlat’ die loopt van ‘0’ tot ‘1’. Op dit moment is de huidige situatie voor de parameters ‘vissen’, ‘macrofauna’ en ‘vegetatie’ als getal op de maatlat de definiëren van circa 0,3 (bron: waterschap Reest en Wieden, gebiedsprocessen). Met de voorgestelde maatregel beekherstel zal dit naar verwachting oplopen naar een getal tussen de 0,5 en 0,6. Dit is een procentuele stijging van 65 % tot 100% ten opzichte van de huidige situatie. Door beekherstel zal met name de soortenrijkdom en het soortenaantal van waterplanten en macrofauna erg toenemen. Daarnaast zal in combinatie met de aanleg van vistrappen en het herstel van de waterstroming het aantal en de soorten vissen passend bij deze laaglandbeken toenemen. Een bijkomend gevolg van deze maatregelen en het weer toenemen van de biodiversiteit en het aantal waterplanten is de verlaging van gehaltes van stikstof en fosfaat. Het feit dat de grond direct aan de beek niet langer bemest wordt, zorgt er verder voor dat de beek hierdoor niet langer wordt vervuild. Een van de baten van het schonere water en de natuur daaromheen is de toename aan zwemmogelijkheden. Een deel van de populatie zal door het beekherstel op kortere afstand van zijn woning een zwemplek vinden. Dat levert een reistijdvoordeel op. We weten echter niet in hoeverre die hogere waterkwaliteit ook als zodanig ervaren wordt noch of men de plekken aantrekkelijker vindt dan bestaande zwemplekken in de omgeving. In het onderstaande hebben we het potentiële reistijdvoordeel berekend om een gevoel te krijgen van de omvang ervan maar vervolgens niet meegenomen in de totale berekeningen. Voor de berekening hebben we de verminderde afstand tussen dorpskernen en waterplekken ingeschat waarbij we gebruikmaakten van Google Earth. Daarbij is niet duidelijk waar gezwommen mag worden en is bij de beken nog geen zwemvoorziening bepaald. Desondanks geldt dat de beken in het algemeen iets dichter bij de kernen liggen dan de meeste wateren. We komen zo tot een (gewogen) gemiddelde afstandsvermindering van 1,3 km. Op basis van de waardering van reistijd (zie DVS Ministerie van V&W) komen we tot een gemiddelde besparing van € 0,23 per rit. 3 Vervolgens hebben we het aantal zwemmers per jaar ingeschat aan de hand van CBS-gegevens. Daarbij blijkt dat de gemiddelde Nederlander 2,5 keer per jaar picknickt, zwemt, dagkampeert en zont. Bij gebrek aan een afzonderlijke schatting voor zwemmen hebben we aangenomen dat 1/3 van de tijd ofwel 0,8 dag per jaar hieraan besteed wordt. Op basis van de omvang van de populatie, de 0,8 keer zwemvoetnoot 3
We zijn hier uitgegaan van de reistijdwaardering voor overig autoverkeer à €6 per uur. Weliswaar zal een deel van het vervoer met de fiets gebeuren en er langer over doen maar de gemiddelde fietser heeft ook een lagere reistijdwaardering. Bovendien bestaan daar geen inschattingen van; als zodanig hebben we de auto als maatgevend genomen.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
17
18 UITWERKING VAN DE MKBA
men per jaar en de tijdwaardering komen we vervolgens tot een inschatting van de baat per jaar: € 8.485 voor de 50% variant en € 12.727 voor de 75% variant. Naast de lokale populatie zullen ook toeristen gebruikmaken van de extra zwemmogelijkheden. We gaan daarbij uit van hetzelfde reistijdvoordeel van € 0,23 per keer. Mogelijk is dit een overschatting omdat de toeristen deels al wat meer in natuurgebieden overnachten. Het aantal keren dat toeristen gaan zwemmen is berekend op basis van het gemiddelde aantal dagen dat de temperatuur boven de 25 graden komt. In 2008 was dat 29 dagen. Uitgaande van een toeristenseizoen van acht maanden betekent dit dat 1 op de 8 dagen geschikt is om buiten te zwemmen. Onder de aanname dat 10% van de toeristen op die zonnige dagen gaat zwemmen in de beken komen we tot een jaarlijkse baat van € 3.400 bij de 50% variant en € 5.100 bij de 75% variant. tabel 4-4
Samenvatting extra zwemmogelijkheden Nominaal
Contante Waarde
X 1000
in mln.
Baat zwemmen populatie 50%
€ 8,5
€ 0,11
Baat zwemmen populatie 75%
€ 12,7
€ 0,13
Baat zwemmen toeristen 50%
€ 3,4
€ 0,01
Baat zwemmen toeristen 75%
€ 5,1
€ 0,01
Omdat we er niet zeker van zijn of de populatie deze baat als een voordeel ziet en werkelijk gebruik hiervan gaat maken is deze in de berekeningen verder niet meegenomen. De populatie zal waarschijnlijk eerder van de beken gebruik maken indien er speciale zwemfaciliteiten worden aangelegd. In dat geval lijkt de baat realistischer, maar staan daar tegelijkertijd extra kosten tegenover. Overigens gaat het hier om een kleine baat die geen invloed heeft op het totaal. De baten voor de grondwaterstand Beekherstel met daarbij een meer natuurlijk waterbeheer leidt tot hogere waterstanden dan nu meestal het geval is. Regenwater dat relatief schoon is zal door beekherstel langer in het gebied vastgehouden kunnen worden en zal door waterstandsverhoging in de beken ook meer de kans krijgen de grondwatervoorraad onder het Drents Plateau aan te vullen (meer dan nu het geval is). Daarnaast worden in de toekomst klimaatmaatregelen voorzien op de hoge natuurgronden van het Drents Plateau. De huidige grote bossen met naaldbomen verdampen en onttrekken relatief veel water. Door deze bomen te verwijderen en andersoortige gewassen (bijvoorbeeld loofhout) ervoor in de plaats te zetten zal de grondwatervoorraad beter op peil gehouden kunnen worden. Schoon grondwater wordt in de toekomst voor geheel Noord-Nederland zeer belangrijk, omdat ten gevolge van o.a. klimaatontwikkelingen de zomers steeds warmer en droger zullen worden en de zoutinvloeden op het grondwater in de provincies Groningen en Friesland toe zul-
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
UITWERKING VAN DE MKBA
len nemen. De baat hiervan is meegenomen in de berekening van robuustheid van natuur (zie 5.5).
4.4
Waterveiligheid Beekherstel levert extra capaciteit voor wateropvang op. Daarmee kan de aanleg van andere reeds geplande wateropvangwerken, ter voorkoming van wateroverlast, wellicht vermeden worden. Door het hermeanderen van de beken zal het overtollige regenwater langer worden vastgehouden in het gebied, en niet snel worden afgevoerd via Meppel richting het IJsselmeer. Door het snel afvoeren richting Meppel ontstaat er in korte tijd een piekafvoer met daarbij hoge waterstanden in het benedenstroomse deel van deze beeksystemen met aldaar de kans op overstromingen in landelijk en ook stedelijk gebied. Zoals gezegd zal door hermeandering de afvoerweg enerzijds langer worden, waardoor de waterafvoer vertraagd en meer geleidelijk tot stand komt. Anderzijds wordt door hermeandering het doorstroomprofiel van de beek kleiner dan deze nu is bij een rechtgetrokken genormaliseerde beek. Beide aspecten leiden tot het langer vasthouden van water in de bovenstroomse gebieden en tot lagere hoogwaterstanden benedenstrooms bij o.a. Meppel. In de bovenstroomse delen leidt dit wel tot periodiek hogere waterstanden in de beek en de aanliggende gronden in het beekdal. Theoretisch zal eens in de gemiddeld 10 jaar de beek buiten haar oevers treden en zal een relatief korte tijd (één à twee weken) water op het maaiveld staan. Dit past echter prima in het beeld van een meer natuurlijke beek zoals deze van oudsher aanwezig waren, waarbij de gronden langs de beek als zogenaamde hooilanden door boeren werden gebruikt. Uit bovenstaande volgt dat het beekherstel leidt tot een verdere toename van de waterveiligheid. De afgenomen kans op overstroming maal het effect op schade vormt dan het welvaartseffect voor waterveiligheid als gevolg van het beekherstel. Een dergelijke berekening is vrij complex en kent veel onzekerheden. Bovendien is de afspraak dat de waterveiligheid op een bepaald niveau wordt gebracht. Een tweede benadering van het welvaartseffect is om na te gaan welke investeringen in waterveiligheid er nu niet meer nodig zijn vanwege de grotere opvangcapaciteit van de meanderende beek. Deze vermeden kost vormt dan het welvaartseffect. Omdat deze methode beter aansluit bij de gemaakte waterveiligheidsafspraken en minder onzekerheid oproept hebben we deze tweede methode gehanteerd. Daarbij berekenen we enerzijds de extra opvangcapaciteit van de beek (lengte x breedte x diepte) en anderzijds de gemiddelde prijs per m3 vermeden kosten voor inrichting voor wateropvang. Het gaat daarbij om € 2 per m3 hetgeen een gemiddelde prijs is over alle vormen van waterberging. Dit geeft voor de 50% variant de volgende berekening: 43,5 km x 160 m x 0,4 m = 2,784,000 m3 wateropslag Vermeden kost is dan: 2,784,000 x € 2 per m3 = € 5.568.000 Voor de 75% variant komt deze berekening neer op: € 9.216.000
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
19
20 UITWERKING VAN DE MKBA
In het projectalternatief wordt vermeden dat de voor wateropvang gereserveerde gebieden overstromen en daarmee dat er verliezen aan oogst optreden. Echter slechts een deel van deze gebieden zal ook daadwerkelijk als bouwgrond worden gebruikt. De overstromingen worden eens per 100 jaar verwacht. We veronderstellen dat de helft van deze gebieden als bouwgrond wordt gebruikt. Verder veronderstellen we dat de opvangruimte voor water in het nulalternatief ongeveer de helft is van de extra ruimte die we aan de rivier geven (160 meter breed over de volle lengte) om te meanderen in het projectalternatief. En ten slotte schatten we de productiewaarde van gewassen op circa € 2000 per ha. Dit is afgeleid van de waarde van de grond van € 27.500 teruggerekend naar een jaarlijkse opbrengst. tabel 4-5
4.5
Samenvatting vermeden kosten waterveiligheid Nominaal
Contante Waarde
in mln.
in mln.
Vermeden kosten inrichting 50%
€ 5,6
€ 4,5
Vermeden kosten inrichting 75%
€ 9,2
€ 7,0
Vermeden schade 50%
€ 0,01 per jaar
€ 0,1
Vermeden schade 75%
€ 0,01 per jaar
€ 0,1
Robuustheid natuur: vermeden kosten vanwege klimaatverandering Het beekherstel met zijn grotere hoeveelheid water die wordt vastgehouden heeft bovendien tot gevolg dat de robuustheid van de omliggende natuur versterkt wordt. Het gaat daarbij om: •
robuustere natuurgebieden door beekherstel / beek als klimaatgordel. Beter bestand tegen klimaatontwikkeling, latere ingrepen vermeden;
•
biodiversiteit gewaarborgd en zelfs toename door beekherstel / beek is natuurlijke springplank voor fauna tussen de grote Nationale Parken Dwingelderveld en Drents-Friese Wold;
•
robuuste verbindingszone natuur tussen natuurgebieden Wieden/ Weerribben (Overijssel) via beken Vledder Aa / Wapserveensche Aa, Oude Vaart (tussen Dwingeloo en Beilen) richting beeksysteem Hunze naar het Zuidlaardermeer.
Vanwege de aangenomen klimaatverandering verwacht de provincie dat men om de huidige natuur te bewaren over 40 jaar alsnog deze ingreep zal moeten uitvoeren. Als zodanig is er sprake van een vermeden kost ter grootte van € 27,1 mln. (kosten beekherstel exclusief kosten fietspad) die 40 jaar later (2055) noodzakelijk zal zijn.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
UITWERKING VAN DE MKBA
tabel 4-6
Samenvatting robuustheid natuur
4.6
Nominaal
Contante Waarde
in mln.
in mln.
Vermeden kosten 50%
€ 27,1
€ 8,8
Vermeden kosten 75%
€ 44,9
€ 13,8
Belevingsbaten beekherstel Een van de nevendoelstellingen van het projectalternatief kan zijn het toeristisch aantrekkelijker maken van het gebied. Door het beekherstel wordt een fietsgebied gerealiseerd waar zowel dagrecreanten als vakantietoeristen gebruik van kunnen maken. Bewoners De provincie Drenthe is rijk aan natuurgebieden. Er is, op een enkele lokale uitzondering na, geen tekort aan natuur (bron: Stichting Recreatie). Toch levert het beekherstel voor bewoners en vakantiegangers van dichtbijgelegen Drentse kernen wel een extra waarde op doordat de mogelijkheden om van het beekherstel te genieten (belevingsbaat) nu dichter bij huis liggen en doordat de keuzeset aan natuurbelevingsmogelijkheden toeneemt. Ook worden recreatief attractieve gebieden zoals de Nationale Parken Dwingelderveld en het Drents-Friese Wold door een meer aantrekkelijk landschap met elkaar verbonden. Dit maakt met name het fietsen door het gebied aantrekkelijker maar ook de keuzeset voor wandelen wordt groter. De vraag is hoe de waarde van deze verbeterde mogelijkheid aan natuurbeleving in geld uitgedrukt kan worden. In zoverre men minder hoeft te reizen naar het natuurgebied spaart men tijd uit. Vanuit de dorpskernen blijkt dat de beken gemiddeld genomen 4 2 km dichterbij liggen dan andere natuurgebieden. Uitgaande van een autorit wordt nu 2x2 km (afstand) / 70 km pu (snelheid) x € 6 per uur (waarde van uitgespaarde reistijd 5) = € 0,34 uitgespaard. Dit is met name voor het wandelen van toepassing. Zonder beekherstel moet men eerst een autorit maken terwijl met beekherstel die rit veel korter is en in sommige gevallen zelfs zonder autorit kan beginnen. Indien men gaat fietsen ligt de waardering complexer. Weliswaar spaart men dezelfde afstand uit vanuit de kernen maar daar doet men langer over. Zouden we dezelfde tijdwaardering gebruiken (€ 6 per uur) zou dit € 1,57 per keer uitsparen. In tegenstelling tot wandelen is er echter geen sprake van een rit die aan de recreatie
voetnoot 4
Aan de hand van Google Earth is de afstand vanuit de kernen naar de beken vergeleken met de afstand vanuit de kernen naar het dichtstbijzijnde natuurgebied. Vervolgens is aan de hand van de populatieomvang van de kernen een gewogen gemiddelde berekend.
5
€ 6 is de reistijdwaarde in 2008 voor een uur vertraging met de auto voor activiteiten buiten het werk (vrije tijd, sociale activiteiten, studeren etc.). Bron: DVS Ministerie V&W.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
21
22 UITWERKING VAN DE MKBA
voorafgaat. Bij fietsen start men onmiddellijk, hoogstens moet men nu aan het begin en einde langer door minder interessant gebied fietsen. De grootste waarde van het beekherstel is naar verwachting dat men nu aaneengesloten een lange en afwisselende fietstocht kan maken doordat natuurgebieden ermee aaneengesloten worden. De waarde daarvan kan alleen door apart onderzoek onder gebruikers worden vastgesteld. We weten echter dat het openen van een geheel nieuw gebied circa € 1 euro 6 oplevert. Het beekherstel als extra natuurgebied plus aaneensluiting van gebieden zou een kleiner bedragen moeten zijn. We schatten de waarde hiervan op € 0,25. In de gevoeligheidsanalyse kunnen we kijken in hoeverre de uitkomsten gevoelig zijn voor deze aanname. Omdat we in de rest van de berekening geen onderscheid maken in de maner van recreatie (fietsers of wandelaars) nemen we als waarde per trip het gemiddelde tussen de twee vormen van recreatie: € 0,30. Vervolgens bepalen we de hoeveelheid recreatietrips (wandelen en fietsen) die er in een jaar plaatsvinden. We onderscheiden daarbij trips door lokale populatie en trips door toeristen. Uit CBS-gegevens 7 komt naar voren dat per jaar de gemiddelde Nederlander 2,1 fietsochten en 2,9 wandeltochten maakt. Tezamen is dat 5 recreatieve tochten per jaar per gemiddelde Nederlander. Uit onderzoek van de gemeente Amersfoort 8 komt naar voren dat mensen tussen de 18 en 80 jaar gemiddeld 15 recreatieve fietstochten en 15 recreatieve wandeltochten (tezamen 30 recreatieve tochten) maken. Als we dat laatste getal vertalen naar gemiddeld per persoon komen we aan 22,5 recreatieve tochten per jaar per gemiddelde Nederlander versus 5 tochten uit het CBS-onderzoek. Het verschil zit hem in de tijdlimiet die het CBS stelt: een recreatieve tocht is gedefinieerd als een tocht van minstens 2 uur. Indien we die grens los zouden laten zouden we waarschijnlijk op tussen de 5 en 22,5 trips per jaar uitkomen. Omdat de tochten langs de beken waarschijnlijk toch wel enige tijd duren maar mogelijk geen 2 uur in beslag hoeven te nemen, schatten we het aantal recreatieve trips (wandelen en fietsen) dat relevant is voor de beken op 10 per persoon per jaar. Vervolgens hebben deze personen nog de keuze om bij de beken te recreëren of een alternatief op te zoeken. Wij nemen aan dat in 50% van de gevallen gekozen wordt voor de beken vanwege hun gunstige ligging. Het aantal trips wordt bepaald op basis van de populatie in de kernen rondom de beken waarbij we 50% van de populatie meerekenen bij de 50% variant en 75% bij de 75% variant. De formule voor berekening van de belevingsbaat door recreatie (fietsen en wandelen) door de populatie ziet er nu als volgt uit: 50% (variant) x populatie x 10 trips x 50% (keuze voor beken) x € 0,30 per trip Dit komt neer op een jaarlijkse baat van: voetnoot 6
Zie kengetal Natuur, Water, Bodem en Landschap van LNV 2006.
7
Onderzoek dagrecreatie 2007.
8
Recreatief fietsen en wandelen in Amersfoort, 2002????
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
UITWERKING VAN DE MKBA
-
50% beekherstel - een jaarlijkse baat op van € 70.288 en
-
75% beekherstel - een jaarlijkse baat van € 105.432.
Huidige toeristen In 2005 waren er in het betreffende gebied in 2005 2,4 miljoen overnachtingen 9 geregistreerd in het gebied. We gaan ervan uit dat de vakantiegangers gemiddeld slechts een deel van hun dagen aan een recreatieve fietstocht of wandeltocht besteden. We nemen aan dat op circa 25% van de vakantiedagen een recreatieve fiets- of wandeltocht wordt ondernomen. Deze aanname lijkt redelijk maar kan uiteraard nog bij de gevoeligheidsanalyse worden getest Ook voor deze recreanten geldt dat ze als gevolg van het beekherstel meer keuze hebben. De baat per persoon wordt dus gelijkgesteld aan die voor de bewoners: € 0,30 per persoon per fietstocht, waarbij we er opnieuw van uitgaan dat in 50% van de gevallen het beekgebied bezocht wordt. De berekening ziet er dan als volgt uit: 50/75% van ¼ van de overnachtingen x 50% ritten x € 0,30; •
50% beekherstel levert zodoende een jaarlijkse baat op van € 45.056.
•
In geval van 75% beekherstel is deze jaarlijkse baat € 67.584.
Extra toeristen De provincie schat in dat er ook extra toeristen naar het gebied komen als gevolg van het beekherstel. Als we uitgaan van 5% extra toeristen dan schatten wij dat circa de helft daarvan toeristen zijn die anders elders in Drenthe op vakantie zouden gaan, en de andere helft ‘nieuwe’ toeristen voor Drenthe. Hun baat wordt berekend aan de hand van de zogenaamde ‘rule of half’. De gedachte daarachter is dat men oorspronkelijk liever elders vakantie had gehouden. Het beekherstel zorgt ervoor dat de balans omslaat. Kortom, men ruilt het voordeel van elders vakantie houden in tegen het voordeel van de beken. De extra toeristen als gevolg van het beekherstel krijgen daarbij de helft van de baat van reeds bestaande toeristen. De berekening is vervolgens gelijk aan die voor de bestaande toeristen: 50% respectievelijk 75% beekherstel levert voor hen een jaarlijkse baat op van € 563 respectievelijk € 845.
voetnoot 9
Hiervoor zijn de overnachtingen genomen in de gemeenten Hoogeveen, Meppel, De Wolden, Westerveld en de helft van Midden-Drenthe. Bron: Drenthe in cijfers in Editie 2007.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
23
24 UITWERKING VAN DE MKBA
tabel 4-7
4.7
Samenvatting belevingsbaat natuur Nominaal
Contante Waarde
x €1000 per jaar.
in mln.
Bij 50%: populatie
€ 70,3
€ 0,9
Bij 50%: bestaand toerisme
€ 45,1
€ 0,6
Bij 50%: extra toerisme
€ 0,6
€ 0,0
Bij 75%: populatie
€ 105,4
€ 1,1
Bij 75%: bestaand toerisme
€ 67,6
€ 0,7
Bij 75%: extra toerisme
€ 0,8
€ 0,0
Recreatiebaat door toename toerisme Het beekherstel maakt het gebied aantrekkelijker voor toerisme. De ervaring met de verbeteringen van het Hunze-gebied leidde volgens een tweetal waarnemingen tot extra toerisme. 10 Dat kwam o.a. tot uitdrukking in het bezoek aan café Spijkerboor (naar schatting 10% extra toeristen) en in het bezoekersaantal van een recreatiebedrijf in de buurt dat zich bezighoudt met de verhuur van kano’s en rafts, overlevingstochten organiseert en een restaurant met overnachtingen beheert. Dat aantal steeg van circa 10.000 in 2003 naar 23.000 in 2005. In hoeverre deze twee waarnemingen maatgevend zijn voor de gehele regio is niet duidelijk. Uit de statistieken komt echter een gemêleerd beeld naar voren. Zo varieerde het totale aantal overnachtingen in het gebied Aa en Hunze van 2001 tot 2005 tussen de 92.000 en 102 000 overnachtingen zonder dat er sprake was van een duidelijke trend. Datzelfde geldt voor het naburige gebied van de gemeente Assen. Het aantal overnachtingen op kampeerterreinen daalde zelfs in diezelfde periode. Wel steeg het aantal overnachtingen van groepsaccommodaties in Aa en Hunze van 2002 (55.000) naar 2005 (60.000) (2001 was overigens weer hoger). Hetzelfde geldt voor overnachtingen in recreatiewoningen die in diezelfde periode steeg van 156.000 naar 166.000. Indien we alle overnachtingen in dit gebied in ogenschouw nemen is er sprake van een daling waarbij met name de daling van de kampeerterreinovernachtingen bepalend is. Het is dus goed mogelijk dat er een toename op lokale plekken is maar dit geldt dus niet voor het gehele gebied. Voor een vergelijk met het gebied van zuidwest Drenthe geldt daarnaast dat de ingreep in de Hunze niet alleen natte natuur betrof maar tevens droge natuur. Kortom uit de ervaring bij de Hunze kunnen we niet de conclusie trekken dat het aantal toeristen is toegenomen dankzij beekherstel. Gegeven deze onzekerheid hebben we gemeend met een bandbreedte te moeten
voetnoot 10
Bron: Report on the HUNZE PROJECT for WATERCOST workshop Hamburg 23 August 2007.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
UITWERKING VAN DE MKBA
werken. Daarbij veronderstellen we dat het aantal overnachtingen tussen de 0 en 5% zal toenemen bij 50% beekherstel en tussen de 0 en 7,5% bij 75% herstel. Om een nauwgezettere berekening te maken zouden we de verbeteringen op de Hunze nader moeten bestuderen, maar dat is niet mogelijk in dit korte tijdsbestek. Dat er overigens een bovengrens aan het aantal overnachtingen in zuidwest Drenthe is moge ook duidelijk zijn uit het beleid. Dit is erop gericht geen grootschalige nieuwe accommodaties meer in zuidwest Drenthe te creëren zodat zelfs als de vraag nog meer zou toenemen deze beperkt wordt door het aanbod (bron: Drenthe kiest: richtinggevende beleidskeuzes van GS Drenthe in het kader van het op te stellen nieuwe omgevingsbeleid in 2009). Indien er sprake is van extra vakantietoerisme dan ontstaan er tevens extra bestedingen bij verblijfsaccommodaties en afgeleide bestedingen bij restaurants, dagrecreatie en detailhandel gedurende het verblijf. Dit leidt op haar beurt weer tot extra bestedingen bij toeleverende bedrijven waarvan een deel weer in Drenthe besteed wordt. De bestedingen leveren dus extra werkgelegenheid op in een regio die relatief een wat hoger werkloosheidspercentage kent dan gemiddeld in Nederland. Als we kijken op het schaalniveau van Drenthe is er sprake van een toename van werkgelegenheid. Indien we zouden kijken op het schaalniveau van Nederland zal die toename zeer beperkt zijn vanwege de uitwisseling met andere toeristische gebieden. De economische waarde van deze extra werkgelegenheid wordt uitgedrukt in termen van toegevoegde waarde. De totale toegevoegde waarde voor geheel Drenthe was volgens Ecorys 11 in 2007: € 497 mln. Omgerekend naar prijzen van 2008 is dat € 507 mln. Vervolgens nemen we alleen de toegevoegde waarde in zuidwest Drenthe; dat gebied bevat 43% van de totale werkgelegenheid van Drenthe (2% Meppel, 12%, De Wolden, 4% Hoogeveen, 19% Westerveld en helft van de 12% Midden Drenthe). Bij 5% toename van het toerisme zal de toegevoegde waarde toenemen met € 10,9 mln. Een deel van dat extra toerisme zal ten koste gaan van het toerisme elders in Drenthe. We nemen aan dat dat 50% zal zijn. De jaarlijkse toename van de toegevoegde waarde als gevolg van de groei van 5% toerisme is dan € 5,5 mln. Bij de 75% variant hebben we een toename van 7,5% aan toerisme als bovengrens verondersteld. In dat geval zal de jaarlijkse baat voor toerisme: € 8,17 mln. zijn. De vraag is over hoeveel jaar het beekherstel leidt tot extra toerisme. Naar onze inschatting zullen ook andere gebieden in en om Nederland hun best doen om meer toeristen te trekken. We veronderstellen dat de maatregel zo´n 10 jaar lang extra toeristen doet trekken naar Drenthe. In de gevoeligheidsanalyse kijken we tevens naar een 5- en 15-jarige periode.
voetnoot 11
Bron: Toerisme in Drenthe werkt, december 2005.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
25
26 UITWERKING VAN DE MKBA
tabel 4-8
Samenvatting recreatiebaat door toename toerismer
4.8
Nominaal
Contante Waarde
in mln. €
in mln. €
Toegevoegde waarde 50% over 10 jaar
0 - 66
0 - 34
Toegevoegde waarde 75% over 10 jaar
0 - 104
0 - 41
Woonomgeving Bestaande woningen Het projectalternatief heeft effect op de woon- en leefomgeving van bewoners. Als gevolg van het beekherstel zullen bestaande en nieuwe woningen gesitueerd zijn in een fraaiere woonomgeving vergeleken met het nulalternatief. Dit kan leiden tot een stijging van de woningwaarden. 12 Volgens een GIS-analyse van de opdrachtgever gaat het om circa 50 woningen langs de beken die worden aangepakt. RIGO heeft met behulp van Google Earth ook een telling gedaan en komt uit op hetzelfde aantal. Voor circa 50 bestaande woningen in het projectgebied geldt dus dat in het nulalternatief het landschap niet wordt verfraaid door het beekherstel. In het projectalternatief gebeurt dit wel, hetgeen kan leiden tot positieve effecten voor deze circa 50 bestaande woningen. De woningwaarde van de woningen in deze gebieden ligt over het algemeen tussen de 250 en 300 duizend euro (bron: CBS Statline). Wij gaan uit van een gemiddelde woningwaarde van € 275 duizend. De vraag is nu welk effect ten aanzien van de waarde van de bestaande woningen zal optreden als gevolg van het beekherstel. Er zijn in Nederland diverse studies uitgevoerd naar de meerwaarde van een fraaiere woonomgeving met uitzicht op groen of water: •
In ‘Kentallen Waardering Natuur, Water, Bodem en Landschap (Ministerie van LNV, 2006) wordt een gemiddelde stijging van 9% gehanteerd op basis van de uitkomsten van verschillende studies uit de tweede helft jaren negentig.
•
Een recentere studie ‘De invloed van groen en water op de transactieprijzen van woningen’ (Alterra, 2004), komt tot 12% voor woningen met een vrij uitzicht.
Voor de bestaande woningen geldt dat deze nu reeds staan in landelijk gebied met (vrij) uitzicht op de beken. Er mag dus van worden uitgegaan dat deze woningen al een hogere waarde hebben dan vergelijkbare woningen in de regio zonder dit uitvoetnoot 12
In theorie is het mogelijk dat er veranderingen in de ruimtelijke kwaliteit aangebracht worden zonder dat dit in de waarde van woningen tot uitdrukking komt. In dat geval kennen bewoners geen waarde toe aan die ruimtelijke kwaliteit. Dit is het geval indien de woningen te ver van die ruimtelijke kwaliteit verwijderd zijn. Er kan dan nog profijt zijn voor derden, bijvoorbeeld bezoekers. Dit zou dan in de belevingsbaten van bezoekers tot uitdrukking moeten komen. Indien niemand profijt heeft omdat er simpelweg niemand komt is er uit economisch oogpunt ook geen waarde aan toe te kennen.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
UITWERKING VAN DE MKBA
zicht. Door de maatregelen in het projectalternatief zal de directe omgeving echter nog iets fraaier en mooier worden. Het effect kan dus slechts een fractie zijn van de eerdergenoemde 9-12%. In onze berekeningen zijn we uitgegaan van 3% waardeverbetering. Voor de circa 50 woningen leidt dit tot een eenmalige baat van € 206 duizend bij 50% beekherstel. De contante waarde hiervan is circa € 0,1 mln. Bij 75% beekherstel is de eenmalige baat € 309 duizend, met een contante waarde van bijna €0,2 miljoen. Gezien het kleine bedrag is de enigszins arbitraire keuze van 3% niet van invloed op de verdere berekeningen. Nieuwe woningen Voor nieuwe nog te bouwen woningen kan eenzelfde effect worden verwacht als voor bestaande woningen. Echter, er zijn nog geen concrete plannen voor woningbouw langs de beken. Wel zijn er twee pilots voor een landhuis en voor woonappartementen langs de beken. Beide projecten bevinden zich echter nog in de ontwikkelingsfase en nadere uitweiding over de projecten in deze rapportage is daarom ongewenst. Daarnaast geldt dat het beleid uitgaat van beperking van verdere woningbouw. Wij nemen daarom geen baat mee in onze berekeningen. tabel 4-9
Samenvatting woningbouw Effecten
4.9
Nominaal
Contante Waarde
in mln. €
in mln. €
Woongenot 50% beekherstel
0,21
0,1
Woongenot 75% beekherstel
0,31
0,2
Productiewaarde natuur: alternatieve landbouw Het verlies aan landbouwgrond zoals in de kosten verwerkt kan enigszins worden gecompenseerd door het benutten van de overgebleven grond. Men kan daarbij denken aan verschillende opties zoals het verbouwen van biomassa of het oogsten van riet. We hebben een inschatting gemaakt op basis van de opbrengst van biomassa. Daarbij gaan we ervan uit dat de helft van de door de meanderende rivier geclaimde ruimte (160 meter breed) gebruikt kan worden voor de verbouw van biomassa. Verder hebben we een opbrengst van € 750 per ha genomen gebaseerd op € 30 per ton; opbrengst 25 ton biomassa per ha (zie introductie van de rieteconomie juni 2007). Uiteraard zijn er ook kosten aan verbouw verbonden. We zijn ervan uitgegaan dat de netto-opbrengst rond de € 500 zal liggen. De jaarlijkse opbrengst voor de 50% variant is dan € 0,2 mln. (75% € 0,3 mln.). Voor alle duidelijkheid, het betreft hier een grove inschatting van het effect. De prijs van de biomassa is aan schommelingen onderhevig en de hoeveelheid te gebruiken land kan eveneens variëren per locatie. Desondanks geeft het een indicatie van de omvang van deze baat. In de gevoeligheidsanalyse wordt bekeken in hoeverre variatie in aannames van invloed is op de eindconclusies.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
27
28 UITWERKING VAN DE MKBA
tabel 4-10
Gebruik voor alternatieve landbouw Effecten
4.10
Nominaal per jaar
Contante Waarde
in mln. €
in mln. €
Opbrengst alternatieve landbouw 50%
0,2
2,4
75%
0,3
4,0
Verervingswaarde Nadat de beken hersteld zijn, zal een natuurlijk rivierenlandschap ontstaan. Alle landschappen brengen een verervingswaarde voort, omdat mensen welvaart ontlenen aan het doorgeven van het landschap aan het nageslacht (bron: Kentallenboek). Vooral huishoudens die vlakbij de Drentse beken wonen, vinden het bestaan ervan belangrijk. Het blijkt dat vooral mensen binnen een straal van 10 km iets overhebben voor behoud een bepaald gebied. Mensen daarbuiten hebben eerder iets over voor een gebied bij hen in de buurt. Hoeveel mensen ervoor overhebben om meanderende beken door te geven aan het nageslacht is alleen te meten via interviews. De kans op strategische antwoorden is daarbij groot, zolang men niet werkelijk hoeft te betalen. Uit de literatuur (Kentallenboek LNV) blijkt een gemiddelde betalingsbereidheid van 11 euro per huishouden voor uniek rivierenlandschap (gemeten in de Betuwe door Ruijgrok e.a., 2004). Dit bedrag dient gecorrigeerd te worden voor de landschapswaarde die het gebied momenteel al heeft, en voor de hoeveelheid hoogwaardig landschap die al in de omgeving aanwezig is (binnen een straal van 10 km). Met andere woorden, hoe meer van een bepaald landschap er in de directe omgeving reeds bestaat hoe minder waarde een extra stuk landschap van hetzelfde gewaardeerd wordt (afnemende meeropbrengsten). Dit is belangrijk in verband met eventuele beleidsconclusies voor beekherstel in de rest van de provincie. Met andere woorden, het is niet duidelijk hoe groot de waarde is die mensen over hebben voor het behoud van meanderende beken en in zoverre er een waarde aan toe te kennen is zal deze bij elk volgend beekherstel afnemen! We hebben hier een positieve PM-post opgenomen.
4.11
Overzicht van effecten In de volgende tabel staan de effecten nog eens samengevat.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
UITWERKING VAN DE MKBA
tabel 4-11
Samenvatting effecten bij 50% beekherstel 50% beekherstel
Verschil t.o.v. nulalternatief in mln. min
max
Baten: Belevingsbaat bewoners
€ 0,9
Belevingsbaat toeristen
€ 0,6
Recreatiebaat door toename toerisme
€ 34,1
€ 0,0
Vastgoed
€ 0,1
Vermeden kosten waterveiligheid
€ 4,6
Robuustheid natuur
€ 8,2
Productiewaarde alternatieve landbouw
€ 2,4
Totaal Baten
€ 50,9
€ 16,7
Kosten: Vermindering landbouw
€ 14,5
Inrichting gebied
€ 7,6
Fietspaden
€ 7,1
Totaal Kosten
€ 29,2
€ 29,2
Saldo
-€ 12,5
€ 21,7
+PM
+PM
Verervingswaarde
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
29
30 UITWERKING VAN DE MKBA
tabel 4-12
Samenvatting effecten bij 75% beekherstel
75% beekherstel
Verschil t.o.v. nulalternatief in mln. min
max
Baten: Belevingsbaat bewoners
€ 1,1
Belevingsbaat toeristen Recreatiebaat door toename toerisme
€ 0,7 € 0,0
Vastgoed
€ 41,2 € 0,2
Vermeden kosten waterveiligheid
€ 7,1
Robuustheid natuur
€ 12,8
Productiewaarde alternatieve landbouw
€ 4,0
Totaal Baten
€ 67,2
€ 26,0
Kosten: Vermindering landbouw
€ 22,6
Inrichting gebied
€ 11,9
Fietspaden
€ 11,1
Totaal Kosten
€ 45,6
€ 45,6
Saldo
€ 19,6-
€ 21,6
+PM
+PM
Verervingswaarde
Uit het overzicht kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
De gemonetariseerde baten wegen alleen op tegen de kosten indien we uitgaan van een groei van het toerisme naar Drenthe met 5%. In dat geval neemt de toegevoegde waarde fors toe.
In het financiële saldo zit niet de waarde van vererving (PM). Deze post heeft met name waarde indien er (nog) geen fraaie natuurlijke omgeving in de buurt is. Drenthe kent echter vele fraaie natuurgebieden. Bovendien wordt deze waarde kleiner indien meer beekherstel plaatsvindt.
Een belangrijke baat blijkt de versterking van de robuustheid van de natuur. Door nu in te grijpen wordt voorkomen dat we dat in de toekomst moeten doen vanwege veranderingen in het klimaat. Die verandering wordt echter pas op lange termijn verwacht. Het rendement van de investering zou daarom veel groter zijn indien men zou wachten met investeren tot het moment dat deze ingrepen effect hebben.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
UITWERKING VAN DE MKBA
Algemeen: De meest bepalende factor is de eventuele toename van het toerisme als gevolg van beekherstel. Individuele cases duiden op zo’n toename. De toerismestatistieken tonen dit echter niet aan. Het lijkt aan te bevelen om nader onderzoek te laten doen naar de relatie tussen beekherstel en aantrekken toerisme.
4.12
Gevoeligheidsanalyse In de gevoeligheidsanalyse is nagegaan in hoeverre de in het onderzoek belangrijkste aannames van invloed zijn op de hierboven getrokken conclusies. Daarbij bleek dat variatie in: -
het gemiddelde aantal fiets- en wandeltochten,
-
het aantal woningen met uitzicht op de beken en
-
de netto-opbrengst van biomassa
de omvang van het rendement en daarmee de conclusies niet wezenlijk beïnvloedt. Verder bleek dat variatie in: -
het aantal jaren dat er extra toerisme wordt aangetrokken vanwege beekherstel en
-
de mate van onzekerheid over toekomstige baten
wel de saldi beïnvloedt maar niet op een dusdanige wijze dat de conclusies veranderen.
4.13
Stakeholdersanalyse Als laatste onderdeel hebben we gekeken wie in dit proces voordeel en nadeel van het beekherstel heeft. Daarbij hebben we naar het eerste orde-effect gekeken. D.w.z. landbouw gaat er in eerste instantie op achteruit doordat er land onttrokken wordt. Dat vervolgens landbouw wordt gecompenseerd voor het verlies noemen we een tweede orde-effect. Verder hebben we verondersteld dat de kosten voor inrichting van de beken door het waterschap betaald worden en de kosten voor fiets- en wandelwegen door de provincie.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
31
32 UITWERKING VAN DE MKBA
Tabel 4-13
Wie hebben voordeel en wie nadeel van beekherstel
Stakeholders
waterschap provincie bewoners
Belevingsbaat bewoners
toeristen
landbouw
max toeristen
industrie
industrie
€ 0,9
Belevingsbaat huidige toeristen
€ 0,6
Recreatiebaat door toename toerisme
€ 0,0
Vastgoed
€
-
€ 34,1
€
-
€ 34,1
€
-
€ 34,1
€ 0,1
Vermeden kosten waterveiligheid
€ 4,6
Robuustheid natuur
€ 8,2
Productiewaarde alternatieve landbouw Totaal baten
€ 2,4 € 12,8
€ 0,0
€ 1,0
€ 0,6
Vermindering landbouw Inrichting
min toeristen
€ 2,4 € 14,5
€ 7,6
Fietspaden
€ 7,1
Totaal kosten
€ 7,6
€ 7,1
Saldo
€ 5,2
-€ 7,1
€ 14,5 € 1,0
€ 0,6
-€ 12,1
Uit het overzicht komt naar voren dat het waterschap voordeel bij het beekherstel heeft en de provincie en met name de landbouw nadelen. Verder blijkt dat bewoners en toeristen een kleine baat hebben bij de verfraaide beken. In de laatste twee kolommen wordt verder het effect voor de toeristenindustrie in termen van toegevoegde waarde beschreven. Deze industrie zou een fors voordeel hebben indien het beekherstel ook daadwerkelijk tot een 5% netto-groei van toerisme voor Drenthe gedurende een aantal jaren zou leiden.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
BIJLAGE 1: INVESTERINGSKOSTEN PER GEBIED EN PER VARIANT
33
Bijlage 1: investeringskosten per gebied en per variant De investeringskosten zien er als volgt uit: Vledder Aa / Wapserveensche Aa 50% variant: 5 km beekherstel Aankoop: 5 km x 160 meter breed x € 23.750 = € 1.900.000 Fiets/wandelpad: 5 km x 75% x € 250.000 / km = € 937.500 Inrichting: 5 km x € 200.000 / km = € 1.000.000
75% variant: 12,5 km beekherstel Aankoop: 12,5 km x 160 meter breed x € 23.750 = € 4.750.000 aankoop Fietspad: 12,5km x 75%x € 250.000 / km = € 2.343.750 Inrichting: 12,5km x € 200.000 / km = € 2.500.000
Oude Vaart 50% variant: 25,5 km beekherstel Aankoop: 25,5 km x 160 meter breed x € 23.750 = € 9.690.000 aankoop Fietspad: 25,5 km x 75% x € 250.000 / km = € 4.781.250 Inrichting: 25,5 km x € 200.000 / km = € 5.100.000
75% variant: 40 km beekherstel 40 km x 160 meter breed x € 23.750 = € 15.200.000 aankoop Fietspad: 40 km x 75% x € 250.000 / km = € 7.500.000 Inrichting: 40 km x € 200.000 / km = € 8.000.000
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
34 BIJLAGE 1: INVESTERINGSKOSTEN PER GEBIED EN PER VARIANT
Wold Aa 50% variant: 13 km beekherstel Aankoop: 13 km x 160 meter breed x € 23.750 = € 4.940.000 Fietspad: 13 km x 75% x € 250.000 / km = € 2.437.500 Inrichting: 13 km x € 200.000 / km = € 2.600.000
75 % variant: 19,5 km beekherstel Aankoop: 19,5 km x 160 meter breed x € 23.750 = € 7.410.000 aankoop Fietspad: 19,5 x 75% x € 250.000 / km = € 3.656.250
Inrichting: 19,5 x € 200.000 / km = € 3.900.000
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
BIJLAGE 2: OVERZICHT VAN GEVOELIGHEIDSANALYSES
35
Bijlage 2: overzicht van gevoeligheidsanalyses Op basis van de 50% variant. 1.
De belevingsbaat is afhankelijk van het aantal recreatieve fiets- en wandeltochten per jaar en wordt gevarieerd tussen 5 en 15. Verschil t.o.v. nulalternatief in mln. Saldo MKBA Aantal tochten
min
max
10
-€ 12,5
€ 21,7
5
-€ 12,9
€ 21,2
15
-€ 12,1
€ 22,1
Het saldo blijkt niet wezenlijk gevoelig te zijn voor deze variatie.
2.
Het aantal jaren dat extra toerisme naar Drenthe wordt gelokt als gevolg van het beekherstel is onzeker. Naar onze verwachting zal na een aantal jaren het effect uitgewerkt zijn. We variëren het aantal jaren effect.
Verschil t.o.v. nulalternatief in mln. Saldo MKBA Jaren extra toerisme
min
max
10
-€ 12,5
€ 21,7
5
-€ 12,5
€ 6,4
15
-€ 12,5
€ 33,9
De uitkomst laat zien dat variatie van het effect veel invloed heeft op de saldi. Maar feitelijk blijft de conclusie dat het rendement afhankelijk is van de vraag of er überhaupt extra toerisme wordt aangetrokken overeind.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
36 BIJLAGE 2: OVERZICHT VAN GEVOELIGHEIDSANALYSES
3.
Het aantal woningen dat in waarde stijgt als gevolg van het beekherstel wordt gevarieerd tussen 50 en 275 woningen.
Verschil t.o.v. nulalternatief in mln. Saldo MKBA Aantal woningen
min
max
50
-€ 12,5
€ 21,7
0
-€ 12,6
€ 21,5
100
-€ 12,3
€ 21,8
Het effect van de extra huizen die in waarde toenemen blijkt de omvang van het saldo niet wezenlijk te beïnvloeden.
4.
De opbrengst van de biomassa die eventueel in het beekgebied verbouwd kan worden, wordt als batenpost in de KBA meegenomen. De netto-opbrengst van de biomassa is echter onzeker. In onderstaande gevoeligheidsanalyse hebben we met de netto -opbrengst per ha gevarieerd.
Verschil t.o.v. nulalternatief in mln. Saldo MKBA Verbouw biomassa
min
max
opbrengst €500
-€ 12,5
€ 21,7
opbrengst €250
-€ 13,7
€ 20,5
opbrengst €1000
-€ 10,1
€ 24,1
De uitkomsten blijken wel enigszins gevoelig maar beïnvloeden de algemene conclusie van het onderzoek niet.
5.
Discontovoet: we werken met een formeel vastgestelde discontovoet (2,5%) en opslag voor onzekerheid (3%). De opslag geldt met name voor de baten. We weten immers niet met zekerheid hoe de baten zich zullen gaan ontwikkelen in de toekomst. In deze gevoeligheidsanalyse kijken we in hoeverre het wegnemen van die opslag voor onzekerheid de resultaten beïnvloedt.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
BIJLAGE 2: OVERZICHT VAN GEVOELIGHEIDSANALYSES
Verschil t.o.v. nulalternatief in mln. Saldo MKBA discontovoet baten
min
max
2,5 en 5,5%
-€ 12,5
€ 21,7
2,5%
-€ 7,2
€ 41,5
Uit de tabel blijkt dat de uitkomsten zeer gevoelig zijn voor het wel of niet rekening houden met onzekerheid. Echter de conclusie dat de investering alleen rendeert indien het toerisme ermee toeneemt blijft overeind. Hier blijkt dat de baten weliswaar groter worden en deels aanzienlijk groter maar dat de conclusies over saldi (afhankelijk van groei toerisme) niet veranderen.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
37