Waarom co-creatie in het onderwijs? De provincie Limburg in Nederland bevindt zich in een situatie van ‘krimp’. Deze wordt veroorzaakt door demografische oorzaken (vergrijzing en ontgroening) en door economische migratie. Het wegtrekken van de jongere generatie speelt hierin een rol. Defaitisme leidt tot vertrek van de jongere generatie, leidt tot het wegtrekken van bedrijven, leidt tot krimp, leidt tot verder defaitisme. Een self-fulfilling prophecy. In een onderzoek naar mogelijke oorzaken en oplossingsrichtingen hebben 25 bestuurders van zorginstellingen hun visie hieromtrent uitgesproken (Let the Nightingales sing, 2009). Een eerste mogelijke oplossing is het integreren van Limburgs economie en cultuur in die van de omliggende regio’s van Duitsland en België. Van elkaar gescheiden hebben deze regio’s een marginale functie in hun eigen natie. Gezamenlijk kunnen zij een gebied vormen met hoge potentie tot welvaart. Een mogelijke tweede oplossing is het stimuleren van hoogwaardige economische activiteiten en innovatie in combinatie met een kwalitatief hoogstaand voorzieningenniveau voor de inwoners. Als obstakels in het realiseren hiervan wordt het ontbreken van een euregionale bestuursstructuur genoemd, alsmede de zwakke bestuurskracht van de gesegmenteerde lagere overheden in Limburg. De geïnterviewde bestuurders geven aan dat successen kunnen worden gehaald, door expliciet te kiezen voor bovenstaande oplossingen. Er is een cultuur nodig van geloof, hoop en optimisme. Er is visie, creativiteit, ondernemerschap en lef nodig om economisch, bestuurlijk en regionaal grensoverschrijdend te opereren. Als noodzakelijke voorwaarde wordt een transparante en flexibele arbeidsmarkt gezien. Vraaggerichte scholing op maat wordt hierbij beschouwd als een sleutelfactor tot succes. Co-creatie van onderwijs en werkveld kan zorgen voor een maximale integratie van onderwijs, innovatie en arbeidspraktijk. Een betere aansluiting van onderwijs en werkveld kan leiden tot vermindering van tekorten aan gekwalificeerde medewerkers en een innovatie van de beroepspraktijk. Het GoLeWe-project heeft de faculteit in staat gesteld om deze doelstellingen dichterbij te brengen. De innovatie van het onderwijs is mogelijk geworden door de impuls vanuit GoLeWe. Anderzijds heeft GoLeWe geleid tot het aanhalen van de contacten met Vlaamse partners.
Hoe is de co-creatie vormgegeven? De opleiding People & Business Management De opleiding People and Business Management (PBM) leidt studenten op tot deskundigen op het gebied van Management, Economie, Personeel en Organisatie, (Human Resource Management), Recht, Financiën, Bestuurskunde en Overheidsmanagement. PBM is ontstaan door een krachtenbundeling van drie bekende ‘oude’ HBO-opleidingen: ‘Personeel & Arbeid’, ‘Management, Economie en Recht’ en ‘Management in Zorg en Dienstverlening’.
PBM is een brede opleiding. Dit geeft de student de mogelijkheid om zich te ontwikkelen op bovenstaande vakgebieden. De majorfase (leerjaren 1 en 2) vormt de brede en gemeenschappelijke basis van de opleiding. De student maakt kennis met de hoofdaspecten van de opleiding en van de praktijk. Door na het tweede jaar te kiezen voor één van de uitstroomprofielen heeft de student de mogelijkheid om zich in een bepaald vakgebied te specialiseren. Binnen elk van deze uitstroomprofielen bestaat een grote keuzevrijheid ten aanzien van de invulling van de minorfase (leerjaren 3 en 4). In deze laatste fase van de opleiding volgt de student diverse minoren. Bij PBM komt de student vanaf de start al in aanraking met de beroepspraktijk, door bedrijfsbezoeken, gastcolleges, projectopdrachten uit de praktijk, sollicitatietrainingen, bedrijvencontactdagen, stages en de afstudeeropdracht. Daarbij staat het ontdekken van ambities, sterktes en beroepsmogelijkheden centraal. De student wordt daarin goed begeleid. Uitgangspunten bij het onderwijs In de vormgeving van het onderwijs worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: . Het onderwijs wordt ontwikkeld en uitgevoerd in co-creatie met het werkveld. . Het onderwijs wordt ontwikkeld in samenhang met interne en externe ketenpartners, waardoor de zorgpraktijk integraal kan worden benaderd. . Het onderwijs en de dagelijkse zorgpraktijk zijn geïntegreerd. . Het onderwijs wordt vormgegeven binnen de inhoudelijke en organisatorische kaders van Hogeschool Zuyd/PBM. Uitvoering De minoren van PBM zijn onderwijseenheden van 10 weken en kennen grofweg drie leerlijnen: een kennislijn, een vaardighedenlijn en een projectlijn. In de projectlijn werken studenten van de avondopleiding aan een integrerende opdracht uit hun eigen praktijk. Studenten van de dagopleiding gaan aan de slag met opdrachten, die ingebracht zijn door partners van de opleiding uit het werkveld. In alle situaties gaat het om ‘real life’ opdrachten, die in nauwe samenwerking met het werkveld worden uitgevoerd en ook in een daadwerkelijke behoefte voorzien. Zo is er door studenten van PBM bv. een verandertraject bij een zorginstelling begeleid, is er een HR-systeem voor verschillende Shelltankstations ontwikkeld en wordt het beleid op het gebied crisismanagement van gemeenten in de regio doorgelicht en waar nodig van verbetervoorstellen voorzien.
Iedere minor is ontwikkeld in samenwerking met een partnerorganisatie uit het werkveld. Alle studenten maken intensief kennis met deze partners. Onze partners zijn opdrachtgever van de studenten in de projectlijn en participeren ook in de colleges van de kennislijn. Theorie en praktijk worden zo ‘levend’ met elkaar verbonden. Zowel bij de opdrachten, als in de kennislijn zijn de partners fysiek aanwezig en zoveel mogelijk op de locatie van de partners zelf. De minorfase van de opleiding People & Business Management (PBM) omvat naast de minoren ook de onderdelen praktijk en afstuderen. Het onderdeel praktijk wordt uitgevoerd binnen een bedrijf (beroepsopleidende stage) of het LeerWerkBedrijf van PBM (praktijkopdrachten). Ook afstuderen kan in een bedrijf (afstudeerstage) of in het LeerWerkBedrijf van PBM (afstudeeropdracht). Schematisch ziet dit er als volgt uit:
Toekomstmuziek Visie Leren en presteren zijn gekoppeld. In 80% van de gevallen worden prestatieproblemen in organisaties niet veroorzaakt door individuen of door een tekort aan competenties, maar door factoren in de werkomgeving (Arets & Heijnen, 2008). Opleiden zien als dé oplossing van prestatieproblemen in een organisatie zonder inzicht in de werkelijke oorzaken van dit onderpresteren leidt tot veel misverstanden, frustratie en verandermoeheid. Persoonlijke ontwikkeling van de student(en) combineren met gefundeerde ontwikkeling van de organisatie is de basis voor een gezond adaptatievermogen van veranderingen in organisaties en daarmee voor succesvol klantgericht werken. Het onderwijs vertrekt bij voorkeur vanuit een constructionistische leerfilosofie en baseert daarop het didactisch model. Het onderwijs is opgebouwd in themasemesters. Centraal binnen elk themasemester staat een authentieke leertaak (Janssen-Noordman, 2006), waarbij de leeractiviteiten geïntegreerd worden aangeboden. Doel hierbij is om de kennis en vaardigheden op te bouwen, attitude te verbeteren en meer ervaring op te doen. De keuze van de authentieke leertaak is gebaseerd op en vertaald naar het competentieprofiel van de betreffende opleiding. Op basis van dit competentieprofiel stuurt elke student de eigen leeractiviteiten aan de hand van het persoonlijke portfolio. Daarin staan de reeds aanwezige en de te verwerven beroepscompetenties beschreven. Zo zal de ene student zich verder willen professionaliseren als adviseur. Binnen de authentieke leertaak zal hij deze rol dan meer kunnen vervullen. Een student die ondernemerschap wil ontwikkelen kan dit doen door bijvoorbeeld het commerciële aspect van de opdracht op zich te nemen. Uitgangspunten Het onderwijs is themagericht Effectief onderwijs is relevant voor het werkveld en de student. De keuzes van onderwijsthema’s en onderwijsinhouden worden bepaald door de actuele vraagstukken van het werkveld en de benodigde competenties van de medewerkers. Deze vinden hun weerslag in de onderwijsinhouden van de themasemesters, die met een gerichte stapeling leiden tot een beroepsdiploma. Het onderwijs is competentiegericht Effectief onderwijs richt zich op het vergroten van competenties. Een student is competent voor een taak als hij beschikt over kennis (weet ik), vaardigheid (kan ik), attitude (wil ik), ervaring (doe ik). Effectief onderwijs combineert het verwerven van onderwijsinhouden met het stimuleren van cognitieve vaardigheden van studenten. Daartoe worden de leeractiviteiten met het oog op het verwerven van kennis, vaardigheden, attitudes en ervaring niet gescheiden van elkaar, maar geïntegreerd aangeboden. Op deze wijze wordt het zelfconstruerend vermogen (leren leren) van studenten verruimd. Dit vergroot de probleemoplossende kracht van studenten en maakt hen competenter in het nemen van ‘regie op de eigen ontwikkeling’.
Om studenten in de gelegenheid te stellen competenties te verwerven bouwt het onderwijs de themasemesters op in een raamwerk van leerlijnen: integrale leerlijn, conceptuele leerlijn, vaardighedenleerlijn en regieleerlijn. Het onderwijs is studentgericht Studenten halen maximaal leerrendement als het onderwijs aansluit op de reeds aanwezige competenties, de persoonlijke situatie en de persoonlijke leerstijl van de student. Om dit te realiseren wordt gebruik gemaakt van een mix van verschillende vormen van leren, die studenten op eigen maat kunnen inzetten: blended learning. Het onderwijs is praktijkgericht Competenties worden bij uitstek verworven door de transfer van leerinhouden naar de dagelijkse praktijk. De verbinding van onderwijs en praktijk moet hier voor zorgen. De transfer van onderwijsinhouden naar de praktijk is geborgd in de onderwijsorganisatie door de ontwikkeling van studenten te koppelen aan aantoonbare prestatieverbeteringen in de organisatie. Vormgeving Persoonlijke ontwikkeling van studenten en aantoonbare prestatieverbetering van organisaties worden in de toekomst gecombineerd. De uitvoering van het onderwijs en de verbetering van de organisatieprestatie worden gerealiseerd door multidisciplinaire teams van studenten, docenten en praktijkmedewerkers. Om resultaten, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden goed te borgen worden tripartite overeenkomsten tussen studenten, onderwijsorganisatie en werkgevers gesloten. Kennisvergaring, bewerking en verspreiding kunnen ter hand worden genomen door lectoraten. Bijzondere aandacht is daarbij nodig voor implementatie van innovaties in de beroepspraktijk. Uitvoering In de didactische vormgeving wordt gekozen voor blended learning. Blended learning is een mix van verschillende vormen van leren, waarbij het gaat om de distributie van leerinhouden, de vormen van communicatie en samenwerking en de didactische methoden en media. Blended learning maakt enerzijds gebruik van een e-learningsysteem. Hiermee kan onderwijsinhoud makkelijk en op maat worden geleverd naar inhoud en tijdstip. Er zijn online communicatiemiddelen en didactische werkvormen beschikbaar. Daarnaast heeft iedere student de beschikking over een eigen kennisportaal. De student heeft daarmee toegang tot alle onderwijs en communicatiebronnen en de beschikking over een persoonlijk e-portfolio. Daarmee kan de student de eigen ontwikkeling entameren, volgen en evalueren. Anderszijds bedient blended learning zich van contactonderwijs in de vorm van colleges, training, coaching en begeleiding.
In blended learning beschikt de student over de fysieke mogelijkheid om vanuit het persoonlijk e-portfolio ‘de regie te nemen van zijn eigen ontwikkeling’. Blended learning is studentgericht: de student kan op eigen wijze en tijd gebruik maken van onderwijsmaterialen en middelen die aansluiten bij de persoonlijke behoefte en mogelijkheden. Tenslotte is het met blended learning mogelijk om duur contactonderwijs te beperken tot onderwijsactiviteiten die om deze vormen vragen. Uit oogpunt van kosteneffectiviteit is dit een aantrekkelijke mogelijkheid. Met onze partners uit het werkveld zal de volgende jaren een ontwikkeling ingezet worden om van co-creatie naar co-prestatie van onderwijs en beroepspraktijk te komen. Daarmee hopen wij een bijdrage te leveren aan de uitdagingen, waarvoor de provincie Limburg zich gesteld ziet.
Meer weten? Lees dan het boek van Prahalad & Ramaswamy: De toekomst van concurrentie uit 2004. Hierin wordt de grondgedachte achter co-creatie uitstekend uit de doeken gedaan.
Referenties Arets, J., & Heijnen, V. (2008), Kostbaar misverstand, van training naar business improve ment. Den Haag, Academic Service. Janssen-Noordman, A. (2006), Hoe praktisch is het vier Componenten instructieontwerpmo del? Onderzoek van Onderwijs, jaargang 35. Assen. Let the Nightingales sing (2009), Interviewrapportage scenariodenken voor de arbeidsmarkt in 2025. Baexem, Uitgeverij