Nederlands voor de basisvorming
1 havo/vwo uitwerkingenboek
Ruud Kraaijeveld Pierre Adriaensen Jan van de Pol Rob van Veen Karen Versteeg Pauline Zwart
Bewerking: Marjan van Verseveld
Methodeoverzicht Op nieuw niveau is op de volgende manier opgebouwd: Tweede fase 3 vmbo-l
3 vmbo-b
4 vmbo-l
4 vmbo-b
4 vmbo-k
4 vmbo-g/t
3 vmbo-k
3 vmbo-g/t
3 havo
3 vwo
2 vmbo-b/lwoo
2 vmbo-k/g/t
2 vmbo-t/havo
2 havo/vwo
1 vmbo-b/lwoo
1 vmbo-k/g/t
1 vmbo-t/havo
1 havo/vwo
vmbo-b/lwoo
vmbo-k/g/t
havo
vwo
redactie wentzelcommunicatie, Zutphen vormgeving Ontwerpbureau Neo, Arnhem advies Berend Jager, Boekelo
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor: Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs. Voor meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl
ISBN 90-06-10156-7 Eerste druk, tweede oplage
© ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2002 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
INHOUD Aan de gebruiker Instructies, suggesties en antwoorden Basisboek Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4 Blok 5 Blok 6
4 5 5 19 35 49 63 80
Antwoorden Diagnostische toetsen Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4 Blok 5 Blok 6
98 98 100 103 106 109 111
Antwoorden Herhaling Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4 Blok 5 Blok 6
114 114 118 123 127 133 139
Antwoorden Verdieping Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4 Blok 5 Blok 6
143 143 147 151 156 162 167
Werkwijzer internet
173
4
Aan de gebruiker, In dit uitwerkingenboek vind je de antwoorden op de vragen die in het basisboek en in het differentiatieboek zijn gesteld. Je kunt je eigen antwoorden controleren. Het controleren van je antwoorden is een nauwkeurig werkje, besteed er dan ook voldoende tijd aan. Als je een fout antwoord alleen maar vervangt door het goede antwoord, leer je niet veel. Je moet ook begrijpen waarom jouw antwoord niet goed is en het antwoord in het uitwerkingenboek wel. Als jouw antwoorden fout zijn, is het verstandig om de theorie in het basisboek nog eens door te nemen. Daarna bekijk je de vraag en het antwoord nog een keer. Soms staat er een uitleg bij het antwoord in het uitwerkingenboek. Veel succes met het nakijken van je gemaakte werk. De auteurs
blok
Basisboek 1
1 BLOK
LEKKER LEZEN OPDRACHT 1
1 a Je eigen mening. Je moet daarbij minstens drie woorden uit de gegeven rij hebben gekozen. b Je eigen uitleg bij de woorden die je bij vraag 1a hebt gekozen. 2 Je hebt je eigen ervaringen met Harry Potter-boeken opgeschreven. 3 Je eigen mening. 4 a De tovenaar van het kwaad. b Dat werd zijn ondergang: hij raakte zijn macht kwijt. 5 Hij nam de gedaante van een hond aan, wurmde zich door de tralies en zwom naar het vasteland. Deze manier van ontsnappen was mogelijk omdat de gevangenbewaarders, de Dementors, niet kunnen zien, alleen maar voelen. 6 In de gevangenis zag hij in een krant een foto van Peter Pippeling. Hij zag dat hij bij Harry op Zweinstein was en begreep dat Harry groot gevaar liep. 7 Eerst ontkent hij het verraad heftig, daarna geeft hij het toe. 8 a Hij zegt eerst dat Voldemort hem gedwongen heeft. Daarna zegt hij dat Voldemort hem gedood zou hebben als hij dat verraad niet had gepleegd. b Hij was door de ouders van Harry tot Geheimhouder benoemd op voorstel van Sirius Zwarts. 9 Een laf, bang en onbetrouwbaar figuur. 10 a Je eigen mening. b Jouw voorspelling over de afloop.
2
OVER LEZEN Meer informatie over J.K. Rowling kun je vinden in: Martine Letterie, J.K. Rowling en de Harry Potter-boeken (Ellessy 2001), Lexicon van de jeugdliteratuur, Uittrekselbank jeugd (cd-rom, Biblion). Artikelen en recensies in: Documentatiemap jeugdboekenschrijvers (Biblion) en in het tijdschrift Jeugdliteratuur in de basisvorming. Achtergronden en besprekingen van een aantal Potter-boeken in: Jeugdboeken 2000 (Ellessy 2001). Andere boeken van Joanne Rowling (een keuze): Harry Potter en de Steen der Wijzen, Harry Potter en de Geheime Kamer, Harry Potter en de Gevangene van Azkaban, Harry Potter en de Vuurbeker, Harry Potter en de Feniks.
5
6
antwoorden basisboek
OPDRACHT 2 1 Je eigen mening. 2 De beschrijving van jouw spannendste Harry Potter-avontuur. OPDRACHT 3 1 Jouw redenen om te lezen. 2 Het soort boeken dat je graag leest, bv. oorlogsboeken, detectiveverhalen, enz. 3 Je eigen antwoord en de reden daarbij. 4 Je eigen antwoord en de redenen daarbij. 5 a Je eigen antwoord. b Jouw tips voor je medeleerlingen. 6 Je eigen antwoord. 7 a Ja of nee. b Ja of nee. OPDRACHT 4 1-3 Eigen antwoord. OPDRACHT 5 1-4 Zie hiervoor de werkwijzer internet achter in dit boek.
3
V E R R I J K J E TA A L S C H AT OPDRACHT 6
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
geabsorbeerd accepteren actueel allochtone geannuleerd antiquair articuleren commerciële conferentie ecosysteem
– opgenomen – goedkeuren, aannemen – op dit moment belangrijk – uit een ander land afkomstige – afgelast – handelaar in waardevolle oude voorwerpen – de woorden duidelijk uitspreken – het winst maken betreffend – bijeenkomst – alles wat het samenleven van planten- en dierensoorten betreft in een bepaald gebied 11 genetisch manipuleren – overplanten van erfelijke eigenschappen 12 illegale – verboden, tegen de wet 13 keurmerk – teken dat het gekeurd is
blok
14 scanner 15 stadia
1
7
– elektronisch apparaat dat codes kan lezen – momenten in een ontwikkelingsproces
De tweede zin betekent: één gunstig teken is niet voldoende. OPDRACHT 7 1 De beer is los. 2 Mijn naam is haas. 3 Blaffende honden bijten niet. 4 5 6 7 8
– d Er is ruzie – g Ik weet nergens van – c Voor iemand die voortdurend dreigt, hoef je niet bang te zijn Een kat in het nauw maakt rare – e Wie in nood zit, doet soms sprongen. onverwachte dingen In het donker zijn alle – a In het donker ziet iedereen er katjes grauw. hetzelfde uit Van een kikker kun je geen – b Wie geen geld heeft, kan niet veren plukken. betalen Dat muisje zal een staartje hebben. – f Die zaak zal nog gevolgen hebben Een vos verliest wel zijn haren, – h (Slechte) mensen veranderen niet maar niet zijn streken. gauw OPDRACHT 8
1 2 3 4 5 6 7 8
4
ziet wolven en beren op zijn weg de kat in de gordijnen jagen kat in ’t bakkie een kat in de zak kopen met de kippen op stok van een mug een olifant maken een olifantshuid hebben een schaap met vijf poten
– e hij ziet (altijd) problemen – f iemand kwaad maken – a een gemakkelijk karwei – b bij een aanschaf bedrogen worden – h vroeg naar bed – g overdrijven – c tegen kritiek, beledigingen kunnen – d iemand die alles kan
G R A M M AT I C A OPDRACHT 9 1 2 3 4
schreef ga botsten weet
5 6 7 8
Doorlopen zochten fietst gaf
9 struikelde 10 rammelt 11 annuleerde
8
antwoorden basisboek
OPDRACHT 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Het zonnetje scheen heerlijk. De overstroming veroorzaakte veel schade. In het achterwiel van mijn fiets zat een slag. Waar was dat formulier? Jantine was zeer vrolijk. Had ik gelijk? We maakten geen onderscheid tussen allochtonen en niet-allochtonen. Het treinverkeer ondervond veel vertraging. Luis op planten bestreed de tuinman met zeepsop. Carnavalsvakantie noemden zij krokusvakantie. Wie schreef die brief? OPDRACHT 11
1 De persoonsvorm in de voorbeeldzin is zag. 2 Vóór de persoonsvorm staat het zinsdeel Op televisie. 3 De volgende zinnen zijn nog mogelijk: Ik zag gisteren op televisie een spannende film. Gisteren zag ik op televisie een spannende film. Een spannende film zag ik gisteren op televisie. vijf zinsdelen OPDRACHT 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
De hordeloper | verbeterde | het wereldrecord. – drie zinsdelen Afgelopen zomer | kampeerden | wij | in Gelderland. – vier zinsdelen De agent | gaf | de fietser |een waarschuwing. – vier zinsdelen Hoe | kom | ik | in Apeldoorn? – vier zinsdelen Heel wat kinderen en volwassenen | schrijven | dagelijks | in hun dagboek. – vier zinsdelen Ik | zie | hem | nooit! – vier zinsdelen Aan de zijkant van het huis | staat | een kersenboom. – drie zinsdelen Hier | vindt | u | goedkope aanbiedingen voor scanners. – vier zinsdelen Wat | is | het onderwerp? – drie zinsdelen De fietser | verdween | om de hoek van de straat. – drie zinsdelen OPDRACHT 13 Zin 1 bestaat uit vijf zinsdelen. Zin 2 bestaat uit vier zinsdelen. In zin 2 is Mijn dochtertje in het ziekenhuis één zinsdeel en hierdoor is er ook betekenisverschil.
blok
1
9
In de eerste zin kan het dochtertje gewoon thuis wonen. In de tweede zin is het dochtertje de hele dag en nacht in het ziekenhuis. In het ziekenhuis geeft aan dat het om het dochtertje dat in het ziekenhuis verblijft, gaat. OPDRACHT 14 1 De eigenaar | bood | zijn excuses | aan | voor de slechte service. • vier zinsdelen • persoonsvorm – bood aan 2 Ze | blijft | mijn vriendin | door dik en dun. • vier zinsdelen • persoonsvorm – blijft 3 Hij | liep | over de verharde weg | naar het park. • vier zinsdelen • persoonsvorm – liep 4 De arts | drong aan | op een nader onderzoek. • drie zinsdelen • persoonsvorm – drong aan 5 Die kreet | ging | door merg en been. • drie zinsdelen • persoonsvorm – ging 6 Na de race | liepen | de paarden | nog een halve ronde | uit. • vier zinsdelen • persoonsvorm – liepen uit 7 Zet door, | Kimmie! • twee zinsdelen • persoonsvorm – Zet door 8 Hij | keek | haar | met een verlegen glimlach | aan. • vier zinsdelen • persoonsvorm – keek aan OPDRACHT 15 1 2 3 4
de vader de moeder het kind het bureau
5 6 7 8
de tafel de stoel de televisie de videorecorder
9 de computer 10 het televisietoestel 11 de tweeling
OPDRACHT 16 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
• lw – het • lw – • lw – de • lw – de • lw – De • lw – de, de • lw – • lw – • lw – een • lw – de • lw – het
• znw – reisbureau, informatie, Italië • znw – maand, vakantie, Milaan • znw – Brennerpas • znw – nachttrein, Arnhem • znw – morgen • znw – douane, omgeving, Basel, bagage • znw – koffers • znw – zomerkleding • znw – paspoorten, onderzoek • znw – Italië, zon • znw – Domplein, ouders, koffie, cappuccino
10
antwoorden basisboek
5
L E E S VA A R D I G OPDRACHT 17 1 Bij het opzoeken van een telefoonnummer lees je zoekend. Daarbij sla je veel over. Je leest alleen wat je nodig hebt om het nummer te vinden. Bij een leesboek lees je het hele boek zin voor zin. 2 Een tijdschrift of krant kijk je in grote lijnen door. Aan de hand van de titels, koppen en foto’s ga je na of een artikel of bericht je interessant lijkt. De lezer slaat dus nogal wat over. Bij een leesboek lees je alles, zin voor zin. OPDRACHT 18 1 2 3 4
Zoekend lezen. Grondig lezen. Studerend lezen. Zoekend lezen.
5 Zoekend lezen. 6 Globaal lezen. 7 Zoekend lezen.
OPDRACHT 19 1-5 Je eigen antwoorden. OPDRACHT 20 1 Hond veroorzaakt overstroming. 2 Ja, voor een deel. Het woord ‘overstroming’ is wel wat overdreven en dus misleidend voor de beschreven wateroverlast. 3 Je vraagt je af hoe een hond een overstroming zou kunnen veroorzaken. Dat lijkt je nogal merkwaardig. 4 Een hond zorgt voor wateroverlast. 5 Uit een krant, volgens de bronvermelding 'Naar: Het Nieuwsblad'. OPDRACHT 21 Voorbeelden van titels met het onderwerp erin: Wees zuinig op je oren; Zet je walkman niet te hard; Pas op voor gehoorbeschadiging; Vroeg doof. Voorbeelden van nieuwsgierigmakende titels: Wat zeg je? Lekker hard? Kort genieten. OPDRACHT 22 –
blok
1
OPDRACHT 23 1 Het EKO-keurmerk (en de eisen die daarbij horen voor het product). 2 a Dat maakt de tekst voor de lezer een stuk overzichtelijker. b Je eigen ervaringen beschrijven. 3 a Vier. b Wat het Eko-keurmerk inhoudt (voor het product). c Biologische landbouw. d Biologische veehouderij. e De organisatie Skal. OPDRACHT 24 Voorbeelden van titels: Walvissen bedreigd; Walvisjacht gaat maar door; Eindelijk een walvisreservaat? De tekst kan er zo uit komen te zien: Noorse en Japanse walvisjagers hebben een nieuw argument voor de walvisjacht. Walvissen zouden te veel eten en bedreigen zelfs de visserij. Door de walvisjacht, zeggen de jagers, houden we de visstand op peil. Wie een walvis schiet, zorgt ervoor dat een visser meer vis kan vangen. Volgens de Japanners eten walvissen drie keer zoveel vis als de visserij binnenhaalt. Ze vertellen er niet bij dat het walvisvoedsel uit de diepzee komt en dat dit vooral krill of inktvis is, die bij verkoop weinig oplevert. Die reden houdt ook geen rekening met het feit dat alle leven in zee samenhangt. Het ene dier leeft namelijk van het andere en als je op een dier jaagt, loop je de kans dat andere dieren geen voedsel meer kunnen vinden en uitsterven. De mens kan dus door de jacht het evenwicht in de natuur ernstig verstoren. Al jaren onttrekken Noorwegen en Japan zich aan het verbod op de commerciële walvisjacht dat in 1986 is ingesteld. Op conferenties worden zij regelmatig tot de orde geroepen. Vaak zeggen ze dat ze op walvissen jagen om wetenschappelijke doeleinden, maar daar geloven weinig mensen in. Extra bescherming van de walvis is dus noodzakelijk. Hopelijk wordt binnenkort de stap gezet naar een wereldwijd walvisreservaat, want dat is hard nodig. OPDRACHT 25 1 Kijk naar de titel, de foto, de eerste alinea en voorspel waar de tekst over gaat. 2 Je hebt opgeschreven wat je al over het onderwerp weet.
11
12
antwoorden basisboek
3 Ja of nee. Je hebt ook opgeschreven waarom je de tekst wel of niet zou gaan lezen. OPDRACHT 26 1 a b c 2 a
3
4 5 6 7 8
9 10 11 12 13 14 15
Veel geld besparen? Even een kopietje maken. Je eigen mening. Je eigen toepasselijke titel. Het kopiëren van cd’s (en deze illegaal verkopen). Of: geld besparen door gekopieerde cd’s aan te schaffen. b Leg uit of dit klopt met je eerste indruk van de tekst. a Daardoor trekt die de aandacht. b Deze alinea is inleidend, geeft in het kort aan waar de tekst over gaat en maakt de lezer nieuwsgierig naar de rest. Zes. B B C a Een andere bedreiging…. (r. 52). b Daar begint een ander deelonderwerp (namelijk: het downloaden van muziek van het internet). ‘In de wet staat namelijk dat thuiskopiëren is toegestaan. Iedereen mag voor eigen gebruik een kopietje maken.’ (r. 34-36). D Dat mag niet, want in de wet staat dat thuiskopiëren toegestaan is (mogelijk moet zijn). Ten eerste: het is diefstal. Ten tweede: platenindustrie en artiesten lopen veel geld mis. (r. 29-33). De prijzen van cd’s moeten omlaag. Hij wil een hogere heffing op onbespeelde cd’s (r. 39/40). Het downloaden van MP3-bestanden van het internet. OPDRACHT 27
1-4 Je eigen antwoorden.
6
S C H R I J F VA A R D I G OPDRACHT 28
1-4 Je eigen antwoorden.
blok
1
OPDRACHT 29 1 Je hebt jouw leukste hobby opgeschreven. 2 Je hebt vijf vragen en de antwoorden op die vragen over jouw leukste hobby opgeschreven. OPDRACHT 30 1-4 Je hebt de tekst geschreven. OPDRACHT 31 Als je alle onderstaande vragen met ja kunt beantwoorden, heb je een goede tekst geschreven. Hoe meer vragen je met nee hebt beantwoord, hoe minder goed je tekst is.
1 2 3 4 5 6 7 8
7
Beoordelingspunten bij opdracht 31 Is het onderwerp de favoriete hobby? Begint de tekst met ‘Mijn leukste hobby is...’? Wordt de hobby (kort) uitgelegd in de eerste alinea? Staat in de tweede alinea voor de hand liggende informatie over het beoefenen van de hobby? Heeft de tekst het onderwerp als titel? Is de tekst verdeeld in minimaal twee alinea’s? Telt de tekst tussen de 90 en 110 woorden? Is de tekst netjes geschreven?
SPREKEN, KIJKEN EN LUISTEREN OPDRACHT 32 – OPDRACHT 33 – OPDRACHT 34 1 2 3 4 5
De argumenten die je hebt gebruikt zijn belangrijk. C D B A
13
14
antwoorden basisboek
6 D 7 Het zingen van het volkslied; tafeltjes in rijen, aan één kant geen muren of ramen, de kinderen dragen een uniform, aan het einde van een schooldag wordt alles opgeborgen, de kinderen zijn beleefder. 8 de kou, het eten, heimwee en onbeschofte kinderen 9 A 10 A 11 B 12 Je eigen antwoord.
8
SPELLING OPDRACHT 35
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Wil jij ooit meedoen aan wedstrijden in Portugal? Ik loop over het strand van Domburg. Zoiets zou ik nooit durven! Gaat Charlie naar Spanje deze zomer? Oom Bart is op zakenreis naar Afrika geweest. De schrijver Gijs Wanders heb ik op televisie gezien. Wat een prachtige jurk! Kijk uit! Paul woont nog steeds aan de Nassaukade in Groningen. Heeft Kahlid je een kaart uit Marokko gestuurd? Rembrandt schilderde De Nachtwacht. OPDRACHT 36 Is dat echt gebeurd? Natuurlijk wilde mevrouw Van Aken uit Utrecht het haast niet geloven. Wat was er aan de hand? Willem had haar een ongelooflijk verhaal verteld. Die mevrouw Pieters uit de Israëlslaan deed steeds vreemdere dingen. Deze tachtigjarige buurvrouw van Willem lijdt aan geheugenverlies. Helemaal in de war had ze aangebeld en was met haar poedeltje Fiffy naar binnen gewandeld. Toen trok ze de koelkast open en gaf haar poedeltje een plakje ham. Mevrouw Van Aken schoot in de lach. Wat akelig, zeg! OPDRACHT 37
1 2 3 4
De voetbalclub uit Tilburg heet Willem II. 2-0 was de uitslag van de wedstrijd Nederland-Brazilië. ’t Tocht hier. $-ogen zijn het kenmerk van Dagobert Duck.
blok
5 6 7 8 9 10 11
1
’t Regent, ’t regent, de pannetjes worden nat. ’n Ogenblikje, mijnheer Jansen! MCDXCII: Columbus ontdekt Amerika. ’s Avonds ben ik niet bereikbaar. D’66 is een politieke partij. Wat is de grootste haven van Zuid-Holland? In Brussel wonen Brusselaars. OPDRACHT 38
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
9
Het spijt me dat ik niet langer kan blijven. De arbeiders peinsden er niet over om het zware karwei af te maken. Zei zij dat werkelijk? Ik vind andijvie en prei best wel lekker. Deze feiten zijn aanleiding voor een nader onderzoek. Het waterpeil stijgt nog steeds. Tapijten reinigen is een vervelend karweitje. Beide meisjes speelden met pijl en boog. ‘Wij eisen ijs’, sprak Puk, ‘geen pudding!’ Tandpijn kun je vermijden. We reizen met de trein naar Oostenrijk.
I N F O R M AT I E OPDRACHT 39 Bijvoorbeeld: door het raadplegen van teletekst, de krant, het internet of door te luisteren naar de weersvoorspelling op radio en televisie. OPDRACHT 40 Bijvoorbeeld: een encyclopedie, een woordenboek, een kookboek, een gebruiksaanwijzing, een telefoongids, de Gouden Gids, een atlas. OPDRACHT 41 1 telefoongids 2 woordenboek 3 kookboek OPDRACHT 42 1 Je eigen antwoord. 2 Je eigen antwoord.
4 (dieren)encyclopedie 5 spoorboekje, (elektronische) reisplanner NS 6 televisiegids, krant, teletekst
15
16
antwoorden basisboek
OPDRACHT 43 1-3 Je eigen antwoorden. Let op: voor de antwoorden is het Prisma-woordenboek gebruikt (35e druk, 2001). Als je een ander woordenboek hebt, kunnen de antwoorden afwijken. OPDRACHT 44 1 Bijvoorbeeld: meervoudsvormen, afkortingen, vervoeging werkwoorden, uitspraak. 2 Alfabetisch. OPDRACHT 45 1 2 3 4
letsel, munitie, parlement, spreeuw, talud, vestiging toendra, toga, toilet, tombola, tondeuse, torpedo scheikunde, schennis, schepnet, scherts, schets, scheur lijstaanvoerder, lijster, lijsttrekker, lyceum, lychee, lynchen OPDRACHT 46
1 2 3 4 5 6 7 8
talud letsel toendra toga scherts schennis lynchen lychee
– helling, glooiing – verwonding – steppe – lang ambtskleed – welwillende spot – schending – eigenmachtig terechtstellen – bepaalde zoete, subtropische vrucht
OPDRACHT 47 Je eigen woorden. OPDRACHT 48 1 Het eerste zoekwoord op deze bladzijde is overbuur. 2 Het laatste zoekwoord op deze bladzijde is overleggen. 3 Alle woorden die volgens het alfabet tussen overbuur en overleggen staan, vind je op deze bladzijde. 4 overdekt – ja oud – nee overgaan – ja os – nee overheid – ja overbruggen – nee
blok
1
17
5 In de telefoongids: plaatsnamen In het postcodeboek: plaatsnamen In de gouden gids: namen van producten, bijvoorbeeld auto's, gordijnen, meubels, of namen van soorten bedrijven, bijvoorbeeld reclamebureaus.
1 0 O V E R TA A L OPDRACHT 49 1 vis 2 sport 3 spel
4 sportartikel 5 voertuig
OPDRACHT 50 vis
sport
spel
sportartikel voertuig
aal brasem makreel snoek sprot zeeduivel
abseilen darts deltavliegen skaten waterpolo
boter-kaas-en-eieren mens-erger-je-niet monopolie scrabble –
hengel puck racket snowboard –
OPDRACHT 51 1 2 3 4 5 6 7 8
tas doffer olifant oorring xylofoon jus d’orange euro encyclopedie
– geen kledingstuk of schoeisel – geen vrouwelijk dier – geen katachtig (roof)dier – geen lichaamsdeel – geen blaasinstrument – geen koolzuurhoudende frisdrank – geen oude munt – geen amusement, niet bedoeld voor vermaak
OPDRACHT 52 1 mens prettig in de omgang verlegen netjes om vragen actief laat niet met zich sollen ondernemend
– hond – mak – schuw – bedelen – stiekem – vals – roofzuchtig
airbus luchtballon touringcar zeppelin zweeftrein
18
antwoorden basisboek
2 Schande, o schande. Jouw mening: … Bijvoorbeeld: ik vind het niet zo erg, want dieren zijn nu eenmaal anders dan mensen. OPDRACHT 53 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
achterdochtig vroom gemeen hooghartig humoristisch intelligent mopperig enthousiast sluw geniepig
– ongunstig – gunstig – ongunstig – ongunstig – gunstig – gunstig – ongunstig – gunstig – ongunstig – ongunstig
OPDRACHT 54 Je eigen woordentrap.
11 GEDICHT OPDRACHT 55 1 Eerste drie strofen over verveling: de ikpersoon wil graag weer naar school. De vierde en vijfde strofe gaat over het verlangen naar vakantie: nu de school een maand bezig is, wil de ikpersoon leuke dingen doen buiten de klas. 2 Verveeld. De ikpersoon wil naar school. 3 De ikpersoon verlangt naar vakantie, wil buiten school leuke dingen doen. 4 Je eigen mening. 5 Dit gedicht heeft rijm, maar niet regelmatig: aa, bbb, cc, dd, ee, f, g, h, f, g etc. 6 Je eigen mening. 7 Je eigen mening. 8 Je eigen mening. Je kunt hierbij de beoordelingswoorden uit paragraaf 2.3 van dit blok gebruiken. 9 Je eigen gedicht schrijven over de vakantie of de eerste tijd op school.
blok
Basisboek 1
2 BLOK
LEKKER LEZEN OPDRACHT 1
1 a Je eigen mening geven over het fragment. Gebruik hierbij beoordelingswoorden. b Bij elk beoordelingswoord heb je opgeschreven waarom je het hebt gekozen. 2 Hij schopt een jongen in een rolstoel onderuit. 3 a Hij wil Emiel aangeven. b Emiel bedreigt hem met een mes. 4 a Ten eerste vertelt hij niets aan zijn ouders. Ten tweede ontkent hij dat hij erbij was, hoewel hij door een leerling van school is herkend. Hierdoor maakt hij het alleen maar erger en lijkt het erop dat hij medeschuldig is. b Je eigen mening. 5 a Angst en schuldgevoelens. b Je ziet het grootste deel van de gebeurtenissen door de ogen van Sander. 6 Een jongen uit een hogere klas, René Hofstra, heeft hem gezien. 7 Je eigen mening. (Dit is bepaald niet logisch en waarschijnlijk.) 8 a Door te liegen: ze zegt dat Sander op dat tijdstip bij haar was. b Je eigen mening. (Opvallend genoeg gelooft men haar en wordt de politie niet ingeschakeld.) 9 Ja, dat kan. (Alleen is het optreden van de schooldirecteur niet zo logisch.) 10 a Je eigen mening. b Je eigen mening.
2
OVER LEZEN OPDRACHT 2
1-3 Je eigen antwoorden. Meer informatie over Carry Slee kun je vinden in: Het lexicon van de jeugdliteratuur, Het ABC van de jeugdliteratuur, www.carryslee.nl, Joke Bellemans, Lezen over Carry Slee (Biblion), Uittrekselbank jeugdliteratuur (Biblion) . Andere boeken van Carry Slee voor 12+ (een keuze): Spijt!, Pijnstillers, Afblijven, Kappen!, Razend en Paniek.
19
20
antwoorden basisboek
OPDRACHT 3 1 Je eigen mening geven en uitleggen waarom je dat vindt. 2 Om zich te laten vermaken, om mee te leven met de belevenissen van de hoofdpersonen. 3 Om zich te laten informeren, om iets te weten te komen of iets te leren. 4 Fictie: bijv. Afblijven van Carry Slee en De rode handschoen van Anke de Vries. Non-fictie: bijv. een krantenbericht, een tekst in een informatief boek. 5 Fictie zijn: b, e, g. 6 Ja, want de gebeurtenissen zouden zich in werkelijkheid zo afgespeeld kunnen hebben. 7 Het krantenbericht gaat over een gebeurtenis die echt heeft plaatsgevonden, het bericht in het leesboek gaat over een verzonnen of bedachte brand. 8 Non-fictie, want zij beschrijft hoe dit in werkelijkheid is gegaan. 9 Fictie, want de speelfilms vertellen, net als de verhalen in de Harry Potterboeken waarop ze zijn gebaseerd, volkomen verzonnen gebeurtenissen. 10 a Non-fictie, want dat is in werkelijkheid gebeurd en zij vertelt hoe die mishandeling in werkelijkheid heeft plaatsgevonden. b Dat is fictie, want zij heeft de werkelijkheid veranderd en aangepast zodat het een verhaal werd. c Nee, want ze vertelt geen gebeurtenis uit haar eigen leven. OPDRACHT 4 – OPDRACHT 5 Zie hiervoor de werkwijzer internet achter in dit boek.
3
V E R R I J K J E TA A L S C H AT OPDRACHT 6 1 2 3 4 5 6 7 8 9
agressief aversie badge bicepsen bonafide camoufleren campagne censuur chronische
– aanvallend – afkeer – naamspeldje – bovenarmspieren (om spierballen mee te maken) – betrouwbare – verbergen – uitgebreide actie – recht om te schrappen – blijvende, niet overgaande
blok
10 11 12 13 14 15
claustrofobie consultatiebureau fouilleren mentaliteit sponsort symbool
2
– angst voor afgesloten ruimten – bureau voor gratis gezondheidsadviezen – iemands kleding doorzoeken op verboden spullen – instelling – geeft geld, steunt financieel – dier of ding dat iets anders voorstelt
OPDRACHT 7 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Iemand de ogen uitsteken Zijn ogen uit het hoofd schamen In het oog lopen Naar de ogen zien Onder vier ogen Zijn ogen in zijn zak hebben Zijn ogen de kost geven Iemand de ogen openen Zijn ogen zijn groter dan zijn maag. 10 Uit het oog, uit het hart 11 Het oog van de meester maakt het paard vet 12 Door het oog van de naald kruipen
– iemand jaloers maken – zich zeer schamen – opvallen – letten op iemands wensen en wenken – zonder getuigen – niets opmerken – goed opletten – iemand de waarheid doen zien – hij neemt van gulzigheid zo veel, dat hij het niet op kan – wanneer men iemand niet meer ziet, vergeet men hem snel – als de baas erbij is, worden de zaken beter behartigd – ternauwernood aan een gevaar ontsnappen
OPDRACHT 8 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 g e c j h l f a b d i k
4
G R A M M AT I C A OPDRACHT 9 1 heb 2 komt aan 3 zou
4 had 5 krijgen 6 geven
OPDRACHT 10 1 Ik | heb | een aversie | tegen de mentaliteit van sommige topvoetballers. 2 Daar | komt | mevrouw Van Swieten | aan. 3 SportX | zou | onze volleybalvereniging | gaan sponsoren.
21
22
antwoorden basisboek
4 Dat | had | ik | jou | wel | kunnen vertellen | tijdens het vorige lesuur. 5 De agressieve honden in het asiel | krijgen | een spuitje. 6 De gastvrouwen | geven | een badge | aan de deelnemers van de conferentie. OPDRACHT 11 Voorbeelden van juiste antwoorden bij deze opdracht. Jimmy kan (persoonsvorm) heel hard lopen (heel werkwoord). Jullie hebben (persoonsvorm) je werk perfect gemaakt (voltooid deelwoord). Straks ga (persoonsvorm) ik eerst naar huis. Kan (persoonsvorm) ik straks die cd komen (heel werkwoord) halen (heel werkwoord)? 5 Die borsteltjes mogen (persoonsvorm) gebruikt (voltooid deelwoord) worden (heel werkwoord). 1 2 3 4
OPDRACHT 12 1 2 3 4 5 6
knap op zou weten zou kunnen geven kan brengen staat aangegeven mag opgeschreven worden
7 8 9 10 11
wierp af moesten gescoord hebben geven door ben komen fietsen Kun meedoen
OPDRACHT 13
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Persoonsvorm
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord
knap op zou zou kan staat mag wierp af moesten geven door ben Kun
– weten kunnen, geven brengen – worden – hebben – komen, fietsen meedoen
– – – – aangegeven opgeschreven – gescoord – – –
OPDRACHT 14 1 Het waterpeil van de Linge | zal | voorlopig | blijven stijgen. • pv – zal • wwg – zal blijven stijgen
blok
2
2 Op die plek | gaan | ze | een tunnel |aanleggen. • pv – gaan • wwg – gaan aanleggen 3 Waar | koop | jij | je deodorant? • pv – koop • wwg – koop 4 Intussen | was | er | een vreselijke paniek | uitgebroken. • pv – was • wwg – was uitgebroken 5 Wat | moet | ik |nu |zeggen! • pv – moet • wwg – moet zeggen 6 Over twee dagen | zijn | we | in Zuid-Spanje. • pv – zijn • wwg – zijn 7 De vriendelijke serveerster | zou | voor ons | graag | een broodje zalm | hebben klaargemaakt. • pv – zou • wwg – zou hebben klaargemaakt 8 Langs de dijk | bloeien | allerlei gele, blauwe en roze bodembedekkers. • pv – bloeien • wwg – bloeien 9 Hè?! • pv – • wwg – 10 Van wie | houdt | zij | het meest? • pv – houdt • wwg – houdt 11 De ziekenauto | scheurde | met zwaailichten aan | over de kruising. • pv – scheurde • wwg – scheurde OPDRACHT 15 1 • mag – hww • zitten – zww 2 • loopt – zww 3 • had – hww • kunnen – hww • komen – zww Als je de verdwijnproef toepast, krijg je de volgende zinnen: Wiebe kan toch wel even komen? en Wiebe komt toch wel even? Komen geeft de handeling aan en is dus het belangrijkste werkwoord. 4 • heeft – hww • gedaan – zww 5 • heeft – hww • gemist – zww 6 • mag – hww • denken – zww 7 • Doe – zww 8 • kan – hww • vertellen – zww 9 • Ga weg – zww 10 • wil – hww • gaan – hww • douchen – zww Als je de verdwijnproef toepast, krijg je de volgende zinnen: Na de survivaltocht gaat Patrizia zich wel eens lekker douchen. en Na de survivaltocht doucht Patrizia zich wel eens lekker. Doucht geeft de handeling aan en is dus het belangrijkste werkwoord. 11 • blijf – hww • staan – zww
23
24
antwoorden basisboek
OPDRACHT 16 1 2 3 4 5 6 7
• zal – hww • optreden – zww • hebt – zww • Heb – hww • gedaan – zww • wordt – hww • gekozen – zww • Ben – hww • geweest – zww • is – zww • Heb – hww • kunnen – hww • helpen – zww Als je de verdwijnproef toepast, krijg je de volgende zinnen: Kun jij je vader helpen? en Help jij je vader? Helpen geeft de handeling aan en is dus het belangrijkste werkwoord. 8 • weet – zww 9 • zou – hww • hebben – hww • willen – hww • zien – zww Als je de verdwijnproef toepast, krijg je de volgende zinnen: Ik had dat wel eens willen zien, Ik wil dat wel eens zien en Ik zie dat wel eens. Het werkwoord zien geeft de handeling aan en is dus het belangrijkste werkwoord. 10 • wordt – hww • gezocht – zww OPDRACHT 17 1 2 3 4 5 6 7
5
deed flessen Een Californië zal gaan lijden
– zww – znw – lw – znw – hww – hww – zww
8 9 10 11 12 13 14
Mevrouw ontdekte zit het etiket gaat jaar
– znw – zww – zww – lw – znw – hww – znw
15 16 17 18 19 20
doen krijgen kunnen badkuipen gevuld worden
– zww – zww – hww – znw – zww – hww
L E E S VA A R D I G OPDRACHT 18 1 Hulp aan mensen in nood. 2 Zeven. 3 Om aan te geven waarover het volgende tekstgedeelte gaat. OPDRACHT 19 1 Artsen zonder Grenzen. 2 a Omdat er al een titel boven de tekst staat, zetten we boven de eerste alinea meestal geen kopje. Dat wekt verwarring.
blok
2
b Alleen over alinea II. Alinea III gaat over een ander deelonderwerp (in welke landen medische hulp moeilijk te krijgen is). c Bijvoorbeeld: Waar? Of: Arme landen en rampen. 3 a Nee, alleen boven alinea V. Alinea IV gaat over het ontstaan van Artsen zonder Grenzen. b Bijvoorbeeld: Het begin. Of: De oprichting. Of: Het ontstaan. 4 Deze kop is goed, want de hele alinea gaat over wat je allemaal kunt doen als je Artsen zonder Grenzen wilt helpen. OPDRACHT 20 1 Alinea I. 2 a Alinea VII. (Dus als veel mensen Artsen zonder Grenzen een warm hart toedragen,…) b Een samenvatting (van wat Artsen zonder Grenzen doet en waarom dat belangrijk is). c (Het laatste stuk van) de laatste zin. … kunnen mensen … normaal vinden. 3 a Alinea II t/m VI. b Vijf (in elke alinea een ander deelonderwerp). c II: soms geen medische hulp, III: waar zijn er problemen met medische voorzieningen, IV: de oprichting, V: het onafhankelijke karakter van de organisatie, VI: hoe kun je helpen?. OPDRACHT 21 1 Om het onderwerp te bedenken lees je de titel, de dikgedrukte woorden, de eerste zinnen en bekijk je de illustraties. 2-3 Je eigen mening. 4 Je eigen voorkennis beschrijven. Denk ook aan wat je bij de tekst in paragraaf 1 'Lekker lezen' hebt gelezen. OPDRACHT 22 1 a De aanpak van zinloos geweld. b Ja, daaruit kun je wel ongeveer afleiden waarover de tekst zal gaan. 2 Alinea I. 3 Alinea II t/m V. 4 Alinea VI. 5 B 6 In de inleiding wordt een uitspraak gedaan (iedereen vindt dat zinloos geweld moet verdwijnen) en worden vragen gesteld. Zowel op de uitspraak als op de vragen komt de schrijver in het slot terug.
25
26
antwoorden basisboek
7 a Klaas Wilting vindt dat voor een deel (er zijn meer agenten ingezet), maar hij vindt vooral dat mensen elkaar moeten helpen. Gert de Jong vindt dat de burgers het probleem moeten oplossen: de politie kan alleen wat doen als het geweld al heeft plaatsgevonden. b In het onderwijs en de opvoeding door de ouders moet het probleem worden aangepakt. c Wilting: ‘Maar er zijn altijd gestoorden die zichzelf niet in de hand hebben en daar kunnen we nauwelijks iets tegen doen.’ De Jong: ‘Langzaam zie je dat mensen zich daarvan bewust worden, maar het kan nog lang duren voordat er echt verbetering in komt.’ 8 B 9 C (Zie alinea VI, r. 129 t/m 133) 10 Het gaat niet alleen om het optreden van ouders, maar ook in het onderwijs moet er aandacht aan worden besteed. Dat laatste ontbreekt in die tussenkop. 11 ‘Ook zij richten zich op een ombuiging van de mentaliteit van de burgers’ (r. 65/66). 12 Ten eerste: een website (r. 71 t/m 74). Ten tweede: advertentiecampagnes met het lieveheersbeestje (r. 75 t/m 81). Ten derde: sprekers leveren voor spreekbeurten op scholen (r. 81 t/m 84). 13 Ja, die is passend, want er worden andere oplossingen beschreven. 14 a Drie (de oplossing van hoofdredacteur Krol, van de burgemeester van Gorkum, van de diskjockeys Sven en Dave). b Je eigen mening: welke spreekt je het meest aan, welke het minst? 15 ‘Het meest lijken we te kunnen verwachten van een mentaliteitsverandering, waaraan ouders bij het opvoeden van hun kinderen veel kunnen bijdragen.’ 16 Hij zegt in de laatste zin dat je het niet zomaar voor elkaar krijgt, dat dit tijd kost. OPDRACHT 23 1-3 –
6
S C H R I J F VA A R D I G OPDRACHT 24 1 Je eigen antwoord. 2 Je hebt een woordweb gemaakt. Op bladzijde 70 kun je zien hoe je een woordweb maakt. Je hebt minimaal 10 dingen om het woord (herfst)vakantie gezet. Je hebt woorden die bij elkaar horen uit het woordweb gekozen en bij elkaar gezet. 3 Je hebt de tekst in het klad geschreven.
blok
2
4 – 5 Je eigen antwoord. Beoordelingspunten bij opdracht 24 Als je alle onderstaande vragen met ja kunt beantwoorden, heb je een goede tekst geschreven. Hoe meer vragen je met nee hebt beantwoord, hoe minder goed je tekst is. 1 2 3 4 5 6
Gaat de tekst over de herfstvakantie? Heeft de tekst een titel? Staat er minimaal één tussenkopje in de tekst? Is de tekst verdeeld in alinea’s? Telt de tekst ongeveer 150 woorden? Is de tekst netjes geschreven? OPDRACHT 25
a De schrijver behandelt het onderwerp van de tekst in de inleiding. Hij kan een voorbeeld geven, de aanleiding of een korte uitleg over het onderwerp. De inleiding zorgt voor een (korte) kennismaking met het onderwerp van de tekst. b In het middenstuk laat de schrijver allerlei kanten van het onderwerp zien. c In de laatste alinea geeft de schrijver vaak een korte samenvatting van zijn tekst of een conclusie. OPDRACHT 26 1 a Jouw eigen mening. Heb je er uitgebreid bij geschreven waarom je dat vindt? b Je eigen mening. Leg je antwoord duidelijk uit. Heb je ook een voorbeeld genoemd? c Je eigen mening. Staat er uitgebreid bij geschreven waarom je dat vindt? d Je eigen antwoord. e Je eigen mening. f Je eigen oplossing. g Je eigen mening. 2 – OPDRACHT 27 Zorg voor een goed en volledig commentaar op de tekst van je klasgenoot. Je levert commentaar op de tekst van je klasgenoot en niet op zijn of haar mening over het onderwerp.
27
28
antwoorden basisboek
Beantwoord de onderstaande vragen voor de tekst van je klasgenoot.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Beoordelingspunten bij opdracht 27 Gaat de tekst over zinloos geweld? Wordt in de eerste alinea beschreven wat er in het krantenbericht gebeurt? Staat in de eerste alinea zijn/haar mening over dit voorval? Begint alinea II met ‘Meer politie op straat ...’? Geeft de leerling aan of meer politie op straat, scholen of ouders iets tegen zinloos geweld kunnen doen? Begint de derde alinea met ‘De stichting “Tegen Zinloos Geweld”...’? Gaat de derde alinea over wat de stichting ‘TZG’ doet en kan doen? Begint alinea IV met de woorden ‘Zinloos geweld vind ik...’? Wordt in de vierde alinea beschreven wat de ideeën en oplossingen zijn van de leerling? Begint de vijfde alinea met ‘Een oplossing tegen zinloos geweld is...’? Is de vijfde alinea een afsluitende alinea? Maakt de titel nieuwsgierig? Heeft de tekst minimaal twee tussenkoppen? Bestaat de tekst uit ongeveer 200 woorden? Is de tekst netjes verzorgd? OPDRACHT 28 –
7
SPREKEN, KIJKEN EN LUISTEREN OPDRACHT 29
1-10 Je eigen mening en antwoorden. OPDRACHT 30 – OPDRACHT 31 A 1 Omdat de omroepen daar veel geld mee verdienen. De makers van het product moeten tienduizenden guldens betalen voor een paar minuten zendtijd. Nog een leuk ‘weetje’ voor de leerlingen: de zendtijd wordt stukken duurder als de reclame wordt vertoond tijdens een programma dat heel populair is (bijvoorbeeld een voetbalwedstrijd).
blok
2
2 Mogelijke antwoorden: • door humor; • door muziek; • door bepaalde herkenbaarheid/vertrouwdheid; • door mooie beelden; • door een onverwachte wending, verrassingselement; • door soberheid. 3-4 Je hebt goede/leuke, saaie/slechte reclamespotjes genoemd. Heb je er ook bij geschreven waarom je de reclamespotjes goed/leuk, saai/slecht vond? Dat is het belangrijkste deel van je antwoord. 5 Is de tekst kort en pakkend? Komt de naam van het product duidelijk naar voren? B
ANTWOORDEN BIJ DE LUISTEROPDRACHT 1 A 2 SIRE probeert de mensen vooral te laten nadenken over zichzelf of over problemen in de maatschappij, terwijl Prima z'n producten en diensten probeert te verkopen. Prima is veel 'commerciëler'. 3 Spotje 1 1 SIRE. 2 Dyslexie. 3 Dat men meer begrip krijgt voor mensen met dyslexie. 4 Je argument is belangrijk! Een argument als “Ik vind het gewoon een slechte reclame” is niet goed. Je moet uitleggen waarom je iets goed of slecht vindt en zo nodig voorbeelden geven. 4 Spotje 2 1 Prima. 2 Financieel advies (extra financiële ruimte). 3 Dat mensen die geld nodig hebben, contact opnemen met de adviseurs van Prima. 4 Je argument is belangrijk! 5 Spotje 3 1 SIRE. 2 Stigmatiseren. 3 Dat mensen zich bewust worden van vooroordelen die ze (misschien) hebben. 4 Je argument is belangrijk! 6 Spotje 4 1 Maersk. 2 Werken bij een containerbedrijf op de wal. 3 Dat hbo'ers of vwo'ers bij het bedrijf gaan solliciteren (of bellen voor een afspraak). 4 Je argument is belangrijk!
29
30
antwoorden basisboek
7 Spotje 5 1 Astmafonds. 2 Astma en de gevolgen ervan. 3 Dat mensen geld geven tijdens de collecte in mei. 4 Je argument is belangrijk!
8
SPELLING OPDRACHT 32 1 2 3 4
vliegen wiegen vegen zoeken
5 6 7 8
kopen vlechten hechten roepen
9 10 11 12
bidden bieden leven eten
13 14 15 16
eten spreken schrijven stofzuigen
OPDRACHT 33 1 gestaan 2 gevlogen 3 gelegen
4 gezocht 5 gedacht 6 gegeven
7 gedaan 8 gesproken 9 geschreven
10 verboden 11 geweest
OPDRACHT 34
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Persoonsvorm
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord
heeft Gaan is probeer zal kun viel Doe kan is zou
– doen – – komen, ophalen zien – – gebeuren – willen, racen
– – geworden – – – – – – voorgekomen –
OPDRACHT 35 1 2 3 4 5 6
krimp vergeef mis denk raad verraad
7 8 9 10 11 12
heb vind beantwoord lig kom zweef
13 14 15 16 17 18
erf stofzuig bak leef verhuis shop
19 kano 20 hoef 21 verlies
blok
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
2
OPDRACHT 36 missen (meervoud) loopt (enkelvoud) verbrandt (enkelvoud) Vermoed (enkelvoud) Als je/jij achter de persoonsvorm staat, gebruik je de stam. schrijft (enkelvoud) wordt (enkelvoud) bloeien (meervoud) vind (enkelvoud) Als je/jij achter de persoonsvorm staat, gebruik je de stam. ligt (enkelvoud) heeft (enkelvoud) verhuist (enkelvoud) OPDRACHT 37
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
9
De artiest is zeer actief. Vanaf de tribune keken we naar de harmonie. In de taxi at hij zijn friet met frikadel. Het team presteerde minimaal. De dief had geen alibi voor die twintig minuten. De sympathieke zuster gaf hem een aspirientje. De politie inspecteerde de machine. Fysiek heeft de soldaat het bijzonder moeilijk. Mijn conditie is prima. Een griepepidemie in juni is niet logisch. Vier leerlingen vielen van de trampoline.
I N F O R M AT I E OPDRACHT 39
1-6 Je eigen antwoorden. OPDRACHT 40 1 A en C. 2 A – geschikt voor kinderen tot ongeveer acht jaar. C – geschikt voor lezers vanaf ongeveer dertien jaar. 3 Het zijn de eerste vier letters van de achternaam van de schrijver (in dit geval Zanger, Jan de). 4 Detective.
31
32
antwoorden basisboek
OPDRACHT 41 1 a b c d
Zarouali staat erna. Vervloed staat ervoor. Wilmink staat ervoor. Zwaan staat erna.
OPDRACHT 42 – OPDRACHT 43 1 a-c Je eigen antwoorden. Let op: voor de antwoorden is het Prisma-woordenboek gebruikt (35e druk, 2001). Als je een ander woordenboek hebt, kunnen de antwoorden afwijken. OPDRACHT 44 1 Alfabetisch. 2 Ze helpen je het woord dat je zoekt snel te vinden. 3 a techneut, terreur, theater, therapeut, transport, triomf b manche, manicure, mannequin, manometer, mantel, manuscript c piano, pijlinktvis, pijnstiller, pygmee, pyromaan, python OPDRACHT 45 1 2 3 4 5
aap; bedrogen uitkomen. schaap; de goeden apart van de kwaden zetten bot; niet slagen lopen; och kom hak; in een moeilijke positie brengen OPDRACHT 46
1 2 3 4 5 6 7 8
Geld uit iets slaan. Aan iets geld weten te verdienen. Wat de pot schaft. Het gewone eten. In het vat gieten. Aanleggen. Daar kraait geen haan naar. Dat zal nooit uitkomen. De eerste viool spelen. De boventoon voeren. Op het hart drukken. Met nadruk aanbevelen. Zich uit de naad (werken). Zeer hard (werken). Iemand de das om doen. Iemand zwaar nadeel berokkenen.
blok
2
33
OPDRACHT 47 1 2 3 4 5
a.s. i.s.m. t.n.v. o.v.v. gym
– aanstaande – in samenwerking met – ten name van – onder vermelding van – gymnasium
6 7 8 9 10
z.s.m. jl. d.w.z. e.d. o.a.
– zo spoedig mogelijk – jongstleden – dat wil zeggen – en dergelijke(n) – onder andere(n)
OPDRACHT 48 Je eigen afkortingen, spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegdes.
1 0 O V E R TA A L OPDRACHT 49 1 2 3 4 5
stak, stek, stik, stok, stuk klapper, klepper, klipper (= zeilschip), klopper as, es, is, os, ijs malt (= alcoholvrij bier), milt, molt, mult (= stuift) bakken, bekken, bikken, bokken, bukken OPDRACHT 50
1 binder, ginder, hinder, minder, vinder, winder (= iemand die windt), zinder (= tril) 2 balen, dalen, halen, kalen (= kale mensen), malen, palen, talen, walen, zalen 3 bier, dier, gier, hier, kier, lier, mier, nier, pier, sier, tier, vier, wier, zier 4 drap, grap, krap, trap 5 kokkel (= schelpdier), mokkel, sokkel (= voetstuk), tokkel, wokkel (= zoutje) OPDRACHT 51 1 2 3 4 5
bureau productie piramide insect contact OPDRACHT 52
1 slecht wegdek 2 gevaarlijk kruispunt
6 7 8 9 10
consequent gymzaal yoghurt citroen excuus
34
antwoorden basisboek
3 4 5 6 7 8 9 10
keerverbod doodlopende weg stop voorrangskruispunt zijweg rechts ijzel of sneeuw verbod fietsen en brommers te plaatsen verboden in te rijden invalidenparkeerplaats OPDRACHT 53
1 Vorm en kleur. 2 Een verbodsbord (rond met rode rand) geeft aan dat je iets niet mag doen, bijv. keren. Een gebodsbord (driehoekig met rode rand) geeft aan dat je iets moet doen, het geeft een voorschrift aan, bijv. dat je voorrang moet verlenen. 3 – OPDRACHT 54 1 a Driehoekig bord met rode rand en met de afbeelding van een rund. b Bijvoorbeeld: op een wegenkaart, ANWB-gids, via het internet (bijvoorbeeld: www.rijtempo.nl/verkeersborden.htm.) 2 (A) C, D 3 Bijvoorbeeld: je kunt de afbeeldingen duidelijker maken (en tekst toevoegen: loslopend vee, overstekend vee).
11 GEDICHT OPDRACHT 55 1 De titel geeft aan wat het onderwerp is: iemand is van huis weggelopen. 2 a Uit de regels: En ieder woord dat is gezegd/ duwt me vooruit. b Nee, waarover al helemaal niet. Met wie de ikpersoon ruzie had, blijft ook vaag: misschien met zijn vader, omdat de ikpersoon later heftig op hem inpraat. Maar dat kan ook als hij met iemand anders in het gezin ruzie heeft gehad. 3 a Boos: hij loopt steeds verder weg en wordt voortgedreven door de herinnering aan de boze woorden die zijn gezegd. b Verdrietig en eenzaam: hij huilt. c Tot rust gekomen en weer veilig nu zijn vader bij hem is. 4 Je eigen mening geven. Bijzonder zijn bijvoorbeeld: Nu ben ik zonder huis. Of: En ieder woord dat is gezegd/ duwt me vooruit. Of: De avond doet gordijnen dicht.
blok
3
5 Het rijmschema: abab/ cdcd/ efef/ ghgh/ ii. (De regels 1 + 3, 2 + 4 / 5 + 7, 6 + 8 / 9 + 11, 10 + 12 / 13 + 15, 14 + 16 / 17 + 18) 6 De veranderende gevoelens van de ikpersoon zijn belangrijk: achtereenvolgens boosheid – verdriet en eenzaamheid – veiligheid, geborgenheid, rust. Daarnaast beschrijft het gedicht hoe de ikpersoon wegloopt, door zijn vader wordt gevonden en teruggaat mee naar huis. 7 Je eigen mening geven. Hierbij kun je de beoordelingswoorden uit blok 1 gebruiken. OPDRACHT 56 –
Basisboek 1
BLOK
LEKKER LEZEN OPDRACHT 1 1 a De moeder van Isabelle kent hij van vroeger: ze heeft hem toen afgewezen. b Hij is door die gebeurtenis vroeger diep gekwetst en hij heeft haar dat nog steeds niet vergeven. Hij koestert een wrok tegen haar. 2 a Hij bevrijdt haar uit handen van de politie en zegt dat hij haar wil helpen vluchten naar Zwitserland. Dat doet hij zeer overtuigend. Ze krijgt geen enkele achterdocht. b Met de leden van de Milice. Zij werken samen met de Duitsers, leveren joden aan hen uit. 3 Hij wil zeker wraak nemen, maar is ook op haar bezittingen uit. Bij de andere joden die hij de vluchtroute aanbood, was hij ook steeds op hun bezit uit. 4 a Dat Bernard Duval een verrader is die met de Milice samenwerkt bij het oppakken van de joden. b De dokter heeft brieven gekregen van mensen die veilig in Zwitserland zijn aangekomen. Nicolas zegt dat dit alleen voor de arme joden geldt. Om de schijn te wekken dat het allemaal goed ging, liet hij af en toe arme joden veilig aankomen. De rijke werden allemaal opgepakt. c Hij is op deze manier medeschuldig aan het verraad en de dood van veel joodse mensen.
35
36
antwoorden basisboek
5 Eigen mening geven. (Hij suggereert dat hij de hulp van de dokter nodig heeft om Bernard Duval uit de weg te ruimen. Dat gebeurt later ook.) 6 Eigen mening geven. (Het lijkt er sterk op, maar ze zijn toch ontkomen.) 7 Er gebeuren verrassende en onverwachte dingen. Er wordt lang verzwegen wat de precieze rol van Duval is (het lijkt er een tijdje op dat hij de joden juist wil helpen, al bevat het verhaal verscheidene aanwijzingen waaruit je kunt opmaken wat hij werkelijk in zijn schild voert). 8 De jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog in Frankrijk heeft echt plaatsgevonden. Het bestaan van de Milice en de rol van die organisatie daarbij, klopt met de werkelijkheid. Er bestonden in die tijd vluchtroutes vanuit Frankrijk naar het veilige (neutrale) Zwitserland. 9 a Je eigen mening. Gebruik beoordelingswoorden. b Je eigen mening en reden(en) daarbij.
2
OVER LEZEN OPDRACHT 2
1-2 Je eigen antwoorden. Meer informatie over Anke de Vries kun je vinden in: Het ABC van de jeugdliteratuur, Lexicon van de jeugdliteratuur, Schrijver gevonden, Nelly Vermaat, Lezen over Anke de Vries (NBLC), Ruud Kraaijeveld, Over…Anke de Vries (Walvaboek) en Ruud Kraaijeveld, Smaken verschillen (Van Walraven), Uittrekselbank jeugdliteratuur (Biblion), www.leesplein.nl. Andere boeken van Anke de Vries voor 12+: Belledonne kamer 16, Weg uit het verleden, Medeplichtig, Opstand!, Blauwe plekken, De rode handschoen. OPDRACHT 3 1 Vinden Mark en Jim informatie over hun vader? Wat is er met hun vader gebeurd? (Leeft hij nog?) Wie komt er op de gang aan? Worden Mark en Jim gesnapt? 2 Ja, ze lopen gevaar, want het is heel goed mogelijk dat er iemand van de geheime dienst is achtergebleven in het gebouw. Als zoons van een opgepakte vader zijn ze bij voorbaat verdacht. Ze zijn bovendien alleen, kunnen van niemand hulp verwachten. 3 a Eerste gebeurtenis: ze vinden de kamer van de chef inlichtingen en gaan er naar binnen. Tweede gebeurtenis: ze vinden mappen met geheime informatie. Derde gebeurtenis: er klinkt twee keer een klikkend geluid (een veiligheidspal van een revolver die wordt overgehaald?). Vierde gebeurtenis: er komen voetstappen op de gang dichterbij. Vijfde gebeurtenis: het raam zit dicht, ze kunnen niet
blok
3
ontsnappen. Zesde gebeurtenis: er klinkt gefluister. Zevende gebeurtenis: de voetstappen komen dichterbij. Achtste gebeurtenis: er stapt iemand binnen. b Het overhalen van de veiligheidspal van een schietwapen. 4 De omgeving is eng: ’s nachts in het verlaten hoofdkwartier van de geheime dienst. 5 Je eigen mening. 6 a Je eigen mening. b Andere boeken van Gijs Wanders zijn: Vogelvrije vrienden, Stille getuigen en Gedwongen verzet. Je eigen mening over deze boeken. OPDRACHT 4 – OPDRACHT 5 1-5 Zie hiervoor de werkwijzer internet achter in dit boek.
3
V E R R I J K J E TA A L S C H AT OPDRACHT 6 1 2 3 4 5
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
crypte – grafkelder decennium – tijdvak van tien jaar defensieve – verdedigende delinquent – wetsovertreder, misdadiger diagnose – vaststelling van een ziekte door te kijken naar de verschijnselen discipline – orde, tucht donor – gever editie – uitgave fenomeen – bijzonder verschijnsel fundering – ondergrond om verzakking te voorkomen karakter – kenmerkende, bijzondere respect – eerbied ritueel – gebruikelijke handelingen sekte – kleine godsdienstige stroming of afscheiding toewijding – vol overtuiging, enthousiasme OPDRACHT 7 Je eigen spreekwoorden of uitdrukkingen.
37
38
antwoorden basisboek
4
G R A M M AT I C A OPDRACHT 8 1 De eigenaar van het restaurant | deed | in de vakantie | goede zaken. • pv – deed • wwg: deed 2 Aan de muur | hing | een prachtige pentekening. • pv – hing • wwg – hing 3 We | slaan | deze oefening | niet | over! • pv – slaan over • wwg – slaan over 4 Dat gebouw | is | ontworpen | door een wereldberoemde kunstenaar. • pv – is • wwg – is ontworpen 5 Die popzanger | zou | in het najaar | een nieuwe cd | uitbrengen. • pv – zou • wwg – zou uitbrengen 6 Vanuit Amerika | verovert | een nieuw computervirus | de hele wereld. • pv – verovert • wwg – verovert OPDRACHT 9
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
• wwg – willen • wwg – heeft laten oefenen • wwg – kan maken • wwg – voerde uit • wwg – Onderteken • wwg – heeft voorspeld • wwg – Zou staan • wwg – kwamen aan • wwg – kosten • wwg – staan • wwg – gaat duren
• ow – Mijn vader en moeder • ow – De trainer • ow – ik • ow – De sekte • ow – jij • ow – Het KNMI • ow – zoiets • ow – Onze gasten • ow – Die hobby’s van hem • ow – een paar pruimenboompjes • ow – die reparatie
OPDRACHT 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
• wwg – Heeft uitgezocht • wwg – vind • wwg – verzorgde • wwg – Zet • wwg – heeft geknoeid • wwg – ben gekomen • wwg – is misgegaan • wwg – zegt • wwg – wacht • wwg – moest wachten • wwg – Zullen winnen
• ow – Marion • ow – ik • ow – hij • ow – • ow – Joris • ow – ik • ow – Alles • ow – je broer • ow – ik • ow – je • ow – we
blok
3
39
OPDRACHT 11 1 2 3 4
Metalen nieuwe, hoge oude, steile mooi, katoenen
5 6 7 8
oude, leren betonnen half, lege gestrande, modderige
9 verzwikte 10 jonge, spinnend 11 langzame
OPDRACHT 12 1 2 3 4 5 6 7
5
Ontdek – zww de – lw mooiste – bnw plekjes – znw Schiermonnikoog – znw het – lw bewoonde – bnw
8 9 10 11 12 13 14
waddeneiland wil kronkelende duinpaadjes lopen heb de
– znw – hww – bnw – znw – zww – hww – lw
15 16 17 18 19 20 21
het – lw vasteland – znw gelaten – zww is – zww een – lw ideaal – bnw eiland – znw
L E E S VA A R D I G OPDRACHT 13 1 2 3 4 5
Perziken. a bloemen b oma Morgen naar het Van Gogh-museum gaan. Een film over de Tweede Wereldoorlog. Of hij op zijn verjaardag een tuinfeest mag geven. OPDRACHT 14
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
er Dat Dat Daarop Hij Die Daarnaast daarop Die Sommige Dat Het
– op het internet – reizen samenstellen en boeken – vakantieportals – (de portal) Jojo Travels – de verwende reiziger – een interessante site – (naast) het bezoeken van een vakantieportal – een zoekmachine (zoals Ilse of Google) – (een lijst met) sites – sites – het boeken van een reis – via je eigen computer alles voor de reis helemaal naar eigen wens te regelen
40
antwoorden basisboek
OPDRACHT 15 1 Daarin wordt de bewering uit de eerste zin verder uitgelegd en toegelicht. 2 a De eerste zin: ‘Hij had zich voorgenomen dat zijn kinderen, ondanks dat zij geen moeder meer hadden, een gelukkige jeugd moesten hebben.’ b Die zinnen geven een uitwerking/toelichting met voorbeelden van de eerste zin. 3 a De laatste zin: ‘Zo werd de allereerste editie van vaderdag in een klein plaatsje in de Amerikaanse staat Washington gevierd.’ b Hij staat niet aan het begin van de alinea, maar aan het eind en geeft een conclusie (want in de zin kan ‘dus’ toegevoegd worden). OPDRACHT 16 De kernzinnen zijn: I: In elke cultuur over de hele wereld neemt de moeder een bijzondere plaats in (eerste zin). II: Het beeld dat moederdag een uitvinding van de moderne commercie is, blijkt niet helemaal te kloppen (eerste zin). III: Dat is dus het begin van het commerciële moederdagfeest zoals wij heden ten dage vieren (laatste zin). IV: Kort voor haar overlijden in 1948 liet ze weten spijt te hebben van haar initiatief met moederdag te zijn begonnen (laatste zin). OPDRACHT 17 1 Om het onderwerp te bedenken lees je de titel, de dikgedrukte woorden, de eerste zinnen en bekijk je de illustraties. 2 Je eigen mening. 3 Je eigen voorkennis beschrijven. Denk ook aan wat je bij de tekst in paragraaf 1 'Lekker lezen' hebt gelezen. OPDRACHT 18 1 Er heeft niet één uitwisseling plaatsgevonden, maar drie (volgens alinea IV). 2 C 3 a Duitse Tempeliers in Palestina. b De reis vanuit Bergen-Belsen naar Palestina. 4 Zij: ruim 200 uit Nederland afkomstige joden (r. 4/5). Dat: dat de familie De Jong familie had in Palestina (r. 28/29). hen: van de groep van 222 broodmagere, vervuilde joden (r. 49/50). Dat: het feit dat heel het gezin De Jong de oorlog heeft overleefd (r. 74-77). Dit: de routekaart van de treinreis naar Palestina (r. 81-84).
blok
3
5 Het verhaal van zijn reis naar Palestina. Of: het verhaal van de uitwisseling van joden voor Duitse Tempeliers. 6 Boven III en IV. 7 a Inleiding: alinea I en II. b Middenstuk: alinea III t/m VI. c Slot: alinea VII. 8 a ‘We waren van het duister het licht in gereden.’ (r. 65-67). b Van de beroerde omstandigheden in Europa (het duister) naar de bevrijding in Palestina (het licht). 9 De eerste zin (‘Jacob de Jong t/m Duitse vernietigingsmachine’). 10 Het was een doorvoerkamp voor zogenoemde ‘bruikbare joden’ (die door de Duitsers geruild konden worden). De andere kampen waren vernietigingskampen. 11 De mannen waren al naar Duitsland vertrokken om in het leger te dienen (alinea V). 12 De geallieerden. 13 Door die treinreis, waarvan de routekaart boven zijn bureau hangt, is hij nog in leven. De kans is heel groot dat hij anders de oorlog niet zou hebben overleefd. OPDRACHT 19 1-3 Je eigen antwoorden.
6
S C H R I J F VA A R D I G OPDRACHT 20 1 Onbeweeglijk stond de brede man in de schaduw van de portiek. Zijn ogen staarden vanachter dikke brillenglazen naar het grote gebouw aan de overkant van de straat. Urenlang had hij daar al gestaan. Opeens ging er een trilling door hem heen. Zijn handen wriemelden even aan zijn das, maar onmiddellijk daarna verviel hij weer in zijn starre houding. Alleen het sneller gaan van zijn ademhaling verried zijn zenuwachtigheid. 2 Er staan minder woorden in de tekst, waardoor het sneller leest. Een verhaal dat de vaart erin houdt, is spannender om te lezen. De herhaling maakte het saai (je leest steeds hetzelfde). Doordat die wegvalt, is het gevarieerder en zodoende prettiger lezen. OPDRACHT 21
1 – 2 Je eigen antwoorden. 3-5 –
41
42
antwoorden basisboek
OPDRACHT 22 1 a Van elke alinea heb je de belangrijkste informatie onderstreept. b Per alinea heb je gekeken of de belangrijkste informatie aan het begin of aan het einde staat. 2 – 3 – 4 – 5 – 6 a Je hebt alles wat je hebt veranderd opgeschreven. Let op: er is altijd wel iets te veranderen. b Je eigen antwoord.
1 2 3 4 5 6 7 8
7
Beoordelingspunten bij opdracht 21 en 22 Bekijk je eigen tekst of de tekst van een klasgenoot nog eens aan de hand van de onderstaande vragen. Als je alle onderstaande vragen met ja kunt beantwoorden, is er een goede tekst geschreven. Hoe meer vragen je met nee hebt beantwoord, hoe minder goed de tekst is. Gaat de tekst over iets of iemand waar de schrijver zich druk over maakt, bang voor is of van baalt? Staat in de inleiding bijvoorbeeld een reden voor dit onderwerp? a Staat de kernzin wel aan het begin of aan het einde van de alinea? b Bestaat de rest van de alinea’s uit voorbeelden of uitleg? Is alinea IV een afsluiting? Maken verwijswoorden de tekst boeiender? Heeft de tekst een titel? Staan er minimaal twee tussenkopjes in de tekst? Is de tekst netjes geschreven?
SPREKEN, KIJKEN EN LUISTEREN OPDRACHT 23
1-5 Je eigen antwoorden. OPDRACHT 24 – OPDRACHT 25 A 1 Je eigen antwoord.
blok
3
43
2-3 Heb je opgeschreven waarom je een programma leuk of niet leuk vindt? 4 Je eigen schema. Hieronder staan voorbeelden van soorten televisieprogramma's: 1 programma’s waarin informatie wordt gegeven (journaals, documentaires, actualiteitenprogramma’s, reportages); 2 gespreks- en discussieprogramma’s; 3 sportprogramma’s; 4 films; 5 toneelstukken; 6 series (als soaps en comedy’s); 7 quizzen; 8 spelletjesprogramma’s; 9 praatprogramma’s; 10 shows; 11 politieke programma’s; 12 muziekprogramma’s; 13 amusementprogramma’s (als Big Brother, Reality TV of homevideoprogramma’s). B ANTWOORDEN BIJ HET VIDEOFRAGMENT 1 Nee, het is bedoeld voor kijkers van alle leeftijden. Er is namelijk geen sprake van onderwerpen die alleen interessant zijn voor één bepaalde doelgroep. Ook het taalgebruik is niet aangepast (zoals in kinderprogramma’s). 2 Nee, omdat het geen actueel nieuws is. 3 D 7 A 11 A 4 C 8 C 12 B 5 B 9 B 13 – 6 C 10 B
8
SPELLING OPDRACHT 26
1 2 3 4 5 6
Persoonsvorm
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord
vriest kunnen ben heeft staan beginnen
– worden gaan, kijken – – –
– gehaald – ondergespoten – –
44
antwoorden basisboek
OPDRACHT 27 1 2 3 4 5 6
doen Mocht was flonkerden Help blaften
– tegenwoordige tijd, meervoud – verleden tijd, enkelvoud – verleden tijd, enkelvoud – verleden tijd, meervoud – tegenwoordige tijd, enkelvoud – verleden tijd, meervoud
OPDRACHT 28 Meer oplossingen zijn mogelijk. Hier volgt alleen maar een voorbeeld. t zetten zet zette k verstuiken verstuik verstuikte f surfen surf surfte s fietsen fiets fietste ch juichen juich juichte p stompen stompte gestompt OPDRACHT 29 1 2 3 4 5 6
wilde kostte (stam: kost + te) gebeurde strandde (stam: strand + de) erfden (stam: erf + den) verhuisden (stam: verhuis + den)
7 8 9 10
beknotte bloedde Maakten bezochten (klankveranderend werkwoord) 11 reageerde
OPDRACHT 30
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Pv teg. tijd
Pv verl. tijd
Ev. of mv.
leest Schildert juichen beantwoorden wendt brandt bekleedt vergis begroet durven geef
las Schilderde juichten beantwoordden wendde brandde bekleedde vergiste begroette durfden gaf
enkelvoud enkelvoud meervoud meervoud enkelvoud enkelvoud enkelvoud enkelvoud enkelvoud meervoud enkelvoud
blok
3
45
OPDRACHT 31 1 2 3 4 5 6 7
gereisd gekropen gewerkt gestudeerd geërfd gevreesd gewandeld
8 9 10 11 12 13 14
geperst gescoord gedoucht besproeid gebakken beloond geworden
15 16 17 18 19 20 21
gehad geweest gelezen aangehouden gestofzuigd voorgedragen beantwoord
nieuwe, grote dikke, wollen bejaarde, mooi goed, aangenaam
9 stalen, goedgelovige 10 rode, loeiende 11 bruine, stevige
OPDRACHT 32 1 2 3 4
mooi, zilvergrijze mobiele, notenhouten nieuwe, prachtig leren, nylon
5 6 7 8
OPDRACHT 33 1 2 3 4
gelande verbannen gebarsten gekochte
5 6 7 8
Geachte, gewaardeerde Gekneusde, gebroken gebreid uitgeruste
9 geslepen 10 verbonden 11 gewerkte
OPDRACHT 34 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
9
De circusartiest jongleerde met een tennisracket. De productie van elektriciteit gaat dag en nacht door. De rechtsback redde zijn keeper. Die accu geeft geen enkele reactie. Die raket blijft constant signalen uitzenden. Hoe noem jij in je dialect een kroket? De directeur betaalde met een cheque. Mijn conditie is puik. De knikkers liggen in een cirkel. Accommodatie is qua spelling een vervelend woord.
I N F O R M AT I E OPDRACHT 35
1-3 Je eigen antwoorden.
46
antwoorden basisboek
OPDRACHT 36 1 Bord-, denk- en kansspelen (621); gezelschapsspelen - amusementen (622); verzamelen (623). 2 Alle nummers beginnen met 62. 3 Boeken met het nummer 621.2. 4 Bij het nummer 623.52. OPDRACHT 37 1 2 3 4
Zoek in de computer op titel. Loop naar de C-kast en kijk bij de boeken van Slee. Nee, want het is een studieboek. a Zoek in de computer op auteursnaam (Tijsinger). b Nee, want de bibliotheek hoeft niet alle boeken van Tijsinger te hebben. 5 Zoek in de computer op onderwerp/trefwoord (kastelen). Daar verschijnt een lijstje met informatieve/studieboeken over dit onderwerp. Kijk welk nummer er is. Loop naar de kast met dat nummer. 6 Loop naar de kast waarin nummer 598.8 staat. Daar vind je andere boeken over uilen. Je kunt ook in de computer op onderwerp/trefwoord (uilen) kijken. OPDRACHT 38 – Let op: voor de antwoorden is het Prisma-woordenboek gebruikt (35e druk, 2001). Als je een ander woordenboek hebt, kunnen de antwoorden afwijken. OPDRACHT 39 1 a b 2 a b c d e f g h
tierlantijn, tijk, tiran, tyfoon, tyfus, typisch. intact, integraal, intellect, intensief, intercity, interessant. Toestel waardoor men onder water zuurstoftoevoer heeft. Meisje dat in een groep soortgenoten in fantasie-uniform in optochten voor de show meeloopt. Hoe meer gegadigden hoe minder de porties. in plaats van bepaalde vork voortreffelijk met betrekking tot letten op
blok
3
47
OPDRACHT 40 1 2 3 4 5 6
stoma wurm hop infaam moes surrogaat
– chirurgisch aangebrachte lichaamsopening – worm; kindje – bepaalde plant; bepaalde vogel; spring! – schandelijk – tot brij gekookte groente of vruchten; moeder – vervangingsmiddel
OPDRACHT 41 1 radja 2 blocnote 3 fantoom
– de-woord – de-woord – het-woord
4 lier 5 rayon 6 aggregaat
– de-woord – het-woord – het-woord
OPDRACHT 42 1 kiwi's 2 liederen
3 ideeën 4 matrijzen
5 pyjama's 6 merries
1 0 O V E R TA A L OPDRACHT 43 1 eten 2 aanbidden
3 omen 4 buigen
OPDRACHT 44 – OPDRACHT 45 1 a Eenvoudige afbeelding die iets aangeeft. b Dat is handig, omdat iedereen, ook buitenlanders, ze begrijpen. 2 Bijvoorbeeld: bij een Chinees restaurant, op de verpakking van producten uit China 3 In stripverhalen. 4 a braille(schrift). b Het brailleschrift werkt met hoogteverschillen die je kunt voelen met je vingers; het hiërogliefenschrift werkt met tekeningetjes die je moet zien. 5 Bijvoorbeeld: Algerije, Egypte, Irak, Jordanië, Marokko. 6 Met de andere drie zintuigen: reukzintuig, smaakzintuig, tastzintuig. Je kunt bijvoorbeeld vaststellen dat iemand lekker ruikt.
48
antwoorden basisboek
7 Bijvoorbeeld: Wat de bouwvakkers zeggen, is afgebeeld in hiërogliefen (beeldtaal). Het geluid dat de vluchtende hond maakt, is afgebeeld in tekeningetjes. Geluid wordt weergegeven met verzonnen tekeningen (soort hiërogliefen). OPDRACHT 46 1 bedreigen 2 uitnodigen 3 afzeggen
4 klagen 5 condoleren 6 in touw zijn
7 afgelasten 8 feliciteren 9 ontsmetten
10 zuiveren 11 verbaliseren 12 frauderen (of: spieken)
OPDRACHT 47 1 2 3 4 5 6 7
afkeuren (of: laken) 8 vermeerderen (verhogen, vergroten) 9 neerzetten 10 (laten) ontdooien 11 uitschenken 12 bewaren 13 ontvangen 14
corrigeren planten wantrouwen doven afkraken (afbreken) stout verkwisten of verspillen
11 GEDICHT OPDRACHT 48 1 a De eerste Anne is de verzonnen vriendin aan wie het meisje schrijft in haar dagboek. De andere Anne is Anne Frank. b Het dagboek van Anne Frank heeft haar waarschijnlijk op het idee gebracht om aan een verzonnen vriendin te schrijven. Verder heeft het meisje veel bewondering voor en medelijden met Anne Frank. c Je antwoord lijkt op: Laten zien hoe belangrijk vrijheid en vrede is. 2 a Kitty schrijft aan Anne Frank. b Kitty bestaat niet, ze is verzonnen door Anne Frank. 3 Het gaat over allerlei zaken die volwassenen verkeerd doen (toen en nu nog steeds, er is niets veranderd): naast oorlog voeren, het milieu vervuilen, de regels overtreden, zich niet gedragen zoals het hoort en elkaar (en hun kinderen) verdriet bezorgen. 4 Negatief: ze maken er een puinhoop van. Je eigen mening. 5 Je eigen mening en een toelichting daarbij. OPDRACHT 49 –
blok
Basisboek 1
4 BLOK
LEKKER LEZEN OPDRACHT 1 1 a Ze klimt in een boom en verbergt zich tussen de bladeren. b Je eigen mening. 2 a Mensen van adel worden gezocht. Als zij die onderdak bieden, zullen ze van verraad worden beschuldigd en worden opgepakt. b De kleedster van Sandrine, Julie, heeft haar aangeraden naar de Lambertins toe te gaan. 3 a Zeer negatief. Ze moet weg of ze moeten haar aangeven, vindt hij. b Blijkbaar is Philippe later verliefd op haar geworden. 4 Alleen het feit dat iemand van adel is, was toen voldoende voor veroordeling tot de guillotine. 5 a De kar komt klem te zitten in een oproer en Sandrine hoopt dat het volk haar zal bevrijden. b Het volk wil alleen maar voedsel en is helemaal niet geïnteresseerd in adellijke gevangenen. 6 Ten eerste: de sympathieke hoofdpersoon komt verschillende keren in gevaarlijke situaties terecht. Ten tweede: er wordt voor de lezer verzwegen dat Philippe een ontsnappingsplan heeft bedacht. Dat blijkt aan het eind en dat is heel verrassend. 7 De Franse revolutie heeft echt plaatsgevonden en de jacht op de adel ook. Een groot deel van hen is gedood met behulp van de guillotine. 8 Je eigen mening. Gebruik hierbij de beoordelingswoorden. 9 Je eigen mening.
2
OVER LEZEN OPDRACHT 2
1-2 – Meer informatie over Simone van der Vlugt kun je vinden in: Schrijver gevonden, Lexicon van de jeugdliteratuur en Drie op een rij (Ellessy), www.simonevandervlugt.nl. Andere boeken van Simone van der Vlugt: De Amulet, Bloedgeld, Jehanne, Zwarte sneeuw, Schijndood.
49
50
antwoorden basisboek
OPDRACHT 3 1 Angstig, onzeker, verlegen, in paniek, ongelukkig, verdrietig, zachtaardig, gevoelig, tobberig, wanhopig. 2 Aan het eind van het verhaal wordt ze gered door Philippe en dan verdwijnen haar angst, wanhoop en verdriet. OPDRACHT 4 1 Emma is eerst gespannen, onzeker en achterdochtig. Daarna: verstijfd van angst, in paniek, wanhopig, verdrietig. 2 Sjeng: geschrokken maar niet echt angstig, gespannen/nerveus maar niet in paniek, vanbinnen kokend van woede en haat, probeert zelfverzekerde indruk te maken, neemt beslissingen, venijnig, bazig. Volkert: heldhaftig, impulsief, dapper, driftig, venijnig, roekeloos. 3 De hoofdpersonen komen in een gevaarlijke situatie terecht. Het speelt zich af in een enge omgeving. OPDRACHT 5 1-4 Zie hiervoor de werkwijzer internet achter in dit boek.
3
V E R R I J K J E TA A L S C H AT OPDRACHT 6 1 2 3 4
5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
achterstallig amnestie continu garnering
– niet op tijd uitgevoerd – kwijtschelding van straf – aan één stuk door – versiering met blaadjes sla, zilveruitjes, augurk, enzovoort gedetineerden – gevangenen zich generen – zich schamen geroutineerd – handig door ervaring hallucinaties – waanvoorstellingen hautaine – hooghartige heterogeen – ongelijksoortig kapitale – zeer grote zich legitimeren – bewijzen (met bijvoorbeeld je rijbewijs) dat je echt de persoon bent die je beweert te zijn media – communicatiemiddelen, zoals krant en tv publiciteit – openbaarheid, bekendheid syndroom – alle ziekteverschijnselen tezamen
blok
4
51
OPDRACHT 7 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 f b l m a g j k h i e d c
4
G R A M M AT I C A OPDRACHT 8 1 Aan wie | ga | je | dat formuliertje | geven? • wwg – ga geven • ow – je 2 De tuin van de buren | ligt | vol bladeren. • wwg – ligt • ow – De tuin van de buren 3 De bezoekers | kunnen | de herriemakers | gezien hebben • wwg – kunnen gezien hebben • ow – De bezoekers 4 Over drie jaar | mag | meneer Derksen | van zijn pensioen | genieten. • wwg – mag genieten • ow – meneer Derksen 5 Ga | je | met de hond | wandelen | Caroline? • wwg – Ga wandelen • ow – je 6 De trein | is | met een halfuur vertraging | aangekomen. • wwg – is aangekomen • ow - De trein OPDRACHT 9
1 2 3 4 5 6
Pv
Ow
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord
kun heeft Zou weet Moet bleven
je Gerry je Ik alles voor het feest Ze
laten, schieten – willen, bellen – worden logeren
– meegenomen – – gekocht –
OPDRACHT 10 1 • wwg – heeft gewonnen • ow – onze buurman • zww – gewonnen 2 • wwg – zal kunnen volhouden • ow – De wielrenner • zww – volhouden Als je de verdwijnproef toepast, krijg je de volgende zinnen: De wielrenner kan die krachtsinspanning niet lang meer volhouden en De wielrenner houdt de krachtsinspanning niet lang meer vol. Volhouden geeft de handeling aan en is dus het belangrijkste werkwoord. 3 • wwg – werd besproken • ow – Zijn storende gedrag • zww – besproken 4 • wwg – houdt • ow – Milan • zww – houdt 5 • wwg – moet genomen worden • ow – Een vrije trap • zww – genomen 6 • wwg – is gebeurd • ow – Dat • zww – gebeurd
52
antwoorden basisboek
OPDRACHT 11 Er zijn heel veel voorzetsels. Het belangrijkste is dat de voorzetsels gecontroleerd worden met ‘… de kooi’ én ‘… het feest’. De meeste voorzetsels passen op de puntjes van beide woordgroepen. Voorzetsels die niet passen bij ‘… de kooi’, maar wel bij ‘… het feest’ zijn moeilijk. Voorbeelden van moeilijke voorzetsels: sinds, ondanks, vanwege. OPDRACHT 12 1 Op, van 4 In, naast, van, 2 In, in, voor, tot door 3 met, naar, van 5 met, in
6 Sinds, op 9 Door 7 Om, over, met 10 met, voor 8 Tijdens, naar 11 Vanwege, in
OPDRACHT 13 1 In, aan, op 2 In, in 3 aan
4 van, van 5 Op, achter 6 met, op
7 in 10 In, in 8 Van, met, van 11 Van, van, op 9 Ondanks, aan
OPDRACHT 14 De eerste twee koppelwerkwoorden zijn: zijn en worden. Dan volgen vier koppelwerkwoorden met een -ij-: blijken, blijven, lijken en schijnen. En tot slot nog drie koppelwerkwoorden die bijna nooit voorkomen: heten, dunken en voorkomen. OPDRACHT 15 1 • wordt – hww (nagekeken geeft de handeling aan en is het belangrijkste werkwoord, dus een zelfstandig werkwoord. Wordt is dan een hulpwerkwoord.) 2 • werd – kww (werd koppelt het weer aan beter: het betere weer. Dus werd is een kww) 3 • is – hww (geopereerd geeft de handeling aan en is het belangrijkste werkwoord, dus een zelfstandig werkwoord. Is is dan een hulpwerkwoord.) 4 • is – hww • geworden – kww (geworden koppelt onze kat aan ziek: onze zieke kat. Dus geworden is een koppelwerkwoord en is is het hulpwerkwoord.) 5 • schijnt – zww 6 • schijnt – hww • (te) zijn – kww 7 • lijkt – kww
blok
8 • blijf 9 • is 10 • blijk
4
53
– hww – zww – hww
OPDRACHT 16 1 2 3 4 5 6
Tankstation krijgt ongewenst bezoek Maandagavond rond
7 8 9 10
komt een zenuwachtige binnenlopen
5
– znw – zww – bnw – znw – znw – vz (rond betekent hier zoiets als om) – hww – lw – bnw – zww
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
aan de hand zonder voorafgaande vrouwelijke moet meekomen Per politie opnames
– vz – lw – znw – vz – bnw – bnw – hww – zww – vz – znw – znw
L E E S VA A R D I G OPDRACHT 17 1 2 3 4 5
B De heer Van de Graaf. C B In tekst II richt de schrijver zich tot een onbekende volwassene (zoals uit tekst III blijkt: een wethouder van de gemeente). In tekst III richt de schrijver zich tot een leeftijdsgenoot die hij goed kent. OPDRACHT 18
1 I informatie geven II de lezer overhalen iets te gaan doen (een abonnement nemen op Music Award). III de lezer amuseren (met een verhaal over Lancelot). IV een mening geven (over het boek Lancelot). 2 I volwassenen. II jongeren. III jongeren. IV jongeren en volwassenen.
54
antwoorden basisboek
OPDRACHT 19 1 I gebruiksaanwijzing II uitnodiging (om bij de cd-winkel langs te komen) III recept IV krantenbericht V e-mailtekst 2 I informatie geven II de lezer overhalen iets te gaan doen (naar de cd-winkel gaan) III de lezer informatie geven (over de manier waarop het gerecht wordt bereid) IV informatie geven V informatie geven OPDRACHT 20 1-2 I krantenbericht; informatie geven; volwassenen II oproep; lezer overhalen; jongeren III verhaal; lezer amuseren; jongeren IV emailtekst; informatie geven; Kim V boekbespreking; mening geven; jongeren/volwassenen VI reclametekst/oproep; lezer overhalen; jongeren/volwassenen VII reclametekst; lezer overhalen; jongeren OPDRACHT 21 1 Om het onderwerp te bedenken lees je de titel, de dikgedrukte woorden, de eerste zinnen en bekijk je de illustraties. 2 Je eigen mening. 3 Je eigen voorkennis beschrijven. OPDRACHT 22 1 C 2 Dat: het vrij krijgen van Margarita (door haar ouders) (r. 16/17). Ze: mensen die op een vreedzame manier voor hun mening uitkomen (r. 32/33). Zij: Amnesty-leden die samen actie voeren (r. 57/58). Dat: schrijven naar regeringen en andere belangrijke personen van een land en op die manier aandacht vragen voor mensen die onterecht gevangenzitten (r. 63-66). hij: de president (r. 74). dit: dat het schrijven van brieven, e-mailen en sms’jes sturen niet helpt (r. 79-81).
blok
3 4 5
6 7
8 9 10 11
4
55
dit: het voortijdig vrijlaten van één op de drie gewetensgevangenen (r. 8587). Het ontstaan/het begin van Amnesty International. C a Alinea I. b Alinea II t/m VI. c Alinea VII. a De eerste zin: Amnesty International is t/m gevangenzitten. b De laatste zin: Uiteindelijk gaf t/m vrij te laten. a Voor mensen die gevangenzitten om hun politieke of godsdienstige overtuiging, hun afkomst, geslacht, kleur of taal en die niet hebben opgeroepen tot geweld of die geen geweld hebben gebruikt. b Nee. c Ja, want Amnesty is tegen de doodstraf (ook al heeft de veroordeelde geweld gebruikt). Door bijeenkomsten en demonstraties en schrijfacties te organiseren. Ja, dit heeft succes, want één op de drie gewetensgevangenen waarvoor Amnesty actie voert, wordt vroegtijdig vrijgelaten. C B OPDRACHT 23
1-2 Je eigen mening.
6
S C H R I J F VA A R D I G OPDRACHT 24
1-4 1 Tekstsoort
Krantenbericht
Advertentie
Verhaal
E-mailbericht
2 Schrijfdoel
Informeren.
Overhalen.
Amuseren.
Overtuigen.
3 Publiek
Mensen vanaf ± 10 jaar, redelijk/goed opgeleid.
Jongeren en vaak anderen die van kauwgom houden.
Mensen die graag spannende boeken lezen.
Radiomaker(s).
4 Taalgebruik
Nette taal, lange zinnen met feiten.
Korte zinnen, of alleen maar kernwoorden. Enthousiast makende taal.
Lange en korte zinnen. Veel bijvoeglijke naamwoorden voor sfeerbeschrijvingen. Details. Op een verteltoon.
Alleen de boodschap (het antwoord/de reden, weinig tekst, redelijk net (enthousiasmerend) taalgebruik.
56
antwoorden basisboek
5 Inhoud
6 Uiterlijk
Krantenbericht Een nieuwsfeit.
Advertentie Aanprijzing.
Verhaal Spannende, verzonnen gebeurtenis.
E-mailbericht Het antwoord/ de reden waarom iemand in aanmerking zou moeten komen voor de kaartjes.
Een dikgedrukte titel bovenaan. Daaronder een plaatsnaam en de rest van de tekst. Eventueel een foto van de betrokkene(n) of de situatie.
Kleurig, weinig tekst, opvallend, belangrijke woorden zijn groot afgedrukt en eventueel met plaatjes.
Alleen tekst.
Een kort briefje met daarin de oplossing/de reden en het adres. In de kop tekst staan het e-mailadres van zender en afzender de datum en het onderwerp.
OPDRACHT 25 1 Je eigen tekstsoorten. Bijvoorbeeld: de brief, een kladpapiertje, het interview, de schoolboektekst, een memo, het recept, de gebruiksaanwijzing, de internettekst, het e-mailbericht, televisieprogrammering, woordenboektekst. 2 – OPDRACHT 26 1 a Schoolgenoten, dus jongeren van twaalf t/m negentien jaar op je school. b Overhalen om te komen naar het schoolfeest. c De belangrijkste woorden (kernwoorden), enthousiast makende en aanprijzende toon. d Jongerentaal, gericht op twaalf- én negentienjarigen (dus niet te kinderachtig). e Een aankondiging met daarin het soort feest, datum, tijd, plaats en kosten. f Veel kleuren, weinig tekst, veel plaatjes, goed leesbaar en belangrijke woorden groot geschreven. 2 Woorden die bij een disco horen zijn bijvoorbeeld: muziek, lichten, dj, dansvloer, drankjes, gezelligheid, klasgenoten, dansen (met dat leuke meisje of die leuke jongen), kleding en uiterlijk. 3 – 4 a De belangrijkste informatie moet opvallen: het type feest (discoavond), de datum en de aandachtstrekker dj Ice. De rest van de informatie ‘zoekt’ de lezer wel als hij geïnteresseerd is.
blok
4
b In het midden van het blad plaatsen, want daar valt je oog het snelst op. Groot schrijven en felle kleuren gebruiken. 5 Als je niets weet te bedenken, kun je naar bestaande reclameteksten kijken. Het lukt je daarna vast wel je eigen tekst te beschrijven. OPDRACHT 27 1-4 – OPDRACHT 28 1-5 Een klasgenoot bekijkt jouw reclametekst. Hij of zij beantwoordt de vragen en geeft uitleg. Bekijk je eigen tekst of de tekst van een klasgenoot nog eens aan de hand van de onderstaande vragen. Als je alle onderstaande vragen met ja kunt beantwoorden, is er een goede tekst geschreven. Hoe meer vragen je met nee hebt beantwoord, hoe minder goed de tekst is.
1 2 3 4 5
6 7 8 9
Beoordelingspunten bij opdracht 28 Kondigt de tekst een discoavond aan? Valt de tekst op? Heeft de tekst een opvallende titel? Staan discoavond, 13 april en dj Ice opvallend geschreven en op een opvallende plaats? Vermeldt de tekst: a het feest is op school; b de begin- en eindtijd van het feest (van 20.00 uur tot 23.00 uur); c een kaartje kost € 1,50; d kaartjes zijn in de pauze te koop bij de conciërge; e geen introducé(e)s toegestaan? Is het doel overhalen? Bestaat de tekst uit kernwoorden? Is het taalgebruik op jongeren van twaalf t/m negentien jaar gericht? Is de tekst netjes verzorgd? OPDRACHT 29
1 a Een verhaal. b Sfeerbeschrijvingen en details, vlotte zinnen en veel bijvoeglijke naamwoorden. c Amuseren.
57
58
antwoorden basisboek
2 – 3 De verhaalopening staat op de leerlingen-cd-rom. Je kunt het verhaal ook op de computer afschrijven. OPDRACHT 30 1-5 Jouw antwoorden bij de tekst die je hebt gelezen. Je kunt de tekst van jezelf of van je klasgenoot ook met behulp van onderstaande beoordelingspunten beoordelen. Als je alle onderstaande vragen met ja kunt beantwoorden, is er een goede tekst geschreven. Hoe meer vragen je met nee hebt beantwoord, hoe minder goed de tekst is.
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Beoordelingspunten bij opdracht 30 Gaat de tekst over vader, Michael en Siem? Is de tekst spannend? Amuseert de tekst? Past het taalgebruik bij een verhaal? Maakt de titel nieuwsgierig? Is de tekst verdeeld in alinea’s? Telt de tekst ongeveer 500 woorden? Is het begin van het verhaal overgenomen? Is de tekst netjes verzorgd? OPDRACHT 31
1-6 Je eigen antwoorden.
7
SPREKEN, KIJKEN EN LUISTEREN OPDRACHT 32 Vanaf het meest rechtse punt op het Stationsplein voor het Centraal Station steek je de Prins Hendrikkade over. Via de Martelaarsgracht en het Hekelveld loop je rechtdoor de Spuistraat in. Bij de Torensteeg aangekomen ga je rechtsaf. Je loopt nu rechtdoor, steekt de Singel over en loopt via de Oude Leliestraat naar de Herengracht. Je steekt de brug over en gaat dan linksaf (het water van de Herengracht houd je dus aan je linkerkant). Tussen de nummers 148 en 170 vind je het Nederlands Theater Instituut. OPDRACHT 33 –
blok
4
59
OPDRACHT 34 A 1 Mogelijke antwoorden: • als je in het buitenland bent of in een andere onbekende plaats; • als je een fiets- of wandeltocht gaat maken; • als je naar een onbekend adres moet. B 1 Frans Halsstraat 3 Marbelpad 5 Beukeboom 2 Schoolstraat 4 Bachstraat 6 Troelstraweg
8
SPELLING OPDRACHT 35 1 snijdt, sneed 2 went, wende
3 mist, miste 4 beantwoordt, beantwoordde
5 benijd, benijdde 6 luiden, luidden
OPDRACHT 36 1 2 3 4 5 6
antwoordde bonsde fronste durfde pufte zocht
– geantwoord – gebonsd – gefronst – gedurfd – gepuft – gezocht
7 8 9 10 11
zuchtte lachte juichte slipte slibde dicht
– gezucht – gelachen – gejuicht – geslipt – dichtgeslibd
garneringen dieren – prikkels
9 10 11 12
machines tasjes – dennenappels
13 14 15 16
doopkaarsen deuren eieren hallucinaties
– bacterie schip –
9 10 11 12
koopje kievit meisje melodie
13 14 15 16
kanarie ski krokodil fruitteler
OPDRACHT 37 1 2 3 4
woordenboeken garages – kinderen
5 6 7 8
OPDRACHT 38 1 2 3 4
salto kalf tafel fles
5 6 7 8
OPDRACHT 39 1 2 3 4
kers korf kas barones
– kersen – korven – kassen – baronessen
5 6 7 8
dromedaris kameel museum theoreticus
– dromedarissen – kamelen – musea (ook: museums) – theoretici
60
antwoorden basisboek
9 10 11 12 13 14 15
lomperik cadeau accu zee genie melodie vlies
– lomperiken – cadeaus – accu’s – zeeën – genieën – melodieën – vliezen
16 17 18 19 20 21 22
paragraaf piano bacterie paraplu ree braderie lied
– paragrafen – piano’s – bacteriën – paraplu’s – reeën – braderieën – liederen
OPDRACHT 40 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
9
In de pauze heb ik een verkoudheid opgelopen. Zou een kabeljauw wenkbrauwen hebben? Snauwen en fraude plegen horen niet. Een oude kabouter wist raad. Dat sausje smaakte heerlijk bij die rauwe groente. Staatslieden gaan wel eens op audiëntie bij de paus. Hij kon zijn schouder nauwelijks bewegen. Houd toch op met dat gewauwel! Trouwens, is het nog koud buiten? Het woord mausoleum moet ik opzoeken. In augustus deed de brouwerij goede zaken.
I N F O R M AT I E OPDRACHT 41
1 Een verzameling computers die zijn aangesloten op het internationale telefoonnet. 2 Je hebt een provider nodig en een modem. 3 Het World Wide Web en Electronic Mail. 4 World Wide Web. 5 Alle aanbieders hebben een site. De sites zijn uniek, omdat ze een eigen adres hebben. 6 Dat is een hulpmiddel waarmee je door het opgeven van een trefwoord bepaalde sites kunt selecteren. Bijvoorbeeld: www.altavista.com. 7 Je eigen antwoord. 8 Electronic Mail. 9 Aan het zogenoemde apenstaartje: @. 10 Je eigen antwoord. OPDRACHT 42 Het is de bedoeling dat je jouw mening toelicht.
blok
4
OPDRACHT 43 Zie hiervoor de werkwijzer internet achter in dit boek. Let op: voor de antwoorden is het Prisma-woordenboek gebruikt (35e druk, 2001). Als je een ander woordenboek hebt, kunnen de antwoorden afwijken. OPDRACHT 44 1 a b c d 2 a b c d
motto gelofte gaas index klamboe plug corso symfonie
3 a b c d
aan zijn laars lappen sec. b.g.g. de bakens verzetten
– het-woord – de-woord – het-woord – de-woord – muskietennet om slaapplaats; klamboes – wig- of kegelvormig voorwerp; pluggen – optocht van versierde voertuigen; corso's – bepaald groot muziekstuk; samenpassend geheel; symfonieën – zich niets aantrekken van – seconde – bij geen gehoor – zijn gedragslijn wijzigen
OPDRACHT 45 1 dahlia 2 miserabel; baren 3 smoes
4 serieus 5 toegeven; treiteren
OPDRACHT 46 1 2 3 4 5 6 7 8
malaise euforie coup snowboard eyeliner issue ragout camper
– malèze; slapte – uiforie; gevoel van welbehagen – koep; staatsgreep – snoowbòd; plank waarop men over sneeuw naar beneden glijdt – ailainer; schoonheidsmiddel dat de oogranden accentueert – isjoe; (actueel) onderwerp – ragoe; brokjes vlees met gekruid saus – kemper; kampeerauto
OPDRACHT 47 1 cursief – tweede lettergreep 2 letsel – eerste lettergreep 3 speculaas – derde lettergreep
61
62
antwoorden basisboek
4 5 6 7 8 9
plezier vergemakkelijken zogenaamd verafgoden lustrum borduren
– tweede lettergreep – derde lettergreep – eerste lettergreep – tweede lettergreep – eerste lettergreep – tweede lettergreep
1 0 O V E R TA A L OPDRACHT 48 – OPDRACHT 49 – OPDRACHT 50 1 te danken 2 te wijten
3 te danken 4 te danken
5 te wijten 6 te wijten
OPDRACHT 51 1 gekund 2 kan
3 liggen 4 lig
5 kende 6 legde
7 legden aan 8 kende
OPDRACHT 52 Duits: bühne, schlager. Engels: sandwich, software. Frans: bureau, chauffeur.
Fries: klunen, terp. Italiaans: maffia, pizza.
OPDRACHT 53 Je eigen woorden. OPDRACHT 54 1 2 3 4
houtig, houterig, houtachtig bossig, bosachtig bergachtig vredig
5 6 7 8
machtig schrikkerig, schrikachtig reusachtig buiig
blok
5
OPDRACHT 55 1 2 3 4 5 6 7 8
aanzetten, afzetten, bezetten, ontzetten, uitzetten, verzetten aankijken, afkijken, bekijken, uitkijken, verkijken aanspreken, afspreken, bespreken, uitspreken, verspreken aanbouwen, afbouwen, bebouwen, herbouwen, uitbouwen, verbouwen afzingen, bezingen, uitzingen aantekenen, aftekenen, betekenen, uittekenen, vertekenen aangieten, afgieten, begieten, uitgieten, vergieten aanroken, afroken, beroken, uitroken, verroken
11 GEDICHT OPDRACHT 56 Kies het gedicht dat jij het grappigst vindt. Heb je er ook bij geschreven waarom je dat vindt? OPDRACHT 57 –
Basisboek 1
BLOK
LEKKER LEZEN OPDRACHT 1 1 Ten eerste: ze wil er als Turks meisje bij horen. Ten tweede: ze vindt Onno erg leuk. 2 a Door haar moeder te vragen of ze ook wel eens meegemaakt heeft dat ze een jongen erg leuk vond. En door de vraag of moeder het verhaal niet aan haar man wil vertellen. b Ze probeert haar moeder duidelijk te maken wat haar gevoelens zijn en ze hoopt dat het gebeurde tussen haar en haar moeder zal blijven. 3 a Je eigen mening. b Wat ze gedaan heeft, mag in haar cultuur niet. Ze vreest dat haar moeder het aan haar man zal vertellen en dat ze dan streng gestraft zal worden. c Dat Onno haar heeft proberen te zoenen.
63
64
antwoorden basisboek
4 a Met angst, verbazing en verdriet. b Blijkbaar heeft Nur ook dingen gedaan die niet mochten volgens haar cultuur. 5 Haar eer is nu aangetast. 6 Je eigen mening. (Het lijkt waarschijnlijk dat ze dit doet, maar opmerkelijk genoeg verzwijgt ze het.) 7 a Ze realiseert zich dat ze geen traditioneel Turks meisje is, maar een modern Turks-Nederlands meisje en dat ze in Nederland niet kan leven volgens de oude normen en waarden van het dorp waaruit haar ouders afkomstig zijn. b Je eigen mening. 8 a Ze heeft geleerd dat aan de oude normen en waarden in Nederland niet vastgehouden kan worden. b Je eigen mening en een toelichting daarbij. 9 Haar ouders zijn opgegroeid in een traditionele cultuur en het is moeilijk die opzij te schuiven. Die traditie geeft houvast en veiligheid. Voor Dudu is het moeilijk omdat de oude normen en waarden niet passen bij het moderne leven van vandaag in Nederland. 10 Je eigen mening en een toelichting daarbij. 11 a Je eigen mening. Heb je de beoordelingswoorden hierbij gebruikt? Heb je je keuze ook toegelicht? b Je eigen mening en een toelichting daarbij.
2
OVER LEZEN OPDRACHT 2
1-2 – Meer informatie over Karin Hilterman kun je vinden in: Jeugdliteratuur in de basisvorming, jg. 6, nr. 4, december 2001. OPDRACHT 3 1 Je eigen mening. 2 a Je eigen ervaringen. b Titel(s) noteren. 3 Je eigen ervaringen. 4 a Je eigen mening en een toelichting daarbij. b Je eigen ervaringen. 5 Liefde, historie, oorlog, detective, sciencefiction. 6 a Multicultureel verhaal. b Historisch verhaal.
blok
5
7 Een liefdesverhaal over ridders in de Middeleeuwen kun je bijvoorbeeld rekenen tot: ridderverhaal, historisch verhaal, liefdesverhaal. OPDRACHT 4 I II III IV V
Dierenverhaal; historisch verhaal. Oorlogsverhaal. Ridderverhaal; historisch verhaal. Multicultureel verhaal. Verhaal over verre landen (zwerfkinderen in Zuid-Amerika).
OPDRACHT 5 – OPDRACHT 6 1-2 Zie hiervoor de werkwijzer internet achter in dit boek.
3
V E R R I J K J E TA A L S C H AT OPDRACHT 7
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
biomassa chartermaatschappij choreograaf fysieke initiatiefnemer limiet manuscript maritiem nucleaire onderzeeboten obstakels opinieonderzoek parterre professionele profiteur regionale krant
– natuurlijk materiaal, zoals hout – bedrijf dat vliegtuigen verhuurt – ontwerper van dansbewegingen en balletten – lichamelijke – iemand die iets op touw zet, begint – (snelheids)grens – (met de hand) geschreven tekst – over de zeevaart – atoomduikboten – hindernissen – onderzoek naar de mening van mensen – begane grond – door een vakman – iemand die anderen gebruikt in zijn voordeel – streekkrant
OPDRACHT 8 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 j k l i e g h a b d c f
65
66
antwoorden basisboek
4
G R A M M AT I C A OPDRACHT 9 1 Griezelverhalen | vind | ik | soms | te spannend. • wwg – vind • ow – ik 2 Ga | jij | zondag | naar dat popconcert? • wwg – Ga • ow – jij 3 Morgen | zullen | we | vast en zeker | een overhoring | krijgen. • wwg – zullen krijgen • ow – we 4 Kies | nu | voor een veilige oplossing. • wwg – Kies • ow – (De zin staat in de gebiedende wijs) 5 Haal | jij | je fietssleuteltje | nog | op | bij de conciërge? • wwg – Haal op • ow – jij 6 Aan zulke oplossingen | hebben | we | niets. • wwg – hebben • ow – we OPDRACHT 10
1 • pv – heeft • ow – Klaske 2 • pv – geeft • ow – De trainer 3 • pv – kan • ow – ik 4 • pv – zou • ow – ik 5 • pv – laat • ow – zij 6 • pv – Heb • ow – jij 7 • pv – gaat • ow – Hij 8 • pv – heeft • ow – Onze mentor 9 • pv – gebruikt • ow – Carmen 10 • pv – heeft • ow – Willem
• wwg – heeft gedronken • lv – champagne • wwg – geeft • lv – pittige oefeningen • wwg – kan maken • lv – Deze wiskundeopgave • wwg – zou kunnen • lv – dat • wwg – laat knippen • lv – haar haren • wwg – Heb geplakt • lv – die kapotte band • wwg – gaat kopen • lv – een cd met salsamuziek • wwg – heeft uitgenodigd • lv – mijn ouders • wwg – gebruikt • lv – mascara • wwg – heeft gedaan • lv – suiker
OPDRACHT 11 1 • pv – heb • ow – Ik
• wwg • lv
– heb geschreven – een verjaardagsgedichtje
blok
5
2 • pv – kost • wwg – kost • ow – Een kilo kaas • lv –De vraag: "Wat kost een kilo kaas?" kun je niet beantwoorden. Je hebt hier dus geen lijdend voorwerp. Negen euro is het antwoord op de vraag: "Hoeveel kost een kilo kaas? " Zie ook de theorie bovenaan bladzijde 187. 3 • pv – heb • wwg – heb gevraagd • ow – ik • lv – niets 4 • pv – kun • wwg – kun geklaard hebben • ow – je • lv – dat klusje 5 • pv – hebben • wwg – hebben doorzocht • ow – De inbrekers • lv – het huis 6 • pv – speelt • wwg – speelt • ow – Die jongen uit de eerste klas • lv –De vraag: "Wie of wat speelt die jongen uit de eerste klas kun je niet beantwoorden." Je hebt dus geen lijdend voorwerp in deze zin. 7 • pv – reed • wwg – reed • ow – De automobilist • lv –De vraag: "Wie of wat reed de automobilist?" kun je niet beantwoorden. Je hebt dus geen lijdend voorwerp in deze zin. 140 kilometer per uur is het antwoord op de vraag: "Hoe reed de automobilist?" Zie ook de theorie bovenaan bladzijde 187. 8 • pv – worden • wwg – worden bezet • ow – alle terrasjes • lv –De vraag: "Wie of wat worden alle terrasjes bezet?" kun je niet beantwoorden. Je hebt dus geen lijdend voorwerp. Bovendien begint een lijdend voorwerp nooit met een voorzetsel. Zie ook de theorie bovenaan bladzijde 187. OPDRACHT 12 1 om 2 op Let op: over is hier geen voorzetsel. Het is niet het eerste woord van een woordgroep, het hoort bij het werkwoord oversteken. 3 tijdens Let op: door is hier geen voorzetsel. Het is niet het eerste woord van een woordgroep, het hoort bij het werkwoord doorzakken. 4 Over, in 5 aan Let op: over is hier geen voorzetsel. Het hoort bij het werkwoord zich overgeven. 6 Voor Let op: het 2e voor is hier geen voorzetsel. Het hoort bij het werkwoord voorkomen. 7 Met, in, door 8 in Let op: uit is hier geen voorzetsel. Het hoort bij het werkwoord uitlopen.
67
68
antwoorden basisboek
9 na 10 Binnen 11 om, van Let op: na is hier geen voorzetsel. Het hoort bij het werkwoord nakijken. OPDRACHT 13 1 2 3 4 5 6 7
5
reusachtige kamerden zijn in het gelukkige bezit
– bnw – znw – zww – vz – lw – bnw – znw
8 9 10 11 12 13 14
van een hebben gekregen een gemiddelde hebben
– vz – lw – hww – zww – lw – bnw – hww
15 16 17 18 19 20 21
een meter groei doorgaat zullen moeten zagen
– lw – znw – znw – zww – hww – hww – zww
L E E S VA A R D I G OPDRACHT 14 1 Greenpeace. 2 Greenpeace probeert op allerlei manieren wat te doen aan milieuproblemen/aan de vervuiling van het milieu. 3 Niet het belangrijkste, maar verdere uitleg. 4 Informatie geven. OPDRACHT 15 1 Het begin/de start/de geboorte van Greenpeace; Hoe het begon. 2 Het begin van Greenpeace. 3 Greenpeace is ontstaan toen de Verenigde Staten atoomproeven wilden houden en een groep wetenschappers daartegen in verzet kwam. 4 Bijvoorbeeld: de naam van de gehuurde vissersboot; het aantal wetenschappers; het feit dat de wetenschappers het eilandje Amchitka nooit bereikten. 5 Voorbeeldsamenvatting: In 1971 wilde de Verenigde Staten atoomproeven uitvoeren op het eilandje Amchitka. Een groep wetenschappers kwam hiertegen in verzet en voer met een boot naar het eiland. Door de aandacht die deze actie trok, werden de proeven afgeblazen. Deze actie betekende het begin van Greenpeace. OPDRACHT 16 1 In tekst I wordt ware, controleerbare informatie gegeven (feiten). In tekst II geeft iemand zijn mening.
blok
5
2 Deze tekst bevat vrijwel uitsluitend meningen. Er zitten wel wat ware feiten in: wie de hoofdpersonen zijn en waar Isabelle naartoe vlucht. 3 Nee, naast meningen staan er ook feiten in: voor wie de kindertelefoon bestemd is, wanneer je kunt bellen en hoeveel het kost. OPDRACHT 17 1 2 3 4 5 6
Uitsluitend feiten. Een informatieve tekst. Beachvolleybal. Voornamelijk meningen. Een betoog. a We moeten het gebruik van fossiele brandstoffen verminderen en het gebruik van duurzame energiebronnen sterk aanmoedigen. b De fossiele brandstoffen zorgen voor ongewenste klimaatverandering, het broeikaseffect en vervuiling. 7 a Allebei: in de eerste alinea staan feiten, in de tweede meningen. b In de eerste alinea wordt objectief beschreven waar het boek over gaat, in de tweede alinea geeft de schrijver zijn subjectieve kijk op/mening over het boek. 8 Een recensie (boekbespreking). 9 a De guillotine is een sterk boek. b Bijvoorbeeld: hoog verteltempo, veel gebeurtenissen, plezierige manier van vertellen, lezer wordt van begin tot eind geboeid. OPDRACHT 18 1 Om het onderwerp te bedenken lees je de titel, de dikgedrukte woorden, de eerste zinnen, bekijk je de illustraties. 2 Bijvoorbeeld uit de illustratie, de titel, de eerste zinnen. 3 Je eigen mening. 4 Je eigen voorkennis beschrijven. OPDRACHT 19 1 B 2 die (r. 9): de Amerikaanse danstechniek (r. 8/9). die (r. 26): dansschool (r. 26). Dat (r. 39): de clips bij de hits van Madonna of Christina Aguillera (r. 37-39) die (r. 45): een videoclip (r. 45). die (r. 60): scholieren uit gegoede gezinnen (r. 60). die (r. 64): jongeren uit achterstandswijken (r. 63/64). Dat (r. 76): met (breakdance)groepen samenwerken en zo de straatcultuur in de schouwburg brengen (r. 74-76).
69
70
antwoorden basisboek
3 a b c 4 a b c 5 a b 6 a
7 8
9
10 11 12 13 14
Alinea I. Alinea II t/m VII. Alinea VIII. II, III en IV. V en VI. VII. De eerste: Breakdance is weer helemaal terug in Nederland. De laatste: Breakdance wordt t/m iets blijvends. Tot de bijzaken. De inhoud van deze alinea is een voorbeeld van een dansschool die is overgegaan op het geven van breakdancelessen. b Tot de hoofdzaken: het verschil tussen vroeger en nu speelt in deze tekst een rol. In 1982 was breakdancen populair, daarna een tijdje helemaal niet en de laatste tijd weer wel. Eerste oorzaak: op videoclips van de muziekzenders is veel breakdancen te zien (r. 34-37). Tweede oorzaak: straatdancers worden steeds meer serieus genomen (r. 4648). Derde oorzaak: de straatcultuur wordt in theaters binnengehaald en wordt deel van de shows (r. 72-76). Eerste verschil: vroeger veel dezelfde bewegingen, nu veel nieuwe combinaties (r. 52-55). Tweede verschil: vroeger veel zwarte jongeren uit achterstandwijken, nu veel blanke havo-vwo-jongeren uit gegoede gezinnen (r. 55-61). Derde verschil: vroeger deden meisjes niet aan breakdancen, nu wel (al geven ze vrij snel op omdat het lichamelijk erg zwaar is) (r. 65-68). ‘Breakdance zal niet snel nog een keer verdwijnen.’ (r. 77-78). Het is lichamelijk (fysiek) heel zwaar. B D D OPDRACHT 20
De samenvatting moet de volgende elementen bevatten: • Breakdancen is nu weer enorm populair en dat zal zo blijven. • Breakdancen was populair rond 1980, toen verdween die en is nu weer enorm populair. • Oorzaken van de hernieuwde populariteit: 1 veel breakdancen in videoclips, 2 serieus nemen van straatdansers en 3 breakdancen opnemen in theatershows. • Verschillen tussen vroeger en nu: 1 vroeger veel hetzelfde, nu meer gevarieerde combinaties, 2 vroeger veel zwarte jongeren uit kansarme
blok
5
wijken, nu veel blanke jongeren uit gegoede milieus, 3 vroeger geen meiden, nu meer (al haken ze snel af). OPDRACHT 21 1-3 Je eigen antwoorden.
6
S C H R I J F VA A R D I G OPDRACHT 22 1 Informeren. 2 Je mening geven en overtuigen. 3 Een krantenbericht, een rapport, een artikel uit een wetenschappelijk tijdschrift (een onderzoek) of vakblad, etc. 4 Een column, een leesverslag met beoordelingswoorden, een recensie, etc. OPDRACHT 23
1 a Informeren (amuseren is hier ondergeschikt). b Een gebeurtenis op school. c Leerlingen (12-19 jaar), ouders, docenten, onderwijs ondersteunend personeel, sponsors, etc. d Feiten, nette taal en lange zinnen. e Gemakkelijk, niet te kinderachtig taalgebruik en nette woorden. f Als een krantenbericht, blijkt uit de opdracht. Dus: een dikgedrukte kop, daaronder de plaatsnaam en de rest van de tekst (verdeeld in kolommen). Eventueel een lead en een foto. 2 a Je eigen antwoord. b Je moet je richten op een brede doelgroep. Een twaalfjarige moet het interessant vinden, maar ook een volwassene moet het boeien. De tekst moet duidelijk geschreven of getypt zijn, de naam en klas moeten op het blad vermeld staan en je moet letten op de spelling, het woordgebruik en de zinsbouw. 3-6 – OPDRACHT 24 1 Je eigen antwoord. 2 a Een objectief gedeelte is bijvoorbeeld informatie van de directie. Een subjectief deel is bijvoorbeeld de bijdrage van leerlingen. Er staan dan natuurlijk wel meningen bij. b Dit moet wel volgens de opdracht: een krantenbericht bestaat uit (voornamelijk) feiten. c Je eigen antwoord.
71
72
antwoorden basisboek
3 Je eigen antwoord en waarom je dat vindt. Bekijk je eigen tekst of de tekst van een klasgenoot nog eens aan de hand van de onderstaande vragen. Als je alle onderstaande vragen met ja kunt beantwoorden, is er een goede tekst geschreven. Hoe meer vragen je met nee hebt beantwoord, hoe minder goed de tekst is.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Beoordelingspunten bij opdracht 24 Is het onderwerp een gebeurtenis op school? Ziet de tekst eruit als een krantenbericht? Heeft de tekst een titel/kop (hoort die bij een krantenbericht)? Past het bericht in een schoolkrant? Staan er voornamelijk feiten in de tekst? Is de tekst vooral bedoeld om informatie te geven? Hoort het taalgebruik bij een krantenbericht? Is het taalgebruik aangepast aan het brede publiek? Bestaat de tekst uit minimaal drie alinea's? Telt de tekst ongeveer 250 woorden? Is de tekst netjes verzorgd? OPDRACHT 25
1 Het onderwerp omschrijf je in een woord of in enkele woorden, terwijl een hoofdgedachte altijd een zin is. 2 Je eigen antwoord. Het is goed om van te voren een hoofdgedachte in je hoofd te hebben. 3 De hoofdgedachte is het belangrijkste wat de schrijver wil vertellen. Als je deze gedachte tijdens het schrijven niet in je achterhoofd houdt, loop je vast of dwaal je af. OPDRACHT 26 Voorbeeldargumenten: 1 • Je gaat waarschijnlijk je ‘hele’ leven al werken. Geniet ervan dat je nog niet hoeft! • De werktijd gaat ten koste van de beschikbare tijd voor huiswerk en hobby’s. • Als twaalfjarige ben je nog flink in de groei. Zwaar werk (bijvoorbeeld: dozen tillen) is dan slecht voor je. 2 • Door muziek kunnen we beter ontspannen in de pauze. • Muziek zorgt voor een gezellige sfeer in de school. • Muziek stimuleert de muzikale ontwikkeling.
blok
3 • • • 4 • •
• 5 • •
•
5
Roken is slecht voor de gezondheid. Roken kost veel geld. Niet-rokers roken mee. Met een baaldag mag je thuis blijven, i.p.v dwarsliggen op school. Vrije dagen die de leerplicht eigenlijk verbiedt, worden vaak toch toegestaan (een dag eerder op vakantie, bijvoorbeeld) of ouders geven een andere reden op. De dagen worden (als het nodig is) dus toch wel vrij genomen. Zelf in te delen vrije dagen zijn fijner dan dagen die vastliggen. De mens heeft niet meer rechten om te blijven leven dan een dier. Hoge kosten weerhouden onderzoekers ervan om diervriendelijke methoden te gebruiken, maar een levend wezen is niet uit te drukken in geld. Dierproeven kunnen niet altijd goed uitwijzen of een medicijn op een mens zal werken, omdat mens en dier veel van elkaar verschillen.
OPDRACHT 27 1-5 – Bekijk je eigen tekst of de tekst van een klasgenoot nog eens aan de hand van de onderstaande vragen. Als je alle onderstaande vragen met ja kunt beantwoorden, is er een goede tekst geschreven. Hoe meer vragen je met nee hebt beantwoord, hoe minder goed de tekst is. Beoordelingspunten bij opdracht 27 Gaat de tekst over een van de hoofdgedachten uit opdracht 26? Is de tekst overtuigend? Bestaat de tekst uit vijf alinea's? Is de eerste alinea een inleiding? Staat de hoofdgedachte wel in de eerste of laatste alinea? Staan in alinea II t/m IV drie argumenten (totaal) genoemd? Worden de argumenten goed uitgelegd (met voorbeelden)? Zijn de argumenten overtuigend? Is de laatste alinea een afsluiting van de tekst? Staan de kernzinnen op de goede plaats (aan het begin of aan het einde van de alinea)? 11 Ziet de tekst er netjes uit?
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
OPDRACHT 28 1-3 –
73
74
antwoorden basisboek
7
SPREKEN, KIJKEN EN LUISTEREN OPDRACHT 29 – OPDRACHT 30
A 1 Mogelijke antwoorden: Als iemand iets van je steelt, kapotmaakt of verliest, als iemand je in de steek laat, als iemand zijn afspraken niet nakomt, als iemand je uitscheldt, als iemand kwaad over je spreekt, als iemand je pijn doet. 2 Je eigen antwoord. 3 Je eigen antwoord. 4 Mogelijke antwoorden: • Een ruzie kan veel duidelijk maken (misverstanden kunnen de wereld uit geholpen worden). • Je kunt wat van ruzie leren (je krijgt tenslotte kritiek op bepaald gedrag). • Ruziemaken kan opluchten (je kunt eindelijk zeggen wat je dwarszit). 5 Mogelijke antwoorden: • Bij een ruzie worden vaak kwetsende dingen gezegd of dingen gezegd die men niet meent. • Bij een ruzie luisteren de mensen niet meer naar elkaar. • De gevolgen van ruzie kunnen heel vergaand zijn (het kan bijvoorbeeld het einde betekenen van een waardevolle vriendschap). B
ANTWOORDEN BIJ DE LUISTERTOETS De scheiding van de ouders van Kathelijn. B C A A C C A C B B Waarschijnlijk niet. Omdat je in het fragment duidelijk ziet dat ze heel goed samen kunnen praten. 13 Je eigen antwoord. Gebruik goede argumenten en geef zo nodig voorbeelden. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
blok
8
5
75
SPELLING OPDRACHT 31
1 2 3 4 5 6
Persoonsvorm
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord
heeft Kan zou Geef zou laten
– krijgen kunnen, huilen – moeten, worden organiseren
geschenen – – – geschorst –
OPDRACHT 32 1 ontdekte 2 verbrede 3 vermelde
4 gemaakte 5 omgewaaide 6 vernieuwde
7 vergrote 8 afgesloten 9 geschreven
10 uitgereikte 11 bezorgde
OPDRACHT 33 1 beschadigde, werd, gerepareerd 2 geboende, glimt 3 hadden, gebeitste, gezien
4 gestrande, wordt, getrokken 5 gedode, zijn, afgevoerd 6 opgewarmde, waren, geworden
OPDRACHT 34 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
spannend zuur speels grijs duf doof kaal mals slecht brutaal groot grof ver vers veel sluw wreed
spannender zuurder speelser grijzer duffer dover kaler malser slechter brutaler groter grover verder verser meer sluwer wreder
spannendst zuurst speelst grijst dufst doofst kaalst malst slechtst brutaalst grootst grofst verst verst meest sluwst wreedst
76
antwoorden basisboek
18 goedkoop 19 geschikt
goedkoper geschikter
goedkoopst geschiktst
OPDRACHT 35 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Die tekening is mooier dan deze. Dat paard is even sterk als die twee pony’s. Wie kan dat beter weten dan jouw vader? Heb jij meer ervaring dan Cecilia? Die fiets is even duur als deze computer. Jouw paardenstaart is dikker dan de mijne. Beter hard geblazen dan de mond verbrand. Onze computer is even snel als die op school. Je kunt beter foto's laten maken door een professionele fotograaf dan een amateur. 10 Ik ken mijn woordjes even goed als jij. 11 Ik vind pizza lekkerder dan tortilla wraps. OPDRACHT 36 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
De Curaçaose cipier gebruikt nooit citroenen. Het IJsselmeer heette vroeger Zuiderzee. In de kruiswoordpuzzel moest het woord autoaccessoires worden ingevuld. Een racist vindt bepaalde mensenrassen superieur aan andere. De discipline op school is enigszins afgenomen. De badcel heeft een cementen vloer. Droeg de Marokkaanse jazzzanger een rode fez? De stewardess had geen last van stress. De Portugese toerist lustte geen sperziebonen. In de pauze was er een en al geroezemoes in de kantine. Door de explosie raakte de patiënt uit de narcose. Antwoord op vraag: ç.
9
I N F O R M AT I E OPDRACHT 37 1 a b c d e f
bedriegen vreten slinken meten sluipen schrijden
– bedroog – vrat – slonk – mat – sloop – schreed
– bedrogen – gevreten – geslonken – gemeten – geslopen – geschreden
blok
5
g blazen – blies – geblazen h krimpen – kromp – gekrompen 2 Bij a tot en met h je eigen zinnen waarin of de verleden tijd of het voltooid deelwoord voorkomt. OPDRACHT 38 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Joint en junta. Gulhartig. Verrader; plager. Judassen Zjuliejenne. Bepaalde hoestpastille. Op de tweede lettergreep. (De lettergreep voor de komma bovenaan heeft de klemtoon.) Eerste lettergreep. Het-woord. De-woord. Jojo's. Op de eerste. Dzjunkfoed. Flinke kerels. OPDRACHT 39
1 www.vandale.nl 2 a hoogst, sterkst, meest gunstig b elk van de drie pezen van de dijbeenspier rond de knieholte c I opstandeling tegen de wettige overheid II weerspannig, opstandig persoon d stierenvechter e levensmiddelen conserveren door ze van de lucht af te sluiten in glazen potten en vervolgens te steriliseren of te pasteuriseren f wijnhuis g I kom van aardewerk II gerecht dat in zo'n kom is klaargemaakt h zwaarlijvig, gezet
1 0 O V E R TA A L OPDRACHT 40 De onderstaande antwoorden zijn in ieder geval goed, maar soms is een ander antwoord ook mogelijk.
77
78
antwoorden basisboek
1 2 3 4
wantrouwen (achterdocht) bezorgdheid verdriet boosheid
5 hooghartigheid 6 schrik 7 paniek; angst
OPDRACHT 41 Bijvoorbeeld: 1 Zou het waar zijn? 2-7 Je eigen tekst die past bij het gevoel of de gedachte van de personen. OPDRACHT 42 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
je doet je hand(en) achter het oor (of korter: hand(en) achter oor) je beweegt je hand een paar keer naar je toe (of korter: …) je houdt je hand op heuphoogte en beweegt hem op en neer je tikt met je gebogen vinger (vingergewricht) op ongeverfd hout je wijst met je wijsvinger naar de grond een stukje voor je (en roept ‘hier!’, maar dit laatste is geen lichaamstaal) je heft je rechterhand op met de binnenkant naar voren je houdt je handen een klein stukje van elkaar je tikt een paar keer met je wijsvinger op je pols je zwaait met je hand langs de zijkant van je gezicht je knijpt je neus dicht met je duim en wijsvinger, trekt een vies gezicht en zegt ‘bah!’, maar dit laatste is geen lichaamstaal je houdt je hand plat onder je kin je maakt een gebaar alsof je de telefoon(hoorn) opneemt en naar je oor brengt je steekt je duim omhoog met je wijsvinger tik je tegen je voorhoofd je beweegt je armen om de beurt iets omhoog je zwaait een paar keer met opgeheven hand op en neer in de richting van degene die je liever weg ziet gaan je zwaait met je hoofd en trekt daar een zorgelijk gezicht bij je maakt je lippen rond en doet een paar keer alsof een sigaret naar je mond brengt OPDRACHT 43 – OPDRACHT 44 –
blok
5
79
OPDRACHT 45 Werkwoord 1 passeren 2 verzekeren 3 fabriceren 4 tekenen 5 vertegenwoordigen 6 7 8 9 10 11
vervoeren bezetten genezen autorijden besluiten aanbieden
12 vertellen
Zelfstandig(e) naamwoord(en)
Bijvoeglijk(e) naamwoord(en)
passage, passant verzekering, verzekeraar, verzekerde fabricage, fabrikant, fabrikaat, fabriek tekening, tekenaar vertegenwoordiger, vertegenwoordiging vervoer, vervoerder bezetting, bezetter genezing, genezer autorit, autorijder besluit aanbieding, aanbod, aanbieder vertelling, verteller, vertelsel
passerend, gepasseerd verzekerend, verzekerd gefabriceerd tekenend, getekend vertegenwoordigend, vertegenwoordigd vervoerend, vervoerd bezettend, bezet genezend, genezen autorijdend, autogereden besloten aanbiedend, aangeboden vertellend, verteld
OPDRACHT 46 1-8 Je eigen zinnen. Is de betekenis van het woord uit de zin te halen?
11 GEDICHT OPDRACHT 47 1 Dit gedicht gaat over mensen uit een ander land/andere cultuur die zich hier hebben gevestigd. 2 Nederland is gastvrij voor allochtonen, maar we willen wel dat buitenlanders zich aanpassen aan de Nederlandse cultuur. 3 Hij maakt de wens tot aanpassen belachelijk (bijvoorbeeld door te schrijven dat de mus moet plassen in een pot en dat de roodborst de bijbel moet lezen). 4 Je eigen mening.
80
antwoorden basisboek
Basisboek 1
BLOK
LEKKER LEZEN OPDRACHT 1
1 Op het Griekse eiland Kreta. 2 De gebeurtenissen waarin Suske en Wiske optreden spelen in het heden. Het verhaal dat Soukolaros vertelt, speelt in het verleden. Soukolaros leefde in de Oudheid, maar blijkt nu plotseling ook in het heden nog te leven. 3 a Theseus dacht dat hij de Minotaurus had gedood. Toen hij hoorde dat Soukolaros dit had gedaan, werd hij woedend en sprak een vloek over hem uit. b Theseus. Uit woede. c Soukolaros kan niet naar het godenrijk gaan. 4 a De Minotaurus. b Hij was de portier van het doofhof waarin het monster werd opgesloten. c Theseus dacht dat hij dit had gedaan. In werkelijkheid was het Soukolaros. d Om de negen jaar werden zeven meisjes en zeven jongens aan het monster geofferd en koning Minos wilde daar een eind aan maken. 5 Nee, het is een bestaand verhaal uit de Griekse oudheid (maar hier wel sterk veranderd). 6 Nee, dat wordt niet duidelijk. 7 a Dat zijn de woorden van de verteller van het verhaal (die niet als persoon optreedt). b Diverse voorbeelden mogelijk uit het deel dat Soukolaros vertelt. 8 Avonturenverhaal (geen historisch verhaal!). 9 Dit verhaal is spannend omdat er iets verzwegen wordt (namelijk: hoe Suske en Wiske kunnen helpen de vervloeking van Soukolaros op te heffen). Het is ook spannend omdat Soukolaros gevaar loopt. 10 Suske en Wiske: nieuwsgierig, hulpvaardig. Theseus: dapper, wreed, gewelddadig, haatdragend. Soukolaros: ongelukkig, verdrietig, zachtaardig. 11 a Je eigen mening. b Je eigen voorbeelden van strips die je graag leest. c Je eigen mening en een toelichting daarbij.
blok
2
6
OVER LEZEN OPDRACHT 2 De oorspronkelijke strip ziet er zo uit:
81
82
antwoorden basisboek
OPDRACHT 3 De oorspronkelijke stripbladzijde ziet er zo uit:
OPDRACHT 4 –
blok
6
83
OPDRACHT 5 1-12 – OPDRACHT 6 1-2 Zie hiervoor de werkwijzer internet achter in dit boek.
3
V E R R I J K J E TA A L S C H AT OPDRACHT 7 1 antropomorfe 2 beeldende kunst
3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
– op de mens lijkend – vorm van kunst die werkt met zichtbare afbeeldingen, zoals de beeldhouwkunst en schilderkunst bizarre – wonderlijke, vreemde zijn gebaseerd op – gaan uit van gunst – goedheid die niet verplicht is mythologie – alle verhalen van een volk over de godenwereld sanitair – voorzieningen voor de gezondheid, zoals wasbak en wc signalement – persoonsbeschrijving steriliseren – ontsmetten territoriale wateren – kustwateren die bij een land horen transito – doorvoer unaniem – eenstemmig urgentieverklaring – verklaring waarin staat dat iets dringend is utopist – iemand die onbereikbare doelen nastreeft visie – kijk, zienswijze OPDRACHT 8
1-6 –
4
G R A M M AT I C A OPDRACHT 9 1 2 3 4 5 6
volgorde persoonsvorm tegenwoordige verleden zinsdeel zinsdeelproef
7 8 9 10 11 12
werkwoordelijk gezegde meer persoonsvorm werkwoord voltooid deelwoord onderwerp
13 14 15 16 17
links rechts gebiedende lijdend voorwerp voorzetsel
84
antwoorden basisboek
OPDRACHT 10 1 Dat bizarre verhaal | werd | aan hem | verteld. • pv – werd • ow – Dat bizarre verhaal • wwg – werd verteld • lv – 2 De aangereden haas | heeft | waarschijnlijk | geen pijn | geleden. • pv – heeft • ow – De aangereden haas • wwg – heeft geleden • lv – geen pijn 3 Bij zijn inbraakpoging | werd | de dief | op heterdaad | betrapt. • pv – werd • ow – de dief • wwg – werd betrapt • lv – 4 Natuurlijk | zullen | we | binnen een week | een oplossing | zoeken. • pv – zullen • ow – we • wwg – zullen zoeken • lv – een oplossing 5 Het plezier | straalde | uit haar ogen. • pv – straalde • ow – Het plezier • wwg – straalde • lv – 6 Op het station | vroeg | de dakloze | mij | wat geld. • pv – vroeg • ow – de dakloze • wwg – vroeg • lv – wat geld 7 Tijdens de braderie | keken | de kinderen | naar het schaakspel. • pv – keken • ow – de kinderen • wwg – keken • lv – 8 Hij | deed | dus | goede zaken. • pv – deed • ow – hij • wwg – deed • lv – goede zaken 9 Ik | heb | hem | mijn belevenissen | verteld. • pv – heb • ow – Ik • wwg – heb verteld • lv – mijn belevenissen 10 Het verzoek om een urgentieverklaring | werd | unaniem | afgewezen • pv – werd • ow – Het verzoek om een urgentieverklaring • wwg – werd afgewezen • lv – OPDRACHT 11 1 zal
– hww. Het ww. dat de handeling in deze zin aangeeft is vertrekken. Zie nr. 7. 2 een – lw 3 Amerikaans – bnw 4 ruimtevaartuig – znw 5 naar – vz 6 Mars – znw 7 vertrekken – zww
blok
8 9 10 11
de rode nadert gaan
12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
met camera’s precieze werkje doen willen onderzoeken bacteriën overleefd boord
5
6
– lw – bnw – zww – hww. Het ww. dat de handeling in deze zin aangeeft is doen. Zie nr. 16. – vz – znw – bnw – znw – zww – hww – zww – znw – zww – znw
L E E S VA A R D I G OPDRACHT 12 1 a zoekend lezen, globaal lezen, grondig lezen, studerend lezen. b Zoekend lezen: een tijdschrift, krant of boek doorkijken, zoekend naar informatie die je nodig hebt. Globaal lezen: een tekst vluchtig doorkijken om na te gaan of die je interesseert. Grondig lezen: een tekst aandachtig doorlezen. Studerend lezen: een tekst geconcentreerd doorlezen en herlezen met het doel te onthouden wat er staat. 2 a Datgene waar de tekst over gaat. b Nee, een tekst heeft maar één (hoofd)onderwerp. 3 Het hoofdonderwerp is datgene waar de hele tekst over gaat. Een deelonderwerp is datgene waar een deel van de tekst (een of meer alinea’s) over gaat. 4 a Om de tekst overzichtelijk te maken. b Hij geeft meestal aan waar het volgende tekstgedeelte over gaat. Soms is de functie: nieuwsgierig maken. 5 a Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp duidelijk wil maken. b Nee, er is altijd maar één hoofdgedachte. c Minder belangrijke zaken, zoals voorbeelden en toelichting. 6 Om de tekst overzichtelijk te maken en aan te geven wat de deelonderwerpen zijn.
85
86
antwoorden basisboek
7 Citeren is letterlijk uit de tekst overnemen. Met eigen woorden zeggen: is niet letterlijk uit de tekst overnemen. 8 a Inleiding, middenstuk, slot. b Inleiding: de lezer laten kennismaken met het onderwerp, hem nieuwsgierig maken. Middenstuk: bespreking van het hoofdonderwerp, verdeeld in deelonderwerpen. Slot: het onderwerp afronden met een samenvatting of conclusie. 9 a Kernzin + toelichting. b Aan het begin of het eind van een alinea. 10 Verwijswoorden wijzen terug naar een woord dat eerder is genoemd. Bijvoorbeeld: de man in de tuin heeft een spijkerjack aan. Hij kijkt naar de perenboom. ‘Hij’ verwijst naar ‘de man in de tuin’. 11 a De soort lezer voor wie de tekst vooral bestemd is. b Bijvoorbeeld: kinderen, jongeren, volwassenen, algemeen publiek, specialisten. 12 a Informatie geven, een mening geven, overtuigen, overhalen en tot handelen aansporen, amuseren. b Een tekst heeft maar één tekstdoel. Er kunnen wel andere doelen in zitten, maar slechts één is het voornaamste of overheersende. In een reclametekst kan informatie worden gegeven en geprobeerd worden de lezer te overtuigen, maar het voornaamste is de lezer tot handelen aan te sporen: het product te kopen. 13 Bijvoorbeeld: krantenbericht, betoog, recept, gebruiksaanwijzing, brief, verhaal, oproep. 14 a De hoofdgedachte en andere belangrijke informatie (de hoofdzaken). b In de kernzinnen van de alinea’s. 15 Een feit is waar, controleerbaar en objectief. Een mening is wat iemand vindt en subjectief. 16 De schrijver brengt een mening naar voren en probeert de lezer van zijn gelijk te overtuigen met behulp van argumenten. OPDRACHT 13 1 Om het onderwerp te bedenken lees je de titel, de dikgedrukte woorden, de eerste zinnen en bekijk je de illustraties. 2 Je eigen mening. 3 Je eigen voorkennis beschrijven. OPDRACHT 14 1 C 2 ze (r. 7): de Griekse mythen en sagen (r. 5/6)
blok
3 4
5 6 7 8 9
10
6
zij (r. 14): de Grieken (r. 12) Die (r. 23): goden en godinnen (r. 22/23) zij (r. 28): de Grieken (r. 27) Het (r. 34): dat de goden en godinnen kwaad op je werden (r. 35/36) hen (r. 39): helden (uit sagen) (r. 38/39) Daarover (r. 46): over het historisch beleg van Troje (r. 44/45) hij (r. 76): Herakles (r. 71) Ze (r. 84): de goden en godinnen (r. 81) ze (r. 101): de goden en godinnen (zoals Homeros die vormgegeven had) (r. 99/100) Zij (r. 120): verschillende schrijvers die kritiek hebben op de manier waarop Homeros de goden heeft beschreven (r. 117-120) a Alinea II t/m X. b Alinea XI. Deelonderwerpen: • Mythen en hun karakter: alinea II t/m IV. • Sagen en hun karakter: alinea V t/m VIII. • De aard van de Griekse godenfamilie en de rol van Homeros daarin: alinea IX en X. a Boven alinea V t/m VIII. b Boven alinea X. In sagen (zie r. 44/45, r. 54-56, r. 62/63) Om verklaringen te bedenken voor natuurverschijnselen en andere wonderlijke zaken in het leven. a Homeros heeft hen die gegeven in de Ilias. b ‘ze worden verliefd t/m boos of medelijdend’ (r. 87-90). In de Griekse mythen zijn de goden onvolmaakte figuren met een heleboel slechte eigenschappen. Op zulke figuren kan het echte geloof van de Grieken niet gebaseerd zijn geweest. Informatie geven. OPDRACHT 15
De samenvatting moet de volgende elementen bevatten: • De Griekse mythen en sagen zijn oeroud, maar spreken de mens van nu nog steeds aan. • Het typerende van de mythe: verklaring voor onbegrijpelijke verschijnselen (alinea II), het kiezen van mensvormige goden en godinnen die alles regelden (alinea III), het belang om goden en godinnen gunstig te stemmen (alinea IV). • Het typerende van de sage: hoofdpersoon, helden en historische gebeurtenis als basis (alinea V). Voorbeelden van helden in sagen: Theseus, Minos, Herakles (VI, VII, VIII).
87
88
antwoorden basisboek
• De aard en het karakter van de goden en godinnen: enerzijds onsterfelijk, anderzijds veel menselijke eigenschappen, ook minder fraaie (alinea IX). • De rol van Homeros bij het beeld van de godenfamilie: hij heeft ze zo geschapen en zijn navolgers hebben dit beeld instandgehouden (alinea X). • Mythen en sagen zijn geen uitingen van de Griekse godsdienst, want de goden zijn te onvolmaakt om als godsdienstig voorbeeld te dienen of te vereren (alinea X). • De door Homeros en latere dichters geschapen figuren en verhalen zijn niet meer weg te denken uit de literatuur en beeldende kunst, tot in deze tijd (alinea XI). OPDRACHT 16 1-2 –
6
S C H R I J F VA A R D I G OPDRACHT 17 1 Misschien heb je een penvriend(in) of schrijf je juist brieven als je op vakantie bent. 2 Die brieven gaan over gebeurtenissen die je hebt meegemaakt en over jouw gevoelens en gedachten. 3 Je eigen mening. 4 Je eigen antwoord. 5 brief aan vriendin brief voor tijdschrift publiek inhoud taalgebruik uiterlijk
tekstdoel
een bekend meisje van ongeveer 13 jaar (o.a.) een filmbespreking jongerentaal, ‘alles’ mag (informeel) persoonlijke briefindeling, maar ook kleurtjes, stickers, etc. informeren (over de film) en amuseren
OPDRACHT 18 1-4 –
een onbekende volwassene opzegging abonnement netjes (formeel), lange zinnen zakelijke briefindeling, netjes, blauwe of zwarte inkt, gelinieerd of blanco papier informeren en aansporen (het abonnement stop te zetten)
blok
6
OPDRACHT 19 1-6 – Bekijk je eigen brief of de brief van een klasgenoot nog eens aan de hand van de onderstaande vragen. Als je alle onderstaande vragen met ja kunt beantwoorden, is er een goede brief geschreven. Hoe meer vragen je met nee hebt beantwoord, hoe minder goed de brief is.
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Algemene beoordelingspunten bij opdracht 18 (I, II en III) Is een van de drie opdrachten gemaakt? Begint de brief met een inleiding? Is het middenstuk verdeeld in alinea’s? Eindigt de brief met een afsluitende alinea? Zijn de doelen informeren en amuseren? Is het taalgebruik gericht op iemand van dezelfde leeftijd? Zijn de opbouwafspraken (conventies) van de persoonlijke brief gebruikt? Beslaat de brief één kantje? Ziet de tekst er netjes uit?
Aanvullende beoordelingspunten bij opdracht 18 - I 1 Blijkt uit de brief dat het contact verwaterd is? 2 Vraagt de afzender aan de vriend(in) om iets af te spreken?
1 2 3 4
Vragen voor verwachte informatie Wordt de vraag gesteld hoe het bij hem/haar op school gaat? Staat vermeld hoe het met de afzender gaat? Vertelt de afzender hoe het met de klas(genoten) gaat? Herinnert de afzender hem/haar aan de leuke tijd samen? Aanvullende beoordelingspunten bij opdracht 18 - II Is de toon van de brief vriendelijk?
Vragen voor verwachte informatie 1 Vertelt de afzender iets over de klas(genoten)? 2 Vraagt de afzender of hij/zij het naar zijn/haar zin heeft in de nieuwe stad? 3 Vraagt de afzender of hij/zij het naar zijn/haar zin heeft op de nieuwe school? Aanvullende beoordelingspunten bij opdracht 18 - III 1 Blijkt uit de brief dat het laatste contact in de vakantie was? 2 Eindigt de afzender met de wens dat de ontvanger terug schrijft?
89
antwoorden basisboek
Vragen voor verwachte informatie 1 Haalt de afzender herinneringen op aan de dingen die ze samen gedaan hebben? 2 Vertelt de afzender waar hij/zij naartoe gaat aankomende vakantie? 3 Vraagt de afzender waar de vriend(in) naartoe gaat op vakantie? OPDRACHT 20 1 • De adresgegevens van de geadresseerde: achternaam en vaak ook de voornaam of een voorletter, straatnaam en huisnummer of een antwoord- of postbusnummer (niet van toepassing op envelop bij een persoonlijke brief), de postcode en de plaatsnaam, eventueel gevolgd door de naam van het land (alleen bij bezorging in het buitenland). • De adresgegevens van de afzender: voornaam/voorletter en de achternaam, straatnaam en huisnummer en de postcode en de plaatsnaam. Voor de postbezorging in Nederland kan men volstaan met de postcode gevolgd door het huisnummer. 2 • In het midden van de envelop (zowel horizontaal als verticaal) staan de adresgegevens in drie (eventueel vier) regels. • Regel 1 bevat de naam van de geadresseerde. • Regel 2 bevat de straatnaam en het huisnummer/het postbus- of antwoordnummer. • Regel 3 bevat de postcode en de plaatsnaam. • Eventueel een vierde regel met de naam van het land. • Alles regels zijn aan de linkerkant uitgelijnd. • De adresgegevens moeten goed leesbaar zijn (zowel door het handschrift als met eventuele decoraties). 3 De envelop bepaalt of de brief aankomt, de regels zijn functioneel. De regels van de persoonlijke brief zijn conventies. OPDRACHT 21
Naam leerling Adres leerling Postcode en woonplaats
90
VOLDOENDE FRANKEREN
Ronald Anders Jagerspad 13 4104 KW Culemborg
VOLDOENDE FRANKEREN
Ronald Anders Jagerspad 13 4104 KW Culemborg Naam leerling Adres leerling Postcode en woonplaats
Naam leerling Adres leerling Postcode en woonplaats
VOLDOENDE FRANKEREN
Ronald Anders Jagerspad 13 4104 KW Culemborg
blok
6
OPDRACHT 22 1 Goed nadenken over wat je bij een onderwerp gaat schrijven, voordat het schrijven zelf begint. 2 Bij een woordweb staat het onderwerp in het midden en daaromheen staan de woorden die je bij het onderwerp te binnen zijn geschoten. 3 In de voorbereiding selecteer je de woorden uit het woordweb die je tekst gaan vormen en je zet de woorden die in een alinea horen bij elkaar. 4 In de inleiding schrijf je waar de tekst over gaat. 5 In het middenstuk staan verschillende kanten (deelonderwerpen) van het onderwerp. 6 In het slot geef je een korte samenvatting (of conclusie). 7 Een kernzin is de belangrijkste zin van de alinea. Hij bevat de belangrijkste informatie. 8 In de eerste of laatste zin van de alinea. 9 Tekstdoel, publiek, taalgebruik, inhoud en uiterlijk (vormgeving). 10 Bij de tekstdoelen je mening geven, overtuigen en tot handelen aansporen. 11 Aan het begin of aan het einde van de inleiding en eventueel ook in het slot. 12 a Leesvaardigheid. b Omdat bij elke tekst een schrijver en een lezer horen. OPDRACHT 23 1 Is er pas geleden iets gebeurd waar je over wilt schrijven? Dit kan een gebeurtenis of regel zijn op school (bijvoorbeeld: het dragen van petjes of walkmans op school, het kauwen van kauwgom, buiten roken of een ontbrekende snoepautomaat in de kantine.), maar ook een nieuwsfeit. 2 De hoofdgedachte van het betoog is de mening die jij over het onderwerp hebt. 3 a Heb je een woordweb gemaakt? b • Tekstsoort: een betoog. • Schrijfdoel: overtuigen. • Publiek: de klasgenoten. • Taalgebruik: nette taal die op jongeren gericht is en behoorlijk lange zinnen met veel argumenten. • Inhoud: (het onderwerp) mijn mening over het onderwerp en argumenten daarbij. • Uiterlijk: alleen maar tekst. 4 a – b Staan alle trefwoorden over hetzelfde deelonderwerp op één regel? Elke regel is dan een aparte alinea.
91
92
antwoorden basisboek
5 a Het is belangrijk dat je de kernzinnen en de argumenten en voorbeelden opschrijft. Als je zelf geen argumenten meer weet, vraag dan aan een klasgenoot of iemand bij jou thuis hoe die persoon over het onderwerp denkt. b Zie vraag 4 en 6. Het is belangrijk dat je al weet hoe de tekst eindigt. Anders blijf je over allerlei zaken schrijven. Je tekstdoel is dan ook niet meer duidelijk. 7 – 8 – 9 – OPDRACHT 24 1-5 – Bekijk je eigen tekst of de tekst van een klasgenoot nog eens aan de hand van de onderstaande vragen. Als je alle onderstaande vragen met ja kunt beantwoorden, is er een goede tekst geschreven. Hoe meer vragen je met nee hebt beantwoord, hoe minder goed de tekst is. Beoordelingspunten bij opdracht 24 1 Staat er een titel boven de tekst die het gevoel/de gevoelens over het onderwerp aangeeft? 2 Is de hoofdgedachte een mening over een van de onderwerpen of een zelfbedacht onderwerp? 3 Staat de hoofdgedachte centraal? 4 Worden er bij de hoofdgedachte argumenten gegeven? 5 Worden de argumenten ondersteund met voorbeelden? 6 Is het tekstdoel overtuigen? 7 Is het betoog gericht op leeftijdsgenoten? 8 Kent de tekst een net taalgebruik met zinnen van een behoorlijke lengte? 9 Heeft de tekst een inleiding? 10 Bestaat het middenstuk uit de argumenten, voorbeelden en/of uitleg? 11 Heeft de tekst een slotalinea? 12 Is de tekst verdeeld in alinea’s? 13 Kent elke alinea een kernzin? 14 Staan de kernzinnen aan het begin of aan het einde van de alinea? 15 Heeft de tekst vier tussenkopjes? 16 Telt het betoog ongeveer 400 woorden? 17 Is de tekst netjes geschreven?
blok
7
6
93
SPREKEN, KIJKEN EN LUISTEREN OPDRACHT 25
1-3 Je eigen antwoorden. OPDRACHT 26 – OPDRACHT 27 – OPDRACHT 28 – OPDRACHT 29 – OPDRACHT 30 A
B 1 2 3 4 5 6 7
ruzie
discussie
beide
schreeuwen kwetsen huilen het weer goed maken emoties
argumenteren elkaar laten uitpraten ‘spelregels’ standpunten goed luisteren
verschil van mening
rustig praten
ANTWOORDEN BIJ DE LUISTERTOETS Deel 1 B C B B A C Je eigen antwoord. Deel 2 Telefoongesprek 1: Tegen de doodstraf. Argument: De doodstraf kan worden gebruikt als zelfmoordmiddel.
94
antwoorden basisboek
Telefoongesprek 2: Voor de doodstraf. Argument: Genoegdoening (oog om oog, tand om tand of wraak). Telefoongesprek 3: Tegen de doodstraf. Argument: De daders zijn zelf ook slachtoffer, dus daders kunnen er niks aan doen. Telefoongesprek 4: Tegen de doodstraf. Argumenten: Deze straf helpt niets. Doodstraf past niet in een beschaafde samenleving. Als samenleving zouden we niets beter zijn dan de dader. Telefoongesprek 5: Voor de doodstraf. Argument: Dergelijk gevaarlijke gekken mogen nooit meer vrijkomen. Telefoongesprek 6: Tegen de doodstraf. Argument: Als samenleving zouden we net zo verkeerd zijn als dader. Telefoongesprek 7: Voor de doodstraf. Argument: Als je een leven neemt, moet je je leven geven.
8
SPELLING OPDRACHT 31 1 2 3 4 5 6 7
fa-mi-lie-le-den oran-je-ach-tig film-pro-du-cent rits-slui-ting toe-jui-chen mil-joe-nen-no-ta di-a-pro-jec-tor
8 9 10 11 12 13 14
ko-nin-gin-ne-dag in-pak-pa-pier ste-ri-li-se-ren on-eer-lijk uto-pist voe-ten-bank-je oor-rin-ge-tje
15 16 17 18 19 20 21
OPDRACHT 32 1 2 3 4 5 6 7 8
bekeurde, mopperde gezochte, werd, gearresteerd gevallen, heeft, verstuikte, geschaafde, opgelopen geasfalteerde, verbrede, wordt, gereden meldde, betrapte, geschorst gerestaureerde, afgebrand gehate, verguisde, gehouden, herkozen verbrande, vergoed
ba-ga-ge-dra-ger an-tro-po-morf stro-pers-ben-de sig-na-le-ment wa-ter-pi-stool-tje cir-cus-clown bank-che-que
blok
6
95
9 gerotte, gevlochten, verwijderd 10 gestrande, getrokken 11 geuite, weggewuifd OPDRACHT 33 1 2 3 4 5 6
verleend aangericht gepost gebraden besteed gepit
– verleende – aangerichte – geposte – gebraden – bestede – gepitte
7 8 9 10 11
bestraat toegejuicht opgeëist opgelicht geërfd
– bestrate – toegejuichte – opgeëiste – opgelichte – geërfde
OPDRACHT 34 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
9
De bewoners van de burcht zijn overleden aan cholera. Een vlag mag niet dag en nacht buiten hangen. In het zwembad slaat chloor op mijn ogen. Er klonk gelach om de grappen van de goochelaar. Dat jochie heeft een chronische ziekte. De archivaris deed een grote ontdekking. Die huichelaar heeft wél een chemisch toilet gekocht voor in de caravan. De boogschutters juichten. Ik heb Hanneke nog horen giechelen. Klagen is lichtelijk overdreven.
I N F O R M AT I E OPDRACHT 35 1 614773 2 Als de achternaam gelijk is, moet je op de alfabetisch geordende straatnaam letten. 3 Ook hier geldt dat je op de straatnaam moet letten. 4 Er zijn verschillende mensen die Jongejan heten, waarvan in de voorletter een J voorkomt. Straatnaam. 5 De naam Jongens komt maar één keer voor; de naam De Jonge komt vaker voor. 6 De gids geeft de eerste letter van de naam zoals die in de burgerlijke stand voorkomt (de doopnaam), bijvoorbeeld: Hendrikus. 7 Ja, in de gids staat achter de naam: boomkw. 8 Ja.
96
antwoorden basisboek
OPDRACHT 36 –
1 0 O V E R TA A L OPDRACHT 37 1 2 3 4 5 6
Je eigen antwoord. Je eigen antwoord. België, Suriname, de Nederlandse Antillen. twee: Nederlands, Fries. Nederlands (Vlaams), Frans (Waals), Duits. Het Afrikaans is vanaf de zeventiende eeuw ontstaan uit het Nederlands (dochtertaal), toen de kolonisten zich vestigden in Zuid-Afrika. Het Nederlands is de moedertaal van het Afrikaans. 7 Je eigen antwoord. OPDRACHT 38 gehuchie deer puur wat eivende merakel weldrs hillegaar kommen hullie antrokken joos hillestiek lammig vezelf verskoten verempel of zuk of zoin borst sting lidderen pezitie in de weg loid
– gehuchtje – waar – heel wat – avonden – verdraaid, verdomd – wel eens – helegaar, helemaal – gekomen, ontstaan – hun – aangetrokken – jongens – elastiek – slap – vanzelfsprekend, natuurlijk – geschrokken – warempel, nota bene – of zoiets – brave borst, beste jongen – stond – beven, trillen – positie, toestand – in de wieg gelegd, geschikt
blok
6
97
OPDRACHT 39 1-15 Je eigen antwoord. OPDRACHT 40 1-2 – OPDRACHT 41 1 2 3 4
leeuw ezel kwartel vis
5 6 7 8
aal paard hond vos
9 beer 10 pauw
OPDRACHT 42 –
11 GEDICHT OPDRACHT 43 1 Wat dat betekent, staat verspreid over de eerste drie strofen: dat je niet hoeft te letten op je taal (r. 4), dat je in het openbaar kunt zeggen wat je van iets vindt zonder bang te hoeven zijn (r. 6-8), dat er niet meegeluisterd wordt aan je telefoon (r. 11-12), dat je mening in de krant kunt opschrijven zonder in de gevangenis terecht te komen (r. 13-16) en dat je het recht hebt om te demonstreren zonder in elkaar geslagen te worden door agenten (r. 18-24). 2 Zonder aanklacht in de gevangenis te belanden en door agenten in elkaar te worden geslagen. 3 Eerste deel: strofe 1, 2 en 3 (r. 1-24). Hierin wordt verteld wat het recht op vrije meningsuiting inhoudt. Tweede deel: strofe 4 (r. 25-32). Hierin wordt verteld dat dit recht op vrije meningsuiting in veel landen niet bestaat. Derde deel: strofe 5 (r. 33-40). Hierin staat dat je de mensen die dat recht niet hebben, kunt helpen door er iets van te zeggen. 4 Protesteren tegen regeringen die haar burgers geen recht op vrije meningsuiting geeft. 5 Je eigen mening. 6 Er zijn regeringen die bang zijn dat burgers tegen hen in opstand zullen komen. 7 Ja, want in regel 31 staat dat dit in meer dan honderd landen het geval is. Hierover geef je je eigen mening.