Verbeterprogramma Wessel Gansfortcollege afdeling havo/vwo locatie Heerdenpad januari 2012 – juli 2013
april 2012
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
2.
Beschrijving van de huidige situatie
2.1.
Bevindingen inspectie en Capgemini
2.1.1. 2.1.2.
Inspectiebevindingen Bevindingen audit Capgemini
2.2.
Bestuursakkoord VO-Raad – OCW 2012-2015
2.3.
Opbrengsten
2.3.1. 2.3.2. 2.3.3. 2.3.4. 2.3.5 2.3.6.
Rendement onderbouw e Van 3 leerjaar naar diploma zonder zittenblijven Slaagpercentage Gemiddeld cijfer centraal examen relatief Cijfer schoolexamen minus cijfer centraal examen Gemiddeld cijfer centraal examen absoluut
2.4.
Het onderwijsproces
2.4.1. 2.4.2. 2.4.3.
Onderwijstijd Lesuitval Mentoraat
2.5.
Effecten
.
2.5.1. Leerlingenaantal en marktaandeel 2.5.2.. Ouder- en leerlingtevredenheid
3.
Analyse
3.1.
Inspectiebevindingen en de bevindingen van Capgemini
3.2.
Opbrengsten
3.2.1. 3.2.2. 3.2.3. 3.2.4. 3.2.5. 3.2.6.
Algemeen Rendement onderbouw e Van 3 leerjaar naar diploma zonder zittenblijven Slaagpercentage Gemiddeld cijfer centraal examen relatief Cijfer schoolexamen minus cijfer centraal examen
3.3.
Het onderwijsproces
3.3.1. 3.3.2. 3.3.3. 3.3.4. 3.3.5 3.3.6. 3.3.7. 3.3.8. 3.3.9.
Onvoldoende focus Taal Didactisch handelen Genormeerde toetsen Afstemming Klassengrootte en samenstelling Lesuitval Mentoraat Ouder- en leerlingbetrokkenheid
2
3.4.
Effecten
3.4.1. 3.4.2.
Leerlingenaantal en marktaandeel Ouder- en leerlingtevredenheid
3.5
Middelen
3.5.1. 3.52. 3.5.3. 3.5.4 3.5.5 3.5.6.
Personeel Organisatie Interne communicatie Docentenwerkplekken ICT Kwaliteitszorg
4.
Doelstellingen
4.1.
Visie en strategie
4.2.
Opbrengsten
4.3.
Het onderwijsproces
4.4.
Effecten
4.4.1. 4.4.2.
Leerlingenaantal en marktaandeel Ouder- en leerlingtevredenheid
4.5. 4.5.1. 4.5.2. 4.5.3. 4.5.4. 4.5.5.
Middelen Personeel Organisatie Docentenwerkplekken ICT Kwaliteitszorg
5.
Maatregelen
5.1.
Visie en strategie
5.2.
Opbrengsten
5.2.1. 5.2.2 5.2.3
Rendement onderbouw e Van 3 leerjaar naar diploma zonder zittenblijven Slaagpercentage, CE en SE
5.3.
Het onderwijsproces
5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4 5.3.5 5.3.6 5.3.7 5.3.8 5.3.9
Taalbeleid Didactisch handelen Genormeerde toetsen Borging en verbetering kwaliteit van het onderwijsproces Onderwijsklimaat Onderwijstijd en lesuitval Klassengrootte en samenstelling Mentoraat Ouder- en leerlingbetrokkenheid
5.4 5.4.1.
Middelen Personeel
3
5.4.2. 5.4.3. 5.4.4. 5.4.5.
Organisatie Docentenwerkplekken ICT Kwaliteitszorg
6.
Resultaten
6.1.
Visie en strategie
6.2. 6.2.1. 6.2.2. 6.2.3. 6.2.4. 6.2.5.
Opbrengsten Rendement onderbouw Rendement bovenbouw Slaagpercentage Gemiddeld cijfer CE Verschil SE en CE
6.3. 6.3.1. 6.3.2. 6.3.3.
Onderwijsproces Onderwijstijd en lesuitval Mentoraat Ouder- en leerlingtevredenheid
6.4.
Effecten
6.4.1. 6.4.2.
Leerlingenaantal en marktaandeel Ouder- en leerlingtevredenheid
6.5.
Middelen
6.5.1. 6.5.2. 6.5.3. 6.5.4.
Personeel Organisatie ICT Kwaliteitszorg
7.
Planning
4
1.
Inleiding Met dit verbeterprogramma wordt beoogd de basis te leggen voor de noodzakelijke verbeteringen in zowel de onderwijsresultaten als het onderwijsproces van het Wessel Gansfortcollege afdelingen havo en vwo. Dat betekent dat de doelen en beoogde resultaten in dit plan SMART worden geformuleerd. Dat wil zeggen Specifiek, Meetbaar. Acceptabel, Resultaatgericht en Tijdgebonden. Op basis van dit programma maakt de vestigingsdirecteur havo/vwo afspraken over te behalen resultaten met de voorzitter van de directie van het Wessel Gansfortcollege en via haar met de directeur-bestuurder van de SCOG. Dit verbeterprogramma vormt het vervolg op het verbeterplan dat in het voorjaar van 2011 is opgesteld en dat als basis heeft gediend voor de verbeteracties die in 2011 zijn ingezet. Het verbeterprogramma is als volgt opgebouwd: Stap 1. Beschrijven van de huidige situatie. De situatie van de afdeling havo/vwo is feitelijk beschreven, d.w.z. dat geen (waarde)oordelen zijn verwoord. In de beschrijving wordt ingegaan op de bevindingen van de onderwijsinspectie en van de Capgemini-audit, de resultaten en het onderwijsproces. Stap 2. Analyse In de analyse wordt de huidige situatie beoordeeld en waar mogelijk verklaard. Stap 3. Doelstellingen periode januari 2012 – juli 2013 Op basis van de analyse worden de doelstellingen geformuleerd voor de periode januari 2012 tot juli 2013. We kiezen voor deze periode omdat we in de onderwijsinhoudelijke planning & control de aansluiting op het schooljaar willen hanteren. Omdat we halverwege het schooljaar 2011/2012 dit programma ontwikkelen is de looptijd verlengd tot het einde van het schooljaar 2012/2013. Stap 4 Maatregelen In deze stap wordt aangegeven welke maatregelen getroffen worden om de doelstellingen te realiseren. Stap 5 Resultaten In deze stap worden de doelstellingen SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Resultaatgericht en Tijdgebonden) gemaakt in concrete te behalen resultaten. Stap 6 Planning Tenslotte worden de te nemen maatregelen in de tijd gepland.
5
2.
Beschrijving van de huidige situatie
2.1.
Bevindingen inspectie en Capgemini
2.2. 1. Inspectiebevindingen Afdeling havo De afdeling havo is door de Inspectie van het Onderwijs bij rapport van 24 januari 2011 als zeer zwak beoordeeld. Sedertdien is voortvarend gewerkt aan het verbeteren van de opbrengsten en de onderwijskwaliteit. Op 15 december 2011 heeft de Inspectie een tussentijds kwaliteitsonderzoek uitgevoerd. De Inspectie heeft daarbij geconstateerd dat het onderwijsproces sinds het kwaliteitsonderzoek in 2010 weliswaar is verbeterd, maar op een aantal punten nog tekortschiet. Met het bevoegd gezag is afgesproken dat in december 2012 de opbrengsten en het onderwijsproces weer van voldoende niveau zijn. De normindicatoren die nog steeds onvoldoende scoren zijn de volgende: 1.2 1.3
De leerlingen lopen weinig vertraging op in de bovenbouw van de opleiding havo De leerlingen van de opleiding havo behalen voor het centraal examen de cijfers die mogen worden verwacht.
2.3
De school met een substantieel percentage taalzwakke leerlingen heeft bij alle vakken een aanbod aan leerinhouden dat past bij de talige onderwijsbehoeften van deze leerlingen.
5.3
De leerlingen zijn actief betrokken bij de onderwijsactiviteiten
7.1
De school gebruikt een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen
In de toelichting vermeldt de inspectie nog het volgende: Ad. 2.3 “In de brugklas is een meting uitgevoerd van de taalvaardigheden van leerlingen. “ Deze resultaten zijn nog niet geanalyseerd op school- en afdelingsniveau. Verder is er nog geen sprake van een systematisch vormgegeven en geïmplementeerd taalbeleid, waarbij in alle vakken gericht wordt gewerkt aan het verkleinen van taalachterstanden.” Ad. 5.3 “De leraren hebben minder aandacht voor het bevorderen van actieve betrokkenheid en inbreng van leerlingen. Gevarieerde werkvormen zijn niet veel gezien en ook is de houding van leerlingen vaak erg stil en passief. De leraren zijn weinig uitnodigend als het gaat om het stellen van vragen, de inbreng van leerlingen wordt in een aantal gevallen afgeremd. Hier kan in een volgende fase van de verbetering meer aandacht voor komen. Ditzelfde geldt voor het afstemmen op verschillen. Er zijn nu vrijwel uitsluitend klassikale lessen waargenomen, zowel in de instructie als in de verwerkingsfase vindt geen differentiatie plaats.” Ad.7.1 “Vanaf het tweede leerjaar zijn nog geen landelijk genormeerde toetsen in gebruik.” Afdeling vwo Op 15 december 2011 heeft de Inspectie tevens een kwaliteitsonderzoek uitgevoerd naar de afdeling vwo. Op basis van dat onderzoek is ook de afdeling vwo als zeer zwak beoordeeld. Met het bevoegd gezag is afgesproken dat de kwaliteit van het onderwijs van de afdeling vwo uiterlijk in december 2013 weer van voldoende niveau is. Tevens is afgesproken het verbetertraject voor de afdeling vwo te doen aansluiten bij het reeds lopende verbetertraject voor de afdeling havo. De volgende (norm)indicatoren scoren onvoldoende:
6
1.3 1.4
De leerlingen van de opleiding vwo behalen voor het centraal examen de cijfers die mogen worden verwacht. Bij de opleiding vwo zijn de verschillen tussen het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen van een aanvaardbaar niveau.
2.3.
De school met een substantieel percentage taalzwakke leerlingen heeft bij alle vakken een aanbod aan leerinhouden dat past bij de talige onderwijsbehoeften van deze leerlingen.
5.3
De leerlingen zijn actief betrokken bij de onderwijsactiviteiten
7.1
De school gebruikt een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen
9.1 9.2 9.5 9.6
De school heeft zicht in de onderwijsbehoeften van haar leerlingenpopulatie. De school evalueert jaarlijks de resultaten van de leerlingen. De school borgt de kwaliteit van het onderwijsleerproces. De school waarborgt de kwaliteit van het schoolexamen en van de andere toetsinstrumenten. De school verantwoordt zich aan belanghebbenden over de gerealiseerde onderwijskwaliteit.
9.7
9.9
De kwaliteitszorg is verbonden met de visie op leren en onderwijzen zoals geformuleerd in het schoolplan.
9.14
Bij de zorg voor kwaliteit zijn personeel, directie, leerlingen, ouders/verzorgers en bestuur betrokken.
In de toelichting vermeldt de inspectie nog het volgende: Ad.1.3 “Het meest recente examen is nog niet verwerkt in de landelijke gegevens, maar dit “ laat weer een lichte stijging zien naar 6,0. Dit zal echter waarschijnlijk opnieuw (vergeleken met andere vwo-afdelingen) onvoldoende zijn.” Ad. 1.4 “In de analyses van de school valt op dat er nog weinig aandacht is voor de oorzaken van de verschillen tussen het ce en het se op de vwo-afdeling. Hierbij speelt mee dat dit probleem zich niet voordoet op de afdeling havo. Het is niet helder waarom juist de afdeling vwo hier zo structureel onvoldoende scoort. Dit vraagt een nadere analyse en een stevige aanpak om al dit schooljaar de verschillen te verkleinen.” Ad. 2.3 “Verder is er nog geen sprake van een systematisch vormgegeven en geïmplementeerd taalbeleid, waarbij in alle vakken gericht wordt gewerkt aan het verkleinen van taalachterstanden.” Ad. 5.3 “De leraren hebben minder aandacht voor het bevorderen van actieve betrokkenheid en inbreng van leerlingen. Gevarieerde werkvormen zijn niet veel gezien en ook is de houding van leerlingen vaak erg stil en passief. De leraren zijn weinig uitnodigend als het gaat om het stellen van vragen, de inbreng van leerlingen wordt in een aantal gevallen afgeremd. Hier kan in een volgende fase van de verbetering meer aandacht voor komen. Ditzelfde geldt voor het afstemmen op verschillen. Er zijn nu vrijwel uitsluitend klassikale lessen waargenomen, zowel in de instructie als in de verwerkingsfase vindt geen differentiatie plaats.” Ad.7.1 “Vanaf het tweede leerjaar zijn nog geen landelijk genormeerde toetsen in gebruik.” Ad.9
“De analyse van de opbrengsten is meer zichtbaar dan vorig jaar, maar kan specifieker. Met name het goed analyseren van oorzaken van specifieke knelpunten en het vervolgens koppelen van verbeteractiviteiten voor het verhogen van resultaten verdient nog meer aandacht. Dat geldt in het bijzonder voor het bij sommige vakken
7
wel erg grote verschil tussen het gemiddelde se- en ce-cijfer. Hierbij moet de school continu evalueren of de ingezette maatregelen leiden tot daadwerkelijke verbetering van resultaten, zodat tijdig kan worden ingegrepen en bijgestuurd. Ook de borging van de kwaliteit van het proces is nog niet voldoende. De duurzaamheid van de verbetering in de lessen is een belangrijk punt; het is van belang dat het werken aan de kwaliteit van de lessen ingeslepen raakt bij docenten.” “Het is voor de schoolleiding van belang meer zicht te krijgen op de sterke – en zwakke punten van de organisatie, door de evaluaties van het proces en de resultaten systematisch uit te blijven voeren en ook door meer concrete informatie over de aard van de leerlingenpopulatie te verkrijgen. Het betrekken van alle betrokkenen bij de zorg voor de kwaliteit is tenslotte nog niet systematisch verankerd bij de school.” 2.1.2
Bevindingen audit Capgemini In oktober 2011 heeft Capgemini een audit gedaan naar de vorderingen van het verbeterplan en de stand van zaken. Het team constateert dat over de gehele linie de geformuleerde plannen en interventies nog tot te weinig resultaten hebben geleid . “Het auditteam komt tot de volgende aanbevelingen: Bespreek binnen de CSG de gehele governance-structuur van de school en vertaal dit naar kwalitatieve en kwantitatieve condities met betrekking tot de formatie. Betrek hierbij expliciet ook de beoogde invulling en verdeling van rollen. Bespreek hierbij casuïstiek om de rolopvatting uit te werken en betrek hierbij vragen als: Wat zijn de verantwoordelijkheden binnen CSG? Hoe groot is de autonomie per school/locatie? Met welke mensen en hoeveel fte wordt de structuur ingevuld? Heeft de structuur gevolgen voor de markpositie van de school (het ‘merk’ en imago van een bepaalde school)? Het management van WGC zou een beleidsagenda moeten opstellen met de volgende prioriteiten: - Werk aan één sturingslijn voor het managementteam en doe aan teamvorming. Zet hierbij zo nodig een trainingsprogramma in. - Vertaal het profiel van de school naar een visie op het onderwijs en gebruik deze visie als richtinggevend en kaderstellend bij het vormgeven van het onderwijskundig leiderschap en het onderwijs in het algemeen. Gebruik de visie als uitgangspunt voor alle (beleids)beslissingen binnen de school. - Expliciteer vanuit de schoolleiding op basis van de onderwijsvisie wat bij een docent gewenst didactisch handelen is en omschrijf wat een ‘goede les’ is. Spreek als schoolleiding docenten hier consequent op aan. - Geef in het personeelsbeleid de invoering en formalisering van functioneringsgesprekken prioriteit en gebruik daarbij instrumenten als 360-graden-feedback. Stimuleer aan de hand van het personeelsbeleid docenten om opbrengstgericht te (blijven) werken en een kwaliteitscultuur te realiseren waarbij (onaangekondigde) lesbezoeken standaardpraktijk is. Spreek medewerkers aan op hun individuele functioneren. - Geef het overleg in de sectiestructuur een impuls door de aansturing van de secties te formaliseren en minder vrijblijvend te maken. - Pas in scholingstrajecten meer maatwerk toe en breid het aantal deelnemers voor individuele coaching uit. - Investeer in een transparante en eenduidige communicatiestructuur richting het personeel en leerlingen. Leerlingen, ouders en docenten zijn niet meer de vanzelfsprekende ambassadeurs van de school. Om dit te herstellen dienen deze groepen betrokken te
8
worden bij de ontwikkelingen. - Investeer in ICT-faciliteiten, zoals digitale schoolborden en een leerlingvolgsysteem, en verhoog de deskundigheid onder medewerkers voor wat betreft het effectief inzetten van de faciliteiten. - Maak de verbeteractiviteiten concreter en meetbaarder, waardoor het planmatig werken bevorderd wordt en de voortgang gemonitord kan worden. - Richt een geformaliseerd cyclisch kwaliteitszorgsysteem in (PDCA) en zorg voor een duurzame inbedding in de school. Richt dit systeem niet alleen in op het meten van resultaten, bijvoorbeeld met behulp van Vensters voor Verantwoording, maar ook op het analyseren en normeren van de (evaluatie)resultaten en trek hieruit consequenties. Hiermee wordt tevens de opbrengstgerichtheid binnen de school gestimuleerd. - Maak een vertaling van het op CSG-niveau ontwikkeld kwaliteitszorgsysteem naar de werkvloer van het WGC en zorg dat de kwaliteitscultuur van de school met het systeem een impuls krijgt.” 2.2.
Bestuursakkoord VO-Raad – OCW 2012 – 2015 In december 2011 hebben de VO-Raad en OCW een bestuursakkoord gesloten om de kwaliteit van het onderwijs te versterken en hogere prestaties van alle leerlingen te bevorderen. Voor de periode 2012-2015 spreken OCW en de VO-Raad af gezamenlijk er naar te streven dat: 1. Er gerichte aandacht wordt besteed aan de kernvakken Nederlands, Engels, Wiskunde/rekenen waardoor de leerprestaties van alle leerlingen op die vakken aantoonbaar verbeteren, 2. De leerprestaties van de 20% best presterende vwo-leerlingen aantoonbaar stijgen, 3. Scholen aan meer criteria voldoen voor opbrengstgericht werken, zodat tenminste 50%van de scholen in 2015 opbrengstgericht werkt, 4. Alle leraren in staat zijn het onderwijs af te stemmen op verschillen binnen de klas en opbrengstgericht werken, en alle leraren en schoolleiders voldoen aan de geldende bekwaamheidseisen en systematisch werken aan hun bekwaamheidsonderhoud (professionalisering), 5. Alle scholen een goed en effectief HRM-beleid voeren. Ad.2. In dit kader wordt gesproken over excellente en hoogbegaafde leerlingen aan wie een passend leerprogramma moet worden geboden. Dit gezamenlijke streven wordt vertaald in concreet te behalen streefdoelen voor de genoemde periode. Er worden tevens extra financiële middelen voor vrijgemaakt.
2.3.
Opbrengsten
2.3.1.
Rendement onderbouw Percentage leerlingen in leerjaar 3 zonder zittenblijven. % Havo vwo
2011 school 81% 99%
landelijk
2010 school 87 98
landelijk 93-100 98-100
2009 school 97 100
landelijk 94-100 98-100
2008 school 91 98
landelijk 94-100 98-100
Bij de havo is het rendement teruggelopen en nu onder het landelijk gemiddelde. Bij vwo is rendement nog op landelijk gemiddelde en redelijk stabiel.
9
2.3.2.
e
Van 3 leerjaar naar diploma zonder zittenblijven
% Havo vwo
2011 school 44* 47*
landelijk
2010 school 41 54
landelijk 54-68 53-68
2009 school 46 77
2008 school 60 75
landelijk 56-71 58-72
landelijk 58-73 62-76
*Opbrengstenkaart 2012 Zowel bij havo als vwo is het rendement (verder) teruggelopen en inmiddels voor wat betreft de havo beduidend onder het landelijk gemiddelde. De inspectie heeft het rendement van de havo als onvoldoende beoordeeld. 2.3.3.
Slaagpercentage
slaagpercentage
Havo CM EM NG NT Vwo CM EM NG NT
2011 school
landelijk
80,0 89.5 73.0 93.3 60.0 84,1 60.0 86.7 83.3 91.7
85.5 83.2 85.8 83.5 87.9 88.8 88.5 86.6 86.0 90.7
aantal deelnemers 76 19 37 15 5
2010 school
landelijk
2009 school
landelijk
70.3
85
70.0
87
84.1
89
92.3
92
5 15 12 12
Het slaagpercentage bij havo is flink gestegen in 2011, maar nog altijd ruim onder het landelijk gemiddelde. EM en NT blijven achter bij het landelijk gemiddelde. Het slaagpercentage van vwo bleef in 2011 gelijk aan dat van 2010, maar zit nog onder het landelijk gemiddelde. CM en NG blijven achter bij het landelijk gemiddelde. 2.3.4
Gemiddeld cijfer centraal examen
Alle vakken Havo vwo
2011 school 6.05 6.02
2010 landelijk 6.2 6.3
school 5.8 5.8
2009 landelijk 6.0-6.3 6.1-6.4
school 5.8 6.0
2008 landelijk 6.1-6.4 6.2-6.5
school 6.0 6.1
landelijk 6.2-6.4 6.1-6.5
De trend is in 2011 de goede kant op, maar zowel havo als vwo liggen nog achter op het landelijk gemiddelde.
Nederlands Havo vwo
2011 school 5.91 6.05
landelijk 6.0 6.2
2010 school 5.7 5.9
landelijk 5.8-6.2 5.9-6.3
2009 school 5.8 6.2
landelijk 5.9-6.2 6.2-6.6
2008 school 5.9 6.2
landelijk 5.9-6.3 6.2-6.6
Havo scoort al jaren net iets te laag. Wel een lichte verbetering in 2011 t.o.v. 2010.
10
Vwo scoort de laatste jaren ook te laag, maar is eveneens wel verbeterd t.o.v. 2010.
Engels, Frans, Duits Havo vwo
2011
2010
school 5.9 6.2
landelijk
2009
school 5.7 5.6
landelijk 5.9-6.3 6.0-6.4
2008
school 5.9 5.8
landelijk 6.0-6.3 6.1-6.5
school 6.2 6.2
landelijk 6.2-6.5 6.0-6.4
Zowel havo als vwo scoren op deze vakken in 2009 en 2010 onvoldoende, d.w.z. beneden het landelijk gemiddelde.
Aardrijkskunde en geschiedenis
2011
2010
school 6.2 6.0
Havo vwo
landelijk
2009
school 6.1 6.2
landelijk 6.0-6.4 5.9-6.4
2008
school 5.3 5.7
landelijk 6.0-6.4 6.0-6.4
school 6.1 5.8
landelijk 6.1-6.5 6.1-6.6
Er is een verbetering zichtbaar in de resultaten over 2010 t.o.v. 2009. Met die verbetering scoort de school in 2010 op gemiddeld landelijk niveau.
Economie Havo vwo
2011 school 6.05 6.46
landelijk 6.5 6.3
2010 school 5.9 6.5
landelijk 5.9-6.5 6.0-6.6
2009 school 5.7 6.8
landelijk 6.0-6.5 6.2-6.8
2008 school 5.9 6.4
landelijk 6.0-6.5 6.2-6.8
Havo lijkt langzaam uit het dal te klimmen, maar is nog ver verwijderd van het landelijk gemiddelde. Vwo scoort al jaren goed en op of boven het landelijk gemiddelde.
Wis-, natuur-, scheikunde en biologie Havo vwo
2011
school 6.1 5.8
2010
landelijk
school 5.8 5.6
2009
landelijk 6.0-6.5 6.2-6.6
school 5.7 5.9
2008
landelijk 6.1-6.6 6.1-6.5
school 5.8 6.0
landelijk 6.3-6.6 6.1-6.6
Voor deze vakken gezamenlijk scoort de school zowel bij havo als bij vwo vanaf 2008 – 2010 beneden het landelijk gemiddelde. 2.3.4.
Cijfer schoolexamen minus cijfer centraal examen
SE minus CE 2011 2010 2009 2008
havo
vwo
0.12 0.38 0.49 0.55
0.66 0.91 0.69 0.64
11
Het verschil SE-CE voor Havo is beter dan het landelijk gemiddelde en binnen de toegestane marge van 0.5. Vanaf 2008 is het verschil elk jaar kleiner geworden. Havo-vakken met een te groot verschil tussen SE en CE zijn: Frans, Handvaardigheid, MAW en Tekenen. Voor het VWO is het verschil SE-CE al deze jaren groter dan toegestaan. Vwo-vakken met een te groot verschil tussen SE en CE zijn: Nederlands, Engels, Duits, Frans,Wiskunde B, Aardrijkskunde, Geschiedenis, Biologie, Scheikunde, Muziek en Tekenen. De inspectie heeft het verschil SE-CE voor het vwo als onvoldoende beoordeeld. 2.3.6.
Gemiddeld cijfer centraal examen absoluut CE 2011 2010 2009 2008
havo 6.0 5.8 5.8 6.0
vwo 6.0 5.8 6.0 6.1
Zowel havo als vwo zijn in 2011 verbeterd t.o.v. 2010, maar voor beide geldt ook dat deze resultaten beneden het landelijk gemiddelde zijn van 6.2 voor Havo en 6.3 voor Vwo. De inspectie heeft de resultaten over 2010 voor zowel havo als vwo als onvoldoende beoordeeld. 2.4.
Het onderwijsproces
2.4.1.
Onderwijstijd De onderwijstijd voldoet aan de wettelijk gestelde eisen. In het eerdere inspectiebezoek van september 2012 werden er nog kanttekeningen geplaatst bij de benutting van de lestijd. Lessen begonnen niet op tijd, eindigden voordat de bel ging enz. Inmiddels wordt de lestijd goed benut en is dit probleem opgelost. Een vergelijking met andere scholen wijst uit dat de onderwijstijd voor bepaalde vakken krap is. Het betreft: Havo bovenbouw: Frans, Duits, Geschiedenis, Aardrijkskunde,Economie en M&O. Vwo bovenbouw: Natuurkunde, Biologie en Economie.
2.4.2
Lesuitval In het schooljaar 2009/2010 bedroeg de lesuitval op de Havo 5,7%
2.4.3.
Mentoraat De tevredenheid met het mentoraat in het schooljaar 2010/2011
leerlingen ouders
havo 6.6 7.3
atheneum 8.7 ?
In dit kader zijn wellicht ook de volgende gegevens relevant. Ik wordt voldoende uitgedaagd om mijn best te doen op school leerlingen
havo
atheneum
6.2
7.3
2.5.
Effecten
2.5.1.
Leerlingenaantal en marktaandeel
12
jaar Aantal leerlingen e Instroom 1 jaar
2011/2012 912 158
2010/2011 1025* 200
2009/2010 937* 197
2008/2009 930*
2007/2008 862*
* bron: Jaarverslag CSG 2010.
marktaandeel Bedum Ten Boer De Marne Groningen Winsum Slochteren Loppersum Zuidhorn Eemsmond
2011/2012 27.6% 18.2% 8.2% 6.4% 5.6% 4.0% 3.1% 0.7% 0.6%
2010/2011 31.8% 20.5% 7.8% 7.3% 6.5% 4.2% 3.9% 0.6% 0.7%
2009/2010 29.1% 19.6% 7.3% 7.6% 7.3% 3.4% 3.3% 0.7% 0.3%
2.5.2.. Ouder- en leerlingtevredenheid 2010/2011 leerlingen ouders
havo school 6.7 7.0
landelijk 6.7 7.1
atheneum school 7.0
landelijk 6.9
In dit verband zijn wellicht ook de volgende gegevens relevant 2010/2011 de mening van leerlingen telt mee op deze school De mening van ouders telt mee op deze school
havo 6.2 6.0
atheneum 5.3
13
3.
Analyse Vooraf Deze analyse is in belangrijke mate gebaseerd op de analyse die is gemaakt in het voorjaar van 2011. We zullen daarom waar nodig aangeven of en wat er al is gedaan met de bevindingen van toen.
3.1.
Inspectiebevindingen en de bevindingen van Capgemini In algemene zin worden de bevindingen van de inspectie gedeeld. Dit geldt ook voor de bevindingen van Capgemini en de aanbevelingen die zij doen. Deze zullen dan ook hun vertaling moeten krijgen in de doelstelllingen, maatregelen en resultaten. In het bijzonder noemen wij hier de aanbeveling om een gedragen visie op onderwijs en leren te ontwikkelen waarmee de kwaliteitszorg kan worden verbonden. En deze visie te gebruiken als richtinggevend en kaderstellend bij het vormgeven van het onderwijskundig leiderschap en het onderwijs in het algemeen. Capgemini uit haar zorgen omtrent het ontbreken van een toekomstvisie voor de school. Gezien het gegeven dat het merendeel van de leerlingen afkomstig is uit de buitengebieden van Groningen, krijgt de school gezien de demografische ontwikkelingen in die gebieden hoogstwaarschijnlijk te maken met een terugloop van leerlingen en daarmee ook van inkomsten.
3.2
Opbrengsten
3.2.1.
Algemeen De teruglopende examenresultaten van onze havoleerlingen waren al een aantal jaren zichtbaar bij de schoolleiding en de docenten. In de kernteams midden- en bovenbouw en in de directie is het met enige regelmaat onderwerp van gesprek geweest. Ook onderwerpen als de aansluiting onderbouw- bovenbouw, de invulling van het mentoraat, determinerende toetsen, activerende vormen van lesgeven, achterstanden in taal en rekenen, de toelatingseisen voor de overstap van Vmbo 4 naar Havo 4 en van Havo 5 naar Atheneum 5 en de plaatsing aan het eind van de brugklas kwamen op de agenda, zowel in de teams als in de managementvergaderingen. Achteraf terugkijkend is het gemakkelijk te constateren dat er veel over gepraat werd maar in verhouding weinig mee werd gedaan. De schoolleiding had de focus op het dalend leerlingenaantal, was bezig met de nieuwe organisatiestructuur en de samenvoeging van scholen waardoor er onvoldoende aandacht was voor kwaliteitszorg. De focus lag te weinig op de kwaliteit van de lessen en dus ook te weinig op resultaten. Ook binnen de CSG was er onvoldoende aandacht voor de kwaliteit van lessen.
3.2.2.
Rendement onderbouw Er werd onvoldoende strak vastgehouden aan de cito-ondergrenzen bij het plaatsen van nieuwe leerlingen in de brugklas. Bovendien wogen de gegevens uit het leerlingvolgsysteem en het onderwijskundig rapport niet danwel onvoldoende mee in het plaatsingsbesluit. Er was eveneens onvoldoende aandacht voor de specifieke percentielscores in relatie tot het profiel uit het onderwijskundig rapport. De tekst is in de verleden tijd gesteld, omdat inmiddels maatregelen zijn getroffen om deze tekortkomingen te herstellen. Zie onder 5.2.1.
3.2.3.
e
Van 3 leerjaar naar diploma zonder zittenblijven Het rendement van de bovenbouw is in de havo zowel als in het vwo de afgelopen jaren sterk teruggelopen en inmiddels voor wat betreft het havo door de inspectie als onvoldoende beoordeeld.
14
Verklaringen: - uit de IDU-gegevens is gebleken dat er in verhouding veel leerlingen vanuit de brugklas niet in de juiste stroom terecht komen. Vanuit de brugklas kwamen er steeds meer leerlingen in havo 2 die qua niveau (cito) thuishoren op het vmbo. Deze leerlingen redden het op eigen inzet en met ondersteuning van docenten vaak net tot havo 4, maar doubleren vervolgens in havo 4 en/of zakken voor het examen. Geldt ook voor het vwo. Inmiddels is de determinatie aangescherpt en zitten de leerlingen al beter op hun plek, alhoewel de volledige effecten van de maatregelen pas over enkele jaren zichtbaar zullen zijn. - er is een te coulant beleid gevoerd m.b.t. toelating op het havo. Leerlingen van onvoldoende niveau of met een slechte werkhouding kregen na hun diploma Vmbo4 kansen in onze havo. Naast de toelating in de brugklas en de determinatie zijn ook de toelatingscriteria voor de havo-bovenbouw inmiddels aangescherpt. - de SE-cijfers tellen onvoldoende mee in de overgangsnormen van H4 naar H5. Het bevorderingsbeleid is inmiddels aangepast. - iIn de onderbouw werden vaardigheden in het verleden systematisch aangeleerd in zowel de mentorlessen als de vaklessen. Dit accent op vaardigheden in de vaklessen is de laatste jaren afgenomen. Vaardigheden zijn nodig voor het met succes doorlopen van de laatste leerjaren. Een aantal leerlingen pikken dit zelf op, maar veel anderen moet het aangeleerd worden. 3.2.4.
Slaagpercentage Bij havo blijven de profielen EM en NT achter bij het landelijk gemiddelde. Bij NT is dit zeer sterk, maar daar betreft het een klein aantal deelnemers (5). Een enkele deelnemer kan het beeld dan sterk vertekenen. Bij EM is het verschil met het landelijk gemiddelde bijna 13%en hier gaat het om het grootste havo-profiel. We zullen nader moeten analyseren hoe dit komt, wellicht speelt het keuzeproces een rol. Bij het vwo scoort het CM-profiel sterk onder het landelijk gemiddelde, maar ook hier geldt dat het aantal deelnemers erg klein (5) is en één deelnemer extra geslaagd een heel ander slaagpercentage oplevert. Zie tevens onder 3.2.3.
3.2.5.
Gemiddeld cijfer centraal examen relatief De volgende vakken halen het gemiddeld CE-cijfer omlaag door beduidend onder het landelijk gemiddelde te presteren: Havo: Wiskunde A, Economie en Frans. Vwo:
3.2.6.
Engels, Wiskunde B, Aardrijkskunde, Biologie, M&O, Natuurkunde en Scheikunde.
Cijfer schoolexamen minus cijfer centraal examen De volgende vakken hebben een verschil tussen SE en CE dat beduidend groter is dan het landelijk gemiddelde: Havo: Frans, Handvaardigheid, Maatschappijwetenschappen en Tekenen Vwo:
Engels, Nederlands, Wiskunde B, Aardrijkskunde, Biologie, Duits, Frans, Geschiedenis, Muziek, Scheikunde en Tekenen
Met de inspectie zijn wij van mening dat deze verschillen nadere analyse behoeven. 3.3
Het onderwijsproces
3.3.1
Onvoldoende focus
15
In maatschappelijke ontwikkelingen moet de school meegaan. Maar de mate waarin bepalen we zelf. Als schoolleiding hebben ons te veel gericht op organisatorische zaken, en te weinig gefocust op het onderwijs zelf. Als voorbeeld: Scholen zijn o.a. door de open dagen en de manier waarop nieuwe brugklassers hun keuze bepalen voor een school gedwongen hun aantrekkelijkheid te vergroten. Dit heeft de laatste tien jaren geleid tot een beleid om de school aantrekkelijker te maken. De school heeft in verhouding veel activiteiten ontwikkeld die ten koste gingen van de gewone lessen. Inmiddels wordt er scherper opgelet dat activiteiten niet ten koste gaan van reguliere lessen. 3.3.2
Taal Met de inspectie deelt de school het inzicht dat het ontbreekt aan leerinhouden bij alle vakken die passen bij de talige onderwijsbehoeften van taalzwakke leerlingen. Taalbeleid is er al jaren. Het is wel op de achtergrond geraakt. Taalbeleid voor taalzwakke leerlingen is onvoldoende van de grond gekomen. Er is de afgelopen jaren vaak gesproken over achterstanden in algemene ontwikkeling die ervoor zorgen dat leerlingen, vooral in de bovenbouw, met veel vakken problemen hebben. Suggesties voor een gerichte aanpak werden niet overgenomen. Aan de ontwikkeling en uitvoering van taalbeleid wordt vanaf 2011 gericht gewerkt. Zie onder 5.3.1.
3.3.3.
Didactisch handelen Op het gebied is (mede door de inspectie) een aantal tekortkomingen geconstateerd: - de effecten van de tweede fase. Het geven van eigen verantwoordelijkheid aan de leerlingen wordt niet overal en altijd goed uitgevoerd. Dit is er mede de oorzaak van dat leerlingen te weinig actief zijn en onvoldoende worden aangesproken op hun werkhouding. Ook de huiswerkcontrole raakte op de achtergrond. De huiswerkcontrole is inmiddels aangescherpt. - de leraren hebben minder aandacht voor het bevorderen van actieve betrokkenheid en inbreng van leerlingen. Gevarieerde werkvormen zijn niet veel gezien en ook is de houding van leerlingen vaak erg stil en passief. De leraren zijn weinig uitnodigend als het gaat om het stellen van vragen, de inbreng van leerlingen wordt in een aantal gevallen afgeremd. - er wordt te veel frontaal en klassikaal lesgegeven - de docenten stemmen de instructie, verwerkingsopdrachten en onderwijstijd onvoldoende af op de verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen. In algemene zin blijkt het aanbrengen van niveaudifferentiatie in het onderwijs één van de moeilijkste didactische handelingen te zijn.
3.3.4.
Genormeerde toetsen Zoals de inspectie terecht heeft geconstateerd is in de school nog geen samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures geïmplementeerd voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen. Inmiddels is gestart met het ontwikkelen en afnemen van genormeerde toetsen in de onderbouw.
3.3.5.
Afstemming Onvoldoende afstemming gaat ten koste van de kwaliteit. Op onze school wordt er in woorden vaak wel afgestemd, maar in daden lang niet altijd. Een voorbeeld: in 2 vergelijkbare klassen (H2A en H2B) kan het voorkomen dat de ene docent van hetzelfde vak in totaal 12 toetsen geeft en de andere 8 toetsen. Ook kan het voorkomen dat de ene docent in een cursusjaar tot hoofdstuk 9 komt, en de ander tot hoofdstuk 8. Door middel van de invoering van vakleerplannen, waarin het onderwijsproces per leerjaar wordt beschreven, wordt gewerkt aan verbeterde afstemming en eenduidigheid.
3.3.6.
Klassengrootte en samenstelling
16
Klassen met meer dan 30 leerlingen worden niet als bevorderlijk beschouwd voor een optimale leeromgeving. Enkele jaren terug waren er met name in de bovenbouw klassen met meer dan 30 leerlingen. Dat had mogelijk verminderde leeropbrengsten tot gevolg. In de bovenbouw zijn er op dit moment geen klassen meer met meer dan 30 leerlingen. In de onderbouw zijn er ca 4 klassen met meer dan 30 leerlingen. Overigens is voor de hanteerbaarheid van een klas niet alleen de klassengrootte van belang, maar ook de samenstelling. Vaak is het de combinatie die problemen geeft. 3.3.7.
Lesuitval De lesuitval van 5.7% in het schooljaar 2009/2010 wordt verklaard vanuit: - de tijd tussen uitval van een docent door ziekte en de inzet van vervanging; - de vele activiteiten die zijn ontwikkeld en die ten koste gingen van de gewone lessen.
3.3.8.
Mentoraat Onze school is altijd een school geweest met veel aandacht voor het welbevinden van de individuele leerling. Dat verklaart wellicht de hoge tevredenheidscores m.b.t. het mentoraat. Maar het heeft er wel toe geleid dat de focus van de mentoren te veel verschoven is van studiebegeleiding naar zorg. Wellicht verklaart dat de wat lagere cijfers voor de tevredenheid van leerlingen m.b.t. uitdaging om je best te doen. Inmiddels zijn er al maatregelen getroffen om de focus van het mentoraat meer te verleggen naar leervorderingen. Het ontbreekt aan toegankelijke en transparante documentatie en dossiervorming van de studievorderingen van leerlingen.
3.3.9.
Ouder- en leerlingbetrokkenheid We betrekken ouders en leerlingen te weinig bij ons onderwijs volgens de inspectie. De tevredenheidsenquêtes lijken dat te bevestigen.Inmiddels wordt er o.a. via ouderpanels gewerkt aan verbetering van de ouderbetrokkenheid. Volgens de inspectie heeft de school te weinig zicht op de onderwijsbehoeften van haar vwoleerlingen. De school was hier te weinig op gefocust. Inmiddels wordt via leerlingenpanels en enquêtes gepoogd meer zicht in deze behoeften te krijgen. Volgens de inspectie verantwoordt de school zich ook onvoldoende over haar onderwijsprestaties op het vwo aan belanghebbenden. De schoolleiding realiseert zich dat de verantwoording beter en meer zichtbaar moet zijn. Er wordt inmiddels aan gewerkt.
3.4.
Effecten
3.4.1.
Leerlingenaantal en marktaandeel Het leerlingenaantal is het afgelopen jaar fors teruggelopen en het marktaandeel in een aantal gemeenten (Bedum, Ten Boer, Groningen, Winsum) loopt ook terug. Aspecten die hierbij mogelijk een rol spelen zijn: - demografische ontwikkelingen - ontkerkelijking - imago van het Wessel Gansfortcollege (met name ook imago van de Kluiverboom) - sentimenten bij de toeleverende basisscholen - vmbo-leerlingen die naar de Kluiverboom gaan. Deze ontwikkelingen behoeven een goede analyse,
3.4.2.
Ouder- en leerlingentevredenheid
17
De vestiging heeft geen actief beleid gevoerd m.b.t. ouderparticipatie. Dat verklaart ook de tevredenheidscores. 3.5.
Middelen
3.5.1.
Personeel De afgelopen jaren hebben oudere, ervaren docenten de school verlaten. In verhouding veel jonge onervaren docenten, veelal parttimers, nemen hun taken over. Alhoewel de balans tussen jong en oud en tussen ervaren en onervaren nog niet optimaal is, is deze al weer beter dan een jaar geleden. Ook de “opleidingsschool” die we sinds een aantal jaren zijn, heeft effect op de kwaliteit van ons onderwijs. We moeten hier de juiste balans vinden tussen het aantal lio’s en stagiaires dat we opleiden en de kwaliteit van lessen die we aan onze leerlingen bieden. Ook aan deze constatering is het nodige gedaan, er zijn nu limieten gesteld aan het aantal lio’s. De gesprekkencyclus (functioneringsgesprekken en popgesprekken) moet versterkt worden. Vanaf november 2011 wordt hier door het MT aan gewerkt.
3.5.2.
Organisatie Van een organisatie met een rector en conrectoren per afdeling, met secties en een APV zijn we ruim tien jaar geleden overgegaan naar een organisatie met een locatiedirecteur en directieleden zonder onderwijsportefeuilles. De kernteamleiders en hun teams werden belangrijk. Vergadertijd met in verhouding veel organisatorische zaken en te weinig onderwijszaken. Secties en gesprekken over vakinhoud raakten op de achtergrond Er wordt onvoldoende opbrengstgericht leiding gegeven. Medewerkers hebben nu te veel vrijheid en kunnen eigen invulling geven aan taken zonder dat daar adequaat verantwoording over behoeft te worden afgelegd. Vertrouwen in elkaars competenties, afspraak is afspraak, monitoring, elkaar aanspreken en verantwoording afleggen moeten gemeengoed worden. De schoolleiding moet de focus meer leggen op resultaten. De teamleiders hadden vanaf de start van de (kern) teams de opdracht hun teamleden, de docenten, te betrekken bij de organisatie. Dit leidde de docenten af van hun primaire taak en slokte tijd op. Door de accentverlegging van sectie naar team wordt er in verhouding weinig over het vak en de onderlinge afstemming binnen de sectie gesproken. Overleg tussen docenten die hetzelfde vak geven is te weinig gestructureerd en wordt onvoldoende vastgelegd. De rol van de secties moet dan ook versterkt worden. Hier is inmiddels een begin mee gemaakt door het starten van gesprekken met de secties over de examenresultaten. Elke docent doet op zijn eigen manier zijn werk. Er vindt wel intervisie plaats over pedagogiek en didactiek. Bijvoorbeeld over ADSL, activerende didactiek en samenwerkend leren. Het heeft echter een te vrijblijvend karakter. Elke docent maakt zijn eigen keuze, wat hij wel en wat hij niet overneemt. Het ontbreekt aan stringente leiding en leiderschap.
3.5.3.
Interne communicatie De interne communicatie behoeft verbetering. Van de schoolleiding naar de docenten, docenten onderling en docenten met mentoren.
3.5.4.
Docentenwerkplekken De docentenwerkplekken behoeven verbetering.
3.5.5
ICT
18
De school werkt met verouderde ICT-faciliteiten. Onvoldoende lokalen zijn uitgerust met digitale schoolborden. De eerste verbeterstappen zijn gezet, meer lokalen zijn voorzien van moderne ICT-middelen, maar vervolgstappen moeten worden gezet. 3.5.6.
Kwaliteitszorg Het ontbreekt aan een adequaat en volwaardig systeem van kwaliteitszorg. Zie criterium 9 van de inspectie. Bij de zorg voor kwaliteit zijn personeel, directie, leerlingen, ouders/verzorgers en bestuur onvoldoende betrokken volgens de inspectie. Dat is een terechte constatering, waarbij dient te worden aangetekend, dat als de kwaliteitszorg onvoldoende is ontwikkeld, logischerwijze ook de betrokkenheid niet voldoende is ingericht.
19
4.
Doelstellingen januari 2012 – juli 2013
4.1.
Visie en strategie Visie op leren en onderwijs Naar aanleiding van de bevindingen en aanbevelingen van zowel de onderwijsinspectie als de audit van Capgemini zal vóór 1 januari 2013 een gedragen visie op leren en onderwijs worden ontwikkeld waarmee de kwaliteitszorg kan worden verbonden. Een gedragen visie in de vorm van een gemeenschappelijk pedagogisch en didactisch model. Toekomstvisie havo en vwo Vóór 1 januari 2013 zal een toekomstvisie worden ontwikkeld voor havo en vwo in het licht ook van de demografische ontwikkelingen. De toekomstvisie strekt zich uit tot 2020. In de toekomstvisie wordt ook aandacht besteed aan het onderwijsaanbod.
4.2.
Opbrengsten Normindicatoren havo Voor de afdeling havo geldt dat in december 2012 de volgende normindicatoren op basis van de resultaten van het schooljaar 2011-2012 weer van voldoende niveau zijn: 1.2 De leerlingen lopen weinig vertraging op in de bovenbouw van de opleiding havo 1.3 De leerlingen van de opleiding havo behalen voor het centraal examen de cijfers die mogen worden verwacht. Normindicatoren vwo Voor de afdeling vwo geldt dat in juli 2013 de volgende normindicatoren op basis van de resultaten van het schooljaar 2012-2013 weer van voldoende niveau zijn: 1.3 1.4
4.3.
De leerlingen van de opleiding vwo behalen voor het centraal examen de cijfers die mogen worden verwacht. Bij de opleiding vwo zijn de verschillen tussen het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen van een aanvaardbaar niveau.
Het onderwijsproces Indicatoren havo Voor de afdeling havo geldt dat in december 2012 de volgende indicatoren weer van voldoende niveau zijn: 2.4
De school met een substantieel percentage taalzwakke leerlingen heeft bij alle vakken een aanbod aan leerinhouden dat past bij de talige onderwijsbehoeften van deze leerlingen.
5.4
De leerlingen zijn actief betrokken bij de onderwijsactiviteiten
7.2
De school gebruikt een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen
Indicatoren vwo Voor de afdeling vwo geldt dat in december 2012 de volgende indicatoren weer van voldoende niveau zijn:
20
2.4.
De school met een substantieel percentage taalzwakke leerlingen heeft bij alle vakken een aanbod aan leerinhouden dat past bij de talige onderwijsbehoeften van deze leerlingen.
5.4
De leerlingen zijn actief betrokken bij de onderwijsactiviteiten
7.2
De school gebruikt een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen
9.1 9.2 9.5 9.6
De school heeft zicht in de onderwijsbehoeften van haar leerlingenpopulatie. De school evalueert jaarlijks de resultaten van de leerlingen. De school borgt de kwaliteit van het onderwijsleerproces. De school waarborgt de kwaliteit van het schoolexamen en van de andere toetsinstrumenten. 9.7 De school verantwoordt zich aan belanghebbenden over de gerealiseerde onderwijskwaliteit. 9.8 De kwaliteitszorg is verbonden met de visie op leren en onderwijzen zoals geformuleerd in het schoolplan. 9.14 Bij de zorg voor kwaliteit zijn personeel, directie, leerlingen, ouders/verzorgers en bestuur betrokken. Onderwijstijd en lesuitval De onderwijstijd voor iedere leerling voldoet aan de wettelijk gestelde eisen. Gestreefd wordt naar een lesuitval per leerjaar van maximaal 5 %. Onder lesuitval verstaan we uitval van lessen die zijn opgenomen in de lessentabel en het vakleerplan. Klassengrootte Gestreefd wordt naar een klassengrootte van maximaal 30 leerlingen. Mentoraat Wij stellen ons ten doel de kwaliteit van ons mentoraat te verbeteren door het mentoraat meer te richten op de leervorderingen van de leerlingen en daarbij tevens meer eenduidigheid te betrachten in de invulling van het mentoraat door verschillende mentoren. De noodzakelijke verbeteringen in het mentoraat zijn in ieder geval zichtbaar vanaf het schooljaar 2012/2013. Zorg De schoolleiding moet zorgen voor een efficiënte en duidelijk gelimiteerde inrichting van de zorg. Dit moet duidelijk worden in het zorgplan als onderdeel van het schoolplan. Vóór 15 juli zal er zowel een zorgplan als een zorgprofiel worden vastgesteld voor het WGC. 4.4.
Effecten
4.4.1.
Leerlingenaantal en marktaandeel De school streeft, ook bij terugloop in absolute zin van het aantal leerlingen als gevolg van demografische ontwikkelingen, naar behoud van marktaandeel.
4.4.2.
Ouder- en leerlingtevredenheid Met de inrichting van ouder- en leerling-panels is al een aanzet gegeven voor het verbeteren van de ouder- en leerling-betrokkenheid. De ouderparticipatie moet worden verbeterd en versterkt. Daartoe zal specifiek beleid worden ontwikkeld. Dit moet leiden tot verhoging van de
21
tevredenheid van ouders en leerlingen m.b.t. de mate waarin hun mening ertoe doet op school. 4.5.
Middelen
4.5.1.
Personeel HRM-cyclus Met alle medewerkers wordt minimaal één functioneringsgesprek per jaar gehouden. Deskundigheidsbevordering Wij stellen ons ten doel de deskundigheidsbevordering van de medewerkers meer systematisch en structureel vorm te geven en deze beter af te stemmen op de eisen die vanuit het onderwijs worden gesteld aan de competenties van de medewerkers. Per schooljaar zullen minimaal drie studiemiddagen worden georganiseerd. Verzuim Het ziekteverzuim is de laatste jaren steeds beneden het landelijk gemiddelde. In 2010 was het ziekteverzuim 4.82% tegenover 5.09% landelijk. We streven ernaar het ziekteverzuim beneden het landelijk gemiddelde te houden.
4.5.2.
Organisatie Beschrijving organisatiestructuur Onder leiding van de vestigingsdirecteur zal de organisatiestructuur van de school duidelijk worden beschreven en waar nodig worden aangepast. In de beschrijving komen aan de orde: - de organisatiestructuren, bijv. Directie, MT, teams, vaksecties enz. - de onderscheiden functies - beleidsthema’s ( bijv. zorg, veiligheid, toetsen) - beheerthema’s (bijv. personeel, financiën, ICT) In deze beschrijving zal de positie van de vaksecties als inhoudelijke basis voor het onderwijs per vak worden versterkt. (zie ook advies Capgemini) De beschrijving van de organisatie is gereed uiterlijk 15 juli 2012. Positionering vestigingsdirecteur De vestigingsdirecteur zal voor ouders, leerlingen en medewerkers duidelijk worden gepositioneerd als de schoolleider van de locatie Heerdenpad en als ‘het gezicht’ naar buiten van de locatie. Span of control We zullen streven naar een maximale span of control van 20 medewerkers per leidinggevende. Dit doel willen we gerealiseerd hebben uiterlijk september 2012 Communicatie intern Wij streven ernaar de interne communicatie transparanter en eenduidiger te maken. (zie ook advies Capgemini) Organisatiecultuur
22
Wij gaan werken aan een meer professionele en meer opbrengstgerichte organisatiecultuur, met minder vrijblijvendheid en strakkere leiding.. 4.5.3.
Docentenwerkplekken Het MT zal zich na de zomervakantie van 2012 inzetten om de werkplekken van de docenten kwalitatief te verbeteren.
4.5.4.
ICT Er zal vóór 1 januari 2013 een investeringsplan worden opgesteld op basis waarvan kan worden besloten om te voorzien in voldoende en moderne digitale leermiddelen, waaronder smartboards. (zie ook advies Capgemini). Overigens is inmiddels het aantal smartboards al uitgebreid tot ca. 20.
4.5.5.
Kwaliteitszorg De kwaliteitszorg zal in de programmaperiode verbeterd worden door: - de ontwikkeling van een meerjarenbeleid via de genoemde toekomstvisie; - de te ontwikkelen visie op onderwijs en leren en de koppeling aan vakleerplannen; - het systematisch gaan werken met jaarprogramma’s - de verdere implementatie van resultaatverantwoordelijkheid - de invoering van verbeterde rapportagelijnen en –instrumenten (bijv. audits) In 2012 zal een aantal enquêtes worden ontwikkeld en afgenomen. Het betreft: - een leerlingenquête; - een enquête naar de toeleverende scholen; - een oudertevredenheidenquête; - een personeelsenquête. Deze enquêtes zullen nog vóór de zomervakantie worden afgenomen. Er zal voorts een enquête worden afgenomen bij de schoolverlaters van het schooljaar 2012/2013..
23
5.
Maatregelen
5.1.
Visie en strategie Visie op leren en onderwijs (indicator 9.9) Met het ontwikkelen van een gedragen visie op onderwijs in de vorm van een gemeenschappelijk pedagogisch en didactisch model zal onder leiding van de vestigingsdirecteur worden gestart in maart 2012. Als eerste stap daartoe zullen de pedagogische en didactische uitgangspunten zoals die in school gelden worden vastgesteld. Op basis van deze uitgangspunten zal vervolgens in het model worden bepaald hoe deze uitgangspunten hun vertaling in de onderwijspraktijk dienen te krijgen. Toekomstvisie havo en vwo Met het ontwikkelen van de toekomstvisie voor de school wordt gestart in september 2012 onder leiding van de vestigingsdirecteur.
5.2. Opbrengsten 5.2.1.
Rendement onderbouw (indicator 1.1.) Teneinde het rendement van de onderbouw te verbeteren zijn inmiddels op grond van de analyse de volgende maatregelen in gang gezet: - bij de plaatsing van leerlingen weegt het onderwijskundig rapport zwaar. Naast dit rapport spelen ook de gegevens uit het leerlingvolgsysteem en de cito-scores een rol in het plaatsingsbesluit. Met de basisscholen zullen wij over dit beleid duidelijk communiceren. Dat geldt ook voor de situatie waarin er sprake is van discrepantie tussen het schooladvies van het toeleverend onderwijs en de onderwijsloopbaan binnen het WGC; - verbetering van de determinatie vanuit de brugklas, in 2011 door middel van toezicht van de directie. Daarnaast zullen wij met het oog op het rendement van de onderbouw het systeem van dakpanklassen in de brugklassen heroverwegen. Uiterlijk 1 januari 2013 zullen de resultaten van deze heroverweging worden opgeleverd. Naar aanleiding van de bevindingen met betrekking tot de vaardigheden van leerlingen(zie 3.2.3) zal er beleid worden ontwikkeld m.b.t. het aanleren van vaardigheden door leerlingen. Dit gebeurt in het kader van de ontwikkeling van het pedagogisch didactisch model. In het Deelschoolplan WGC 2011-2015 wordt een jaarlijks contactmoment tussen WGC en zijn toeleverende basisscholen aangekondigd teneinde de doorlopende leer- en begeleidingslijnen te verbeteren. Ook zou er een jaarlijkse nieuwsbrief moeten komen voor de basisscholen met informatie rondom aanmelding, onderwijsconcept e.d..
5.2.2.
e
Van 3 leerjaar naar diploma zonder zittenblijven (indicator 1.2) Teneinde het bovenbouwrendement van de havo te verbeteren zijn op grond van de analyse de volgende maatregelen genomen: a. de aansluiting vmbo 4 naar havo 4 is verbeterd door het stellen van cijfereisen en eisen voor wat betreft werkhouding. b. De overgangsnormen van H4 naar H5 zijn aangepast. Naast deze maatregelen die duidelijk aansluiten op de analyse zijn nog enkele andere maatregelen getroffen die het bovenbouwrendement moeten helpen verbeteren. Het betreft: c. invoering van 2 begeleide studie-uren in H4 en H5. Twee lesuren in de week schoolwerk docent aan wie je ook vragen kunt stellen. d. huiswerkcontrole + inhaalmiddagen voor alle klassen vanaf klas 2.
24
Op grond van de analyse besluiten we teven om jaarlijks na afloop van het schooljaar en op grond van de in het afgelopen schooljaar behaalde resultaten, de overgangsnormen van alle klassen te evalueren en zo nodig bij te stellen. 5.2.3.
Slaagpercentage, CE en SE (indicatoren 1.3 en 1.4) Teneinde het slaagpercentage, SE en CE van de havo en het vwo te verbeteren zijn/worden op grond van de analyse de volgende maatregelen in gang gezet: - per vak worden nu examenanalyses vervaardigd. De examenanalyse moet jaarlijks door elke docent van een examenklas gemaakt worden. De analyse moet duidelijk maken of alle stof door de docent voldoende en goed is behandeld. De docent is hiervoor verantwoordelijk. Voor de zomervakantie moet de analyse klaar zijn. Tijdens de PTAgesprekken wordt de analyse met de teamleider besproken. - Invoering examentrainingen. De gerichte examentraining hebben voor het eerst plaatsgevonden in april en mei 2011. Door leerlingen hierbij eigen keuzes te laten maken (ze volgen minimaal 8 van de 16 zittingen) en ook het echte examen te simuleren willen we de aantrekkelijkheid vergroten en daarmee het rendement. Schooljaar 2011/2012 gaan we hier mee door. - de lessentabel in de bovenbouw is uitgebreid met extra lesuren voor Nederlands, Engels en wiskunde. - de lessentabel van A6 is daarnaast uitgebreid met extra uren voor Duits, Scheikunde en Tekenen met ingang van januari 2012. - Voor H5 en A6 is er in de periode januari 2012 tot aan het examen een extra uur beschikbaar voor een aantal vakken om examenoefeningen te doen. Dit betreft een tijdelijke maatregel. - Met de vakken genoemd onder 3.2.5 en 3.2.6 zijn in het schooljaar 2011/2012 door MTleden gesprekken gevoerd over de onvoldoende onderwijsresultaten en zijn afspraken gemaakt om te komen tot verbetering. Zoals uit de analyse blijkt zullen bij Havo met name het EM- en het NT-profiel beduidend beter moeten presteren om het algemene slaagpercentage te verbeteren. Gezien de hoeveelheid leerlingen is vooral EM hierbij van het grootste belang. Om de EM-prestaties te verbeteren is er vanaf dit schooljaar geen aparte EM-klas meer en zitten leerlingen met het EM-profiel nu in een klas met leerlingen met andere profielen. In maart 2012 zal een analyse worden gemaakt van de individuele leervorderingen van leerlingen met het EM-profiel. Op basis van de resultaten van die analyse zullen zo nodig aanvullende maatregelen worden genomen. Naar aanleiding van de analyse van de slaagpercentages van de profielen gaat de school meer sturen op de profielkeuze door het belang van het profieladvies te benadrukken bij de belanghebbenden. De school zal vóór 1 januari 2013 tevens nagaan of er grenzen aan de keuzevrijheid kunnen en moeten worden gesteld.
5.3. Het onderwijsproces 5.3.1
Taalbeleid (indicator 2.4) Teneinde taalachterstanden vroegtijdig op te sporen en aan te pakken zijn de volgende maatregelen genomen: - in de brugklas wordt nu jaarlijks een meting uitgevoerd naar de taalvaardigheden van leerlingen; - er is een gerichte aanpak ontwikkeld voor de hulp aan taalzwakke leerlingen bij de uitbreiding van hun woordenschat. De uitvoering van deze RT-aanpak stagneert! - in de brugklassen is in januari 2012 een project ‘lezen’ gestart waarbij ook van mentoruren gebruik wordt gemaakt; e - in september 2012 start een project ‘nieuws’ kijken en ‘nieuws’ analyseren voor de 3 klassen.
25
Om te voorzien in de talige behoeften van (met name taalzwakke) leerlingen bij alle vakken wordt 21 maart een studiemiddag georganiseerd waarbij docenten geïnstrueerd worden over de aanpak. In de aanpak wordt onderscheid gemaakt tussen algemene vaardigheden die docenten hierbij moeten toepassen en de meer vakspecifieke elementen. Met de algemene vaardigheden kunnen docenten direct na de studiemiddag aan de slag. De vakspecifieke vertaling moet zijn beslag krijgen in de vakleerplannen en dient vóór 1 januari 2013 gereed te zijn. Implementatie volgt vanaf 2013. Tenslotte zal er door de werkgroep Taalbeleid een nieuw breed taalbeleid worden ontwikkeld vóór 1 januari 2013. 5.3.2
Didactisch handelen (o.a. indicator 5.3) Leerlingen moeten actiever betrokken worden bij de lessen. Daartoe is een beleid ontwikkeld waarbij is omschreven hoe de leerling actief bij de lessen kan worden betrokken. Op basis van deze voorbeelden wordt vanaf januari 2012 via lesbezoeken van docenten bij docenten (met feedback e.d.) gewerkt aan de implementatie van dit beleid. Andere aspecten van didactisch handelen die aandacht behoeven zijn: - gedifferentieerd lesgeven (indicator 6), dit wordt algemeen gezien als de moeilijkste vorm (de hoogste gradatie) van lesgeven. - frontaal lesgeven - klassikaal lesgeven - excellentie en hoogbegaafdheid (zie het Bestuursakkoord VO-Raad – OCW) Deze aspecten van didactisch handelen zullen worden uitgewerkt in het Pedagogisch Didactisch Model (zie 5.1.)
5.3.3
Genormeerde toetsen (indicator 7.1, 9.2 en 9.6) De vaksecties dienen in hun vakleerplannen per leerjaar minimaal 2 genormeerde toetsen op te nemen. De ontwikkeling en de implementatie van de genormeerde toetsen zal plaatshebben in schooljaar 2011/2012. Jaarlijks wordt het programma van toetsing en afsluiting, het PTA, met de betrokken docenten geëvalueerd. In de evaluatie wordt nagegaan of het PTA voldoet, of het goed gespreid is in de tijd, of er voldoende herkansingen zijn, of de wegingen goed zijn, en of er voldoende tijd besteed wordt aan het examen. Er wordt vóór 1 januari 2013 een algemeen toetsbeleid ontwikkeld. In dat beleid zal onder meer worden ingegaan op de functie van toetsen, soorten toetsen, beschrijving en analyse van de huidige toetssituatie en verbeteracties op grond daarvan.
5.3.4
Borging en verbetering kwaliteit van het onderwijsproces (indicator 9.5) Teneinde de kwaliteit van de onderwijsprocessen te verbeteren en te borgen worden de volgende maatregelen genomen: Vakleerplannen (indicator 9.9) Om betere afstemming tussen de leerjaren te krijgen, oftewel goed doorlopende leerlijnen, en ook betere afstemming in de leerjaren zelf te krijgen, zijn er voor alle vakken zgn. vakleerplannen ontwikkeld. In de vakleerplannen moeten per vak minimaal twee genormeerde toetsen per leerjaar komen om het niveau te bewaken. De vakleerplannen moeten overdraagbaar zijn. Er staat in welke hoofdstukken in een bepaald leerjaar worden behandeld, hoeveel toetsen er worden gegeven en wat het gewicht is van deze toetsen. Op deze wijze wordt beoogd meer afstemming te realiseren in het onderwijs (zie 3.3.5.) In de vakleerplannen zal vervolgens ook moeten worden aangegeven hoe het Pedagogisch Didactisch Model in het vak wordt uitgewerkt. Hiermee wordt tevens inhoud gegeven aan het Capgemini-advies: “Expliciteer vanuit de schoolleiding op basis van de onderwijsvisie wat bij een docent gewenst didactisch handelen is en omschrijf wat een ‘goede les’ is.”
26
Verschil havo en atheneum In de vakleerplannen zal zowel qua inhoud als qua pedagogiek en didactiek een duidelijk verschil zichtbaar moeten zijn tussen havo en atheneum. Overleg MT met vaksecties Teneinde de kwaliteit van het onderwijsproces en de opbrengstgerichtheid van de organisatie te borgen worden er ieder schooljaar per vaksectie twee gesprekken gevoerd met het MT. Eén in de eerste periode van het schooljaar (tot aan de kerstvakantie) en één in de tweede periode tot aan de zomervakantie. In deze gesprekken zijn aan de orde: - ontwikkeling, inhoud en werken met het vakleerplan; - onderwijsresultaten van brugklas tot en met examenjaar. 5.3.5
Onderwijsklimaat Teneinde het onderwijsklimaat te verbeteren zijn de volgende maatregelen reeds genomen: - docenten controleren structureel op het maken van huiswerk. Doen leerlingen drie keer hun huiswerk niet voor een vak, dan komen ze donderdagmiddag het werk verplicht inhalen. Eigenlijk zou huiswerkcontrole en aanspreken door docenten al het gewenste effect moeten hebben. Zolang dit niet het geval is gaan we hiermee door.
5.3.6.
Onderwijstijd en lesuitval Om de onderwijstijd in alle leerjaren (ruim) boven de wettelijke eis te krijgen is de lessentabel uitgebreid. Op grond van de resultaten van de afzonderlijke vakken zal jaarlijks worden bezien of uitbreiding van de lestijd noodzakelijk en mogelijk is. Door sneller zieke docenten te vervangen, door minder activiteiten toe te staan die lesuitval veroorzaken en door de lessen van de docenten die op nascholing gaan te verplaatsen, willen we het percentage lesuitval voor 2011-2012 omlaag brengen naar 5 % of minder. We zullen daartoe vanaf volgend schooljaar de gerealiseerde lestijd en de lesuitval maandelijks monitoren.
5.3.7.
Klassengrootte en samenstelling Klassen zullen niet groter zijn dan 30 leerlingen tenzij het om financiële en/of personele redenen echt niet anders kan. We zullen bij de verdeling van leerlingen over klassen tevens oog hebben voor de samenstelling van klassen.
5.3.8.
Mentoraat Teneinde de effectiviteit van het mentoraat te verbeteren worden de volgende maatregelen genomen: - Het mentoraat wordt gericht op de studieprestaties van de leerlingen. Studieproblemen worden besproken en aangepakt. Daarnaast is er (beperkt) ruimte voor het sociaal welbevinden van de leerling. Voor havo is inmiddels een daartoestrekkende taakomschrijving voor het mentoraat opgesteld, voor vwo nog niet. Voor het vwo zal deze taakomschrijving worden opgesteld vóór 15 juli a.s. - Vóór 15 juli 2012 zal een mentoraatbeleid worden opgesteld. In het mentoraatbeleid zal o.a. aandacht worden besteed aan het ontwikkelen van studiebegeleidingslijnen, kleinere mentoraten in H4 en H5, transparante en toegankelijke documentatie m.b.t. begeleiding van leerlingen gericht op studievorderingen en formats voor gespreksnotities en gestructureerd mentoren overleg. Bij de ontwikkeling van het beleid zullen ook enquêteresultaten inzake tevredenheid met mentoren worden meegenomen.
5.3.9.
Ouder- en leerlingbetrokkenheid (indicatoren 9.1, 9.7 en 9.14)
27
De ouder- en leerlingbetrokkenheid dient vergroot te worden. Dit gaan we als volgt doen: - dit verbeterplan publiceren we op de website; - we zijn dit schooljaar al gestart met het beter informeren van ouders over voor hen relevante schoolzaken door middel van e-mail; - we gaan de communicatie met ouders en leerlingen ook verbeteren door middel van de nieuwe (in ontwikkeling zijnde) website (zie ook onder 5.4.4.) - we zijn gestart met zowel ouderpanels als leerlingenpanels voor havo en atheneum+. We starten nog dit kalenderjaar ook met panels voor de brugklassen en voor atheneum. We gaan twee keer per schooljaar de panels bijeenbrengen, waarbij we denken aan november en april. - We ontwikkelen specifiek beleid m.b.t. de ouderparticipatie Door de interactie met leerlingen in de leerlingenpanels moet ook het inzicht in de aard en behoeften van de leerlingenpopulatie worden verbeterd. Zie ook de constatering van de inspectie. 5.4.
Middelen
5.4.1.
Personeel Om de kwaliteit van onze docenten te verbeteren zijn de volgende maatregelen genomen: - verplichte zelfevaluaties die in de teams worden besproken - onderlinge lesbezoeken en lesbezoeken van teamleider + feedback daarop - visitatie door docenten van andere scholen/afdelingen - studiemiddagen gericht op onderdelen van didactisch handelen - individuele coaching door MT-leden of externen (verdubbeld vanaf december 2011) - jaarlijkse functioneringsgesprekken (zie ook Capgemini) - intervisie in de teams. Dit beleid zal worden gecontinueerd. Vóór 15 juli 2012 zal de gesprekkencyclus verder worden uitgewerkt. Daarbij worden betrokken: - de invoering van 360-graden feedback - de koppeling aan de gesprekkencyclus en aan het teamplan van het vrije deel van de deskundigheidsbevordering - de verantwoording over de uitgevoerde deskundigheidsbevordering Docenten met een vaste aanstelling of langer dan één jaar in dienst, met een positieve beoordeling, beschikken inmiddels over een bekwaamheidsdossier dat beheerd wordt door de teamleiders en mede fungeert als dossier voor ontwikkeling en functioneren. Docenten worden door middel van cursussen de nodige vaardigheden aangeleerd om effectief en efficiënt om te gaan met digitale leer- en hulpmiddelen als bijvoorbeeld smartboards. Waar mogelijk wordt gewerkt met het ‘train the trainer’ principe, om opgedane kennis breed te kunnen delen in de school
5.4.2.
Organisatie Draagvlak, betrokkenheid en communicatie Het vermogen om te veranderen heeft vrijwel iedereen. Maar mensen veranderen zichzelf niet gemakkelijk. Daar moet draagvlak en ondersteuning voor zijn. Men moet zien en begrijpen waarom er veranderd moet worden. Als directie geloven we dat vrijwel al onze docenten ertoe in staat zijn, en het eigenlijk ook graag willen. Met een gezamenlijke inspanning zal veranderen eenvoudiger gaan, omdat men elkaar onderling enthousiast maakt.
28
Het management, de directie en de teamleiders zullen in het verbetertraject voorop moeten lopen. Plannen bedenken is relatief gemakkelijk, maar ze op een goede manier geïmplementeerd krijgen is moeilijk. Dat lukt alleen als docenten, leerlingen en ouders er op een goede manier bij betrokken worden. Teneinde de interne communicatie te verbeteren en ervoor te zorgen dat alle medewerkers goed op de hoogte worden gesteld van de stand en gang van zaken van de uitvoering van het verbeterprogramma zal vanaf februari 2012 minimaal één keer per zes weken een Algemene Informatie Bijeenkomst worden belegd. Verbetering organisatiestructuur De volgende maatregelen worden/zijn genomen om de organisatiestructuur te verbeteren: - de vestigingsdirecteur is eindverantwoordelijk voor het functioneren en voor de resultaten van de vestiging. De vestigingsdirecteur wordt duidelijk gepositioneerd, zowel in- als extern, als het gezicht van de school, o.a. door de ingebruikname door hem van de directeurskamer bij de ingang van de school. - de voorzitter van de directie van het Wessel Gansfortcollege zal haar operationele taken in de locatie Heerdenpad overdragen aan de vestigingsdirecteur. Met deze overdracht is reeds een begin gemaakt. De laatste taken zullen vóór 15 juli a.s. worden overgedragen; - het MT Heerdenpad werkt vanaf november 2011 als een duidelijk team en als een duidelijk collectief. Zowel in- als extern en heeft het MT,met inachtneming van de eindverantwoordelijkheid van de vestigingsdirecteur, een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van de vestiging en voor de resultaten van de vestiging; - teneinde de doelstellingen m.b.t.de span of control van de teamleiders te realiseren zal in maart daarover het gesprek worden aangegaan met de voorzitter van de directie van het Wessel Gansfortcollege en eventueel via haar met de bestuurder/directeur van de CSG. Opties zijn o.a. uitbreiding van de formatie en heroverwegen van de lestaken. - Vóór 15 juli 2012 zal onder leiding van de vestigingsdirecteur de organisatiestructuur van de vestiging duidelijk worden beschreven en waar nodig worden aangepast. In deze beschrijving wordt de positie van de vaksecties als inhoudelijke basis voor het onderwijs per vak versterkt. - Invoering van een Algemene Informatie Bijeenkomst (zie hierboven) Organisatiecultuur Aan de verbetering van een professionele en meer opbrengstgerichte organisatiecultuur in de school zal o.a. worden gewerkt door: - duidelijk voorbeeldgedrag van de MT-leden - consequent hanteren van de regel afspraak=afspraak - met medewerkers concreet geformuleerde afspraken te maken en daar ook een tijdpad/tijdlimiet aan te koppelen - de introductie van een cultuur van verantwoorden - elkaar aan te spreken op niet wenselijk gedrag Onder leiding van de vestigingsdirecteur zal, in samenspraak met alle medewerkers, nog in 2012 een notitie worden opgesteld waarin we de concrete invulling van de gewenste professionele en meer opbrengstgerichte organisatiecultuur beschrijven. 5.4.3.
Docentenwerkplekken Na de zomervakantie van 2012 zal het MT een (investerings)plan opstellen voor de verbetering van de docentenwerkplekken.
5.4.4.
ICT We kunnen en dienen beter gebruik te maken van alle functionaliteiten die SOM biedt voor het onderwijs. Vóór 15 juli 2012 wordt daartoe onder leiding van de vestigingsdirecteur een Plan van Aanpak opgesteld in samenspraak met ICT centraal.
29
Er zal vóór 1 januari 2013 onder leiding van de vestigingsdirecteur een investeringsplan worden opgesteld op basis waarvan kan worden besloten om te voorzien in voldoende en moderne digitale leermiddelen, waaronder smartboards. Vóór 1 januari 2013 zal er beleid worden ontwikkeld m.b.t. de verbetering van de communicatie met ouders, leerlingen en andere belanghebbenden via de nieuwe website. In dat beleid is onder meer de inrichting van een webredactie aan de orde. 5.4.5.
Kwaliteitszorg (indicator 9) Vóór 15 juli 2012 ontwikkelen we beleid m.b.t. de inrichting van de kwaliteitszorg op de vestiging. Dit beleid zal worden afgestemd op de in ontwikkeling zijnde planning& control van de CSG als geheel en op de beschrijving van de organisatiestructuur van de vestiging Heerdenpad ( zie onder 5.4.2.). De uitwerking van het beleid betreft: - het bepalen van de voor de planning van de schoolactiviteiten benodigde documenten (schoolplan, teamplannen, vakleerplannen, resultaatcontracten enz.) inclusief het uitwerken van de formats; - het vaststellen van de voor de controle en monitoring benodigde documenten (bijv. opbrengstenanalyses, (zelf)evaluaties, audits, (team)rapportages enz., inclusief het uitwerken van de formats; - het bepalen en waar nodig ontwikkelen van de benodigde stuurgegevens, waaronder prestatie-indicatoren ( in ieder geval de inspectie-indicatoren) + het uitwerken van de aanlevering van deze gegevens bijv. vanuit enquêtes, maar ook vanuit de ICT-systemen; - het uitwerken van de kwaliteitszorgcylcus (of planning&controlcyclus) in de tijd, d.w.z. in een kalender waarbij in samenhang is aangegeven wanneer wat dient te gebeuren; - het uitwerken van een plan voor de (gefaseerde) invoering van de cyclus vanaf september 2012. In 2012 zal een aantal enquêtes worden ontwikkeld en afgenomen. Het betreft: - een leerlingenquête; - een enquête naar de toeleverende scholen; - een oudertevredenheidenquête; - een personeelsenquête. Deze enquêtes zullen nog vóór de zomervakantie worden afgenomen. Er zal voorts een enquête worden afgenomen bij de schoolverlaters van het schooljaar 2012/2013..
30
6.
Resultaten De maatregelen benoemd in het voorgaande hoofdstuk zullen tot de volgende concrete resultaten leiden.
6.1.
Visie en strategie Uiterlijk op 1 januari 2013 beschikt de school over een gedragen visie op leren en onderwijs waarmee kwaliteitszorg kan worden verbonden. Een gedragen visie in de vorm van een gemeenschappelijk pedagogisch en didactisch model. Uiterlijk op 1 januari 2013 beschikt de school over een toekomstvisie tot aan 2020.
6.2.
Opbrengsten
6.2.1.
Rendement onderbouw Percentage leerlingen in leerjaar 3 zonder zittenblijven.
% Havo Vwo
2013 school 94 98
2012 school 93 98
2011 school
6.2.2.
Rendement bovenbouw
2010 school 87 98
landelijk
landelijk 93-100 98-100
2009 school 97 100
landelijk 94-100 98-100
2008 school 91 98
landelijk 94-100 98-100
Van derde leerjaar naar diploma zonder zittenblijven. Laatste peildatum oktober 2010
Havo Vwo
6.2.3.
6.2.4.
2012/2013
2011/2012
2010/2011
2009/2010
school 55% 55%
school 45% 48%
school 44% 47%
school 41% 54%
Slaagpercentage Slaagpercentage Havo Landelijk Vwo Landelijk
2011 80.0 85.4 84.1 88.7
landelijk 54-68% 53-68%
2012 85.4
2013 87
86.0
89
school 46% 77%
2007/2008 landelijk 56-71% 58-72%
school 60% 75%
Gemiddeld cijfer CE Gemiddeld CE Havo Vwo
6.2.5
2010 70.33 85 84.09 89
2008/2009
2008 6.0 6.1
2009 5.8 6.0
2010 5.8 5.8
2011 6.05 6.02
2012 6.2 6.2
2013 6.3 6.3
Verschil SE-CE Verschil SE- CE Havo Vwo
2008 0.55 0.64
6.3.
Onderwijsproces
6.3.1.
Onderwijstijd en lesuitval
2009 0.49 0.69
2010 0.38 0.91
2011 0.12 0.66
2012 max. 0.2 0.5
2013 Max. 0.2 0.4
31
landelijk 58-71% 59-74%
De daadwerkelijk gerealiseerd onderwijstijd havo en vwo bedraagt minimaal 1000 lesuur. Voor de examenklassen bedraagt deze 700 lesuur. De lesuitval bedraagt niet meer dan 5% per schooljaar. 6.3.2.
Mentoraat De tevredenheid van ouders en leerlingen met het mentoraat (zie 2.4.3.) zal niet stijgen en mogelijk zelfs iets dalen als gevolg van de versterking van het accent op leervorderingen. Een daling tot tevredenheid 7.0 vinden wij acceptabel. Daar staat tegenover dat de tevredenheid qua ‘uitdaging’ een stijging zal laten zien.
Ik wordt voldoende uitgedaagd om mijn best te doen op school leerlingen
havo 2011
havo 2013
atheneum
atheneum 2013
6.2
7.0
7.3
7.5
6.4.
Effecten
6.4.1.
Leerlingenaantal en marktaandeel Het marktaandeel in de gemeenten Bedum, Ten Boer, Groningen en Winsum is met ingang van het schooljaar 2013/2014 weer op het niveau van 2010.
6.4.2.
Ouder- en leerlingtevredenheid
leerlingen ouders
havo 2011 6.7 7.0
2013 7.0 7.3
atheneum 2011 7.0
2013 7.3
de mening van leerlingen telt mee op deze school De mening van ouders telt mee op deze school
6.5
Middelen
6.5.1.
Personeel
havo 2011 6.2 6.0
havo 2013 7.0 7.0
atheneum 2011 5.3
atheneum 2013 6.5 7.0
HRM-cyclus Met iedere medewerker van de locatie Heerdenpad is in de periode juli 2012 – juli 2013 minimaal één functioneringsgesprek gevoerd. Deskundigheidsbevordering In het schooljaar 2012/2013 zijn in ieder geval 3 studiemiddagen georganiseerd.. Ziekteverzuim Het ziekteverzuim over het schooljaar 2012/2013 is in ieder geval niet hoger dan het landelijk gemiddelde. 6.5.2. Organisatie
32
Organisatiestructuur 15 Juli 2012 is de beschrijving van de organisatiestructuur gereed. Vóór 1 januari 2013 zijn alle medewerkers geïnformeerd over de organisatiestructuur en is deze geïmplementeerd.
De span of control van iedere leidinggevende is in september 2012 maximaal 20 medewerkers. Organisatiecultuur Juli 2013 is de organisatiecultuur op basis van een enquête onder het personeel aantoonbaar professioneler en meer opbrengstgericht dan in 2011. 6.5.3.
ICT In juli 2013 beschikt de vestiging over smartboards in vrijwel ieder leslokaal.
6.5.4.
Kwaliteitszorg In juli 2013 is de implementatie van de kwaliteitszorgcyclus zo ver dat de cyclus in het schooljaar 2013/2014 volledig kan worden uitgevoerd. In 2012 zijn de volgende enquêtes afgenomen: - een leerlingenquête; - een enquête naar de toeleverende scholen; - een oudertevredenheidenquête; - een personeelsenquête. In juli 2013 is een enquête afgenomen bij de schoolverlaters van het schooljaar 2012/2013..
33
6.
Planning
1.2.
maatregel Visie en strategie Visie op leren en onderwijs (pedagogisch en didactisch model) Toekomstvisie havo en atheneum
2. 2.1. 2.1.1. 2.1.2
Opbrengsten Rendement onderbouw heroverwegen systeem dakpanklassen verbetering communicatie met basisscholen
2.2.
Rendement bovenbouw
2.2.1. 2.2.2 2.2.3.
Jaarlijkse evaluatie van alle overgansgnormen analyse leervorderingen leerlingen EM-profiel beleid m.b.t. keuzevrijheid profielen
3. 3.1. 3.1.1. 3.1.2.
Onderwijsproces Taalbeleid studiemiddag taalbeleid toepassing algemene vaardigheden door docenten uitwerking vakspecifieke elementen in vakleerplannen implementatie vakspecifieke elementen Project ‘nieuws’ kijken en analyseren Didactisch handelen implementatie beleid leerlingen actiever betrekken in lessen Toetsen ontwikkeling en implementatie genormeerde toetsen ontwikkeling algemeen toetsbeleid Borging en verbetering kwaliteit van het onderwijsproces uitwerking padagogisch didactisch model in vakleerplannen Voeren gesprekken met vaksecties over vakleerplan en resultaten Onderwijstijd en lesuitval Per jaar bezien welke vakken op grond van resultaten uitbreiding van lestijd behoeven Maandelijks monitoring van gerealiseerde lestijd en van de lesuitval Klassengrootte en samenstelling Zo nogelijk klassengroote beperken tot maximaal 30 leerlingen en samenstelling betrekken bij indeling Mentoraat uitwerking taakomschrijving mentoraat vwo uitwerking mentoraatbeleid implementatie mentoraatbeleid Ouder- en leerlingenbetrokkenheid publicatie verbeterprogramma Inrichting leerlingspanels brugklas en atheneum
1 1.1.
3.1.3. 3.1.4. 3.1.5. 3.2. 3.2.1. 3.3. 3.3.1. 3.3.2. 3.4. 3.4.1. 3.4.2. 3.5. 3.5.1. 3.5.2. 3.6. 3.6.1.
3.7. 3.7.1. 3.7.2. 3.7.3. 3.8. 3.8.1. 3.8.2.
start
gereed
03/12
15/07/2012
actie WFJ WFJ
09/12
01/01/2013
WFJ
09/12 03/12
01/01/2013 n.v.t.
PRR PRR PRR
01/01/2013 01/04/2012 01/01/2013
NGA + MOO MT NGA MOO
22/03/2013
21/03/2012 n.v.t.
NGA WRK MT
04/2012
01/01/2013
MT
01/01/2013 09/2012
01/07/2013 01/07/2013
01/01/2012
15/07/2012
MT NGA MOO MOO
09/2011
01/01/2013
PRR PRR
03/2012
01/01/2013
PRR WFJ
09/2012
01/07/2013
MT
09/2012
01/07/2013
MT
06/2012
15/07/2012
WFJ WFJ
09/12
1/07/2013
WFJ
04/12
15/07/2012
MT MT
03/2012 03/2012 09/2012
15/07/2012 15/07/2012 01/01/2013
03/2012 03/2012
01/04/2012 09/2012
09/12 03/12
NGA NGA NGA MT MT WFJ PRR + MOO
34
3.8.3. 3.8.4. 3.8.5. 3.8.6. 4 4.1. 4.1.1. 4.2. 4.2.1. 4.2.2 4.2.3. 4.2.4. 4.2.5. 4.2.6. 4.3. 4.3.1. 4.4. 4.4.1. 4.4.2. 4.4.3. 4.4.4. 4.4.5. 4.5. 4.5.1. 4.5.2. 4.5.3. 4.5.4
Twee keer leerlingenpanels in november 2012 en april 2013 Inrichting ouderpanels brugklas en atheneum Twee keer ouderpanels in november 2012 en april 2013 Beleid uitwerken m.b.t. ouderparticipatie Middelen Personeel verdere uitwerking gesprekkencyclus Organisatie invoering Algemene Informatie Bijeenkomst overdracht operationele taken voorzitter directie aan vestigingsdirecteur span of control teamleiders beschrijving organisatiestructuur implementatie professionele en opbrengstgerichte organisatiecultuur beschrijving professionele en opbrengstgerichte organisatiecultuur Docentenwerkplekken opstellen (investeringsplan) verbetering docentenwerkplekken ICT opstellen plan van aanpak verdere benutting SOM implementatie plan van aanpak SOM opstellen investeringsplan ICT smartboards in vrijwel ieder leslokaal uitwerking beleid m.b.t. website Kwaliteitszorg uitwerking kwaliteitszorgcyclus implementatie kwaliteitszorgcyclus Uitvoering enquêtes voorjaar 2012 Uitvoering schoolverlatersenquête
09/2012
01/05/2013
MT
03/2012
09/2012
09/2012
01/05/2013
PRR + MOO MT
09/12
01/01/2013
MT
03/2012
15/07/2012
02/2012 03/2012
n.v.t. 15/07/2012
WFJ WFJ WFJ WFJ WFJ
03/2012 03/2012 03/2012
01/09/2012 15/07/2012 01/07/2013
WFJ WFJ MT
01/01/2013
WFJ
09/2012
01/01/2013
WFJ WFJ
03/2012
15/07/2012
WFJ PRR
09/2012 09/2012 01/2013 09/2012
01/07/2013 01/01/2013 01/07/2012 01/01/2013
03/2012 09/2012 03/2012 03/2013
15/07/2012 01/07/2013 15/07/2012 01/07/2013
PRR WFJ WFJ MT WFJ WFJ WFJ WFJ WFJ
MT = Management Team
35