Uitgiftedatum: december 2009
Titel: Uitvoering Nummer: 2.1 Pedagogisch beleid Doel: Weergeven van pedagogische inzichten van SKR voor in- en externen Proceseigenaar: Locatiemanagers
Herzieningsdatum: december 2012, juli 2013 Evaluatiedatum: juli 2014
Het pedagogisch beleidsplan van Kinderopvang Roermond vormt de basis van het gevoerde beleid op alle locaties van Kinderopvang Roermond. Elke locatie heeft haar eigen pedagogisch werkplan welke beschrijft hoe het pedagogisch beleid op die locatie wordt uitgevoerd. Het aanbod van Kinderopvang Roermond omvat verschillende vormen van opvang. Elk van deze vormen heeft zijn eigen karakter en daarmee ook zijn eigen pedagogische accenten. Per opvangvorm zijn deze accenten verwerkt in het werkplan van de betreffende locatie. Sommige locaties leggen de nadruk op beweegkriebels, zorgkinderen, participatie van kinderen, taal, beweging of verschillende manieren van spelend leren. Uiteraard speelt de werksoort – kinderdagverblijf, peuterspeelzaal of buitenschoolse (voorschoolse opvang en tussenschoolse) opvang – en de daarbij behorende leeftijd van de kinderen een belangrijke rol in de pedagogische werkwijze. Waarom een schriftelijk vastgelegd pedagogisch beleid bij SKR?
Het pedagogisch beleid maakt onze werkwijze en uitgangspunten inzichtelijk.
In het pedagogisch beleid is duidelijk beschreven welke wijze van pedagogisch handelen in onze organisatie past.
Het pedagogisch beleid ontwikkelt en bewaakt een eenduidige en continue pedagogische kwaliteit in onze kindercentra.
Het pedagogisch beleid maakt pedagogisch handelen van pedagogisch medewerkers - op basis van een ontwikkeld normenkader – toetsbaar en bespreekbaar.
Het pedagogisch beleid biedt ouders de mogelijkheid te kiezen voor een bepaalde manier van opvoeden/ ondersteunen /begeleiden.
Het pedagogisch beleid schept herkenbaarheid voor ”buitenstaanders”.
Het pedagogisch beleid bevordert bewust werken in de kinderopvang en peuterspeelzaal.
Het pedagogisch beleid maakt vroegsignalering met betrekking tot kwetsbare kinderen inzichtelijk.1
Binnen Kinderopvang Roermond hebben we ten behoeve van het kind een model vervaardigd, het “KOEP” model. KOEP staat voor Kids, Organization, Environment, en People (zie figuur 1). 1
Voor het gemak is de tekst in de mannelijke vorm geschreven. Overal waar hij staat, kunt u ook zij lezen. Met ouders worden ook ouder, verzorger(s) of wettelijke vertegenwoordiger(s) bedoeld.
3
KOEP model
K O
E
P
(Kids)
(Organization)
(Environment)
(People)
De zorg voor het spelend lerende kind staat centraal. Ons pedagogisch beleid schept structuur en een klimaat van veiligheid en gezondheid waarbinnen kinderen zich kunnen ontplooien, ontspannen en recreëren in een voor hen uitdagende omgeving welke hun ontwikkeling stimuleert. Onze organisatie houden we zo plat mogelijk waardoor de communicatielijnen kort zijn. De inrichting is gebaseerd op effectiviteit en efficiency. We zijn bij uitstek resultaat- en oplossingsgericht in alle elementen van onze visie. We streven naar een rendabele bedrijfsvoering. Onze financiële positie stelt ons in staat om in continuïteit onze missie te volbrengen. Kinderopvang Roermond bewerkstelligt geografische dekking binnen ons werkgebied ten behoeve van kinderen en levert een bijdrage aan de ontwikkeling en instandhouding van de sociale infrastructuur in Roermond. Daartoe zijn we onder andere actief op het gebied van risicokinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar. We leveren een continue bijdrage aan wijkontwikkeling door het exploiteren van op de wijk gerichte voorzieningen zoals peuterspeelzalen. We ondersteunen het inburgeringproces van allochtonen door het aanbieden van opvang. We verzorgen de toeleiding van 3-jarigen naar primair onderwijs en vervullen een signalering- en adviesfunctie naar de ouders, het primaire onderwijs, de zorgsector en de gemeente. Daarnaast participeren we in werk- en stuurgroepen ten behoeve van beleidsontwikkeling op het terrein van sociale infrastructuur binnen de gemeente. Onze medewerkers vormen ons belangrijkste asset. We zijn professionals met een grote mate van klantgerichtheid. We scheppen arbeidsomstandigheden waarbinnen onze medewerkers optimaal kunnen functioneren en stimuleren hen in hun ontwikkeling door middel van competentiemanagement en employability beleid.
Figuur 1. KOEP model toegepast op Kinderopvang Roermond
4
De opvangvormen binnen Kinderopvang Roermond Kinderopvang Roermond voorziet in verzorging, begeleiding en ondersteuning in de opvoeding van kinderen van nul jaar tot het einde van de basisschooltijd door anderen dan de eigen ouders. Dit gebeurt op een wijze die is aangepast aan enerzijds de tijdsduur per etmaal en de leeftijd van de kinderen, anderzijds aan de behoeften van de ouders. Kinderopvang Roermond biedt daarom de volgende opvangvormen aan; Peuterspeelzaal (2 tot 4 jaar) In de peuterspeelzaal staat het spelen met en het ontmoeten van leeftijdsgenootjes centraal. Binnen een groep kunnen kinderen zich sociale vaardigheden (bijvoorbeeld op elkaar wachten, samen eten, samen delen van speelgoed) eigen maken en in een uitdagende speel- en leeromgeving worden kinderen voorbereid op het basisonderwijs. Er wordt gericht aandacht besteed aan het stimuleren en observeren van de ontwikkeling van de kinderen. VVE-peuterspeelzaal (2 tot 4 jaar) De VVE (Voor- en Vroegschoolse Educatie) peuterspeelzaal biedt net als gewone peuterspeelzalen leer- en speelplezier ter ontwikkeling van het kind, maar richt zich daarnaast op taalstimulering van kinderen uit kanswijken in Roermond met veel bewoners van buitenlandse afkomst. Ook hier wordt gericht aandacht besteed aan het stimuleren en observeren van de ontwikkeling. Taalstimulering en intercultureel werken zijn van wezenlijk belang voor de integratie van kinderen en hun ouders. Kinderdagverblijf (0 tot 4 jaar) Het bieden van lichamelijke en emotionele verzorging en het mede-opvoeden van kinderen staan centraal in deze opvangvorm. Het op een spelende wijze stimuleren van de ontwikkeling en het bieden van diverse spelmogelijkheden is van belang. Daarnaast is er aandacht voor het observeren van de ontwikkeling van de kinderen. Hierdoor is de pedagogisch medewerker in staat zo goed mogelijk in te spelen op de behoeften van het kind. Voor- tussen en buitenschoolse opvang (4 tot 13 jaar) Kinderopvang Roermond biedt opvang voor kinderen voor, tussen en na schooltijd. In de schoolvakanties wordt de hele dag opvang geboden. Binnen deze opvangvorm ligt het accent duidelijk op ontspanning en recreatie. De kinderen kunnen hun tijd naar eigen wensen en keuze invullen. Door het grote aanbod van activiteiten en door de begeleiding van de pedagogisch medewerkers kunnen kinderen zich ontplooien, worden zij zelfstandig en wordt een groepsinteractie gecreëerd.
5
Implementatie van het pedagogisch beleid Door middel van het op schrift stellen van de visie, de pedagogisch uitgangspunten en de doelen wordt kwaliteit nagestreefd. Het versterkt de professionaliteit en maakt het pedagogisch handelen voor alle betrokkenen inzichtelijk. Het pedagogisch beleid biedt grove kaders die richting geven aan het concrete handelen in de dagelijkse praktijk. Er is altijd sprake van een intentie; de dagelijkse praktijk vraagt om aanpassing aan de specifieke situatie van een bepaald moment. Inzichten en ideeën veranderen in de loop van de tijd. Richtlijnen worden na overleg aangepast, wat kan leiden tot wijzigingen in het pedagogisch beleidsplan en het kwaliteitshandboek. Daarmee wordt duidelijk dat het pedagogisch beleid en de uitvoering daarvan het resultaat is van een cyclisch en dynamisch proces. Het pedagogisch beleid van het pedagogisch beleidsplan van Kinderopvang Roermond. Tevens wordt op elke locatie gewerkt met werkinstructies en protocollen op het gebied van ziekte en ongevallen, ontwikkelingsproblemen bij kinderen, zorgkinderen, voedselhygiëne, calamiteiten, seksueel misbruik, kindermishandeling en handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, in het bijzonder medicatieverstrekking en voorbehouden handelingen. Alle pedagogisch medewerkers zijn op de hoogte van de inhoud . Naast het cyclisch en dynamisch proces van de ontwikkeling van het pedagogisch beleid en het handelen volgens dit beleid in de praktijk, wordt het pedagogisch beleid eenmaal per vier jaar getoetst en geëvalueerd door de bestuurder en het managementteam. Eenmaal per jaar worden het pedagogisch beleidsplan en alle aanverwante protocollen geauditeerd door de kwaliteitsfunctionaris. De locatiemanagers zijn verantwoordelijk voor de bewaking van de uitvoering van het handelen in de praktijk volgens het vastgestelde beleid. Hiervoor maken zij gebruik van de pedagogische cirkel en het hieraan gekoppelde toetsingskader. Zie kwaliteitshandboek 2.1.4 Pedagogische cirkel Kinderopvang Roermond en 2.1.5 Toetsingskader. Door middel van periodiek overleg binnen de locaties wordt het pedagogisch handelen besproken. Hiervan worden notulen gemaakt die gehanteerd worden als richtlijnen voor het handelen op de werkplek. Het pedagogisch werkplan wordt opgesteld in opdracht van de locatiemanager door de eerstverantwoordelijke van de locatie of diens plaatsvervanger en eenmaal per jaar ter toetsing aan het pedagogisch beleidsplan voorgelegd aan de locatiemanager en bestuurder. De centrale oudercommissie heeft adviesrecht ten aanzien van de pedagogische werkwijze. Zie kwaliteitshandboek 4.15.2 Reglement Oudercommissie.
6
Leidster-kindratio Binnen Kinderopvang Roermond worden de wettelijke regels nageleefd, zo ook voor het aantal kinderen per pedagogisch medewerker. Deze zijn vastgelegd in de Beleidsregels Kwaliteit Kinderopvang en in de Wet Kinderopvang. Het uitgangspunt voor verantwoorde kinderopvang is een vaste groep met kinderen in een eigen ruimte (de zogenaamde stamgroep, basisgroep), waarbij wel de mogelijkheid bestaat om een combigroepbeleid te voeren. De eigen groepsruimte en combigroepsruimte is een herkenbare en vertrouwde plek voor het kind. De ruimten zijn zodanig ingericht en ingedeeld dat kinderen van verschillende leeftijden zich kunnen ontwikkelen middels prikkelende materialen. In de ruimten wordt een evenwicht geboden tussen veiligheid en uitdaging. Vanuit de eigen groepsruimte heeft een kind de mogelijkheid om in de combigroepsruimte of buitenruimte ervaring op te doen. Een kind kan vanuit de vertrouwde groepsruimte zijn actieradius (reikwijdte; de afstand die door het kind zelfstandig kan worden overbrugd) verbreden en andere ruimten onderzoeken. Wij raden het af om eigen speelgoed of andere spullen van thuis mee te nemen, dit in verband met veiligheid en de kans dat het kwijt raakt of beschadigd. Kinderopvang Roermond is niet aansprakelijk te stellen voor verlies of beschadiging van het eigendom van de kinderen. Peuterspeelzaal Voor de peuterspeelzalen geldt dat er één pedagogisch medewerker en één vrijwilliger aanwezig zijn per vijftien kinderen van twee tot vier jaar. Daarnaast worden zogenaamde ‘tutoren’ ingezet voor zorgkinderen. Binnen Kinderopvang Roermond bestaat een peuterspeelzaalgroep uit maximaal vijftien kinderen. De peuterspeelzalen bieden opvangmogelijkheden voor minimaal twee dagdelen met een mogelijke uitbreiding tot drie dagdelen (indien er geen wachtlijst is). VVE-peuterspeelzaal Voor de VVE peuterspeelzalen geldt dat er twee pedagogisch medewerkers aanwezig zijn per vijftien kinderen van twee tot vier jaar. Daarnaast worden zogenaamde ‘tutoren’ ingezet voor acht uur per groep per week om de kinderen met een zeer beperkte kennis van de Nederlandse taal en/of andere zorgkinderen te begeleiden. Binnen Kinderopvang Roermond bestaat een VVE-peuterspeelzaalgroep uit maximaal vijftien kinderen. De VVE-peuterspeelzalen bieden opvangmogelijkheden voor minimaal twee dagdelen met een automatische uitbreiding van vier dagdelen vanaf drie jaar. Kinderdagverblijf Voor de kinderdagverblijven geldt dat er één pedagogisch medewerker aanwezig is per vier kinderen tot één jaar, één pedagogisch medewerker per vijf kinderen van één tot twee jaar, één pedagogisch medewerker per zes kinderen van twee tot drie jaar en één pedagogisch medewerker per acht kinderen van drie tot vier jaar. Bij kinderen van verschillende leeftijden (in verticale) groepen wordt een gemiddelde berekend, conform de leidsterkindratio. Een pedagogisch medewerker heeft maximaal twee kinderen tot één jaar en vier kinderen van een tot vier jaar onder haar hoede. Een verticale stamgroep bestaat uit maximaal twaalf kinderen waarvan maximaal vier kinderen tussen de nul en één jaar. 7
Voor- tussen- en buitenschoolse opvang Voor de voorschoolse opvang geldt dat er één pedagogisch medewerker aanwezig is per tien kinderen. Binnen Kinderopvang Roermond worden maximaal twintig kinderen opgevangen in een voorschoolse opvanggroep. Voor de tussenschoolse opvang geldt dat er één pedagogisch medewerker en één vrijwilliger aanwezig zijn per groep. Binnen Kinderopvang Roermond worden maximaal 30 kinderen opgevangen in een tussenschoolseopvanggroep. Voor de buitenschoolse opvang geldt dat er één pedagogisch medewerker aanwezig is per tien kinderen van vier tot dertien jaar. Binnen Kinderopvang Roermond bestaat een stamgroep uit maximaal twintig kinderen. Binnen deze stamgroep/ basisgroep is minimaal 1 en zijn maximaal 3 pedagogisch medewerkers aanwezig. Het vier ogen principe Het vierogenprincipe houdt in dat medewerkers in de kinderopvang niet meer alleen op de groep staan, zonder dat een andere volwassene kan meekijken of meeluisteren. Hierdoor wordt de veiligheid in de kinderopvang vergroot. Wij vinden het belangrijk dat kinderen in een veilige omgeving en vertrouwde omgeving worden opgevangen. Het is ook een manier om naast de kinderen, ook ons personeel te beschermen. Wij brengen het principe van vier ogen, vier oren en transparantie op verschillende manieren in praktijk: Het grootste gedeelte van de dag zijn er twee volwassenen op de groep. Wij streven er naar dat er altijd meerdere volwassenen in het gebouw aanwezig zijn. Aan het begin en aan het einde van de dag, tijdens de breng- en haalmomenten, zijn er naast de pedagogisch medewerkers ook veel ouders aanwezig. Pedagogisch medewerkers lopen regelmatig elkaars groepsruimtes binnen om werk gerelateerde zaken te overleggen. De locatiemanager loop regelmatig de groepsruimte binnen, wanneer deze op locatie is. Regelmatig staan de deuren van de groepsruimtes open. Ons combigroep-beleid draagt bij aan het vier ogen principe. Er worden stagiaires (o.a. ouder dan 18) ingezet. We laten deuren naar de verschoonruimtes en kindertoiletruimtes open, wanneer hier gebruik van wordt gemaakt. Ramen en deuren (met ramen er in) laten we zoveel mogelijk vrij, zodat er overal waar mogelijk op de groepen naar binnen gekeken kan worden. Onze omgangsnormen zijn vastgelegd in de beroepscode. Bij signalen van mishandeling door een beroepskracht volgen wij de procedure volgens de Landelijke Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Regels bij combigroep-beleid Kinderopvang Roermond voert aan combigroep beleid. De reden van deze manier van werken, ligt bij de visie dat het voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen positief werkt. De kinderen wennen aan meerdere pedagogische medewerkers en op het moment dat de eigen pedagogisch medewerker ziek of op vakantie is wordt het kind alsnog opgevangen door een voor het kind bekende pedagogisch medewerker en zal het afscheid zonder moeite verlopen. De kinderen van de bovengenoemde werksoorten kunnen bij activiteiten de stamgroep/ basisgroep verlaten, zodat de maximale omvang van een stamgroep/ basisgroep tijdelijk wordt losgelaten. Wel blijft het aantal kinderen per pedagogisch medewerker van kracht, toegepast op het totaal aantal aanwezige kinderen op de locatie. Welke groepen een combigroep vormen staat beschreven in het werkplan per locatie. 8
Pauzebeleid Voor alle opvanglocaties geldt een pauzebeleid. Door pedagogisch medewerkers wordt pauze genomen op een tijdstip dat het rustig en mogelijk is op de groep. Zie kwaliteitshandboek 4.20 Intern reglement roosteren. Pedagogisch medewerkers Iedere groep van de kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang heeft vier à vijf vaste medewerkers. De (VVE)peuterspeelzaalgroepen hebben twee á drie vaste medewerkers. Daarnaast zijn er vaste invalkrachten. De pedagogisch medewerkers beschikken allemaal over de vereiste opleiding, zoals die onder andere is vastgelegd in de CAO. Binnen Kinderopvang Roermond is elke medewerker verplicht een Verklaring Omtrent het Gedrag in te leveren. Ook zijn er per dag voldoende bedrijfshulpverleners aanwezig. Binnen Kinderopvang Roermond wordt gehandeld vanuit het competentiegericht werken. Er is aandacht voor bijscholing op de verschillende terreinen van de kinderopvang. Als er invalkrachten nodig zijn, wordt er zoveel mogelijk geprobeerd deze steeds met een vaste kracht samen te laten werken. Voorop staat dat er voor de kinderen steeds een vertrouwde persoon aanwezig is. Gedurende de openstelling zijn er minimaal twee volwassenen aanwezig. Binnen de locaties is de Nederlandse taal de voertaal. De streektaal Limburgs kan gebruikt worden op momenten waardoor er beter communicatief aangesloten kan worden bij het kind of de ouder. In enkele situaties wordt de pedagogisch medewerker ondersteund door andere volwassenen, zoals groepshulpen, vrijwilligers en/of stagiaires. Zie kwaliteitshandboek 5.6 Beroepspraktijkvorming en 5.12 Vrijwilligersprotocol. Beroepscode Binnen het werkveld geldt er voor pedagogisch medewerkers een zogenaamde beroepscode. Een beroepscode beschrijft hoe je je als beroepsbeoefenaar hoort te gedragen. Een beroepscode is geen beroepsprofiel. De beroepscode is nadrukkelijk bedoeld als middel om de kwaliteit van de beroepsuitoefening in de kinderopvang te bewaken en te vergroten. Bij de toepassing van de beroepscode gaat het tenslotte om de waarborging van de kwaliteit in de meest brede zin van het woord. De werknemersverenigingen zijn betrokken bij de tot stand koming van de beroepscode. Een aantal voorbeelden met betrekking tot deze beroepscode van pedagogogisch medewerkers die werkzaam zijn binnen Kinderopvang Roermond zijn uitgewerkt in het pedagogisch beleid. Meer informatie is terug te vinden in het protocol. Zie kwaliteitshandboek 5.17 Beroepscode.
9
Pedagogische visie
“Spelend lerend staat het kind centraal”
De visie van Kinderopvang Roermond is gebaseerd op aspecten van bepaalde pedagogische stromingen (wetenschappelijke perspectieven). Deze visie is onder andere gekoppeld aan ons kindmensbeeld, de gestelde doelen en onze visie op opvoeding. Dit heeft betrekking op hoe wij kinderen zien en hoe we daar in de praktijk zo goed mogelijk mee om willen gaan. Wij hebben ons hoofdzakelijk laten inspireren door de Geesteswetenschappelijke pedagogiek. Volgens deze pedagogiek moet de betekenis van de opvoeding in de werkelijkheid van de opvoeding zelf worden gezocht. Dat wil voor Kinderopvang Roermond zeggen dat we er van uit gaan dat het kind uniek is. We zien de opvoeding als ontwikkeling van de mogelijkheden van het (individuele) kind, waarbij we inspelen op de belevingswereld van het kind zelf. Ook zijn er enkele raakvlakken met de Kritisch Emancipatorische pedagogiek. Deze theorie wil de bevrijding van mensen uit onderdrukkende verhoudingen bevorderen. Dit wil zeggen dat wij, Kinderopvang Roermond, ons richten op de emancipatie van elk individu, gelijke kansen en de vorming van zelfbewuste zelfstandige kinderen. Verder zijn er enkele overeenkomsten met het Postmodernisme, waarbij uit wordt gegaan van het feit dat er niet één werkelijkheid is. Er is aandacht voor de wereld van het jonge kind. De benadering van kinderen is vooral praktisch (probleemoplossend). Dit houdt ook in dat kinderen, op basis van gelijkwaardigheid, leren omgaan met de diversiteit in onze complexe samenleving. Door deze pedagogische stromingen uit te werken in onze eigen visie en waar te borgen voor een goede uitwerking daarvan in de praktijk willen we een bijdrage leveren aan kwalitatief goede opvang voor kinderen. Visie op mens zijn, de ontwikkeling van kinderen en opvoeden. Voor de één is het belangrijk dat er uit een kind een mens groeit die zelf keuzes kan maken en daarnaar handelt. Voor de ander zijn eerlijkheid en betrouwbaarheid belangrijk. Weer een ander hecht vooral waarde aan loyaliteit aan de familie. Ideeën over de ontwikkeling van kinderen bewegen zich meestal tussen twee uitersten. Het ene standpunt is dat het kind zich vanzelf op eigen kracht ontwikkelt; het andere standpunt is dat het kind voor zijn ontwikkeling afhankelijk is van zijn omgeving. Er zal ingespeeld worden op de behoeften van het kind, hierbij wordt onderzocht of het opvoedkundige accent meer mag liggen op het begeleiden en aanbieden van mogelijkheden of vooral op het sturen, het richting geven aan het ontwikkelingsproces. Hoe je over opvoeden denkt wordt mede bepaald door de cultuur waarin je bent opgegroeid, de tijd waarin je leeft en de manier waarop je zelf bent opgevoed.
Het kind moet kind kunnen zijn! Door ‘spelend leren’ maakt het kind spelenderwijs kennis met de wereld om zich heen.
10
Opvoeden heeft invloed op elk gebied van de ontwikkeling van kinderen, de lichamelijke, verstandelijke en sociaal-emotionele ontwikkeling. Bij de lichamelijke ontwikkeling gaat het om het leren bewegen, zowel de grove als fijne bewegingen. Bij de verstandelijke ontwikkeling staan taal, omgaan met problemen en creativiteit en de zintuiglijke ontwikkeling centraal. De sociaalemotionele ontwikkeling laat zich onderverdelen in persoonlijke vaardigheden zoals zelfinzicht en zelfregulering en sociale vaardigheden zoals inzicht in en omgang met de ander. Bij de geboorte van elk mens zijn een aantal “factoren” o.a. karaktereigenschappen en aanleg bepaald (nature), verder moet nog veel ingekleurd worden en dat kan op diverse manieren (nurture). Bij de ontwikkeling van kinderen is de rol van de opvoeders en de totale omgeving van essentieel belang. Visie op opvoeden Het kind moet kind kunnen zijn (‘spelend lerend’ ontspanning en recreatie staan centraal) Het kind krijgt de ruimte om zich zo optimaal mogelijk te ontwikkelen Het kind wordt gestimuleerd om individueel te groeien Ieder kind wordt gezien als individu, waarbij we primair uitgaan van de mogelijkheden van het kind Zeg wat je doet en doe wat je zegt. Pedagogisch medewerkers binnen Kinderopvang Roermond spelen vooral een begeleidende en signalerende rol, zijn uitnodigend en inspirerend ten aanzien van de ontwikkeling van het kind. Ze creëren een sfeer van warmte en optimisme, met de nadruk op een positieve benadering, waarin ieder individueel kind zich geborgen voelt en zich kan ontplooien. Pedagogisch doel van Kinderopvang Roermond Kinderopvang Roermond biedt de kinderen de mogelijkheid zich optimaal te ontwikkelen binnen de kindercentra. Wij bieden ruimte voor de eigenheid van elk kind, maar tegelijkertijd hanteren wij de normen en waarden die binnen onze kindercentra gelden. Op deze weg willen het kind ondersteunen, zodat het in staat is zich staande te houden op een manier waarmee het zelf tevreden is en waarbij tevens respect is voor de ander. Het pedagogisch handelen is onderverdeeld in een aantal subdoelen: 1. We stimuleren de zelfstandigheid van kinderen. 2. We doen recht aan de eigenheid van elk kind. 3. We voeden het gevoel van eigenwaarde. 4. We leren kinderen omgaan met hun eigen mogelijkheden. 5. We leren kinderen reflecteren op hun eigen gedrag. 6. We belonen en corrigeren (met de nadruk op belonen). 7. We begeleiden de ontwikkeling van het sociale gedrag en stimuleren het sociale gevoel. 8. We leren kinderen vertrouwen te hebben in mensen. 9. We dragen normen en waarden over. 10. We laten kinderen kennis maken met andere waarden en normen en dragen er zorg voor dat ze deze leren respecteren. 11. We leren kinderen omgaan met emoties van kinderen in diverse situaties. 12. We begeleiden de motorische, intellectuele en creatieve ontwikkeling. 11
Vier competenties vanuit de Wet Kinderopvang (2005) Het pedagogisch beleid van Kinderopvang Roermond is gebaseerd op vier competenties zoals ze genoemd worden in het Kwaliteitsconvenant van de branchevereniging MO groep en de Belangenvereniging Ouders in de Kinderopvang (BOINK). Hierbij staan ontwikkelingsmogelijkheden, de veiligheid en de gezondheid van het kind voorop. 1. Sociale veiligheid Het vertrouwen en de mogelijkheden die het kind in de groep krijgt om zichzelf te ontplooien. 2. Sociale competenties De mogelijkheden die het kind heeft of kan ontwikkelen met betrekking tot zijn gedrag en emoties ten opzichte van anderen. 3. Persoonlijke competenties Het “ik”. Karakter, eigen grenzen en erfelijke factoren spelen hierbij een rol. 4. Overdracht van normen en waarden Maatschappij gericht. De wisselwerking tussen het ik en wij of zij, de omgeving. Per competentie heeft Kinderopvang Roermond een aantal speerpunten opgesteld waarmee het pedagogisch beleid in zijn geheel omschreven wordt.
Je zegt iets tegen een kind, zoals je zelf wil dat het tegen jou gezegd wordt.
1. Sociale veiligheid We voeden het gevoel van eigenwaarde. Door recht te doen aan de eigenheid van elk kind wordt het gevoel van eigenwaarde gevoed. Het kind moet het gevoel hebben dat het mag zijn zoals het is en dat het zijn eigen plaats binnen de groep heeft. We zorgen ervoor dat het kind zich veilig en prettig voelt. Bij activiteiten en opdrachten houden we rekening met wat het kind wel en niet kan; we geven het kind de ruimte en tijd en stimuleren het kind om zelf dingen te doen. De nadruk ligt vooral op belonen. Praktijkvoorbeelden: We reageren enthousiast wanneer een kind iets goed gedaan heeft. Bijv. door een aai over de bol te geven of een knipoog, “goed zo” te zeggen of een sticker te geven. Bij de zindelijkheidtraining benaderen we het kind positief waardoor het meer zelfvertrouwen krijgt. Het werkt averechts wanneer een kind “straf” krijgt als het in de broek geplast heeft. We geven het kind de gelegenheid zelf iets uit te proberen. Bijv. schoenen aantrekken, jas aanen uittrekken en aan de kapstok hangen. We laten het kind waar mogelijk zelf kiezen wat het wil doen. We stimuleren elk kind om mee te doen aan groepsactiviteiten, kinderen worden niet gedwongen.
12
We leren kinderen vertrouwen te hebben in mensen. Wanneer een kind een opvanglocatie bezoekt, wordt de kring van mensen om hem heen een stuk groter. Daarmee wordt het vertrouwen in mensen uitgebreid. We bieden kinderen in eerste instantie een vertrouwde omgeving, waar ze zich veilig en geborgen voelen. Belangrijk is om kinderen te leren vertrouwen in zichzelf te hebben en een plek aan te bieden waar ze zich veilig voelen. Zo proberen we kinderen weerbaarder te maken. Pedagogisch medewerkers dragen er zorg voor dat afspraken worden nagekomen en dat er geen dingen beloofd worden die niet waar gemaakt kunnen worden. Mocht dat een keer niet lukken dan is het belangrijk dat duidelijk wordt gemaakt waarom de belofte of afspraak niet nagekomen kan worden. We proberen een zo goed mogelijk voorbeeld te geven en wederzijds vertrouwen op te bouwen. We bieden geborgenheid en affectie, maar ook geduld. We luisteren goed naar kinderen, zowel naar de verbale als non-verbale communicatie. We dragen zorg voor voeding en verzorging. De kinderen kunnen rekenen op het feit dat we ze niet in een onveilige of gevaarlijke situatie zullen brengen, noch lichamelijk, noch psychisch. Praktijkvoorbeelden: We stimuleren kinderen zelf op de glijbaan te klimmen, maar we zijn in de buurt zodat zij erop kunnen vertrouwen dat we helpen indien nodig. We laten kinderen doen wat ze zelf of met de steun van een volwassene kunnen. Bijvoorbeeld door in een andere groep iets te halen leert het kind vertrouwen te hebben in zichzelf en in andere mensen. We komen afspraken met kinderen na zodat ze weten dat ze op ons kunnen vertrouwen. We leren kinderen omgaan met emoties. We geven kinderen de ruimte om hun emotie te uiten, zoals blijdschap, woede en verdriet. Dit proberen we in goede banen te leiden. Met name agressief gedrag proberen we te sturen, zodat kinderen zichzelf of anderen geen pijn doen. We zorgen voor een sfeer van geborgenheid, veiligheid en openheid. We maken samen grapjes en plezier en we troosten bij verdriet of pijn. We laten kinderen voelen dat we, ook als ze boos zijn, om ze geven. Elk kind gaat op een eigen manier met emoties om. Het ene kind uit boosheid en/of frustratie door schoppend en gillend op de grond te gaan liggen. Het andere kind trekt zich huilend terug. Ook blijdschap uiten kinderen op verschillende wijzen. We nemen elk kind serieus en proberen het emotioneel te ondersteunen. Zelfs bij heel jonge kinderen kun je emoties zoals blijdschap, plezier, boosheid en verdriet benoemen, bijvoorbeeld met behulp van een boekje. Bij oudere kinderen zie je dat emoties beter onder woorden gebracht kunnen worden en dat je hier gemakkelijker met de kinderen over kunt praten en dat je samen oplossingen kunt zoeken. Praktijkvoorbeelden: Wanneer een kind zich structureel terugtrekt proberen de pedagogisch medewerkers erachter te komen wat hem dwars zit en eventueel samen een oplossing te zoeken. Wanneer er zorgen zijn, verdriet of pijn, staan de pedagogisch medewerkers klaar met een luisterend oor en troost; er wordt rekening gehouden met de gevoelens van het kind. Wanneer er in de thuissituatie een droevige gebeurtenis heeft plaatsgevonden bijvoorbeeld ‘het overlijden van een dierbare’, dan wordt hier binnen de groep op in gegaan. Hetzelfde gebeurt uiteraard ook bij blije gebeurtenissen zoals geboorte. We gebruiken vaak boeken als hulpmiddel om emoties bespreekbaar te maken. 13
2. Sociale competenties We begeleiden de ontwikkeling van het sociale gedrag en stimuleren het sociale gevoel van de kinderen. Elk kind in de groep is gelijk. We leven in een multiculturele samenleving. Discriminatie wordt niet getolereerd, of dit nu om huidskleur, haarkleur of om postuur en dergelijke gaat. Door elkaar te helpen en te stimuleren leren de kinderen rekening houden met elkaar. Door de specifieke situatie in een opvanglocatie komen kinderen al heel jong in contact met veel andere kinderen en volwassenen. Vooral in een verticale groep leren de kinderen al vroeg rekening te houden met andere leeftijden. Sociaal gedrag, bijvoorbeeld anderen niet storen, netjes eten of op je beurt wachten, is gemakkelijker aan te leren wanneer kinderen zien dat leeftijdsgenootjes en pedagogisch medewerkers het goede voorbeeld geven. Het is belangrijk om de regels binnen de groep duidelijk te maken en dat zowel kinderen als pedagogisch medewerkers zich hieraan houden. Vaak corrigeren de kinderen elkaar zelf al wanneer iemand de regel niet naleeft. Kinderen worden in de groep gestuurd in de omgang met andere kinderen door bijvoorbeeld samenspel, door rekening te houden met elkaar en door beloning en stimulatie. Praktijkvoorbeelden: Bij het eten van fruit leren we de kinderen eerst wachten tot iedereen iets heeft. De kinderen zeggen vaak zelf al “even wachten” wanneer een kind of pedagogisch medewerker per ongeluk in een appel bijt. De oudere kinderen mogen een nieuw pak crackers halen, nadat ze de laatste cracker aan tafel nemen. Indien alle fietsen bezet zijn mogen de kinderen om beurten fietsen, er wordt afgesproken dat elk kind bijvoorbeeld twee rondjes mag fietsen en dat daarna een ander kind op de fiets mag. Wanneer een kind twee kammen pakt om kappertje te spelen en één kam aan een vriendje geeft, belonen we dit door bijvoorbeeld een complimentje te geven. We vragen oudere kinderen om de jongere kinderen te helpen met bijvoorbeeld het aantrekken van de schoenen of bij het maken van een puzzel. We laten kinderen een ruzie eerst zelf oplossen en grijpen pas in wanneer het mis dreigt te gaan of de kinderen om hulp vragen. We bieden geborgenheid en troost wanneer een kind zich niet lekker voelt of verdriet heeft. We bieden veiligheid door de kinderen een vaste structuur aan te bieden in de dagindeling, vaste eet- en slaaptijden.
Elk kind wordt gezien en gerespecteerd als individu
14
3. Persoonlijke competenties We stimuleren de zelfstandigheid van de kinderen. Ieder kind ontwikkelt zijn verstandelijke en lichamelijke mogelijkheden in zijn eigen tempo. Kinderen worden dan ook niet aangesproken op hun beperkingen maar op hun mogelijkheden. Het ene kind is er met anderhalf jaar aan toe te beginnen met de zindelijkheidstraining, terwijl het andere kind daar absoluut nog niet aan toe is. We beginnen al vroeg met het stimuleren van de zelfstandigheid. Bij hele jonge kinderen bijvoorbeeld door ze zelf stukjes brood te laten eten en ze zelf hun beker te laten vasthouden. Hier komen stapsgewijs nieuwe vaardigheden bij, zoals zelf handen wassen, tanden poetsen, uit- en aankleden en kleine boodschappen doen binnen het kinderdagverblijf. De oudere BSO-kinderen mogen, indien ouders hiervoor toestemming geven, zelfstandig naar de winkel in de buurt van de opvanglocatie. We stimuleren kinderen door voorbeeldgedrag en het geven van duidelijke opdrachten. We prikkelen de kinderen tot nieuwe ideeën en stimuleren ze hieraan creativiteit en eigenheid te geven. Het is belangrijk om het geduld op te brengen om dingen die je zelf veel sneller zou kunnen, toch door de kinderen te laten doen (als ze daartoe in staat zijn). Beroepscode met betrekking tot de afstemming op de behoeften en wensen van het kind. De pedagogisch medewerkers stellen, voor zover mogelijk, samen met het kind de behoefte aan verzorging en begeleiding vast. Indien het kind niet geheel in staat is om aan te geven wat het wil, dan overleggen pedagogisch medewerkers met de ouders van het kind. Het kind, hoe jong dan ook, geeft met gedrag signalen af waaruit opgemaakt kan worden dat het kind iets wil. Naarmate het kind ouder wordt, is het beter in staat weloverwogen beslissingen te nemen. De pedagogisch medewerkers gaan daarom in hun professionele beroepsuitoefening in eerste instantie uit van de behoefte van het individuele kind. Op basis van systematische observatie en interpretatie van het gedrag van het kind geven zij invulling aan de verzorging en begeleiding. Daarbij houden zij rekening met de mate waarin het kind verantwoordelijkheid kan dragen voor eigen doen en laten. Ook kan het voorkomen dat ouders een andere begeleiding en verzorging wensen dan het kind en/of de pedagogisch medewerkers willen. Als er verschil van inzicht tussen de pedagogisch medewerkers en kind en/of ouders bestaat over de wenselijke verzorging en begeleiding, dan zullen de pedagogisch medewerkers dit met de ouders en locatiemanager bespreekbaar maken. Zij zullen samen vanuit hun professionaliteit een besluit nemen.
15
Praktijkvoorbeelden: Bij het naar buiten gaan stimuleren we de kinderen om zelf hun jasjes aan te trekken. Indien dit niet lukt, zullen wij altijd bereid zijn te helpen en uit te leggen hoe ze dit wel zelf kunnen leren. Wanneer peuters gaan slapen mogen ze proberen zichzelf uit te kleden, eventueel met hulp van een ander kind. Regelmatig nemen we kinderen mee naar het kindertoilet of het potje als ze dat willen en prijzen de kinderen als er iets gedeponeerd wordt, dit helpt bij de zindelijkheidstraining. Er wordt gestimuleerd, nooit gedwongen! De oudere kinderen van de BSO die willen figuurzagen, hebben geleerd hoe ze de zaag dienen te gebruiken. De eerste keer wordt de activiteit onder begeleiding gedaan, wanneer ze ermee vertrouwd zijn geraakt kunnen ze zelfstandig aan de slag. Wanneer de oudere kinderen die zelfstandig naar de bso locatie mogen komen, door omstandigheden later komen dan de afgesproken tijd moeten ze naar de locatie telefoneren. Zo zijn er tal van voorbeelden te noemen. Het uitgangspunt is dat we kinderen positief stimuleren datgene te doen waar ze aan toe zijn. Nieuwe zaken mogen best mislukken. Kinderen hebben van nature de behoefte om nieuwe mogelijkheden te ontdekken. Op een gegeven moment willen ze niet meer geholpen worden en dat respecteren we. De kinderen die de buitenschoolse opvang bezoeken zijn al vrij zelfstandig. We proberen de kinderen te stimuleren door ze aan te moedigen zich hier steeds een stapje verder in te ontwikkelen. We geven ze verantwoordelijkheden die ze aankunnen en prijzen als iets lukt. We geven de kinderen het gevoel dat ze best fouten mogen maken en bespreken met hun wat ze de volgende keer anders kunnen doen. We doen recht aan de eigenheid van elk kind. We accepteren de kinderen zoals ze zijn, met hun verschillende emoties en hun verschillende verstandelijke en lichamelijke mogelijkheden. Daarnaast houden we rekening met de mogelijkheden binnen de opvanglocatie en de groep waarin het kind verblijft. We proberen de eigenheid van het kind (karakter, temperament, leeftijd, emotionele ontwikkeling) door middel van beloning en correctie te sturen zonder de spontaniteit van het kind uit het oog te verliezen. We vinden het belangrijk om een kind serieus te nemen, om goed naar een kind te luisteren en rekening te houden met de eigen inbreng van het kind. Het welbevinden van elk kind staat hierbij centraal. Praktijkvoorbeelden: We nemen, wanneer daar behoefte aan is, een kind even apart zodat het zijn verhaal kwijt kan en creëren daarbij een veilige omgeving. Een kind vertelt dat het met de helikopter naar oma is geweest. De pedagogisch medewerker speelt dan in op de fantasiewereld van het kind en neemt het kind serieus door bijvoorbeeld te zeggen: “Echt waar? Dat lijkt me wel heel spannend! Hoe is dat gegaan?” We houden rekening met de eigenheid van elk kind als individu. We accepteren dat elk kind per situatie anders kan reageren en laten het in zijn waarde. Zoals bijv. het ene kind in een situatie waarbij het verdrietig is behoefte heeft om getroost te worden en het andere kind dat liever even met rust gelaten wil worden.
16
We leren de kinderen om zich te ontwikkelen vanuit hun eigen mogelijkheden. Kinderen zijn van nature erg nieuwsgierig en hebben de behoefte dingen zelf te ontdekken. We luisteren en kijken goed naar elk kind en bieden prikkels aan. We moedigen ieder individu aan om zich op eigen tempo en eigen kunnen te ontwikkelen en ontplooien. Door het aanbieden van activiteiten laten we het kind kennis maken met zijn eigen mogelijkheden. Er wordt gekeken naar de beginsituatie en van daaruit breiden we stap voor stap de activiteiten uit naar het einddoel, gekoppeld aan het individuele kind. Het kind wordt telkens weer geprikkeld om met voor hem vreemde materialen om te gaan, daardoor wordt het kind gestimuleerd om het geleerde nog verder uit te breiden. Praktijkvoorbeelden: Het spelmateriaal wordt aangepast aan het niveau van het kind. Bijvoorbeeld eerst de Duplo dan de basislego daarna de Lego en dan pas de technische Lego. Wanneer we merken dat een kind interesse heeft voor bepaald materiaal proberen we daarop in te spelen, waardoor de ontwikkeling gestimuleerd wordt. We kijken per individueel kind wat het ontwikkelingsniveau is en vanuit deze mogelijkheden proberen we de ontwikkeling verder te stimuleren. Kinderen kunnen bijvoorbeeld buiten leren fietsen. Eerst op een loopauto, dan op een driewieler en dan op een echte kinderfiets. We begeleiden de motorische, intellectuele en creatieve ontwikkeling. We bieden kinderen de mogelijkheid zich op alle onderdelen van hun ontwikkeling te ontplooien. Door in het aanbod van activiteiten veel variatie aan te brengen, kunnen we de verschillende aspecten van de ontwikkeling regelmatig stimuleren. Motorische ontwikkeling We zorgen dat spelmateriaal voor de ontwikkeling van de grove en fijne motoriek ruimschoots voorhanden is en stimuleren stap voor stap vanaf de babyleeftijd. Materialen voor de ontwikkeling van de grove motoriek zijn o.a. fietsen, het klimrek, de glijbaan en Duplo blokken. Materialen voor de fijne motoriek zijn o.a. kralenplankjes, insteekmozaïek en Knex. We leren kinderen om vertrouwen te krijgen in hun eigen lichaam. Kinderen worden aangemoedigd om elke keer een nieuw stapje te ondernemen, bijvoorbeeld grijpen, omdraaien, kruipen, de eerste stapjes etc. Intellectuele ontwikkeling We bieden kinderen materialen aan waar ze aan toe zijn en proberen hun nieuwsgierigheid te prikkelen. We zingen liedjes, vertellen verhaaltjes en spelen rollen- en fantasiespellen. Creatieve ontwikkeling We zorgen dat er voldoende mogelijkheden en materialen zijn zoals verkleedkleren, verf, knutselspullen en muziekinstrumenten. In de lokalen zijn hoeken gecreëerd die de kinderen de gelegenheid geven op te gaan in hun fantasiespel.
17
4. Overdracht van normen en waarden We laten de kinderen kennis maken met de consequentie van hun gedrag, zowel positief als negatief. We proberen aan te tonen, wat hun gedrag teweeg brengt. Het gaat altijd over het gedrag van het kind, niet over de persoon. Door consequent te zijn weten de kinderen wat wel en niet mag. Aangepast aan de leeftijd van het kind wordt het vertoonde gedrag besproken. Bij de buitenschoolse opvang leren kinderen de consequenties van hun gedrag te aanvaarden door hen verantwoordelijkheden te geven. Wanneer ze rommel maken dienen ze dit zelf op te ruimen. Wanneer ze zich niet aan afspraken houden kan dit consequenties hebben. De kinderen worden beloond wanneer iets goed gaat. Beroepscode met betrekking tot de overdracht van normen en waarden. Elk gezin heeft eigen waarden en normen, elk kind zijn eigen integriteit, die gerespecteerd wordt. De pedagogisch medewerkers houden rekening met deze aspecten en zorgen voor een sfeer waarbinnen elk kind zich thuis voelt. Tijdens het intakegesprek bespreken pedagogisch medewerkers met de ouders welke normen en waarden zij belangrijk vinden. De pedagogisch medewerkers bespreken hoe daar binnen Kinderopvang Roermond mee om kan worden gegaan. Daarbij vinden wij het belangrijk dat het aansluit op onze visie en speelt de praktische haalbaarheid ook een rol. Praktijkvoorbeelden: We spreken af met een ouder, die niet wil dat de kleding van het kind vies wordt, dat het kind ‘speelkleren voor buiten’ mee mag nemen, omdat wij het belangrijk vinden dat kind zich door spel goed kan ontwikkelen. We herinneren een kind aan een afspraak wanneer hij in zijn spel vergeten is dat wat hij doet niet mag. Bijvoorbeeld met de schoenen in de ballenbak. We laten kinderen (aangepast aan de leeftijd) de gevolgen van hun gedrag zien. Bijvoorbeeld wanneer een kind naar het toilet is geweest kan de pedagogisch medewerker zeggen: “Vertel eens aan… (pedagogisch medewerker, mama, papa) wat je gedaan hebt”. Wanneer een kind een ander kind omver duwt benoemt de pedagogisch medewerker aan het kind wat ze gezien heeft. We laten kinderen een doekje halen en opruimen wanneer het geknoeid heeft met bijvoorbeeld limonade, plaksel of verf. We stimuleren de oudere kinderen die zelfstandig naar de BSO locatie komen om hun fiets op slot te zetten en de poorten te sluiten. Corrigeren en belonen Binnen Kinderopvang Roermond ligt in de omgang met kinderen de nadruk op belonen. Door belonen wordt het zelfvertrouwen van het kind en het prettig functioneren in de groep gestimuleerd. Belonen kan door middel van een glimlach, een aai over de bol, complimenten, een sticker, een beloningskaartje en op vele andere manieren. Corrigeren is soms nodig, maar kinderen leren het meest door het zien van gewenst gedrag en het ervaren van een positieve benadering. Het is van groot belang dat pedagogisch medewerkers het goede voorbeeld geven.
18
Praktijkvoorbeelden We belonen een baby die voor het eerst op de buik rolt, kruipt, loopt of uit een tuitbeker drinkt door extra aandacht te geven. We prijzen kinderen die de melk op hebben gedronken, vooral wanneer we weten dat ze het niet zo lekker vinden. We prijzen kinderen als ze samen met ons opruimen voordat we bijvoorbeeld een activiteit gaan doen. Aan “mijlpalen”, bijvoorbeeld voor het eerst op het potje of de wc plassen, zelfstandig veters strikken, het behalen van het zwemdiploma, besteden we aandacht en belonen het gedrag. Wanneer een kind negatief gedrag (bijvoorbeeld: afpakken, een ander kind pijn doen of pesten) vertoont, dan zal dat gecorrigeerd worden. Uiteraard worden lijfstraffen binnen Kinderopvang Roermond niet getolereerd. Voordoen hoe het wel moet en duidelijk aangeven welk gedrag je niet accepteert en waarom niet, is van belang. Het is goed de gevoelens van het kind dat de pijn aangedaan is of werd bespreekbaar te maken. Praktijkvoorbeelden: We waarschuwen kinderen die een ander pijn doen door te zeggen: “Ik vind het niet fijn als je (ongewenste gedrag benoemen) doet, want je doet… (naam slachtoffer) pijn, dat vind ik niet zo lief van jou.” We benoemen ook de consequentie die aan het ongewenste gedrag verbonden is. We waarschuwen een kind dat telkens andere kinderen omver rijdt en als dat niet helpt mag het even niet meer fietsen. We leren het kind dat een ander pijn heeft gedaan om het weer goed te maken door bijvoorbeeld “sorry” te zeggen. We leren kinderen die bijvoorbeeld opzettelijk een puzzel omgooien, dat ze pas aan een andere activiteit mogen deelnemen nadat ze alles opgeruimd hebben. We waarschuwen een ouder kind dat zich niet aan de groepsregels houdt. Mocht de waarschuwing niet helpen wordt daar een consequentie aan verbonden, bijvoorbeeld dat zijn computerbeurt niet door gaat. Het (negatieve) gedrag van het kind wordt afgekeurd, niet het kind als persoon! Hierbij zijn de pedagogisch medewerkers zich bewust van de machtpositie (zowel geestelijk als lichamelijk) en gedragen zich respectvol. Zie kwaliteitshandboek 5.17 beroepscode.
19
Waarden en normen Binnen Kinderopvang Roermond dragen we waarden en normen over. Dit houdt in dat we kinderen leren reflecteren. (Hierdoor leren we het kind terug kijken op het eigen gedrag). Daarnaast laten we ze kennis maken met corrigeren en belonen (waarbij de nadruk ligt op belonen). We dragen normen en waarden over die gelden binnen Kinderopvang Roermond en laten kinderen kennis maken met andere normen en waarden (Op deze manier besteden we aandacht aan het hebben van respect voor elkaar). Deze normen en waarden worden overgedragen zodat de kinderen later een volwaardige rol in de maatschappij kunnen vervullen en ze zich zo volledig mogelijk kunnen ontwikkelen tot individu. Ieder van ons heeft zijn eigen waarden en normen, afhankelijk van de persoonlijke opvoeding en vorming. Zo worden openheid, begrip, op elkaar vertrouwen, solidariteit en fatsoen bevorderd. Dit doen we onder andere door simpelweg het goede voorbeeld te geven. Er zijn een aantal fatsoensnormen waar iedereen zich aan dient te houden. Bijvoorbeeld handen wassen voor het eten, wachten met eten tot iedereen iets heeft en niet met volle mond praten. We stimuleren kinderen elkaar te accepteren zoals ze zijn. Dat schept duidelijkheid en veiligheid. Kinderen wordt duidelijk gemaakt dat we elkaar geen pijn doen. Slaan, aan de haren trekken, bijten en schelden wordt verboden. We proberen alternatieve conflictoplossingen aan te bieden, door bijvoorbeeld te bemiddelen of het weer goed te laten maken. We kunnen kleine kinderen nog niet verantwoordelijk stellen voor hun gedrag. Zij handelen vanuit gevoelens van lust en onlust (sterk gericht op eigenbelang), ze weten nog niet wat ze doen. Zolang alleen lust en onlust het gedrag bepalen, is er nog geen sprake van afwegen, van vrijheid om te kiezen of van verantwoordelijkheid. Angst voor straf of hoop op beloning doen het eerste afwegen ontstaan. Dit is de eerste vorm van geweten. Tot 10 jaar speelt gezag van opvoeders een zeer grote rol. Gehoorzaamheid aan het gezag is dan het belangrijkste motief voor moreel handelen. Rond de leeftijd van tien jaar dringt bij kinderen het besef door dat ze er zelf voordeel van kunnen hebben wanneer ze anderen goed behandelen. Fasen in ontwikkeling besef van normen en waarden Angst voor straf, zoeken naar beloning (peuter/ kleuter) Gehoorzaamheid aan het gezag (kleuter/ basisschoolkind) Eigen voordeel bij goed handelen (basisschoolkind/ prepuberteit) Wat mijn groep vindt, is goed (puber) Regels voor intermenselijk verkeer zijn belangrijk (puber/ adolescent) Rechten en waardigheid van ieders individu respecteren (adolescent/ jongvolwassene) In open gesprekken zoeken naar de hoogste vorm van menselijkheid (volwassene) Praktijkvoorbeelden: We zeggen “alsjeblieft” wanneer we kinderen een boterham aanbieden. We leren een kind “dank je wel” zeggen wanneer het iets krijgt. We leren kinderen dat het speelgoed voor iedereen is en dat er samen mee gespeeld kan worden.
20
We laten kinderen kennis maken met andere normen en waarden en zorgen ervoor dat ze die respecteren. Belangrijk is dat we ons bewust zijn van bestaande vooroordelen over geloof, sociale klasse, sekse en dergelijke. We realiseren ons ook dat we beïnvloed zijn door onze eigen omgeving en de omgeving waarin we opgegroeid zijn. Bij kinderen proberen we actief te voorkomen dat er vooroordelen ontstaan. Binnen Kinderopvang Roermond zijn kinderen van alle gezindten en nationaliteiten welkom. Afhankelijk van de wijken waarin onze opvanglocaties gesitueerd zijn, worden zij bezocht door kinderen met verschillende culturele achtergronden en/ of huidskleur. Bij de ene opvanglocatie is dat wat meer of minder dan bij de andere. Kinderen komen binnen de opvanglocaties in aanraking met verschillende normen en waarden, culturen en milieus. We praten hierover met de kinderen door middel van spelletjes, boekjes en intercultureel spelmateriaal. We proberen ook om de kinderen geen typische mannen- of vrouwenrol op te leggen. Zowel jongens als meisjes kunnen een keuze maken uit hetzelfde speelgoed, we hebben dus geen jongens- of meisjesspeelgoed. Praktijkvoorbeelden: Wij geven Islamitische kinderen geen varkensvlees. We bieden aan kinderen van Jehova’s getuigen aangepaste activiteiten aan, omdat zij geen feesten mee mogen vieren. Bij ons mogen jongens zich verkleden met een jurk en hoge hakken en meisjes mogen vader spelen. Omgaan met pestgedrag Daar waar kinderen samen komen, kan gepest worden. Wij winden het belangrijk dat elk kind, dat onze opvanglocaties bezoekt, zich veilig voelt, zodat het zich optimaal kan ontwikkelen. Wij besteden bewust aandacht aan dit onderwerp, zowel om pestgedrag te voorkomen alsmede om het aan te pakken wanneer er gepest wordt. Onze definitie van pesten luidt als volgt: “Pesten is het systematisch uitoefenen van psychische en/of fysieke mishandeling door een kind of een groep kinderen van één of meer kinderen die niet (meer) in staat zijn zichzelf te verdedigen.’’ Er is een verschil tussen plagen en pesten. Bij plagen is sprake van incidenten. Pesten echter gebeurt systematisch: een aantal keren per week, een keer per week of regelmatig. Plagen Gelijkwaardigheid Wisselend “slachtofferschap” Humoristisch Af en toe
Pesten Machtsverschil Hetzelfde slachtoffer Kwetsend Vaak/voortdurend
Praktijkvoorbeelden: We maken zichtbare, duidelijke afspraken omtrent pesten, voor medewerkers en kinderen. We organiseren ter preventie van pesten een terugkerende themaweek waarin kinderen bewust worden gemaakt van wat pesten is en wat de gevolgen hiervan kunnen zijn. We pakken pestgedrag aan volgens vastgelegde afspraken.
21
Waar kunnen de kinderen terecht met problemen rondom pesten De pedagogisch medewerkers dragen zorg voor een klimaat waarin er geen drempel is voor de kinderen om pestgedrag bespreekbaar te maken. We proberen de kinderen het idee te geven dat ze te alle tijden terecht kunnen bij een pedagogisch medewerker en dat ze serieus genomen worden. Omdat niet alle kinderen zo snel praten over pesten is er op elke locatie een brievenbus aanwezig waarin de kinderen een berichtje kunnen achterlaten over pesten voor de pedagogisch medewerker. Op deze manier willen we de drempel zo laag mogelijk maken. Verantwoordelijkheden en begeleiding De pedagogisch medewerkers hebben een sleutelrol in de aanpak van het pesten, namelijk het signaleren en aanpakken hiervan. Zij zijn de eerstverantwoordelijken voor de aanpak van het pesten. Het is belangrijk dat zij pesten vroegtijdig signaleren en vroegtijdig effectief bestrijden. De pedagogisch medewerkers lichten de ouders in over pestgedrag. Bij de aanpak van pesten zal zowel aan de pester als aan het gepeste kind begeleiding geboden worden. Ook aan de eventuele zwijgende middengroep wordt aandacht besteed. Aanpak begeleiding aan de pester: Praten: we zoeken naar de reden van het ruzie maken/pesten (baas willen zijn, jaloezie, verveling buitengesloten voelen) We wijzen het kind op de ‘algemene groepsregels’. We laten zien wat het effect van zijn/haar gedrag is voor de gepeste. We laten het kind zijn excuses aan aanbieden. We laten het kind inzien welke sterke (leuke) kanten de gepeste heeft. Pesten is niet toegestaan: wij houden ons aan deze regel; corrigeren als het kind wel pest, belonen als kind zich aan de regels houdt. We houden actief contact met ouders om informatie uit te wisselen te overleggen. We proberen ons in te leven in het kind; wat is de oorzaak van het pesten? Oorzaken van pestgedrag kunnen zijn: een problematische thuissituatie, voortdurend gevoel van anonimiteit (buitengesloten voelen), voortdurend in een niet-passende rol worden gedrukt, voortdurend met elkaar de competitie aangaan, een voortdurende strijd om de macht te krijgen. Aanpak begeleiding aan het gepeste kind: We tonen medeleven en luisteren en stellen vragen: hoe en door wie wordt er gepest, hoe reageert het kind zelf, wat doet het kind zelf voor tijdens en na het pesten. We laten het gepeste kind inzien waarom een kind pest. We gaan na welke oplossing het kind zelf wil. We benadrukken de sterke kanten van het kind. We praten met de ouders van het gepeste kind en de ouders van de pester(s). We voorkomen overbescherming van het gepeste kind. Door overbescherming wordt het kind namelijk in een uitzonderingspositie geplaatst, waardoor het pesten toe kan nemen. Aanpak begeleiding aan de middengroep: We stellen pesten aan de orde stellen door een themaweek en door de gemaakte afspraken zichtbaar te maken. We maken pesten bespreek als de situatie hierom vraagt. Hierbij gebruiken we algemene voorbeelden en geen bestaande situatie. We maken deze groep bewust van de gevolgen van pesten (d.m.v. een verhaal, film, toneelstukje etc.).
22
Rol van de ouders Met ouders van het gepeste kind gaan we in gesprek. We bespreken hoe het kan dat het kind gepest wordt? We zoeken naar een afgestemde oplossing waarbij het kind zelf ook aan de slag gaat met zijn sociale ontwikkeling. Wanneer blijkt dat ‘de algemene groepsregels’ niet voldoende zijn om het pestgedrag van het pestende kind te laten stoppen, worden de ouders van dit kind erbij betrokken om samen nieuwe afspraken te maken. Deze worden vervolgens regelmatig geëvalueerd. Zowel de positieve als negatieve gedragingen van het kind komen hierbij aan bod. Wanneer het kind zich niet aan de afspraken houdt zitten hier consequenties aan vast. Communicatie met scholen Pestgedrag op de BSO kan voorkomen doordat er op school al gepest wordt. Doordat er binnen de BSO sprake is van een vrije situatie, met minder structuur dan op school, kan het pestgedrag hier verder gaan. Wanneer een kind gepest wordt op de BSO en zowel de pester als het gepeste kind zitten op dezelfde school dan zal er, na overleg met de ouders, met school gecommuniceerd worden over de aanpak van dit gedrag. Het is dan van belang om het handelen van school en de BSO af te stemmen op één lijn. De afspraken die op school gelden, kunnen dan doorgetrokken worden naar de BSO tijd. Ook deze afspraken worden regelmatig geëvalueerd. Buitenactiviteiten en uitstapjes Kinderen hebben een goed ingerichte ruimte nodig die ze uitnodigt tot spelen, ontdekken en gezellig of rustig samen of alleen te zijn. Buiten is voor jonge kinderen minstens zo belangrijk als binnen. Onze opvanglocaties zijn dan ook allen voorzien van een mooie buitenruimte waar de kinderen “spelend” kunnen “leren” en waar zij geprikkeld worden zich te ontwikkelen. Er gaat altijd een pedagogisch medewerker mee naar buiten om mee te spelen, te observeren en om de veiligheid in de gaten te houden. Door het inrichten van deze buitenruimtes scheppen pedagogisch medewerkers voorwaarden voor veiligheid, welzijn en leren van de kinderen. Deze ruimtes zijn voor kinderen hun leef-, leer- en speelruimte. De buitenruimte nodigt kinderen uit tot verschillende activiteiten in de verschillende seizoenen. Het kan voorkomen dat kinderen, doordat ze buiten spelen, vieze kleren krijgen, bijvoorbeeld modder- of grasvlekken. (Er kunnen eventueel door ouders speciale buitenspelkleren meegegeven worden). Naast het buiten spelen worden er ook uitstapjes gemaakt buiten de opvanglocatie. Een (of meer) van de vaste medewerkers kan bijvoorbeeld met een groepje kinderen naar de bakker, de speeltuin of de kinderboerderij gaan. Het aantal kinderen dat mee gaat is onder andere afhankelijk van de mobiliteit, de leeftijd, het karakter van het kind en de activiteit die ondernomen wordt. Bij grote activiteiten/uitstapjes bijvoorbeeld ‘paaseieren rapen’, waarbij de hele groep de stamgroep verlaat, worden de ouders van tevoren op de hoogte gesteld. Er gaan voldoende begeleiders mee om kinderwagens te duwen en handjes van de kinderen vast te houden. Daarnaast is er voor de kinderen van de BSO vanaf acht jaar de mogelijkheid om (na het opstellen van een persoonlijk contract) buiten de opvanglocatie activiteiten uit te voeren. Zie kwaliteitshandboek 2.8.3 Normering zelfstandig handelen van BSO kinderen vanaf acht jaar.
23
Praktijkvoorbeelden: We bieden kinderen onder professionele begeleiding de mogelijkheid om kennis te maken met de wereld buiten de opvanglocatie, bijvoorbeeld een bezoekje aan de kinderboerderij of speeltuin in de buurt. We bieden kinderen de mogelijkheid om buiten de opvanglocatie onder begeleiding van een vaste pedagogisch medewerker gezellig een ritje te maken met de bolderkar of samen te wandelen in de wijk. We laten kinderen van de BSO (indien ouders daarvoor toestemming geven) (afhankelijk van leeftijd en karakter van het kind) een kleine boodschap halen in de supermarkt in de buurt. Beweegkriebels Spelenderwijs bewegen is, net als de dagelijkse zorg, een voedingsbodem voor een gezond en gelukkig kind. Binnen Kinderopvang Roermond heeft bewegen een vaste plek op de dag. Hierbij maken we onder meer gebruik van “Beweegkriebels”. Dit concept is ontwikkeld door het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB). Pedagogisch medewerkers hebben hiervoor een speciale training gevolgd. We voeren speelse beweegactiviteiten uit met de kinderen, waarbij de uitleg op hen is afgestemd. We gaan in op de behoefte van de kinderen en weten hun “vrije spel” te stimuleren. Uitgangspunten van Beweegkriebels zijn onder andere plezierbeleving, andersoortig materiaal (kranten, bakjes, dozen, ballen, bierviltjes, wasknijpers en linten) en creativiteit. Praktijkvoorbeelden: We zingen en dansen met de kinderen op muziek en stimuleren op deze manier de motorische ontwikkeling en de taalontwikkeling van de kinderen. We laten kinderen tijdens spelactiviteiten kennis maken met verschillende materialen en stimuleren hierbij hun creatieve ontwikkeling. Zo maken we bijvoorbeeld van een krant een hemd om aan te doen. We stimuleren en prikkelen de kinderen om mee te doen met de aangeboden activiteiten door aan te sluiten op hun belevingswereld. Bijvoorbeeld wanneer kinderen ’s ochtend in het vrije spel leeuwen nadoen, maken we er een dierentuindans activiteit van en doen we met de kinderen net alsof we dieren zijn. Elk kind mag dan zelf kiezen welk dier het graag wil zijn. Internet en social media Wij stellen bepaalde grenzen aan computer- en internetgebruik. Kinderen vanaf zeven jaar mogen 15 minuten per opvangmiddag computeren. Onder computeren wordt het gebruik van (spel)computers, tablets en andere digitale entertainmentmiddelen verstaan. Eigendommen van de kinderen zelf blijven tijdens de opvang opgeborgen. Er mag gebruik worden gemaakt van de materialen van de opvanglocatie. Internet mag enkel gebruikt worden om informatie te zoeken voor spreekbeurten of werkstukken. Pedagogisch medewerkers houden hier toezicht op. Tijdens de opvang mag geen gebruik worden gemaakt van email, mits het gebruik voor huiswerk of werkstukken is. Ook het gebruik van social media is tijdens de opvang niet toegestaan.
24
Het kan voorkomen dat er buiten de opvang activiteiten plaats vinden via social media. Het staat kinderen vrij om elkaar buiten de opvang via deze weg op te zoeken. Er is dan sprake van een grijs gebied tussen Kinderopvangroermond en de privésituatie van het kind. Mocht er buiten de opvang sprake zijn van cyberpesten, (seksuele) intimidatie of beschuldiging daarvan, dan zullen wij hiertoe wel maatregelen treffen. Ouders spelen bij de preventie hiervan een belangrijke rol. Zij zullen dan ook bij het afstemmen van de maatregelen betrokken worden. Jaarlijks wordt er op de buitenschoolse opvang een themaweek rondom (cyber)pesten georganiseerd. Op deze manier nemen wij onze verantwoordelijkheid als het gaat om de veiligheid van kinderen, ouders en personeel. Mentorschap Elk kind dat wordt opgevangen bij Kinderopvang Roermond wordt gekoppeld aan een vaste pedagogisch medewerker (mentor) om het verloop van het hechtingsproces te optimaliseren en zorg te dragen voor een vast gezicht voor de ouder(s)/ verzorger(s). Tijdens het intakegesprek zal bekend worden gemaakt wie de mentor zal zijn. Gedurende dit gesprek ontvangt de ouder een exemplaar van het pedagogisch beleid van Kinderopvang Roermond. Ook zal hierbij de wijze van overdracht ter sprake komen, daartoe is een speciaal formulier ontwikkeld. Zie kwaliteitshandboek Richtlijnen intakegesprek KDV/PSZ en Richtlijnen intakegesprek BSO. Kinderen tot één jaar krijgen na iedere dag dat ze zijn opgevangen een schriftje mee naar huis, waarin het verloop van de dag en eventuele bijzonderheden staan beschreven. Eén keer per jaar zal de mentor samen met de ouder(s)/ verzorger(s) een tien minuten gesprek (zie richtlijnen) houden (bij KDV+ "Blij Begin" zal dit twee keer per jaar zijn). Binnen de BSO houdt de mentor het tien minutengesprek met het kind. Zie kwaliteitshandboek, richtlijnen tien minuten gesprek KDV en richtlijnen 10 minutengesprek BSO. Na een wenperiode van ongeveer zes tot acht weken zal er ook een gesprek plaatsvinden. Het is altijd mogelijk om een gesprek aan te vragen wanneer één van de partijen denkt dat dit nodig is. Wanneer er een wisseling van een mentor plaatsvindt wordt er een zorgvuldige overdracht gedaan. Dit wordt van tevoren aangekondigd. Zie kwaliteitshandboek richtlijnen wengesprek KDV/PSZ/BSO. Procesbewaking door middel van signaleren, observeren en verwijzen Binnen Kinderopvang Roermond gaan wij serieus om met signalen van "kwetsbare kinderen" (kinderen die in hun ontwikkeling stagnatie ondervinden door eigen aanleg, gezins- en/of omgevingsfactoren). Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld een handicap, een chronische ziekte, emotionele en/of gedragsproblemen, een ontwikkelingsachterstand of een problematische thuissituatie. Het is belangrijk in de eerste ontwikkelingsfase van kinderen meteen maatregelen te nemen wanneer het vermoeden bestaat dat iets niet helemaal goed verloopt. Hoe eerder gesignaleerd wordt, des te beter kan worden ingespeeld op de individuele behoefte van het betreffende kind. Het belangrijkste uitgangspunt van Kinderopvang Roermond bij de opvang van "kwetsbare kinderen" is de aansluiting bij de mogelijkheden van het kind. Het belang van het kind staat voorop. Per kind wordt in overleg met de ouders/verzorgers afzonderlijk onderzocht of binnen onze locaties de juiste opvang geboden kan worden. Om hiervan een duidelijk beeld te krijgen wordt o.a. geobserveerd aan de hand van observatieformulieren/signaleringslijsten. Zie kwaliteitshandboek Lijsten welbevinden en andere observatie-instrumenten.
25
Wanneer blijkt dat de plaatsing van een kind niet gerealiseerd kan worden volgens de door Kinderopvang Roermond gestelde criteria, dan worden de ouders door- of terugverwezen naar een specialist. Ouders worden in dit geval op de hoogte gesteld waar ze terecht kunnen voor vervolg advies. Een extern deskundige wordt door ons alleen benaderd indien hiervoor door de ouders/verzorgers toestemming wordt gegeven. Deze benadering zal uitgevoerd worden door onze zorgcoördinator. Zie kwaliteitshandboek 5.1 Kerncompetenties/competentieprofielen en functieprofielen. Beroepscode met betrekking tot deskundigheid De pedagogisch medewerkers oefenen hun beroep op basis van deskundigheid uit. Zij kennen de grenzen van hun beroep. Ze handelen bewust op grond van kennis en ervaring die in de opleiding en praktijk zijn opgedaan. Zij verwoorden hun handelen en maken het bespreekbaar vanuit die kennis en ervaring. Praktijkvoorbeeld: Wanneer een kind opvallend gedrag vertoont in de groep, kan de pedagogisch medewerker op basis van haar kennis over ontwikkelingsfasen een inschatting maken of en hoe gereageerd kan worden. De pedagogisch medewerker weet waar de grens ligt van haar verantwoordelijkheid. In een situatie waar specifieke vaardigheden nodig zijn, die de deskundigheid van de pedagogisch medewerker overstijgen, geeft de pedagogisch medewerker dit aan bij de locatiemanager. Zij verwijst dan, in overleg met de ouders, naar andere deskundigen binnen of buiten de organisatie, bijvoorbeeld voor het stellen van een medische of gedragskundige diagnose. Oudercontacten Wij willen graag zorg dragen voor een zo goed mogelijke afstemming tussen thuissituatie en opvang en overdracht aan de ouders. De opvoeding van de kinderen wordt met de ouders gedeeld. De pedagogisch medewerkers zijn professioneel betrokken bij de zorg voor de kinderen. Dit is merkbaar in sfeer en dienstverlening. We nemen de verantwoordelijkheid voor de zorg die ons is toevertrouwd. Hierbij stellen we het belang van het kind voorop (kind centraal). Daarnaast proberen we zo goed als mogelijk aan de wensen van de klant tegemoet te komen. Partnerschap noemen we dat. De pedagogisch medewerkers bevorderen een open opvoedklimaat door middel van het stellen van vragen en het bieden van ondersteuning. Het doel hiervan is: Beter aansluiten bij de ontwikkeling van het kind. Samen met de ouders op één lijn zitten met betrekking tot de omgang met het kind. Opvoedingsondersteuning bieden binnen de mogelijkheden van Kinderopvang Roermond. (Eventueel ondersteunen in de weg naar ketenpartners). Oudercontacten zijn een voorwaarde om te komen tot een goede afstemming tussen de thuissituatie en de opvang, zodat de opvoeding van de ouder en de pedagogisch medewerkers zo goed mogelijk op elkaar aansluiten (o.a. dagritme, eetgewoonten en slaaptijden). Wij willen ouders graag het vertrouwen geven, zodat zij hun kind met een gerust hart over dragen aan de opvoeding in onze kindercentra. Dit doen we o.a. door regelmatig informatie uit te wisselen. Kinderopvang is een verbreding van de opvoedsituatie. De kinderen krijgen te maken met meerdere opvoeders (pedagogisch medewerkers) en een andere omgeving met andere mogelijkheden. Het contact met ouders vindt plaats tijdens het brengen en halen van kinderen en tijdens oudergesprekken. Tijdens breng- en haalmomenten zal een overdracht gedaan worden. 26
De ouder krijgt de gelegenheid om bijzonderheden of wensen door te geven of om gezellig even een praatje te maken. De pedagogisch medewerker zal de ouder aan het einde van de dag/het dagdeel op de hoogte brengen van de bijzonderheden en activiteiten die het kind die dag heeft meegemaakt. Daarnaast is er van elke groep op een white-board te zien wat de dagactiviteiten zijn geweest. Ook het rooster van de pedagogisch medewerkers is zichtbaar, zodat elke ouder te allen tijde kan zien door wie zijn/haar kind op de betreffende dag opgevangen wordt. Daarnaast hebben ouders inzage in het Kwaliteitshandboek en in het inspectierapport van de GGD en klapper openbaarmaking informatie t.b.v. belanghebbenden. Overdracht intern en extern Binnen Kinderopvang Roermond maken we gebruik van overdrachtsformulieren. Het gebruik van een overdrachtsformulier vraagt om een zorgvuldige omgang met de geregistreerde gegevens. De ouders worden bij de intakeprocedure geïnformeerd dat er voor alle kinderen een overdrachtsformulier wordt ingevuld bij de overgang naar de basisschool en/of andere interne opvanglocatie, indien zij hiervoor toestemming geven. Het overdrachtsformulier wordt dan door ons naar de basisschool of interne opvanglocatie geleid. Het in/externe overdrachtsformulier bevat verschillende soorten gegevens die relevant zijn om over te dragen naar het basisonderwijs. Het formulier vermeldt feitelijke achtergrondgegevens. Dit zijn gegevens over Kinderopvang Roermond en de pedagogisch medewerker die het overdrachtsformulier heeft ingevuld, gegevens van het kind en informatie over de plaatsing van het kind, gegevens over de ontwikkeling van het kind ( op het gebied van de sociaal-emotionele ontwikkeling, het speelgedrag, de spraaktaalontwikkeling, de motorische ontwikkeling en de redzaamheid) en eventuele opmerkingen van pedagogisch medewerkers. Intern is er ook sprake van een overdracht voor de pedagogisch medewerkers onderling (over het verloop van de dag), zodat zij op een voor het kind zo prettig mogelijk manier de dag kunnen voortzetten, wanneer zij pas ’s middags beginnen met werken. Voor kinderen tot één jaar wordt in een schriftje het verloop van de dag beschreven, zodat de ouders op de hoogte blijven. Beroepscode met betrekking tot het omgaan met vertrouwelijke informatie. In het algemeen verstrekt de pedagogisch medewerker alleen informatie aan anderen die voor de directe beroepsuitoefening van belang is. Tijdens de beroepsuitoefening krijgen pedagogisch medewerkers informatie van en over het kind en de ouders. Veel van die informatie is niet direct van belang voor de verzorging en begeleiding van het kind. De pedagogisch medewerkers bewaken dat er geen gegevens verzameld worden die niet belangrijk zijn voor de beroepsuitoefening.
Je zegt iets tegen een kind, zoals je zelf wil dat het tegen jou gezegd wordt.
27
Slotwoord Het pedagogisch beleid is zowel van toepassing op de kinderdagverblijven, de buitenschoolse opvang als op de peuterspeelzalen. Afhankelijk van de individuele ontwikkeling van het kind, de opvangvorm en de mogelijkheden die de groepsopvang biedt, wordt dit in de praktijk ingevuld. Essentieel is dat dit in nauw overleg met de ouders gebeurt. Zonder samenwerking tussen ouders en kinderopvang ten behoeve van het welbevinden van het kind is een goede opvang van kinderen niet mogelijk. Kinderopvang is een verbreding van de opvoedingssituatie, waar kinderen te maken krijgen met meerdere verzorgers en een andere omgeving met andere mogelijkheden. Wij werken samen met andere organisaties zoals bijvoorbeeld Jeugdgezondheidszorg en diverse basisscholen. Kinderopvang Roermond creëert een zo uitdagend mogelijke speel- en leeromgeving voor kinderen, waarbij we steeds uitgaan van de mogelijkheden van het kind. De kinderen die dat nodig hebben bieden wij, in overleg met de ouders, extra ondersteuning. Indien nodig adviseren en verwijzen we door naar gespecialiseerde hulp. Deze ketenpartners zijn terug te vinden in onze sociale kaart. Zie kwaliteitshandboek 2.10 Zorgkinderen, 2.10.1 Ontwikkelingsproblemen bij kinderen, 2.10.2 Stappenschema, 2.10.3 Invulformulier voor het verhelderen van vragen, twijfels, zorgen rond de ontwikkeling of het gedrag van het kind.
28