Dank “IJdelheid der ijdelheden, zegt de Prediker, ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid. Wat voordeel heeft den mensch van al zijnen arbeid dien hij arbeidt onder de zon? Het eene geslacht gaat en het andere geslacht komt, maar de aarde staat in eeuwigheid” (Verzen 2-4)
Ten tijde van de start van het Meaning Of Working project, de zeventiger jaren van de vorige eeuw, was een dissertatie een boek in het Nederlands. Een boek met een inleiding, een middendeel, een conclusie en een dankwoord. Een dissertatie was een logisch opgebouwd, consistent en samenhangend geheel, en Nederlands was dus in de regel de voertaal. Wanneer de promovendus (te) veel moeite had om een dergelijk omvangrijk werkstuk te voltooien, dan werd er, na vaak veel vergeefse pogingen, ten einde raad genoegen genomen met een bundeling van een aantal artikelen. Een dergelijke opzet was echter duidelijk tweede keus. Een zwakte bod. Tegenwoordig is de situatie geheel anders. Een dissertatie bestaat bij voorkeur uit een bundeling van een aantal artikelen. En in plaats van Nederlands is Engels de voertaal. Aan sommige universiteiten is het inmiddels zelfs niet meer toegestaan om een dissertatie in het Nederlands te schrijven. Mijn eerste dank gaat daarom uit naar de Vrije Universiteit en de afdeling Sociale en Organisatiepsychologie die deze mogelijkheid nog wel bieden. Daarna wil ik in het bijzonder een woord van dank uitspreken richting Rob van der Kooij en Pieter Drenth. Aan het eind van mijn studie Arbeids- en Organisatiepsychologie hebben zij mij de mogelijkheid geboden om kennis te maken met het MOW-project, geleerd wat onderzoek doen inhoudt en de kans gegeven mijn toentertijd weinig florissante financiële situatie enigszins te verbeteren.
De
data
die
ik
samen
met
hen,
en
de
hulp
van
vele
studentenquêteurs, in 1982 en 1983 heb kunnen verzamelen vormen nu de basis van dit promotieonderzoek. Dank in dit verband ook aan Rie Claes die zo vriendelijk was om de oorspronkelijke, in Nederland verloren gegane data, vanuit België op te sturen. Veel dank ben ik ook verschuldigd aan de Stichting voor Toegepaste Psychologie en de leiding van LTP. Dankzij hun financiële bijdrage was het mogelijk om vijfentwintig
jaar
later
wederom
een
steekproef
uit
de
Nederlandse
beroepsbevolking te vragen naar de betekenis die werken voor hen heeft. Arjan Eleveld en mijn collega’s, wil ik bedanken voor de actieve bijdrage die zij geleverd hebben, bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van de Princess Diana. Vele collega’s waren bereid om een van de conceptversies van de vragenlijst in te
137
vullen en te becommentariëren. In het bijzonder geldt deze dank Brigitte Vergouw en Rob van Dijk. Hun hulp was onmisbaar bij de analyse van de data en het wegwijs raken in de soms onoverzichtelijke oude databestanden uit de beginjaren van het MOW onderzoek. Wanneer de statistiek ons drieën voor onoverkomelijk problemen plaatste, of wanneer de bijzondere vorm van de Princess Diana leidde tot complexe vragen aangaande een juiste scoring van de antwoorden, dan was het de onvolprezen Peter Dekker op de Vrije Universiteit die uitkomst bood. Zo als voor zo velen voor mij was hij onmisbaar bij het oplossen van methodologische en statistische vraagstukken. Veel dank ben ik verschuldigd aan mijn beide promotoren Henk/Onno van der Flier en Paul Koopman. Ik heb jullie positieve, opbouwende opstelling enorm gewaardeerd. Ik heb ook voortdurend het gevoel gekregen dat jullie begrip hadden en hielden wanneer mijn drukke baan bij LTP gecombineerd met een deeltijds detachering bij de VU, het onderzoek en het schrijven weer eens in de weg stonden, en wanneer zaken weer eens langer duurden dan ik had toegezegd. Heel veel dank daarvoor. Dank ook aan de leden van de promotiecommissie: prof.dr. H.J. Achterhuis, prof.dr. M.Ph. Born, prof.dr. P.J.D. Drenth, prof.dr. J. Paauwe en prof.dr. L.E.C. van der Sluis. Ik heb de bijdrage van u allen zeer waardevol gevonden, juist de uiteenlopende achtergrond van u allen heeft gezorgd voor een heel rijke inbreng. Bijzondere dank geldt Irene Lehnkering. Haar oog voor details heeft mij voor vele fouten behoed. Mijn paranimfen, Renee van Luijk en Annemarieke Hoevers, wil ik danken voor hun bereidheid mij tot aan het 'Hora est' de nodige bijstand te bieden. Dank tenslotte ook aan familie en vrienden die belangstelling toonden en bleven tonen, die mijn gelamenteer doorstonden en die zich ongetwijfeld soms afvroegen waarom een onderzoeker van het arbeidsethos kennelijk zelf zo veel moeite had om het arbeidsethos op te brengen dat noodzakelijk is om een promotieonderzoek met een zekere voortvarendheid af te ronden.
138
LITERATUUR Achterhuis, H. (1984). Arbeid, een eigenaardig medicijn. Baarn: Ambo. Adams, J.S. (1965). Inequity in social exchange. In: Berkowitz, L. Advances in experimental social psychology. Volume 2. New York: Academic Press. Anthony, P.D. (1977). The ideology of work. London: Tavistock. Applebaum, H. (1992). The concept of work. Albany: State University of New York Press. Arendt, H. (1958). The human condition. Chicago: The University of Chicago Press. Arvey, R.D., Harpaz, I., & Liao, H. (2004). Work centrality and post-award work behavior of lottery winners. The Journal of Psychology, 138 (5), 404- 420. Ashton, M.C., Lee, K., Vries, R.E. de, Perugini, M., Gnisci, A., & Sergi, I. (2006). The HEXACO model of personality structure and indigenous lexical personality dimensions in Italian, Dutch, and English. Journal of Research in Personality, 40, 851-875. Bakas, A., & van der Woude, M. (2010). De Toekomst van Werk. Utrecht/Amsterdam: PiCompany. Bartram, D. (2005). Computer Based Testing and the Internet, in: Evers, A., Anderson, N. & Voskuijl, O. Handbook of Personnel Selection. Malden: Blackwell Publishing. Beder, S. (2000). Selling the work ethic. London: Zed Books Ltd. Beerling, R.F. (1963). Arbeid, vrije tijd en creativiteit. Den Haag: Servire.
145
Bendix, R. (1977). Max Weber. An intellectual portrait. Berkeley: University of California Press. Bern, D.J. (1970). Beliefs, Attitudes, and human affairs. Belmont: Brooks/Cole. Borchert, M., & Landherr, G. (2009). The changing meanings of work in Germany. Advances in Developing Human Resources, March 3, 1 -14. Botton, Alain de (2009). Ode aan de arbeid. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Atlas. CBS; http://www.cbs.nl Cipolla, C.M. (1980). Before the industrial revolution. European society and economy, 1000 - 1700. London: Methuen. Cook, M. (2009). Personnel Selection. Adding value through people. Chichester: John Wiley & sons. Costa, P.T, & McGrae, R.R. (1992). Normal personality assessment in clinical practice; the NEO Personality Inventory. Psychological Assessment, 4, 5 – 13. Damen, B. (2007). Leiderschap en motivatie. Assen: Koninklijke van Gorcum B.V. Defoer, H.L.M., et al. (1982). Tekst en uitleg. Catalogus Rijksmuseum Het Catharijnenconvent. Utrecht: Stichting Het Catharijnenconvent. Deutsch, M. & Krauss, R.M. (1965). Theories in social psychology. New York/London: Basic Books. Drenth, P.J.D. (1983). Centraliteit van werken. Rede uitgepsorken ter gelegenheid van de honderdste dies natalis de Vrije Universiteit.
146
Amsterdam, VU Boekhandel/Uitgeverij. Drenth, P.J.D., Kooy, R. van der, & Luijk, F. van (1983). The meaning of working. Amsterdam: The free university press. Dostojewski, F.M. (1957). Aantekeningen uit het ondergrondse. In: Verzamelde Werken. Amsterdam: Van Oorschot. Edgell, S. (2006).The Sociology of Work. Continuity and change in paid and unpaid work. London: Sage publications. Eeden, F. van (1957) Waarom werkt gij? Toespraak gehouden op 14 maart 1899. In: Boon, K.G. et al.; Het boek van de arbeid. Amsterdam: De Arbeiderspers. Elias, N. (1982). Het Civilisatieproces. Sociogenetische en psychogenetische onderzoekingen. Utrecht/Arnhem: Aula. Engels, F. (1969). The condition of the working class in England. London: Granada. England, G.W. (1991). The Meaning of Working in the USA: recent changes. European Journal of Work and Organizational Psychology, 1:2, 111-124. Ester, P., & Halman, L. (1994). De cultuur van de verzorgingsstaat: een sociologisch onderzoek naar waardeoriëntaties in Nederland. Tilburg: Tilburg University Press. Evers, A., Anderson, N., & Voskuijl, O. (2005). The Blackwell handbook of personnel selection. Malden: Blackwell. Festinger, L. (1957). A theory of cognitive dissonance. Stanford: Stanford University Press.
147
Finemann, S. (1977). The achievenment motive construct and its measurement. Where are we now? British Journal of Psychology, 68, 1-22. Foucault, M. (1977). Discipline and Punish. The birth of the prison. London: Penguin Books. Friedman, E.A., & Havighurst, R.J. (1954). The meaning of work and retirement. Chicago: The university of Chicago press. Fromm, E. (1952). De angst voor de vrijheid. Utrecht: Bijleveld. Furnham, A. (1990). The Protestant Work Ethic. The psychology of workrelated beliefs and behaviours. London/New York: Routledge. Furnham, A. (1992). Personality at work. The role of individual differences in the workplace. London: Routledge. Galan, C de (1980). Arbeid en niet-arbeid. Deventer, Kluwer. Geurtsen, T. (1987). Nachtmerries op een duivels oorkussen. Amsterdam: doctoraalscriptie UvA. Goff, J. Le (1987). De cultuur van middeleeuws Europa. Amsterdam: Wereldbibliotheek. Goldthorpe, J.H., Lockwood, D., Bechhofer, F., & Piatt, J. (1968). The affluent worker: industrial attitudes and behaviour. London: Cambridge University Press. Gontsjarow, G.A. (1958). Oblomow. Amsterdam: Van Oorschot. Gorz, A. (1985). Paths to paradise. On the liberation from work. London/Sydney: Pluto Press.
148
Hakim, C. (2000). Work-lifestyle Choices in the 21st Century. Oxford: Oxford University Press. Halman, L., & Luijkx, R. (2002). Arbeid in beweging. In: Verhaar, K. (ed.) Sociale verkenningen, nr. 4. 43-62. Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Halman, L., Luijkx, R., & Zundert, M. van (2005). Atlas of European Values. Leiden: Brill. Hamaker, H.G. (red.) (1981). Arbeid, beroep en samenleving. Assen: Van Gorcum. Harpaz, I. (1988). Variables affecting non-financial employment commitment. Applied Psychology; An International Review, 37, 235-248. Harrison, J.F.C. (1984). The common people. London: Fontana. Heilbroner, R.L. (1977). De ontwikkeling van de economische samenleving. Utrecht/Amsterdam: Het Spectrum. Heinen, A., Jehoel-Gijsbers, G., & Zanders, H. (1980). Arbeid ter discussie. Tilburg: IVA. Heuts, P. (1988). Werklozen op overlevingstocht. Vrij Nederland, Kleurenbijlage, 2, 7. Hoekstra, H.A., Ormel, J., & Fruyt, F. de (1996). De NEO-pi-R. Lisse: Zwets & Zeitlinger. Holvoet, M. (1984). The Construction of the MOW indices and pattern variables including tests on the reliability and external validity. Gent: Rapporten van het Laboratorium en Seminarie voor toegepaste psychologie, Rijksuniversiteit Gent. Houcke, S. van (1982). Werken is niet leuk. Amsterdam: Pamflet.
149
Jackson, D.N. (1967). Personality Research Form Manual. New York: Goshen Research Psychological Press. Jager, O. (1974). Bevrijde tijd. Wageningen: Zomer & Keunig. Kaplan, H.R. (1988). Gambling among lottery winners; before and after the big score. Journal of Gambling Behavior, 4 (3), 171-182. Kaplan, H.R., & Tausky, C. (1974). The meaning of work among the hard-core unemployed. Pacific Sociological Review, 17 (2), 185-198. King, W.C., Miles, E.W. (1995). A quasi-experimental assessment of the effect of computerizing noncognitive paper and pencil measurements. A test of measurement equivalence. Journal of Applied Psychology, 80, 6, 643-651. Koopman, P.L. (1999). Tussen flexibilisering en binding: een lastig dilemma. Bijdrage voor het colloquium 'Veranderingen in arbeid, arbeidsmarkt en arbeidsorganisaties'. Eindhoven: BeNeLux-Universitair centrum. Technische Universiteit Eindhoven. Koopman, P.L., Kolk, N.J., Luijk, F. van, & Muijen, J.J. van (2000). Boven het maaiveld. Amsterdam: Academic Service. King Jr, W.C., & Miles, E.W. (1995). A Quasi-Experimental Assessment of the Effect of Computerizing Noncognitive Paper-and-Pencil Measurements: A Test of Measurement Equivalence. Journal of Applied Psychology, 80, 6, 643-651. Kuczynski, J. (1975). Het ontstaan van de arbeidersklasse. Nijmegen: SUN. Kwant, R.C. (1959). Het arbeidsbestel: een studie over de geest van onze samenleving. Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum.
150
Lafargue, P. (1974). Het recht op luiheid. Amsterdam: De Arbeiderspers. Landis, J.R., & Koch, G.G. (1977). Application of hierarchical kappa-type statistics in assessment of majority agreement among multiple observers. Biometrics, 33, 2, 363-374. Latham, G., & Budworth, M. (2006). The study of employee motivation in the 20th century. In: Koppes, L. (ed.). Historical perspectives in industrial-organizational psychology: The first hundred years. Mahwah NJ: Lawrence Erlbaum. Lautenschlager, G.J., & Flaherty, V.L. (1990). Computer administration of questions: More desirable or more social desirability? Journal of Applied Psychology, 75, 310-314. Lemaire, T. (1976). Over de waarde van kulturen. Baarn: Ambo. Lemaire, T. (2010). De val van Prometheus. Over de keerzijden van de voortuitgang. Amsterdam: Ambo. Lipsey, M.W., & Wilson, D.B. (2001). The role of method in treatment effectiveness research: evidence from meta-analyses. Psychological Methods, 6(4), 413-429. Littler, C.P. (ed.) (1985). The experience of work. Aldershot: Gower. Locke, G.A., Saari, L.M., Shaw, K.N., & Latham, G.P. (1981). Goal settings and task performance. Psychological Bulletin, 90, 125-152. Luijk, H. van (2000). Integriteit en verantwoordelijkheid in beroep en bedrijf. Meppel: Boom.
151
Maanders, K. et al. (1985). De Staats-greep op het onbetaalde werk. Utrecht: uitgeverij onbekend. Marcuse, H. (1964). One dimensional man: studies in the ideology of advanced industrial society. Boston: Beacon. Marx, K. (1972). Het kapitaal. Bussum: De Haan. Maslow, A.H. (1943). A theory of motivation. Psychological Review, 50, 370-396. McClelland, D., Atkinson, J.W., Clark, R.A., & Lowell, E.A. (1953). The Achievement Motive. New York: Appleton-Century-Crofts Inc. McClelland, D. (1987). Human Motivation. New York: Cambridge University Press. McDonald, L.G., & Robinson, P. (2009). A Colossal Failure of Common Sense. The inside story of the Collapse of Lehman Brothers. New York: Random House. McGrath, A.E. (1994). Johannes Calvijn. Verlicht hervormer of vormgever van een orthodox keurslijf? Baarn: Tirion. Mead, A.D., & Drasgow, F. (1993). Equivalence of Computerized Paper-andPencil cognitive ability tests: a Meta-analysis. Psychological Bulletin, 114, 3, 449-458. Meade, A.W. (2004). Psychometric problems and issues involved with creating and using ipsative measures for selection. Journal of Occupational and Organizational Psychology, 7, 531-551. Merquior, J.G. (1985). Foucault. London: Fontana Press/Collins.
152
Miner, J.B. (1964). Scoring Guide for the Miner Sentence Completion Scale. Atlanta: Organizational Measurement Systems Press. Mischel, W. (1971). Introduction to personality. New York/London: Holt, Rinehart and Winston. Misumi, J. (1993). Attitudes to Work in Japan and the West. Long Range Planning, 26, 4, 66-71. MOW International Research Team (1987). The Meaning of Working. London: Academic Press. Morse, N.C., & Weiss, R.S. (1955). The function and meaning of work and the job. American Sociological Review, 20, 1 9 1 - 1 9 8 . Murray, H. (1938). Explorations in personality. New York: Oxford University Press. Nemeth, C. (1974). Social Psychology. Chicago: Rand McNally. Peters, J., & Pouw, J. (2005). Intensieve mensenhouderij. Hoe kwaliteit oplost in rationaliteit. Schiedam: Spectrum. Pieterson, M. (red.) (1984). Het technisch labyrint. Amsterdam: Boom Meppel. Ploeg, R. van der, & Zinkstok, R. (1986). Wij zijn allen arbeiders. Baarn: Ambo. Regt, A. de (1993). Arbeidersgezinnen en beschavingsarbeid. Ontwikkelingen in Nederland 1870-1940. Amsterdam: Boom. Rifkin, J. (1996). The End of Work. New York: Jeremy P. Tarcher/Putnam Book.
153
Rosenfeld, P., Booth-Kewley, S., Edwards, J.E., & Thomas, M.D. (1996). Responses on Computer Surveys: Impression Management, Social Desirability, and the Big Brother Syndrome. Computers in Human Behavior, 12, 2, 263-274. Roszak, T. (1969). The making of a counter culture. New York: Doubleday. Roy Ladurie, E. Le (1984). Montaillou. Amsterdam: Bert Bakker. Rubin, L.B. (1976). Pijn en moeite. Baarn: Ambo. Ruiz-Quintanilla, S. A., & England, G.W. (1996). How working is defined: structure and stability. Journal of Organizational Behavior, 17, 515-540. Ruiz-Quintanilla, S. A., & Wilpert, B. (1991). Are Work Meanings Changing? European Work and Organizational Psychologist, 1 (2/3), 91- 109. Sahlins, M. (1972). Stone age economics. London: Tavistock. Shackmann, W. (2006). De proefkolonie. Vlijt, vaderlijke tucht en het weldadig karakter onzer natie. Amsterdam: Mouria. Schama, S. (1988). Overvloed en onbehagen. Amsterdam: Contact. Schnabel, P. (2000). Een sociale en culturele verkenning voor de lange termijn. In: CPB en SCVP; Trends, dilemma’s en beleid: essays over ontwikkelingen op de lange termijn. Den Haag: SDU. Schor, J.B. (1991). The overworked American. The unexpected decline of leisure. New York: Basic Books. 154
Schouten, M. (1978). Werk. Amsterdam: De Arbeiderspers. Sennet, R., & Cobb, J. (1972). The hidden injuries of class. Cambridge: Cambridge University Press. Sennet, R. (2006). The culture of new Capitalism. New Haven: Yale University Press. Smit, J. (2008). De Prooi. Blinde trots breekt ABN AMRO. Amsterdam: Prometheus. Snels, G. (1975). Arbeidsethos en arbeidersethos (deel 1). Internationale Korrespondentie, 6, 56-77. Snels, G. (1976). Arbeidsethos en arbeidersethos (deel 2). Internationale Korrespondentie, 7, 32-59. Snir, R. & Harpaz, I. (2002). To work or not to work; non-financial employment commitment and the social desirability bias. The Journal of Social Psychology, 142, 635-644. Spangler, W.D. (1992). Validity of questionnaire and TAT measures of Need for Achievement. Two meta-analyses. Psychological Bulletin, 112, 140-154. Stahl, M.J. (1983). Achievement, power and managerial motivation: selecting managerial talent with the job choice exercise. Personnel Psychology, 36, 4, 775 – 789. Steers, R., & Braunstein, D. (1976). A behaviorally-based measure of manifest needs in work settings. Journal of Vocational Behavior, 9, 251 – 266. Stonier, T. (1983). The wealth of information: A profile of the post-industrial Economy. London: Methuen. Storig, H.J. (1972). Geschiedenis van de filosofie.
155
Utrecht: Het Spectrum. Strien, P.J. van (1978). Om de kwaliteit van het bestaan. Meppel/Amsterdam: Boom. Stroink, P.L., & Andries, F. (1975). LTS-ers aan de slag: eerste indrukken van een lopend onderzoek. I n : Gils, M.R. van, et al. Werken en niet werken in een veranderende samenleving. Amsterdam: Swets & Zeitlinger. Sullerot, E. (1979). Geschiedenis en sociologie van de vrouwenarbeid. Nijmegen: SUN. Susi, T., Johannesson, M., & Baeklund, P. (2007). Serious games, an overview. Skövde, University of Skövde, Sweden. Tausky, C. (1969). The meaning of work among blue collar men. Pacific Socioiogical Review, 12, 49-55. Terkel, S. (1972). Working. New York: Avon. Tilgher, A. (1962). Work through the ages. In: Nosow, S., & Form, W.H.; Man, work and society. New York: Basic Books. Vecchio, R. P. (1980). The function and meaning of work and the job: Morse and Weiss (1955) revisited. Academy of Management Journal, 23, 2, 361-367. Ven, F, J. H. M. van der (1965-1967). Geschiedenis van de arbeid. (Deel 1, 2 en 3). Utrecht/Antwerpen: Aula. Vijver, F.J.R. van der, & Harsveldt, M. (1994). The incomplete equivalence of the Paper-and-Pencil and computerized versions of the General Aptitude Test Battery. Journal of Applied Psychology, 79, 6, 852-859.
156
Vries, K. de (1982). De centraliteit van werken. Amsterdam: doktoraalscriptie Vrije Universiteit. Vries, R.E. de, Vries, A. de, de Hoogh, A. de, & Fey, J. (2009). More than the Big Five: Egoism and the HEXACO Model of Personality. European Journal of Personality, 23, 635-654. Vroom, V.H. (1964). Work and motivation. Chichester: John Wiley. Warr, P., & Clapperton, G. (2010). The joy of work? Routledge: Sussex. Weber, M. (1920/1921/1973). Die protestantische Ethik. Hamburg, Siebenstern Taschenbuch Verlag. Weiner, B. (1991). Metaphors in motivation and attribution. American Psychologist, 46, 921 – 930. Wezel, J.A.M. van e.a. (1976). De verdeling en de waardering van arbeid. Tilburg: IVA. Winter, D.G. (1991). Manual for scoring imagery in running text. Ann Arbor: University of Michigan.
157