Lesbrief naar aanleiding van het boek en de theatervoorstelling
‘De beer die geen beer was’
Auteur lesbrief: F. van Dijk
Inhoud
Voorwoord ..........................................................................................................................................3 Taalactiviteiten ....................................................................................................................................4 1. De oriëntatie ................................................................................................................................4 2. Het voorlezen ..............................................................................................................................4 3. De afronding................................................................................................................................5 4. De verwerking .............................................................................................................................5 Leessuggesties in combinatie met het boek van de Beer. ................................................................5 Sociaal-emotionele activiteiten ............................................................................................................6 Lessuggesties groepen 1-2..............................................................................................................7 Lessuggesties groepen 3-4..............................................................................................................9 Lessuggesties groepen 5-6............................................................................................................ 13 Lessuggesties groepen 7-8............................................................................................................ 17 Tekenactiviteiten ............................................................................................................................... 20 Lessuggesties groepen 1-2............................................................................................................ 20 Lessuggesties groepen 3-4............................................................................................................ 21 Lessuggesties groepen 5-6............................................................................................................ 22 Lessuggesties groepen 7-8............................................................................................................ 23 Muziekactiviteiten.............................................................................................................................. 24 Nummer 3: Ik vind het fijn een beer te zijn .................................................................................. 25 Nummer 5: Ik ga slapen ............................................................................................................. 26 Nummer 12: De Circusberen ...................................................................................................... 27 Afsluiting ........................................................................................................................................... 28 Bijlagen............................................................................................................................................. 29
2
Voorwoord Introductie van de theatervoorstelling ‘De beer die geen beer was’. Deze lesbrief is ontwikkeld rondom het gelijknamige boek en theatervoorstelling ‘De beer die geen beer was’ door Frank Tashlin. Samen met deze lesbrief ontvangt u een boek van ‘De beer die geen beer was’ met daarin een bijpassende CD. Op deze CD staan de liedjes en tussendoor is de verhaallijn van het boek ingesproken. Dit geeft meerdere mogelijkheden voor het gebruik van de CD. Naast het boek met de CD zit bij de lesbrief ook een poster van de voorstelling, die in de klas opgehangen kan worden. Ook de bijbehorende kleurplaat is bijgevoegd. Deze is te vinden in bijlage 2 van deze lesbrief. Voor verdere informatie over de Beer kan gekeken worden op www.debeerdiegeenbeerwas.nl. De activiteiten in deze lesbrief. In deze lesbrief zijn activiteiten te vinden voor de groepen 1 t/m 8 van de basisschool. Deze activiteiten gaan in op 4 verschillende vakken van het reguliere basisschoolrooster namelijk: taal, sociaal- emotionele vorming, tekenen en muziek. De taalactiviteiten zijn algemeen beschreven voor alle groepen. Hier wordt duidelijk ingegaan op het introduceren van het boek van de Beer in de klas. Hiervoor worden een aantal handreikingen gegeven die in elke groep toegepast kunnen worden. Hierin is ruimte vrij gelaten voor eigen ideeën/initiatieven van de leerkracht. De sociaal-emotionele activiteiten zijn ingedeeld voor de groepen 1-2, 3-4, 5-6 en 7-8. Deze activiteiten gaan in op 3 thema’s die in het boek van de Beer aan bod komen, namelijk: gevoelens, inlevingsvermogen en zelfvertrouwen en weerbaarheid. De opdrachten worden per onderdeel geïntroduceerd vanuit het boek. De bij de opdracht behorende activiteiten zijn zo gemaakt dat de kinderen tijdens de lessen relaties kunnen leggen met het boek. De tekenactiviteiten zijn op dezelfde manier ingedeeld als de sociaal-emotionele activiteiten: opdrachten voor de groepen 1-2, 3-4, 5-6 en 7-8. Deze tekenopdrachten zijn makkelijk binnen het dagelijkse programma in te passen en vergen niet veel voorbereidingstijd. Daarnaast zijn alle opdrachten verbonden met het thema van het boek. De muziekactiviteiten zijn gebaseerd op een aantal nummers uit de theatervoorstelling van de Beer. De songteksten van deze nummers zijn bijgevoegd zodat de kinderen mee kunnen zingen met de CD. Toepassing van de lesbrief. In deze lesbrief zijn activiteiten te vinden die kunnen worden gebruikt als introductie van het thema van de beer. Bij de meeste activiteiten is er een indeling gemaakt op leeftijd (groepen 1-2, 3-4, 5-6 en 7-8). Dit betekent echter niet dat de lesbrief alleen op deze manier ingezet kan worden. Activiteiten mogen worden gebruikt zoals de leerkracht denkt dat het van toepassing is op de groep. Daarnaast is er voldoende ruimte voor de eigen creativiteit van de leerkracht. Veel plezier!
3
Taalactiviteiten Het voorlezen van boeken is heel belangrijk voor de taalontwikkeling van de kinderen: ze leren nieuwe woorden bij, ze leren goed te luisteren en ze leren te praten over het boek. Door boeken interactief voor te lezen, kun je kinderen een aantal belangrijke principes voor het begrijpend lezen aanleren. Ze leren bijvoorbeeld hun voorkennis te activeren (wat weten ze zelf al over het onderwerp?) en hun ontluikende geletterdheid wordt geactiveerd (waaronder verhaalbegrip). Centraal bij het interactief voorlezen staat steeds het stimuleren van de eigen (talige) inbreng van de kinderen. Het prentenboek ‘De beer die geen beer was’ biedt goede mogelijkheden voor interactief voorlezen. In deze lesbrief worden enkele suggesties voor de verschillende fasen van het voorlezen gegeven. 1. De oriëntatie: in deze fase laat je de kinderen kennismaken met het boek en het thema. 2. Het voorlezen: tijdens het voorlezen laat je de kinderen reageren en besteed je aandacht aan moeilijke woorden. 3. De afronding: samen met de kinderen kijk je terug op het verhaal. 4. De verwerking: in deze fase gaan de kinderen zelf met het boek aan het werk. Deze 4 fasen kunnen in alle groepen van de basisschool (1 t/m 8) worden toegepast. Eigen invulling/ aanpassingen van de leerkracht kunnen worden doorgevoerd op basis van leeftijd. Vandaar dat er bij de taalactiviteiten geen specifiek onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende groepen. Voorbereiding
Lees het boek van tevoren goed door en let daarbij ook op de woorden die je aan de orde wilt laten komen voor woordenschatuitbreiding. Woorden die tijdens het voorlezen aan bod kunnen komen zijn: meetapparaten, gigantische, bulldozers, ploegbaas, bedrijfsleider enz. Dit zal vooral van toepassing zijn in de lagere groepen, omdat de woordenschatontwikkeling naar mate de kinderen ouder worden steeds groter zal worden. Bedenk hoe je de betekenissen van de woorden gaat uitleggen/voordoen/laten zien en welke materialen je daarvoor nodig hebt. Richt eventueel het klaslokaal in naar de sfeer van het boek, of maak een tafel rondom het boek met foto’s en/of posters.
1. De oriëntatie Er zijn verschillende manieren om een prentenboek te introduceren. Belangrijk bij de introductie is dat (1) de voorkennis rondom het thema/boek geactiveerd wordt, (2) enkele belangrijke woorden uit het boek al aan de orde komen en (3) de kinderen nieuwsgierig worden naar het verhaal. Hieronder staan enkele suggesties:
Introductie met een voorwerp. Houd een gesprek naar aanleiding van de kaft van het boek. Introductie met een vertelkoffer/doos gevuld met aan het boek gerelateerde voorwerpen.
Suggestie: bladeren en kijken Neem eerst het boek eens door aan de hand van de platen. Laat de kinderen vertellen wat ze zien. Stel vragen bij de platen: wat zie je? Suggestie: woordenschatuitbreiding Voor taalzwakke leerlingen is het goed om voor het voorlezen de belangrijke woorden te bespreken. Dit kan eventueel met een klein groepje kinderen apart. Belangrijk is daarbij dat de woorden herhaaldelijk gebruikt worden zodat de kinderen de woordbetekenissen ervaren. 2. Het voorlezen Lees het verhaal voor. Onderbreek het verhaal af en toe om de kinderen gelegenheid te
4
geven te reageren of om een vraag te stellen. Stel zelf ook af en toe een vraag. Laat kinderen af en toe voorspellen hoe het verhaal verder zal gaan. Een valkuil is dat een les ‘interactief voorlezen’ wordt beheerst door het stellen van vragen. Probeer als voorlezer zo terughoudend mogelijk te zijn, waardoor de kinderen veel ruimte krijgen om te reageren. Kinderen reageren sneller bij ‘aarzeling’ van de voorlezer. Het is niet altijd nodig om precies de tekst uit het boek te lezen. Het is niet erg om af en toe iets over te slaan of eigen woorden te gebruiken; als het verhaal maar duidelijk blijft. Maak het verhaal levendig door een gevarieerd stemgebruik, bijvoorbeeld door hard en zacht af te wisselen en bepaalde zinnen en woorden met meer nadruk voor te lezen. Als er geroepen wordt in het verhaal, is de tekst in grote letters gedrukt. 3. De afronding Er zijn verschillende manieren om het voorlezen af te ronden.
Wat was het probleem van de Beer? Wat gebeurt er allemaal met de Beer? Waarom wil niemand het verhaal van de Beer geloven? Hoe loopt het af? Wat vinden de kinderen van de afloop van het boek? Loopt het naar hun mening goed af? Praat met de kinderen over de veranderingen in het verhaal: de verandering van de leefomgeving van de Beer, het feit dat niemand wil geloven dat de Beer een beer is en de verandering van het sluiten van de fabriek. Laat de kinderen het verhaal opnieuw vertellen, eventueel met behulp van de prenten van het boek. Blader het boek nog eens door en besteed aandacht aan de woorden en begrippen.
4. De verwerking Enkele suggesties voor verwerkingsactiviteiten:
Herhaal het interactief voorlezen in kleine groepjes. Laat het verhaal beluisteren door de kinderen aan de hand van de CD bij het boek. De kinderen kunnen dan zelf meebladeren in het boek en naar het verhaal luisteren. Laat de kinderen een tekening maken van hun beleving bij het boek. Gesprek over de personages in het boek.
Als differentiatie in het lesaanbod zou er ook gewerkt kunnen worden met voorleeskinderen. Kinderen uit de hogere groepen lezen dan voor aan de kinderen in lagere groepen. Laat ze hier van tevoren voor oefenen zodat ze het boek goed begrijpen en de boodschap van het boek goed kunnen overdragen op de jongere kinderen. Leessuggesties in combinatie met het boek van de Beer. Vaak is het leuk om een onderwerp breed te introduceren in de klas. Door bijvoorbeeld een verteltafel te maken waarop meerdere boeken liggen die iets te maken hebben met het onderwerp. Hieronder een aantal suggesties voor de groepen 1 t/m 4: Prentenboeken van de kleine beer - Martin Waddell & Barbara Firth Prentenboeken van de kleine ijsbeer - Hans de Beer Het grote boek van beer en egel - Ingrid Schubert De beer en het varkentje - Max Velthuijs Misschien wisten zij alles – Toon Tellegen (er zijn natuurlijk nog veel meer mogelijkheden)
5
Sociaal-emotionele activiteiten De introductie van boeken in de klas is belangrijk voor de sociaal-emotionele ontwikkeling in een groep. De inhoud van een prentenboek kan de ervaringswereld van kinderen vergroten of oplossingen bieden voor problemen waardoor kinderen meer grip krijgen op de wereld om hen heen. De inhoud kan het kind ook laten zien dat hij of zij niet de enige is die iets moeilijk vindt, iets niet kan of iets niet durft. Boeken kunnen laten zien hoe een sociale situatie in elkaar zit. Het kind kan ontdekken wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen zichzelf en de hoofdpersoon, zowel qua karakter als sociaal gedrag. Boeken kunnen bruikbare oefensituaties bieden en daarnaast leerzame elementen bevatten die de sociale en emotionele ontwikkeling van kinderen positief kunnen ondersteunen. In deze lesbrief zitten sociaal emotionele oefeningen voor elke specifieke leeftijdsgroep. Er komen verschillende onderwerpen aan bod die verbindingen hebben met het verhaal van de Beer. Deze verschillende onderwerpen zijn: Gevoelens (voor de groepen 1 t/m 8) Inlevingsvermogen (voor de groepen 3 t/m 8) Zelfvertrouwen en weerbaarheid (voor de groepen 1 t/m 8) Deze onderwerpen zijn gerelateerd aan de gevoelens die de Beer meemaakt in zijn reis door het boek.
6
Lessuggesties groepen 1-2 In het boek maken we kennis met de Beer. Het verhaal dat hij meemaakt stelt hem op de proef. Hij wil graag iedereen doen geloven dat hij werkelijk een beer is en geen rare man die zich moet scheren en een bontjas draagt. Hij wordt door niemand serieus genomen; niet door de ploegbaas, de bedrijfsleider, de derde onderdirecteur, de tweede onderdirecteur, de eerste onderdirecteur, de directeur, de dierentuinberen en de circusberen. Uiteindelijk werkt de Beer 3 maanden in de fabriek tot deze gaat sluiten. Op het moment dat hij de fabriek uitloopt ziet hij de ganzen weer vliegen en weet hij weer precies waar hij vandaan komt. Les over gevoelens De lessen over gevoelens gaan over emoties die naar boven komen als mensen je niet serieus nemen of je niet willen geloven.Net zoals dat bij de Beer het geval was. Hoe zou jij je voelen als niemand zou geloven dat je eigenlijk een beer was en geen rare man die zich moet scheren en een bontjas draagt………….? Lesactiviteit: Maak gebruik van opdrachten waarin de kinderen de volgende vragen beantwoorden: Wat maakt je blij of verdrietig? Wat doe je als je geplaagd wordt? Hoe voel je je als niemand je wil geloven? Wat kun je doen om je weer beter te voelen? Waarom wordt je wel eens boos? Wanneer ben je flink en wanneer ben je bang? Wie kan je dan helpen? Wat doe je als je je alleen voelt? Wat doe je als niemand je aardig vindt? Wat doe je als je geen vriend(innet)jes hebt? Gevoelens en muziek Laat verschillende liedjes horen van de CD van de Beer (tip, gebruik de nummers: ik ga slapen, het fabriekslied en de circusberen). Laat de kinderen eerst het liedje een keer horen. Deel de klas in twee groepen. Laat de groepen om en om uitbeelden hoe ze zich bij de muziek voelen. Daarna kunnen de groepen elkaar vertellen wat ze opviel. Uitbeelden De kinderen zitten in een kring. Eén of twee kinderen gaan met elkaar iets uitbeelden, bijvoorbeeld iets zwaars tillen, iets engs zien, geheimzinnig doen of gepest worden. De andere kinderen raden welk gevoel wordt uitgebeeld. Aan deze opdracht kunt u ook heel goed zelf meedoen. Niet geloofd worden! Vertel het verhaal van de Beer waarin ‘niet geloofd worden’ het onderwerp is. Praat met de kinderen naar aanleiding van het verhaal. Vragen die je daarbij kunt stellen zijn:
Wat gebeurde er? Waarom werd de Beer niet geloofd? Wordt je zelf ook wel eens niet geloofd? Wanneer was dat? Wat heb je toen gedaan? Kun je dat voordoen?
7
Les over zelfvertrouwen en weerbaarheid De lessen over zelfvertrouwen en weerbaarheid hebben te maken met het voor jezelf opkomen. In het boek zien we dat de Beer moeite heeft met het opkomen voor zichzelf. Hij geeft steeds bij iedereen aan dat hij geen man is die zich moet scheren en een bontjas draagt, maar dat hij een echte beer is. Niemand wil hem geloven, wat had hij meer kunnen doen om iedereen te overtuigen van zijn gelijk…………..? Lesactiviteit: Maak gebruik van opdrachten waarin kinderen de volgende vragen beantwoorden: Wie ben je? Hoe zie je eruit? Hoe weten anderen dat jij het bent? Waaraan herken je anderen? Waarin lijk je op anderen of juist niet? Wat is speciaal aan jou en anderen? Wat is hetzelfde? Waar houd je van? Waar houden anderen van? Wie zijn je vriendjes? Waarom vind je iemand eigenlijk aardig? Wat vinden anderen aardig aan jou? Plaats de kinderen in een kring en introduceer het onderwerp van de les (zelfvertrouwen en weerbaarheid). Vraag de kinderen of ze weten wat dit betekent, voor jonge kinderen zal dit nog moeilijk zijn. Je kunt de kinderen sturen en voorbeelden geven. Bekijk aan de hand van dat gesprek samen met de kinderen het boek van de Beer en stel vragen zoals: heeft de Beer veel zelfvertrouwen? Durft de Beer duidelijk te zeggen dat hij echt een beer is? Lukt hem dat? Hoe reageren de ploegbaas, bedrijfsleider enz. hierop? Na deze activiteit kunnen de onderstaande activiteiten in de kring worden gedaan. Wie ben ik? Deel een aantal handspiegels uit en laat de kinderen zichzelf bekijken. Laat ze vertellen wat ze zien. Stel bij het gesprek de volgende vragen:
Wat zie je aan jezelf? Wat kun je zeggen over jezelf, bijvoorbeeld je ogen of je haar? Wat kun je vertellen over je lichaam? Zijn er dingen hetzelfde bij andere kinderen? Wat kun je vertellen over je kleren? Hoe kun je nu zien dat jij het bent en niet iemand anders?
Variant Maak een foto van alle kinderen (gebruik eventueel pasfoto’s). Stel de kinderen vragen als:
Wat zie je aan je neus, ogen of mond? Wat zie je in je mond? Wat zie je aan mij? Wat is er anders aan mij? Zijn er ook dingen die verschillen tussen ons?
Bespreek na afloop een aantal foto’s. Stel de kinderen vragen als:
Wie is dit? Waar kun je dat aan zien? Zijn er verschillen tussen deze foto en hoe jij eruit ziet? Welke verschillen zie je dan? Wat vind je aardig aan (naam kind)?
8
Lessuggesties groepen 3-4 In het boek maken we kennis met de Beer. Het verhaal dat hij meemaakt stelt hem op de proef. Hij wil graag iedereen doen geloven dat hij werkelijk een beer is en geen rare man die zich moet scheren en een bontjas draagt. Hij wordt door niemand serieus genomen; niet door de ploegbaas, de bedrijfsleider, de derde onderdirecteur, de tweede onderdirecteur, de eerste onderdirecteur, de directeur, de dierentuinberen en de circusberen. Uiteindelijk werkt de Beer 3 maanden in de fabriek tot deze gaat sluiten. Op het moment dat hij de fabriek uitloopt ziet hij de ganzen weer vliegen en weet hij weer precies waar hij vandaan komt. Les over gevoelens De lessen over gevoelens gaan over emoties die naar boven komen als mensen je niet serieus nemen of je niet willen geloven.Net zoals dat bij de Beer het geval was. Hoe zou jij je voelen als niemand zou geloven dat je eigenlijk een beer was en geen rare man die zich moet scheren en een bontjas draagt………….? Lesactiviteit: Maak gebruik van opdrachten waarin de kinderen de volgende vragen beantwoorden: Wanneer was je boos, verdrietig of juist blij? Wanneer was je verlegen of onhandig? Wanneer ben je flink en durf je iets wel en wanneer juist niet? Hoe kun je weten hoe iemand zich voelt? Hoe weten anderen hoe jij je voelt? Waaraan kun je dat zien of horen? Hoe kun je dat vragen? Hoe kun je iemand blij of juist boos maken? Elkaars gezichten lezen Splits de groep op in twee ongeveer even grote groepen, die tegenover elkaar zitten. Terwijl de ene groep zo goed mogelijk bepaalde emoties of situaties probeert uit te beelden, kijken de kinderen van de andere groep aandachtig toe. Zij mogen na afloop vertellen wat ze hebben gezien. Vervolgens worden de rollen omgedraaid. Voorbeelden van emoties zijn: Je blij voelen, bang zijn als je iets engs ziet, je buitengesloten voelen, het gevoel hebben dat anderen je niet geloven, je vervelend voelen omdat je jezelf pijn hebt gedaan, je onbegrepen voelen net als de Beer in het boek etc. Stel tijdens en na afloop de volgende vragen:
Welk gevoel zag je? Waaraan herkende je dat? Hoe weet je hoe iemand zich voelt? Hoe weet een ander hoe jij je voelt? Wanneer was je voor het laatst blij of boos? Waarom? Wat doe je dan? Hoe kun je iemand blij of juist boos maken?
Variant Vraag de kinderen ook eens uw gezicht te lezen en te raden, welke gevoelens je uitbeeldt. Denkverhalen Denkverhalen bevatten vragen die de kinderen aan het denken zetten. Voor het beantwoorden van de vragen is het nodig, dat de kinderen goed luisteren en zich proberen in te leven in de situatie van de figuren die in het verhaal voorkomen. Voorbeeld: (dit voorbeeld is terug te vinden in het boek van de Beer) Niet lang nadat de Beer was gaan slapen, om precies te zijn op een woensdag, kwamen er mannen… een heleboel mannen, met tekeningen en kaarten en meetapparaten. Ze tekenden en maakten kaarten en maten het hele bos op. Toen kwamen er nog meer mannen, een heleboel mannen met bulldozers en zagen en tractors en bijlen. Ze bulldozerden en zaagden en tractorden en bijlden het hele bos. Ze werkten en werkten en werkten, en bouwden uiteindelijk een grote, enorme, gigantische fabriek. Precies bovenop de grot van de slapende beer. De fabriek draaide de hele,
9
koude winter door. En toen was het weer lente. Ver onder één van de fabrieksgebouwen werd de Beer wakker. Hij knipperde met zijn ogen en gaapte. Hij liep de trap op naar de ingang en stapte in het felle zonlicht van de lente. Zijn ogen bleven niet lang maar half geopend. Ze sprongen ineens helemaal open. Wat was er gebeurd? Waar was hij? Alles zag er zo vreemd uit. Hij wist niet waar hij was. Zou de Beer hiervan schrikken denk je? De beer is zo geschrokken dat hij ineens in een drukke fabriek staat. Zou jij ook geschrokken zijn? De beer denkt dat hij nog aan het dromen is. Denk jij dat de Beer nog aan het dromen is? Enz.
10
Les over inlevingsvermogen De lessen over inlevingsvermogen hebben te maken met het inleven in de gevoelens van een ander. In het boek van de Beer komt de Beer allemaal mensen tegen die zich niet kunnen inleven in de gevoelens van de Beer. Zowel de ploegbaas, de bedrijfsleider, de derde onderdirecteur, de tweede onderdirecteur, de eerste onderdirecteur, de directeur, de dierentuinberen en de circusberen willen niet geloven dat de Beer werkelijk een hele normale beer is en geen man die zich moet scheren en die een bontjas draagt. Hoe zou jij je voelen als niemand zich kan inleven in jouw situatie………..? Wanneer niemand rekening met jou houdt! Zou jij je dan verdrietig voelen? Lesactiviteit: Maak gebruik van opdrachten waarin de kinderen de volgende vragen beantwoorden: Waarom doet de ploegbaas zo boos tegen de Beer? Waarom gedraagt hij zich op deze manier? Hoe voelt de Beer zich? Als jij de Beer was, hoe zou jij je dan voelen? Als de Beer blij (boos, verdrietig, bang) is, wat kun je dan doen/zeggen om hem op te vrolijken? Hoe kun je de Beer helpen? Heb je dat wel eens meegemaakt? Hoe ging dat dan? Rollenspel Laat twee of drie kinderen een rollenspel uitspelen en kies hiervoor een scenario dat voorkomt in het boek van de Beer. Alleen de spelende kinderen weten welk stukje uit het verhaal er is gekozen. Stel na afloop aan de andere kinderen vragen als: wat is er gebeurd? Wat doet ... ? Waarom? Kun je je voorstellen dat ... zo doet/reageert? Wat zou je zelf doen? Hoe kunnen ze het oplossen? Als jij ... was, wat zou jij dan doen? Je kunt gebruik maken van de situaties uit het boek, maar je kunt uiteraard ook zelf situaties bedenken of inspelen op situaties zoals die zich voordoen in de klas. Bijvoorbeeld: 1. Twee kinderen zijn aan het spelen, het derde kind wil meedoen, maar dat mag niet van de andere twee. Het derde kind loopt verdrietig weg of wordt boos en trekt één van de kinderen aan de haren of begint te huilen. 2. Een kind is jarig, maar zij denkt dat iedereen haar verjaardag vergeet. Het kind is heel verdrietig. Het blijkt dat haar vader en moeder een feestje voor haar hebben georganiseerd, daar wist ze niets van. 3. Een kind is samen met zijn ouders in een winkel. Plotseling is hij zijn vader en moeder kwijt. 4. Een kind is zijn lievelingsknuffel verloren. Hij is verdrietig, want het kan niet zonder die ene knuffel. Denkverhalen Denkverhalen bevatten vragen die de kinderen aan het denken zetten (zie ook: lesactiviteit over gevoelens). Voor het beantwoorden van de vragen is het nodig, dat de kinderen goed luisteren en zich proberen in te leven in de situatie van de figuren die in het verhaal voorkomen. Als blijkt dat kinderen, als gevolg van een beperkte taalvaardigheid, moeite hebben met de bijbehorende beeldvorming, kunt u het verhaal ondersteunen met plaatjes, foto's of tekeningen. Voorbeeld: (dit voorbeeld is terug te vinden in het boek van de Beer) Vlak nadat de Beer wakker was geworden en zijn hol uit was gelopen. Precies op dat moment kwam er een man aan lopen. “Hé! Ga jij eens snel weer aan de slag”, zei de man. “Ik ben de ploegbaas en ik zal rapporteren dat jij niet aan het werk bent”. De Beer zei: “Ik werk hier niet. Ik ben een beer.” De ploegbaas lachte ontzettend hard. “Dat is de beste smoes die ik ooit van iemand gehoord heb die niet wilde werken. Hij zegt dat hij een beer is.” De beer zei: “Maar ik ben een beer.” De ploegbaas stopte met lachen. Hij werd heel boos. “Probeer me nou niet voor de gek te houden,” zei hij. “Je bent geen beer. Je bent een rare man die zich eens moet scheren en een bontjas draagt. Ik neem je mee naar de bedrijfsleider.” De beer zei: “Nee, u vergist zich. Ik ben een beer. “ Zou de ploegbaas zich kunnen inleven in de situatie van de Beer? De Beer voelt zich onbegrepen, waarom wil niemand geloven dat hij werkelijk een beer is? Zou jij je ook onbegrepen voelen? De Beer denkt dat misschien de bedrijfsleider wil geloven dat hij echt een beer is. Denk jij dat de bedrijfsleider de Beer wil geloven? Enz.
11
Les over zelfvertrouwen en weerbaarheid De lessen over zelfvertrouwen en weerbaarheid hebben te maken met het voor jezelf opkomen. In het boek zien we dat de Beer moeite heeft met het opkomen voor zichzelf. Hij geeft steeds aan iedereen aan dat hij geen man is die zich moet scheren en een bontjas draagt, maar dat hij een echte beer is. Niemand wil hem geloven, wat had hij meer kunnen doen om iedereen te overtuigen van zijn gelijk…………..? Lesactiviteit: Maak gebruik van opdrachten waarin leerlingen de volgende vragen beantwoorden: Hoe weten anderen dat jij het bent? Waaraan kunnen ze je herkennen? Hoe voelt het als je anders bent dan anderen? Wat kun je al? Wat kun je nog niet, maar wil je wel graag? Hoe kun je dat bereiken? Wat mag je nog niet, maar wil je wel? Hoe kan dat veranderen? Van wie houd je of wie vind je aardig? Waarom vind je iemand aardig? Wat vinden anderen aardig aan jou? Interview Laat twee kinderen elkaar interviewen. Elk interview bestaat uit een algemeen deel (vragen die door u zijn opgesteld en waarmee elk interview begint) en een vrij deel (vragen die de interviewer zelf bedenkt). Het interview heeft als doel het beter leren kennen van je klasgenoten en duurt zo'n 5 tot 10 minuten. Draai zelf ook mee. Zo leren de kinderen hun juf of meester ook wat beter kennen. Demonstreer het interview de eerste keer en laat zien dat doorvragen erg verhelderend kan zijn. Vragen die gesteld kunnen worden zijn:
Waar houd je van? Wat kun je goed of (nog) niet zo goed? Wie zijn je vriendjes? Wat is speciaal aan jou? Vind je dat je anders bent dan de kinderen in je klas? Waarom? Lijk je op je vader of moeder? Hoezo?
Vervolgactiviteit: Laat kinderen een tekening maken van zichzelf. Daarbij kunnen ze gebruik maken van de handspiegels. Stel de kinderen vragen als:
Wat zie je aan je neus, ogen of mond? Wat zie je in je mond? Wat voor kleur ogen heb je? Heb je grote of kleine oren? Welke vorm heeft jouw neus? Is de kleur van je huid blank of donker? Enz.
Laat de kinderen na afloop alle tekeningen inleveren. Kies zelf een tekening uit. Stel de kinderen vragen als:
Wie is dit? Waarom denk je dat? Waar kun je dat aan zien?
12
Lessuggesties groepen 5-6 In het boek maken we kennis met de Beer. Het verhaal dat hij meemaakt stelt hem op de proef. Hij wil graag iedereen doen geloven dat hij werkelijk een beer is en geen rare man die zich moet scheren en een bontjas draagt. Hij wordt door niemand serieus genomen; niet door de ploegbaas, de bedrijfsleider, de derde onderdirecteur, de tweede onderdirecteur, de eerste onderdirecteur, de directeur, de dierentuinberen en de circusberen. Uiteindelijk werkt de Beer 3 maanden in de fabriek tot deze gaat sluiten. Op het moment dat hij de fabriek uitloopt ziet hij de ganzen weer vliegen en weet hij weer precies waar hij vandaan komt. Les over gevoelens De lessen over gevoelens gaan over emoties die naar boven komen als mensen je niet serieus nemen of je niet willen geloven.Net zoals dat bij de Beer het geval was. Hoe zou jij je voelen als niemand zou geloven dat je eigenlijk een beer was en geen rare man die zich moet scheren en een bontjas draagt………….? Lesactiviteit: Maak gebruik van opdrachten waarin de kinderen de volgende vragen beantwoorden: Hoe voel je je als niemand je wil geloven? Wie kan je helpen? Wie kun je in vertrouwen nemen als je een vervelend geheim hebt, ergens heel erg bang voor bent of als iemand je pijn probeert te doen? Hoe kun je rekening houden met anderen? Hoe kun je gevoelens uiten? Helpt het als je je gevoelens uit? Wanneer voel je je verlegen, onzeker, eenzaam, in de steek gelaten? Wat kun je daar aan doen? Hoe kun je anderen helpen die daar last van hebben? Heb jij dat ook wel eens? De kinderen zitten in een kring. Je vertelt iets van jezelf, dat je laatst of als kind meemaakte. Het verhaal eindigt met de vraag: 'Hebben jullie dat ook wel eens?' De vraag kan eerst in het algemeen worden gesteld. Sommige kinderen voelen zich over de drempel geholpen als je hen de vraag nog eens persoonlijk stelt: '(naam), heb jij dat ook wel eens (gehad)?' Bij het nabespreken kun je gebruik maken van de bovenstaande vragen (afhankelijk van de situatie). Varianten:
Je maakt gebruik van enkele bestaande situaties. De kinderen beantwoorden de vraag niet mondeling maar schrijven een verhaal over een soortgelijke gebeurtenis die zij meemaakten. Daarna mogen ze hun verhalen uitwisselen. Je laat de kinderen zelf belevenissen aangeven.
Voorbeeldsituaties: Niet geloofd worden Vroeger werd ik altijd gepest door een meisje uit mijn klas. Iedere keer als ik hierover iets tegen de juffrouw vertelde wilde zij niet geloven dat zo’n lief meisje iemand zou kunnen pesten. Daarna werd ik iedere keer terug naar mijn plaats gestuurd terwijl het gepest gewoon doorging. Verlegen Vroeger was ik soms verlegen. Niet altijd hoor. Thuis bijvoorbeeld niet. Wel als ik bijvoorbeeld bij een vriendje thuis mocht eten. In winkels was ik ook vaak verlegen. Vooral als het druk was bij de slager. Als ze me dan iets vroegen, kreeg ik het er soms warm van. Ik voelde dan dat ik een rood hoofd kreeg. Soms begon ik te stotteren. Ook durfde ik de mensen bijna niet aan te kijken. Tandarts Ik ben doodsbang voor de tandarts. Eigenlijk schaam ik me er een beetje voor, want de tandarts doet me nooit erg pijn. Vooral het boren vind ik vreselijk. Ik houd me dan stevig vast aan de stoel, alsof ik bang ben dat ik eruit zal vallen. Het zweet staat dan in mijn handen. Ik wil slikken als het eigenlijk niet kan en ik staar met grote ogen naar het plafond.
13
Als afronding bekijk je samen met de kinderen nogmaals het boek van de Beer. In groepjes gaan de kinderen bekijken welke gevoelens ze kunnen terugvinden in het boek. Stel hierbij ook vragen zoals: Hoe weet je dat? Kun je dat uitleggen? Waarom denk je dat de Beer zich zo voelt?
14
Les over inlevingsvermogen De lessen over inlevingsvermogen hebben te maken met het inleven in de gevoelens van een ander. In het boek van de Beer komt de Beer allemaal mensen tegen die zich niet kunnen inleven in de gevoelens van de Beer. Zowel de ploegbaas, de bedrijfsleider, de derde onderdirecteur, de tweede onderdirecteur, de eerste onderdirecteur, de directeur, de dierentuinberen en de circusberen willen niet geloven dat de Beer werkelijk een hele normale beer is en geen man die zich moet scheren en die een bontjas draagt. Hoe zou jij je voelen als niemand zich kan inleven in jouw situatie………..? Wanneer niemand rekening met jou houdt! Zou jij je dan verdrietig voelen? Lesactiviteit: Maak gebruik van opdrachten waarin de kinderen de volgende vragen beantwoorden: Als jij de Beer was, hoe zou jij je dan voelen? Als de Beer jaloers (afkerig, angstig, ellendig) is, wat kun je dan doen/zeggen? Wat kun je doen om te helpen? Heb je dat wel eens meegemaakt? Hoe ging dat dan? Niet leuk! Lees het verhaal van de Beer voor. In dit verhaal voelt de Beer zich niet prettig omdat niemand wil geloven dat hij werkelijk een beer is. Je kunt daarnaast als ondersteuning van het onderwerp gebruik maken van situaties zoals ze hieronder staan beschreven, ook deze situaties gaan over inlevingsvermogen tonen. Als blijkt dat kinderen, als gevolg van een beperkte taalvaardigheid, moeite hebben met de bijbehorende beeldvorming, kun je het verhaal ondersteunen door tekeningen uit het boek te laten zien (dit kan ook door de tekeningen in te scannen en ze te tonen op een digitaal schoolbord). 1. Je beste vriend komt op maandagmorgen te laat. Als hij de klas binnenkomt, lijkt het alsof hij gehuild heeft. Je vraagt wat er is. Eerst wil hij niets zeggen, maar later vertelt hij dat hij verdrietig is omdat niemand wil geloven dat hij wordt gepest in de klas. Wat doe je? 2. Een meisje in jouw klas is niet zo groot. Ze wordt dan ook regelmatig uitgescholden voor ukkepuk en klein duimpje. Meestal trekt ze zich er niet zoveel van aan, maar vandaag wordt ze helemaal wit en zegt ze niets meer. Na schooltijd lopen jullie samen naar huis. Ze is nog steeds stil. Wat doe jij? 3. In de klas wordt gerekend. De juf staat op het bord een som uit te leggen, maar ze maakt allemaal fouten. Ze is duidelijk niet bij de les. Ze kijkt ook wat verdrietig. Wat doe je? Stel na afloop van het verhaal de volgende vragen:
Wat denk je dat … voelt? Wat kun je doen/zeggen? Hoe zou jij je voelen? Heb je zoiets wel eens meegemaakt?
Vaak zal een antwoord van het ene kind weer aanleiding zijn voor een ander kind om iets te zeggen. Er is uiteraard bij dit soort vragen geen fout antwoord mogelijk.
15
Les over zelfvertrouwen en weerbaarheid De lessen over zelfvertrouwen en weerbaarheid hebben te maken met het voor jezelf opkomen. In het boek zien we dat de Beer moeite heeft met het opkomen voor zichzelf. Hij geeft steeds bij iedereen aan dat hij geen man is die zich moet scheren en een bontjas draagt, maar dat hij een echte beer is. Niemand wil hem geloven, wat had hij meer kunnen doen om iedereen te overtuigen van zijn gelijk…………..? Lesactiviteit: Maak gebruik van opdrachten waarin leerlingen de volgende vragen beantwoorden: Hoe ben je veranderd sinds je een baby en peuter was? Waardoor ontstaan die veranderingen? Wat kun je nu wel, wat je eerder niet kon? Hoe voelt het als je iets gedaan hebt wat nieuw voor je was of heel moeilijk? Hoe kun je gevoelens van verlegenheid en onzekerheid steeds meer de baas worden? Kun je op een zelfbewuste manier verzoeken doen en weigeren, complimenten geven en aannemen, kritiek geven en ontvangen? Situatiespelen: Laat de kinderen verschillende situaties naspelen, waarin zij onzeker zijn. Het gaat om situaties waarin complimenten gegeven en ontvangen worden, situaties waarin verzoeken gedaan en geweigerd worden en situaties waarin kritiek gegeven en ontvangen wordt. Neem situaties die voor de kinderen herkenbaar zijn. Bijvoorbeeld:
Verzoeken weigeren Je bent volgende week jarig en je hebt al verschillende vriendjes en vriendinnetjes uitgenodigd voor je feestje. Nu vraagt Monique, een meisje uit je klas, of zij ook op je verjaardagsfeest mag komen. Je hebt daar eigenlijk niet zoveel zin in, omdat je Monique nogal een opschepper vindt. Wat zeg je tegen haar? Verzoeken doen Je loopt met twee kinderen uit je klas naar huis. Het zijn geen echte vrienden van je. Als je hoort dat ze straks naar de theatervoorstelling van ‘De beer die geen beer was’ gaan, krijg je er ook zin in. Je bent nog nooit bij zo’n voorstelling geweest. Het lijkt je erg leuk, maar je weet niet zeker of de twee kinderen het goed zullen vinden, dat je met hen mee gaat. Wat doe je? Complimenten geven Een klasgenootje houdt een spreekbeurt over beren. Je vindt dat hij het erg goed doet. Zeg je er na de tijd iets over tegen je klasgenootje? Complimenten aannemen Je hebt in een winkel iets gekocht. Bij het afrekenen zie je dat je teveel geld terug krijgt. Je zegt dat tegen het meisje achter de kassa. Zij zegt: 'Bedankt dat je zo eerlijk bent.' Wat is jouw reactie op dit compliment? Kritiek geven/ontvangen Je vriend is aan het tekenen. Je staat erbij te kijken. Je vindt er eigenlijk niet zoveel aan: je vindt de kleuren veel te donker. Je vriend kijkt op en zegt: 'Hoe vind je mijn tekening?' Probeer eens eerlijk te zijn, zonder je vriend te kwetsen. En wat zeg je als je de vriend bent?
16
Lessuggesties groepen 7-8 In het boek maken we kennis met de Beer. Het verhaal dat hij meemaakt stelt hem op de proef. Hij wil graag iedereen doen geloven dat hij werkelijk een beer is en geen rare man die zich moet scheren en een bontjas draagt. Hij wordt door niemand serieus genomen; niet door de ploegbaas, de bedrijfsleider, de derde onderdirecteur, de tweede onderdirecteur, de eerste onderdirecteur, de directeur, de dierentuinberen en de circusberen. Uiteindelijk werkt de Beer 3 maanden in de fabriek tot deze gaat sluiten. Op het moment dat hij de fabriek uitloopt ziet hij de ganzen weer vliegen en weet hij weer precies waar hij vandaan komt. Les over gevoelens De lessen over gevoelens gaan over emoties die naar boven komen als mensen je niet serieus nemen of je niet willen geloven.Net zoals dat bij de Beer het geval was. Hoe zou jij je voelen als niemand zou geloven dat je eigenlijk een beer was en geen rare man die zich moet scheren en een bontjas draagt………….? Lesactiviteit: Maak gebruik van opdrachten waarin de kinderen de volgende vragen beantwoorden: Wanneer voel je je goed, sterk, vol zelfvertrouwen, humeurig? Wat kun je doen om jezelf te helpen? Hoe kun je anderen helpen? Wie kun je om hulp vragen als je met problemen rondloopt? Hoe kun je rekening houden met anderen? Hoe kun je vriendschappen in stand houden en versterken? Wat kun je doen als je je buitengesloten voelt? Helpbrieven Deel de klas op in groepjes van drie tot vijf kinderen. Elk groepje krijgt drie 'helpbrieven'. Het groepje bespreekt de inhoud van elke brief, zoekt naar mogelijke oplossingen voor de problemen en schrijft een antwoord. Tijdens het nagesprek worden enkele brieven en antwoorden voorgelezen. Suggesties voor vragen in het nagesprek zijn:
Kunnen jullie je het probleem van de briefschrijvers/-schrijfsters voorstellen? Wie van jullie heeft zelf wel eens zoiets meegemaakt? Welke oplossing zouden jullie zelf kiezen?
Voorbeelden van helpbrieven Hoi,
Hallo,
Lieve
Ik ben verliefd op een meisje uit mijn klas. Nou heb ik haar laatst gevraagd of ze bij me kwam spelen. Ik geloof dat ze eigenlijk wel wou, maar niet durfde omdat haar vriendinnetje dan ruzie met haar zou maken. Die is volgens mij ook verliefd. Dat kun je aan alles merken. Maar ze doet net of haar vriendin alleen voor haar bestaat. Dat vind ik heel stom. Wat zou jij doen in mijn geval?
Ik ben twaalf jaar en ik vind het fijn om zo af en toe bij mijn moeder op schoot te kruipen. Mijn moeder drukt me dan heel stijf tegen zich aan en knuffelt me. Maar als mijn vader dat ziet, wordt hij altijd kwaad. Hij zegt dan: 'Schaam je een beetje. Je lijkt wel een baby. En dat voor zo'n grote vent.' Ik vind het rot, als hij zo tegen me tekeer gaat. Wat moet ik doen?
Ik ben dol op liefdesverhalen, maar mijn moeder zegt dat ik daar nog te jong voor ben. Maar ik vind ze juist hartstikke goed. Ik droom er vaak van dat een leuke jongen mij kust. Ik krijg minder zakgeld, heeft mijn moeder gezegd, als ik nog één keer een liefdesroman koop.
Als afsluiting lezen de kinderen allemaal het boek van de Beer. Kunnen ze de moraal uit het boek halen? Waarom gaat dit boek ook over het uitten van gevoelens? Waarin zie je dat terug?
17
Les over inlevingsvermogen De lessen over inlevingsvermogen hebben te maken met het inleven in de gevoelens van een ander. In het boek van de Beer komt de Beer allemaal mensen tegen die zich niet kunnen inleven in de gevoelens van de Beer. Zowel de ploegbaas, de bedrijfsleider, de derde onderdirecteur, de tweede onderdirecteur, de eerste onderdirecteur, de directeur, de dierentuinberen en de circusberen willen niet geloven dat de Beer werkelijk een hele normale beer is en geen man die zich moet scheren en die een bontjas draagt. Hoe zou jij je voelen als niemand zich kan inleven in jouw situatie………..? Wanneer niemand rekening met jou houdt! Zou jij je dan verdrietig voelen? Lesactiviteit: Maak gebruik van opdrachten waarin de kinderen de volgende vragen beantwoorden: Als jij … was, hoe zou jij je dan voelen? Als … jaloers (blij, boos, afkerig, angstig, ellendig) is, wat kun je dan doen/zeggen? Wat kun je doen om te helpen? Heb je dat wel eens meegemaakt? Hoe ging dat dan? Telefoneren Twee kinderen gaan een telefoongesprek met elkaar voeren. Eerst wordt het ene kind geïnstrueerd, terwijl het andere kind even op de gang staat. Daarna krijgt het andere kind instructies en staat het reeds geïnstrueerde kind even op de gang. Door deze procedure wordt de telefoonwerkelijkheid dicht benaderd en voelt de rest van de klas zich in het complot betrokken. Daardoor zullen ook de luisteraars nieuwsgierig zijn naar wat het gesprek zal opleveren. Er wordt als introductie één voorbeeld gegeven. Het onderstaande voorbeeld is aangepast op het verhaal van de Beer. Laat voorafgaand aan de opdracht kinderen in groepjes van 2 zelf een situatie bedenken. Als deze situaties gaan in een kom. Als iedereen zijn situatie heeft ingebracht kan het spel beginnen. Het tweetal dat aan de beurt is grabbelt een situatie uit de kom en voert de opdracht uit zoals deze hierboven beschreven staat. Voorbeeld 1 1. Jij bent de bedrijfsleider van de ploegbaas. Je vindt dat de ploegbaas gisteren en vandaag heel erg stil was. Je vraagt je af wat er aan de hand is. Daarom bel je op. 2. Jij bent de ploegbaas. Je hebt eergisteren een domme actie op het werk uitgehaald, want je hebt samen met een van je collega’s een machine op het werk kapot gemaakt. Je andere collega’s wilden weten wie het gedaan had en jij hebt niets gezegd. Iemand had jullie gezien. Je andere collega’s dreigen en gaan het defect melden aan de bedrijfsleider als jullie het voor morgen niet zelf hebben gemeld. Besteed, indien nodig, ook aandacht aan het begin en het eind van het telefoongesprek: hoe meld je je, hoe stel je je voor en hoe sluit je het gesprek af met een onbekende of met een bekende? Bij het nabespreken van de gesprekken, kunnen de volgende vragen worden gesteld:
Wat denk je dat … voelt? Wat kun je doen/zeggen? Wat zou … hebben willen bereiken? Hoe zou jij je voelen? Wat zou jij hebben gedaan/hebben gezegd? Heb je zoiets wel eens meegemaakt?
18
Les over zelfvertrouwen en weerbaarheid De lessen over zelfvertrouwen en weerbaarheid hebben te maken met voor jezelf opkomen. In het boek zien we dat de Beer moeite heeft met het opkomen voor zichzelf. Hij geeft steeds aan iedereen aan dat hij geen man is die zich moet scheren en een bontjas draagt, maar dat hij een echte beer is. Niemand wil hem geloven, wat had hij meer kunnen doen om iedereen te overtuigen van zijn gelijk…………..? Lesactiviteit: Maak gebruik van opdrachten waarin leerlingen de volgende vragen beantwoorden: Wie en wat is belangrijk voor je? Waar ben je goed in? Waar maak je je zorgen over? Wat zijn toekomstverwachtingen? Maak je je zorgen over je toekomst? Wat kun je daaraan veranderen? Kun je op een zelfbewuste manier verzoeken doen en weigeren, complimenten geven en aannemen, kritiek geven en ontvangen? Waar ben je al verantwoordelijk voor? Wat vind je daarvan? Een boekje open Laat de kinderen zelf een boekje maken waarin ze zelf de hoofdrol spelen. De kinderen kunnen hier elke dag een bepaalde tijd aan werken. Het boekje kan de volgende hoofdstukindeling hebben:
Zo zie ik eruit (een foto en/of tekening van jezelf met een beschrijving van hoe je eruit ziet) Dit is mijn leven (bijvoorbeeld een verhaal over het eerste wat je je kunt herinneren of de buurt waarin je leeft of je hobby's) Zo zie ik mezelf Ik heb ook gevoel Kijk eens wat ik kan Ik en de anderen Dit is mijn mening Wat ik graag zou willen (zou je jezelf willen veranderen?) Vroeger en later (hoe je er vroeger uitzag, wat je vroeger leuk vond en nu niet meer, wat je later wilt worden) Tenslotte (alles wat je in de vorige hoofdstukken niet kwijt kon).
Laat dit boekje door andere klasgenootjes lezen, zijn er overeenkomsten? Waar dan? Vervolgopdracht: Laat de kinderen hun verhaal opnieuw schrijven alleen veranderd hun personage nu in een dier. De leerlingen moeten een dier kiezen welke overeenkomt met hun eigen eigenschappen. Iemand die heel stoer, groot en sterk is zou bijvoorbeeld voor een beer kunnen kiezen. Maar iemand die heel bescheiden, verlegen, lief, fijn en klein is zou kunnen kiezen voor een konijn. Laat er ook een illustratie bij maken. Tip: In het kader van het thema van de Beer is het leuk om deze verhalen te laten voorlezen in de lagere groepen (1-2 of 3-4).
19
Tekenactiviteiten Lessuggesties groepen 1-2 Lekker slapende beer. Benodigdheden: 1. 2. 3. 4.
Bijlage 1 uitgeprint op A3 formaat sponsjes verf plaksterretjes
Print bijlage 1 (te vinden op blz. 29) voor iedere leerling uit op A3 papier. Hang de afbeelding van de Beer in de verfhoek of bevestig hem met een plakbandje op de tafeltjes van de leerlingen. De kinderen krijgen naast de afbeelding van de Beer ook een beetje verf en een sponsje om te sponzen. Met het sponsje brengen de leerlingen de verf op de tekening aan. Als ze hiermee klaar zijn laten we de verf drogen. Als deze is opgedroogd laten we de kinderen plaksterretjes plakken in de lucht boven de slapende beer. In bijlage 3 is een vergrote afbeelding te vinden van de bovenstaande opdracht. Deze kan eventueel gebruikt worden als voorbeeld om te tonen aan de kinderen.
20
Lessuggesties groepen 3-4 Beter een halve beer dan………! Benodigdheden: 1. 2. 3. 4. 5.
wit tekenpapier op A4 formaat tekenpotlood kleurpotloden eventueel een gum veel creativiteit
In deze les tekenen de leerlingen met zijn tweeën één beer. Vouw een A4 vel in tweeën en teken daarop een halve beer. Kleur in met kleurpotlood. Geef het vel opgevouwen aan een medeleerling, en zorg ervoor dat deze niet ziet wat er getekend is. Vertel erbij wat er getekend moet worden. Zorg dat er twee streepjes staan op de plekken waar de medeleerling moet aansluiten en geef een streepje aan voor de eventuele horizonlijn. Als ook de tweede leerling klaar is, vouwen ze samen het vel open. Hilariteit!
In een donker hol. Benodigdheden: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
wit tekenpapier A4 formaat wasco/ vetkrijt dekzwart kwasten satéprikkers gekleurd papier voor de achtergrond
Kleur een wit blaadje helemaal in met wasco, maar gebruik geen wit of zwart. Als het hele blad vol is, gaan we er met dekzwart overheen. Laat het vervolgens goed drogen. Met een naald of satéprikker krassen de kinderen hun voorstelling van een donker berenhol in het zwart, waardoor de onderliggende kleurtjes weer boven komen. Als de kinderen hun tekening klaar hebben wordt deze op een gekleurd vel geplakt, het is leuk om een achtergrondkleur te kiezen die terug te zien is in de tekening. In bijlage 4 en 5 zijn vergrote afbeeldingen te vinden van de bovenstaande opdrachten. Deze kunnen eventueel gebruikt worden als voorbeeld om te tonen aan de kinderen.
21
Lessuggesties groepen 5-6 Kunstberen. Benodigdheden: 1. 2. 3. 4.
wit tekenpapier op A4 formaat kleurpotloden gekleurd papier voor achtergrond lijm
Voor dit werk tekenen de kinderen in meerdere lessen een zo realistisch mogelijke berenkop met kubistische kenmerken. Van te voren kan door de leerkracht een kleine introductie worden gegeven over wat het kubisme precies inhoudt. Als de kinderen hun tekening klaar hebben wordt deze op een gekleurd vel geplakt.
In bijlage 6 is een vergrote afbeelding te vinden van de bovenstaande opdracht. Deze kan eventueel gebruikt worden als voorbeeld om te tonen aan de kinderen.
22
Lessuggesties groepen 7-8 Op-art Beer in complementaire kleuren. Benodigdheden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Wit tekenpapier op A4 formaat liniaal potlood kleurpotloden of viltstiften zwart papier voor achtergrond schaar lijm
Vertel in de inleiding bij deze les over primaire en secundaire kleuren. Hoe maak je de secundaire kleuren? Welke kleuren moet je daarvoor mengen? Vertel dat complementaire kleuren die kleuren zijn die in de kleurencirkel tegenover elkaar liggen: blauw en oranje, geel en paars, rood en groen. Verdeel het tekenvel in vier vakken. Knip een vorm van een berenhoofd uit een stukje karton en trek deze vier keer om in de vakken. Trek met potlood om de cm verticale lijnen in de vakken. Kleur de vormen en achtergronden van de vierkantjes om en om in met complementaire kleuren en één in zwart/wit. Tip: Knip de vierkantjes los en plak ze met een cm tussenruimte op een zwart vel (dit is bij het voorbeeld niet gedaan). In bijlage 7 is een vergrote afbeelding te vinden van de bovenstaande opdracht. Deze kan eventueel gebruikt worden als voorbeeld om te tonen aan de kinderen.
23
Muziekactiviteiten De muziekactiviteiten zijn op basis van meezingen met de CD van het boek. Hiervoor zijn de songteksten gegeven van de meest populaire nummers van de theatervoorstelling namelijk: - Nummer 3: Ik vind het fijn een beer te zijn - Nummer 5: Ik ga slapen - Nummer 12: De circusberen In de groepen 1-2 en 3-4 is het niet mogelijk de kinderen mee te laten zingen met de songtekst. Het is in dit geval aan te raden het liedje in stukjes aan te leren samen met de kinderen. Bij het liedje ‘ik ga slapen’ (dat de Okapi liedprijs 2012 heeft gewonnen) is het voor de groepen 1-2 en 3-4 leuk om het bijpassende filmpje te laten zien. Dit zal de kinderen aanspreken. Dit filmpje is te vinden op Youtube onder de volgende link: http://www.youtube.com/watch?v=djdADsPsCqk. Als deze link niet werkt kan op Youtube gezocht worden onder ‘Ik ga slapen door Anneke van Giersbergen en Martijn Bosman’. In de groepen 5-6 en 7-8 kunnen de kinderen de liedjes aanleren door het meelezen van de songteksten op papier. Op de volgende bladzijden zijn de songteksten van de hierboven genoemde nummers te vinden.
24
Nummer 3: Ik vind het fijn een beer te zijn De zon komt op De dauw trekt weg Mijn poten in het natte mos De dag begint Goed gezind Loop ik door het grote bos tududududu Het bos en het water De regen de hagel Ik vind het fijn een beer te zijn Rennen en jagen Eten en slapen Ik vind het fijn een beer te zijn tududududu De herfst begint Alle dieren maken zich Klaar voordat de winter komt De koude wind De warme kleuren Het bos gehuld in avondrood tududududu Het bos en het water De regen de hagel Ik vind het fijn een beer te zijn Rennen en jagen Eten en slapen Ik vind het fijn een beer te zijn tududududu (2x)
25
Nummer 5: Ik ga slapen
Ik ben aan slapen toe Ik ben zo moe M’n ogen dicht Kin op de borst Knieën omhoog Ik ga slapen Oe-oe-oe-oe-oe (4x) Ik heb het druk gehad Ik ga hier maar eens liggen Met m’n ogen dicht Kin op de borst Knieën omhoog Ik ga slapen Oe-oe-oe-oe-oe (2x) De hele winter lang Oe-oe-oe-oe-oe
26
Nummer 12: De Circusberen Wij beren dragen kleren en een hoedje. Wij dragen mooie kleren en een das Wij zien er heel goed uit Ja dat moet je Al in een grote geel geruite jas En wat draag jij? Ik heb ook niks nodig Ik heb een vacht Die houdt mij warm dag en nacht. Wij krijgen elke dag om twee uur eten Verse zalm met honing en lavendel Daarna lekker slapen in een kooitje Veilig samen achter slot en grendel En waar lig jij?
Ik lig heerlijk onder de sterren Vogels fluiten mij in slaap. Wij beren balanceren op een fietsje Dan kunnen wij jongleren op één wiel Wij beren zijn artiesten en dat weet je Jij bent geen beer dat is maar een ideetje En dat weet je dat weet je dat weet je
27
Afsluiting Met deze lesbrief hopen wij dat er veel kinderen enthousiast zijn geworden over het boek ‘De beer die geen beer was’. Wij hopen velen van jullie dan ook terug te zien bij de theatervoorstelling van de Beer als mooie afsluiting van de lessen op school.
Tot ziens in het theater…….!
28
Bijlagen Bijlage 1
29
Bijlage 2
30
Bijlage 3
31
Bijlage 4
32
Bijlage 5
33
Bijlage 6
34
Bijlage 7
35