Lesbrief :
De hemel is geen huis - Gerda Van Erkel
1. Nadenken en werken rond de titel Doel : door middel van een soort leergesprek de titel trachten te verklaren, ook nadenken rond het begrip thuis en huis, het belang ervan aantonen, woordenschat uitbreiden Werkwijze: * Leergesprek - Wat is een huis ? (de leerlingen zullen hier wellicht een definitie geven in de trant van : bakstenen muren met een dak erop…) - Is een huis gelijk aan een thuis ? (de leerlingen zullen gauw tot het besluit komen dat een huis en een thuis niet hetzelfde is, maar ze zullen moeite hebben een definitie te vormen van wat een thuis eigenlijk is → laat ze daarom volgende oefeningen doen) * Oefeningen → Associatieoefening : laat de leerlingen alles opschrijven wat volgens hen te maken heeft met een ‘thuis’ → Laat de leerlingen een visuele voorstelling van een ‘thuis’ maken (dit kan een tekening zijn, een collage, een foto…) * Voortzetten leergesprek - Hoe kan je het begrip thuis in verband brengen met Evie (het hoofdpersonage) ? ( Evie mist eigenlijk een echte thuis – sinds haar moeder gestorven is, vindt ze (enerzijds door haar trauma, en anderzijds door de onmogelijkheid er met haar vader over te praten) geen geborgenheid meer. Ze is doorheen heel het boek op zoek naar een thuis : eerst bij Jasper, dan in de Plansjee, bij Matthew, in de Klinker, bij Repelsteel, in het ziekenhuis, …Na een hele lijdensweg vindt ze uiteindelijk wat ze al zo lang zocht.) - Margreet geeft op het einde van het verhaal ook een definitie van ‘thuiskomen’ : ‘Thuiskomen is het allerbelangrijkste’, schrijft ze. ‘Soms is daar een lange omweg voor nodig. Het kan lijken of je wegloopt, maar eigenlijk ben je de hele tijd onderweg. Terwijl je zoekt, ben je al bezig om terug te komen. We wachten, Evie. We staan op de uitkijk.’ → Wat wil Margreet daar eigenlijk mee zeggen? (Veel vrije interpretaties zijn mogelijk; één ervan kan zijn: het is de moeite om al het leed door te maken en om er steeds weer moeite te doen om uit die put te komen, want terwijl je daarmee bezig bent, ben je al bijna aan het einde,. Je brengt de oplossing dichterbij. Dat moet je zelf doen. Het is jouw verantwoordelijkheid. - Wat is het verband tussen de titel en het boek? (als de leerlingen aandachtig gelezen hebben dan weten ze vast nog dat in het denkbeeldige gesprek tussen Evie en de dode Jaimie, Evie zegt:’De hemel is geen droomhuis’ * Fragment: Hij ligt op de linkerhoek van de voorlaatste rij. Bijna loop ik er voorbij, nog altijd niet gewend aan zijn echte naam. Zwarte letters op een wit kruis. Op het bergje gele aarde ligt een verse witte lelie.
Ik hurk naast hem neer.‘Die bloem is zeker van je moeder’, zeg ik. ‘Een dagelijkse schuldbekentenis.’ Je bent boos op haar. ‘Jij dan niet?’ Ach, Koekoek. ‘Verdomme, Repelsteel! Stomme klootzak. Waarom?’ Soms stel je jezelf die vraag één keer teveel. ‘Je had die vraag aan háár moeten stellen! Zij zou geluisterd hebben.’ Nu wel, Koekoek, nu wel. ‘En dan? De hemel is geen droomhuis!’ En jij dan, in De Klinker? Een koekoeksnest. ‘Nee, Repelsteel. Mijn nest. Ik bouw eraan. Elke dag iets. Een tak, een veer. Het is nog stro, en ik leer nog maar net spinnen, maar ooit wordt het goud. Hier zegt hij niets meer op terug. De boosheid is weg. Er blijft alleen verdriet over. Ik huil een tijdje, dan sta ik op. ‘Dag Jaimie’, zeg ik. ‘Vaarwel.’
→ Daar kan je ook aan de leerlingen vragen wat Evie daarmee bedoelde – nergens is het perfect; ook de hemel of de dood niet… * Woordenschatoefening Dat het begrip ‘huis’ en ‘thuis’ al eeuwenlang heel belangrijk zijn in een mensenleven bewijzen de vele spreekwoorden en zegswijzen die er in onze taal met deze woorden bestaan. → Laat de leerlingen zelf zoeken door middel van volgende oefening: laat de leerlingen bestaande spreekwoorden met ‘thuis’ of ‘huis’ uitbeelden en laat de andere leerlingen raden om welk spreekwoord of welke zegswijze het gaat. Laat daarna de leerlingen zoeken naar de betekenis ervan. -huis noch kluis was er te zien: er is niets te zien -ieder huisje heeft zijn kruisje: in ieder huis is er wel leed -die in een glazen huis woont, moet geen stenen op zijn buurmans dak gooien: men moet geen beshuldigingen uiten als hij zelf niet zonder schuld is -huizen op iemand bouwen: iemand heel sterk vertrouwen -hij houdt het huisje bij het schuurtje: hij is spaarzaam in het grote en het kleine -dat is niet om over naar huis te schrijven: dat is niet veel bijzonders -er komt niets van in huis: dat zal niet gebeuren -als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel: als de ‘baas’ weg is, zijn er geen regels meer, en wordt ervan geprofiteerd -samen uit, samen thuis: als we samen aan iets beginnen, dan eindigen we het ook samen -doe maar of je thuis bent: maak het jezelf gemakkelijk -goed thuis zijn in iets: er veel van weten -van alle markten thuis zijn: veel weten op alle gebieden -een heilig huisje: een onderwerp waarop geen kritiek wordt geduld -huisje, boompje, beestje: drie componenten van een rustig bestaan
2. Werken rond de personages Doel: het hoofdpersonage trachten te doorgronden, uitzoeken hoe alle personages met elkaar in verbinding staan, de leerlingen moeten hun eigen meningen leren uitdrukken. Werkwijze: * Opdrachten → Tracht aan de hand van wat je weet uit het verhaal dit paspoort van Evie aan te vullen: Naam: Leeftijd: Woonplaats: Gezinssituatie: Foto Hobbies:
Uiterlijke kenmerken:
Innerlijke kenmerken:
→ Op de plaats van de foto zoek je in een tijdschrift een foto van een meisje dat volgens jou Evie zou kunnen zijn – schrijf onder het paspoort waarom je die foto hebt gekozen. → Rond Evie situeren zich een heleboel andere personages. Schrijf hun naam op en zeg van ieder personage of hij/zij Evie positief of negatief beïnvloedt. (schrijf een + of een – naast de naam). Daarna kan de leerkracht samen met de leerlingen hun bevindingen beoordelen. (Oplossing: schipper: + mensen van de Plansjee: + ze geven Evie het gevoel nog ergens thuis te horen Jasper en Margreet: in het begin: - Margreet loopt weg en Jasper gaat haar zoeken – ze laten beiden Evie aan haar lot over – ze hebben zelf te grote problemen om daar ook nog de problemen van Evie bij te nemen, maar het heeft als effect dat Evie zich ook bij hen buitengesloten voelt. Later kan je hun invloed als positief zien: ze schrijven haar een brief dat ze wachten op haar, dat ze haar nog niet vergeten zijn. Beth, Sung en Jens van de Klinker: Jens:
+ hij dwingt haar tot niets en laat ze zijn wie ze is, geeft haar het gevoel dat ze kan thuiskomen bij hem, als ze dat wil. Beth en Sung: +/- doordat ze zelf heel labiel zijn. Fik, Else en Patsy: + ze hebben het beste met haar voor, maar dringen niet tot haar door. Matthew: -In het begin lijkt zijn invloed positief, maar later blijkt dat hij enkel Evie gebruikt om zijn eigen problemen te vergeten, hij geeft haar niet de troost omwille van haar, maar omwille van zichzelf (vele mooie woorden, maar weinig mooie daden cf. voor ze bij Repelsteel terechtkomt) Repelsteel: + geeft haar de kans te zijn wie ze is, zonder vragen te stellen neemt hij haar mee, door zijn zelfmoord gaat Evie beseffen dat de dood ook niet dé oplossing is (de hemel is geen droomhuis). -hij sleurt Evie mee in zijn eigen problemen Claire: + ze breekt door het afschermende omhulsel en zet haar op de goede weg. Claire doet dit voor de psychische kant en Mo doet dit voor de fysische kant. Vader: - in het begin: hij wentelt zich nog te veel in zijn eigen verdriet en kan of wil het verdriet of de problemen van zijn dochter niet zien + op het einde: door de dramatische gebeurtenis met Repelsteel gaan zijn ogen open. Rita: - heeft moeite met de problemen van haar stiefdochter, ziet ze als een vraag om aandacht: haar fout is dat ze die aandacht niet geeft. Op het einde gaat ze ook beseffen dat er iets moet gebeuren.) → Welk personage sprak jou het meeste aan en waarom?
3. Werken rond het vertelperspectief Doel: op een ludieke manier de theorie rond vertelstandpunt aanleren en het nut ervan bewijzen voor het boek Werkwijze: Als een auteur een afgewerkt product aflevert, dan is alles daarin weloverwogen; ook het vertelperspectief. - Onderwijsleergesprek: Wat is het vertelperspectief van dit boek? → Om dit te achterhalen gaan we als volgt te werk: -
Wie vertelt het verhaal? Evie Met welk persoonlijk voornaamwoord wordt Evie aangeduid? ik Duid op volgende tekening de verteller en de auteur aan.
Boek
auteur Verteller
-
verhaal
Wanneer speelt het verhaal zich af (in welke tijd is het verhaal geschreven)? Nu / in de tegenwoordige tijd Als de verteller een personage is en over zichzelf vertelt over gebeurtenissen die hij meemaakt op het moment dat hij aan het vertellen is, spreekt men van een belevend ik.
- Dit vertelperspectief heeft een totaal ander effect dan een auctorieel vertelperspectief: dit is het perspectief dat onder andere gebruikt wordt in sprookjes. De verteller die ook de auteur zou kunnen zijn vertelt over een bepaald personage in de hij-vorm. Bv. Er was eens een meisje, Roodkapje genaamd. Op een zekere dag moest ze van haar moeder koekjes brengen naar haar grootmoeder die ziek in bed lag…. → Om het effect dat bereikt wordt door gebruik te maken van een belevend ik te achterhalen, moet je volgend stukje eens trachten om te zetten in een auctorieel vertelperspectief: (stukje) Wat is het effect? Je bent veel meer bij het boek betrokken, je wordt er als het ware in gesleurd, het auctoriële vertelperspectief is veel afstandelijker.
4. Werken rond de thema’s De bedoeling van dit deeltje is de leerlingen laten aanvoelen dat voor het schrijven van zo’n boek heel veel research wordt gedaan. Een ander mogelijk doel is de leerlingen bekend laten worden met die verschillende thema’s die ook in de realiteit voorkomen. Werkwijze: - Laat de leerlingen zoeken naar de verschillende thema’s in het boek. (mogelijke bevindingen zijn: anorexia, zelfverminking, drugs, zoektocht naar een ‘thuis’,naar liefde, geborgenheid) - Inleidend gesprek rond thema anorexia: - Wat is anorexia eigenlijk? - Wat zijn de oorzaken daarvan, denk je? - Oefeningen: → Onderstreep nu in volgende tekst alles over de ziekte wat je bij Evie over de ziekte herkende.
Anorexia nervosa INLEIDING Anorexia nervosa betekent letterlijk 'gebrek aan eetlust door een nerveuze oorzaak'. Anorexia is dus een psychisch / emotionele aandoening. Vaak wordt de aandoening in één adem genoemd met boulimia nervosa (vreetbuien gevolgd door langdurig braken). Anorexia komt veel vaker voor bij vrouwen dan bij mannen: van iedere honderd patiënten zijn er 95 vrouw. Vooral meisjes in de puberteit en adolescentie, dus vlak voor het volwassen worden, hebben ermee te kampen. Volgens de laatste onderzoeken heeft circa 1% van de meisjes tussen 16 en 19 jaar een ernstige vorm van anorexia, en ongeveer 5% een lichtere vorm. In de loop van de tijd zijn er verschillende verklaringen gegeven voor het ontstaan van eetstoornissen. Waarschijnlijk speelt het slanksheids-ideaal (en de druk die daarmee op vrouwen wordt gelegd) een belangrijke rol. Vandaar ook wel de naam 'Twiggy-syndroom', naar een mager fotomodel uit de jaren vijftig en zestig. Tegenwoordig wordt aangenomen dat een combinatie van lichamelijke, psychische en sociale factoren het ontstaan van de eetstoornis beïnvloeden: - Er is een verband tussen eetgedrag en depressie; hoe die samenhang precies is (wat is oorzaak, wat is gevolg) is nog onduidelijk. - Vreetbuien kunnen beschouwd worden als een vorm van geconditioneerd gedrag: bij vervelende gebeurtenissen, frustraties en dergelijke grijpt iemand automatisch naar eten. - Met name bij boulimia nervosa kunnen traumatische ervaringen uit de kinder- en jeugdjaren, zoals mishandeling of seksueel misbruik, van invloed zijn op het ontstaan van een eetstoornis. - Een verstoorde moeder-kind-relatie of de angst voor volwassenheid kunnen een rol spelen. Anorexia nervosa remt de lichamelijke groei naar volwassenheid. - Aangeboren karaktertrekken zijn wellicht van invloed. Het blijkt dat boulimia en anorexiapatiënten relatief vaker bepaalde (overheersende) denkwijzen hebben, zoals een negatief zelfbeeld, sterk zwart-wit denken of de neiging tot perfectionisme.
- Er zijn bepaalde gezinskenmerken die bij patiënten met eetstoornissen vaker voorkomen. De vraag is echter of deze kenmerken niet juist het gevolg in plaats van de oorzaak van de eetstoornis zijn. BELOOP VAN DE AANDOENING Mensen met anorexia nervosa zijn voortdurend bang om dik te worden en onderdrukken daarom hun eetlust en hongergevoel. Mensen met anorexia stellen hun ideale gewicht steeds verder bij: het wordt steeds lager, ze raken verslaafd aan het lijnen. Ondanks de soms ernstige vermagering blijven ze zichzelf te dik vinden. Op den duur verliezen ze hun normale gevoel voor eetlust, honger en verzadiging. Ze letten voortdurend op de calorieën die ze innemen en het eetpatroon wordt steeds eentoniger. Gelegenheden waar samen gegeten wordt proberen ze te vermijden; ze houden voor iedereen de schijn op dat er niets aan de hand is. Patiënten voelen zichzelf meestal sterk en veilig omdat ze zich het eten kunnen ontzeggen en alles onder controle lijken te hebben. Vaak zijn ze ook zeer actief, bijvoorbeeld op het gebied van sport. De omgeving denkt pas bij opvallende vermagering aan de ziekte anorexia nervosa. Er zijn echter verschillende varianten, de ziekte blijft mede daardoor vaak lang onopgemerkt. Er bestaat een gemengde vorm van anorexia nervosa, waarbij iemand niet alleen veel minder eet, maar daarbij ook periodes met vreetbuien heeft, gevolgd door braken en/of gebruik van laxeermiddelen. Ook misbruik van diuretica (plaspillen) komt voor. DIAGNOSTIEK Gewicht is één van de criteria voor de diagnose anorexia nervosa. Als norm wordt aangehouden een gewichtsafname van meer dan 15% onder de grens voor wat normaal gewicht is (rekening houdend met lengte en leeftijd). Ook lichamelijk onderzoek maakt deel uit van het diagnostisch onderzoek en is vooral bedoeld om de lichamelijke toestand van de patiënt te beoordelen. Bloedonderzoek en een hartfunctie-onderzoek zijn aan te bevelen. Artsen hanteren de volgende criteria voor het stellen van de diagnose: - weigering van de patiënt om het gewicht terug te brengen naar normaal niveau - een sterke angst om dik te worden - een stoornis in de manier waarop lichaamsvorm en gewicht ervaren wordt - het uitblijven van tenminste drie achtereenvolgende menstruaties De menstruatie blijft soms al weg voordat er gewichtsverlies optreedt. Bij amenorroe (geen menstruatie) dient de arts dan ook bedacht te zijn op een zich ontwikkelende eetstoornis. → Welke behandeling kreeg Evie? Vind je die ook terug in de tekst? BEHANDELING Vele verschillende behandelmethoden zijn toegepast maar het is niet aan te geven welke de meest effectieve is bij anorexia nervosa. Sommige behandelingen zijn meer gericht op het eetgedrag, anderen meer op de psychische achtergronden. Een combinatie van beide is naar verwachting het meest effectief. Over het algemeen zijn dwingende therapieën niet doeltreffend. Ondeskundige behandeling, in het bijzonder als het om dwingende therapieën gaat, kunnen de problemen verergeren. Belangrijk is dat de behandelaar ervaring heeft met behandeling van eetstoornissen. Een van de eerste doelen van de behandeling is het herstel van het gewicht. Daarnaast zal de behandeling zich ook moeten richten op gunstige veranderingen in het zelfbeeld, lichaamsbeleving en sociale contacten en relaties. Meestal wordt een gedragstherapeutische behandeling (dit is een specifieke vorm van psychotherapie) toegepast: patiënten wordt stapsgewijs geleerd om te gaan met stijgend gewicht door hen bloot te stellen aan de voor hen angstige situatie net zolang tot zij er vertrouwd mee zijn. Met behulp van cognitieve therapie (ook een vorm van psychotherapie) leren patiënten de verkeerde opvattingen over het eigen gewicht en lichaam te veranderen.
Behandeling kan zowel individueel als in groepsverband plaatsvinden. Het voordeel van een groepstherapeutische aanpak is het contact met lotgenoten. De behandeling is in de meeste gevallen langdurig (langer dan drie maanden). Ambulante behandeling (behandeling overdag, 's avonds weer naar huis) heeft de voorkeur. Bij ernstige lichamelijke problemen of als er risico voor zelfdoding bestaat, kan een 24-uurs behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis of speciale kliniek nodig zijn. Ook als er bijkomende psychische stoornissen zijn (bijvoorbeeld depressie) of als de thuissituatie ernstig verstoord is, kan opname wenselijk zijn. INFORMATIE De Stichting Anorexia en Boulimia Nervosa geeft voorlichting over ontstaan, verloop en behandelmogelijkheden van anorexia en boulimia aan patiënten, familieleden en hulpverleners. Daarnaast wil de stichting een platform zijn voor het uitwisselen van ervaringen van patiënten en van hun omgeving. Stichting Anorexia en Boulimia Nervosa, Velp tel (0900) 8212433 Informatie over zelfhulp- en nazorggroepen is op te vragen via het landelijk telefoonnummer (0900) 8212433. De Oudertelefoon is speciaal gericht op informatievoorziening aan ouders en partners. Telefoon (074) 2662748 (Henk Kraaijenbrink). internet: www.sabn.nl http://www.ziekenhuis.nl/ziektebeelden/178.html → Wanneer werd de behandeling bij Evie pas doeltreffend? - Een ander thema dat maar heel even werd aangekaart is zelfmoord. De mensen rondom Evie dachten dat ze twee keer had geprobeerd zelfmoord te plegen. Zij beweerde zelf van niet. Wat denk jij? - Hoe denk je erover na het lezen van onderstaande tekst? De waarschuwingssignalen van zelfmoord Zelfmoord is zelden een impulsieve beslissing. In de dagen en uren voordat mensen zichzelf doden, zijn er gewoonlijk aanwijzingen en waarschuwingssignalen. De sterkste en meest verontrustende tekenen zijn verbaal - 'Ik kan niet meer verder', 'Niets doet er meer toe' of zelfs 'Ik denk erover om er een eind aan te maken.' Zulke opmerkingen moeten altijd serieus worden genomen. Andere veel voorkomende tekenen zijn:: • • • • • •
Neerslachtig of teruggetrokken worden Roekeloos gedrag Zaken op orde maken en waardevolle bezittingen weggeven Een opvallende verandering in gedrag, houding of uiterlijk Overmatig alcohol- of druggebruik Een groot verlies of verandering van leven moeten verwerken
De volgende lijst geeft meer voorbeelden die er allemaal op kunnen wijzen dat iemand overweegt zelfmoord te plegen. Natuurlijk leiden deze situaties in de meeste gevallen niet tot zelfmoord. Maar in het algemeen geldt hoe meer tekenen iemand vertoont, hoe groter het risico van zelfmoord. Situaties
• • • • • • • •
Seksueel misbruik of mishandeling Een familie waarin zelfmoord of geweld vaker voorkwamen De dood van een goede vriend of familielid Een relatie die eindigt in een scheiding Het niet goed doen op school, ophanden zijnde examens, examenresultaten Verlies van baan, problemen op het werk Dreigende juridische acties Recente gevangenneming of aanstaande invrijheidstelling
Gedrag • • • • • • • • •
Huilen Vechten De wet overtreden Impulsiviteit Zelfverminking Schrijven over dood en zelfmoord Vroeger zelfmoordgedrag Extreem gedrag Veranderingen in gedrag
Fysieke verandering • • • • • • • •
Gebrek aan energie Verstoorde slaappatronen - te veel of te weinig slaap Verlies van eetlust Plotselinge gewichtstoename of gewichtsverlies Toename van onbeduidende ziektes Verandering in seksuele belangstelling Plotselinge verandering van uiterlijk Gebrek aan belangstelling voor het uiterlijk
Gedachten en Emoties • • • • • • • • •
Gedachten aan zelfmoord Eenzaamheid - gebrek aan steun van familie en vrienden Afwijzing, zich uitgesloten voelen Grote droefheid of schuldgevoelens Niet in staat zijn om verder te kijken dan een heel beperkt gezichtsveld Dagdromen Bezorgdheid en spanning Hulpeloosheid Verlies van eigenwaarde
- Een ander iets dat veelvuldig terugkwam, was het dwangmatig snijden in zichzelf. Dat is ook een (psychische) ziekte en heet automutilatie of zelfverminking. Net zoals bij anorexia moeten daar oorzaken voor te vinden zijn – waarom doet iemand dat?
- Internetoefening
→ Je geeft de leerlingen een aantal bruikbare internetsites en je laat ze daarop zoeken en informatie verzamelen. Aan de hand van die informatie laat je ze een korte reportage maken van maximum een kwartier. Je kan je leerlingen die reportage live in klas laten brengen, maar je kan ze ook laten opnemen met een videocamera. (die oefening zet ik hier nu rond het hema‘zelfverminking’, maar je zou ze evengoed bij de andere thema’s kunnen gebruiken) → Je geeft je leerlingen een korte leidraad van hoe ze te werk moeten gaan:
Verzamel informatie op deze internetsites:
-
http://www.pesten.net/scholieren/zelfverwonding.html http://www.moeilijkemensen.nl/info/zelfverwonding.html http://web.inter.nl.net/hcc/F.Strijthagen/index13.html http://www.medischestartpagina.nl/Ziektebeelden/A/__automutilatie/ http://www.ggz.myweb.nl/
Haal er relevante informatie voor je reportage uit – doe dit aan de hand van de topische vragen: wat? hoe? waarom? wie? wanneer? … Ga eventueel op zoek naar videomateriaal omtrent het onderwerp Maak een gestructureerde presentatie: schrijf de rode draad van je presentatie op het bord (soort inhoudstafel), op een transparant of maak een powerpoint presentatie. Zorg voor een passende inleiding en een passend slot. → Laat de andere leerlingen die moeten luisteren hun medeleerlingen evalueren – eventueel aan de hand van volgend formuliertje. A. Inhoud Is de het onderwerp helder en compact geformuleerd? Bestaat de gedachtegang uit voldoende relevante stappen? Zijn er voldoende aspecten besproken? Zijn irrelevante elementen vermeden? Zijn de belangrijke aspecten voldoende uitgewerkt? Wordt het onderwerp vanuit voldoende invalshoeken behandeld? Houdt de spreker voldoende rekening met de voorkennis en belangstelling van het publiek? B. Ordening Is de structuur van de presentatie duidelijk? Hanteert de spreker een logische volgorde bij het geven van informatie, argumenten, voorbeelden en conclusies? Bevat de presentatie een duidelijke inleiding? Bevat de presentatie een duidelijk slot? C. Verwoording
Is de inhoud voldoende begrijpelijk geformuleerd? Is er sprake van een aantrekkelijke en gepaste stijl? Is de inhoud voldoende bondig geformuleerd? D. Mondelinge presentatie Is de spreker goed te verstaan? Is het tempo van spreken aangepast aan de luisteraars? Wordt in toon en volume voldoende gevarieerd? Is er voldoende oogcontact met de luisteraars? Reageert de spreker op reacties uit de zaal? Is de spreker enthousiast? E. Visuele presentatie Zijn de transparanten/ slides ook van de achterste rij leesbaar? Staan de transparanten/slides niet te vol? Is het materiaal voldoende gevarieerd? Is er een gepaste relatie tussen mondelinge en visuele presentatie?
5. Werken rond muziek in het boek Doel: het gebruik van muziek om gevoelens uit te drukken benadrukken, luisteren naar en denken rond de muziek die in het boek vermeld wordt. Werkwijze: - In het boek wordt vaak gebruik gemaakt van muziek om stemmingen/emoties uit te drukken – tracht van volgende liedjes te achterhalen hoe Evie zich op dat moment voelde. -
p. 9 African Blues van Helmut Lotti p. 12 I love you till February falls in summer p. 55 Jacques Brell p. 69 Allegria – Cirque du Soleil p. 91/98 Suzanne – Leonard Cohen
- Luisteroefening: laat het liedje ‘Suzanne’ van Herman van Veen (vertaling van het lied van Leonard Cohen) horen en geef de leerlingen een blad waarin bepaalde woorden zijn weggelaten. Laat ze de woorden invullen.
Suzanne - Herman van Veen
Suzanne - Leonard Cohen
Suzanne neemt je mee, naar een bank aan het water, duizend schepen gaan voorbij en toch wordt 't maar niet later, en je weet dat zij goed gek is, want daarom zit je naast haar en ze geeft je pepermuntjes, want ze geeft je graag iets tastbaars en net als je haar wilt zeggen: 'ik kan jou geen liefde geven' komt heel de stad tot leven en hoor je meeuwen schreeuwen, je hebt steeds van haar gehouden, en je wilt wel met haar meegaan, samen naar de overkant en je moet haar wel vertrouwen, want ze houdt al jouw gedachten in haar hand
Suzanne takes you down, to her place near the river; You can hear the boats go by, you can spend the night beside her and you know that she's half crazy, But that's why you want to be there and she feeds you tea and oranges, That come all the way from China, And just when you mean to tell her that you have no love to give her, She gets you on her wave length and she lets the river answer that you've always been her lover.
en Jezus was een visser, die het water zo vertrouwde, dat Hij zomaar over zee liep, omdat Hij had leren houden van de golven en de branding, waarin niemand kan verdrinken, Hij zei: ' Als men blijft geloven, kan de zwaarste steen niet zinken'. Maar de hemel ging pas open, toen Zijn lichaam was gebroken en hoe Hij heeft geleden, dat weet alleen die Visser aan 't kruis en je wilt wel met Hem meegaan, samen naar de overkant en je moet Hem wel vertrouwen, want Hij houdt al jouw gedachten in Zijn hand. Suzanne neemt je mee, naar een bank aan het water, je onthoudt waar ze naar kijkt, als herinnering voor later en het zonlicht lijkt wel honing, waaraan kinderen zich te goed doen en het grasveld ligt bezaaid met wat de mensen zoal weg doen, in de goot liggen de helden, met een glimlach op de lippen en de meeuwen in de lucht, lijken net verdwaalde stippen, als Suzanne je lachend aankijkt en je wilt wel met haar meegaan, samen naar de overkant en je moet haar wel vertrouwen, want ze houdt al jouw gedachten in haar hand.
Refrein: And you want to travel with her and you want to travel blind, And you know you can trust her for you've touched her perfect body with your mind. And Jesus was a sailor When He walked upon the water And He spent a long time watching From His lonely wooden tower, And when he knew for certain only drowing men could see Him He said" All men will be sailors then Until the sea shall free them". But He Himself was broken Long before the sky would open Foresaken almost human He sank beneath your wisdom like a stone. [Refrein] Now Suzanne takes your hand And she leads you to the river she is wearing rags and feathers From Salvation Army counters. And the sun pours down like hony On our lady of the harbour; And she shows you where to look Among the garbage and the flowers. There are heroes in the morning, They will lean that way forever, While Suzanne holds the mirror. [Refrein]
- Bespreek nu de inhoud van het liedje – zeg aan de leerlingen dat ze er in principe alles kunnen en mogen in zien, maar dat ze het moeten kunnen motiveren. Volgende tekst kan hierbij helpen.
artiest: LEONARD COHEN song: Suzanne lp: The songs of Leonard Cohen label/referentie: Columbia/Sony/cdcbs 63241
Suzanne, waarschijnlijk het meest bekende lied van Leonard Cohen. Het verwijst naar Suzanne Verdal McCallister en is autobiografisch, want Leonard en Suzanne dronken inderdaad samen thee en aten samen sinaasappels. Suzanne geeft nu dansles en massages. Met haar zeven poezen leeft ze vlakbij Mount Baldy in Californië. En zo brengt Suzanne ons bij Boeddha. Na de tournee van The Future trok Leonard Cohen immers naar die berg ten noordoosten van Los Angeles. Hoog op Mount Baldy, in de eeuwige sneeuw, is het Zen Centre van meester Joshua Sasaki gevestigd. Tussen 1993 en ‘99 leefde Cohen daar onder de bijnaam ‘stille monnik’. Maar ondanks zijn pij is hij er niet gegaan om zich tot het boeddhisme te bekeren.
LEONARD COHEN: I’ve never had really deep religious aspirations. I was never looking for another religion. For instance, when I became a monk in a monastery some years ago, I wasn’t interested in converting to Buddhism. I have a very good religion that I was born into that satisfies all the questions on a religious level. And I haven’t really been in the supermarket of religion, going from one religion to another.
Leonard Cohen is een Jood en zijn godsdienst schenkt hem genoeg religieuze voldoening. Het grootwarenhuis van de godsdiensten heeft hij nooit bezocht. De reden waarom hij zich zes jaar afsloot van de buitenwereld was eerder hechte vriendschap.
LEONARD COHEN: I bumped into a man over 30 years ago, who I recognized as a deep friend. And it’s on the basis of that deep friendship that I began to study with him. And I’ve studied with him for many, many years, not for religious comfort or religious stimulation, but because he knew a lot more than I did.
Cohen wilde tijd maken voor zijn goeie vriend de zenmeester. Hij wilde van diens levenswijsheid leren. En daarnaast heeft zijn verblijf in het klooster hem ook op een ander vlak deugd gedaan: eindelijk kon hij zijn leven structureren.
LEONARD COHEN: My life was disorderly in many periods. And the structure that he had set up, that he comes out of the Japanese monastery, that kind of routine and ritual and regime, that attracted me very much. I could establish some kind of structure in my life.