Didactisch dossier: Het jaar van de Draak – Gerda van Erkel
DOELGROEP: 2e, 3e jaar secundair onderwijs
Gerda van Erkel Biografie Gerda Van Erkel wordt geboren te Wilrijk bij Antwerpen op 13 april 1954, als oudste van twee meisjes, en groeit op in Borgerhout. Vader is kleermaker, moeder hoedenmaakster. Als kind heeft ze een rijke fantasie, die ze uitleeft in poppenkast en toneel spelen, familiekrantjes, de eerste verhalen… Door pesterijen op school begint ze haar emoties van zich af te schrijven in dagboeken en getransformeerde verhalen. Het thema van onvoorwaardelijke acceptatie –te mogen zijn wie je bent– is nooit ver weg uit haar verhalen. Ze volgt de richting klassieke humaniora, maar daarna kiest ze toch voor moderne talen. In 1975 studeert ze af aan het SintLodewijkinstituut te Antwerpen. Ze huwt in 1976 en blijft de eerste jaren thuis voor de opvoeding van de kinderen. In die periode begint ze haar literaire carrière met verhalen voor kleuters. Blauwvliesje en De Wervelwind wordt in 1979 bekroond door het literaire tijdschrift ‘Appel’. Toch ligt die jonge doelgroep haar niet zo goed; hij laat te weinig ruimte voor diepgang en stijlexperimenten. Wanneer ze Vlaamse Filmpjes gaat schrijven, betekent dat een geslaagde overstap naar tieners. In 1984 kaapt ze zowel de eerste, tweede als derde plaats weg in de John Flandersprijs. Het winnende verhaal De grote honger gaat over een meisje met anorexia. Hierop krijgt ze veel emotionele reacties van lezers. Om hen adequaat antwoord te kunnen geven, volgt ze een opleiding tot psychotherapeute. Onder invloed van deze opleiding, voelt ze dan ook haarfijn aan wat er in mensen omgaat; het maakt haar personages levensecht en ontroerend. Haar debuutroman Buiten regent het verschijnt in 1984. Haar echte literaire doorbraak voor jongeren komt er met het boek Zes maal één is zeven, dat gebaseerd is op eigen ervaringen van een vijfdaagse met de Outward Bound School. Deze roman wordt bekroond met de Knokke Heistprijs 1993 en de Duitse vertaling levert haar de Jugend Crew Göttingen-prijs 1996 op. In dit verhaal maken zes jongeren als alternatieve straf een avontuurlijke trektocht door de Ardennen. Doorheen hun reis leren ze elkaar, maar vooral zichzelf beter kennen. Bibliografie 1985 De bezem van Ambrosie : sprookjes (Dageraad) 1985 Olleke bolleke knol : sprookjes (Dageraad) 1985 Tussen twee oevers (Soethoudt) 1986 Help, wij verzuipen (Dageraad) 1990 Het verhaal van Janka; Grenspaal 151; De grote honger (Altiora) 1993 Zes maal één is zeven (Davidsfonds; Infodok / 4e druk 1997) 1994 Nachtvlinders (Davidsfonds / Infodok) 1996 Leven op de rand (Davidsfonds / Infodok) 1998 Rimpels en geruis (Davidsfonds / Infodok) 2001 Ik kom je halen (Davidsfonds / Infodok) 2002 De hemel is geen huis (Davidsfonds / Infodok) 2002 Een dubbel vuurteken (Davidsfonds / Infodok) 2003 Engel in rood (Davidsfonds / Infodok) 2004 Huilen naar de maan (Davidsfonds / Infodok) 2005 Mijn zoute zoen (Davidsfonds / Infodok) 2005 Een rugzak vol (Davidsfonds / Infodok) 2007 Winnen (Averbode) 2008 Vliegen zonder vleugels (Davidsfonds / Infodok) 2009 Als engelen de grond raken (omnibus) (Davidsfonds / Infodok)
2009 Een zomerdag in mijn hoofd (omnibus) (Davidsfonds / Infodok) 2010 Kussen in de kantlijn (omnibus) (Davidsfonds / Infodok) 2011 Onder de banyanboom (Davidsfonds / Infodok) Meer lezen? http://www.davidsfonds.be/publisher/author/index.phtml http://users.skynet.be/gerda.van.erkel/
1. Inhoud
Het jaar van de Draak wordt verteld vanuit het oogpunt van Huan, een meisje dat opgroeit in de turbulente tijden van het communistische China onder Deng Xiaoping. Qua karakter verschilt ze sterkt van haar zes jaar jongere broertje Tao. Zij is zeer plichtsbewust terwijl hij nogal impulsief is en liefst kattenkwaad uithaalt. Ook al moeten haar ouders hard werken op het rijstveld en hebben ze twee kinderen in plaats van één (waar een boete op staat omwille van overbevolking), toch groeit Huan op in een gelukkig gezin. Tot de dag van het ongeluk. Tijdens een bezoekje aan de markt loopt Tao plots weg om naar de soldaten te kijken. Huan snelt achter hem aan om hem tegen te houden. Maar Tao wil niet luisteren en in de ene seconde dat zij achterom kijkt, valt hij van een balustrade in de rivier die eronder loopt. Huan klampt iedere toeschouwer aan maar niemand wil helpen. Zelfs de wijzen niet. Helemaal radeloos vraagt ze het zelfs aan de soldaten. Die willen enkel helpen nadat haar ouders hen geld hebben betaald. En spijtig genoeg is het dan al te laat. Tegen de tijd dat Tao uit het water is, is hij reeds gestorven. Het schuldgevoel bij Huan is overweldigend. Ze besluit resoluut te stoppen met praten en scheert haar haar af. De rest van haar leven zal ze ‘boete’ doen aan haar familie: ze wil geen diploma of man, ze wil enkel werken op het rijstveld en ervoor zorgen dat haar ouders voldoende eten en geld hebben. Van de kleren van Tao maakt ze een lappendeken om onder te schuilen. Haar ouders proberen op haar in te praten, haar te doen beseffen dat ze geen schuld treft. Maar Huan is koppig. Op school verliest ze al haar vrienden. Enkel Kun lijkt zich nog in haar te interesseren. Maar haar vader waarschuwt haar voor hem. Kun en zijn familie zijn volgens de roddels in het dorp aanhangers van het regime, van het communisme. Met die mensen kan je beter oppassen. Toch wordt Huan verliefd op Kun en worden ze een koppel. Totdat Kun een ring voor zijn meisje wil kopen. Omdat Huan van hem hield, was ze zelf beginnen te geloven in de leugen. Maar ze is geen meisje, ze is de oude dag van haar ouders. Ze neemt afscheid van Kun en duwt hem uit haar leven Ondertussen verslechtert de thuissituatie van Huan: haar ouders bezwijken bijna onder het verdriet voor hun zoon en hun dochter, die nog steeds weigert te spreken. Uiteindelijk verliest haar mama elke greep op de realiteit. Ze trekt zich terug in haar ‘schaduwland’. Op een dag verdwijnt ze zelfs volledig. Geen spoor van haar lichaam wordt teruggevonden. 1988. Huan krijgt een brief van Kun. Na haar afwijzing is die naar Beijing vertrokken, en daar heeft hij iemand anders ontmoet: Lian. Hij nodigt haar uit voor het trouwfeest. De brief maakt Huan blij, een stukje van haar schuldgevoel wordt opgeheven. Haar vader belooft haar mee te nemen op reis naar Beijing. Meer nog, hij is de hele tijd stiekem bezig geweest met een appartement te regelen daar. Aangezien Huan weigert haar vader achter te laten om naar de universiteit te gaan, ziet hij samen verhuizen naar Beijing als enige oplossing. Huan stemt uiteindelijk toe, hoewel het haar verdriet doet om haar dorp en de graven van haar broer en mama achter te laten.
In Beijing ziet Huan Kun na een lange tijd terug. Hij vertrouwt haar toe dat zijn familie nooit aanhangers van het regime zijn geweest. Die roddel werd ondersteund door zijn vader omdat hij deel uitmaakt van een geheim netwerk dat politieke gevangenen steunt of uit het land probeert te smokkelen. Als Huan wil, kan ze zich bij de beweging aansluiten. Aangezien de soldaten die hulp weigerden bij de dood van haar broer nog steeds in haar geheugen gegrift staan, wil Huan dit graag doen. Ze ontmoet ook Sheng-Du, een vriend van Kun, en Shu een medestudente wiens moeder vermoord werd door de soldaten omdat haar vader dissidenten hielp. 1989. Wanneer Huan haar vader vertelt over haar hulp bij de studentenbeweging, is hij tegelijkertijd ongerust en trots. Enkele weken houden ze zich bezig met het verspreiden van muurbrieven en tijdschriften. Tot Kun plots bij hun appartement komt aankloppen: Hu Yoabang, hun partijleider, is gestorven. Er komt een massaal protest op gang. Iedereen trekt naar het Tian’amen plein om daar een geweldloos protest te voeren tegen het regime. Maar Huan wil niet vertrekken zonder Sheng-Du, met wie ze ondertussen samen is. Uiteindelijk kunnen ze iedereen verzamelen en sluiten ze zich aan bij de mensen op het plein. Elke dag groeit het protest op Tian’amen. Er komt een massale protestmars, er volgen rellen en de colleges worden geboycot. Enkel Lian kan hier niet aan deelnemen: zij is ondertussen zwanger van haar eerste kind. Wanneer ze Huan vertelt dat ze vroegtijdige weeën heeft gehad, vertrouwt Huan de situatie niet. Ze besluit het protest een dagje over te slaan en bij Lian te waken. En dit blijkt een goed idee: door alle stress van de afgelopen dagen beginnen Lian’s weeën opnieuw. Omwille van het protest is er geen enkele ziekenwagen beschikbaar en zelf naar het ziekenhuis gaan is ook geen optie. In een wanhopige poging belt Huan de universiteit om een prof geneeskunde te laten komen. Maar nu Lian niet meer kan spreken van de pijn dreigt de telefoniste op te hangen. In één schreeuw van pijn breekt Huan haar jarenlange stilte. Hoewel ze zich onmiddellijk schuldig voelt, redt dit wel het leven van de baby. De universiteit zendt dokter Wong en Lian bevalt van een wonderlijke dochter: Limei. Huan beseft hoeveel verdriet ze haar ouders heeft aangedaan door haar stilte, ook al dacht ze dat ze er goed aan deed. Voortaan zal ze zich niet meer stilhouden in de angst om een nee te horen. Haar vader en vrienden zijn uiterst gelukkig met haar inzicht. De betoging bereikt ondertussen een hoogtepunt. Meer dan een miljoen mensen sluiten zich erbij aan. Maar naarmate het protest langer duurt, wordt de sfeer ook steeds grimmiger: er volgen schermutselingen en sommige barricades begeven het. De grote confrontatie dreigt. Wanneer de eerste onschuldige slachtoffers vallen, trekken vele mensen zich terug. De verhalen over troepen die het geweldloze verzet met geweld bestrijden, klinken steeds verschrikkelijker. En dan is het plots zover: een enorme hoeveelheid tanks en soldaten komen het plein op om de betogers weg te jagen. Hoewel er initieel wordt afgesproken dat er niemand gewond hoeft te raken, en dat ze het plein vrijwillig zullen verlaten, wordt er toch geschoten. In enkele seconden verandert het plein in pure chaos. Overal liggen lijken en gewonden. Huan en haar vrienden worden al snel uit elkaar getrokken. Wanneer Manchu gewond geraakt, is hun eerste zorg hem naar de ziekenpost te krijgen. Daar kunnen ze wachten tot het gevecht is stilgevallen.
Wanneer ze thuis aankomen, merken ze dat Huan’s vader Lian en haar dochter in veiligheid heeft kunnen brengen. Maar het gevaar is nog niet geweken. Op TV worden foto’s getoond van de gezochte leiders van de protestbeweging. Verraders van hun vaderland worden ze genoemd. Sheng-Du is erbij. In China blijven is plots geen optie meer, maar weggaan is ook niet vanzelfsprekend. Kun heeft een oplossing: hij en Lian zullen terug naar hun oude dorp gaan waar de roddel over zijn familie als aanhangers van het regime hen veilig zal stellen. Huan en Sheng-Du zullen met valse papieren proberen naar Amerika te vluchten. Kun voert hen naar het platteland waar ze voor een lange tijd in een schuilkelder bij Yalin en Chen verblijven. Uiteindelijk slagen ze erin een schip te bereiken dat hen naar Japan voert. Eindelijk zijn ze veilig. Want ondertussen is Huan al elf dagen overtijd…
2. Personages Round characters Huan Huan is twaalf jaar als het verhaal begint. Dubbel zo oud als haar broertje, Tao. Ze is geboren onder het teken van de Hond. Dat betekent dat ze trouw en gedienstig is en dat ze goed voor anderen zorgt. Ze wil het haar ouders zo makkelijk mogelijk maken en wil daarom niet steeds nieuwe spullen, in tegenstelling tot Tao. Als Tao sterft, voelt ze zich schuldig. Ze scheert haar haar af en stopt met praten. Ze zwijgt omdat haar keel brandt van het smeken en van de haat. Omdat niemand luistert en uit angst om nee te horen. Haar kale schedel draagt ze als “een boeteoffer, als hoop op loutering” (p. 37) Volgens de wet heeft elk gezin maar recht op één kind en ze denk dat omdat zij mag leven, haar broer moest sterven. Ze vindt dat het verkeerde kind gestorven is. Een zoon “zet je naam voort en werkt voor je op het land als je ziek of oud bent. Aan een dochter heeft later alleen de schoonfamilie iets” (p. 30). Daarom wil ze geen meisje meer zijn, maar een zoon en de oude dag van haar ouders. Huan is heel slim volgens haar leerkrachten en doet het goed op school. Voor de dood van Tao droomde ze er van om naar de universiteit te gaan, maar nu wil ze liever thuis blijven om op het rijstveld te werken en voor haar ouders te zorgen. Want waarom zou ze nu nog dokter willen worden? Ze redeneert: “Ook zonder mij zijn er genoeg andere dokters waar mensen bij terecht kunnen, maar jullie kunnen maar bij één kind terecht, bij mij” (p. 70). Op school begrijpt niemand haar stilte en verliest ze al haar vriendinnen. Kun is de enige die naast haar wil zitten, ook al wil ze geen vrienden met hem worden en vertrouwt ze hem niet. Ze worden toch een stel, ook al is Huan niet verliefd op hem zoals hij op haar. Er is wel wederzijds respect en dankbaarheid tussen hen. Maar als hij haar een ring wil geven, beseft ze dat ze zichzelf heeft voorgelogen. Ze is voor een moment gaan geloven dat ze bij Kun zou kunnen zijn. Als ze afscheid van hem neemt, beseft ze dat ze toch echt van hem is gaan houden. Toch is ze blij als ze twee jaar later een uitnodiging voor zijn bruiloft krijgt, een deel van de zware last is van haar schouders gevallen.
Als ze zich wil aansluiten bij de studentenvereniging, is ze verscheurd: ze wil niet laf zijn en weigeren haar nek uit te steken (zoals de omstanders deden toen Tao verdronk), maar na haar broer en moeders dood, wil ze niet ook haar vaders dood op haar geweten hebben. Maar ze wil toch in Tao’s sporen treden en de zoon worden die vader verloor. De draak voor wie hij grootse dromen had. Als ze gedwongen wordt om haar stem te gebruiken om Lian te helpen, voelt ze zich eerst schuldig. Maar later beseft ze hoeveel verdriet ze veroorzaakt heeft door te zwijgen en zweert ze haar stem nooit meer af te geven. Kun In het dorp wordt geroddeld dat Kun en zijn ouders voorstanders van het communisme zijn. Daarom blijft iedereen op school van hem uit de buurt en wil niemand langs hem zitten in de klas. Als Huan terugkomt naar school na de dood van Tao, is hij de enige die nog geïnteresseerd is in haar. Huan denkt dat hij enkel langs haar komt zitten omdat hij zelf niemand heeft, want ze “hebben niets bij elkaar te zoeken. Het enige wat [hen] bindt is de eenzaamheid. Het is ook wat [hen] scheidt” (p. 57). Toch blijft Kun Huan steunen en moet Huan haar beeld van hem veranderen als ze naar zijn thuis moet om huiswerk te brengen. Ze is verbaasd door zijn kwetsbare kant en is de enige die zijn ‘nootzonder-schaal-gezicht’ mag zien. Wanneer ze uit elkaar gaan, is hij niet boos op haar, maar begrijpt en respecteert hij haar beslissing. Kun blijft van Huan houden, ook al evolueert die liefde naar de liefde van een grote broer voor zijn zusje. Ook hij wordt verscheurd door zijn idealen als hij moet kiezen tussen naar zijn vrouw en pasgeboren kind thuis gaan of op het plein blijven terwijl de dreiging van confrontatie groeit. Maar “als het moet, is hij liever een dode dan een laffe vader” (p. 132) en hij beslist dan ook om bij zijn kameraden op het plein te blijven. Als het te gevaarlijk wordt om in China te blijven, plannen Lian en hij om terug te keren naar zijn oude dorp.
Flat characters
Vader Huan denkt dat haar vader alles durft en alles kan. Toch slaagt hij er niet in om zijn zoon te redden. Als hij ontdekt dat Huan niet meer praat en haar haar afscheert uit schuldgevoel, probeert hij om haar dat uit het hoofd te praten. Hij voelt dat hij na zijn zoon, nu ook zijn dochter kwijt is. Als moeder ziek wordt, werkt hij voor twee en hij doet zijn best om zo goed mogelijk voor moeder en Huan te zorgen. Hij wil een beter leven voor Huan, dat ze school niet opgeeft om mee op het rijstveld te werken, dat ze trouwt en dat ze gaat studeren aan de universiteit. Als hij hoort dat zijn dochter voor de studentenbeweging werkt, is hij tegelijk bang en trots.
Moeder Nadat Tao sterft, probeert moeder om Huan te overtuigen dat het haar schuld niet was. Haar verdriet wordt alleen maar groter als ze haar dochter gebukt ziet onder haar schuldgevoel. Ze probeert sterk te blijven tot op de dag dat ze al haar kracht moet gebruiken omdat vader woedend is op de buurman omdat Tao’s haan bijna dood is. Dat “was haar genadeslag. Al haar krachten, tot en met haar laatste reserves, heeft [ze] in die paar minuten gestopt” (p. 52). Ze begint steeds minder te praten totdat vader de enige is in het huis die nog praat. Ze verliest zichzelf steeds meer en trekt zich terug in haar ‘schaduwland’. Al haar tijd brengt ze door in de tuin, met de kippen, opgesloten in haar eigen wereld. Als het maandelijkse bloeden niet meer stopt en haar leven wegvloeit tussen haar benen, zegt de dokter dat alleen liefde haar kan genezen. Maar de liefde van vader en Huan is niet genoeg, ze wil die van haar zoon. Op een dag verdwijnt ze helemaal, zonder spoor van haar lichaam. Tao Tao is het jongere broertje van Huan. Hij was als baby al heel druk en levendig en als hij opgroeit blijft hij zijn teken als Draak eer aandoen. Hij zoekt steeds opwinding en als die er niet is, veroorzaakt hij ze wel. In tegenstelling tot Huan, wil hij steeds nieuwe dingen en blijft hij ook klagen tot hij ze krijgt. Aan fantasie heeft hij geen tekort en hij wil zijn familie dan ook beschermen tegen allerlei monsters die daar ontstaan. Hij neemt geen blad voor de mond en loopt aanhoudend builen en schrammen op. Vader praat zijn kattenkwaad altijd goed. Als hij iets interessants ziet of hoort, gaat hij er onmiddellijk achteraan. Dat gebeurt ook de dag dat de familie naar de markt gaat. Tao wil later soldaat worden en loopt weg om naar de soldaten bij de brug te kijken. Als draak moet hij oppassen voor overmoed, maar toch hangt hij steeds gevaarlijk ver over de reling van de brug. Naar zijn oudere zus wil hij niet luisteren. In het ene ogenblik dat Huan wegkijkt, valt hij over de reling, in het water. Sheng-Du Huan leert Sheng-Du kennen als een vriend van Kun. Hij zit ook bij de studentenvereniging. Hij is de afgevaardigde van Taal en Letteren en zorgt, samen met Huan, voor de eindredactie van de muurbrieven en het verzetsblad. Al snel toont hij interesse voor Huan. Maar als ze dansen op de bruiloft, denkt ze dat hij te knap is voor haar en blijft ze volhouden dat ze gewoon vrienden zijn. Sheng-Du moedigt Huan aan om te voelen wat ze voelt en op de vooravond van de revolutie, worden ze dan toch een stel. Toch denkt Huan soms dat hij haar minder goed kent als Kun. Als Sheng-Du wordt aangeduid als één van de studentenleiders die ingeleverd moeten worden, wil Huan met hem vluchten naar haar oude dorp en trouwen en kinderen krijgen. Maar dat gaat niet en ze vluchten samen naar het buitenland, in de hoop dat ze snel kunnen terugkeren naar China. Maar voorlopig moeten ze in Japan opnieuw beginnen. Misschien met nieuw leven.
Lian Als Kun het dorp verlaat om naar Beijing te trekken, leert hij Lian kennen. Hij zegt dat ze is zoals haar naam het zegt: sierlijk als een wilg. Lian doet alles wat ze kan om Huan welkom te doen voelen. Dat Huan niet praat, maakt haar ook niet uit; ze praat wel voor twee. Lian en Kun trouwen in de zomer en tijdens het studentenprotest is ze zwanger van haar eerste kind. Daarom wordt ze gedwongen om thuis te blijven en kan ze niet aanwezig zijn op het plein Door de stress krijgt ze echter vroegtijdige weeën en Limei wordt dan ook geboren terwijl Kun nog op het plein is. Shu Bij het ingangsexamens Geneeskunde spreekt Shu Huan aan. Ze wil onmiddellijk vrienden worden, ook al snapt Huan niet goed waarom. De vader van Shu –ook een dokter—hielp dissidenten. Maar soldaten hebben haar moeder vermoord om haar vader te dwingen de schuilplaats van de opstandelingen prijs te geven. Haar vader leeft nu ook in een fantasiewereld: hij is terug kind geworden. Nu wil Shu wraak en zijn levenswerk overnemen. Ze wil dan ook een meer actieve rol in de studentenbeweging en krijgt de verantwoordelijkheid voor een plakploeg. Shu vraagt aan Huan om voor haar vader en grootouders te zorgen als er iets zou gebeuren. Ze vormt een stel met Bai, de coördinator van de plakploegen en student rechten. Tijdens de confrontatie krijgt Bai een kogel in de buik en is op slag dood. Shu moet onderduiken en de stad verlaten.
3. Thema
In Het jaar van de Draak wordt de persoonlijke geschiedenis van Huan verstrengeld met de geschiedenis van China in communistische tijden. Het verhaal begint met het thema van verlies, verdriet en schuld, maar langzaamaan wordt het ook een relaas van een bepalende periode uit de Chinese geschiedenis. Verlies, verdriet en schuld Als Tao sterft, worden Huan en haar ouders geconfronteerd met een groot verlies. Ze gaan allemaal anders met hun verdriet om. Huan voelt zich zo schuldig dat ze stopt met praten en haar hoofd kaalscheert. Op dat moment denkt ze dat dat de beste oplossing is, maar jaren later beseft ze pas het verdriet dat ze haar ouders heeft aangedaan. Ze verloren niet enkel een zoon, maar ook een dochter. Het verdriet verschrompeld oma en opa en eet het verstand van haar moeder op. Als ze steeds zieker wordt en uiteindelijk helemaal verdwijnt, groeit Huans schuldgevoel nog. Ze wil niets meer voor zichzelf, geen diploma, geen man en geen carrière als dokter, maar stelt zich volledig ten dienste van haar vader. Ze ziet haar schuld als een worm die in haar gekropen is en zich voedt op haar hoofd, hart en lijf. “En hoe meer hij eet, hoe groter zijn honger wordt” (p. 30). Het “knaagt aan [haar] hart, zoals vroeger de ratten aan de dijken van het rijstveld’ (p. 93).
Chinese gewoontes en tradities. Het verhaal vertelt over typisch Chinese gewoontes uit die tijd tussen de voorstuwende gebeurtenissen in. Zo krijgt de lezer een completer beeld van de cultuur. Zo wordt de traditie van het voetbinden beschreven. Een barbaars en vernederend gebruik, vindt Huan, dat gelukkig intussen afgeschaft is. Ook wordt er verteld over de gevolgen van de wet van één kind per gezin: pasgeboren meisjes worden ’s nachts in de rivier verdronken, omdat meisjes enkel iets waard zijn voor de schoonfamilie. Ook de Chinese astrologie en bijgeloof, goden, feestdagen, symbolisch eten,… wordt beschreven. Communistisch China onder Deng Xiaoping Het boek geeft een schets van wat het betekent om in communistische tijden te leven en beschrijft een concrete gebeurtenis uit de Chinese geschiedenis; het Tian’anmenprotest. Doorheen het boek krijgen we verschillende indicaties van kenmerken van een communistisch regime. Zo wordt de neef van Feng gearresteerd omwille van protestbrieven, vinden soldaten bewijzen in je woning als ze dat willen—ook al is er niks te vinden—en heeft de regering maar één waarheid en als je daar een vraagteken bij durft te zetten, maak je je eigen strop. Er wordt propaganda verspreid, burgers worden aangemoedigd om dissidenten in te leveren en er is geen mediavrijheid. Via het personage van de vader krijgen we een indruk van wat communisme inhoudt: “Papa zegt dat het goed is dat Mao en zijn aanhangers hun verdiende straf hebben gekregen, want de Revolutie had het land zo arm gemaakt als de lege hand van een bedelaar, maar met Deng Xiaoping hebben we een dode mus gekregen. De vrijere handel met het westen maakt wel dat onze maag niet langer tegen onze ruggengraat plakt van de honger en rijk worden is geen schande meer maar een nobel doel, maar het is niet omdat je een pink krijgt dat je ook recht op een arm zou hebben. Deng blijft de touwtjes stevig vasthouden, zelfs nu hij officieel een stapje achteruit heeft gezet. Wie niet naar zijn pijpen danst, hangt” (p. 12). “Mijn vader vindt Deng Xiaoping een tweezak. Koopwaar en geld moeten vrij kunnen bewegen, maar gedachten en woorden zet hij gevangen in de mal van de partij of achter tralies” (p. 64). Het waargebeurde Tian’anmenprotest wordt ook zo gedetailleerd mogelijk beschreven, gezien door de ogen van Huan. Gerda van Erkel doet de aanleiding en het verloop van het protest uit de doeken, ondersteund door historisch correcte data.
4. Verteller
We bekijken het verhaal door de ogen van de ik-persoon, Huan. Er is een vertellend-ik dat over zijn eigen belevenissen –het belevend-ik—vertelt. Meestal speelt de ik-verteller een rol in het verhaal en dikwijls zelfs een hoofdrol, zoals hier ook het geval is. Hierdoor leren we veel over de innerlijke leefwereld van de ik-verteller en aangezien Huan niet spreekt, krijgen we meer gedachten dan gesproken uitingen van haar, waardoor haar oprechte emoties getoond worden aan ons. Omdat we niet te maken hebben met een auctoriale of alwetende verteller, krijgen we geen compleet overzicht en kunnen we de gedachten van de andere personages niet lezen. Alles wat we weten over hen is gekleurd door de ogen van Huan.
5. Tijd
De vertelde tijd in dit boek omvat een periode van zeven jaar. Het verhaal start in 1989 met Huan die terugdenkt aan haar broertje. Dan is er een sprong terug in de tijd naar de winter van 1982 en vertelt Huan in het “nu” haar levensloop. Het verhaal loopt vanaf dan chronologisch tot de zomer van 1989. De verteltijd is de hoeveelheid bladzijden, regels of woorden die gebruikt worden om over een gebeurtenis te vertellen. Aangezien er in de periode voor het protest veel sprongen zijn met soms jaren tussen, is er een tijdverdichting. Vanaf het hoogtepunt van het verhaal –het uitbreken van de demonstraties op 15 april—is er een tijdverruiming. Dit betekent dat er een hoge verteltijd is in vergelijking met de vertelde tijd. Om een relatief korte periode van een paar maanden te beschrijven, wordt ongeveer een derde van het verhaal gebruikt. Elke keer als er een sprong in de tijd is, wordt het jaartal vermeld aan het begin van het hoofdstuk. Verder zijn er nog enkele vermeldingen van de maand waarin een gebeurtenis plaatsvindt, vooral bij feestdagen. Concrete datums zijn enkel aanwezig in het deel dat het protest beschrijft. Dit om het realistische karakter te waarborgen en te benadrukken dat het Tian’anmenprotest wel degelijk waar gebeurd is. De belangrijkste gebeurtenissen uit het protest worden duidelijk op een tijdlijn geplaatst. Voorbeelden hiervan zijn de dood van Hu Yaobang en het begin van de bezetting van het plein op 15 april en de dag dat militaire acties begonnen op 4 mei.
6. Ruimte
Het dorp Huan en Kun groeien op in hetzelfde dorp. Het is niet zo groot en iedereen kent elkaar. De ouders van Huan zijn naar daar verhuisd om oma en opa Poes te helpen op hun oude dag. Nadat zij gestorven zijn, blijft het gezin in het dorp wonen. Kuns vaders is burgemeester van het dorp. Huan voelt zich goed in het kleine dorp en nadat ze naar Beijing is verhuisd, heeft ze toch nog dikwijls heimwee naar haar geboorteplaats. Ze “voel[t] [haar] wortels trekken. Het lijkt onwaarschijnlijk, maar [ze] mis[t] de modder” (p. 121). Als Sheng-Du en zij Beijing moeten ontvluchten, wil ze dan ook maar al te graag terugkeren. Het rijstveld Beide ouders van Huan werken op hun rijstveld. Het is hard werk en als haar moeder ziek wordt, wil Huan dan ook beslist haar werk over nemen. Ze wil niet meer naar school want het rijstveld is haar toekomst. Het veld is hun enige bron van inkomen en staat voor Huan symbool voor een leven ten dienste van haar ouders. In Beijing verlangen zij en haar vader niet enkel naar het dorp, maar ook naar het rijstveld. Ook al zijn ze afgepeigerd na een lange dag, toch stelt vader voor om “voor het slapengaan nog een blokje om te lopen. Net zoals thuis om het rijstveld, zegt hij. Het heimwee grijpt [Huan] bij de keel” (p. 82). Voor vader betekent het rijstveld vooral vrijheid, je eigen baas zijn. Ook al was werken op het rijstveld zwaarder, toch is hij na zijn werk in het park steeds veel vermoeider. “Het is het geknecht zijn, de vernederingen die hij moet slikken en nog meer het antwoord dat hij niet mag geven” (p. 101). Hij was ook heel trots op het rijstveld: “hij, die elke avond zijn rijstveld afstapt, met zijn handen gevouwen op zijn rug, als een herenboer met een paar slordige tientallen hectaren grond. Die de lucht afspeurt op zoek naar kraanvogels en citroengras fijnwrijft tussen zijn handen en bijna zwijmelt bij de geur” (p. 77). Lessuggestie: - Waarvoor staat het rijstveld symbool? Beijing Beijing, tegenwoordig Peking genoemd, is de hoofdstad van China. Veel mensen van het platteland trekken naar Beijing om werk te zoeken. Ook Huan en haar vader komen naar de stad, laten alles achter, zodat ze dokter kan worden. Het is een drukke stad, overspoelt met verkeer en “de voetgangers lopen lijf aan lijf en de fietsers wriemelen door elkaar als termieten” (p. 81). Bij haar aankomst, is
Huan geschokt door de chaos en de lucht die je bijna niet kan inademen. Ook al voelt Beijing niet als thuis, want “dat woord klinkt nog altijd onwennig als [papa] het over Beijing heeft. Het knelt zoals schoenen die je te klein hebt gekocht” (p. 104), toch staat de stad symbool voor de toekomst. Huan en haar vader trekken immers naar de stad zodat ze een beter leven kan hebben als dokter, ze leert er Sheng-Du kennen en vindt er haar stem terug. Maar Beijing is ook de hoop voor de toekomst van heel China. Het is de broeihaard van protest. Lessuggestie: - Waarvoor staat Beijing symbool? Tian’anmenplein of Het Plein van de Hemelse Vrede Als Hu Yaobang sterft op 15 april, loopt heel Tian’anmen vol met volk dat om eerherstel schreeuwt. Maandenlang wordt het plein bezet door de studentenbeweging en burgers en is het het toneel van protest. Er wordt zelfs een replica van het Amerikaanse Vrijheidsbeeld gezet. Maar wanneer op 4 juni het leger carte blanche krijgt, wordt het ‘Het Plein van de Hel’. Lessuggestie: - Zoek op het internet wat er gebeurt is op het plein.
7. Structurele motieven
Lessuggestie: - Welke motieven vind je terug in het verhaal? - Lees enkele fragmenten waarin een motief voorkomt en zoek naar de betekenis. Stem Een symbolisch element dat steeds doorheen het verhaal terugkomt, is dat van de stem. De stem, stilte en zwijgen. Huan verliest haar stem door verdriet en schuld. Ze zwijgt omdat haar keel brand en uit angst dat niemand naar haar zal luisteren en ze een nee te horen zal krijgen. Zo was het immers ook toen de omstanders Tao niet wilden helpen. Ook haar moeder begint steeds minder te praten, totdat ze enkel nog tot de kippen praat. Maar ook politiek gezien worstelt Huan met haar stem. En met haar, een heel volk dat ook zwijgt omdat niemand luistert en uit angst om nee te horen. En degenen die proberen te schreeuwen, worden hun stem afgenomen door censuur. Als Huan terug begint te spreken, vraagt ze zich af: “Waarom
schreeuwen als toch niemand luistert? Waarom ben ik opnieuw beginnen spreken? Degenen die mij willen horen zullen mij ook verstaan als ik zwijg en de anderen blijven doof voor eeuwig en altijd” (p. 132). Toch is ze vastberaden als het protest groeit: “Ik zou niet kunnen weggaan. Op een of andere manier ben ik ook hier in Tao’s naam. Om tegen onrecht en machtsmisbruik te schreeuwen. Ik geef mijn stem nooit meer af. Het zijn de daders die van schaamte moeten zwijgen” (p. 134). Lessuggestie: - Waarom zwijgt Huan? Wat wil ze bereiken met haar stilte? - Wat denk je dat het beste is als je geconfronteerd wordt met onrecht: zwijgen of durven spreken? De nachtegaal Hiermee samenhangend is het motief van de nachtegaal. In het toneelstuk van school mag Huan vogelverkoopster zijn. Ze vind dat het absolute einde want ze krijgt een nepnachtegaal op haar schouders. “Niemand vindt de nachtegaal mooi, zo saai en grijs en onooglijk, tot hij begint te zingen. Als je ziek bent, geneest hij je met zijn gezang en wie ongelukkig is en hem hoort, gaat weer lachen” (p. 16). Als ze haar stem verliest, verliest ze ook haar rol en speelt ze een moerbeiboom, een rol zonder stem. Als ze door de geboorte van Limei haar stem terugvindt, is Sheng-Du blij dat ze haar mooie stem laat horen en noemt hij haar ‘nachtegaal’: “’Je was mijn papieren stem en nu ben je ook mijn nachtegaal’, [zegt Sheng-Du]. Het vogelmeisje, denk[t] [Huan]. Dan toch, na al die jaren” (p. 121). Lessuggestie: - Waarom voelt Huan zich zo verbonden met de nachtegaal? De lappendeken Nadat Tao sterft, maakt Huan van zijn kleren lapjes die ze aaneennaait tot een deken. Ooit zal de lappendeken passen rond haar verdriet. De deken moet Huan beschermen tegen de buitenwereld, maar dient ook om haar verdriet te verbergen zodat niemand het opmerkt. Elke keer als ze het moeilijk heeft, verschuilt ze zich eronder. Als haar vader zich zorgen maakt wanneer ze ’s nachts rondsluipt voor de studentenbeweging, geeft ze hem de lappendeken om zich in te hullen. Ook wanneer Huan en Sheng-Du op het plein slapen in afwachting van een confrontatie, liggen ze samen onder de lappendeken. “Ze heeft de geur van liefde en slaap” (p. 135). Als Sheng-Du de deken verscheurt om rond Huans voet te windelen, geraakt ze helemaal buiten zichzelf. Ze is overtuigd dat ze niet zonder kan. Later beseft ze dat dat niet zo is en ze verklaart: “De deken heeft gedaan wat ze moest, maar nu is de tijd van schuilen voorbij. Ik ben niet meer klein. Nu wil ik een lappendeken van zinnen maken. Niet om in de woorden weg, maar net om er uit te
kruipen. Een verhaal dat groot genoeg is om mijn verdriet en mijn woede uit te schreeuwen, maar ook mijn geloof, mijn hoop, mijn liefde” (p. 143). Lessuggestie: - Waarom maakt ze een lappendeken? Wat betekent de deken voor Huan? De kippen Als het gezin naar de markt gaat, wilt Tao kippen. Moeder vindt het geen goed idee, maar vader geeft toch weer snel toe aan de vraag van Tao. Dus kopen ze twee kippen en een haan, op voorwaarde dat Tao zal helpen het hok schoon te houden. Als oma en opa op bezoek komen na de dood van Tao, vlucht Huan naar de kippen. Tao’s kippen. Huan pakt ze op en “zorg[t] voor hen als voor [haar] eigen bloed” (p. 33). Alleen de haan spartelt altijd tegen en wil de baas zijn. Huan noemt hem dan ook Tao. Als niemand het ziet, vertelt papa de kippen over Tao. Het oorspronkelijke koppel kippen worden niet opgegeten –ook al leggen de hennen geen eieren meer—en ze zijn heilig voor vader. “Papa vertroetelt en verwent ze alsof de geest van Tao in hen gevaren is” (p. 48). Als het gezin op bezoek gaat bij opa en oma, moet de buurman beloven om goed voor de kippen en de haan te zorgen. Maar als ze thuiskomen, is de haan op sterven na dood. Vader vliegt uit tegen de buurman en moeder moet tussen hen in gaan staan om hem te kalmeren. Na die confrontatie verdwijnt moeder steeds een beetje meer. Als de haan sterft, worden de kippen ook geslacht. Moeder loopt verloren rond in de tuin, steeds op zoek naar iets. Na een tijd wordt het duidelijk dat het de haan en kippen zijn die papa opnieuw moest kopen van haar. In een laatste poging om haar terug te brengen, doet vader dat dan ook. Nu is het moeder die al haar tijd doorbrengt op het bankje bij de kippen. Ze draagt ze rond en praat er tegen als tegen een baby. Als ze op een avond verdwijnt, zijn de kippen ook weg. Eén kip wordt later dood teruggevonden, de andere twee leven nog, maar zijn nooit meer hetzelfde. Lessuggestie: - Waarom zijn de kippen zo belangrijk voor Huan, vader en moeder? Chinees bijgeloof en astrologie De karakters van Tao en Huan worden verklaard aan de hand van het teken waar ze onder geboren zijn, want “de maan doet met mensen wat ze wil” (p. 34). Tao is een draak en is heel druk, sterk en dapper, heeft veel fantasie, maar moet oppassen voor overmoed. Huan is een hond. Ze is trouw, plichtsbewust en zorgt goed voor anderen. Maar ze kan ook koppig zijn, zoals met haar onophoudende ‘boetedoening’. En als een hond in het nauw gedreven wordt, kan die ook gemeen zijn. Zoals Huan als ze een mes tegen haar keel duwt als papa voorstelt om een man voor haar te zoeken.
Doorheen het verhaal zijn er ook verschillende referenties naar het Chinese geloof en bijgeloof. Zo vertelt de keukengod Tsao Chung het tegen de hemelgod als je stout bent geweest, maar waakt hij ook over je, moet je een klein stukje niangao eten op oudjaar voor een zoet leven, wordt er vuurwerk afgeschoten op nieuwjaar om het monster Nian terug te jagen naar de diepten van de zee en wordt er elk jaar met Qingming eten op de graven gelegd. Maar nadat Tao sterft, verklaart Huan dat ze niet meer bijgelovig is. Al die Chinese gewoontes zijn leuk, maar geloof hecht ze er niet meer aan. De goden zitten er voor niets tussen of je geluk hebt of niet, enkel de mensen. Lessuggestie: - Wat weet je over Chinese astrologie? - Zoek op welk teken van de Chinese dierenriem jij en je klasgenootjes hebben en wat de kenmerken ervan zijn. Komt dit overeen met jouw persoonlijkheid?
8. Lessuggesties Voor het lezen: - Kan je door naar de cover te kijken afleiden waar het verhaal over zou kunnen gaan? Uit welke elementen dan (de titel, het meisje, het symbool,…)? - Wat zou de titel kunnen betekenen? - Heb je al iets gelezen van Gerda van Erkel? Denk je dat dit boek over gelijkaardige thema’s gaat als haar andere boeken? Na een korte uitlijning van de inhoud: - Weten jullie iets over de geschiedenis van China? - Of over communisme?
Bespreking van fragmenten: Fragment 1 (p. 2-3): 1989 Ik ben niet bijgelovig, al een hele tijd niet meer. Anderen van mijn volk zouden beweren dat het moet begonnen zijn bij zijn geboorte, in het jaar van de draak, al hebben we ongebroken slierten noedels gegeten voor een lange levensdraad, en bovendien had hij zijn naam mee die hem had moeten beschermen.
Tao was een drukke, levendige baby. Hij had weinig slaap en veel afleiding nodig. Mijn moeder had haar handen vol aan hem. Op elf maanden kon hij lopen en toen hij begon te praten, was dat niet met losse woordjes maar meteen met hele zinnen en zonder blad voor zijn mond te nemen. We raakten hem ook voortdurend kwijt. Als hij in de verte iets hoorde wat zijn aandacht trok, ging hij erop af zonder op ons te wachten, vaak zelfs zonder iets te zeggen. Als er niets gebeurde, zorgde hij zelf voor leven in de brouwerij. Iedereen was het erover eens dat mijn broer zijn teken alle eer aandeed. Hij zou het ver schoppen. De wereld zou nog van hem horen. Mijn ouders glommen van trots. Ik was zes toen hij geboren werd. Hij was een levende pop die ik in bad mocht helpen zetten. Hij maakte me aan het lachen en soms kon ik hem vermoorden, als hij van een taak voor school of een tekening weer eens boten of vliegtuigjes vouwde, of speren om mee op de duistere, nooit geziene wezens van zijn grenzeloze verbeelding te jagen, waartegen hij niet alleen ons gezin maar de hele wereld, van poolkap tot poolkap, zou beschermen. Er ging ook geen week voorbij zonder dat hij een of ander ongeluk kreeg. Hij liep aanhoudend builen en schrammen op, maar altijd kwam hij op zijn pootjes terecht. Zorgen maakte ik me niet, waarom zou ik? Mijn ouders waren er. Zij losten alles op. Misschien keerde het tij met het lentefestival, zoals wij in China ons nieuwjaar noemen, in dat fatale jaar 1982. Dat is wat mijn moeder later zei, voor het verdriet haar verstand had opgegeten. Dat het was alsof Nian, nadat hij na zijn diepe winterslaap op zijn logge, geschubde poten en met een uitgehongerde maag breed gapend uit de zee op het droge was gekropen, ons huis had uitgekozen en zich daar had verstopt tot het feestgedruis geluwd was en het meeste rood weer voor een jaar was opgeborgen. Nian was zo groot als vele keren ons huis op en naast elkaar, toch kon hij verdwijnen in het oog van een naald. Negentien ben ik nu. Ik weet dat Nian alleen in de legende bestaat en dat je banger moet zijn voor de menselijke weerwolven die zelfs niet op de volle maan wachten als hun macht hongert naar bloed. Maar toch. Je hart en je buik geloven vaak in andere wetten dan je hoofd. Je zoekt een verklaring om je minder machteloos, minder schuldig en daardoor misschien zelfs minder verteerd door verdriet te voelen. In elk geval werd toen een ketting van gebeurtenissen op gang gebracht, waarvan niemand op dat ogenblik de omvang en de afloop kon vermoeden. Vragen: - Zijn je verwachtingen op basis van de titel uitgekomen? - Wat denk je dat er gaat gebeuren? Waarom denk je dat het hoofdpersonage zich schuldig en verdrietig voelt? - Wie/wat zou Nian kunnen zijn? - Welke karaktertrekken van Tao en Huan vind je terug in dit fragment? - Waarom denk je dat het eerste fragment van het boek zich later afspeelt in de tijd als de rest van het verhaal?
Fragment 2 (p. 36-38) Eerst herkent de kapper me niet. Ik ben maar een goedkoop hoofd met haar, een knipbeurt zonder wassen, amper goed voor zoveel yuan. Ik heb mijn spaarpot leeggemaakt en leg het geld voor hem op tafel. Daarna ga ik op de stoel zitten, met een rechte, onverzettelijke rug en mijn gezicht onbewogen naar de rivier. Het is een grijze dag. Het water stinkt en de lucht lijkt te klein voor al de muggen die haar vullen met misnoegd gezoem. ‘Scheer me kaal’, zeg ik. Dat zijn de laatste woorden die ik in mijn leven zal spreken. De kapper wordt bleek en ik weet dat hij zich herinnerd heeft wie ik ben. Hij aarzelt, niet lang, het geld plakt al aan zijn vingers. Hij stopt het snel in het blikken doosje, voor hij zich misschien bedenkt, pakt de schaar en knipt mijn vlechten af. Zijn handen beven en de schaar knarst. Ik heb dik haar. De plukken wenen over mijn wangen. Daarna neemt hij de tondeuse. Als hij klaar is en me de spiegel voorhoudt, glimlach ik. Niet naar hem. Naar iemand achter mijn gezicht. Onderweg naar huis staren de mensen me aan. Ze doen zelfs niet de moeite om het te verbergen. Het ene moment maakt dat me gelukkig, dan draag ik mijn kale schedel als een boeteoffer, als hoop op loutering. Dan sla ik mijn ogen neer en dank ik in mijn binnenste voor elke steen die ze gooien. Maar tien stappen verder zit er een briesend paard in mijn hoofd. Nu mijn woede niet langer als een schuimbekkende hengst over mijn tong mag rijden, en zot wordt daarbinnen, begint ze te steigeren en met haar achterpoten tegen mijn slapen te stampen. Ze gooit haar hoofd in haar nek en kijkt door mijn ogen naar buiten, ontbloot haar grote gele tanden naar de voorbijgangers die gehaast de blik afwenden. Ik wil hun een geweten bijten, ben zo stom nog altijd te denken dat ze dat hebben. Thuis kijk ik een kwartier lang in de spiegel. Ik zoek opnieuw naar trekken van Tao in mijn gezicht. De rechte neus. De wenkbrauwboog. Mijn ogen en huid zijn lichter. Geen onoverkomelijke hindernis om hun zoon te worden. Zo hoeven mama en papa zich tenminste over de toekomst geen zorgen meer te maken. Mijn vader zal niet hoeven zuchten als hij ’s avonds zijn rug rechttrekt, over het rijstveld uitkijkt naar weer een zon die ondergaat en bedenkt dat hij weer een dag dichter gekomen is bij zelf oud en opgebrand zijn. Ik word de rijst in de kom van hun oude dag. Maar het is tijd voor stap twee. Ik moet me reppen voor ze thuiskomen. Als ik voor de kleerkast sta en zie hoe Tao’s kleren hem elk ogenblik terug verwachten, geduldig en trouwer dan de levenden, krijg ik echter een schok en een brandende pijn verspreidt zich door mijn lijf, alsof ik door een dodelijke kwal gestoken ben. Vannacht leek het zoveel eenvoudiger. Ik moet me vermannen. Niet denken, doen. Ik kleed me uit, pak een hemd en een broek van hem en probeer me erin te persen, tegen beter weten in. Ik trek harder. Een naad scheurt open en dan weet ik niet meer wat me bezielt. Eerst scheur ik met mijn handen, maar dat gaat stroef en de stukken, niet mooi gelijk en rafelig, schreeuwen een stomme beschuldiging uit. Is je broer niet meer zorg waard dan dat? Een schaar heb ik nodig! Ik sla mijn armen voor mijn beginnende borstjes om in de keuken de blik van Tsao Chun te ontlopen. Me bij mama en papa verklikken zal hij niet, wat hij hoort en ziet is tussen hem en de goden. Mijn ouders zullen het vanzelf merken en sneller dan me lief is. Ik zal zeggen dat het sterker was dan mezelf. Zelfs hun woord moet buigen voor karma.
Ik knip zorgvuldig, lapjes van acht bij acht. Zijn hemden, zijn broeken, zijn jasje, zelfs zijn wollen trui. Alles. Onder mijn huid, waar mijn verdriet is neergesneeuwd, ril ik, maar mijn handen beven niet één seconde. Ik doe wat ik doe. Opeens is de kleerkast leeg. De kapstokken hangen als geraamten aan de staaf. Ik sla de deur dicht, maar nu kijkt mijn spiegelbeeld me aan. Kaal. Naakt op mijn slipje na. Ben ik dat? Wie ben ik? Verloren grijp ik naar Tao’s pyjama, op het voeteneind van zijn bed, zoals een drenkeling naar een stuk hout. Ik kniel neer en duw hem tegen mijn gezicht. Zijn geur hangt er nog in. De geur van zeep en slaapdronken bedelen om nog één verhaaltje. Nog één. Het aller-, allerlaatste. Zo blijf ik zitten tot ik de voordeur open- en weer dicht hoor gaan en papa’s stem hoor die waarschijnlijk iets troostends probeert te zeggen. Snel trek ik mijn eigen kleren weer aan, graai de lapjes stof en de pyjama bij elkaar en prop alles in de diepste hoek van mijn stuk van de kast. De knopen en de ritsen zal ik morgen weggooien, op weg naar school. Bezwarend materiaal. Wat heb je aangericht? Je hebt hem opnieuw vermoord! Maar zo is het niet, jullie vergissen je! Ineens begrijp ik wat ik met de kleren wil. Garen moet ik hebben, naaigaren en een naald. Nu ik het weet, word ik rustiger. De weg is uitgetekend. Ik hoef hem alleen nog te gaan. Vragen: - Hoe gaat Huan om met haar verdriet? Wat leert dit fragment je over haar? - Waarom denk je dat Huan haar haar afscheert en stopt met praten? - Waarom wil ze geen dochter meer zijn, maar zegt ze dat ze een zoon wil worden? - Wat zou ze gaan doen met de stukjes stof van de kleren van Tao? - Hoe denk je dat haar ouders gaan reageren? - Ben je het eens met de acties van Huan?
Fragment 3: Bij het schrille, aanhoudende geluid van de deurbel schiet ik rechtop in bed. Op straat wordt door elkaar geschreeuwd en beneden bonst iemand met een hard voorwerp op de deur. Doorheen al het tumult vang ik mijn naam op. Huan! Huan! Mijn hart gaat zo hevig tekeer dat ik er misselijk van word. Het zweet breekt me uit en even wordt het me zelfs zwart voor ogen. Na een paar keer uitademen gaat het beter. Het is licht, ik moet me verslapen hebben. Mijn gedachten draaien ijlings de klok terug op zoek naar een aanknopingspunt. Gisteravond bij Sheng-Du. De muurbrief. Zijn kus. Er broeit iets in de stad, Huan. Het kan nooit meer lang duren. Trillend op mijn benen sta ik op en wankel naar het raam, trek het open. Beneden staat Kun. ‘Hu Yaobang is dood. Snel, Huan! Haast je!’ Ik schiet in mijn kleren. Intussen hoor ik papa ook al stommelen. Overal in het gebouw gaan deuren open, klinkt geschreeuw. Kun komt buiten adem de trappen op gestormd. ‘Tian’anmen loopt vol’, hijgt hij. ‘De hele stad is in rouw. Er wordt nergens anders over gesproken. Een partijleider zoals Hu Yaobang krijgen we nooit meer! Ineens herinnert iedereen zich
dat hij drie jaar geleden onze kant koos tegen Deng en zijn conservatieven. Hij was onze laatste hoop en nu is hij dood én een held. Het volk schreeuwt om zijn eerherstel. Vooruit, waar wachten jullie nog op?’ ‘Dit wordt bloedvergieten’, zegt mijn vader stil. Onder zijn huid, die getaand is van de buitenlucht, heeft hij ineens de vaalbleke kleur van een oude man. ‘Niet als iedereen meedoet. We zijn in de meerderheid. Nu moeten zij bang zijn voor ons. Ze kunnen ons niet allemaal neerschieten of opsluiten of doodzwijgen, of ze zouden in het hele land het telefoonnet moeten platleggen. In bijna alle steden zijn rellen uitgebroken en overal sluiten arbeiders zich bij ons aan. Dit is onze kans!’ Mijn vader blijft voorzichtig. ‘Hoe reageert de politie? Zijn er doden, gewonden?’ ‘Dat willen we vermijden, maar als we de massa in de hand willen houden, moeten we voortmaken. Vanuit de studentenbeweging is altijd gezegd dat Beijing voor een vreedzame revolutie wil gaan, naar het voorbeeld van Gandhi en Martin Luther King. Kom je, Huan?’ En Sheng-Du? Ik ga niet zonder hem. En Shu? Bai? Zijn ze verwittigd? Waar is er hier papier, een pen? Kun grijpt me bij mijn pols. Ik ruk me los, loop naar de tafel en begin in de kantlijn van de krant te schrijven. Intussen schiet mijn vader in zijn schoenen. Hij gaat mee, nog één minuutje. Alleen nog even naar de wc. Kun zucht en zet de tv aan. Het overlijdensbericht van Hu Yaobang loopt over het scherm, maar van een volksopstand is niets te zien of te horen. Uiteraard niet. Ze zullen de lucifer niet aan de lont steken. Ik duw de krant onder zijn neus. ‘Sheng-Du komt wel naar het plein’, zegt hij. ‘De anderen zullen daar intussen ook al zijn. Straks zijn we laatst.’ Buiten klinkt het tumult steeds luider. Ik loop naar het raam. De meute zwelt aan. Je kunt al haast over de koppen lopen. Daar vind je niemand in terug. Mijn vader komt binnen en Kun zet het tv-toestel uit. Hij staat al met de deurklink in zijn hand. Ik ga niet zonder Sheng-Du. Ik blijf staan, met gekruiste armen. Kun wordt kwaad. ‘Zo wordt het niks. Willen jullie misschien nog eerst thee drinken, of wat?’ Doe niet onnozel. Je weet wat ik wil. Mijn vader grijpt Kun bij zijn arm. Hij praat rustig, met gezag. ‘Kalmeer, jongen. We moeten ons organiseren. De kans is groot dat er straks gevochten wordt, dan blijven we beter bij elkaar. Is Shu al gewaarschuwd?’ ‘Ze is vannacht bij Bai blijven slapen. Ze wachten op ons bij het mausoleum van Mao. Ik ben er zeker van dat Sheng-Du ook al op weg naar het plein is, maar Huan wil per se op hem wachten.’ ‘Dan wacht ik samen met haar op hem en komen we daarna zo vlug mogelijk naar het mausoleum.’ Terwijl we de trappen aflopen blijft Kun mopperen dat het verloren tijd is. Andere bewoners voegen zich onderweg bij ons of gaan bij buren aankloppen. Er is revolutie. Zeg het voort. Iedereen naar Tian’anmen. Op straat beweegt de gezwollen mensenstroom zich duwend en wringend naar het
plein. Dan herken ik Sheng-Du, die er met zijn hoofd boven uitsteekt. Met zijn fiets noodgedwongen aan de hand probeert hij zich een weg naar ons huis te banen. Ik stoot Kun aan. Wat zei ik je! En loop Sheng-Du tegemoet om hem onder de verblufte blikken van Kun en papa om de hals te vliegen. Mijn vader is helemaal ondersteboven, meer dan door de revolutie. Maar hij glundert en heeft ineens weer kleur op zijn gezicht. Kun moet nog even meesmuilen. ‘Dat noem ik achterhouden van informatie’, bromt hij. Gelukkig vertellen de pretlichtjes in zijn ogen een ander verhaal. ‘Aan de andere kant ging het ook wel tijd worden. Jullie waren de enige twee die het niet zagen. Hoe lang…?’ Sheng-Du wuift de vragen weg. ‘Later. Kan mijn fiets veilig in de gang? Wacht, mijn rugzak nog pakken. Ik heb drinkbussen mee, je weet nooit. Het is begonnen, mensen! Kunnen jullie het geloven? Het is eindelijk begonnen.’ Hij pakt mijn hand en we voegen ons bij de schreeuwende, scanderende mensenstroom. Vragen: - Wat denk je dat er gaat gebeuren? Tegen wie/wat protesteren de mensen? - Denk je dat dit op waargebeurde feiten gebaseerd is? - Hoe komt het denk je dat er op tv niets wordt gezegd over het protest van de mensen? - Zoek in groepjes info over andere (studenten)protesten en stel ze voor.
Fragment 4 (p. 109-111): Sheng-Du zet de tv aan en ik ga maar thee zetten. Als we weer samenzitten, spreken we op gedempte toon. De nieuwsberichten voorspellen weinig goeds. Er zijn toespraken van de partijtop, die het leger en de politie uitvoerig feliciteren met hun overwinning, tegelijk klinkt er een niet mis te verstane waarschuwing. De strijd is nog niet gestreden. Een klein aantal militairen zou overgelopen zijn. De steun van de bevolking is onontbeerlijk om een burgeroorlog te voorkomen. Alle oproerkraaiers moeten zo snel mogelijk worden opgepakt en daarom wordt iedereen opgeroepen verdachte elementen zonder schroom aan te geven. Het is een burgerplicht. Een aantal studenten is al ingerekend en momenteel kamt men nog altijd de universiteiten uit. Van de meest gezochte leiders worden opsporingsberichten en foto’s getoond. Van onze groep is alleen Sheng-Du erbij. Ik verstijf. We verstijven allemaal. Mijn bloed bevriest. Alleen Limei is zich van geen kwaad bewust en zuigt tevreden aan de borst van haar moeder. ‘Het is waarschijnlijk dat deze personen zullen proberen het land te ontvluchten’, zegt de woordvoerder van Li Peng. ‘De toekenning van uitreisvisa zal worden verstrengd.’ Er wordt nog eens herhaald dat al wie opstandelingen helpt onderduiken of ontsnappen zal berecht worden als landverrader. Met stomheid geslagen kijken we elkaar aan. Lian houdt de baby werktuiglijk op voor een boertje. Ik denk opnieuw dat de buren haar zullen horen huilen. Ze kunnen hier niet blijven en papa in
gevaar brengen. Prompt schaam ik me voor mijn gedachten. Mijn vader is een beter mens dan ik. Ik wil ook niet opnieuw leven vanuit achterdocht. ‘Ze kunnen ons toch niet met honderdduizenden opsluiten of executeren’, zeg ik, maar het klinkt nog steeds weifelend. Vanaf het bloedbad kunnen we ons aan alles verwachten. Ze dekken zich in met de meest doorzichtige excuses. De rubberen kogels waren op, daarom hebben de soldaten met scherp moeten schieten. En tanks in plaats van waterkanonnen en traangas, zeker! Denken ze nu echt dat iemand dat slikt? Het westen is niet achterlijk! Sheng-Du speelt met de vingers van mijn hand. ‘Ze zullen voorbeelden stellen’, zegt hij somber. ‘De kopstukken zullen moeten vallen.’ ‘Jullie moeten weg uit China’, zegt Kun. ‘Zo vlug mogelijk.’ ‘Maar man! Je hebt ze toch gehoord! Extra controles op uitreisvisa.’ ‘Ik laat papa niet achter’, zeg ik. Kun wil nog iets zeggen, maar ik draai me om. Ik wil het niet horen. Einde gesprek. Ieder van ons kruipt in zijn eigen wormstekige gedachten. Het knagen in mijn hoofd is niet te harden. Mijn vader komt pas na achten thuis, ruim anderhalf uur later dan gewoonlijk. Het geluid van de sleutel die omgedraaid wordt in het slot doet ons weer uit onze holen komen. Iedereen springt op en gooit zijn ogen weer open. Onze woorden kruipen uit hun schil. Huilend van opluchting vlieg ik mijn vader om de hals. Hij beeft. Hij is een oude man. Ik haast me een beker thee voor hem uit te schenken en de rijstschotel die ik heb klaargemaakt met wat overschotjes kip en groenten in de oven te schuiven. We hebben op hem gewacht om te eten. ‘Je bent zo laat’, zeg ik ongerust. ‘Het wemelt onderweg van de patrouilles. Ik heb geprobeerd ze te ontwijken. Voor de Amerikaanse ambassade ziet het zwart van mensen die het land uit willen.’ We vertellen hem wat we op tv gehoord en gezien hebben. ‘Er moet een oplossing zijn’, zegt hij. ‘Jullie kunnen hier niet blijven. Het geluk dat vandaag met jullie was, kan niet eeuwig duren. Naar wat ik gehoord heb, is het een wonder dat er nog zoveel mensen zijn die het er levend vanaf hebben gebracht.’ ‘Als dat geluk nog even aan onze kant is, heb ik een oplossing’, zegt Kun. ‘Toen mijn moeder een paar weken geleden hier was, had ze valse papieren meegebracht. Zij en papa hadden dit voorzien. Het is stom dat ik niet meteen gekeken heb of ze er nog waren.’ Na het eten vertrekt hij. Hij omhelst iedereen. Elk afscheid kan er een voor altijd zijn. ‘Over een uur moet ik hier terug kunnen zijn’, zegt hij. ‘Als ik niet terugkom, probeer dan om Lian en Limei bij mijn ouders te krijgen.’ In ons dorp. Ik beloof het. Het lijkt de heerlijkste plek op aarde. Het is lang geleden dat een uur zo eindeloos leek te duren en als het dan eindelijk om is, was het te kort. Kun is nog niet terug. Ik zet nog een pot thee. Zelfs Limei voelt de spanning, want ze valt maar
niet in slaap en blijft hartverscheurend huilen. Ze is met niets of bij niemand te troosten. Om de beurt lopen we wiegend en sussende woordjes fluisterend met haar rond. ‘Misschien is hij ook moeten omlopen voor patrouilles’, probeert mijn vader ons moed in te spreken. Ja, misschien. Van de wandklok kijken we maar weer tv, waar dezelfde berichten steeds opnieuw worden uitgezonden. Alleen de aantallen die genoemd worden, veranderen voortdurend. Dat van de slachtoffers gaat in dalende lijn. Volgens papa waren de soldaten daarstraks het bloed al van het plein aan het schrobben. Dat kunnen ze van de stenen, maar niet van hun handen, in geen eeuwigheid, hoezeer ze de cijfers voor de rest van China en de wereld ook verdraaien. Het aantal opgepakte dissidenten daarentegen stijgt elke keer en we vrezen dat deze cijfers wel stroken met de waarheid. Tussen de berichten door worden nieuwe beelden van de razzia’s getoond. Ineens herken ik Dong, met nog een jongen. Het moet de radioamateur zijn. Er gaat een schok door me heen. Je ziet soldaten een kelder binnenvallen en hen op heterdaad betrappen. De zend- en ontvangstinstallatie wordt op de grond gegooid en kapot getrapt. Dong en zijn vriend worden overmeesterd en geboeid weggevoerd. Als de vriend zich verzet, krijgt hij de kolf van een geweer tegen zijn gezicht. Het bloed loopt uit zijn mond, een kreet ontsnapt me. Ik vertel het hun en begin te snikken. Het wordt me allemaal te veel. Ik wil naar ons rijstveld. Ik wil naar huis. Sheng-Du pakt me in zijn armen. Lian heeft het ook niet meer. Ze vloekt en loopt naar het raam. Er klinken nog steeds schoten, sirenes. Limei, die even was stilgevallen, begint opnieuw te huilen. Vragen: - Waarom zegt de politie dat het een burgerplicht is om de opstandelingen aan te geven? Waarom wil de politie de burgers tegen elkaar opzetten? - Waarom wil Huan terug naar haar oude dorp? - Hoe komt het dat de cijfers op tv steeds veranderen en het daardoor lijkt alsof er niet zoveel slachtoffers zijn? Voor wie is die boodschap bedoeld? - En waarom zeggen ze waarschijnlijk wel de waarheid over het aantal opgepakte dissidenten? Wie willen ze angst aanjagen?
Gesprek na het lezen van het heel boek: - Welk personage gaat volgens jou het beste om met zijn verlies en verdriet? Waarom? - Op welke manier is Huan veranderd doorheen het verhaal? - Zijn er parallellen tussen het verhaal van Huans verdriet en het verhaal van de revolutie? - Heeft het boek je geraakt? Waarom? - Wat was je favoriete fragment uit het verhaal? Waarom vond je dat fragment zo goed?
Opdrachten: Creatief schrijven - Het verhaal wordt beschreven door de ogen van Huan. Herwerk een fragment vanuit het perspectief van een ander personage (Bvb. het perspectief van de vader als hij er achter komt dat Huan haar haar heeft afgeschoren of het perspectief van Kun als Huan hem verteld dat ze niet meer met hem kan samen zijn) - Schrijf zelf een slotscène nadat Huan en Sheng-Du aankomen in Japan. - Schrijf een brief van Huan aan haar vader vanuit Japan. Zakelijk schrijven - Schrijf een recensie over het boek dat in een tijdschrift zal verschijnen. - Schrijf een krantenartikel over een gebeurtenis in het verhaal. (Bvb. over de protestactie op Tian’anmen) Drama - Verdeel de klas in kleine groepjes. Iedere leerling krijgt van de leerkracht een papiertje met de naam van het personage op. De andere leerlingen weten niet welk personage dat is. De leerling moet in de huid van het personage kruipen en via kleine gesprekken de emoties van zijn personage zo goed mogelijk overbrengen. Aan de andere leerlingen om te raden wie welk personage is. - Probeer net zoals Huan dingen duidelijk te maken zonder te praten. - Speel een scène na uit het boek.