PRAKTIJKWERKBOEK JONGERENWERKOPLEIDING 1E JAAR en 2E JAAR
ROC van Amsterdam 2007
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 1
Beste leerling en beste praktijkbegeleider, Welzijnswerk wordt vooral in de praktijk geleerd. Door het maken van de opdrachten in dit praktijkwerkboek zul je de vele kanten van het welzijnswerk/jongerenwerk leren kennen. Bij ieder leefgebied vind je een leerdoelen matrix. Elke opdracht moet eerst goed worden voorbereid met de praktijkbegeleider, zodat jullie beiden weten wat je van elkaar kunt verwachten. Je maakt ook een planning. (Maak gebruik van de formulieren) Onder iedere opdracht staat welke producten er verwacht worden en de beoordelingscriteria. Niet alleen je praktijkbegeleider beoordeelt of je de verschillende aspecten die in de opdrachten aan de orde komen voldoende of onvoldoende beheerst, eerst doe je dat zelf. (gebruik hiervoor de formulieren die in dit praktijkwerkboek zitten). Vervolgens schrijf je een verslag over het gesprek wat je met je praktijkbegeleider hebt gevoerd. (Gebruik voor het gesprek de start-methode, zie volgende pagina).Wanneer je het nog onvoldoende beheerst geeft dit niet, je kunt dit dan meenemen naar een volgend leefgebied. De praktijkbegeleider/ster moet dan duidelijk aangeven waar hij of zij de verbeteringen verwacht. Dan kan het zijn dat de opdracht of onderdelen van de opdracht pas bij een volgend leefgebied voldoende worden beoordeeld. Zoals je zult merken horen de opdrachten bij de leefgebieden zoals die op school tijdens de opleiding worden behandeld. De opdrachten 1 en 2 doe je altijd op school als voorbereiding op opdracht 3 die je in de praktijk uitvoert.
We wensen jullie veel succes met het maken en bespreken van de opdrachten. Team Jongerenwerk.
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 2
Handreiking voor het toepassen van het START-gespreksmodel
Aan de assessor de taak om zorgvuldig, methodisch en valide te onderzoeken in welke mate de claims van de kandidaat dat hij bepaalde competenties beheerst aannemelijk zijn. De te hanteren methode hiervoor is het START-interview. Deze methode vraagt per competentie naar Situaties, Taak (doel), Acties en Resultaten waaruit de competentie moet blijken. Tot slot wordt de kandidaat gevraagd in welke situaties hij anders gehandeld zou hebben op basis van de nu beheerste competenties,( Reflexie ) of op welke manier hij denkt het geleerde in nieuwe situaties te kunnen toepassen. Inleiding
De assessor beoordeelt systematisch of de kandidaat vooraf vastgestelde competenties daadwerkelijk beheerst. De START-methode is er op gericht om op basis van situaties uit het verleden een beeld te krijgen van de relevante competenties van een kandidaat. De assessor zal na het gesprek moeten uitspreken of hij vertrouwen heeft in de kwaliteiten van de kandidaat. De kandidaat zal moeten bewijzen dat hij aan de competenties gewerkt heeft en ze ook daadwerkelijk beheerst.
Maak kort kennis Stel enkele vragen waardoor de kandidaat zich kan aanpassen aan de nieuwe situatie Leg de kandidaat het doel, de procedure en de tijd voor het gesprek uit. Geef een korte omschrijving/definitie van de competentie. Vraag aan de kandidaat of hij/zij beschikt over de gevraagde competenties. (gesloten vraag) Bij een positief antwoord pas je de START-methode toe. Opening
Vraag naar de situatie In het gesprek wordt als eerste geprobeerd om een beeld te krijgen van de beroepssituatie waarin de kandidaat zijn ervaringen met betrekking tot de gevraagde competenties heeft opgedaan. Waar was dat, wie waren daarbij aanwezig, wanneer, wat gebeurde er? Deze eerste vraag is bedoeld als uitnodiging om de kandidaat te laten vertellen. Stimuleer de kandidaat om in de ik-persoon te vertellen. Vraag naar details om de herinnering te stimuleren. Probeer er achter te komen waarom die situatie voor de kandidaat belangrijk is. De uitvoering van het gesprek
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 3
Vraag naar de taak Wat was in de beschreven situatie de taak/rol van de kandidaat. Wat moest hij doen? Wat wilde de kandidaat in deze situatie bereiken? Door de taken en doelstelling te benoemen ontstaan er aanknopingspunten voor het onderzoek naar competenties. Vraag naar de acties Aan de kandidaat wordt gevraagd wat hij concreet deed. Welke acties heeft hij ondernomen om een bepaalde taak uit te voeren of het beoogde doel te bereiken? In het vragen naar acties ontstaat een beeld van hoe iemand de taak aanpakt. - planning o hoe heeft de kandidaat zijn taak voorbereid? Waarom deze aanpak? o Heeft de kandidaat een planning gemaakt? Waarom wel/niet? o Heeft de kandidaat overlegd met zijn leidinggevenden, anderen? - uitvoering o hoe heeft de kandidaat het verder aangepakt? En waarom? o Wat was de werkvolgorde? Waarom o Welk materiaal heeft de kandidaat gebruikt? o Welke voorschriften heeft de kandidaat in acht genomen? o Welke hulpmiddelen heeft de kandidaat gekozen? Waarom? Vraag door op concreet gedrag. Let op taalversluiering: best wel / iedereen / altijd / een beetje / meer. Vraag door: over wie heb je het? Hoeveel is “best wel”? Wie is “Iedereen”? Andere hulpvragen: wat doe je dan? Wanneer doe je het? Hoe doe je dat? Wat heb je daarvoor nodig? Met wie werk je? Vragen als: wat zeg je? Hoe reageer je? Hoe reageert de ander? Wat is het effect van jouw gedrag op dat van de ander? Vraag naar het resultaat Welk resultaat heeft de kandidaat met zijn actie behaald? Vraag om een toelichting? Hulpvragen: heb je je doel bereikt? Was de opdrachtgever tevreden? Hoe weet je dat? Vertel eens wat je bereikt hebt Wat vond je er goed aan? Waarom vond je dat goed? Waar ben je tevreden over? Wat wilde je voor resultaat zien? NB Een kandidaat zal het prettig vinden om zijn verhaal af te ronden, vooral als het een succesverhaal is. Maar succes wordt niet altijd veroorzaakt door de actie van de kandidaat: iets kan heel geslaagd zijn ondanks het zwakke optreden van de kandidaat. Iets kan sklecht aflopen ondanks het uitstekend optreden van de kandidaat. Het resultaat moet dan ook niet maatgevend zijn voor de kwaliteit van de actie. Transfer (Reflectie) In deze stap wordt aan de kandidaat gevraagd hoe hij/zij het bereikte resultaat waardeert en wat hij/zij geleerd heeft voor eventuele toekomstige situaties.
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 4
Hulpvragen: Waren er alternatieven? Op welke wijze had het resultaat verbeterd kunnen worden? Wat heb je van jouw rol, actie en resultaat geleerd? Wat ging er goed, wat minder? Zou je het de volgende keer anders doen? Zo ja wat? Voel je je competent en bekwaam? Hoe heeft de kandidaat het gesprek ervaren? Een kandidaat kan goed of minder goed uit de verf komen. Het is van belang te vragen wat hij zelf van het gevoerde gesprek vond. Ook wordt de kandidaat gevraagd om aan te geven hoe hij zichzelf in het gesprek waardeert. Afronding van het gesprek
Beoordeling van het gesprek Aan de assessor de taak om een oordeel uit te spreken: geslaagd / niet geslaagd. Uiteraard zal de beoordeling toegelicht worden. - wees duidelijk, draai er niet om heen. - Wees specifiek, gebruik voorbeelden - Wees beschrijvend en niet veroordelend - Gebruik bij de beoordeling de omschrijving van de competenties en de de beoordelingsaspecten
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 5
Gegevens
Gegevens student: Naam:……………………………………………………………………. Adres:……………………………………………………………………. Postcode/woonplaats:………………………………………….. Telefoonnummer:…………………………………………………. Klas:……………………………………………………………………….
Gegevens instelling: Naam:…………………………………………………………………. Adres:…………………………………………………………………. Postcode/Woonplaats:………………………………………. Telefoonnummer:……………………………………………….. Naam praktijkbegeleider/ster…………………………….. Bereikbaar op dag(en):……………………………………….
Gegevens praktijkdocent: Naam:……………………………………………………………………………………. Telefoonnummer school:……………………………………………………….. Telefonisch spreekuur………dag tussen…………..en………..uur.
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 6
Algemene informatie
Jongerenwerk niveau 2 is een 2-jarige opleiding die in februari 2003 van start gaat. Het is een opleiding op niveau 2 en valt onder de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) of de Beroeps Opleidende Leerweg (BOL). Dit betekent een combinatie van leren en werken of stage lopen. In de wekelijkse lesdag(en) komen kennis, houdingsaspecten en vaardigheden aan de orde die de studenten ondersteunen bij het werken in de praktijk. Het is de bedoeling dat theorie en praktijk zoveel mogelijk bij elkaar aansluiten. De opdrachten die de studenten in de praktijk zullen uitvoeren sluiten aan bij de theorie die op datzelfde moment op school behandeld wordt. Vanaf 1985 is het jongerenwerk qua inhoudelijk karakter drastisch veranderd. Zo heeft er een verschuiving plaats gevonden in het werken vanuit een politiek kritisch model naar meer een technisch professioneel karakter. Daarmee veranderde tevens de vraag vanuit het werkveld van de doorsnee jongerenwerker naar een meer specifiek op doelgroepen gerichte jongerenwerker. Dat heeft directe gevolgen gehad voor de opleiding die nu ontwikkeld is. Jarenlang is er geen opleiding meer voor het jongerenwerk geweest maar nu is er dan toch weer hernieuwde aandacht voor het vak. Uiteindelijk heeft dit geleidt tot het gericht leren aan de hand van acht leefbaarheidgebieden waarop jongeren veelal negatief scoren:
Wonen Scholing Arbeid Justitie Tijdsbesteding Gezondheid Sociale omgeving Financiën
Tijdens de twee jaar durende opleiding is een programma waarin de deelnemer steeds binnen periodes van zeven a tien weken vaardigheden en kennis opdoet passend bij elk leefbaarheidgebied. De opleidingsstructuur is als volgt opgebouwd; deelnemers werken en/of lopen stage in de praktijk en komen naar school. Na ieder leefbaarheidgebied worden de behandelde kerntaken, werkprocessen en competenties beoordeeld door middel van het portfolio.
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 7
Duur en omvang van de BPV
BPV is beroeps praktijk vorming. De student dient 860 SBU(Studie Belasting Uren) per schooljaar werkzaam te zijn in de praktijk. Dit betekent ongeveer 24 uur gedurende 40 weken. De student zal hiervan minimaal 20 uur werkzaamheden uitvoeren, die direct of indirect met jongeren te maken hebben, uitvoeren. De resterende 4 uur mag besteed worden aan het maken van de praktijkopdrachten, overleg met de praktijkbegeleider/ster of andere overleggen of activiteiten. De praktijkbegeleider heeft de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de 860 SBU door de student. Door het tekenen van de praktijkovereenkomst(POK) stelt de instelling zich garant voor het opleiden van de student voor 860 uur in de praktijk. Wanneer om een bepaalde reden het aantal uren niet behaald kan worden, bijvoorbeeld i.v.m. de openingstijden van het jongerencentrum, dan is het wenselijk dat de praktijkbegeleider/ster contact opneemt met de praktijkdocent. Indien de student onbetaald werkzaam is in de praktijk dan adviseert de school om hen tijdens de schoolvakanties vrij te geven of eventueel in overleg met de student op een ander moment. De student krijgt ieder leerjaar een overzicht van de schoolvakanties. Schoolvakanties schooljaar ……………………………. Herfst……………………………………… Kerst………………………………………… Voorjaars…………………………………. Mei………………………………………… Zomer…………………………………….
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 8
Overeenkomst Beroepspraktijkvorming Regionaal Opleidingen Centrum van Amsterdam vastgesteld door het College van Bestuur, maart 2007 De opleiding in de praktijk van het beroep maakt een wezenlijk deel uit van de opleiding. Deze opleiding is gebaseerd op de WEB (Wet Educatie & Beroepsonderwijs). Zoals de WEB voorschrijft sluiten wij als onderwijsinstelling met alle deelnemers en praktijkbiedende organisaties een praktijkovereenkomst zodat we over en weer weten wat we van elkaar mogen verwachten. Wij verzoeken betrokkenen onderstaande gegevens na te gaan en de overeenkomst voor akkoord te ondertekenen. Ondergetekenden 1 BPV-biedende organisatie Naam Adres Postcode en plaats Telefoonnr. & e-mailadres Vertegenwoordigd door
............................................................... ............................................................... ............................................................... ............................................................... Mw. / Dhr. (Voorletters én achternaam)
2 Onderwijsdeelnemer Naam Adres Postcode en plaats Geboortedatum Deelnemer nummer Klas
............................................................... ............................................................... ............................................................... ............................................................... ............................................................... ...............................................................
3 Onderwijsinstelling Rechtspersoon Gevestigd te Vertegenwoordigd door
Stichting Regionaal Opleidingencentrum van Amsterdam Amsterdam ...............................................................
verklaren het volgende overeen te zijn gekomen: De BPV-biedende organisatie stelt de onderwijsdeelnemer overeenkomstig de individuele en algemene bepalingen van deze overeenkomst in de gelegenheid in samenhang met onderstaande opleiding praktische ervaring op te doen. De onderwijsdeelnemer wenst van deze gelegenheid gebruik te maken met inachtneming van de eerder vermelde bepalingen. De opleiding Leerweg/differentiatie de BPV begint op de BPV eindigt op duur van de BPV in weken aantal uren per week geaccrediteerd door Kenniscentrum
............................................................... ……… ………
O.V.D.B.
Aldus overeengekomen te Amsterdam op ......................................................... Namens de BPV-biedende instelling
De onderwijsdeelnemer
Namens de onderwijsinstelling
Indien minderjarig: zijn/haar wettelijke vertegenwoordiger
Verklaring Beroepsbegeleidende leerweg (BBL) conform de WEB artikel 7.2.9.Namens het Kenniscentrum (naam, handtekening, evt. stempel)
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 9
OPDRACHTEN WONEN OPDRACHT 1 Bezoek de sites op het gebied van woonvoorzieningen en de bepalingen rondom huren.. Stel een top tien samen met de handigste site´s, houdt rekening met je doelgroep. En maak een verslag over de stappen die iemand moet nemen om iets te gaan huren. Denk hierbij aan leeftijd, inschrijvingen, kosten, wachttijd, aantal punten etc.
OPDRACHT 2 Haal uit de gegevens die je tot noch toe verzameld hebt de informatie die van toepassing is op “jouw” buurt / woonomgeving (de buurt waarin jij werkt of stage loopt). Welke voorzieningen zijn er in jouw stadsdeel of gemeente die jongeren kunnen helpen bij het zoeken naar een woonruimte en welke organisaties bieden woonruimte aan. Kijk ook naar de mogelijkheden voor jongerenhuisvesting in jouw stadsdeel of gemeente. Denk hierbij aan; studenten woonruimte, huizen met lage huren, kamers die te huur worden aangeboden.
OPDRACHT 3 (PRAKTIJK) Je hebt gegevens verzameld op school die van toepassing zijn op “jouw” buurt / woonomgeving (de buurt waarin jij werkt of stage loopt).Voer een observatie uit in de omgeving.(Observeren) Om te ontdekken of jouw informatie juist is .Leg nu contact met jongeren die wonen in jouw buurt of een woning zoeken in jouw buurt. Maak een enquête voor jongeren op het gebied van wonen.(Signaleren) En enquêteer tenminste drie jongeren. Leg anderzijds contact met relevante organisaties / sleutelfiguren, die jongeren kunnen helpen bij het zoeken van een woonruimte. Maak van je bevindingen een rapport, trek zo mogelijk conclusies en bespreek dit met je praktijkbegeleider.(Rapporteren) . Voordat je begint maak je een planning voor de te ondernemen acties. Producten: 1. 2. 3. 4.
Werkplanning Observatieverslag.Enquête voor jongeren Drie interviews met jongeren Tenminste 3 organisaties kunnen noemen die jongeren kunnen helpen bij het vinden van een woning. 5. Evaluatieverslag
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 10
Resultaat: De jongerenwerker maakt een werkplanning als uitgangspunt voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden. Centraal staat het leggen van contact met doelgroepen jongeren. In dit contact leggen toont de assistent jongerenwerker respect voor de verschillende culturen. Op basis van gesprekken, observaties en het verzamelen van informatie vormt de assistent-jongerenwerker zich een beeld van de woonsituaties van jongeren, bespreekt dit met zijn leidinggevende en /of collega’s en bespreekt met de jongeren mogelijke oplossingen. Hij zal altijd de jongere naar de juiste instanties doorverwijzen. De assistent jongerenwerker werkt doelgroepgericht, met oog voor het individu binnen de groep. Hij stimuleert jongeren tot het nemen van initiatief. De assistent jongerenwerker maakt zijn werkplanning na van zijn leidinggevende en/of collega’s zijn werkopdracht ontvangen te hebben. Hij stelt prioriteiten, plant de volgorde van zijn werkzaamheden, deelt de tijd in en bedenkt welke middelen en materialen hij nodig heeft. Met betrekking tot de woonsituatie van jongeren verzamelt hij informatie en rapporteert aan zijn leidinggevende en/of collega’s zijn bevindingen. Om de privacy van jongeren niet te schenden bespreekt hij met jongeren welke informatie hij mag doorgeven. De assistent jongerenwerker geeft in zijn contacten met de doelgroepen duidelijk aan wat zij wel en wat zij niet van hem kunnen verwachten. Indien de woonsituatie van de assistent jongerenwerker zodanig is dat deze een belemmering kan zijn voor zijn functioneren, overlegt hij met de leidinggevende of een vertrouwenspersoon, hoe hij zijn opgedane kennis met betrekking tot wonen kan inzetten voor het verbeteren van zijn woonsituatie.
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 11
Wonen Bieden van ondersteuning op basis van een werkplan Werkproces 1.1: maakt een werkplanning op basis van een werkplan Werkproces 1.5: ondersteunt bij de uitvoering van activiteiten (Comp D, F, R) cognitief – reflectief handelen
2. vakmatig - methodisch 3. sociaal handelen communicatief handelen
1.1
2.1
beheersingsniveau 1.
Reproductief
Productief
Zelfsturend
Kennisgericht handelen
Taakgericht handelen
3.1
Reactief handelen
De deelnemer kent de volgende begrippen: cultuur (normen en waarden )cultuurpatronen, cultuuroverdracht, enculturatie/ acculturatie, subcultuur, individualisering, ik-cultuur en wijcultuur. kent de begrippen: politieke stromingen, staatsinrichting, verschillende regeringsvormen, kiesrecht en grondrecht heeft kennis van de begrippen woonrecht, huursom, huursubsidie, onderhuur en kraken heeft kennis van de procedures voor inschrijving als woningzoekende heeft kennis van de begrippen observeren en rapporteren, signaleren van behoeften heeft kennis van doelbewust en planmatig handelen kent de begrippen plannen, planmatig handelen, methodisch handelen
De deelnemer legt contact met organisaties en doelgroepen kan in zijn schriftelijk en/of mondeling werkplanning de juiste woorden en uitdrukking in helder en duidelijk nederlands gebruiken. Kan een werkplanning maken Kan voorbereidingen treffen voor activiteiten kan informatie verzamelen over wonen, huren, huursubsidies inclusief aanvraagformulieren interviewt jongeren over hun woonsituaties kan formulieren invullen legt de juiste materialen klaar -
De deelnemer Overlegt met leidinggevende en/of collega’s over zijn (dag)taken. heeft respect voor de verschillende culturen en meningen werkt samen met mensen uit andere culturen stelt zich coöperatief op bij de uitvoering van werkzaamheden houdt zich aan afspraken volgt de aanwijzingen en instructies m.b.t werkplanning en taken Toont interesse in de deelnemer/doelgroepen Richt haar werkzaamheden op de behoeften en wensen van de doelgroep(en) Geeft duidelijk aan wat betrokkenen wel of niet kunnen verwachten
1.2
2.2
3.2
Cognitief handelen
Planmatig handelen
Normatief handelen
De deelnemer Herkent bij de doelgroep de verschillende culturen Kan verbanden leggen tussen politieke besluiten en het welzijnswerk Kan informatie verwerken Kan aangeven welke informatie met betrekking tot wonen belangrijk is voor jongeren in zijn werkgebied -
De deelnemer kan activiteiten aanpassen aan de verschillende culturen. Kan informatie presenteren Stelt doelen en prioriteiten Plant activiteiten en geeft aan hoeveel tijd werkzaamheden kosten kan zijn planning aanpassen aan de situatie signaleert wensen en behoeften van de doelgroep
De deelnemer past zich aan aan de overlegculturen van wijk- en buurtorganisaties en politieke bewegingen draagt zorg voor een goede (kwalitatieve) uitvoering van zijn werkzaamheden kan contacten aangaan met buurtcommissies en wijkorganen kan de ingewonnen informatie over de woonsituaties van jongeren rapporteren aan zijn leidinggevende
1.3
2.3
3.3
Metacognitief handelen
Procesmatig handelen
De deelnemer De deelnemer Kan reflecteren op eigen functioneren Kan relatief eenvoudige activiteiten Kan voorstellen doen voor het verbeteren plannen, uitvoeren en evalueren of aanpassen van activiteiten Kan inspelen op veranderende wensen Houdt de beleidsontwikkelingen van de van doelgroep eigen instelling bij. Houdt de ontwikkelingen bij op het gebied van huisvesting voor jongeren
Ethisch handelen
De deelnemer handelt integer in conflictsituaties kan zijn planning en handelen verantwoorden vanuit de wensen van de organisatie kan zijn handelen verantwoorden binnen zijn taak of functie.
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 12
Beoordelingscriteria praktijkopdracht wonen 1. werkplanning a. wat: wat zijn de taken of activiteiten die uitgevoerd moeten worden. In welke volgorde b. wie is verantwoordelijk voor welk taak c. waar worden deze taken of activiteiten uitgevoerd? d. Waarmee, wat zijn de kosten, de middelen, randvoorwaarden en benodigdheden e. Wanneer worden activiteiten uitgevoerd en hoelang duren die De planning moet zo in elkaar zitten dat er ruimte is voor verandering wanneer iets niet lukt. 2. observatieverslag a. het verslag is in begrijpelijk Nederlands geschreven b. het verslag is voorzien van titelblad c. inhoudsopgave d. beschrijving van het doel van de observatie e. beschrijving van de uitvoering van de observatie f. conclusie n.a.v. de observatie 3. enquête voor jongeren de enquête is op school voorbereid en gemaakt. De bedoeling is dat de enquête bij drie jongeren wordt afgenomen door de leerling a. drie jongeren hebben de enquête ingevuld b. de enquête is duidelijk en in begrijpelijk Nederlands ingevuld c. wanneer een signaal wordt afgegeven wordt dit doorgegeven aan de praktijkbegeleider 4. organisaties a. van drie organisaties op het gebied van huisvesting voor jongeren is beschreven wat zij voor jongeren kunnen betekenen b. naam, adres, telefoon, e-mail adres en eventueel website is aanwezig. 5. werkhouding naast de feitelijke uitvoering van werkzaamheden is de werkhouding een belangrijk onderdeel bij de beoordeling van de leerling. a. Aandacht en begrip tonen b. Samenwerken en overleggen c. Ethisch en integer handelen d. Gericht zijn op behoeften en verwachtingen van deelnemer e. Instructies en procedures opvolgen 6. evaluatie a. evaluatie van resultaat b. evaluatie van voorbereiding c. evaluatie van de uitvoering d. evaluatie van de werkhouding e. conclusie
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 13
PLANNEN (plan)
Het voorbereiden van opdrachten Naam van de opdracht:
-
Naam van de stagebegeleider:
-
Ga ik dit project samen met anderen uitvoeren? Zo ja, wie zijn die anderen?
-
Plan van aanpak : Wat? Wat zijn de deeltaken of activiteiten die uitgevoerd moeten worden? In welke volgorde?
Wie?
Waar?
Wie doet wat? Waar worden deze taken of activiteiten uitgevoerd?
Waarmee?
Wanneer?
Wat zijn de kosten, hulpmiddelen , randvoorwaar den, benodigdhede n?
Wanneer worden activiteiten uitgevoerd en hoe lang duren die?
Ondersteuning: (wat verwacht ik van de stagebegeleider a. Waarmee kan mijn stagebegeleider mij helpen? b. Welke afspraken heb ik hiervoor gemaakt?
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 14
Het plannen van opdrachten Naam student:
Opleiding:
Opdracht:
PLANNEN (plan)
Week 1: Week 2: Week 3: Week 4: Week 5: Week 6:
Week 7:
Week 8:
Week 9:
Week 10:
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 15
Zelfevaluatie: de waardering van jouw resultaten door jezelf
EVALUEREN (check)
Leefbaarheidgebied: Naam student:
Handtekening:
Periode:
Datum:
Evaluatie van het resultaat
Evaluatie van de voorbereiding
Evaluatie van de uitvoering
Conclusies
Handtekening Student…………. Begeleider………… Datum…………..
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 16
De waardering van jouw resultaten door je begeleiders (feedback) Naam student:
Waarom voldoende?
Waarom nog niet voldoende?
1. ……………………………………………………………. 2. ……………………………………………………………. opdrachten
EVALUEREN (check)
Leefgebied:…………………………
Opdrachten:
3. …………………………………………………………….
4. ……………………………………………………………. . 5. ……………………………………………………………. . 6. …………………………………………………………… Handtekening Datum………………………….. Begeleider:…………………..
Functie:
Datum:
Student……………………………
17
VERDER- LEREN (act)
Verslag stage-gesprek
Waardering van mijn begeleider:
Waardering van mijn collega’s
Wat ga ik doen met de opmerkingen van mijn begeleider?
Wat ga ik doen met de opmerkingen van mijn begeleider?
Waar ga ik de komende tijd aan werken
Handtekening Student:……………………………
Voor gezien (docent):
Begeleider……………………………….
Opmerkingen:
Datum:
Datum:
18
OPDRACHTEN FINANCIEN
OPDRACHT 1 Zoek in het archief naar een werkplan en/of in het activiteitenplan waarin de activiteiten die gegeven worden staan of maak zelf een lijst van deze activiteiten aan. Neem deze lijst mee naar de lesgroep en bespreek met je docent en medestudenten wat er bij deze activiteiten moet gebeuren op het gebied van schoonmaak, onderhoud en beheer. Denk daarbij aan evaluatieformulieren, bestellingen, mensen die op de hoogte gesteld moeten worden, kopieerwerk etc. Geef ook aan welke dossiers je hiervoor hebt geraadpleegd. Geef aan welke rol je hierin zelf speelt. Maak een verslag hiervan.
OPDRACHT 2 Bespreek op school het profiel van de assistent vrijetijdsbesteding. In het bijzonder bespreken jullie de werkzaamheden van de jongerenwerker / assistent vrijetijdsbesteding op het gebied van schoonmaak, onderhoud en beheer. Leg deze gegevens naast je eigen werkzaamheden. Probeer, voor zover daar geen sprake van is, elkaar te overtuigen van het belang voor de doelgroep van onderhoudswerkzaamheden en het schoonhouden van het gebouw en de omgeving. Trek uit deze gegevens conclusies. Noteer verbeterpunten. Laat deze lijst dan aftekenen door de praktijk-begeleid(st)er op de werkplek en bespreek met hem/haar de punten voor verbetering. Kijk met haar of hem naar de haalbaarheid hiervan.
OPDRACHT 3 (PRAKTIJK) Kies een activiteit die je zelf gaat uitvoeren. Maak voor deze activiteit een klein draaiboek. Maak ook een begroting. Wat heb je nodig, wie kunnen je helpen, wat moet er klaar gezet worden etc. Voer deze activiteit van voor naar achteren uit zoals er van je verwacht wordt. Uiteraard wordt je hier beoordeeld op de huishoudelijke en beheersmatige aspecten van je werk in de rol van jongerenwerker / assistent .Na de uitvoering wordt de activiteit beoordeeld op de huishoudelijke en beheersmatige aspecten door je praktijk-begeleid(st)er (i.s.m. een van je directe collega’s). Producten: Draaiboek, begroting, Uitvoering, Evaluatieverslag
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 19
Resultaat: De assistent jongerenwerker maakt een werkplanning als uitgangspunt voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden. Het accent ligt in deze periode met name op het kostenbewust omgaan met materiaal en middelen, kasbeheer en onderhoud. Taken kunnen zijn: achter de bar staan en kasboek bijhouden, controleren en aanvullen van voorraad (schoonmaakartikelen, consumptieartikelen) onderhoud activiteitenmateriaal, schoonhouden en inrichten van ruimten. Belangrijk is dat de assistent-jongerenwerker handelt volgens de voorgeschreven procedures op het gebied van schoonmaak, beheer en financiën. Op basis van gesprekken, observaties en het verzamelen van informatie vormt de assistentjongerenwerker zich een beeld van de financiële situatie van jongeren, bespreekt dit met zijn leidinggevende en/of collega’s. Indien de financiële situatie van de assistent jongerenwerker zodanig is dat deze een belemmering kan zijn voor zijn functioneren, overlegt hij met de leidinggevende of een vertrouwenspersoon, hoe hij zijn opgedane kennis met betrekking tot financiën kan inzetten voor het verbeteren van zijn financiële situatie.
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 20
Financiën Bieden van ondersteuning op basis van een werkplan Werkproces 1.2: ondersteunt bij huishouden, wonen en recreëren Werkproces 1.5: ondersteunt bij de uitvoering van activiteiten (Competenties E, L) beheersingsniveau 1. cognitief – reflectief handelen
2. vakmatig - methodisch handelen
3. sociaal - communicatief handelen
Reproductief
2.1
3.1
Productief
1.1
Kennisgericht handelen
Taakgericht handelen
Reactief handelen
De deelnemer 1.1.1 Kent de begrippen schuldsanering, onderhoudsplicht,sociale verzekering, sociale voorzieningen, privacy(reglement), geheimhoudingsplicht, budgettering, archief, dossier, accommodatie en beheer, subsidies en fondsen 1.1.2 Kent het begrip begeleiding, 1.1.3 Kent de procedures van brandveiligheid, sleutelbeheer en EHBO. 1.1.4 Kent de procedures met betrekking tot beheer van accommodaties. 1.1.5 Heeft kennis van de verschillende werkzaamheden op het gebied van beheer en onderhoud. 1.1.6 Heeft kennis van richtlijnen voorschriften op het gebied van schoonmaak 1.1.7 Heeft kennis van het bijhouden van een kasboek 1.1.8 Heeft kennis van voorraadbeheer. 1.1.9 Heeft kennis van ergonomische principes 1.2 Cognitief handelen
De deelnemer 2.1.1 verzamelt gerichte informatie met betrekking tot de genoemde begrippen. 2.1.2 archiveert de informatie 2.1.3 kan de procedures met betrekking tot beheer lezen (materialen, ruimten, gebouw) 2.1.4 kan informatie digitaal verwerken 2.1.5 onderzoekt op de instelling hoe het administratieve systeem werkt. 2.1.6 inventariseert welke middelen aanwezig zijn voor het beheer 2.1.7 houdt het kasboek bij 2.1.8 administreert gedane werkzaamheden op de voorgeschreven manier. 2.1.9 Houdt het voorraadbeheer bij 2.1.10Sorteert ingekomen post en bestellingen
De deelnemer: 3.1.1 Overlegt met collega’s en/of leidinggevende. 3.1.2 Overlegt met vrijwilligers of doelgroep over uitvoering van te verrichten werkzaamheden. 3.1.3 Discussieert op een rustige manier over de werkzaamheden die gedaan moeten worden. 3.1.4 Toont respect en begrip voor de standpunten van anderen 3.1.5 Heeft oog voor de werkzaamheden van anderen 3.1.6 Signaleert tekorten bij leidinggevende m.b.t materialen en voorraad
2.2
3.2
De deelnemer 1.2.1 Kan verbanden leggen tussen de financiële middelen van de organisatie en de budgettering van activiteiten 1.2.2 Weet op de juiste wijze de procedures en voorschriften te hanteren m.b.t. veiligheid, kasbeheer, schoonmaak 1.2.3 Weet welke organisaties jongeren ondersteunen op het gebied van budgettering en schuldsanering en hoe jongeren contact kunnen opnemen met deze organisaties
De deelnemer: 2.2.1 Maakt een systeem voor beheer van materialen en middelen voor het beheren van de accommodatie 2.2.2 Regelt en plant rondom een activiteit alles op het gebied van beheer en schoonmaak 2.2.3 Helpt bij het op peil houden van de voorraad (schoonmaakmiddelen, barvoorraad, materialen e.d.) 2.2.4 Maakt op een juiste manier gebruik van middelen en materialen 2.2.5 Ondersteunt jongeren bij financiële problemen d.m.v. verwijzing of het aanbieden van informatie
Planmatig handelen
Normatief handelen
De deelnemer: 3.2.1 Handelt kostenbewust 3.2.2 Houdt zich aan de voorgeschreven procedures met betrekking tot beheer en onderhoud. 3.2.3 Neemt de veiligheidsvoorschriften in acht met betrekking tot veiligheid, hygiëne 3.2.4 Houdt zich aan de voorschriften, procedures 3.2.5 Houdt zich aan voorschriften richtlijnen met betrekking tot het gebruik van schoonmaakmiddelen en – apparatuur 3.2.6 Geeft de leidinggevende advies met betrekking tot aanvulling van voorraad.
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 21
Zelfsturend
1.3 Metacognitief handelen De deelnemer 1.3.1 Kan reflecteren op eigen functioneren 1.3.2 Kan vragen van de doelgroep over bovenstaande begrippen beantwoorden, en indien nodig doorverwijzen.
2.3 Procesmatig handelen De deelnemer 2.3.1 werkt planmatig en levert een bijdrage aan de uitvoering van het activiteitenplan van de instelling 2.3.2 registreert en archiveert op de juiste wijze de gemaakte kosten, de voorraad, barlijsten en materialen
3.3 Ethisch handelen De deelnemer 3.3.1 Werk kostenbewust en gaat verantwoord om met de materialen en middelen van de organisatie 3.3.2 Nodigt jongeren uit respectvol om te gaan met materialen en middelen van de organisatie
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 22
Beoordelingscriteria praktijkopdracht financiën 1. verslag activiteitenplan a. het verslag is in begrijpelijk Nederlands beschreven b. het verslag is voorzien van een titelblad c. het verslag is voorzien van een inhoudsopgave d. het verslag is voorzien van een lijst van activiteiten van de instelling waar je werkt (geef aan welke bronnen je binnen de organisatie geraadpleegd hebt) e. in het verslag zit een beschrijving van wat er bij de activiteiten moet gebeuren op het gebied van schoonmaak, onderhoud, beheer, regeling financiën 2. verwerkingsopdracht Op school heb je de werkzaamheden op het gebied van onderhoudswerkzaamheden, het schoonhouden van het gebouw en de omgeving besproken. a. maak een overzicht van de taken voor de assistent-jongerenwerker op het gebied van onderhoudswerkzaamheden, het schoonhouden van het gebouw en de omgeving. b. beschrijf waarom deze taken belangrijk zijn c. Bespreek deze lijst met de praktijkbegeleidster. Kijk met hem of haar naar de haalbaarheid van deze lijst. d. Kruis aan welke taken jij kunt doen e. Laat deze lijst aftekenen door de praktijkbegeleidster (datum, handtekening van jezelf, handtekening van de praktijkbegeleider) 3. plannen en uitvoeren van een activiteit a. beschrijf de activiteit die je gaat uitvoeren b. maak een werkplanning c. geef duidelijk aan welke huishoudelijke en beheersmatige aspecten bij deze activiteit belangrijk zijn. d. Leg de uitvoering van de activiteit vast in je logboek. e. Bespreek de uitvoering van de activiteit met de praktijkbegeleider en leg de leerpunten vast 4. werkhouding Naast de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden is de werkhouding een belangrijk onderdeel bij de beoordeling van de leerling a. aandacht en begrip tonen b. samenwerken en overleggen c. ethisch en integer handelen d. vakkundigheid toepassen e. materialen en middelen inzetten en beheren f. op behoeften en verwachtingen van de deelnemer inspelen g. instructies en procedures opvolgen 5. evaluatie a. evaluatie van resultaat/werkdoelen b. evaluatie van voorbereiding/uitvoering c. evaluatie van conclusie en leerdoelen
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 23
PLANNEN (plan)
Het voorbereiden van opdrachten Naam van de opdracht:
-
Naam van de stagebegeleider:
-
Ga ik dit project samen met anderen uitvoeren? Zo ja, wie zijn die anderen?
-
Plan van aanpak : Wat? Wat zijn de deeltaken of activiteiten die uitgevoerd moeten worden? In welke volgorde?
Wie?
Waar?
Wie doet wat? Waar worden deze taken of activiteiten uitgevoerd?
Waarmee?
Wanneer?
Wat zijn de kosten, hulpmiddelen , randvoorwaar den, benodigdhede n?
Wanneer worden activiteiten uitgevoerd en hoe lang duren die?
Ondersteuning: (wat verwacht ik van de stagebegeleider c. Waarmee kan mijn stagebegeleider mij helpen? d. Welke afspraken heb ik hiervoor gemaakt?
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 24
Het plannen van opdrachten
Naam student:
Opleiding:
Opdracht:
PLANNEN (plan)
Week 1: Week 2: Week 3: Week 4: Week 5: Week 6:
Week 7:
Week 8:
Week 9:
Week 10:
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 25
Zelfevaluatie: de waardering van jouw resultaten door jezelf
EVALUEREN (check)
Leefbaarheidgebied: Naam student:
Periode:
Handtekening:
Datum:
Evaluatie van het resultaat
Evaluatie van de voorbereiding
Evaluatie van de uitvoering
Conclusies Handtekening Student…………. Begeleider………… Datum………….. 27
De waardering van jouw resultaten door je begeleiders (feedback) Naam student:
opdrachten
EVALUEREN (check)
Leefgebied:…………………………
Opdrachten: Waarom voldoende?
Waarom nog niet voldoende?
1. ……………………………………………………………. 2. ……………………………………………………………. 3. ……………………………………………………………. 4. ……………………………………………………………. 5. ……………………………………………………………. 6. …………………………………………………………….
Handtekening
Begeleider:…………………..
Functie:
Datum:
Student……………………………
28
VERDER- LEREN (act)
Verslag stage-gesprek
Waardering van mijn begeleider:
Waardering van mijn collega’s
Wat ga ik doen met de opmerkingen van mijn begeleider?
Wat ga ik doen met de opmerkingen van mijn begeleider?
Waar ga ik de komende tijd aan werken Handtekening Student:……………………………
Voor gezien (docent):
Begeleider……………………………….
Opmerkingen:
Datum:
Datum:
29
OPDRACHTEN GEZONDHEID OPDRACHT 1 Maak samen met andere studenten een enquête voor jongeren over het onderwerp gezondheid. Bespreek deze in de lesgroep. Pas dan vervolgens de enquête aan en zorg dat die geschikt is voor jouw werkplek. OPDRACHT 2 Zoek allerlei informatie over een onderwerp op het gebied van gezondheid. Een onderwerp wat jou zelf interesseert. Beargumenteer waarom je voor dit onderwerp hebt gekozen. Zorg dat je zoveel informatie hebt dat je een presentatie van 5 minuten kunt houden voor de lesgroep.
OPDRACHT 3 (PRAKTIJK) Organiseer in samenwerking met je praktijkbegeleider een voorlichtingsbijeenkomst met betrekking tot gezondheid en voer deze ook uit. Houdt rekening met je doelgroep en kiest een onderwerp wat hen aanspreekt. Je kunt hierbij denken aan bijvoorbeeld een voorlichting over alcohol en drugs, aids en soa, eetstoornissen, etc. (zie voor meer suggesties het boek Gezondheid). Producten: Onderzoekje naar de wensen en behoeften van de doelgroep op het gebied van gezondheid. (gebruik hiervoor de enquête die je op school hebt gemaakt) Allerlei informatie over het onderwerp. (denk aan adressen van organisaties, DVDs, posters, flyers) Uitvoering activiteit Evaluatieverslag
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 30
Resultaat: De assistent jongerenwerker helpt bij het organiseren van activiteiten. In deze periode gaat het met name om activiteiten die te maken hebben met het ontwikkelen van een gezonde levensstijl. Te denken valt hierbij aan voorlichtingsactiviteiten op het gebied van overmatig alcoholgebruik, drugsverslaving, gokverslaving. Bij de voorbereiding en uitvoering van de activiteiten betrekt hij de jongeren zelf. Indien de levensstijl van de assistent-jongerenwerker op het gebied van gezondheid zodanig is dat dit een belemmering kan zijn voor zijn functioneren, overlegt hij met zijn leidinggevende, of vertrouwenspersoon, hoe hij tot een gezondere levensstijl kan komen.
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 31
Gezondheid Kerntaak 1: bieden van ondersteuning op basis van een werkplan Werkproces 1.3:ondersteunt de individuele deelnemer Werkproces 1.5: ondersteunt bij het uitvoeren van activiteiten (competentie F) beheersingsniveau
1.
cognitief – reflectief handelen
2.
vakmatig - methodisch handelen
3. sociaal - communicatief handelen
Reproductief
1.1
Kennisgericht handelen
2.1
Taakgericht handelen
3.1
Productief
Zelfsturend
Reactief handelen
De deelnemer: 1.1.1 heeft kennis van de ontwikkelingsfasen, met name de ontwikkelingsfase van jeugd en jongeren 1.1.2 heeft kennis van psychologische stromingen 1.1.3 kent verschillende begeleidingsstijlen 1.1.4 kent de begrippen formele en informele relatie 1.1.5 heeft kennis van de wijze waarop de gezondheidszorg in Nederland georganiseerd is 1.1.6 heeft kennis van voorlichtingsactiviteiten 1.1.7 heeft kennis van de gezondheidsrisico’s die jongeren kunnen lopen 1.1.8 heeft kennis over verslavings- en genotmiddelen
De deelnemer: 2.1.1 verzamelt informatie over de gezondheidszorg in zijn werkgebied 2.1.2 brengt de gezondheidssituatie van jongeren in beeld met behulp van een enquête 2.1.3 organiseert voorlichtingsactiviteiten op het gebied van verslaving, genotsmiddelen 2.1.4 geeft aan jongeren met gezondheidsproblemen informatie voor hulp en begeleiding (verwijst jongeren naar ….) 2.1.5 Signaleert ongezonde leefgewoonten bij jongeren
De deelnemer: 3.1.1 houdt rekening met de ontwikkelingsfase van jongeren 3.1.2 communiceert met jongeren over gezondheidsrisico’s 3.1.3 bespreekt met collega’s en /of leidinggevende zijn taken 3.1.4 Luistert naar de cliënt, toont welwillendheid en bezorgdheid 3.1.5
1.2
2.2
3.2
Cognitief handelen
Planmatig handelen
Normatief handelen
De deelnemer: 2.1.1 herkent aspecten van de ontwikkelingsfase in het gedrag van jongeren 2.1.2 kan uitleggen hoe de gezondheidszorg in Nederland georganiseerd is 2.1.3 kan omschrijven wat een gezonde levensstijl inhoudt 2.1.4 weet wanneer er sprake is van formeel en informeel overleg
De deelnemer: 2.2.1 Past zijn begeleidingsstijl aan aan de ontwikkelingsfase van jongeren 2.2.2 Betrekt jongeren bij de opzet en uitvoering van voorlichtingsactiviteiten 2.2.3 Is in staat vertrouwelijke gesprekken te voeren 2.2.4 evalueert met jongeren de activiteiten 2.2.5 houdt rekening in zijn planning van activiteiten met onvoorziene omstandigheden 2.2.6
De deelnemer: 3.2.1 spreekt jongeren aan op ongezond gedrag 3.2.2 respecteert de privacy van jongeren 3.2.3 toont zich in zijn gedrag een identificatiemodel voor jongeren 3.2.4 Gaat op een juiste wijze om met vertrouwelijke informatie
1.3
2.3
3.3
Metacognitief handelen
De deelnemer: 1.3.1 kan inschatten of hij de werkzaamheden alleen kan doen of daarbij hulp nodig heeft van anderen 1.3.2 kan inschatten in welke mate de inbreng van jongeren wezenlijk is voor het slagen van een activiteit. 1.3.3 Kan reflecteren op eigen functioneren
Procesmatig handelen
De deelnemer 2.3.1 Stimuleert jongeren tot een gezonde levensstijl 2.3.2 de deelnemer past zijn gedrag en wijze van begeleiden aan, als blijkt dat dit nodig is om het juiste resultaat te bereiken. 2.3.3
Ethisch handelen
De deelnemer: 3.3.1 kan zijn handelen verantwoorden in relatie tot het thema gezondheid 3.3.2
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 32
Beoordelingscriteria praktijkopdracht gezondheid 1. samenstellen van een enquête de enquête bereid je voor in de lesgroep. Het onderwerp is gezondheid. (eetgewoonte, sport, drank- en drugsgebruik, etctera) Gezamenlijk maak je een conceptvoorstel a. bespreek het conceptvoorstel met je praktijkbegeleider, en pas de enquête aan aan de situatie van jouw werkplek 2. het houden van een interview a. interview 5 deelnemers over hun leefgewoonte b. maak een verslag (volgens de regels die je geleerd hebt) c. bespreek het verslag met je praktijkbegeleider d. kies een onderwerp uit waarover je voorlichting wilt geven 3. het samenstellen van een map met voorlichtingsmateriaal a. zoek informatie op over jouw onderwerp b. zorg dat er folders en flyers voor de deelnemers zijn c. leg contacten met relevante organisaties, zodat je indien nodig door kunt verwijzen 4. het organiseren van een voorlichtingsbijeenkomst a. maak een werkplanning/draaiboek (volgens de regels die je geleerd hebt) b. leg de uitvoering van je activiteit vast in je logboek c. evalueer de activiteit ( wat ging goed, wat had anders gekund, welke positieve of negatieve reacties kreeg je van de deelnemers) d. bespreek de uitvoering van de activiteit en je evaluatie met de praktijkbegeleider en leg de leerpunten vast 5. werkhouding naast de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden is de werkhouding een belangrijk onderdeel bij de beoordeling van de leerling a. aandacht en begrip tonen b. samenwerken en overleggen c. ethisch en integer handelen d. vakkundigheid toepassen e. materialen en middelen inzetten f. op de behoefte en verwachtingen van de deelnemer inspelen g. instructies en procedures opvolgen h. met druk en tegenslag omgaan 6. evaluatie a. evaluatie van resultaat b. evaluatie van voorbereiding c. evaluatie van de uitvoering d. evaluatie van de werkhouding e. conclusie en leerdoelen
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 33
PLANNEN (plan)
Het voorbereiden van opdrachten Naam van de opdracht:
-
Naam van de stagebegeleider:
-
Ga ik dit project samen met anderen uitvoeren? Zo ja, wie zijn die anderen?
-
Plan van aanpak : Wat? Wat zijn de deeltaken of activiteiten die uitgevoerd moeten worden? In welke volgorde?
Wie?
Waar?
Wie doet wat? Waar worden deze taken of activiteiten uitgevoerd?
Waarmee?
Wanneer?
Wat zijn de kosten, hulpmiddelen , randvoorwaar den, benodigdhede n?
Wanneer worden activiteiten uitgevoerd en hoe lang duren die?
Ondersteuning: (wat verwacht ik van de stagebegeleider e. Waarmee kan mijn stagebegeleider mij helpen? f. Welke afspraken heb ik hiervoor gemaakt?
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 34
Het plannen van opdrachten
Naam student:
Opleiding:
Opdracht:
PLANNEN (plan)
Week 1: Week 2: Week 3: Week 4: Week 5: Week 6:
Week 7:
Week 8:
Week 9:
Week 10:
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 35
Zelfevaluatie: de waardering van jouw resultaten door jezelf EVALUEREN (check)
Leefbaarheidgebied: Naam student:
Periode:
Handtekening:
Datum:
Evaluatie van het resultaat
Evaluatie van de voorbereiding
Evaluatie van de uitvoering Conclusies Handtekening Student…………. Begeleider………… Datum………….. 36
De waardering van jouw resultaten door je begeleiders (feedback)
Leefgebied:…………………………
opdrachten
EVALUEREN (check)
Naam student:
Opdrachten: Waarom voldoende?
Waarom nog niet voldoende?
1. ……………………………………………………………. 2. ……………………………………………………………. 3. ……………………………………………………………. 4. ……………………………………………………………. 5. ……………………………………………………………. 6. …………………………………………………………….
Handtekening
Begeleider:…………………..
Functie:
Datum:
Student……………………………
37
VERDER- LEREN (act)
Verslag stage-gesprek
Waardering van mijn begeleider:
Waardering van mijn collega’s
Wat ga ik doen met de opmerkingen van mijn begeleider?
Wat ga ik doen met de opmerkingen van mijn begeleider?
Waar ga ik de komende tijd aan werken Handtekening Student:……………………………
Voor gezien (docent):
Begeleider……………………………….
Opmerkingen:
Datum:
Datum:
38
OPDRACHTEN RECHT EN VEILIGHEID
OPDRACHT 1a Je hebt op school geleerd wat gedrag is en wat afwijkend gedrag is. Voer nu een observatie uit op jouw werkplek naar de verschillende gedragscodes en de verschillende vormen van afwijkend gedrag tijdens een van de activiteiten. Stel hier een lijst van samen en bespreek die op school. OPDRACHT 1b Vraag aan je docent de lijst met observatiepunten. Voer de observatie uit tijdens een rollenspel op school rondom afwijkend gedrag. OPDRACHT 2 Maak een verslag van de observatie (1a) die je hebt gedaan. Schrijf vervolgens op hoe jij als assistent jongerenwerker op de verschillende gedragingen zou kunnen reageren. Bespreek dit met medestudenten en de docent. OPDRACHT 3 (PRAKTIJK) Plan met je stagebegeleider een periode waarin hij of zij jou gaat observeren. Aandachtpunt is hoe jij handelt in onvoorziene situaties. (kan je beslissingen nemen, handel je discreet, luister je naar collega’s en deelnemers, vraagt om hulp indien nodig, rapporteert duidelijk naar betrokkenen eventuele gebeurtenissen of veranderingen, hebt je eigen gevoelens onder controle) Voer na deze periode een gesprek met jou begeleider over jouw handelen in onvoorziene situaties. Maak hiervan een kort verslag waar de plus en min punten naar voren komen. Schrijf ook op hoe je zaken anders aan zou kunnen pakken. Producten: 1.Uitvoeren van activiteiten 2. Feedbackgesprek 3. Verslag handelen in onvoorziene situaties
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 39
Resultaat: De assistent-jongerenwerker reageert in onvoorziene en/of onveilige situaties rustig. Hij handelt volgens de voorgeschreven procedures en/of afspraken en rapporteert zo snel mogelijk aan zijn leidinggevende. De assistent-jongerenwerker signaleert afwijkend gedrag en rapporteert dat aan de leidinggevende. Hij gaat discreet om met informatie over ontoelaatbaar en/of crimineel gedrag van jongeren, en bespreekt met zijn leidinggevende hoe te handelen. Indien de assistent-jongerenwerker bij politie of justitie zaken af te handelen heeft, zal hij zo spoedig mogelijk schoon schip maken
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 40
Recht en veiligheid Kerntaak 1: bieden van ondersteuning op basis van een werkplan Werkproces 1.3: ondersteunt de individuele deelnemer Werkproces 1.4: handelt in onvoorziene situaties
cognitief – reflectief 2. vakmatig handelen methodisch handelen
3. sociaal communicatief handelen
1.1
3.1
beheersingsniveau 1.
Reproductief
Kennisgericht handelen 2.1
De deelnemer 1.1.1 kent de achtergronden van (afwijkend) gedrag 1.1.2 kent de uitgangspunten van de Nederlandse rechtsstaat 1.1.3 kent de principes van het Nederlandse strafrecht 1.1.4 heeft kennis van het jeugdstrafrecht 1.1.5 kent de veiligheidsprotocollen van de instelling 1.1.6 heeft kennis van groepsdynamica 1.1.7 kent de LEF-methode 1.1.8 kent de rol van het jongerenwerk 1.1.9 heeft kennis van de werkwijze van de jeugdbescherming 1.1.10 kent de regels met betrekking tot brandveiligheid en vluchtroutes Productief
Zelfsturend
1.2
Cognitief handelen
Taakgericht handelen
Reactief handelen
De deelnemer 2.1.11kan relevante informatie verzamelen over rechten en plichten van jongeren 2.1.12kan observatieverslagen maken van gedragscodes op de werkplek 2.1.13rapporteert kort en bondig over afwijkend gedrag en/of gevaarlijke situaties 2.1.14werkt volgens voorgeschreven procedures 2.1.15legt contact met politie en wijkagent 2.1.16Signaleert en benoemt afwijkend gedrag 2.1.17Controleert regelmatig of de voorschriften op het gebied van (brand)veiligheid nageleefd worden
De deelnemer: 3.1.7 volgt instructies op 3.1.8 roept tijdig de hulp in van anderen 3.1.9 legt ideeën en opvattingen over aanpak en/of mogelijke oplossingen voor aan de leidinggevende 3.1.10werkt volgens wettelijke richtlijnen op gebied van veiligheid en preventie 3.1.11doet voorstellen ter verbetering van de veiligheid 3.1.12rapporteert zijn bevindingen aan de leidinggevende
2.2
3.2
Planmatig handelen
Normatief handelen
De deelnemer De deelnemer: 1.2.4 Herkent gedragscodes 2.2.6 Levert de juiste informatie 1.2.5 Kan stressfactoren of aan over onvoorziene situaties risicovolle situaties 2.2.7 Werkt volgens de visie van de herkennen organisatie, de beroepscode 1.2.6 Is zich bewust van de regels en volgens de routines en op het gebied van recht en standaarden van de veiligheid en handelt hiernaar beroepsgroep. 2.2.8 Kan de LEF-methode uitvoeren 2.2.9 Kan nauwkeurig relevante gebeurtenissen of verandering rapporteren aan leidinggevende/collega’s 2.2.10Geeft feedback aan deelnemers met als doel onvoorziene situaties te beïnvloeden
De deelnemer: 3.2.7 Stelt eigen grenzen 3.2.8 Reageert assertief 3.2.9 Bespreekt met collega’s en/of leidinggevende hoe te handelen in onveilige of onverwachte situaties. 3.2.10Toont welwillendheid en biedt steun aan deelnemers bij onvoorziene situaties
1.3
3.3
Metacognitief handelen
De deelnemer 1.3.3 Is in staat eigen handelen op gebied van recht en veiligheid te analyserenen en vast te stellen in welke mate hij zich houdt aan afspraken, voorschriften en procedures
2.3
Procesmatig handelen
Ethisch handelen
De deelnemer De deelnemer 2.3.3 Blijft rustig in onvoorziene 3.3.3 Handelt integer in situaties conflictsituaties 2.3.4 Is in staat conflicten te 3.3.4 Kan zijn handelen in herkennen en te beheersen onvoorziene situaties 2.3.5 Overziet de situatie, toont verantwoorden vanuit de aandacht voor de betrokkenen visie van de organisatie en handelt volgens de voorgeschreven procedures
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 41
Beoordelingscriteria praktijkopdracht financiën 1.verslag afwijkend gedrag en gedragscodes a. definitie van afwijkend gedrag b. definitie van gedragscodes c. observatieverslag (zoals je het aangeleerd hebt) waarin twee vormen van afwijkend gedrag beschreven wordt en twee voorbeelden gegeven wordt van gedragscodes en hun betekenis. d. Samenvatting van discussie in de lesgroep. 2.verwerkingsopdracht In opdracht 1 heb je voorbeelden beschreven van afwijkend gedrag en gedragscodes. In deze opdracht bespreek je in de lesgroep hoe je met afwijkend gedrag en de verschillende gedragscodes kunt omgaan als assistentjongerenwerker. a. Maak een verslag (zoals je dit geleerd hebt) b. Beschrijf van twee vormen van afwijkend gedrag hoe jij daar mee om zou kunnen gaan. Geef aan wat de voordelen of risico’s van deze manier van omgaan zouden kunnen zijn. c. Beschrijf eveneens hoe je met gedragscodes zou kunnen omgaan 3.plannen en uitvoeren van een activiteit Tijdens de uitvoering van een activiteit observeert jouw begeleider je. Hij let met name op hoe jij omgaat met onvoorziene situaties. Na afloop volgt een gesprek a. plan met je stagebegeleider een dag waarop je een grote activiteit uitvoert. b. Maak een werkplan/draaiboek c. Voer de activiteit uit d. Beschrijf in je logboek hoe je bent omgegaan met onvoorziene situaties e. Bespreek de activiteit met je begeleider en maak een lijst van de sterke kanten en verbeterpunten 4.werkhouding Naast de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden is de werkhouding een belangrijk onderdeel bij de beoordeling van de leerling a. beslissingen nemen in onvoorziene situaties b. samenwerken en overleggen c. ethisch en integer handelen d. formuleren en rapporteren e. met druk en tegenslag omgaan 5.evaluatie a. evaluatie van resultaat b. evaluatie van voorbereiding c. evaluatie van de uitvoering d. evaluatie van de werkhouding e. conclusie en leerdoelen
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 42
PLANNEN (plan)
Het voorbereiden van opdrachten Naam van de opdracht:
-
Naam van de stagebegeleider:
-
Ga ik dit project samen met anderen uitvoeren? Zo ja, wie zijn die anderen?
-
Plan van aanpak : Wat? Wat zijn de deeltaken of activiteiten die uitgevoerd moeten worden? In welke volgorde?
Wie?
Waar?
Wie doet wat? Waar worden deze taken of activiteiten uitgevoerd?
Waarmee?
Wanneer?
Wat zijn de kosten, hulpmiddelen , randvoorwaar den, benodigdhede n?
Wanneer worden activiteiten uitgevoerd en hoe lang duren die?
Ondersteuning: (wat verwacht ik van de stagebegeleider g. Waarmee kan mijn stagebegeleider mij helpen? h. Welke afspraken heb ik hiervoor gemaakt?
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 43
Het plannen van opdrachten
Naam student:
Opleiding:
Opdracht:
PLANNEN (plan)
Week 1: Week 2: Week 3: Week 4: Week 5: Week 6:
Week 7:
Week 8:
Week 9:
Week 10:
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 44
EVALUEREN (check)
Zelfevaluatie: de waardering van jouw resultaten door jezelf Leefbaarheidgebied: Naam student:
Periode:
Handtekening:
Datum:
Evaluatie van het resultaat Evaluatie van de voorbereiding Evaluatie van de uitvoering
Conclusies Handtekening Student…………. Begeleider………… Datum………….. 45
De waardering van jouw resultaten door je begeleiders (feedback) Naam student:
opdrachten
EVALUEREN (check)
Leefgebied:…………………………
Opdrachten: Waarom voldoende?
Waarom nog niet voldoende?
1. ……………………………………………………………. 2. ……………………………………………………………. 3. ……………………………………………………………. 4. ……………………………………………………………. 5. ……………………………………………………………. 6. …………………………………………………………….
Handtekening
Begeleider:…………………..
Functie:
Datum:
Student……………………………
46
VERDER- LEREN (act)
Verslag stage-gesprek
Waardering van mijn begeleider:
Waardering van mijn collega’s
Wat ga ik doen met de opmerkingen van mijn begeleider?
Wat ga ik doen met de opmerkingen van mijn begeleider?
Waar ga ik de komende tijd aan werken Handtekening Student:……………………………
Voor gezien (docent):
Begeleider……………………………….
Opmerkingen:
Datum:
Datum:
47
PRAKTIJKWERKBOEK JONGERENWERKOPLEIDING 2E JAAR
ROC van Amsterdam 2007
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 48
LEES EERST DIT! Beste studenten en praktijkbegeleiders, Hierbij de opdrachten van het tweede jaar. Hopelijk zijn jullie nu aan het systeem gewend. De opdrachten moeten geëvalueerd worden door de student zelf, daar na krijgt hij/zij feedback van de begeleider en eventueel collega’s. Daarna schrijft de student een verslag van het gesprek en formuleert eventuele leerdoelen voor de komende tijd. De formulieren die in het praktijkwerkboek van het eerste jaar zitten dienen ook in het tweede jaar gebruikt te worden. De formulieren dienen allen door student en begeleider ondertekend worden. Voor alle duidelijkheid opdrachten 1 en 2 dienen op school gemaakt te worden en opdracht 3 is bedoeld voor in de praktijk. Hopelijk zijn de opdrachten bruikbaar voor de praktijk indien u denkt deze te moeten aanpassen is dat altijd mogelijk. Het belang van de student gaat voor!.
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 49
OPDRACHTEN SOCIALE OMGEVING OPDRACHT 1 Verzamel informatie over de volgende onderwerpen: Doelgroep Doelstelling (ondersteuning bieden) Activiteiten Vrijwilligersbeleid Organisaties waar je mee samenwerkt. Gebruik hiervoor o.a de teamvergadering en leg uit wat de bedoeling van deze opdracht is. a. Maak een plan van aanpak: hoe ga je informatie verzamelen? En welke informatie is bruikbaar en nuttig? b. Onderzoek welke ondersteuning de organisatie waar je werkt geeft aan jongeren. Waaruit bestaat die ondersteuning? c. Beschrijf de activiteiten die aan de doelgroep aangeboden worden? d. Welke rol hebben vrijwilligers bij het aanbieden van activiteiten en het ondersteunen van jongeren? OPDRACHT 2 Overleg met je collega´s welke ondersteuning jij jongeren kunt bieden en door middel van welke activiteiten. Bepaal nu samen met je collega´s welke activiteiten jij gaat uitvoeren. Wanneer je dit hebt gedaan, maak je een flyer om jongeren te motiveren mee te doen met de activiteit. Deze flyer bespreek je weer met je collega´s en indien nodig pas je hem aan.
OPDRACHT 3 (PRAKTIJK) A.In overleg met je begeleider leg je contact met drie organisaties die voor jullie instelling relevant zijn. Je maakt een afspraak. Je geeft aan dat je in het kader van je opleiding informatie wilt verzamelen over de samenwerkingsmogelijkheden. Wat kunnen de beide organisaties aan elkaar hebben? Je bespreekt dit verslag met je begeleider. B.In het leefgebied “sociale omgeving” staat het leggen en onderhouden van contacten met deelnemers en medewerkers van andere instellingen centraal. Geef in een verslag een beschrijving van je sterke en zwakke kanten in het leggen, uitbouwen en onderhouden van contacten. Waarin zou je je verder willen bekwamen? Bespreek dit met je begeleider, schrijf de leerdoelen die tijdens dit gesprek aan bod zijn gekomen op en neem die mee naar het volgende leefgebied.
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 50
Producten: 1.Informatie verzamelen 2.Flyer 3.Verslag Resultaat: De assistent jongerenwerker biedt tijdens de uitvoering van werkzaamheden/activiteiten ondersteuning aan de jongeren bij uiteenlopende problemen. Hij luistert goed, observeert de deelnemer, stelt vragen en leeft zich in in de positie en gevoelens van de deelnemer. Op deze wijze schept hij een vertrouwensband met de jongeren. Daarnaast werkt de assistent jongerenwerker aan een professionele relatie met zijn collega’s, en contactpersonen van organisaties.
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 51
Sociale omgeving Kerntaak 2: ondersteunen van activiteiten Werkproces 2.1: ondersteunt de deelnemer op emotioneel gebied beheersingsniveau 1. cognitief – reflectief handelen
2. vakmatig methodisch handelen
3. sociaal communicatief handelen
Reproductief
2.1Taakgericht handelen De deelnemer 2.1.18Verdiept zich in de normen en waarden van de jongeren 2.1.19Verdiept zich in de religieuze belevingswereld van de jongeren 2.1.20Inventariseert welke mogelijkheden de sociale omgeving te bieden heeft aan de jongeren 2.1.21Informeert jongeren over hun rechten en plichten als burger.
3.1
1.2 Cognitief handelen
2.2 Planmatig handelen
3.2 Normatief handelen
De deelnemer 1.2.7 Herkent aspecten van het socialisatieproces bij jongeren. 1.2.8 Erkent dat jongeren niet allemaal dezelfde waarden en normen hanteren 1.2.9 Kan weerstanden die bij jongeren bestaan benoemen 1.2.10Kan onderscheid aanbrengen tussen zakelijke en emotionele weerstand in het gedrag van jongeren
De deelnemer: 2.2.11 gaat discreet om met de (emotionele) problemen van jongeren 2.2.12 benadert problemen op een zakelijke wijze 2.2.13 motiveert deelnemers tot actieve inbreng bij het organiseren van activiteiten 2.2.14 heeft oog voor de beperkingen van de jongeren 2.2.15 onderzoekt regelmatig de tevredenheid van de jongeren m.b.t het activiteitenaanbod van de organisatie 2.2.16 kan informatie geven aan derden over de activiteiten en de organisatie
De deelnemer: 3.2.11Respecteert de vertrouwelijkheid 3.2.12Handelt volgens normen en waarden van de beroepsgroep 3.2.13Respecteert de normen en waarden van jongeren 3.2.14Wijst jongeren op de discrepantie die kan bestaan tussen de waarden en normen en het feitelijke gedrag 3.2.15
1.3
2.3 Procesmatig handelen De deelnemer 2.3.6 Stimuleert jongeren tot het zelfstandig opzetten en uitvoeren van activiteiten 2.3.7 Ondersteunt jongeren bij het oplossen van problemen 2.3.8 Kan contacten leggen met relevante organisaties en deze informeren over de organisatie en haar activiteiten
3.3
1.1 Kennisgericht handelen De deelnemer: 1.1.10Heeft kennis over het socialisatieproces 1.1.11Heeft kennis over rollen en rolgedrag 1.1.12Kent de hoofdkenmerken van verschillende religies en godsdiensten 1.1.13Weet wat waarden en normen zijn 1.1.14Kent de Nederlandse cultuur 1.1.15Weet wat sociale vaardigheden zijn. 1.1.16Kent het begrip weerstand
1.1.17 Weet wat het begrip “Burgerschap”inhoudt
Reactief handelen
De deelnemer: 3.1.13 Toont oprechte interesse voor de (emotionele) problemen van jongeren 3.1.14 Luistert actief 3.1.15 Leeft zich in in de problematiek van de jongeren 3.1.16 Spreekt jongeren aan op hun rechten en plichten als burger 3.1.17 Is betrokken bij de deelnemer in de breedste zin van het woord(m.b.t etniciteit, afkomst, religie, uiterlijk) 3.1.18 3.1.19
Productief
Zelfsturend
Metacognitief handelen
De deelnemer 1.3.4 Is in staat eigen gedrag te spiegelen aan de normen en waarden van de Nederlandse cultuur 1.3.5 Is in staat te reflecteren op eigen wijze van contacten leggen met de doelgroep, collega’s en organisaties
Ethisch handelen
De deelnemer 3.3.5 Kan zijn omgaan met jongeren verantwoorden vanuit de normen en waarden van de maatschappij en de beroepsgroep 3.3.6 Gaat vertrouwelijk om met discrete informatie 3.3.7 Kan zijn handelen verantwoorden vanuit ethische motieven
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 52
Beoordelingscriteria opdrachten sociale omgeving 1.Informatie verzamelen - Ben je nagegaan wat je al wist? - Heb je de informatie die je verzameld hebt grondig gelezen? - Heb je diverse informatiebronnen gebruikt? - Alle onderwerpen moeten aanbod komen - Is er een plan van aanpak 2.Flyer - goed verzorgd - tijd - plaats - locatie - kosten - naam organisatie - voor wie het is 3.Verslag 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Staat het doel van het verslag erin Is er een titelpagina Is er een inleiding, middenstuk en slot Heb je beschreven wat je hebt gedaan. Heb je conclusies genoteerd Heb je je eigen mening gegeven Heb je een korte samenvatting van de acties Heb je een evaluatie geschreven.
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 53
OPDRACHTEN TIJDBESTEDING OPDRACHT 1 Van je docent krijg je een opdracht waarin een activiteit beschreven staat die je gaat uitvoeren in de lesgroep. Je bespreekt de voorbereiding met de docent. OPDRACHT 2 Tijdens de les ga je de activiteit uitvoeren. Je laat zien dat je de klasgenoten daadwerkelijk kunt betrekken bij de uitvoering van de activiteit. Je krijgt feedback van medestudenten en docent. Je vraagt tips om de betrokkenheid van de klasgenoten te vergroten of te verbeteren.Maak hiervan een kort verslag. OPDRACHT 3 Spreek met je praktijkbegeleider/ster een periode af waarin jij geobserveerd wordt door collega´s tijdens de uitvoering van activiteiten. Hou hierbij rekening met onderstaande beoordelingscriteria. Maak een verslag van de activiteit op basis van onderstaande vragen. Maak na de periode een afspraak met collega´s en praktijkbegeleider/ster en bespreek jouw handelen tijdens het uitvoeren van activiteiten. Heb je een goede werkplanning? slaag je erin om de deelnemers te motiveren tot meedoen? Heb je aandacht voor de op- en aanmerkingen van de deelnemers? Formuleer je voorstellen om activiteiten goed af te stemmen op de behoefte van de doelgroep. Evalueer je de activiteit met de deelnemers Producten Activiteit Verslag Resultaat De assistent-jongerenwerker betrekt de deelnemer bij de uitvoering van activiteiten. Hij informeert bij jongeren naar vormen van zinvolle tijdsbesteding. De assistent jongerenwerker onderzoekt zijn vorm van tijdsbesteding. Hij onderzoekt of er een balans bestaat tussen de tijd die hij besteed aan school, werk en vrije tijd. Hij beschrijft sterke en zwakke punten van zijn tijdsbesteding en trekt zijn conclusie naar de zinvolheid van zijn tijdsbesteding.
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 54
Tijdbesteding Kerntaak 2: ondersteunen van activiteiten Werkproces 2.2 ondersteunt deelnemers tijdens de uitvoering van activiteiten bij het uitvoeren van activiteiten cognitief – reflectief handelen
beheersingsniveau 1.
2. vakmatig methodisch handelen
Reproductief
2.1
1.1 Kennisgericht handelen De deelnemer 1.1.18Kent de betekenis van de begrippen vrijetijdsbesteding en tijdsbesteding 1.1.19Kent de betekenis van de begrippen tijdspatroon, leefpatroon 1.1.20Heeft kennis van de sociale achtergrond van jongeren.
Productief
1.2
Cognitief handelen
Zelfsturend
1.3 Metacognitief handelen De deelnemer 1.3.6 Heeft zicht op de positieve en negatieve aspecten van eigen tijdsbesteding 1.3.7 Heeft zicht opde positieve en negatieve aspecten van tijdsbesteding van jongeren
Taakgericht handelen 3.1
De deelnemer 2.1.22Informeert bij jongeren naar hun (vrije)tijdsbesteding 2.1.23Informeert bij jongeren welke invloed de omgeving heeft op hun tijdsbestedingspatroon 2.1.24Inventariseert de aanwezigheid van vrije tijdsvoorzieningen 2.2
3. sociaal communicatief handelen Reactief handelen
De deelnemer: 3.1.20Motiveert jongeren tot een zinvolle tijdsbesteding
Planmatig handelen
3.2 Normatief handelen De deelnemer De deelnemer: De deelnemer: 1.2.11Weet het belang van een 2.2.17Organiseert 3.2.16Spreekt jongeren aan op goede (vrije)tijdsbesteding vrijetijdsactiviteiten voor de positieve en uit te leggen deelnemers negatieve aspecten van 1.2.12Weet welke factoren van 2.2.18Onderzoekt of de jongeren hun tijdsbesteding invloed zijn op de tevreden zijn met het (vrije)tijdsbesteding van vrijetijdsaanbod jongeren 2.2.19Onderzoekt wat jongeren 1.2.13Kan inschatten wat de belangrijk vinden in hun invloed van de sociale vrije tijd achtergrond van jongeren op de vrijetijdsbesteding is. 1.2.14 2.3 Procesmatig handelen De deelnemer 2.3.9 Kan aangeven hoe jongeren kunnen komen tot een zinvolle tijdsbesteding
3.3
Ethisch handelen
De deelnemer 3.3.8 Durft het aan om jongeren aan te spreken op de negatieve aspecten van hun tijdsbesteding
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 55
Beoordelingscriteria praktijkopdrachten tijdbesteding 1.Voorbereiding Wordt duidelijk dat je je hebt georiënteerd op de taak -weet je precies wat je gaat doen -heb je geschreven wat je nog moet uitzoeken -heb je een doel gesteld -heb je een planning gemaakt (gebruik voor de voor bereiding het boek: “Zelfstandig Leren organiseren”) 2. Uitvoering van de activiteit -Is er een analyse van de beginsituatie -Is er een planning van de activiteit -is de activiteit gerealiseerd -Is er mogelijkheid tot een evaluatie (gebruik voor de voor bereiding het boek: “Zelfstandig Leren organiseren”) 3.Verslag o o o o o o o o
Staat het doel van het verslag erin Is er een titelpagina Is er een inleiding, middenstuk en slot Heb je beschreven wat je hebt gedaan. Heb je conclusies genoteerd Heb je je eigen mening gegeven Heb je een korte samenvatting van de acties Heb je een evaluatie geschreven.
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 56
OPDRACHTEN SCHOLING OPDRACHT 1 Maak een lijst van organisaties of mensen waar jullie regelmatig mee samenwerken. Achter iedere organisatie schrijf je op waar de samenwerking uit bestaat. OPDRACHT 2 Kies nu een organisatie waarmee jij samen een activiteit gaat organiseren. Maak hiervoor een stappenplan. Beschrijf duidelijk wat je wilt gaat doen, hoe je het gaat aanpakken, wat heb je daarvoor nodig hebt en wie wil je erbij betrekken. Geef aan wat je door middel van deze activiteit wilt leren? Presenteer dit aan de lesgroep. Je krijgt vanuit de lesgroep feedback op je presentatie. OPDRACHT 3 (PRAKTIJK) A.Voer de activiteit die je voorbereid hebt bij opdracht 2 uit. Overleg eerst met je praktijk begeleider/ster en je collega´s hoe je dit gaat aanpakken. Tijdens de voorbereiding en uitvoering wordt gelet op samenwerking en communicatie. Je maakt van de activiteit een verslag. B.Interview twee jongeren. - is de jonger leerplichtig? - Wat voor schooltype volgen de jongeren - Wat is het schoolverleden (type, soort, aantal klassen, diploma, reden voor vroegtijdig schoolverlaten - Spijbelen de jongeren, zo ja wat doen zij dan in die tijd en met wie. - Hoe zijn de prestaties - Hoe is het gedrag - Maakt de jongere huiswerk? - Is er thuis stimulans voor de school - Is er hulp bij school en huiswerk - Wat vinden de jongeren van de school (klas, leerlinge, leraren, richting) - Hebben ze het er naar hun zin - Hoe kijken de jongeren aan tegen school en leren Maak een verslag naar aanleiding van je interview en bespreek dit verslag met je begeleider. Bespreek met je begeleider welke rol het jongerenwerk heeft op het gebied van het naar school gaan van jongeren. Voeg deze rol van het jongerenwerk toe aan je verslag. Producten: Presentatie Interviews Verslag
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 57
Resultaat: De assistent jongerenwerker kent zijn rol en taak als teamlid. In het werkoverleg bespreekt hij zijn werkzaamheden en werkhouding. Hij is in staat zijn werkzaamheden te evalueren en nieuwe leerdoelen te formuleren naar aanleiding van zijn evaluatie. De assistent jongerenwerker kan aangeven welke rol het jongerenwerk heeft bij de begeleiding van jongeren die problemen hebben met school. De assistent jongerenwerker kan zijn leerbiografie beschrijven en aangeven wat zijn leer- en beroepsambities zijn.
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 58
Scholing Kerntaak 3: uitvoeren van werkzaamheden ten behoeve van welzijn, de organisatie en het beroep Werkproces 3.1: evalueert de uitgevoerde werkzaamheden Werkproces 3.2: neemt deel aan team- en werkoverleg cognitief – reflectief handelen
beheersingsniveau 1.
2. vakmatig methodisch handelen
3. sociaal communicatief handelen
Reproductief
2.1
3.1
Productief
1.1 Kennisgericht handelen De deelnemer 1.1.21Weet wat onder de leerplicht verstaan wordt 1.1.22Weet wat evalueren van werkzaamheden betekent 1.1.23Kent de begrippen formele en informele communicatie 1.1.24Weet wat werkoverleg is 1.1.25Weet wat onder teamoverleg wordt verstaan 1.2
Cognitief handelen
De deelnemer 1.2.15Kan een inschatting maken wanneer het zin heeft met jongeren te spreken over de schoolsituatie 1.2.16Kan aangeven of zijn werkplek aansluit bij de opleidingseisen 1.2.17Kan aangeven op welke gebieden hij behoefte heeft aan scholing Zelfsturend
1.3 Metacognitief handelen De deelnemer 1.3.8 Kan met voorbeelden aangeven in welke mate de opleiding en de stage hem gevormd hebben tot een beginnend beroepsbeoefenaar. 1.3.9 Kan met voorbeelden aangeven waar zijn sterke en zwakke punten liggen als beginnende beroepsbeoefenaar 1.3.10
Taakgericht handelen
De deelnemer 2.1.25Brengt de school/opleidingssituatie van jongeren in beeld 2.1.26Signaleert schoolproblemen bij jongeren. 2.1.27Leest de agenda voor het overleg 2.1.28Brengt agenda punten in voor het overleg 2.1.29Maakt een verslag van het overleg 2.2
Planmatig handelen
2.3
Procesmatig handelen
Reactief handelen
De deelnemer: 3.1.21Bereid zich voor op het team overleg 3.1.22Bespreekt zijn leerpunten 3.1.23Stelt zich i n het overleg constructief op 3.1.24Geeft in het overleg zijn mening
3.2 Normatief handelen De deelnemer: De deelnemer: 2.2.20Evalueert zijn 3.2.17Bespreekt met zijn werkzaamheden begeleider zijn 2.2.21Formuleert verbeterpunten leer/werkprestaties en of nieuwe leerdoelen 3.2.18Informeert zijn 2.2.22Stelt op basis van de begeleider over de evaluatie de werkplanning schoolsituatie van bij, zodat de resultaten goed jongeren aansluiten bij de behoeften 3.2.19Vraagt in het team van de doelgroep, het team feedback op zijn en eigen behoeften handelen 3.2.20Staat open voor kritiek
De deelnemer 2.3.10Vraagt actief naar de ervaring van deelnemers en collega’s over zijn werkzaamheden en werkhouding. 2.3.11is in staat de resultaten van de evaluatie en de ontvangen feedback te zien als een kans om te leren, zodat hij de kwaliteit van zijn werk kan verbeteren
3.3
Ethisch handelen
De deelnemer 3.3.9 weet eigen belang op een correcte manier te plaatsen naast het belang van de doelgroep en het teambelang
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 59
Beoordelingscriteria opdrachten scholing 1.Presentatie - Is de presentatie op papier uitgewerkt - Is er een inleiding, middenstuk en een slot - is er ondersteunend materiaal - wordt de informatie op een duidelijke manier overgebracht - ben je goed te verstaan - kijk je het publiek aan - bied je de mogelijkheid om vragen te stellen 2.Interview - open vragen - gesloten vragen - goed geluisterd - stelt vraagstelling bij als de situatie daarom vraagt - heeft zelf nog vragen toegevoegd - signaleert opvallende uitspraken 3.Verslag - Staat het doel van het verslag erin - Is er een titelpagina - Is er een inleiding, middenstuk en slot - Heb je beschreven wat je hebt gedaan. - Heb je conclusies genoteerd - Heb je je eigen mening gegeven - Heb je een korte samenvatting van de acties - Heb je een evaluatie geschreven. In dit verslag geef je antwoord op de volgende vragen: - verliep de activiteit zoals je hem gepland had? - Wat ging anders? Geef aan waarom het anders ging dan je gepland had. - Hoe verliep de samenwerking? - Hoe verliep de communicatie? - Had je voor de uitvoering van de activiteit voldoende kennis van zaken? - Aan welke vaardigheden en houdingsaspecten moet je nog aandacht schenken? - Hoe ga je aan je verbeterpunten werken
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 60
OPDRACHTEN ARBEID OPDRACHT 1 Tijdens je opleiding heb je per leefgebied 3 stagelogboeken geschreven. Deze heb je met je praktijkbegeleider/ster en docent besproken. Verzamel alle logboeken. (vergeet niet de feedback van docent en praktijkbegeleider mee te nemen). Lees je logboeken door op de volgende punten: - welke feedback heb je ontvangen over je werkhouding, het functioneren in teamverband? - Aan welke leerpunten heb je gewerkt op het gebied van teamoverleg en werkoverleg? - Waaruit blijkt dat je een actieve inbreng hebt gehad tijdens teamvergaderingen? - Waaruit blijkt dat je activiteiten kunt afstemmen/aanpassen aan de behoefte van de deelnemers? - Welke bewijzen kun je overleggen dat je jouw deskundigheid door middel van scholing vergroot hebt? OPDRACHT 2 Maak een sterkte-zwakte analyse van je functioneren als assistent-jongerenwerker. Geef aan op welke gebieden je je verder wilt ontwikkelen, dan wel bijscholen. Zoek een advertentie waarin een jongerenwerker gevraagd wordt Daarna maak je een sollicitatiebrief met een CV. OPDRACHT 3 Maak een afspraak met je praktijkbegeleider/ster en bespreek met hem of haar je hele map. Maak hier een eindverslag van. Dit verslag is de leidraad voor het eindgesprek op school. Producten: Stage logboeken verzameling Sterkte zwakte analyse Sollicitatiebrief CV Eindverslag
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 61
Resultaat De assistent-jongerenwerker heeft daadwerkelijk inbreng in team- en werkoverleg. Hij presenteert zich als een betrouwbare werknemer. Hij evalueert zijn werkzaamheden en zijn functioneren. Kan een sterkte / zwakteanalyse maken. De assistent-jongerenwerker bereidt zich voor op het zoeken van een baan of het zoeken naar een vervolgopleiding. Hij presenteert zich op een correcte manier. Zonder over- of onderschatting van zijn mogelijkheden.
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 62
Arbeid Kerntaak 3: uitvoeren van werkzaamheden ten behoeve van welzijn, organisatie en het beroep Werkproces 3.3: werkt aan deskundigheidsbevordering en de onderbouwing van het beroep Bereidt zich voor op een toekomstige baan beheersingsniveau 1. cognitief – reflectief
handelen
2. vakmatig methodisch handelen
3. sociaal communicatief handelen
Reproductief
1.1Kennisgericht handelen
2.1Taakgericht handelen
3.1 Reactief handelen
De deelnemer 2.1.30Kan een sollicitatiebrief schrijven 2.1.31Kan formulieren invullen voor een uitkering 2.1.32Kan een sollicitatiegesprek voeren 2.1.33Rapporteert aan de leidinggevende over de uitgevoerde werkzaamheden 2.1.34Weet de weg te vinden naar CWI en uitzendbureau’s 2.1.35
De deelnemer: 3.1.25Presenteert zich als werkzoekende 3.1.26Gedraagt zich als een goede werknemer 3.1.27Oriënteert zich op welke vacatures er zijn 3.1.28Maakt werkafspraken over de uitvoering en voortgang van de activiteiten. 3.1.29Is belangstellend naar de functie waarop hij solliciteert
Productief
De deelnemer 1.1.26Kent de betekenis van het begrip werknemer, werkgever 1.1.27Kent het begrip dienstverband 1.1.28Kent het begrip CAO 1.1.29Kent de voorschriften op het gebied van (brand)veiligheid en arbo 1.1.30Weet wat een arbeidsovereenkomst 1.1.31Kent de rechten en plichten van de werknemer 1.1.32Kent de betekenis van de begrippen ontslag, verzuim, schorsing, uitkering 1.1.33Kent de betekenis van CWI 1.1.34Kent de mogelijkheden van uitzendbureaus 1.2 Cognitief handelen
2.2 Planmatig handelen
3.2
De deelnemer 1.2.18Weet het belang van een goede opleiding en diploma’s voor het vinden/krijgen van werk. 1.2.19Weet hoe hij zich moet inschrijven als werkzoekende 1.2.20Weet hoe een uitkering aan te vragen
Zelfsturend
De deelnemer: 2.2.23Levert een bijdrage aan de doelen van de organisatie 2.2.24Bereidt zich voor op de teamvergadering door het bestuderen van de agenda met toegevoegde documenten en het lezen van de notulen 2.2.25Oriënteert zich op de arbeidsmarkt 2.2.26Kan aangeven wat zijn wensen zijn met betrekking tot de te verrichten werkzaamheden 2.2.27Kan gerichte en relevante vragen stellen m.b.t. de vacature 1.3Metacognitief handelen 2.3 Procesmatig handelen De deelnemer De deelnemer 1.3.11Heeft het besef dat zijn 2.3.12Kan het teamgebeuren kansen op de arbeidsmarkt en het werkoverleg groter zijn wanneer hij zich overzien en aangeven blijft bijscholen en zijn wat zijn rol daarin is. beroepsbekwaamheid op 2.3.13 peil houdt 1.3.12Heeft een goed zelfbeeld, kent zijn beperkingen en mogelijkheden
Normatief handelen
De deelnemer: 3.2.21Houdt zich aan de werkafspraken zoals afgesproken in het teamen werkoverleg. 3.2.22Staat open voor de cultuur en werkwijze van het bedrijf waar hij solliciteert 3.2.23Communiceert op een open manier over zijn wensen en verwachtingen en kan zijn grenzen en beperkingen aangeven
3.3 Ethisch handelen De deelnemer 3.3.10Doet zich niet beter, maar ook niet minder voor dan hij is. 3.3.11Is open en eerlijk bij het bespreken van zijn mogelijkheden en beperkingen
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 63
Beoordelingscriteria opdrachten arbeid 1.Stage logboeken - feedback docent - feedback praktijkbegeleider 2.Sterkte-zwakte analyse - volgend methode ingevuld - Jij zelf staat centraal - eerlijk - conclusie 3.Sollicitatiebrief - Indeling in fases - Goed en begrijpelijk Nederlands - Motivatie - Inleven in de functie - Brief hoofd - Goed einde 4.CV -
Persoonlijke gegevens Schoolervaring Werkervaring Chronologisch Goed Nederlands Consequente vormgeving
5.Eindverslag - Inhoudelijke verdieping - Reflectie - Goede vormgeving - Goed en begrijpelijk Nederlands
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 64
© ROCvAmsterdam & Celbe in opdracht van Project Catch the Coach to Be 2007 65