#
Vrije Universiteit 26 februari 2009: Hauerwas Symposium Henk Bakker
Geachte aanwezigen, en in het bijzonder de initiatiefnemers van de kersverse Hauerwasbundel in het Nederlands, Proficiat! Het is beslist een felicitatie waard dat deze compilatie van artikelen van Stanley Hauerwas in het Nederlands is verschenen. Nogmaals: van harte gefeliciteerd met deze primeur (voor zover mij bekend). We hopen met u dat theologisch Nederland, en allerlei in de ethiek geïnteresseerden voor wie een Engelse tekst wellicht minder toegankelijk is, zich in de boeiende cocktail aan artikelen gaat verdiepen (er is in het Engelstalige gebied een heuse Hauerwas Reader, 20011, misschien is er nu ook een eigen Nederlandse?). . We kunnen er ook bij vermelden ‘eindelijk’, omdat het best opvallend genoemd mag worden dat Hauerwas tot op heden in Nederland nog zo onbekend lijkt te zijn. Hauerwas (ethicus aan Divinity School, Duke University, North Carolina) was in het jaar 2001 door Time Magazine tot Amerika’s beste theoloog uitgeroepen (daar een soort van Emmy Award of Oscar uitreiking, maar dan anders), en hier werden zijn naam en denkbeelden vanaf die tijd pas wat bekender. Herman Paul en Bart Wallet hebben al wel twee jaar geleden in een artikel in Wapenveld (2008) op de enigszins opvallende ethicus gewezen, onder het kopje: ‘Getuigen van een betere manier van leven’. Met deze titel werd toen al veel gezegd, met de titel Een robuuste kerk. Christelijke ethiek voor een postchristelijke samenleving nog meer! Ik moet zeggen dat deze titel me heeft bezig gehouden. Het woord ‘robuust’ valt op. Met de kwalificatie ‘robuust’ wordt bedoeld dat iets krachtig, stevig of gespierd is. In het Engels komt de aanduiding vaker voor dan in het Nederlands, alhoewel ‘robuust’ in onze spreektaal en schrijftaal behoorlijk opkomend is (onder meer in de politiek). De term ‘robuust’ komt oorspronkelijk van het Latijnse robustus, dat ‘stevig’ betekent of ‘van eikenhout’, omdat robur ’eikenhout’ of ‘hard hout’ betekent. Is de robuuste kerk een mogelijke samenvatting van Hauerwas’ ethiek, dan staat Hauerwas een kerk voor die niet alleen stevig, gespierd of stoer is (of misschien wel juist helemaal niet), maar vooral (ook) hard, in de zin van: met #
! $""#!
een harde kop, niet gemakkelijk aan de kant gaand. Een kerk met een harde kop, is een kerk die profetisch is, zoals het Oude Testament zegt over de profeet Ezechiël: ‘Als diamant, harder dan steen, maak Ik uw voorhoofd’ (Ezech.3:9). We kunnen ook denken aan de profeet Jeremia die ‘de schrik van rondom’ wordt genoemd (Jer. 6:25; 20:3,10; 46:5; 49:29). Met andere woorden: Hauerwas’ kerk is enigszins ‘vervaarlijk’, ruig of rauw, schrikwekkend, dus onaangepast en non-conformistisch. We kunnen de gedachte ook omdraaien: Hauerwas’ kerk is beslist niet charmant, en heeft er geen moeite mee om, net als Hauerwas zelf, vaak voor ‘enfant terrible’ te worden uitgemaakt. De bedoeling van deze middag, om over contextualisering van Hauerwas’ theologie in de Nederlandse situatie na te denken, betekent dat we binnen het raamwerk van zijn ethiek en theologie doorvragen naar het ruige en onaangepaste, en ons dit binnen de Nederlandse situatie voor ogen stellen. In 1996 vatte Richard Hays in zijn ethiek van het Nieuwe Testament het controversiële element van Hauerwas op treffende wijze samen: ‘Through a steady stream of provocative essays and books over the past twenty years, Stanley Hauerwas has thrust the themes of narrative, community, and character formation into the spotlight in the field of theological ethics. His impassioned advocacy of the church’s vocation to maintain the distinctive identity without succumbing to the values an pressures of liberal democratic culture has made him an important and controversial voice in contemporary theological debate.’2 Volgens Hays is het provocatieve element bij Hauerwas bij uitstek gelegen in zijn consequente keuze voor het narratieve en communale bij de karaktervorming en gewetensvorming van mensen, vooral christelijke mensen (de individuele gewetensvorming is geen individuele zaak), en het consequente appèl aan het adres van de Kerk om vooral bij haar roeping te blijven, namelijk: een onderscheidende christelijke identiteit te blijven, die niet bezwijkt onder de aanhoudende druk en dubbelzinnige waarden van de zogenaamde Amerikaanse liberaal democratische cultuur. De kerk moet blijven doen waar zij het beste in is, namelijk kerk van Christus zijn, meer niet. Zij leeft in en vanuit Gods geschiedenis en verhaal, en reikt daarmee een duidingskader, een hermenutisch narratief (een interpretament) voor menselijke existentie aan. Alleen zo is in
""!
+
kerkelijke zin communaal hermeneutisch zelfverstaan mogelijk, en alleen zo draagt de kerk morele verantwoording voor waarden en normen, dat wil zeggen: karaktervorming en deugdenoverdracht aan jong en oud.3 Hauerwas introduceert hiermee principes ontleend aan de oude Griekse deugdenethiek (cf. Aristoteles, Ethica Nicomachea). Hauerwas heeft deze beginselverklaring over het communale en narratieve van de christelijke deugdenethiek, en het geweldloze karakter daarvan, al in 1981 afgegeven, toen zijn markante boek A Community of Character verscheen. Hierin betoogt hij dat christelijke sociaal-ethiek op narratieven is gefundeerd die rond en in gemeenschappen de dragende delen van gewetensvorming en overtuigingen zijn. Bij deze ‘storied convictions’, in de allereerste plaats gevoed door het verhaal van Christus, hoort dat de gemeente van Christus afziet van de machtsfactor. Nogmaals: de kerk moet doen waar zijn goed in is, namelijk gemeente van Jezus Christus zijn. ‘Meer niet? Volstrekt niets’, zou Augustinus kunnen zeggen (Nihilne plus? Nihil omnino). Hauerwas schrijft: ‘The primary social task of the church is to be itself that is, a people who have been formed by a story that provides them with the skills for negotiating the danger of this existence, trusting in God’s promise of redemption.’4 Wie op grond van deze denkbeelden zou menen dat Hauerwas een gesloten christelijke gemeenschap voorstaat, die vooral naar binnen is gekeerd, heeft hem niet begrepen. In de zeventiger jaren van de vorige eeuw, aan de rooms-katholieke Notre Dame University in Indiana, leerde Hauerwas de doperse theoloog en ethicus John Howard Yoder kennen (1927-1997), en verdiepte hij zich uitvoerig in diens controversiële boek The Politics of Jesus (1972). Dit boek van Yoder werd alom zowel verguisd als geprezen, en heeft Hauerwas ervan overtuigd dat de Kerk van Christus qualitate qua een niet weg te denken politieke factor is. Volgelingen van Jezus zijn per definitie politiek ‘betroffen’, bijvoorbeeld omdat zij principieel tegen geweld zijn, of beter +
&! )/.+')-)!# " & ' " "$" , &! )/.)'/%)*"
@
geformuleerd: met de ‘storied conviction’ van geweldloosheid in het hart van haar gemeente ethiek, kan de christelijke kerk niet om de politieke confrontatie met overheid en wereld heen. De grote oudtestamentische profeten verkondigden een (zeer gehate) neutraliteitspolitiek (Jesaja, Jeremia e.a.), en ook Jezus. Stanley Hauerwas werd bij uitstek een theoloog van de geweldloosheid, net als John Howard Yoder, en overigens ook James Wm. McClendon (19242000). De drie kenden en waardeerden elkaar. McClendon werd wegens zijn steun aan de campagne van Martin Luther King en zijn antimilitaristische opstelling ten aanzien van de Vietnam oorlog in de jaren zestig maar liefst tweemaal van zijn functie ontheven, en als docent theologie ontslagen. Voor McClendon was meer dan duidelijk dat de westerse christelijke moraal was gebaseerd op een machtsdenken dat vanaf de vierde eeuw AD (bij de opkomst van het zogenaamde Constantinisme) was ontwikkeld en de westerse kerken is gaan aankleven.5 Deze overwegend agressieve, imperialistische westerse moraal rekent te weinig met het èthos van de Bergrede en heeft niet begrepen wat de ethiek van Gods Koninkrijk voor de gemeente betekent. Overigens heeft deze ethiek recent een krachtige vertegenwoordiger voortgebracht in de ethicus Glen Stassen (en ook Hays).6 Hauerwas zelf schreef met betrekking tot deze thematiek onder meer The Peaceable Kingdom: A Primer in Christian Ethics, (1983), Against the Nations: War and Survival in a Liberal Society (1985), ‘When the Politics of Jesus Makes a Difference’ (1993).7 Gelukkig leeft de interesse ook in Nederland op (ook voor Yoder, cf. Ma-thesis). Ook heeft Stefan Paas in zijn boek Vrede stichten aandacht voor Yoder en Hauerwas gehad.8 Aan het Baptistenseminarium bestuderen we voor Theologie vooral McClendon, en gaan we bij Ethiek onder meer op Hauerwas in. Deze studie is zo lonend, omdat Hauerwas ons dwingt om de vragen die we bij onze gemeente ethiek kunnen zetten grondig langs te lopen. A
>
"'"3 !#$#0 2$#8'*!!2#$#&''0><<> 9>?>7>?@3 !#3(''#0*3)'0 $#* '#%# $! "") $($8$+#&'&$*2 #(&&'(-&''0>
DD%%3 C (#!-)&+'0 * """#$$#8$(&"2#*&'(-$$(& "&''0=ED?9,,*0=CE%%31(#!-)&+'0#$$$ #*"%"&& " $) 8 ##%$!'6$6+$& 2#'($#0=EDA9>3 D (#'0"#$$+ $$$#8$ ##(&)"''-1$(&"&2$ ##(&)"0><AA7>B>0>BA0>BE7>C<0>C>3 B
&
Niet alleen bij onze zin voor geweld, vijandigheid, en ons onvermogen om de vrede te bewaren, laat staan deze te stichten, maar ook bij de wortel de christelijke gemeente: de kwaliteit van de kerkelijke gemeenschap, ons narratieve hermeneutische zelfverstaan, of eenvoudig gezegd: wonen wij werkelijk in de narratieven van de Schrift, en identificeren wij ons wel zozeer met de traditie van geschiedenissen en verhalen die Gods spreken heeft voortgebracht dat deze onze waarden, normen en leefcodes bepalen? Of leven we meer in de narratieven van de media, de politici, de commercie, en onze bankrekening? Er is volgens Hauerwas maar één kerk, de wereldwijde zichtbare kerk, die in talloze locale groepen en vormen samenkomt. Het beroep op de onzichtbare, universele kerk, zuiver en volmaakt voor God, is een hersenspinsel, in dienst van menselijke ontwijkingsmechanismen. We meoten niet inzetten bij de kerkelijke abstractie en idealen, maar bij de zwakke en wankele (en pijnlijke) concretie. De hechte christelijke gemeenschap hoort een unieke geweldloze gemeenschap te zijn, die niet op relevantie uit is, en al evenmin op schouderklopjes of prijzen vanuit haar omgeving. Een kerk die daar wel op uit is, ziet zichzelf als behoeder en beheerder van de koers van de geschiedenis, maar laat zich op den duur de nagels en uiteindelijk ook de tanden trekken. Zij wordt braaf, en gaat aan het narratief van Jezus knutselen om Schrift, traditie en christelijke presentie in afgezwakte vorm, in een zogenaamde ‘light versie’ op de geestelijke markt te krijgen. Volgens Hauerwas hoeft de kerk zich niet druk te maken over missionaire bruggen naar de cultuur, hoeft zij haar agenda niet te laten bepalen door de wereld, en hoeft zij ook niet als een verlengstuk van de overheid te zijn (let hier op de invloed van Barth!). Laat de gemeente van Christus maar radicaal anders zijn, verrassend, profetisch, en beslist niet in een isolement levend. Laat de gemeente zich vanuit haar ‘storied convictions’ en communale hermeneutische zelfverstaan keren tegen de versmalling van de eenzaamheid in het hedendaagse individualisme, en tegen de arrogantie van het alleenrecht van het lege rationalisme, die een burgermoraal voortbrengen die of onecht is of verwrongen.9 Hauerwas’ denkbeelden zijn in eikenhout vervat, hard en zwaar en ondoordringbaar. Volgens hem is niemand eigenaar van zijn eigen geschiedenis. (
! " %(''# " %('%#!
Individualisme bestaat in wezen niet, zeker niet voor een christen. Voor de Nederlandse situatie zou je hem kunnen horen zeggen: ‘It’s not always about you!’ De Nederlandse samenleving lijkt wel te gaan voor een panautistisch ideaal: ‘It’s all about me’, ‘Mijn leven is van mij’. Het gaat om mijn muziek, mijn uitzicht, mijn vakantie, mijn pensioen, mijn smaak, mijn herrie, mijn religieuze behaaglijkheid, mijn Jezus, als spirituele kers op de lekkere taart van het leven. De eikenhouten Hauerwas zou dit panautisme ook in de Nederlandse politiek aanwijzen. De Nederlandse politiek, ook de val van het kabinet, lijkt een machtsspel over ego’s te worden, ego’s die veel te vroeg grote politieke verantwoordelijkheden te dragen krijgen, die het als een ambitie voor een interessante carrière zien, en het welzijn van de samenleving eigenlijk niet op het netvlies hebben. Ego’s die zo groot zijn dat het kabinet erin verdwijnt, en de samenleving en Afghanistan erbij. Het is Nederlands christendom in zijn lichtste tinten, wat er nog van over is. En wat doen de kerken? Over het algemeen verliezen zij het bij de morele vorming en de narratieven van het oprukkende panautisme. Mijn kritiek op Hauerwas is wel: waar vind ik dit communaal hermenutische en narratief convictieve nu nog in zijn zuiverste vorm? Hauerwas zelf is nu Anglicaan, maar eigenlijk is hij van alle kerken thuis. Vinden we zijn communale narratieve ideaal niet juist onder vervolgde christenen, zoals de dopers vroeger? Wurmbrand (vervolgde Roemeense voorganger) schreef zo’n kleine veertig jaar geleden: ‘De ondergrondse kerk achter het ijzeren gordijn is vol van liefde en ijver. In Rusland zijn er geen lauwe christenen. Of men is christen met heel zijn hart, of men is helemaal geen christen, want het kost heel wat om een discipel van Jezus te zijn. De christenen daar verspillen hun tijd en hun energie niet, zoals zovelen in het westen, met hun aanvallen van de leerstellingen van een andere christelijke religie of zelfs met het disputeren over hetgeen niemand weet. Zij leven uit de wezenlijke inhoud van de christelijke boodschap.’10 Dit is voluit Hauerwas’ robuuste kerk, maar we zullen het word ‘robuust’ dan wel moeten uitleggen. Robuust wordt dan klein, beslist niet gespierd of
indrukwekkend, wel gemarginaliseerd en gekweld. Robuust is vervolgd, maar niet verlaten, bang maar toch hoopvol, leeg en toch vervuld.