+
(V)SO in beeld november 2015
+ (V)SO in beeld | Focus op de sector De sector (v)so is volop in ontwikkeling. Passend onderwijs, de Wet Kwaliteit (v)so en het Toezichtkader (v)so vragen de komende jaren veel van speciaal onderwijs scholen en hun besturen. Deze ontwikkelingen betekenen meer aandacht voor, en verantwoording over de opbrengsten van het speciaal onderwijs. Ze vragen van de sector meer rekenschap af te leggen over de effectiviteit van de besteding van publieke middelen. Met het Bestuursakkoord PO en het Onderwijsakkoord wordt daarnaast flink ingezet op professionalisering binnen de sector. Maar waar staat de sector nu? En welke ontwikkelingen zijn de afgelopen jaren zichtbaar? (V)SO in beeld geeft een overzicht van de stand van zaken binnen de sector (voortgezet) speciaal onderwijs en de ontwikkeling daarbinnen. Hierbij kijken we naar ontwikkelingen ten aanzien van de leerlingen en de medewerkers.
2
(V)SO in beeld stelt scholen en besturen in staat ontwikkelingen binnen hun organisatie te duiden door deze af te zetten tegen de landelijke gemiddelden. En maakt het mogelijk om op toekomstige ontwikkelingen te anticiperen. Deze data zeggen uiteraard niet alles, maar vertellen slechts een deel van het verhaal van de sector. Toch geven ze ook aanleiding tot een aantal vragen. Vragen die het waard zijn om over na te denken in het kader van de verdere ontwikkeling van het (v)so. De weergegeven data zijn grotendeels afkomstig uit openbare bronnen. Achterin deze publicatie vindt u een overzicht van de bronnen per thema.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Leerlingen
3
Percentage leerlingen per onderwijstype VO
Percentage leerlingen per onderwijstype PO 100%
96%
95%
95%
95%
95%
100%
90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
60%
50%
50%
40%
40%
30%
30%
20%
20%
10%
3% 2%
3% 2%
3% 2%
2% 2%
10%
2% 2%
0%
94%
94%
3% 4%
94%
3% 4%
3% 4%
93%
93%
3% 4%
3% 4%
0% 2010
2011 BAO
2012 SBAO
2013
2014
2010
SO
2011 VO
2012 PRO
2013
2014
VSO
Toelichting
Het aantal leerlingen in het so was op 1 oktober 2014 31.105; het aantal leerlingen in het vso was op dezelfde teldatum 39.883.
Het aandeel van het basisonderwijs is afgelopen jaar licht gestegen van 95% naar 96% in 2014.
Het aandeel van het sbo is in de afgelopen jaren licht gedaald, van 3% naar 2%.
Het aandeel van het so is stabiel op 2% gebleven.
Het percentage leerlingen in het sbo en praktijkonderwijs is de laatste drie jaar nagenoeg stabiel.
Wanneer po en vo met elkaar worden vergeleken, is er een verdubbeling te zien van het percentage leerlingen in het speciaal onderwijs (so: 2%, vso: 4%).
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Leerlingen
4
Aantal leerlingen naar cluster over de jaren
Percentage leerlingen naar cluster over de jaren
80.000 70.000
60.000 50.000
32.046
33.285
33.868
33.972
34.913
47%
47%
48%
48%
49%
26.978
26.970
26.535
26.512
26.411
39%
38%
38%
38%
37%
9.080 759
9.153 752
9.193 736
13% 1%
13% 1%
2011
2012
9.170 736 2014
13% 1%
2010
9.193 738 2013
2010
2011
2012
13% 1% 2013
13% 1% 2014
40.000 30.000 20.000 10.000 0
Cluster 1
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4
Cluster 1
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4
Toelichting
Het merendeel van de leerlingen in het speciaal onderwijs volgt cluster 4 onderwijs. Dit aantal leerlingen is in de afgelopen vier jaar met bijna 3.000 leerlingen toegenomen.
Cluster 1, 2 en 3 samen zijn qua aantal leerlingen iets groter dan cluster 4.
Cluster 1 en 2 groeien de afgelopen jaren niet in omvang.
Cluster 3 daalt qua aantal leerlingen naar 26.411 leerlingen in 2014.
Cluster 1 is verreweg het kleinste cluster met ongeveer 1% van het totaal aantal leerlingen in het (v)so.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Leerlingen
5
Aantal rugzakjes in het bao, naar cluster
Percentages rugzakjes in het bao, naar cluster
20000 18000 16000 14000
44%
44%
41%
27%
27%
27%
24%
25%
26%
7933
7524
7062
4850
4576
4704
5319
4229
4337
4519
886
853
867
5%
5%
5%
2010-2011
2011-2012
2012-2013
2013-2014
2011-2012
2012-2013
2013-2014
12000 10000
8100
8000 6000 4000 2000
0 Cluster 1
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4
Cluster 1
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4
Toelichting
Tot de invoering van passend onderwijs per 1 augustus 2014 ontvingen leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte een indicatie voor het speciaal onderwijs.
De meeste rugzakjes in het basisonderwijs werden afgegeven voor cluster 4.
Cluster 1 bleef in aantal rugzakjes in het basisonderwijs vrijwel gelijk
Cluster 2 liet een groei zien van 24% in 2011-2012 naar 26% in 20132014.
Het aantal leerlingen met een rugzakje in cluster 3 fluctueerde licht en kwam in 2013-2014 uit op 4704 leerlingen
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Leerlingen
6
Aantal rugzakjes in het sbo, naar cluster
Percentages rugzakjes in het sbo, naar cluster
4000 3500 3000 2500 2000
2010
1873
1736
895
811
893
418 59 2011-2012
402 59 2012-2013
394 57 2013-2014
1998
59%
60%
56%
27%
26%
29%
12% 2% 2011-2012
13% 2% 2012-2013
13% 2% 2013-2014
1500 1000 500
1113
0 2010-2011 Cluster 1
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4
Cluster 1
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4
Toelichting
De meeste rugzakjes in het sbo werden afgegeven voor cluster 4, namelijk 1736 in 2013-2014. Het aantal rugzakjes in het sbo voor cluster 4 daalde echter wel van 59% in 2011-2012 naar 56% in 20132014. Cluster 1 was qua percentage rugzakjes in het sbo constant en bleef door de jaren heen op 2%.
Cluster 2 liet een lichte groei zien in percentage rugzakjes in het sbo en groeide van 27% in 2011-2012 naar 29% in 2013-2014.
De toename in 2013-2014 van het aandeel leerlingen met een cluster 3 rugzakje ging gepaard met een vrijwel even grote afname van het aandeel leerlingen met een cluster 4 rugzakje.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Leerlingen
7
Aantal rugzakjes in het vo, naar cluster
Percentages rugzakjes in het vo, naar cluster
25000
20000
15000
10000
14063
14834
15025
71%
71%
71%
3637
3781
3946
18%
18%
19%
1652 534 2011-2012
1717 477 2012-2013
1857 483 2013-2014
8% 3% 2011-2012
8% 2% 2012-2013
9% 2% 2013-2014
12105
5000
3488 0 2010-2011 Cluster 1
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4
Cluster 1
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4
Toelichting
Het aantal rugzakjes in het vo is het grootst in cluster 4, namelijk 15.025 in 2013-2014. Qua percentages rugzakjes in het vo, blijft cluster 4 constant over de jaren.
Het aandeel van cluster 3 rugzakjes neemt iets toe, van 18% in 20112012 naar 19% in 2013-2014.
Cluster 1 blijft qua percentages rugzakjes in het vo constant op 2% in de afgelopen jaren.
Het aantal rugzakjes in het vo voor cluster 2 en cluster 3 was in het vo kleiner dan in het po.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Leerlingen
8
Percentage leerlingen uit gebied ander samenwerkingsverband 40,0% 35,3% 35,0%
34,5% 32,5%
32,9%
34,0% 32,1%
34,4%
33,8% 30,9%
29,9%
30,0% 25,0% 20,0% 15,0%
12,8% 10,4%
10,4%
10,4%
10,4%
10,0% 5,5%
5,4%
5,5%
5,3%
5,0%
5,0% 1,5%
1,5%
1,7%
1,6%
1,5%
0,0% 2010-2011
2011-2012
2012-2013 bao
sbo
so
vso
2013-2014
2014-2015
vo
Toelichting
Het minste grensverkeer vindt plaats in het basisonderwijs. De laatste twee schooljaren stijgt het grensverkeer heel licht van 1,5% tot 1,7%.
In het sbo is 5,0 – 5,5% van de leerlingen afkomstig uit een ander samenwerkingsverband dan van de regio waar de school gevestigd is.
In het so zien we een geleidelijke afname van het grensverkeer van 32,9% naar 29,9% in 2014-2015.
In het vso is er sprake van een schommeling in de percentages, waarbij het aandeel leerlingen afkomstig uit een ander samenwerkingsverband varieert tussen de 35,3% en 33,8%.
In het vo is tot en met schooljaar 2013-2014 ruim 10% van de leerlingen op een school afkomstig uit een ander samenwerkingsverband dan dat van de regio waar de school gevestigd is. In 2014-2014 stijgt het grensverkeer in het vo met 2,4% naar 12,8%.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Leerlingen
9
Gemiddeld aantal swv's waar scholen leerlingen uit betrekken
Maximaal aantal swv's waar scholen leerlingen uit betrekken
18
90
16
80
14 12
70 6
7
7
7
60
7
10
50
8
40
6
6
6
5
5
20 3
3
3
3
10
3
0
0 2010-2011
2011-2012 sbo gem. swv's
2012-2013
2013-2014
so gem. swv's
vso gem. swv's
2014-2015
23
25
22
21
10
10
10
11
12
2010-2011
2011-2012
2012-2013
2013-2014
2014-2015
so max. swv's
vso max. swv's
23
sbo max. swv's
Toelichting
Leerlingen op een sbo school zijn afkomstig uit gemiddeld drie samenwerkingsverbanden. Het maximum aantal samenwerkingsverbanden waar een sbo-school mee te maken heeft is in de afgelopen jaren gestegen van 10 naar 12. Het maximum aantal samenwerkingsverbanden waar een school mee te maken heeft schommelt in het so tussen de 21 en 25. In het so daalt
het gemiddeld aantal samenwerkingsverbanden waar leerlingen uit afkomstig zijn van 6 in 2010-2011 naar 5 in 2014-2015.
Het aantal samenwerkingsverbanden waar vso leerlingen per school uit afkomstig zijn, is vanaf 2011-2012 gemiddeld 7. Het maximum aantal samenwerkingsverbanden varieert tussen de 37 en 45.
(V)SO in beeld
37
38
30
5
4 2
45
37
25
+ (V)SO in beeld | Leerlingen
10
LGF leerlingen naar cluster en niveaus binnen mbo 90%
81%
78%
77%
80%
77%
75%
75%
76%
73%
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10%
10% 1%
8%
12% 11% 0%
12% 9% 1%
11% 11%
12% 9%
3%
1%
16%
11% 12% 2%
3%
15%
8%
8% 2%
0% Niveau 1 2012 Niveau 1 2013 Niveau 2 2012 Niveau 2 2013 Niveau 3 2012 Niveau 3 2013 Niveau 4 2012 Niveau 4 2013 Cluster 1
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4
Toelichting
Het middelbaar beroepsonderwijs kent geen speciaal onderwijs. Mbo instellingen hebben echter wel diverse voorzieningen om studenten met een beperking te ondersteunen. Bovenstaand overzicht geeft een beeld van de verdeling van de Leerling Gebonden Financiering (LGF), naar niveau en naar cluster de twee laatste schooljaren voor de invoering van passend onderwijs.
Cluster 4 kwam op alle mbo niveaus veruit het vaakst voor.
Hoe hoger het schoolniveau, hoe lager het aandeel van cluster 4.
Hoe hoger het schoolniveau, hoe hoger het aandeel van cluster 3.
Cluster 2 schommelde voor niveau 1, 2 en 3 tussen de 10% en 12% van het totale aanbod aan LGF ondersteuning.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Leerlingen
11
x 1.000
Type indicaties cluster 3
2008 2009
25
2010 2011
20
2012
17 17 17 16 16 16 16
2013 2014
15
10 5 6
6 6 6 6 6
5 3 3 2 2 2 2 2
2 2 2 2 2 2 2
0 Lichamelijk gehandicapt
Mg: lg/zmlk
Zeer moeilijk lerend
Langdurig ziek/somatisch
Toelichting
Binnen cluster 3 was de indicatie Zeer moeilijk lerend verreweg de meest vergeven indicatie. In de afgelopen jaren daalde het aantal leerlingen dat deze indicatie kreeg echter licht.
Het aantal leerlingen met de indicatie Lichamelijk gehandicapt bleef nagenoeg gelijk in de afgelopen jaren.
Ditzelfde geldt voor het aantal leerlingen met de indicatie Mg:lg/zmlk en de indicatie Langdurig ziek/somatisch, waarbij er in de periode van 2008 tot en met 2014 geen grote verschillen te zien zijn in het aantal leerlingen met deze indicaties.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Leerlingen
12
x 1.000
Type indicaties cluster 4
2008
25
20
2009
19
20
20
21 22
22
2010
20
2011
2012 2013 2014
15
10
8
9
10 10 10 10 10
5 2
2
2
2
2
2
2
0 Zeer moeilijk opvoedbaar
Langdurig ziek/psychisch
pedologisch instituut
Toelichting
De indicatie Zeer moeilijk opvoedbaar was in 2014 de meest vergeven indicatie. Ook was er sprake van groei in het aantal leerlingen dat deze indicatie krijgt.
In de afgelopen zes jaren werd de indicatie Langdurig ziek / psychisch steeds meer afgegeven, waarbij het aantal leerlingen met deze indicatie in absolute aantallen nog altijd steeg.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Leerlingen
13
Leerlingenontwikkeling per onderwijstype
220
200 180 160 140 120 100 80 60
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
bao
100
100
100
100
100
100
100
100
99
98
97
95
94
sbao
100
99
96
93
89
86
85
83
82
80
77
73
71
so
100
102
103
106
108
110
104
104
103
104
101
95
94
vso
100
110
116
128
140
151
170
179
186
193
199
207
214
vo
100
101
102
103
103
103
102
103
103
104
106
108
112
Toelichting
Het so neemt sinds 2013, na een redelijk stabiele periode tussen 2008 en 2012, in leerlingaantallen af.
Het sbo daalt steeds meer en is in omvang 29% gedaald de afgelopen twaalf jaar.
Het vso is in omvang in de afgelopen twaalf jaar meer dan verdubbeld en deze stijging lijkt door te zetten.
Het absolute aantal basisschoolleerlingen neemt af, terwijl de leerlingenaantallen in het voortgezet onderwijs juist licht stijgen.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Leerlingen
14
Instroom in het so 25,0%
22,9% 21,6%
22,6% 22,2%
20,0%
15,0% 11,6%
10,9% 11,0% 11,1%
10,0%
8,8%
5,0% 2,5%
2,5%
2,7%
8,2%
8,3%
8,1%
3,1%
0,0% van bao naar so
van sbo naar so
van 2010/2011 naar 2011/2012
nieuw so vanuit overig
van 2011/2012 naar 2012/2013
van 2012/2013 naar 2013/2014
totaal instroom in so van 2013/2014 naar 2014/2015
Toelichting
De totale instroom in het so is berekend door het percentage te bepalen van het aantal leerlingen dat instroomt ten opzichte van het totaal aantal leerlingen dat onderwijs volgt in het so.
De instroom vanuit het sbo naar het so stijgt van 2,5% in 2010-2011 naar 3,1% in 2014-2115, maar deze instroom blijft in vergelijking tot het andere toeleverend onderwijs het kleinst.
De instroom vanuit het basisonderwijs naar het so schommelt de afgelopen jaren rond de 11 procent.
De totale instroom in het so schommelt rond de 22%. Dit betekent dat per jaar gemiddeld 22% van het totale aantal leerlingen in het so instroomt.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Leerlingen
15
Instroom in het vso 28,3% 28,0%
30,0%
27,5% 26,4%
25,0%
20,0%
15,0% 11,9% 11,9% 11,8%
11,2%
10,0% 6,0% 5,9% 5,8% 6,1% 5,0% 1,1% 1,1% 1,1% 1,2%
2,6%
2,7% 2,7% 2,6%
2,2%
1,6% 1,5% 1,4% 1,5%
2,0% 2,1% 2,2%
3,1%
2,4% 2,5%
2,0%
0,0% van pro naar vso van lwoo naar vso van overig vo naar vso van 2010/2011 naar 2011/2012
nieuw in vso vanuit sbo
nieuw in vso vanuit so
van 2011/2012 naar 2012/2013
nieuw vso vanuit bao
van 2012/2013 naar 2013/2014
nieuw vso vanuit totaal instroom in overig vso van 2013/2014 naar 2014/2015
Toelichting
De totale instroom in het vso is berekend door het percentage te bepalen van het aantal leerlingen dat instroomt ten opzichte van het totaal aantal leerlingen dat onderwijs volgt in het vso.
In de totale instroom in het vso is een daling zichtbaar van 28,3% in naar 26,4%. Het absolute aantal leerlingen in het vso stijgt evenals het absolute aantal leerlingen dat instroomt in het vso. Relatief gezien komt de totale instroom in het vso daardoor op een lager percentage uit.
In het vso stroomt maar liefst 30% van de leerlingen nieuw in in het vso. De instroom vanuit het vo in het vso laat geen duidelijke daling zien. De instroom vanuit het so in het vso laat wel een duidelijke daling zien.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Leerlingen
16
Uitstroom SO binnen PO leeftijd 7,0% 5,9%
6,0%
5,7%
5,9%
5,9%
5,0% 4,0% 3,0%
2,7%
2,7%
2,9%
3,2%
2,7%
3,0%
3,0%
3,2%
2,0% 1,0% 0,0% van so naar bao
van so naar sbo van 2010/2011 naar 2011/2012
van 2011/2012 naar 2012/2013
van 2012/2013 naar 2013/2014
van 2013/2014 naar 2014/2015
totaal uit so
Toelichting
Het percentage ‘totaal uit so’ is bepaald door het percentage te berekenen van het aantal leerlingen dat uitstroomt uit het so ten opzichte van het totale aantal leerlingen in het so.
Ongeveer 3% van de leerlingen in het SO stroomt terug naar het regulier basisonderwijs. Dit geldt ook voor het sbo, hier stroom eveneens 3% van de SO leerlingen naar uit.
De totale uitstroom in het so varieert tussen de 5,7% en 5,9% in de afgelopen jaren.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Leerlingen
17
Uitstroom SO bij overgang PO naar VO 25,0%
23,4% 21,5% 20,6% 20,2%
20,0%
15,0% 10,3% 10,0%
7,6% 5,1%
7,0% 7,0% 7,4%
7,6%
8,8%
8,2%
5,7% 5,4% 5,7%
5,0%
0,0% van so naar pro
van so naar lwoo
van so naar overig vo
van 2010/2011 naar 2011/2012
van 2011/2012 naar 2012/2013
van 2012/2013 naar 2013/2014
van 2013/2014 naar 2014/2015
totaal uitstroom uit so naar vo
Toelichting
Bovenstaande grafiek laat zien hoe de leerlingen bij de overgang van het po naar het vo uit het so stromen.
In 2014 – 2015 gaan relatief veel leerlingen vanuit het so naar het regulier vo (inclusief praktijkonderwijs en lwoo), namelijk zo’n 23% van de leerlingen.
Uit bovenstaande grafiek is af te leiden dat gemiddeld genomen ongeveer 20% van de so leerlingen naar het regulier vo gaat. Het overgrote deel, 80% van de so leerlingen, stroomt uit naar het vso.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Leerlingen
18
Uitstroom VSO binnen VO leeftijd 5,0% 4,3%
4,5%
4,2% 3,7% 3,8%
4,0% 3,5%
3,2%
3,1%
3,0%
2,6% 2,7%
2,5% 2,0% 1,5% 1,0%
0,9% 0,8% 0,8% 0,8% 0,3% 0,3% 0,2% 0,2%
0,5% 0,0% van vso naar pro
van vso naar lwoo
van vso naar overig vo
van 2010/2011 naar 2011/2012
van 2011/2012 naar 2012/2013
van 2012/2013 naar 2013/2014
van 2013/2014 naar 2014/2015
totaal uitstroom van vso naar vo
Toelichting
Bovenstaande grafiek laat zien hoeveel leerlingen binnen de vo leeftijd uit het vso uitstromen. Het overgrote deel van de leerlingen blijft binnen het vso. Circa 4% stroomt binnen de vo leeftijd uit.
Er is een lichte daling te zien in de uitstroom uit het vso naar het vo met lwoo en praktijkonderwijs.
De uitstroom naar het overig vo stijgt de afgelopen drie schooljaren van 2,6% tot 3,2%. Hiermee komt deze uitstroom iets hoger uit dan het niveau van vier jaar geleden.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Leerlingen
19
Percentages uitstroomprofielen clusters (2015) 60%
55%
50% 41% 40% 31% 30%
31% 25%
20% 14% 10% 1%
3%
0% Arbeidsmarkt
Dagbesteding
Vervolgonderwijs
Cluster 1 en 2
Onbekend
Cluster 3 en 4
Toelichting
Zo’n 15.000 leerlingen stromen vanuit het vso (cluster 1, 2, 3 en 4) uit naar het vervolgonderwijs. Vanuit cluster 1 en 2 stroomt meer dan de helft van de leerlingen uit naar vervolgonderwijs (55%).
Zowel het grootste deel van de leerlingen vanuit cluster 1 en 2 als vanuit cluster 3 en 4 stroomt uit naar het vervolgonderwijs.
Als de leerlingen uit cluster 1 en 2 worden vergeleken met de leerlingen uit cluster 3 en 4 valt op dat leerlingen uit cluster 1 en 2 vaker uitstromen naar de arbeidsmarkt of het vervolgonderwijs. Het percentage leerlingen dat vanuit cluster 3 en 4 uitstroomt naar de dagbesteding is aanzienlijk hoger dan bij cluster 1 en 2.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Tevredenheid
20
Algemene tevredenheid (rapportcijfers 2013 t/m 2015) Aantal respondenten >50
10 9 8
7,4
7,7
7,3
7,1
7,3
7,8
7,5
8,0 7,4
7
7,6
7,6
7,0
7,0
6,9
6 5 4 3 2 1 Management
Medewerkers
OOP
Ouders SO
Leerlingen
Ketenpartners
Specialisten
VSO
Toelichting
Op basis van tevredenheidsonderzoeken kan in algemene zin kan gesteld worden dat medewerkers in het so en het vso tevreden zijn over hun school en het onderwijs dat geboden wordt.
Leerlingen in het so zijn het meest tevreden, blijkend uit de 8,0 als gemiddelde cijfer van de so leerlingen. In het vso is het management het meest tevreden met een score van 7,7.
Het verschil in tevredenheid tussen het so en vso is het grootst onder de leerlingen. In het so geven de leerlingen gemiddeld een 8,0 voor hun tevredenheid over de school, terwijl in het vso de gemiddelde score een 7,0 is.
Medewerkers, OOP’ers, ketenpartners en specialisten zijn gemiddeld genomen nagenoeg even tevreden in het so en het vso.
Ouders zijn ongeveer even tevreden in het so als in het vso.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Medewerkers
21
Aantal FTE per onderwijstype
Aantal medewerkers per onderwijstype 350.000
350.000
300.000
300.000 28.106
27.006
250.000 200.000
26.100
25.905
25.833
107.453
106.154
104.578
104.268
104.846
9.914
9.385
8.960
8.762
8.362
150.000
250.000 200.000 150.000
100.000 147.854
100.000 143.552
138.749
50.000
136.719
135.966 50.000
0 2010
2011 BAO
2012 SBAO
VO
2013
21.698
20.825
19.953
20.068
19.454
86.651
85.003
83.745
83.951
84.197
7.110
6.682
6.329
6.304
5.846
108.113
103.583
99.549
98.796
97.148
2010
2011
2012
2013
2014
0
2014
SO/VSO
BAO
SBAO
VO
SO/VSO
Toelichting
In het so/vso is het aantal medewerkers de afgelopen vijf jaar afgenomen met 2.272. Dit komt neer op een daling van het aantal medewerkers van 9%.
Het aantal fte dat in het so/vso werkzaam is, is met 12% afgenomen, oftewel 2.224 fte.
De daling is het grootst in het sbo, waar het aantal fte met 22% is gedaald.
In het vo is de daling van het aantal fte met 3% het kleinst.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Medewerkers
22
Aantal medewerkers per functietype in het speciaal onderwijs
Aantal fte per functietype in het speciaal onderwijs
100 100
90
80
39
39
39
40
40
40
40
90
40
80
70
35
36
37
36
36
37
60
60
59
59
59
59
59
59
5
5
5
5
5
5
5
5
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
60
50
50
40 57
57
56
57
56
56
57
40
56
30
20
20
10 0
35
70
60
30
34
10 4
4
4
4
4
4
4
4
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
directie/management
onderwijzend
0
onderwijsondersteunend
directie/management
onderwijzend
onderwijsondersteunend
Toelichting
Het aantal medewerkers speciaal onderwijs per functietype is nagenoeg constant over de afgelopen jaren.
In het aantal fte voor onderwijsondersteunend personeel is een lichte stijging te zien.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Medewerkers
23
Functieomvang per functietype (2014)
Leeftijdscategorie per functie (2014)
100%
100%
90%
90% 40%
80%
80%
56%
70%
0%
0%
0%
26%
22%
24%
30%
23%
23%
25%
22%
2% OP
OOP/OBP
47%
70% 60%
60% 90%
50%
50%
40%
39%
40% 30%
34%
30%
32%
20%
20% 10%
7% 3%
12%
directie
OP
0%
10%
21%
< 0,5 fte
0,5 - 0,8 fte
0% OOP/OBP
> 0,8 fte
15% 3% 0% directie
3%
15-25 jaar
25 - 35 jaar
35 - 45 jaar
45 -55 jaar
55- 65
ouder dan 65 jaar
Toelichting
Ruim 90% van de directeuren in het (v)so werkt meer dan 4 dagen. Voor het OP is dat minder dan 56% en voor het OOP minder dan 40%.
Een vijfde deel van het OOP in het (v)so werkt minder dan 2,5 dag per week.
Bijna de helft van de directeuren in het (v)so is ouder dan 55. Dit betekent dat de komende tien jaar bijna de helft van de directeuren met pensioen zal gaan.
Er zit vrij weinig verschil tussen het OP en OOP qua leeftijdsopbouw.
Drie procent van de directeuren is jonger dan 35. Bij het OP en OOP is dit ongeveer een kwart van de medewerkers.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Medewerkers
24
Gemiddelde leeftijd per functietype 60,0 50,0
52,4
52,0
51,8
51,4
51,0 43,1 41,8
43,6 42,7
43,7 43,1
44,0 43,6
44,3 44,1
2010
2011
2012
2013
2014
40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 directie
OP
OOP/OBP
Toelichting
De gemiddelde leeftijd van directeuren in het (v)so is toegenomen in de afgelopen vier jaar.
De gemiddelde leeftijd van het OP is de afgelopen jaren gestegen, waarbij de gemiddelde leeftijd van een OP’er is gestegen van 43,1 in 2010 naar 44,3 in 2014.
De gemiddelde leeftijd van het OOP stijgt de afgelopen jaren, waarbij de gemiddelde leeftijd van een OOP medewerker is gestegen van 41,8 in 2010 naar 44,1 in 2014.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Medewerkers
25
Aantal personen in leeftijdscategorie per functie (2014) 4.000 3.468
3.500
3.361 3.265
3.251
Percentages leeftijdscategorie per functie (2014) 100% 90%
3.584
80% 70%
3.000
2.490
2.435
2.500
2.422
47%
58%
55%
48%
0% 25 - 35 jaar
2% 35 - 45 jaar
4%
7%
7%
45 -55 jaar
55- 65
ouder dan 65 jaar
53%
62%
50%
40%
1.500
30%
1.000
0
42%
60%
2.000
500
38%
41%
0
380 228
15-25 jaar
308
134
26 25 - 35 jaar
423 4 23 30
35 - 45 jaar
directie
20%
45 -55 jaar
OP
55- 65
56% 40%
38%
10% 0%
ouder dan 65 jaar
OOP/OBP
0% 15-25 jaar
directie
OP
OOP/OBP
Toelichting
De meeste directeuren in leeftijdscategorie 55-65 jaar.
het
(v)so
de
Onder de leeftijdscategorie 45-55 jaar valt een groot deel van de OOP/OBP’ers.
Het grootste deel van de OP’ers is evenredig verdeeld over de leeftijdscategorieën tussen de 25 en 65 jaar oud. Er zijn weinig OP’ers jonger dan 25 jaar of ouder dan 65 jaar.
In de komende jaren moeten in totaal 6486 personen vervangen worden in het (v)so (55 t/m 65+), waarvan 427 directeuren, 3607 OP’ers en 2452 OOP/OBP’ers.
bevinden
zich
in
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Medewerkers
26
Ziekteverzuimpercentage
Meldingsfrequentie
9,0
1,6
8,0 6,8 6,6
7,0 6,0
5,7
5,5
5,0
5,0
1,5
7,9
7,5 7,4 7,2
7,3
1,4
7,2
7,0
1,4
6,5
1,4 1,4 1,4
1,4
1,3
1,3 1,3
1,2
5,4
1,0
4,8
0,8
4,0
0,8
0,8 0,8 0,7
0,7
0,6
3,0
0,4
2,0
0,2
1,0 0,0
0,0 Directie
2009
Leraren
2010
2011
2012
OOP
Directie
2013
2009
Leraren
2010
2011
2012
OOP
2013
Toelichting
In bovenstaande grafieken is het ziekteverzuimpercentage en de meldingsfrequentie weergegeven van directeuren, leraren en OOP’ers in het (v)so in de afgelopen jaren.
Directieleden melden zich het minst vaak ziekteverzuimpercentage bedraagt in 2013 slechts 4,8%.
Leraren melden zich de laatste twee jaren vaker ziek dan OOP.
ziek,
het
Wanneer de verzuimpercentage in het (v)so worden vergeleken met de verzuimpercentage in het basis- en voortgezet onderwijs (hier niet weergegeven), valt op dat het verzuimpercentage in het (v)so hoger ligt dan in het basis- en voortgezet onderwijs. In het vo meldt men zich vaker, maar korter ziek dan in het (v)so. In het basisonderwijs meldt men zich minder vaak, maar langer ziek dan in het (v)so. Dit patroon is al meerdere jaren zichtbaar.
(V)SO in beeld
1,3
+ (V)SO in beeld | Medewerkers
27
Gemiddelde ziekteverzuimduur 35,0 30,0 30,0
30,0 25,0
27,0 23,4 23,5
22,0
23,0
21,5 22,0
20,0
20,0
16,3 15,6
19,0 15,0 15,6
15,0 10,0 5,0 0,0 Directie
Leraren 2009
2010
2011
2012
OOP 2013
Toelichting
De gemiddelde verzuimduur geeft aan hoeveel dagen werknemers per ziekteverzuimgeval gemiddeld hebben verzuimd.
In de vorige slide zagen we dat directieleden zich het minst vaak ziek melden, maar in deze slide is te zien dat de directieleden gemiddeld genomen wel het langste ziek zijn, namelijk 27 dagen in 2013.
Daarnaast zagen we dat leraren zich de laatste twee jaren vaker ziek melden dan het OOP. Uit de grafiek in deze slide valt op te maken dat OOP’ers gemiddeld genomen in 2013 een dag korter ziek waren dan leraren.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Scholen
28
Aantal scholen (2015) 7.000
Aantal scholen in percentage van totaal aantal scholen
6.572
6.000
15%
5.000
2% 2% 3% 2%
4.000
3.000 2.000
1399
1.000
75%
298
129
191
174
SBAO
SO
(V)SO
VSO
0 BAO
VO
BAO
SBAO
SO
(V)SO
VSO
VO
Toelichting
Het basisonderwijs heeft in 2015 verreweg de meeste scholen in het onderwijs in Nederland, namelijk 6.572 scholen.
Het so bestaat uit 129 scholen en 3% van het totale onderwijsaanbod.
Het (v)so wordt in 2015 gevormd door 191 scholen en heeft een aandeel van 2% van de scholen..
In totaal 174 scholen vormen het vso in Nederland.
Het vo bestaat uit 1399 scholen en dit betreft 15% van het totale scholenaanbod.
(V)SO in beeld
+ (V)SO in beeld | Bronnen
29
Bronnen Bij het opstellen van de (V)SO in beeld is gebruik gemaakt van verschillende openbare bronnen. Hieronder vindt u een overzicht van de gehanteerde bronnen. Alle gegevens zijn afkomstig van DUO (http://www.data.duo.nl), behalve gegevens m.b.t.:
Ziekteverzuim: Stichting (http://www.stamos.nl)
arbeidsmarktgegevens
Tevredenheid: Benchmark (V)SO Kwaliteitsvragenlijst (V)SO (http://www.vanbeekveldenterpstra.nl deze gegevens zijn niet openbaar)
Leerlingenontwikkeling per onderwijstype: Centraal bureau voor de statistiek (http://statline.cbs.nl)
Pjotr Koopman, Guuske Ledoux, Merlijn Karssen, Arjan van der Meijden en Regina Petit. Vervolgmeting 1 Kengetallen Passend Onderwijs, Kohnstamm Instituut.
onderwijs
(V)SO in beeld
+ Colofon
30
Beter onderwijs Wij geloven in de jeugd. En wij geloven in onderwijs dat jongeren helpt hun plek te vinden. Daarom werken wij in het onderwijs. Met, naast en voor u. Van de klas tot aan de bestuurskamer en van leraar tot raad van toezicht. En alles daartussen. Met oog voor kinderen en leraren en verstand van processen en organisaties. Uw vragen zijn ons uitgangspunt. Maar we zijn niet bang deze ter discussie te stellen of samen met u aan te scherpen. We willen adviseren met lef, betrouwbaar voor onze opdrachtgevers en met een onafhankelijke deskundige blik. Als adviseur, interimmer, coach, trainer of sparringpartner. Wij willen het verschil maken voor mensen en organisaties. We brengen teweeg, presteren met passie en vinden de juiste mens voor de juiste plek. Advies, interim-management en werving & selectie. Wij zijn B&T en kijken uit naar onze (volgende) ontmoeting.
(V)SO in beeld
Namens B&T hebben de volgende adviseurs aan dit rapport meegewerkt: Mark Ackermans 06 – 46 14 72 68
[email protected]
in
Martine Fuite 06 – 22 05 74 48
[email protected]
in