in beeld 2015
Definitieve versie: 15 oktober 2015
Inhoud Samenvatting vooraf ........................................................................................................... 4 1.
Inleiding .......................................................................................................................11
2.
Demografische gegevens ...........................................................................................13
3.
4.
5.
6.
2.1
Opbouw van de bevolking van Kaag en Braassem.................................................13
2.2
Huishoudens in Kaag en Braassem .......................................................................17
2.3
Geboorte en sterfte, migratie ..................................................................................17
2.4
Sociaaleconomische status ....................................................................................18
2.5
Politieke kleur .........................................................................................................20
Gezondheid en bewegen ............................................................................................21 3.1
Sterfte, ziekte en gezondheid .................................................................................21
3.2
Lichamelijke gezondheid ........................................................................................21
3.3
Psychische gezondheid ..........................................................................................22
3.4
Sociale gezondheid ................................................................................................25
3.5
Factoren die de gezondheid beïnvloeden ...............................................................25
3.6
Preventie en zorg ...................................................................................................27
3.7
Sport ......................................................................................................................28
Groei en ontwikkeling .................................................................................................31 4.1
Peuterspeelzaal en kinderopvang ..........................................................................31
4.2
Signaleren en bespreken........................................................................................31
4.3
Opvoed- en opgroeiondersteuning .........................................................................32
4.4
Jeugdhulp ..............................................................................................................35
4.4.1
Jeugdhulp zonder verblijf.......................................................................................36
4.4.2
Jeugdhulp met verblijf ...........................................................................................37
4.5
Persoonsgebonden budgetten ..............................................................................37
Werken, leren en economie ........................................................................................38 5.1
Opleidingsniveau ....................................................................................................38
5.2
Leerplicht ...............................................................................................................39
5.3
Voortijdig schoolverlaten en schoolverzuim ............................................................39
5.4
Economie en werkgelegenheid...............................................................................41
5.5
Werkeloosheidsuitkeringen en inkomensondersteuning .........................................45
Maatschappelijke betrokkenheid................................................................................51 6.1
Mantelzorg en vrijwilligers ......................................................................................51
6.2
Maatschappelijk verantwoord ondernemen ............................................................55
2
7.
8.
9.
Maatschappelijke ondersteuning ...............................................................................56 7.1
Algemene voorzieningen ........................................................................................56
7.2
Individuele maatschappelijke ondersteuning ..........................................................58
7.3
TOM in de buurt .....................................................................................................59
7.4
Pgb’s huishoudelijke hulp/Wmo ..............................................................................60
7.5
Anonieme hulplijn.....................................................................................................60
7.6
Leerlingenvervoer ..................................................................................................61
7.7
Ondersteuning vanuit de AWBZ/WLZ .....................................................................62
7.8
Vervoer ....................................................................................................................63
7.9
Overgangsrecht ......................................................................................................63
7.10
Minimabeleid en schuldhulpverlening .....................................................................64
7.11
Ondersteuning asielgerechtigden ...........................................................................65
Wonen en leefomgeving .............................................................................................67 8.1
Huidige situatie op de woningmarkt ........................................................................67
8.2
Ontwikkelingen voor de komende jaren ..................................................................68
8.3
Behoefte aan wonen en zorg ..................................................................................71
8.4
Beschermd wonen..................................................................................................72
8.5
Fysieke leefomgeving .............................................................................................73
8.6
Sociale leefomgeving en spelen .............................................................................74
Veiligheid .....................................................................................................................76 9.1
Veiligheid en veiligheidsgevoel in Kaag en Braassem ............................................76
9.2
Huiselijk geweld en kindermishandeling .................................................................79
9.3
Jeugdbescherming en jeugdcriminaliteit .................................................................82
9.4
Veiligheidshuis Hollands Midden ............................................................................84
9.5
Georganiseerde criminaliteit ...................................................................................86
9.6
Burgerparticipatie ...................................................................................................86
10. Maatschappelijk vastgoed ..........................................................................................87 10.1
Rolneming van de gemeente..................................................................................87
10.2
Toekomstbestendige vastgoedportefeuille .............................................................87
Bijlagen ...............................................................................................................................89 Overzicht maatschappelijk vastgoed per kern ...................................................................89
3
Samenvatting vooraf Aanleiding Sinds 2013 vormt de Maatschappelijke Agenda (MAG) de basis van een beleid waarin gemeente, maatschappelijke organisaties, professionals en inwoners zich samen verantwoordelijk voelen voor de maatschappelijke opgaven in Kaag en Braassem. De huidige MAG heeft een looptijd van 2013-2016. Om te kunnen bepalen wat de actuele opgaven zijn, is er opnieuw een analyse gemaakt van de gemeente. Hoe is de situatie nu, wat gaat goed en wat zijn aandachtspunten? Welke ontwikkelingen zijn er en welke kaders bestaan er? Deze analyse vormt de basis voor het bepalen van de opgaven voor de Maatschappelijke Agenda 2017-2020.
Demografische gegevens Levensverwachting De gemiddelde leeftijd van inwoners van Kaag en Braassem stijgt. Het aantal 65-plussers vormt een steeds groter deel van het totaal aantal inwoners in de gemeente en zal ook de komende jaren verder toenemen. De bevolking vergrijst door de stijgende levensverwachting en de betere zorg. Tegelijkertijd neemt de beroepsbevolking af. De vergrijzing leidt tot een toename in het aantal sterfgevallen naar 8,1 op de 1.000. Dit is vergelijkbaar met het landelijk gemiddelde, maar in 2010 had Kaag en Braassem nog het laagste sterftecijfer van de regio. Ondanks het toegenomen sterftecijfer, worden er jaarlijks in Kaag en Braassem meer baby’s geboren dan dat er mensen overlijden. Bevolking In de afgelopen tien jaar is de bevolking van Kaag en Braassem met 2,3% gegroeid. Ook voor de komende 25 jaar is groei voorspeld: volgens de prognose van het CBS groeit Kaag en Braassem met circa 2.000 inwoners. Het aandeel autochtone inwoners neemt echter af: het aantal inwoners van allochtone afkomst zal toenemen. In de afgelopen vijf jaar is het aantal allochtonen in Kaag en Braassem met 358 personen gestegen naar 2155 personen (8,4% van het totaal aantal inwoners). De toename is mede te verklaren door de taakstelling voor het aantal te huisvesten statushouders. De taakstelling voor niet-westerse asielgerechtigden is in 2015 verdubbeld ten opzichte van 2014. Niet alleen het aantal inwoners, maar ook het aantal huishoudens in Kaag en Braassem neemt naar verwachting de komende jaren toe. Deze groei wordt voornamelijk veroorzaakt door de toename van het aantal eenpersoonshuishoudens. In 2014 waren dit er 2.859. De toename kan te verklaren zijn door de groter wordende groep alleenstaande ouderen. Inkomen Het gemiddeld huishoudinkomen in Kaag en Braassem behoort tot de hogere huishoudinkomens van de regio. De meeste inwoners (40%) hebben een middeninkomen tussen de € 25.200 en € 41.700. Vergeleken met het landelijk en regionaal gemiddelde kent
4
Kaag en Braassem relatief minder lage inkomens en meer hogere inkomens. Toch komt een steeds groter wordende groep rond van een laag inkomen. Het aantal huishoudens dat leeft op een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum, is de afgelopen jaren toegenomen van 4% tot 10%. Dit betekent dat Kaag en Braassem ruim 1.000 minimahuishoudens telt. Procentueel ligt dit wel lager dan het regionaal en landelijk gemiddelde. Personen van allochtone afkomst hebben een lager gemiddeld huishoudinkomen per jaar: het besteedbaar huishoudinkomen voor allochtonen afkomstig uit een westers land en nietwesters land bedroeg in 2011 respectievelijk € 38.900 en € 30.400 tegenover een huishoudinkomen van € 39.000 voor autochtone inwoners. Ook hebben relatief veel ouderen in Kaag en Braassem een laag inkomen, met alleen een AOW.
Thema’s De analyse is opgebouwd rond de zes kernthema’s van de huidige Maatschappelijke Agenda, aangevuld met enkele nieuwe thema’s. Hieronder zijn per thema de belangrijkste trends en ontwikkelingen samengevat.
1. Gezondheid en bewegen Gezondheid De levensverwachting van inwoners van Kaag en Braassem is hoger dan de gemiddelde levensverwachting in Nederland. Als gevolg van de vergrijzing neemt het aantal mensen met een langdurige aandoening toe. Belangrijkste doodsoorzaken in Kaag en Braassem zijn kanker en hart- en vaatziekten. In 2040 is het aantal mensen met dementie in Kaag en Braassem meer dan verdubbeld. In het algemeen leidt vergrijzing tot een hogere zorgvraag. Psychische stoornissen, hart- en vaatziekten en kanker veroorzaken de grootste ziektelast. Ongeveer een derde van de volwassen inwoners heeft een matig tot hoog risico op een angststoornis of depressie. Zowel landelijk als regionaal en lokaal is er een stijging van het aantal incidenten met verwarde personen. Samenwerkingspartners als de politie en TOM in de buurt hebben hier dagelijks mee te maken. Zo’n 1 op de 15 jongeren loopt een groot risico op psychosociale problemen. Ook het risico op gehoorschade is groot onder jongeren. Het percentage jongeren dat zelf pest op school is relatief hoog (ten opzichte van de regio) en er zijn verhoogde percentages jongeren die ernstige problemen ondervinden door het gebruik van sociale media (15%). De meeste inwoners zijn tevreden over hun gezondheid. De gezondheid van onze inwoners is vergelijkbaar met de regio. Trends in leefstijl zijn niet langer ongunstig. Er wordt steeds minder gerookt. Dit terwijl er nog amper een daling te zien is in het percentage jongeren dat extreem veel alcohol drinkt. Jongeren drinken dan wel minder, maar nog steeds meer dan gemiddeld in Hollands Midden. Ook drugsgebruik onder jongeren blijft aandachtspunt. Ondanks hoog middelengebruik wordt relatief weinig verslavingszorg ingezet. Jongeren eten ongezond en hebben onveilige seks.
5
Sport en beweging Inwoners uit Kaag en Braassem sporten en bewegen steeds meer. Hiertoe zijn ook veel mogelijkheden. Er is een relatief groot sportaanbod en veel inwoners zijn lid van een (sport)vereniging. Echter, het percentage volwassenen en ouderen met overgewicht blijft onverminderd hoog; meer dan de helft! Overgewicht onder kinderen en jongeren is afgenomen en lager dan het regionaal gemiddelde. Een laag sociaal economische status is aanleiding voor slechtere gezondheid en lagere levensverwachting.
2. Groei en ontwikkeling Welzijn Het welzijn van de jeugd en jongeren in Kaag en Braassem is over het algemeen goed. Wel zien we een stijgend percentage niet-werkende jongeren van 16 t/m 22 jaar. Ook is een toename in het gebruik van pedagogische hulp en begeleiding van jongeren door het schoolmaatschappelijk werk. Bij de eerste analyse werd dit laatste ook gesignaleerd. Preventie: Centrum voor jeugd en gezin (CJG) De jeugdgezondheidszorg heeft een groot bereik. Er is weinig non-gebruik. Bij het CJG wordt een toename in het aantal vragen over echtscheiding gesignaleerd. Het schoolmaatschappelijk werk signaleert dit ook, zowel op het primair onderwijs als op het voortgezet onderwijs. Ook zien we een toename van het aantal gezinnen dat deelneemt aan Stevig ouderschap en een stijging van het toepassen van 1 gezin/1plan. Jeugdhulp Het aantal aanmeldingen voor jeugdhulp is in 2014 toegenomen. Er is echter een daling in het aantal indicatiebesluiten en zorgaanspraken. In 2014 werd vooral begeleiding geboden aan jongeren met een verstandelijke beperking. Het aantal mensen met een persoonsgebonden budget (pgb) is in 2015 afgenomen ten opzichte van 2014.
3. Werken, leren en economie Opleiding Inwoners van onze gemeente hebben overwegend een laag en middelbaar opleidingsniveau. Na een afname van het aantal voortijdig schoolverlaters bij de vorige analyse zien we nu een stabilisatie. Ook het aantal thuiszitters/zorgleerlingen is de afgelopen jaren stabiel (4 kinderen). Werkgelegenheid Binnen onze gemeente zijn land- en tuinbouw en de bouw sterk vertegenwoordigd op de arbeidsmarkt. Sport, recreatie en toerisme groeien het snelst sinds 2012. Er is wel spanning op de arbeidsmarkt tussen vraag en aanbod, getalsmatig (meer mensen zoeken naar werk dan dat er werk is) maar ook qua soort werk. Uitkeringen Het aantal werkenden in Kaag en Braassem is met 75% nog steeds hoger dan het landelijk gemiddelde van 66%. Wel zien we een toename van het aantal WW-uitkeringen en inkomensondersteuning vanuit de gemeente. Het aantal gemeentelijke uitkeringen is in 2014
6
zelfs met 50% toegenomen ten opzichte van 2011. Regionaal was dit 28%. De toename is vooral te zien onder mensen van niet-westerse afkomst. Zij staan voor een derde van de instroom in 2014. Bijna 60% van de uitkeringsgerechtigden heeft geen startkwalificatie.
4. Maatschappelijke betrokkenheid Mantelzorg en vrijwilligerswerk Zo’n 10% van de inwoners van Kaag en Braassem ontvangt mantelzorg. Naar schatting verleent tussen 10,7% en 22,6% van onze inwoners een vorm van mantelzorg. Het aantal mantelzorgers is de afgelopen jaren nauwelijks veranderd, maar het bereiken van deze mantelzorgers is wel toegenomen. Bij de Driemaster zijn eind 2014 zo’n 309 mantelzorgers bekend. Dit is zo’n drie keer meer dan begin 2013. Dit is in de lijn van de analyse uit 2012. Ook daarin werd een stijging van het aantal bereikte mantelzorgers gesignaleerd. Bij de analyse van 2012 zagen we dat de duur en intensiteit van mantelzorg toenam. Deze toename heeft zich in de daarop volgende jaren doorgezet. Zo’n driekwart van de mantelzorgers verleent intensieve mantelzorg. Gemiddeld verlenen mantelzorgers 11,9 uur zorg per week en daarmee behoort onze gemeente tot de top uit de regio. Het aantal overbelaste mantelzorgers is de afgelopen jaren verdubbeld. Dit is een gevolg van de gestegen intensiteit van de mantelzorg, maar ook van de toegenomen complexiteit van de vragen. Naar schatting voert bijna de helft van de inwoners van Kaag en Braassem een vorm van vrijwilligerswerk uit. Maatschappelijk verantwoord ondernemen In het kader van maatschappelijke betrokkenheid wordt binnen de gemeente bij ieder project dat aanbesteed wordt, gekeken of het sociaal kan. In 2014 is de opdracht sociale participatie in de Rijnstreek gegund aan het samenwerkingsverband TOM in de buurt, waarbij 5 tot 7% van de waarde van de opdracht wordt ingezet op het gebied van social return. Recentelijk is gestart met een project om klanten met een verstandelijke beperking te koppelen aan ervaren huishoudelijke hulpen, zodat zij werkervaring op kunnen doen en een opstap kunnen maken naar werk. Ook het convenant leerlingbouwplaatsen is gesloten om leerlingen met een achterstand te begeleiden naar een plek op de arbeidsmarkt. In het licht van de Participatiewet zal social return een groter aandachtspunt gaan vormen binnen onze gemeente.
5. Maatschappelijke ondersteuning Algemene en individuele voorzieningen Maatschappelijke ondersteuning is nodig wanneer men niet meer (geheel) voor zichzelf kan zorgen en onvoldoende hulp kan vinden in het sociale netwerk. De gemeente schiet te hulp op het vlak van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en verstrekt algemene en individuele voorzieningen aan kwetsbare groepen, maar heeft hierin een vangnetfunctie. Het gebruik van de individuele voorzieningen is de afgelopen jaren sterk afgenomen: van 632 in 2010 naar 309 in 2014. Dit kan worden verklaard door de beweging die plaatsvindt naar het
7
stimuleren van het gebruik van algemene voorzieningen, om duurdere ondersteuning te voorkomen. In het eerste kwartaal van 2015 zijn 88 trajecten bij TOM in de buurt gestart. Op 1 januari hadden 755 personen een geldige indicatie voor AWBZ-zorg, waarvan het merendeel werd verzilverd via zorg in natura. De meeste indicaties hadden een somatische (54%), psychogeriatrische (16%) of verstandelijke (15%) grondslag. Meer dan de helft van de indicaties werd afgegeven aan 75-plussers. Leerlingenvervoer Ook het gebruik van leerlingenvervoer is de afgelopen jaren gedaald. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de invoering van passend onderwijs, waarbij leerlingen zoveel mogelijk thuis en nabij onderwijs krijgen en waarbij leerlingen ook naar het speciaal voortgezet onderwijs geacht worden zelfstandig te reizen.
6. Wonen en leefomgeving Woningmarkt De woningmarkt in Kaag en Braassem is wat vraag en aanbod betreft redelijk in evenwicht. De slaagkansen voor huishoudens die op zoek zijn naar een huurwoning, is relatief goed (20%) ten opzichte van de regio (15%). De gemiddelde verkoopprijs van de koopwoningen is alweer jaren redelijk stabiel tussen de € 250.000 en € 300.000. Kaag en Braassem telt veel koopwoningen, met een relatief hoge WOZ-waarde. Een constante lijn in de migratie is het vertrek van jongeren naar elders. Dit is voor een gemeente als Kaag en Braassem een normaal verschijnsel. Kaag en Braassem heeft de sterkste verhuisrelatie met de gemeente Alphen aan den Rijn en Leiden. De druk op woningmarkt neemt toe. Er wordt onvoldoende gebouwd om de lokale vraag op te vangen. Er is veel sprake van scheefwonen. Daarnaast hebben we te maken met de huisvesting van asielgerechtigden en arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa. Woningbehoefte Mensen die vanuit een andere gemeente in Kaag en Braassem komen wonen, gaan in ruime meerderheid (85-90%) naar een eengezinswoning. Jonge huishoudens en starters tot 30 jaar betrekken vooral goedkope eengezinsrijtjeswoningen (huur en koop) en appartementen (ook huur en koop). Kleine huishoudens van 55 jaar tot 75 jaar zijn vooral geïnteresseerd in huurwoningen (eengezins en appartement). Oudere huishoudens 75 jaar en ouder zijn ook vooral geïnteresseerd in huurappartementen. Gezinnen zijn vooral verhuisd naar de voor de hand liggende een gezinswoningen. De vraag van deze groep is redelijk verdeeld over huur en koop (verschillende prijsklassen). Veertien procent van de woningen in Kaag en Braassem (1.475 woningen) zijn geschikt voor bewoning of mensen met een lichte fysieke beperking. De meeste in Roelofarendsveen.
8
Extramuralisering Het huidige overheidsbeleid heeft als doel ouderen langer zelfstandig te laten wonen en pas bij een hogere zorgindicatie toegang te verlenen tot een verzorg- of verpleeginstelling. Voor Kaag en Braassem betekent dit dat het aantal ouderen dat aangewezen is op intramurale plaatsen licht gaat afnemen tot 2020 door de wijziging in de indicering. Daarna zal het aantal weer toenemen door de vergrijzing tot ongeveer 270 in 2030. Ouderen zullen langer in hun huidige woning of woonomgeving (moeten) blijven wonen. Dit vraagt om levensloopgeschikte woningen, domotica en voldoende voorzieningen en diensten die in de nabije omgeving aangeboden worden. De openbare ruimte moet geschikt zijn voor minder mobiele senioren. Tegelijkertijd zal vanwege bezuinigingen in de Wmo een groter beroep gedaan worden op mantelzorg. Sociale en fysieke leefomgeving Het merendeel van de inwoners heeft een goede relatie met de buren. Er zijn meer dan voldoende goede speelplekken aanwezig. Hier wordt toegewerkt naar grotere speelplekken met meer speeltoestellen.
7. Veiligheid Veiligheidsgevoel Inwoners voelen zich minder vaak onveilig. Vernieling, jeugdoverlast en geluidsoverlast vormen de grootste overlastposten voor inwoners. Ook hondenpoep op de stoep, te hard rijden en parkeerproblemen zijn oorzaken van ervaren overlast. Het aantal (woning)inbraken neemt af. Inwoners nemen met succes preventieve maatregelen om inbraken tegen te gaan. Slechts een half procent van de inwoners acht de kans op een woninginbraak groot. In Kaag en Braassem wordt relatief weinig aangifte bij de politie gedaan; 673 keer in 2013. Het aantal aanhoudingen dat in Kaag en Braassem door de politie wordt verricht, daalt. Huiselijk geweld Er is een stijging van het aantal meldingen bij Veilig thuis en het Meldpunt Zorg en Overlast. Ook is het aantal meldingen van kindermishandeling toegenomen. Eén op de 25 volwassen is slachtoffer van huiselijk geweld. Maar ongeveer een kwart van de incidenten leidt tot een aangifte. In 2014 waren dit er zestien. Het aantal tijdelijke huisverboden is al jaren laag en stabiel. De thema’s signalering huiselijk geweld en preventie seksueel misbruik staan op de kaart bij vrijwilligers en professionals. Het aantal huisuitzettingen stijgt enorm in 2015. Jeugdcriminaliteit Er is sprake van een daling van nieuwe maatregelen jeugdbescherming en ook een grote afname van het aantal jeugdreclasseringsmaatregelen. Het aantal HALT-straffen neemt toe. Veiligheidsnetwerken In 2014 zijn in totaal 29 zaken uit onze gemeente besproken in het Veiligheidshuis Hollands Midden. Veiligheidshuizen richten zich op complexe problematiek. Het aantal meldingen van zorgmijders blijft stabiel.
9
8. Maatschappelijk vastgoed In 2013 is een nieuwe vastgoedstrategie ontwikkeld gericht op meer samenwerking, innovatie en efficiënt gebruik van maatschappelijk vastgoed. Met de nieuwe strategie worden organisaties gedwongen om zich te richten op de te bereiken maatschappelijke effecten. De gemeente wil geen vastgoedbeheerder meer zijn en is voor efficiënter én multifunctioneel gebruik.
10
1. Inleiding Sinds 2013 werkt de gemeente Kaag en Braassem met een Maatschappelijke Agenda (MAG): één agenda rondom centrale thema’s en maatschappelijke opgaven. Integraal beleid, omdat we geloven in de verbinding tussen de verschillende thema’s. In 2014 is deze maatschappelijke agenda al verbreed met de nieuwe taken waarvoor de gemeente vanaf 2015 voor verantwoordelijk is de geworden. Kader hiervoor is de Maatschappelijke Agenda 3D (MAG3D) “Een stap verder”. Deze ingeslagen weg zetten wij voort in de periode 20172020. Om te kunnen bepalen wat de huidige opgaven zijn, is het van belang een actueel en helder beeld te hebben van de gemeente. Hoe ziet Kaag en Braassem er op dit moment uit? Wat gaat er goed? Welke aandachtspunten signaleren we? Welke kaders zijn er? En welke ontwikkelingen zijn relevant? Opbouw van de analyse Deze analyse is een vervolg op ‘Kaag en Braassem in beeld’ uit 2012 en de 3D analyse uit 2014. Wij geven een beeld van cijfers en trends, kaders en ontwikkelingen. De analyse is opgebouwd rond de kernthema’s van de huidige Maatschappelijke Agenda: - Gezondheid en bewegen; - Groei en ontwikkeling; - Werken en leren; - Maatschappelijke betrokkenheid; - Maatschappelijke ondersteuning; - Wonen en leefomgeving; - Integrale toegang. De komst van de nieuwe taken en landelijke ontwikkelingen zoals extramuralisering maken dat een verbreding van de Maatschappelijke agenda wenselijk is. Zo is (meer) samenwerking en afstemming met economie, wonen, veiligheid en maatschappelijk vastgoed nodig om de nieuwe opgaven aan te kunnen pakken. De uitvoering van de MAG bevestigt deze samenhang en versterkt de wens om de MAG te verbreden. Daarom is de analyse dit keer aangevuld met deze nieuwe thema’s. Zo krijgen we een nog completer en meer integraal beeld van de opgaven waar we als gemeente voor staan. Kaders - Wet publieke gezondheid; - Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; - Jeugdwet; - Participatiewet; - Raadsakkoord “Anders denken, anders doen”; - Maatschappelijk ruimtelijke structuurvisie (MRSV); - Maatschappelijke Agenda 2013-2016 “De krachten gebundeld”; - Maatschappelijke Agenda 3D “Een stap verder”.
11
Ontwikkelingen Vanaf 2015 is het zorglandschap in Nederland totaal gewijzigd. Met de decentralisatie van taken op het gebied van jeugdhulp, ondersteuning en begeleiding van volwassenen en het versterken van participatie en arbeidsdeelname van volwassenen is de rol van gemeenten drastisch veranderd. Met de MAG 3D heeft onze gemeente de kaders voor de uitvoering van de nieuwe taken in 2014 vastgesteld. De uitvoering van de Maatschappelijke Agenda en de Maatschappelijke Agenda 3D – specialistische jeugdhulp en het gedwongen kader uitgezonderd – ligt nu in handen van drie partijen: 1. De Driemaster; 2. Het Kernteam Kaag en Braassem; 3. TOM in de buurt. Deze partijen werken nauw samen om de doelen en resultaten uit de MAG en de MAG3D te behalen: goede hulp en ondersteuning, die dichtbij wordt aangeboden, zo licht als mogelijk en zo zwaar als noodzakelijk. Daarbij wordt geïnvesteerd in welzijn en preventie, de inzet en ondersteuning van vrijwilligers in nabuurschap, vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Leeswijzer De analyse is opgebouwd uit tien hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de demografische gegevens van onze gemeente. In hoofdstuk 2 staat het thema gezondheid en bewegen centraal. Hoofdstuk 3 gaat in op groei en ontwikkeling. Hoofdstuk 5 betreft de thema’s werken, leren en economie. Informatie over de arbeidsmarkt en economie zijn hierin opgenomen. In hoofdstuk 6 en 7 hebben we het over maatschappelijke betrokkenheid en maatschappelijke ondersteuning. Hoofdstuk 8 gaat over wonen en leefomgeving. Dit hoofdstuk bevat, veel meer dan de vorige keer, informatie over de woningmarkt en een link tussen wonen en zorg. In hoofdstuk 9 staat het onderwerp veiligheid centraal en hoofdstuk 10 over maatschappelijk vastgoed. Gegevens over integrale toegang zijn opgenomen bij de thema’s groei en ontwikkeling en maatschappelijke ondersteuning. Omdat de integrale toegang pas vanaf 2015 ingesteld is, ontbreekt daar een compleet beeld. Waar mogelijk is een vergelijking met voorgaande jaren gemaakt en/of een prognose voor komende jaren opgenomen. Daarnaast is gerefereerd aan vergelijkbare gemeenten, dan wel gegevens van de Rijnstreek gemeenten, Holland Rijnland of Hollands Midden, provincie Zuid-Holland en/of Nederland.
12
2. Demografische gegevens 2.1
Opbouw van de bevolking van Kaag en Braassem
Uitgestrekte plattelandsgemeente met elf kernen Gemeente Kaag en Braassem is een uitgestrekte plattelandsgemeente met elf kernen: Bilderdam, Hoogmade, Kaag, Leimuiden, Nieuwe Wetering, Oud Ade, Oude Wetering, Roelofarendsveen, Rijnsaterwoude, Rijpwetering en Woubrugge. Op 1 januari 2014 telden de kernen gezamenlijk 25.745 inwoners.1 De oppervlakte van Kaag en Braassem is 72,28 km2, waarvan iets meer dan 10% uit water bestaat. Per vierkante kilometer wonen 407 inwoners. Dit is vergelijkbaar met andere plattelandsgemeenten zoals Nieuwkoop en Zoeterwoude. Bijna de helft van de inwoners van Kaag en Braassem woont in Roelofarendsveen en Oude Wetering In de Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie (MRSV) zijn drie groeikernen beschreven: de drie grootste kernen van Kaag en Braassem: Roelofarendsveen (en Oude Wetering), Leimuiden en Woubrugge. In Roelofarendsveen en Oude Wetering woont bijna de helft (44%) van de bevolking. In Woubrugge en Leimuiden woont samen een kwart van het totaal aantal inwoners. Eén op de vier inwoners woont in de groenkernen (de overige kernen).
Aantal inwoners per kern (2014) 5% Roelofarendsveen
17%
29%
Oude Wetering Nieuwe Wetering Rijpwetering Oude Ade
7%
Kaag Woubrugge Hoogmade
14%
Leimuiden
3% 2%
1
15%
6%
Rijnsaterwoude
2%
Kerncijfers Holland Rijnland 2014-2015, november 2014
13
Kaag en Braassem telt stijgende groep 65-plussers De gemiddelde leeftijd in 2014 bedroeg 42 jaar (in 2011: 40,8 jaar). De leeftijdscategorie 45 tot en met 64 jaar is met 31% het sterkst vertegenwoordigd. Circa 18% behoort tot de doelgroep 65+. Dit percentage is in de afgelopen drie jaar met 3% gestegen.2
Bevolkingsopbouw Kaag en Braassem (Waar staat je gemeente)
2014
2011
15%
18%
0 tot 25 jaar
0 tot 25 jaar
30%
31%
29%
25 tot 45 jaar
25 tot 45 jaar
45 tot 64 jaar
45 tot 64 jaar
65 jaar en ouder
65 jaar en ouder
31% 22%
24%
Aantal kinderen 0 tot en met 4 jaar
Aantal 65-plussers Roelofarendsveen
5%
Oude Wetering
6%
16%
29%
Nieuwe Wetering
18%
34%
Rijpwetering Oud Ade
7% 6%
Kaag Woubrugge
15%
14%
14%
10%
8% 2% 2%
Leimuiden
5% 2%
2% 3%
Hoogmade
2%
Rijnsaterwoude
Het aantal inwoners neemt in de komende 30 jaar met circa 2.000 inwoners toe In de afgelopen tien jaar is de bevolking van Kaag en Braassem met 2,3% gegroeid. Ook voor de komende 25 jaar is groei voorspeld. Volgens de prognose van het CBS (gebaseerd op waarnemingen en de landelijke prognose) groeit Kaag en Braassem de komende 30 jaar met circa 2.000 inwoners.
2
Waar staat je gemeente, KING en VNG, 2015
14
Groei met name onder ouderen: demografische druk neemt toe Het aantal 65-plussers vormt een steeds groter deel van het totaal aantal inwoners van Kaag en Braassem (en Nederland) en zal ook de komende jaren verder toenemen.1 Dit wordt ook wel vergrijzing genoemd. Een manier om vergrijzing te meten is de zogeheten grijze druk. De grijze druk geeft de verhouding aan tussen het totaal aantal personen van 65 jaar of ouder en personen in de leeftijdsgroep 20 tot 65 jaar. Dit houdt geen oordeel in over de maatschappelijke participatie en betrokkenheid van mensen van 65 jaar en ouder. Vergrijzing ontstaat onder andere door een stijging van de levensverwachting. De groene druk geeft de verhouding aan tussen het totaal aantal personen van 0 tot en met 19 jaar en personen in de leeftijdsgroep 20 tot 65 jaar. Groene druk Kaag en Braassem 40,9 38,2 6,8 36,5 39,4
2011 2015 2020 2025 2030
Grijze druk
Zuid-Holland 38,2 37,8 37,7 37,6 38,9
Kaag en Braassem 25,8 31,4 37,0 41,9 47,2
Zuid-Holland 24,3 28,2 31,4 34,6 38,4
De demografische druk is de som van de groene druk en de grijze druk. Deze demografische druk wordt ook wel de afhankelijkheidsgraad genoemd: de verhouding tussen het niet economisch productieve deel van de bevolking en dat deel dat wel (potentieel) economisch actief is. Hoe hoger de demografische druk, hoe groter het aandeel personen dat inactief is op de arbeidsmarkt en niet meebetaalt aan sociale premies. Prognose bevolkingsgroei per leeftijdscategorie 16.000 14.000 12.000 10.000 0 - 20 jaar 8.000
20 - 65 jaar 65+
6.000 4.000 2.000 0 2012
2020
2030
2040
15
Op 1 januari 2010 was de demografische druk in Kaag en Braassem 66,3%.3 Dit kwam met name door het hoge aantal jongeren. Op 1 januari 2014 is de demografische druk in Kaag en Braassem opgelopen tot 70,1%. Voor Nederland is deze met 64% gelijk gebleven. Een verklaring hiervoor is de steeds groter wordende groep ouderen.2 Minder dan één op de tien inwoners van Kaag en Braassem is van allochtone afkomst Landelijk is één op de vijf mensen van allochtone afkomst.4 In Kaag en Braassem komt minder dan één op de tien inwoners uit een ander land. Kaag en Braassem heeft binnen Holland Rijnland het laagste percentage inwoners dat uit een niet-westers land komt en het hoogste percentage inwoners van Nederlandse afkomst. Deze cijfers zijn vergelijkbaar met (plattelands)gemeenten als Noordwijkerhout en Nieuwkoop. Inwoners naar afkomst op 1 januari 2014 (kerncijfers Holland Rijnland 2014-2015) Kaag en Braassem Holland Rijnland Nederland*
Nederlands 91,6% 82,0 % 78,6%
Niet-westers land 3.0% (771) 8,4 % 11,9%
Westers land 5,4% (1.384) 9,6% 9,5%
In de afgelopen vijf jaar is het aantal allochtonen in Kaag en Braassem met 358 personen gestegen naar 2155 personen (8,4% van het totaal aantal inwoners) in 2014.2 De toename is mede te verklaren door de taakstelling voor het aantal te huisvesten vergunninghouders (asielgerechtigden). Vanaf 2014 worden van inwoners met de Nederlandse nationaliteit geen gegevens meer bijgehouden over eventuele andere nationaliteiten. In 2014 woonden in Kaag en Braassem 735 personen zonder de Nederlandse nationaliteit. De overige inwoners van allochtone afkomst hadden blijkbaar wel een Nederlandse nationaliteit aangenomen. Het grootste aandeel (275 personen) van de groep zonder Nederlandse nationaliteit bestond uit inwoners afkomstig uit Polen.
3
Gemeente op Maat, CBS Allochtoon is volgens de definitie van het CBS een persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is. Er wordt hier geen onderscheid gemaakt tussen personen die zelf in het buitenland geboren zijn (eerste generatie) en personen die in Nederland geboren zijn (tweede generatie). Wel wordt onderscheid gemaakt naar herkomstgroepering: westers en niet-westers. Deze indeling is ingegeven door de grote verschillen in sociaaleconomische en culturele situatie tussen deze groepen. Tot de niet-westerse allochtonen behoren de mensen die uit de landen in de werelddelen Afrika, Latijns-Amerika, Azië (exclusief Indonesië en Japan) of Turkije komen. Westerse allochtonen vinden hun herkomst in Europese landen (exclusief Turkije), Noord-Amerika, Oceanië of in Japan en Indonesië. 4
16
2.2
Huishoudens in Kaag en Braassem
Het aantal eenpersoonshuishoudens neemt de komende jaren toe De huishoudens in Kaag en Braassem bestaan gemiddeld uit 2,4 personen (in 2003 was dit 2,6 personen). Naar verwachting neemt de komende jaren het aantal huishoudens in Kaag en Braassem toe. Deze groei wordt voornamelijk veroorzaakt door de toename van het aantal eenpersoonshuishoudens. Dit waren er 2.859 in 2014. Zo’n 30% van de huishoudens in Kaag en Braassem bestaat uit één persoon. Landelijk is dit ruim een derde. In de afgelopen jaren is het aantal eenpersoonshuishoudens in Kaag en Braassem al licht gestegen. Dit zal de komende jaren verder toenemen.2 Prognose huishoudens 2012-2040 (CBS) Huishouden Eenpersoonshuishoudens Paren Eenouderhuishoudens Overige huishoudens Totaal
2012 2.800 6.800 600 100 10.300
2015 3.200 6.500 700 100 10.600
2020 3.900 6.400 800 100 11.200
2025 4.300 6.400 800 100 11.700
2030 4.800 6.400 900 100 12.200
2040 5.400 6.100 900 200 12.600
De toename van het aantal eenpersoonshuishouden heeft ook gevolgen voor de woningbehoefte in Kaag en Braassem. De woningvoorraad moet toegerust zijn om deze huishoudens te kunnen bedienen. Evenveel gehuwden als ongehuwden Het percentage gehuwden en ongehuwden in Kaag en Braassem is nagenoeg gelijk, namelijk 44,1% en 43,9%%. Van de huishoudens in Kaag en Braassem is 5% gescheiden en 5% verweduwd. In Rijpwetering (48,1%), Oude Wetering (47,6%) en Oude Ade (46,4%) wonen de meeste ongehuwden. Roelofarendsveen en Nieuwe Wetering kennen het meeste weduwen/weduwnaren: respectievelijk 6,0% en 5,4%. De meeste gehuwden wonen in Rijnsaterwoude (49,3%), Kaag (47,2%) en Hoogmade (47%).
2.3
Geboorte en sterfte, migratie
Sterftecijfer Kaag en Braassem afgelopen jaren sterk toegenomen In 2014 stierven gemiddeld op jaarbasis 8,1 op de 1.000 personen. Dit is vergelijkbaar met het sterftecijfer van Nederland, dat 8,3 op de 1.000 personen bedraagt. In 2010 bedroeg het sterftecijfer in Kaag en Braassem nog 5,6 op de duizend personen en had Kaag en Braassem het laagste sterftecijfer van de regio. Ondanks het toegenomen sterftecijfer, worden er jaarlijks in Kaag en Braassem meer baby’s geboren dan dat mensen overlijden. Dit leidt tot een positief saldo van + 2,7 per 1.000 inwoners.2
17
Geboorte en sterfte (kerncijfers Holland Rijnland 2014-2015) Aantallen per duizend inwoners geboorte sterfte saldo geboorte sterfte saldo 6,9 Kaag en Braassem 247 177 + 70 9,6 + 2,7 Holland Rijnland 5409 4.270 + 1.139 10,2 8,1 + 2,1 Migratie: meer vertrek uit, dan vestiging in Kaag en Braassem In 2014 zijn er 845 mensen uit Kaag en Braassem verhuisd en er zijn 804 mensen in Kaag en Braassem komen wonen. Van de 845 mensen zijn 78 mensen naar het buitenland geëmigreerd: andersom zijn er weer 109 mensen vanuit het buitenland in de gemeente komen wonen.1
2.4
Sociaaleconomische status
Er kunnen tussen mensen verschillen bestaan in opleiding, beroep of inkomen. Dit verschil komt terug in de sociaaleconomische status (ses). De ses-score wordt berekend door het SCP en is gebaseerd op vier variabelen: gemiddeld inkomen, het percentage huishoudens met een laag inkomen, het percentage inwoners zonder betaalde baan en het percentage huishoudens met gemiddeld een lage opleiding. De levensverwachting in Nederland neemt toe met de sociaal economische status. Iemand met alleen basisonderwijs leeft ongeveer zeven jaar korter dan iemand met een hbo of universitaire opleiding. In Nederland geven laagopgeleiden vaker aan hun gezondheid als minder goed te ervaren dan hoogopgeleiden. Dit is ook zo in Holland Rijnland en naar verwachting ook in Kaag en Braassem. Ook volwassenen die moeite hebben om rond te komen, ervaren de eigen gezondheid vaker als matig tot slecht. Ook voelen zij zich vaker psychisch ongezond dan volwassenen die geen moeite hebben om rond te komen. (gezondheid in beeld GGD Hollands Midden). Hoog gemiddeld huishoudinkomen in Kaag en Braassem Samen met Oegstgeest, Voorschoten, Teylingen en Zoeterwoude behoort Kaag en Braassem tot de hogere huishoudinkomens van de regio Holland Rijnland. In 2011 was het gemiddeld huishoudinkomen € 39.000 (in 2009 was dit € 40.400). Studentenhuishoudens zijn niet meegerekend. Gemiddeld huishoudinkomen 2009 & 2011 (kerncijfers Holland Rijnland 2014-2015) 2009 2011 Kaag en Braassem € 40.400 € 39.000 Holland Rijnland € 37.800 € 37.100 Nederland € 34.300 € 34.200 De meeste inwoners van Kaag en Braassem (40%) hebben een middeninkomen tussen de € 25.200 en € 41.700. Dit is gelijk aan het percentage middeninkomens in Nederland. Vergeleken met het landelijk en regionaal gemiddelde kent Kaag en Braassem relatief minder lage inkomens en meer hogere inkomens. Regionaal gezien heeft Oegstgeest het laagste percentage lage inkomens (28%) en het hoogste percentage hoge inkomens (35%).1
18
Tabel huishoudinkomen 2011 (kerncijfers Holland Rijnland 2014-2015) Inkomen < 25.200 € 25.200 - € 47.100 Kaag en Braassem 32% 40% Holland Rijnland 35% 40% Nederland 40% 40%
> € 47.100 28% 25% 20%
Een op de tien huishoudens heeft een inkomen tot 120% van het sociaal minimum De verwachting was dat de economische crisis zou leiden tot ontwikkelingen binnen het aandeel minimahuishoudens in de gemeente. Deze verwachting was juist: het aantal huishoudens dat leeft op een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum, is de afgelopen jaren toegenomen van 4% tot 10%. Dit betekent dat Kaag en Braassem ruim 1.000 minimahuishoudens telt. Wanneer dit verder uitgesplitst wordt, blijkt dat 7% van de huishoudens een inkomen heeft tot 110% van het sociaal minimum en 5% van de huishoudens een inkomen tot 105% van het sociaal minimum. Dit ligt een stuk lager dan de landelijke cijfers. Ook in de regio zijn er procentueel meer minimahuishoudens dan in Kaag en Braassem.2 Aantal minimahuishoudens in procenten (Waar staat je gemeente en kerncijfers Holland Rijnland 2014-2015)
Inkomen tot 120% van het sociaal minimum
Nederland
Inkomen tot 110% van het sociaal minimum
Holland Rijnland Kaag en Braassem
Inkomen tot 105% van het sociaal minimum
0
2
4
6
8
10
12
14
16
Besteedbaar inkomen allochtone huishoudens lager Het gemiddeld huishoudinkomen bedroeg in 2011 € 39.000. Voor autochtone personen kwam dit net wat hoger uit, namelijk op € 40.200. Personen van allochtone afkomst hebben een lager gemiddeld huishoudinkomen per jaar. Het besteedbaar huishoudinkomen voor allochtonen afkomstig uit een westers land en niet-westers land bedroeg in 2011 respectievelijk € 38.900 en € 30.400.2
19
2.5
Politieke kleur
De opkomst voor de gemeenteraadsverkiezingen in 2014 was 59,74%. Vergeleken met de opkomst in de omliggende gemeenten in Holland Rijnland (gemiddelde opkomst: 54,3%), gingen er in Kaag en Braassem relatief veel mensen naar de stembus. Alleen in Noordwijk, Oegstgeest en Voorschoten was de opkomst hoger. De partij met de meeste stemmen was PRO Kaag en Braassem.1 Verkiezingsuitslagen gemeenteraadsverkiezingen Kaag en Braassem, 2014 (Kerncijfers Holland Rijnland 2014-2015) Partij PRO Kaag en Braassem Samen voor Kaag & Braassem CDA D66 VVD
Percentage 30,9% 22,3% 18,5% 15,4% 13,0%
De opkomst voor de Tweede Kamerverkiezingen in 2012 bedroeg 81,1% procent. Dit is gelijk aan de opkomst in 2010. De opkomst in 2012 was wederom hoger dan de gemiddelde opkomst in de regio Holland Rijnland (78,5%). Alleen in Oegstgeest en Voorschoten brachten meer mensen hun stem uit: respectievelijk 84,8% en 81,9%. De meeste stemmen gingen naar de VVD, PvdA en het CDA.5 Verkiezingsuitslagen Tweede Kamerverkiezingen 2012 (Kiesraad) Partij CDA PvdA SP VVD Partij voor de Vrijheid GROENLINKS ChristenUnie Democraten 66 Partij voor de Dieren SGP Overige 2006 Blanco Opkomst
5
2010 Stemmen 3.248 1.788 1.168 4.624 2.505 841 187 1.066 180 46 186 27 16.051
Procent 20,5 % 11,3 % 7,4 % 29,2 % 15,8 % 5,3 % 1,2 % 6,7 % 1,2 % 0,3 % 1,1 % 0,04% 81,1 %
Stemmen 1.832 2.524 901 6.402 1.688 287 173 1.342 273 67 88 6 15.859
2012 Procent 11,45 15,77 5,63 40,01 10,55 1,79 1,08 8,39 1,71 0,42 0,6% 0,2% 81,1%
Kiesraad, verkiezingsuitslagen.nl, 2015
20
3. Gezondheid en bewegen In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe gezond Kaag en Braassem is, waar risico’s liggen en wat de actuele ontwikkelingen zijn. De volgende leeftijdscategorieën worden gehanteerd: jongeren 11-18 jaar, volwassenen 19-64 jaar en ouderen 65+.
3.1
Sterfte, ziekte en gezondheid
Inwoners van Kaag en Braassem leven lang Over de periode 2009-2012 betrof de gemiddelde levensverwachting in Nederland 78,9 jaar voor mannen en 82,9 jaar voor vrouwen.6 Voor Kaag en Braassem is de levensverwachting voor mannen 81,6 jaar en voor vrouwen 85,4 jaar. De levensverwachting van inwoners van Kaag en Braassem is dus hoger dan de gemiddelde levensverwachting in Nederland. De cijfers laten zien dat de levensverwachting voor mannen is gestegen en voor vrouwen is gedaald. Overzicht levensverwachting in jaren (Kerncijfers Holland Rijnland 2014-2015) 2005-2008 Mannen Vrouwen 2009-2012 Mannen Vrouwen
Kaag en Braassem
Holland Rijnland
80,1 86,6
78,8 82,7
81,6 85,4
-
Nederland
78,9 82,9
Vergrijzing laat aantal sterfgevallen toenemen Als gevolg van de vergrijzing van de naoorlogse geboortegolf (babyboom) zal het aantal sterfgevallen in de komende decennia flink toenemen.7 De stijging zal het sterkst zijn in de periode 2020-2040.
3.2
Lichamelijke gezondheid
De meeste inwoners zijn tevreden over hun gezondheid Jongeren in Kaag en Braassem verschillen niet van de regio voor wat betreft lichamelijke gezondheid. Het merendeel is tevreden over de eigen gezondheid. In 2008 beoordeelde 3,8% de eigen gezondheid als ‘niet zo best’ of ‘slecht’. In de gezondheidspeiling 2013 was dit nog maar 1,1% van de jongeren tussen 11-18 jaar.8 Een derde geeft aan één of meerdere langdurige aandoeningen te hebben, ten opzichte van 46% in 2008. De gezondheid van volwassenen en ouderen in Kaag en Braassem is vergelijkbaar met de regio. In 2012 beoordeelde 3,1% van de volwassen inwoners uit Kaag en Braassem de
6
‘De gezondheid van Kaag en Braassem’, GGD Hollands Midden, september 2014 (cijfers CBS periode 20092012) 7 Nationaal Kompas Volksgezondheid 8 Kerncijfers Jongerenpeiling Kaag en Braassem, GGD Hollands Midden, april 2013
21
eigen gezondheid als ‘slecht’. Onder de 65 plussers was dit 5,1%.9 Bijna de helft van de ouderen voelt zich licht of sterk belemmerd door (langdurige) aandoeningen. Het percentage ouderen (35%) dat behoort tot een risicogroep10 (twee of meer kenmerken) is hoger dan het regionale gemiddelde, het percentage volwassenen behorend tot de risicogroep lager. Het zorggebruik wijkt niet af van regionale gemiddelden. De gebruikte zorg (tandarts, thuiszorg, mantelzorg of andere hulp) is iets lager dan gemiddeld. Risico op gehoorschade onder jongeren is groot Sinds 2008 is het percentage jongeren dat risico loopt op gehoorschade toegenomen in de regio Holland Rijnland. In de gezondheidspeiling 2013 staat dat 35% van de 11-18 jarigen inwoners van Kaag en Braassem risico loopt.11 Regionaal zijn de cijfers ongeveer gelijk. Jongeren lopen risico op gehoorschade als gevolg van harde muziek tijdens het uitgaan en door het gebruik van een koptelefoon. Van de jongeren in Kaag en Braassem die uitgaan, heeft 14% last van het gehoor na uitgaan met harde muziek.12
3.3
Psychische gezondheid
Ongeveer een derde van de volwassen inwoners heeft een matig tot hoog risico op een angststoornis of depressie Ruim een derde van de volwassenen (36%) van de volwassenen in Kaag en Braassem heeft een matig tot hoog risico13 op angst of depressieve klachten en 2,9% heeft een hoog risico.14 Ruim een kwart van de inwoners van 65 jaar en ouder heeft een matig tot hoog risico op angst of depressie. In 2008 was dit bijna de helft. Percentage volwassenen en ouderen met een matig tot hoog risico op angst en depressie (GGD Hollands Midden) Matig/hoog risico 19-64 jaar 65+ 2009 Kaag en Braassem Holland Rijnland Nederland 2012 Kaag en Braassem
Hoog risico 19-64 jaar 65+
36% 36% -
44% 39% -
2% 4% -
2% 3% -
36%
27%
2,9%
4,1%
9
Kerncijfers Volwassenen- en ouderenpeiling Kaag en Braassem, GGD Hollands Midden, 2012 1) Risicogroepen voor een minder goede lichamelijke gezondheid zijn jongeren die in een eenoudergezin of zelfstandig/ anders wonen, vmbo-leerlingen, jongeren met laag opgeleide ouders, jongeren waarvan beide ouders niet werken en niet-westers allochtone jongeren. 2) Risicogroepen voor een slechtere lichamelijke gezondheid zijn alleenstaanden en alleenstaande ouders, huisvrouwen, mensen met een lagere sociaaleconomische status (laag opleidingsniveau, uitkeringsgerechtigd, laag huishoudinkomen) en niet-westerse allochtonen. 11 Factsheet Lichamelijke en psychosociale gezondheid, Jongerenpeiling 2013, GGD Hollands Midden 12 Kerncijfers Jongerenpeiling Kaag en Braassem, GGD Hollands Midden, 2013 13 Een matig risico geeft aan dat de persoon met zelfhulp of steun uit de omgeving de klachten de baas kan. Een hoog risico geeft aan dat de persoon waarschijnlijk professionele zorg nodig heeft om de angst- en/of depressieve klachten te boven te komen. 14 Kerncijfers Volwassenen- en ouderenpeiling Kaag en Braassem, GGD Hollands Midden, 2012 10
22
Hollands Midden Nederland
37% 40%
31% 38%
4,8% 6,0%
2,7% 4,3%
Van sociale eenzaamheid is sprake als iemand betekenisvolle relaties met een bredere groep mensen zoals kennissen, collega’s, buurtgenoten of mensen met dezelfde belangstelling mist. Emotionele eenzaamheid is als iemand een sterk gemis ervaart van een intieme relatie, een emotioneel hechte band met een partner of vriend(in). Cijfers over suïcidegedachten en eenzaamheid (GGD Hollands Midden) Kaag en Braassem 19-64 65+ 2008 Suïcidegedachten Eenzaamheid, matig of ernstig Eenzaamheid, ernstig 2013 Suïcidegedachten Sociaal eenzaam Emotioneel eenzaam Ernstig eenzaam
Hollands Midden 19-64
65+
Nederland 19-64
65+
5% 38% 7%
<1% 46% 5%
6% 36% 7%
3% 41% 6%
-
-
2,6% 39% 17% 5%
2,4% 43% 26% 4%
4,7% 35% 23% 7%
2,1% 44% 25% 7%
8%
9%
Het percentage volwassenen dat weleens aan zelfmoord heeft gedacht is de afgelopen jaren gedaald. In de leeftijdscategorie 19-64 jaar is het percentage lager dan in de regio Hollands Midden, namelijk 2,6% ten opzichte van 4,7%. Van de jongeren in de regio Hollands Midden (leeftijdscategorie 11-18 jaar) heeft 17% in het afgelopen jaar weleens aan zelfmoord gedacht. In Kaag en Braassem heeft 1,7% van de jongeren vaak aan zelfmoord gedacht. In de regio is dit 2,7%. Het percentage jongeren dat vaak aan suïcide heeft gedacht is hoger onder meisjes dan onder jongens. Zo’n 1 op de 15 jongeren loopt een groot risico op psychosociale problemen In Hollands Midden is tussen 2008 en 2013 een stijging te zien in het percentage jongeren met een verhoogd risico op psychosociale problemen. Van de jongeren tussen 11-18 jaar heeft 15% een verhoogd risico op psychosociale problemen.15 Dat komt overeen met het regionaal gemiddelde. In 2008 was dit 12%. Zes proces heeft een groot risico op psychosociale problemen. Meisjes hebben vaker een verhoogd risico dan jongens en 14- en 15-jarigen vaker dan de andere leeftijdsgroepen. Risicogroepen voor een slechtere psychische gezondheid zijn alleenstaanden en alleenstaande ouders, volwassenen die bij hun ouders wonen, studenten, mensen met een lagere sociaaleconomische status en niet-westerse allochtonen. In 2040 is het aantal mensen met dementie in Kaag en Braassem meer dan verdubbeld In Nederland hadden in 2014 ruim 260.000 mensen dementie. Hiervan zijn 12.000 mensen jong dementerend (nog geen 65 jaar), wonen er ruim 70.000 in verpleeg- of 15
Kerncijfers Jongerenpeiling Kaag en Braassem, GGD Hollands Midden, april 2013
23
verzorgingshuizen, hebben er 100.000 nog geen diagnose. Volgens de meest recente prognose neemt het aantal personen met dementie de komende jaren enorm toe. Als gevolg van de vergrijzing zal het aantal mensen met dementie in de toekomst explosief stijgen naar meer dan een half miljoen in 2040. In 2055 bereikt het aantal mensen met dementie een piek van ruim 690.000. Stichting Alzheimer Nederland heeft in 2013 een prognose opgesteld van het aantal mensen met dementie in Nederland en per gemeente. Landelijk gezien is het aantal personen in 2020 met 21% toegenomen, in 2030 met 66% en in 2040 met 110% Prognose aantal mensen met dementie (Stichting Alzheimer Nederland) 2013 355
Kaag en Braassem Zuid-Holland
54400
Nederland
256845
2014 365 (+3%) 55539 (+2%) 263800 (+3%)
2020 459 (+30%) 63537 (+17%) 310622 (+21%)
2030 688 (+94%) 86178 (+58%) 426103 (+66%)
2040 873 (+146%) 109791 (+102%) 538141 (+110%)
Gemiddeld leven mensen acht jaar met dementie, waarvan zes jaar thuis. Er zijn landelijk ruim 300.000 mantelzorgers van mensen met dementie, die gemiddeld 20 uur per week zorg geven. Rond iedere patiënt zijn meerdere mantelzorgers intensief betrokken bij de begeleiding en zorg. Mantelzorgers bij dementie lopen grote kans om overbelast te raken. Relatief weinig crisisinterventie Rivierduinen voor Kaag en Braassem Crisisinterventie van GGZ Rivierduinen is gericht op noodsituaties van eigen cliënten, excliënten maar ook anderen. Deze situaties doen zich bijvoorbeeld voor bij ernstige klachten als depressie, psychose en suïcidedreiging. Maar ook als de omgeving de zorg niet meer aan kan, kan men via de huisarts voor spoedeisende hulpverlening in aanmerking komen. Aantal cliënten crisisinterventie Rivierduinen in absolute aantallen (OGGZ Monitor 20122013) 2012 Aantal crisisinterventies Aantal interventies per 10.000 inwoners Kaag en Braassem Aantal interventies per 10.000 inwoners Holland Rijnland
2011
2010
2009
99 38
82 32
106 41
94 37
64
66
64
56
In Kaag en Braassem wordt, vergeleken met de andere gemeenten in Holland Rijnland, het minst vaak een crisisinterventie van Rivierduinen ingezet.
24
3.4
Sociale gezondheid
Weinig sprake van sociale uitsluiting Sociale uitsluiting wordt gekenmerkt door aspecten zoals een sociaal isolement, armoede, schulden en onvoldoende toegang tot bijvoorbeeld gezondheidszorg, huisvesting of onderwijs. De vier belangrijkste risicofactoren voor sociale uitsluiting zijn lichamelijke en/of psychische gezondheid, financiële problemen en uitkeringsgerechtigd of werkloos zijn. Bij sociaal kwetsbare groepen komen vaak meerdere problemen tegelijkertijd voor. In Kaag en Braassem was in 2012 ongeveer 1,5% van de volwassenen en 0,6% van de ouderen matig tot sterk sociaal uitgesloten.16 Er zijn geen verschillen tussen mannen en vrouwen.
3.5
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
Persoonsgebonden factoren Persoonsgebonden factoren kunnen erfelijk zijn of in de loop van het leven worden verworven, zoals overgewicht of een hoge bloeddruk. Meer dan de helft van de volwassenen en ouderen heeft overgewicht Het percentage jongeren met overgewicht is de afgelopen jaren ietwat afgenomen. Voor volwassenen en ouderen in Kaag en Braassem blijft dit al jaren nagenoeg gelijk, meer dan de helft.17 Dit is ongeveer gelijk aan regionale en landelijke cijfers. Hiervan heeft slechts rond de 10% obesitas. Vergelijking percentage matig of ernstig overgewicht (GGD Hollands Midden)
Peilingen 2008/2009 Peilingen 2012/2013
Kaag en Braassem 11-18 19-64 65+
Hollands Midden 11-18 19-64 65+
7% 5% -2%
9% 8% -1%
45% 48% +3%
63% 61% -2%
45% 45% 0%
56% 59% +3%
Overgewicht onder kinderen lager dan regionaal gemiddelde In 2010 waren er onder de kinderen van 0-4 jaar 13 met matig overgewicht, en 1 kind met ernstig overgewicht. Er waren 48 kinderen matig tot ernstig ondergewicht, waarvan zes ernstig. In 2014 heeft van de kinderen in de leeftijd tussen 2 en 14 jaar gemiddeld 9.6% overgewicht, tegenover 10,9% regionaal.18 De andere twee Rijnstreek gemeenten scoren beide hoger dan het regionaal gemiddelde. In onze gemeente is het percentage overgewicht het kleinst in de leeftijdscategorie 5-6 jaar.
16
Monitor OGGZ 2012-2013 Zuid-Holland Noord, GGD Hollands Midden, juli 2014 Factsheet beweging en overgewicht, GGD Hollands Midden 18 Jaarverslag JGZ 2014, GGD Hollands Midden 17
25
Leefstijl Bij leefstijl gaat het om gunstig gedrag voor de gezondheid zoals bewegen of om ongunstig gedrag zoals roken of (overmatig) alcohol- en drugsgebruik. Jongeren drinken minder, maar nog steeds te veel. Er wordt steeds minder gerookt De schadelijke gevolgen van alcoholgebruik zijn talrijk en afhankelijk van hoe vaak en hoeveel alcohol er wordt gedronken. Cijfers tonen een afname van het aantal jongeren in Kaag en Braassem dat binge drinkt. Toch blijft het aantal hoog: 28% in 2013 ten opzichte van 43% in 2008.19 Dit is hoger dan het regionaal gemiddelde van 22%. Onder 16-18 jarigen is het percentage binge drinken 66%. Ook ligt het aantal jongeren in die leeftijdscategorie dat recent heeft gedronken hoog. Het aantal volwassenen dat alcohol drinkt, ligt een stuk hoger dan regionaal. Het aantal hiervan dat drinkt, neemt af. Wel ligt het percentage volwassenen en 65-plussers dat (overmatig of zwaar) alcohol drinkt hoger dan het regionale en landelijke gemiddelde. Alcoholgebruik onder jongeren en volwassen (gezondheidspeilingen GGD) Jaartal
2008 2013
Binge drinken 11-18 jaar 43% 28% -15%
Drinken 19-64 jaar 65+ 92%
86%
Overmatig drinken 19-64 jaar 65+ 18% 11% -7%
10% 10% -
Zwaar drinken 19-64 jaar 65+ 16% 15% -1%
8% 8% -
Negen procent van de ouderen in Kaag en Braassem rookt. Van de volwassenen rookt 14%. Landelijk en regionaal is dit 25%. Van de jongeren rookt 3,2% dagelijks. Drugsgebruik onder jongeren blijft aandachtspunt De cijfers laten een afname zien van het soft- en harddrugsgebruik onder jongeren tussen 11-18 jaar: 0,6% heeft recent harddrugs gebruikt, 2,3% ooit. Voor cannabisgebruik is dit relatief 4,4% en 7%. Professionals signaleren echter een toename van gebruik en tolerantie ten aanzien hiervan. Jongeren eten ongezond en hebben onveilige seks In 2009 gedroegen veel volwassenen in Kaag en Braassem zich ongezond: 70% at onvoldoende groente en drie kwart eet onvoldoende fruit. Hierover zijn geen nieuwe cijfers. Het percentage jongeren dat niet dagelijks groente eet (70%) is hoger dan regionaal (65%). Daarnaast eet 65% niet dagelijks fruit. Van de jongeren ontbijt 10% minder dan vijf keer per week. Zestien procent van de jongeren is ooit met iemand naar bed geweest. Dit is hoger dan het regionale gemiddelde. In het algemeen gebruikte 40% van deze jongeren geen condoom de laatste keer dat zij met iemand naar bed gingen.
19
Kerncijfers Jongerenpeiling Kaag en Braassem, GGD Hollands Midden, april 2013
26
Laag sociaal economische status aanleiding voor slechtere gezondheid en lagere levensverwachting Sociaaleconomische gezondheidsverschillen zijn systematische verschillen in gezondheid en sterfte tussen mensen met hoge en mensen met een lagere positie in de maatschappij, ofwel sociaal economische status. De belangrijkste algemene indicatoren zijn inkomen en opleidingsniveau. Verder kun je kijken naar biologische factoren, fysieke en sociale omgeving, leefstijl en gezondheidsgedrag. De verschillen in Nederland tussen hoog- en laagopgeleiden in levensverwachting zijn groot: 7,3 jaar bij mannen en 6,4 jaar bij vrouwen. Hoogopgeleide mannen en vrouwen leven respectievelijk 14,3 en 15,3 jaar langer zonder beperkingen.20 Er is een duidelijke samenhang tussen laaggeletterdheid, lage gezondheidsvaardigheden en een slechtere gezondheid. Binnen de geschatte 29% van de bevolking met geringe gezondheidsvaardigheden, zijn laagopgeleiden, ouderen en migranten sterk vertegenwoordigd. Ziekten als astma, diabetes, kanker, hartinfarcten en psychische problemen komen onder deze groepen vaker voor. In Kaag en Braassem komt 92% van de inwoners uit Nederland. Drie procent komt uit een niet-westers land en vijf procent uit een westers land.21 Een aanzienlijk deel van de laagopgeleide migrantenbevolking heeft te maken met gezondheidsachterstanden.
3.6
Preventie en zorg
Het doel van preventie is ervoor zorgen dat mensen gezond blijven door hun gezondheid te bevorderen en te beschermen. Ook heeft preventie tot doel ziekten en complicaties van ziekten te voorkomen of in een zo vroeg mogelijk stadium op te sporen. De gemeente heeft een rol in universele preventie (richt zich op de gehele bevolking) en selectieve preventie (richt zich op groepen met een verhoogd risico op het ontstaan van ziektes). Er zijn drie typen preventiemaatregelen: - ziektepreventie: het voorkomen van ziekte of vroege signalering - gezondheidsbevordering: bevorderen van een gezonde leefstijl en sociale en fysieke omgeving - gezondheidsbescherming: bescherming tegen gezondheidsbedreigende factoren. Ondanks hoog alcoholgebruik relatief weinig verslavingszorg In het algemeen wonen in grotere gemeenten relatief meer verslaafde cliënten dan in kleinere gemeenten. Dat is ook te zien in Holland Rijnland. De plattelandsgemeenten hebben relatief minder cliënten per 10.000 inwoners. Het aantal is de afgelopen jaren redelijk stabiel gebleven.
20 21
Factsheet SEGV, Pharos, september 2014 Kerncijfers Holland Rijnland 2014-2015
27
2013 Aantal per 10.000
Aantal
2012 per 10.000
Brijder verslavingszorg Kaag en Braassem 53 (6)* 21 50 (7) Holland Rijnland 1.970 (217) 36 2.061 (227) De Brug verslavingszorg Kaag en Braassem 1 1 Holland Rijnland 224 (16) 239 (22) * Het getal tussen haakjes is het aantal cliënten jonger dan 24 jaar
Aantal
2011 per 10.000
19 38
59 (9) 2.089 (204)
23 39
-
1 216 (30)
-
De verslavingszorg richt zich met name op alcoholverslaving. Meer dan de helft van de cliënten heeft als primaire verslaving een alcoholverslaving. Een tweede grote verslaving zijn opiaten en cannabis. Vier cliënten uit Kaag en Braassem namen in 2013 deel aan het Methadonprogramma van Brijder.
3.7
Sport
Relatief groot sportaanbod in Kaag en Braassem In de gemeente Kaag en Braassem is er één sportvereniging per 315 inwoners. Dit is relatief veel. In Nederland is er één sportvereniging per 587 inwoners. Ook met het aantal sportaccommodaties zit onze gemeente boven het landelijk gemiddelde. Er zijn namelijk 9.3 sportaccommodaties per 10.000 inwoners tegenover 7 sportaccommodaties op landelijk niveau (RIVM, 2014). De gemiddelde afstand tot een sportaccommodatie is echter wel groter dan het landelijk gemiddelde, namelijk 1 kilometer ten opzichte van 700 meter. In Kaag en Braassem zijn 15.6 sporthallen per 100.000 inwoners tegenover 7 op landelijk niveau. De afstand die onze inwoners moeten afleggen om bij een sporthal te komen, is lager dan het landelijk gemiddelde: 1,6 kilometer ten opzichte van 2 kilometer. Veel inwoners zijn lid van een sportvereniging De voetbalverenigingen hebben tussen de 2.500 en 3.000 leden, de tennisverenigingen ongeveer 2.100 leden en er sporten in de accommodaties van De Tweesprong bijvoorbeeld jaarlijks rond de 367.200 personen.22 Onderstaande tabel laat de top 10 sportbonden in de gemeente Kaag en Braassem zien. Het lokale ledenpercentage van deze bonden is vergeleken met het aandeel dat deze sporten landelijk gezien hebben.
22
NOC*NSF, KISS rapportage 2015 (peiljaar 2013) en Jaarverslag 2014, De Tweesprong
28
In Nederland is het ledenpercentage 24,0%. In de gemeente Kaag en Braassem betreft dit 33,2% (bij NOC*NSF aangesloten verenigingen).
29
Veel mogelijkheden om te sporten en bewegen Naast de georganiseerde sport biedt de landelijke omgeving in onze gemeente ook verschillende mogelijkheden voor ongeorganiseerde sporters. In onze gemeente zijn er o.a. negen wandelroutes van 2 tot 40 km, tien fietsroutes van 16 tot 80 km, één kanoroute van 24 km, twee skateroutes van 31 tot 36 km, verschillende schaatstochten van 20 tot 100 km, een watersportgebied, één binnenzwembad, één buitenzwembad en drie sportscholen. De gemeentegids 2015 vermeldt ruim honderd verenigingen. Alle kernen in Kaag en Braassem hebben een rijk (sport)verenigingsleven. Door de gemeente heen zijn er voorzieningen voor ouderensport, ijssport, yoga, (tafel)tennis, voetbal, bridge en volleybal, maar ook muziek-, en zang-, en toneelverenigingen. Kaag en Braassem sport en beweegt steeds meer Het aantal inwoners dat voldoet aan de beweegnorm is toegenomen; tussen 19-64 jaar van 51% naar 68% en voor 65+ van 70% naar 74%.23 Jongeren voldoen minder vaak aan de beweegnorm dan volwassenen.24 In 2013 voldoet zo’n 80% van de jongeren in Kaag en Braassem niet aan de beweegnorm. In 2008 was dit nog driekwart. Wel sport 84% van de jongeren minimaal eens per week en is 81% lid van een sportvereniging. Dit is meer dan het regionale gemiddelde. In Kaag en Braassem voldoet 23% van de volwassenen en 46% van de ouderen aan de fitheidsnorm25. Laag- of hoogopgeleide volwassenen en laagopgeleide ouderen, uitkeringsgerechtigden, verweduwde ouderen, partners met kinderen en niet-westerse allochtonen voldoen minder vaak aan de beweegnorm dan de andere groepen. Sporten wordt het minst gedaan door laagopgeleiden, huisvrouwen, uitkeringsgerechtigden, niet-westerse allochtonen en inwoners die moeite hebben met rondkomen.
23
Kerncijfers Volwassenen- en ouderenpeiling Kaag en Braassem, GGD Hollands Midden, 2012 Dit komt deels doordat de beweegnorm voor jongeren strenger is: zij moeten elke dag minstens een uur bewegen om aan de norm te voldoen terwijl dit voor volwassenen minimaal vijf dagen per week 30 minuten matig intensief is. 25 Om aan de fitheidsnorm te voldoen moet men minstens drie keer per week minimaal 20 minuten zwaar intensief bewegen. 24
30
4. Groei en ontwikkeling Dit hoofdstuk beschrijft de Vroeg- en Voorschoolse Educatie (VVE), signalering welzijn jeugd en jongeren, opvoedondersteuning en de jeugdhulp.
4.1
Peuterspeelzaal en kinderopvang
Kaag en Braassem investeert in de regeling Onderwijsachterstandenbeleid en Vroeg en Voorschoolse Educatie (VVE) Alle kinderen in Kaag en Braassem worden via het CJG gestimuleerd om gebruik te maken van het aanbod VVE. Alle peuterspeelzalen en kinderopvang die onder Kindkracht (Roelofarendsveen en Rijpwetering), Snoopy (Woubrugge, Leimuiden), SamenEén (Hoogmade, Woubrugge, Leimuiden) en de SKL (Hoogmade) vallen, zijn erkende VVE instellingen. De VVE instellingen registreren en volgen het aantal doelgroepkinderen. Dit zijn kinderen met een (potentiële) taalachterstand, waarbij ook de thuissituatie meeweegt. Het Rijk gaat uit van 24 doelgroepkinderen in Kaag en Braassem. Vanaf het schooljaar 2015-2016 wordt een registratie-volg-systeem opgezet vanuit de gemeente. Vanaf 2016 zijn er cijfers bekend over het bereik en de resultaten.
4.2
Signaleren en bespreken
Welzijn jeugd in Kaag en Braassem is over het algemeen goed Het Databoek Kinderen in Tel (2014) biedt een systematische presentatie van kerngetallen over het welzijn van kinderen en jongeren in Nederland. Dat gebeurt op basis van twaalf indicatoren zoals gezondheid, armoede en schoolverzuim. De 431 gemeenten in Nederland zijn gerangschikt: op nummer 431 staat de gemeente waar het welzijn van kinderen en jongeren het best gewaarborgd is. Op basis van gegevens bezette Kaag in Braassem in Kinderen in tel 2010 de 345e plaats. In 2012 zijn we gestegen naar plaats 302. Dit betekent een daling van het welzijn van onze kinderen en jongeren. Dit wordt vooral veroorzaakt door een stijgend percentage nietwerkende jongeren van 16 t/m 22 jaar in gemeente Kaag en Braassem. Signaleren via JeugdMATCH loopt terug maar gebeurt wel efficiënt Organisaties melden kinderen waar grote zorgen om bestaan aan in Jeugdmatch.26 Op het moment dat een andere organisatie/hulpverlener het kind ook in Jeugdmatch zet, ontstaat er een ‘match’. Zo kan men met elkaar afstemmen wie welke hulp biedt. Over 2013, 2014 en het eerste kwartaal van 2015 laat het aantal signalen en matches een dalende trend zien. De redenen hiervoor kunnen te maken hebben met het feit dat een aantal partners in JeugdMATCH hun cliëntenaantallen zag teruglopen. Daarnaast ligt het 26
JeugdMatch is een elektronisch systeem, waarop iedere instelling/professional die en signaal heeft van een probleem of risico bij een jeugdige, dit signaal kan melden. Als twee of meer meldingen over een jeugdige zijn gedaan, ontstaat een match. De meldende professional ontvangt dan een e-mail waarin staat dat zij jeugdMatch moeten raadplegen. Op die manier kan overleg en afstemming plaatsvinden.
31
voor de hand dat het werken met JeugdMATCH in alle transitiedrukte geen hoge prioriteit heeft gehad. Des te opvallender is het gegeven dat de signalen in verhouding wel tot meer matches leiden. Het ‘rendement’ van het signaleren wordt feitelijk hoger. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat er ‘efficiënter’ wordt gesignaleerd; er worden vooral signalen afgegeven met een hoge matchkans (in het eerste kwartaal van 2015 is die kans ruim 50%). Wanneer we nader bekijken waar de signalen vandaan komen dan valt op dat in het eerste kwartaal van 2015 twee partijen aanzienlijk minder zijn gaan signaleren: Bureau Jeugdzorg/Jeugdbescherming West (de afdeling toegang bestaat niet meer dus deze signalen zijn vervallen) en Kwadraad. Halt, CTVS, Marente thuisbegeleiding en BKK zijn daarentegen meer gaan signaleren.27 Bereik van de jeugdgezondheidszorg De jeugdgezondheidszorg speelt een grote rol in preventie en richt zich, door middel van vaccinatie en screening, op het voorkomen van risico’s bij kinderen. Het Centrum voor Jeugd en Gezin speelt hierin een centrale rol. De ouders van kinderen die geen gebruik maken van de jeugdgezondheidszorg (JGZ) 0-4 jaar worden actief benaderd. In 2014 waren er 13 non-gebruikers in onze gemeente, waarvan 11 elders in zorg en 2 geen gebruik. MPO als werkwijze In 2010 werd gewerkt met het ZorgAdviesTeam (ZAT) 0-4 jaar. Hier werd casuïstiek besproken. Er was met name sprake van gedragsproblematiek. Inmiddels bestaat het ZAT niet meer. Sinds augustus 2014 is Passend Onderwijs van kracht en vanaf 2015 is het Kernteam actief in de gemeente. Men spreekt nu van MPO: meer partijen overleg. Alle partijen die met een kind of gezin te maken hebben, zijn dan betrokken. Er wordt niet meer vanuit verschillende disciplines gedacht. Alle aspecten rondom het gezin worden integraal bekeken. Daarbij wordt er niet gesproken óver, maar zo veel mogelijk mét de mensen. Het aantal MPO,s stijgt gestaag. In de periode september 2013 tot december 2014 vonden 52 MPO,s plaats*
4.3
Opvoed- en opgroeiondersteuning
Toename gebruik pedagogische hulp In 2013 maakten 29 op de 1.000 kinderen van 0-17 jaar gebruik van het preventief pedagogisch hulpaanbod28 (tegenover 35 op de 1.000 regionaal). In 2009 was het aantal kinderen dat hiervan gebruik maakte hoger, 32 op de 1.000 kinderen. In de tussenliggende periode was het lager.
27
Stand van zaken JeugdMATCH Onder preventief pedagogisch hulpaanbod valt: AMW opvoedingsondersteuning voor ouders en jeugdigen, opvoedbureau, cursussen/themabijeenkomsten voor ouders, projecten voor ouders, schoolmaatschappelijk werk, jongerenloket, JPT/JPP, Stevig Ouderschap, ReSet, BKK en Home Start. *Bron :rapportage verantwoording Driemaster 2014 28
32
Gebruik preventief pedagogisch hulpaanbod 2010-2013 in Kaag en Braassem Opvoedbureau 2010 2013
43 38
SMW basisonderwijs 56 66
SMW voortgezet onderwijs 28
AMW
47 22
Jeugd Preventie Team 20 24
Stevig Ouderschap plus 16 16
Home Start
ReSet
1 2
9 3
De toename in het gebruik van pedagogische hulp komt vooral door een stijgend gebruik van het schoolmaatschappelijk werk (SMW) primair onderwijs (PO) en voortgezet onderwijs (VO) en het JPT. Ook zijn in 2013 – in tegenstelling tot voorgaande jaren – weer gegevens van Stevig Ouderschap beschikbaar. Bij ReSet is het gebruik beperkt tot het eerste halfjaar van 2013 in verband met de afbouw van provinciale subsidie. Alleen bij het algemeen maatschappelijk werk (AMW) is een daling te zien van vragen over de opvoeding. Toename begeleiding jongeren door schoolmaatschappelijk werk In het schoolmaatschappelijk werk (SMW) VO fluctueert het aantal begeleide jeugdigen. In 2013 ging het om bijna 800 leerlingen, in 2012 om 670 en in 2011 om circa 750 in de regio. Er is geen goed zicht op het aantal begeleide leerlingen per gemeente, omdat per school geregistreerd wordt en niet naar woonplaats van de leerling. In Holland Rijnland maakt 2,3% van de 12-17-jarigen gebruik van het SMW VO. Kwadraad signaleert binnen het SMW PO en VO een toename van problemen rond nieuw samengestelde gezinnen. In diverse gemeenten in Holland Rijnland worden – met succes – KIES-groepen (Kinderen In Echtscheiding Situatie) georganiseerd. Binnen het SMW is bij pubers een toename te zien van zelfdodings- en somberheidsgedachten. Het aantal gezinnen dat deelneemt aan Stevig Ouderschap neemt toe Bij Stevig Ouderschap wordt een programma van pedagogische interventie aangeboden aan alle gezinnen met een verhoogd risico op ernstige opvoedingsproblematiek en kindermishandeling. In 2014 hebben tien van de 230 ouders van de kinderen die in 2014 zijn geboren, deelgenomen aan Stevig Ouderschap (9 nieuwe ouders en 1 prenatale). Aantal gezinnen dat heeft deelgenomen aan Stevig Ouderschap Kaag en Braassem
2007 7
2008 7
2009 8
2010 10
2014 16
De doelgroep van Stevig Ouderschap plus zijn ouders/opvoeders met een verhoogd risico op opgroei- en opvoedproblemen, waaronder kindermishandeling. Specifiek gaat het om ouders/opvoeders die het PGO groep 2 bezoeken, en ouders/opvoeders met een verhoogd risico op opgroei- en opvoedproblemen, die vóór het PGO groep 2 onder de aandacht van de JGZ worden gebracht door ofwel de JGZ 0-4 jaar of intern begeleiders van de basisscholen. In 2014 hebben in Kaag en Braassem 13 interventies Stevig Ouderschap Plus plaatsgevonden. Home Start Home Start is een programma van Humanitas voor opvoedingsondersteuning aan ouders met jonge kinderen. Vrijwilligers bieden via een wekelijks bezoek ondersteuning, praktische
33
hulp en vriendschap aan ouders met tenminste één kind van zes jaar of jonger. In 2013 werden twee gezinnen begeleid door Home Start. Bijna verdubbeling ReSet ReSet biedt kortdurende, intensieve en veranderingsgerichte begeleiding aan gezinnen met kinderen, gericht op zelfstandigheid en preventie van geïndiceerde zorg. De begeleiding is erop gericht ouders in staat te stellen de opvoeding van hun kind(eren) weer zelfstandig ter hand te nemen. In 2013 is in Kaag en Braassem voor drie gezinnen ondersteuning en begeleiding ingezet via Reset. Vanwege het wegvallen van provinciale subsidie is de financiering van Reset voor rekening gekomen van de gemeenten. Dit heeft geleid tot een vermindering van inzet in onze gemeente. In 2014 heeft de Driemaster opvoedondersteuning ingehuurd bij de Opvoedpoli. Deze nieuwe partner heeft diverse deskundigheden op het gebied van opvoedproblematiek in huis en kan daardoor snel handelen. In 2014 werd deze vorm van ondersteuning ingezet in vijf situaties waar sprake was van meervoudige problematiek. Jeugdgezondheidszorg De GGD heeft een aanbod maatwerkproducten aan jeugdigen in Kaag en Braassem. Deze producten hebben een signalerende functie en vallen onder het preventief pedagogisch hulpaanbod. Over het jaar 2014 zijn er de volgende gegevens beschikbaar: In 2014 is in zes situaties Integrale Vroeghulp ingezet (tegenover vijf in 2013). Doel hiervan is het verwijzen naar de juiste instanties en ervoor zorg dragen dat deze instanties goed samenwerken in het belang van het kind. Daarnaast heeft de ondersteuning tot doel om motorische of psychische achterstand bij kinderen te voorkomen of vroegtijdig te signaleren. In Kaag en Braassem wordt per 2013 niet langer gebruik gemaakt van het cursusbureau van de GGD, maar realiseert het CJG zelf een cursusaanbod opvoedondersteuning voor ouders. Dit sluit beter aan op de vraag. Het aantal ouders dat deelneemt aan een cursus is gestegen van 34 in 2010 naar 85.29 Veel vragen over echtscheiding bij het CJG In bijna alle gemeenten worden bij het Opvoedadviespunt veel vragen over echtscheiding gesteld. Die vragen gaan onder meer over het maken van een ouderschapsplan, maar ook zijn er vragen tijdens en na de echtscheiding. In toenemende mate zijn er vragen van ouders die niet kúnnen scheiden (vanwege de financiën en/of het niet kunnen verkopen van hun huis), de spanning die dit oproept en de invloed daarvan op het gedrag van kinderen. Ook wordt regelmatig advies gevraagd door ouders in nieuw samengestelde gezinnen. Uit de rapportage van de Driemaster blijkt dat het aantal ouders dat gebruik gemaakt heeft van individuele en groepsgewijze ondersteuning is gestegen van 219 naar 798 (*rapportage Driemaster 2014). Zelfredzaamheid van ouders is steeds belangrijker in de huidige maatschappij.
29
Rapportage CJG, maart 2014
34
Problemen door het gebruik van sociale media en pestgedrag Jongeren in Kaag en Braassem hebben relatief vaker ernstige problemen door het gebruik van sociale media dan jongeren in andere gemeenten. Ruim de helft van de jongeren in Kaag en Braassem (58%) heeft wel eens problemen door het gebruik van sociale media. Vijftien procent heeft ernstige problemen door het gebruik van sociale media, meisjes iets vaker dan jongens. Het regionaal gemiddelde is 12%. Gebrek aan slaap komt het meest voor. Tien procent van de jongeren geeft aan wel eens te zijn gepest. Dit is gelijk aan het regionaal gemiddelde. Ten opzichte van Hollands Midden heeft Kaag en Braassem verhoogde percentages voor jongeren die zeggen zelf te pesten op school (12% tegenover 9%).
Puberbeurs Om ouders en professionals te inspireren en informeren, organiseert het CJG een gratis informatiebeurs over het opvoeden van pubers (kinderen en jongeren in de leeftijd van 10 tot 19 jaar). Vorig jaar waren de centrale thema’s alcohol en drugs. Dit jaar zijn dat social media en pesten.
Stijging aantal 1 gezin / 1 plan Het aantal deelnames aan 1 gezin / 1 plan (1G/1P) is met 50% gestegen van 10 naar 15 in 2014. Het aantal malen dat de jeugdgezondheidszorg coördineerde, is ook met 50 % toegenomen.
4.4
Jeugdhulp
Van Bureau Jeugdzorg naar Kernteam Kaag en Braassem Tot 1 januari 2015 vormde Bureau Jeugdzorg de algemene toegangspoort tot jeugdzorg. Vanaf 1 januari is het Kernteam Kaag en Braassem hiervoor aangewezen. Het Kernteam verschilt van de toegang van Bureau Jeugdzorg (BJZ). Bureau Jeugdzorg vormde alleen toegang tot Jeugdzorg (informatie, advies, indicatie), het Kernteam daarentegen biedt ook zelf jeugdhulp. Daarnaast is het Kernteam een integraal team, dus niet alleen voor jeugdigen en jongeren, maar ook voor volwassenen. Voor het jeugdgedeelte zijn de volgende expertises in het Kernteam beschikbaar: kennis van jeugdigen en jongeren met verstandelijke beperkingen (Gemiva) of psychische problematiek (Curium), opvoedproblematiek (Jeugdbescherming west en Cardea), brede kennis en cliëntondersteuning (MEE) en maatschappelijk werk (Kwadraad). Toegang tot jeugdhulp: aantal aanmeldingen neemt toe Het aantal aanmeldingen bij Bureau Jeugdzorg is de afgelopen jaren licht toegenomen. Vanaf 2015 is deze stijging groter geworden. Dit heeft te maken met de komst van het Kernteam Kaag en Braassem, dat een andere functie heeft dan de voormalige toegang van Bureau Jeugdzorg, waardoor meer mensen een beroep (kunnen) doen op haar dienstverlening.
35
Aantal aanmeldingen toegang Kaag en Braassem 2010 (BJZ) 76
2013 (BJZ) 89
2014 (BJZ) 92
e
1 kwartaal 2015 (KT) 74
Daling van het aantal indicatiebesluiten en zorgaanspraken Bureau Jeugdzorg geeft indicaties af voor de verschillende soorten jeugdzorg, namelijk de jeugd-ggz en de provinciale jeugdzorg. Indicaties voor overige AWBZ-zorg gaan via het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). In 2013 zijn voor Kaag en Braassem 94 indicatiebesluiten afgegeven. Dit betekent een daling ten opzicht van 2010 toen er 103 indicaties zijn afgegeven. Uit een indicatiebesluit volgt het recht op hulp voor een cliënt: één of meerdere zorgaanspraken. In 2013 werden 315 zorgaanspraken afgegeven voor inwoners van Kaag en Braassem. In 2010 ging het om 342 zorgaanspraken. Overzicht zorgaanspraken (factsheet Bureau Jeugdzorg 2013) Ggz/awbz 2010 2013
129 102
Gesloten jeugdzorg en provinciale jeugdzorg 213 213
Totaal 342 315
Vanaf 2015 worden geen indicatiebesluiten meer afgegeven. Waar mogelijk wordt jeugdhulp via een algemene voorziening ingezet (zoals het Kernteam, zonder beschikking). Waar nodig wordt specialistische hulp ingeschakeld. Ook dan wordt niet altijd een beschikking afgegeven, maar kan een verwijzing volstaan. Duidelijke cijfers ontbreken dan ook.
4.4.1
Jeugdhulp zonder verblijf
Op 1 januari 2015 had 5,1% van het totaal aantal jeugdigen en jongeren jeugdhulp zonder verblijf (in absolute cijfers: 285 jeugdigen en jongeren). Dit percentage komt overeen met het regionaal gemiddelde in Holland Rijnland. Jeugdhulp zonder verblijf bestaat de volgende drie onderdelen: - Ambulante hulp op locatie van de aanbieder, zoals gesprekken met een psychiater op diens praktijk (o.a. jeugd-ggz) - Jeugdhulp in het netwerk van de jeugdige, zoals thuisbegeleiding van een jongere met een verstandelijke beperking - Daghulp op locatie van de aanbieder, zoals dagbesteding Vooral begeleiding aan jongeren met een verstandelijke beperking Onderdeel van ambulante jeugdhulp is begeleiding. Op 1 januari 2015 hadden circa 15 jeugdigen een indicatie voor individuele begeleiding op grond van de AWBZ en circa 15 jeugdigen voor begeleiding groep.30 Dit is een gelijk aantal ten opzichte van 1 januari 2014. In 2010 hadden echter nog 44 jeugdigen een indicatie voor begeleiding. Op 1 januari 2014 en 2015 was “verstandelijke beperking” de enige grondslag voor begeleiding, soms wel in
30
CIZ
36
combinatie met psychische problematiek. Over ambulante hulp vanuit de jeugd-GGZ ontbreken recente gegevens.
4.4.2
Jeugdhulp met verblijf
Op 1 januari 2015 maakten 10 jeugdigen en jongeren uit onze gemeente gebruik van jeugdhulp met verblijf. Dit is 0,2% van het totaal aantal jeugdigen en jongeren tot en met 17 jaar in onze gemeente. In 2012 maakten 14 kinderen gebruik van residentiële jeugdzorg, circa 0,25% van het totaal aantal kinderen.
4.5
Persoonsgebonden budgetten
In het eerste half jaar van 2015 zijn 42 persoonsgebonden budgetten (pgb’s) verstrekt voor maatwerkvoorzieningen. In 2014 waren dit er 61. De afgegeven pgb’s voor jeugd worden vaak gebruikt om een combinatie van individuele begeleiding, groepsbegeleiding, kortdurend verblijf en persoonlijke verzorging in te kopen. Slechts veertien van de afgegeven pgb’s in 2014 werden gebruikt voor het inkopen van één type ondersteuning (dertien pgb’s voor individuele begeleiding en één voor groepsbegeleiding).
37
5. Werken, leren en economie Hoofdstuk vijf gaat in op het opleidingsniveau van onze inwoners. Ook is er meer informatie te vinden over de werkgelegenheid en (werkloosheids)uitkeringen in onze gemeente.
5.1
Opleidingsniveau
Aantal leerlingen en studenten in Kaag en Braassem blijft gelijk In totaal zitten er 1.621 leerlingen in het voortgezet onderwijs. Er volgen 696 studenten een mbo-opleiding en 793 gaan naar hbo en wo. Leerlingen voortgezet onderwijs Kaag en Braassem (ministerie OCW, Dienst Uitvoering Onderwijs, schooljaar 2013/2014) Totaal Voortgezet Praktijkonderwijs en Havo, Vwo, onderwijs vmbo, vanaf klas 3 klas 3 t/m 5 klas 3 t/m 6 leerjaar 1/2 Schooljaar 1.617 658 316 307 336 2010/2011 Schooljaar 1.621 682 340 288 311 2013/2014 Studenten mbo, hbo en wo Kaag en Braassem (ministerie OCW, Dienst Uitvoering Onderwijs, schooljaar 2013/2014) mbo hbo en wo Totaal bbl bol Totaal hbo wo Schooljaar 2010/2011 Schooljaar 2013/2014
693
277
416
798
574
224
696
216
480
793
592
201
Overwegend laag en middelbaar opleidingsniveau in beroepsbevolking Het opleidingsniveau in de gemeente laat zich typeren door een overwegend laag en middelbaar profiel. Het aandeel hoogopgeleiden is ongeveer een kwart, tegenover landelijk een derde.31 Regionaal gezien is de verhouding laag + middelbaar opgeleid versus hoog opgeleid 66 : 34. Als we het dit lokaal bekijken dan is die verhouding 74 : 26. De positie van laagopgeleiden zal mogelijk verder in het gedrang komen als gevolg van technologische ontwikkelingen en hevige concurrentie op de arbeidsmarkt. De groep laagopgeleiden is kwetsbaar door verdringing op de arbeidsmarkt door hoger opgeleiden.32
31 32
CBS, 2013 UWV: arbeidsmarktbeschrijving
38
Overzicht opleidingniveau (Tympaan) Opleidingsniveau Kaag en Braassem Nieuwkoop Alphen aan den Rijn Nederland
5.2
% Elementair + Laag 27,0 27,5 19,8 22,5
% Middelbaar opgeleiden 47,3 46,0 44,6 43,8
Totaal % laag + middelbaar 74,3 73,5 64,4 66,3
% Hoog opgeleiden 25,7 26,5 35,6 33,7
Leerplicht
Alle kinderen tussen 5 en 16 jaar die in Nederland wonen, zijn leerplichtig. Zij moeten onderwijs volgen op de school waar ze staan ingeschreven. De leerplicht duurt tot en met het einde van het schooljaar waarin het kind 16 jaar wordt. Met de kwalificatieplicht wordt de leerplicht verlengd tot de dag dat de leerling een startkwalificatie heeft gehaald, of tot de dag dat de leerling 18 jaar wordt. Een startkwalificatie is (minimaal) een vwo-diploma, havodiploma of een mbo-diploma op niveau 2 of hoger. Op 1 januari 2014 woonden in de gemeente Kaag en Braassem 4.093 leerplichtige en kwalificatieplichtige leerlingen (5 t/m 17 jaar). Het Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland (RBL) voert voor twaalf gemeenten in de regio Holland Rijnland de Leerplichtwet uit. Kaag en Braassem is één van die gemeenten. Daarnaast is het RBL verantwoordelijk voor de uitvoering van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) voor voortijdig schoolverlaten. Zeven aanvragen voor vrijstelling leerplicht In 2013-2014 zijn zeven vrijstellingsaanvragen gedaan bij het RBL voor leerlingen uit Kaag en Braassem. In het schooljaar 2009-2010 waren dit er nog zestien. Van de zeven aanvragen waren er vier op basis van lichamelijke of psychische gronden, twee aanvragen voor het volgen van onderwijs in het buitenland en één vrijstelling wegens het volgen van ander onderwijs aan kwalificatieplichtigen.33 Zij zijn allemaal toegekend.
5.3
Voortijdig schoolverlaten en schoolverzuim
Aantal voortijdig schoolverlaters blijft over de jaren gelijk Op 1 oktober 2014 stonden 2.268 jongeren als voortijdig schoolverlater (vsv) geregistreerd in de RMC-regio Zuid-Holland Noord (1.565 oud en 703 nieuw). Van de totaal 703 nieuwe vsv’ers34 komen er 42 uit Kaag en Braassem. Dit aantal is ongeveer gelijk aan 2009-2010 en 2010-2011.
33
Jaarverslag Regionaal Bureau Leerplicht 2013-2014 Jongeren tot 23 jaar die in het schooljaar 2013-2014 zijn uitgeschreven van school, nog geen startkwalificatie hebben en op 1 oktober 2014 niet ingeschreven staan op een opleiding. 34
39
Overzicht voortijdig schoolverlaten (cijfers VTV verkenning ministerie OC&W en jaarverslag RBL 2013-2014) Aantal voortijdig schoolverlaters Percentage
2005/06 60
2007/08 65
2008/09 66
2009/10 42
2010/11 35
2,6%
2,8%
2,9%
1,8%
2,1%
2012/13 28
-
2013/14 42
-
Ongeoorloofd schoolverzuim is laag Over 2,7% van de leerlingen die in de leerplichtregio Holland Rijnland wonen, is een melding van ongeoorloofd verzuim gedaan. Van de leerlingen die in Leiden wonen, ligt dit percentage hoger met 3,8%. In Kaag en Braassem (2%), Noordwijkerhout, Oegstgeest en Teylingen zijn significant minder leerlingen met verzuim gemeld dan gemiddeld. Kaag en Braassem heeft de laagste percentages van luxeverzuim en spijbelverzuim van alle gemeenten in de regio. Ook is relatief weinig spijbel/signaalverzuim gemeld. In 2013-2014 was het aantal meldingen van relatief verzuim 109 (totaal 2382) en in 20122013 was dit 76 (totaal 1776).35 Desalniettemin is het aantal meldingen 43% hoger. Dit komt omdat scholen verzuim steeds beter melden. Alle dertien scholen in Kaag en Braassem zijn bezocht door de leerplichtambtenaar. De verzuimregistratie van deze scholen is op orde. Beter zicht op thuiszitters en zorgleerlingen In het schooljaar 2013-2014 zijn in totaal 25 leerlingen als thuiszitter geregistreerd en 56 als zorgleerling. Het RBL heeft sinds begin van het schooljaar 2013-2014 een definitie opgesteld voor zorgleerlingen, waardoor nu vermoedelijk meer jongeren als zorgleerling geregistreerd staan dan het jaar ervoor. Ook heeft het RBL de leerlingen die tijdelijk niet naar school gaan nog beter in het zicht waardoor het aantal zorgleerlingen nu hoger uitvalt dan vorig schooljaar en het aantal thuiszitters lager. Aantal thuiszitters en zorgleerlingen in Kaag en Braassem 2012/2013 2013/2014
Thuiszitter 3 1
Zorg 1 3
In beide schooljaren betrof het vier leerlingen. De aantal zijn echter omgekeerd. Van de geregistreerde zorgleerlingen gaat één weer naar school, één volgt een hulpverleningstraject en van één jongere was het proces aan het eind van het schooljaar nog open. Eind mei 2015 zijn er in onze gemeente officieel (bij het RBL bekend): - twee thuiszitters (die beide op een wachtlijst staan voor het voortgezet speciaal onderwijs); - drie zorgleerlingen (waar zorg in zit en gesprekken zijn met passend onderwijs om de beste plek te arrangeren); - daarnaast zijn er nog twee gezinnen waar structurele schooluitval dreigt. Deze leerlingen zijn in beeld en het kernteam is betrokken. 35
Jaarverslag Regionaal Bureau Leerplicht 2013-2014
40
5.4
Economie en werkgelegenheid
Arbeidsmarktregio Holland Rijnland De gemeente Kaag en Braassem ligt aan de provinciegrens van Zuid- en Noord-Holland en ligt in de noordelijke hoek van het Groene Hart. Kaag en Braassem maakt – samen met Alphen aan den Rijn, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Hillegom, Teylingen en Zoeterwoude – onderdeel uit van de arbeidsmarktregio Holland Rijnland. Die regio heeft 524.447 inwoners.36 Industrie en groothandel bestaat naast zakelijke diensten en detailhandel In 2014 heeft het UWV een arbeidsmarktanalyse opgesteld voor de arbeidsmarktregio Holland Rijnland. Zakelijke diensten, industrie, handel en zorg & welzijn zijn belangrijke sectoren (65% van alle banen). Ten opzichte van Nederland valt op dat vooral het aandeel banen in de zorg en welzijn, onderwijs, (groot- en detail)handel en de landbouw hoog is. Kenmerkend voor de regio Holland Rijnland is het naast elkaar bestaan van enerzijds grote vroeg cyclische sectoren (industrie en groothandel) en anderzijds grote laat cyclische sectoren (zakelijke diensten en detailhandel). Een grote component in de regionale werkgelegenheid vormen hiernaast ook sectoren die sterk afhankelijk zijn van kabinetsmaatregelen (onderwijs, zorg en welzijn). Land- en tuinbouw en bouw sterk vertegenwoordigd in Kaag en Braassem Specifiek voor Kaag en Braassem zijn de tuinbouw en bouwnijverheid sterk vertegenwoordigd. In Kaag en Braassem gaat het om respectievelijk circa 1.200 werknemers in de land- en tuinbouw, met name in de sierteelt en 1.000 werknemers in de bouw (KvK, 2014). Dit maakt het aandeel mensen dat werkt in de landbouw bijna drie keer zo groot dan het landelijk aandeel. Ook de bouwnijverheid heeft relatief veel vestigingen. Wel heeft de bouw de afgelopen jaren in het bijzonder veel ingeleverd qua werknemersaantallen. Zo is het aantal werknemers in deze tak sinds 2008 met circa 19% afgenomen (Lisa, 2014). Alle andere sectoren hebben daardoor een iets minder groot aandeel in het aantal bedrijfsvestigingen. De dienstverlening omvat een diverse verzameling dienstverlenende bedrijven, van schoonmaak tot advocatuur, van religieuze organisaties tot software ontwikkelaars en van makelaars tot kappers. Opgesplitst resulteert dit relatief kleine sectoren.
36
http://www.regioatlas.nl/kaarten#_arbeidsmarktregios
41
Overzicht het aandeel per sector
Vestigingen van bedrijven 2015, aantallen per bedrijfstak (CBS)
Binnen de land- en tuinbouw is het aantal bedrijven in de akkerbouw sterk gegroeid. Zowel in aantal, van 30 naar 41 bedrijven, als in oppervlakte van 723 hectare naar 780 hectare. Hier staat tegenover een afname van het aantal bedrijven in de tuinbouw. Van 215 bedrijven in 2012 tegenover 188 bedrijven in 2014; de afname van 6% aan oppervlakte glas en een afname van 7% aan oppervlakte open tuinbouwgrond. Sport, recreatie en toerisme als groeiende sectoren in onze gemeente De snelst groeiende sectoren sinds 2012 zijn cultuur/sport/recreatie, verhuur overige zakelijke diensten, industrie en bouw. Kaag en Braassem streeft ernaar een mooie recreatiegemeente te zijn. In samenwerking met de gemeente voert de Stichting Kaag en Braassem Promotie het gemeentelijk recreatiebeleid uit. Uit het meerjareninvesteringsplan ‘Recreatief Kaag en Braassem Fase 1: het perspectief’ blijkt dat er volop kansen liggen voor investeringen in de recreatieve sector, en dan met name in de verblijfsrecreatieve sfeer.
42
Spanning tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt Eind 2014 is er in Holland Rijnland een hogere vraag naar informatica beroepen dan er aanbod is. Ook is er vraag naar medische en paramedische beroepen en verzorgende en dienstverlenende beroepen, maar hiervoor is het aanbod van werkzoekende ruim. De meeste vraag is er naar economische- en administratieve beroepen maar hiervoor is het aanbod zeer ruim. Er zit groei in de werkgelegenheid in de logies-, maaltijd en drankverstrekking, zakelijke dienstverlening, cultuur, sport en recreatie, maar dit zijn geen branches van grote betekenis voor de werkgelegenheid. Voor de Greenports, logistiek en transport, food, feed and beverages, techniek, ICT, onderwijs en gezondheidszorg en zorg in verpleeg- en verzorgingshuizen wordt verwacht dat het aanbod personeel tot 2018 meer dan voldoende is. Mogelijk ontstaan er wel tekorten voor enkele beroepen binnen deze sectoren. Binnen het cluster Life Sciences & Health (gezondheidszorg voor mens en dier: bedrijven kennisinstellingen, medische technologie, (bio)farmacie en regeneratieve geneeskunde. is er wel behoefte aan meer, vooral hoogopgeleid personeel. De werkgelegenheid in de bouw, verhuur en handel van onroerend goed en de financiële dienstverlening, onderwijs en overheid is hard teruggelopen. Werkgelegenheid is gelijk gebleven Ten opzichte van 2010 is de werkgelegenheid vrijwel gelijk gebleven. Er zijn in Kaag en Braassem 6.800 banen37 (tegenover 6.890 in 2010), dit zijn 41 banen per 100 inwoners. In Holland Rijnland is dit aanbod 57. Voor de omliggende gemeenten Nieuwkoop en Alphen aan den Rijn is dit respectievelijk 45 en 56 banen per 100 inwoners.38 Aanbod beschikbare banen per 100 inwoners 15-64 jaar Kaag en Braassem Nieuwkoop Alphen aan den Rijn 41 45 56
Holland Rijnland 57
De omvang van onze werkzame beroepsbevolking in 2014 bedraagt 14.000 (CBS). Dit is dus twee keer zo groot als de werkgelegenheid. Een groot deel van onze werkzame bevolking is daarmee afhankelijk van de banen in de regio. Het grootste deel van de beroepsbevolking van Kaag en Braassem werkt in een andere gemeente/arbeidsmarktregio. Uit pendelcijfers van het CBS (2011) blijkt dat circa 32% binnen de eigen gemeente werkt. De grootste uitgaande pendelstromen zijn naar overig Groene Hart (20%), Leiden-Bollenstreek (20%) en de as Schiphol-Amsterdam (21%). Tussen 2008 en 2013 neemt het aantal werkzame personen wisselend toe en af. In 2013 hadden 205.471 personen in Holland Rijnland een baan.
37 38
Tympaan RIS Kerncijfers Holland Rijnland 2014-2015
43
Het aantal bedrijfsvestigingen in Kaag en Braassem is in 2011-2014 met 7% toegenomen. In absolute aantallen betreft dit +90 vestigingen. Het aantal banen in Kaag en Braassem is met 0,6 % toegenomen (absoluut aantal is +40). Aantal banen en bedrijfsvestigingen in Kaag en Braassem Banen Bedrijfsvestigingen Kaag en Kaag en Braassem Braassem 2010 6.920 1.220 2011 6.780 -2% 1.350 2012 6.800 +0,3% 1.330 2013 6.950 +2,2% 1.330 2014 6.960 +0,1% 1.310
+10% -2% +0% -2%
Ondernemersvertrouwen blijft gelijk Het ondernemersvertrouwen is het gemiddelde saldi van de verwachtingen met betrekking tot omzet, export, werkgelegenheid en investeringen voor het volgende jaar. Volgens de arbeidsmarktmonitor Rijn-Gouwe (2014) is het aantal ondernemers dat verwacht dat het in 2014 beter gaat dan in 2013 iets groter dan het aantal ondernemers dat verwacht dat het slechter gaat (saldo 2,5%). De ondernemers verwachten dat de omzet, de personeelssterkte en de investeringen gelijk zullen blijven. Flexibele arbeid is de trend Werkgevers gebruiken steeds vaker een flexibele schil om de bedrijfsomvang snel aan te kunnen passen aan de veranderende vraag. Werkgevers maken steeds vaker gebruik van flexibele arbeidskrachten. In 2008 had 16,1% van de werkzame beroepsbevolking in Nederland een flexibel contract, in 2013 is dat 18,1%. Vooral het percentage jongeren met een flexibele arbeidsrelatie (42%) is hoog. Aanbod groter dan aantal vacatures In 2013 bedroeg het aantal openstaande vacatures in de regio Holland Rijnland gemiddeld 815, in 2014 was dit 1028. Daarentegen waren er 11.350 WW uitkeringen in 2014. Dit betekent dat er gemiddeld 1028 openstaande vacatures zijn, en een tienvoud aan werkzoekenden. De inwoners van Kaag en Braassem kenmerken zich door een hoge arbeidsmoraal met een hoge arbeidsparticipatie. Het aantal werkenden ligt hier met bijna 76% beduidend hoger dan het landelijk gemiddelde van 66% (UWV 2014). Hoogste arbeidsparticipatie van vrouwen in de regio De arbeidsparticipatie van vrouwen in Kaag en Braassem was in 2008-2010 het laagste van de regio Holland Rijnland. In 2011-2013 is de participatie van vrouwen gestegen van 59% naar 71%.39 Samen met Hillegom is dit nu het hoogste van de regio.
39
Kerncijfers Holland Rijnland 2014-2015
44
Arbeidsparticipatie gemeten over de periode 2008-2013 Totale arbeidsparticipatie
Kaag en Braassem Holland Rijnland
2008-2010 72% 73%
2011-2013 77% 73%
Participatie mannen 2008-2010 84% 81%
2011-2013 82% 80%
Participatie vrouwen 2008-2010 59% 65%
2011-2013 71% 65%
Extern
Intern
Ondernemersklimaat Om het ondernemersklimaat te optimaliseren, economische groei te stimuleren en de werkgelegenheid te faciliteren heeft de gemeente samen met de ondernemersverenigingen en branchevertegenwoordigingen de aandachtspunten voor de economische ontwikkeling binnen de gemeente verzameld. De punten zijn ingedeeld in een SWOT-analyse. Sterktes
Zwaktes
- Groot land- en (glas-)tuinbouwcluster - Ruimte voor bedrijfsontwikkeling - Ligging in Groene Hart / Hollands Plassengebied voor recreatie - Ligging in Randstad - Ondernemerschap en mentaliteit
- Traditionele economische en ruimtelijke structuur, samenwerking bedrijfsleven verdeeld - Ontbrekende delen in recreatie infrastructuur - Branding, marketing en ‘plakkracht’ van de gemeente - Bereikbaarheid land- en tuinbouwgebieden en bedrijventerreinen - Versnipperd economisch beleid & budget, geen focus
Kansen
Bedreigingen
- Doorontwikkeling ondernemingsklimaat - Innovatie/Vernieuwing/Duurzaamheid - Benutten groeipotentieel recreatie - Uitvoeringsagenda Greenport Aalsmeer - Verkennen groeipotentieel logistieke sector en watergebonden bedrijvigheid
- Niet aanhaken op innovatie/vernieuwing b.v. detailhandel en online-shoppen - Bestuurlijke samenwerking zonder daadkracht/praatcultuur - Ontoereikend openbaar vervoer - Moeizame afstemming tussen gemeente en andere overheden
Interviews met diverse ondernemers van Kaag en Braassem hebben o.a. tot de volgende speerpunten geleid: profileren, het openbaar vervoer, afstemmen van bestemmingsplannen, innovatie, duurzaamheid. Het ondernemersklimaat wordt als goed ervaren (maar kan altijd beter).
5.5
Werkeloosheidsuitkeringen en inkomensondersteuning
Stijgende lijn in werkloosheidsuitkeringen Wie zijn baan verliest, ontvangt eerst een werkeloosheidsuitkering (WW). Als de WW is beëindigd, krijg je eventueel een bijstandsuitkering. Of je recht hebt op een bijstandsuitkering hangt af van de persoonlijke situatie en wordt getoetst aan wettelijke eisen.
45
Verloop werkloosheidsuitkeringen (Kerncijfers Holland Rijnland 2014-2015)
Kaag en Braassem Holland Rijnland Nederland
2008
2009
2010
2011
2012
2013
150 3.980 170.830
240 6.180 269.860
270 6.730 263.740
310 6.740 269.900
370 8.430 340.170
510 11.350 437.730
Zowel lokaal, regionaal als landelijk is er in de periode 2008-2013 een stijgende lijn te zien in het aantal werkloosheidsuitkeringen. Tussen 2012 en 2013 is er een grote stijging. In Kaag en Braassem hebben 515 mensen een werkloosheidsuitkering. Meer inwoners hebben inkomensondersteuning nodig Het aantal inwoners uit Kaag en Braassem dat een beroep doet op inkomensondersteuning is, als gevolg van de uitzonderlijke arbeidsmarktsituatie, extreem gestegen ten opzichte van de regio Holland Rijnland: 27% tegenover 11% in 2014. Eind 2014 hebben 198 inwoners inkomensondersteuning. Inkomensondersteuning op grond van de WWB, IOAW, IOAZ en BBZ Instroom K&B 2011 2012 2013 2014
Uitstroom K&B
Stand 31-12
39 68 45
130 150 156 198
59 74 87
+15% +4% +27%
Stand 31-12 Holland Rijnland (zonder K&B 5400 5690 6230 6950
+5% +9% +11%
Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen Totaal Kaag en Braassem Eind 2010 Eind 2013 Holland Rijnland Eind 2010 Eind 2013 Nederland Eind 2010 Eind 2013
WAO, WAZ en Wajong WAO WAZ Wajong
WIA IVA en WIA WGA Totaal IVA WGA
600 540
400 310
50 30
150 200
120 170
30 50
90 120
17.880 16.140
11.100 8.610
660 440
6.120 7.090
2.540 4.300
620 1.130
1.920 3.170
699.630 612.360
467.220 356.700
29.310 18.750
203.100 236.910
106.490 179.330
26.800 48.790
76.690 130.540
46
Beleidsplan “Rijnstreek werkt” Op 8 juni 2015 heeft de gemeenteraad het beleidsplan “Rijnstreek werkt” vastgesteld. Dit plan is samen met Alphen aan den Rijn en Nieuwkoop opgesteld. De raad heeft daarbij besloten om mensen met een perspectief op betaald werk te ondersteunen naar werk: dit zijn mensen die kansrijk zijn op de arbeidsmarkt en veel eigen kracht tot mensen bij wie nog wel gewerkt moet worden aan kansen op de arbeidsmarkt maar waarbij eigen kracht aanwezig is. Ook alle jongeren krijgen ondersteuning. Voor hen worden onder andere de volgende instrumenten ingezet: mobiliteitscentrum, bemiddeling, workshops, leerwerkplekken, participatieplaatsen etc. Mensen met minimale kansen op de arbeidsmarkt en waarbij veel ondersteuning is, komen in aanmerking voor bijvoorbeeld sociale activering en tegenprestatie. Beschut werk De voorziening beschut werken is bedoeld voor mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische problematiek een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, dat niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt (ook niet in een garantiebaan). Het UWV stelt vast of iemand behoort tot de doelgroep beschut. Dit is gemaximaliseerd van 1 plaats in 2015 tot 3 plaatsen in 2018 voor inwoners van Kaag en Braassem. Tegenprestatie De tegenprestatie is één van de instrumenten om toekomstige re-integratie te bevorderen. Een tegenprestatie bestaat uit het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden. Het doel is niet direct gelegen op inschakeling op de arbeidsmarkt. De tegenprestatie kan bijdragen aan de ontwikkeling van uitkeringsgerechtigden maar mag niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. In Kaag en Braassem gaat het om jaarlijks maximaal 20 uur per week en 500 uur per jaar. TOM in de buurt voert de tegenprestatie uit voor onze gemeente. In het eerste half jaar van 2015 zijn hierover nog geen cijfers bekend. Vooral laagopgeleide inwoners hebben een uitkering Als we naar het opleidingsniveau kijken van de inwoners van Kaag en Braassem die afhankelijk zijn van een uitkering voor inkomensondersteuning is de verhouding laag/middelbaar opgeleid versus hoog opgeleid 93 / 7. Zeventig procent is laaggeschoold en heeft geen startkwalificatie. Opleidingniveau van inwoners die een beroep doen op WWB, IOAW, IOAZ of BBZ
HBO en hoger MBO niveau 3-4 Geen startkwalificatie Opleiding onbekend
Aantal
%
13 46 113 26
7% 23% 57% 13%
47
Van de instroom van 2014 is meer dan derde van niet-westerse afkomst. Van deze groep inwoners heeft het merendeel geen startkwalificatie. Meer dan 60% van de inwoners in de WWB is alleenstaand, 20% is alleenstaande ouder of gehuwd. Laagopgeleide alleenstaanden zijn daarmee een kwetsbare groep om in de WWB te belanden. Aantal uitkeringen stijgt het meest onder 45-65 jarigen Het aantal WW-uitkeringen is regionaal tussen 2010 en 2014 het sterkst gegroeid in de leeftijdscategorie 55 tot 65 jaar (97%). Analyse van ons WW-bestand op leeftijd laat een opvallende stijging zien bij 45 tot 65 jaar. Kaag en Braassem heeft het grootste aandeel 50+ in de WW van heel Holland Rijnland, namelijk 58%. Het gemiddelde in Holland-Rijnland ligt op 50% (UWV 2014). Werkhervattingen van 55-plussers is procentueel laag. Knelpunten voor werkgevers zijn vaak: te duur, te weinig flexibel, kans op ziekte, te zwak. De arbeidsvoorwaarden zijn vaak riant en de loonkosten voor oudere werknemers te hoog. Dat maakt dat werkgevers oudere werknemers weren om financiële redenen. Verloop WW-uitkeringen Kaag en Braassem 2010-2014 (UWV) 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
Jonger dan 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar
48
Verloop WW-uitkeringen Kaag en Braassem naar leeftijd in de jaren 2011-2014 (CBS)
Hetzelfde beeld zien we in de leeftijdsopbouw van het WWBbestand van Kaag en Braassem.
Gemiddeld aantal WWB'ers per leeftijdsgroep 150
88
77
100
63
52 50
111
110
21
15
<27 27-45
20
45+
0 2012
2013
2014
Een verklaring hiervoor kan zijn dat in 2012-2013 relatief veel ex-zelfstandigen de bijstand instroomden na beëindiging van hun bedrijf en het zelfstandig ondernemerschap. Ook had Kaag en Braassem een taakstelling in te halen in 2012 waardoor er relatief veel statushouders in de uitkering kwamen. Klein deel van het WWB-bestand is (direct) bemiddelbaar Inwoners van Kaag en Braassem die een beroep doen op WWB, IOAW, IOAZ of BBZ worden gescreend op welke trede van de participatieladder zij zich bevinden. Participatieladder van totale cliëntenbestand 2008-2010 (uitgestroomd en actueel) Trede Trede 6 Trede 5 Trede 4 Trede 3 Trede 2 Trede 1
Inhoud Betaald werk Betaald werk met ondersteuning Onbetaald werk Deelname aan activiteiten Sociale contacten buitenhuis Geïsoleerd
Aantal 28 48 83 98 121 54
Percentage 6% 11% 19% 23% 28% 13%
49
In 2014 gaf het volgen van cliënten het volgende beeld: 59% is gelijk gebleven op de participatieladder; 32% is vooruit gegaan op de participatieladder; 9% achteruit is gegaan op de participatieladder. Het grootste deel van ons WWB-bestand bevindt zich aan de onderkant van de participatieladder. Hierdoor wordt lagere uitstroom veroorzaakt. Slechts 9% staat hoog op de participatieladder en is direct bemiddelbaar naar betaald werk, al dan niet met ondersteuning. Kaag en Braassem telt naar verwachting bijna 3.000 laaggeletterde inwoners Eén op de negen Nederlanders tussen de 16 en 65 jaar is laaggeletterd. Dat betekent dat er in Kaag en Braassem ongeveer 2.800 inwoners laaggeletterd zijn. 57% van de laaggeletterden werkt. Nederland beschikt over een beroepsbevolking met een hoog gemiddeld niveau van taalvaardigheden. Maar de verschillen tussen groepen worden groter. Die verschillen kunnen sociale ongelijkheid vergroten, omdat deze vaardigheden nauw samenhangen arbeidsmarktparticipatie, maatschappelijke participatie en gezondheid.40
40
Stichting Lezen en Schrijven, Programme for the international Assessment of Adult Compentencies (PIAAC) 2013
50
6. Maatschappelijke betrokkenheid De overheid legt meer verantwoordelijkheid bij de burger neer en daar hoort maatschappelijke betrokkenheid bij. Burgers uiten dit in de vorm van vrijwilligerswerk, mantelzorg en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dit hoofdstuk beschrijft de inzet en het gebruik van mantelzorg en vrijwilligerswerk in de gemeente. Ook de initiatieven rondom maatschappelijke betrokkenheid vanuit de gemeente worden beschreven. Wat verstaan we onder maatschappelijke betrokkenheid? Maatschappelijke betrokkenheid is de onbetaalde inzet van mensen, organisaties en bedrijven voor anderen. Vrijwillige inzet staat voor alle manieren waarop burgers onbetaalde activiteiten verrichten voor anderen. Onder het koepelbegrip vrijwillige inzet vallen onder andere het vrijwilligerswerk, mantelzorg en maatschappelijke stage. Maar ook maatschappelijk verantwoord ondernemen valt onder maatschappelijke betrokkenheid. Vrijwilligerswerk Werk dat onbetaald en onverplicht in enige vorm van georganiseerd verband wordt verricht ten behoeve van anderen en/of de samenleving. Mantelzorg De zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening niet direct voortvloeit uit de sociale relatie. Maatschappelijke stage Maatschappelijke stage is een vorm van leren binnen of buiten de school, waarbij leerlingen vanuit de school door het doen van vrijwilligersactiviteiten kennismaken met: vrijwilligerswerk; het dragen van verantwoordelijkheid voor een ander en/of een maatschappelijke belang; het reilen en zeilen van een vrijwilligers- of non-profitorganisatie. Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) Bij maatschappelijk verantwoord ondernemen neemt een bedrijf de verantwoordelijkheid voor de effecten van de bedrijfsactiviteiten op mens en milieu. Het bedrijf maakt bewuste keuzes om een balans te bereiken tussen People, Planet en Profit.
6.1
Mantelzorg en vrijwilligers
Waarom vrijwillige inzet? De overheid legt steeds meer verantwoording bij de burger neer. Indien de burger beperkingen ondervindt, moet deze in eerste instantie binnen het eigen netwerk of de eigen omgeving ondersteuning zoeken. Pas als dat niet lukt, kan een beroep worden gedaan op algemene voorzieningen. Deze algemene voorzieningen kunnen vrijwilligersorganisaties zijn (Tafeltje-dek-je, Buurtbus) of professionele zorgorganisaties (TOM in de buurt). Burgers kunnen in de nabije toekomst nog een beperkt beroep doen op professionele zorg.
51
Verschillende soorten mantelzorgers Mantelzorg wordt geboden aan ouderen, chronisch zieken, mensen met fysieke beperkingen, maar ook aan mensen met een verstandelijke beperking of psychiatrische problematiek. Mantelzorg aan deze diverse groepen zorgvragers verschilt qua inzet, intensiteit en verwantschap. Bij verstandelijke gehandicapten zijn de mantelzorgers vaker de ouders, broer of zus van de zorgvragende en bij mensen met psychiatrische problemen zijn de mantelzorgers relatief vaak de vrienden van de zorgvrager. De afwijkende sociale relatie heeft gevolgen voor de rechten en plichten van de mantelzorger. Met name mantelzorgers uit deze laatste twee groepen ervaren de zorg niet alleen als zwaarder, zij kunnen minder een beroep doen op vrijwilligers. Deze zorgvragers maken deel uit van een klein netwerk, die veelal ook slecht functioneren. Uitval van de mantelzorger betekent bij psychiatrische zorgvragers een opname of ‘de straat’.
Cijfers van het aantal mantelzorgers lopen sterk uiteen Tien procent van de zelfstandig wonende 65-plussers uit Kaag en Braassem ontving in 2009 mantelzorg. Dit was gelijk aan het percentage dat voor heel Holland Rijnland gold. Volgens het CBS, SCP en Tympaan waren er in 2010 totaal 5.711 mantelzorgers in de gemeente Kaag en Braassem, waarvan er 4.270 langdurig en intensief zorg verleenden. Het aantal mantelzorgers in 2013 werd geraamd op 5.686 (22,6% van de totale bevolking), waarvan 4.264 langdurig en intensief zorg zouden verlenen. Het aantal mantelzorgers is in drie jaar tijd dus gelijk gebleven. Zo’n 22% van alle mantelzorgers is 65 jaar of ouder. Andere cijfers van het CBS geven echter aan dat het aantal mantelzorgers in 2012 in Kaag en Braassem zou liggen op 2.126. Dit betekent dat slechts 10,7% van de inwoners in Kaag en Braassem mantelzorg zou verlenen. Dit is ruim één procent minder dan het percentage mantelzorgers in Hollands Midden.41 De verschillen in aantallen zijn te verklaren door het feit dat veel mantelzorgers zichzelf niet als mantelzorger zien. Zij vinden het vanzelfsprekend dat zij voor hun geliefde en/of familie klaarstaan en zorgen.42 Een andere verklaring voor de verschillen kan liggen in de strengere definitie van de mantelzorger die gebruikt kan zijn. Daardoor is de doelgroep kleiner en betreft naar verhouding veel mantelzorgers die lang en intensief helpen. Driemaster bereikt steeds meer mantelzorgers Het aantal mantelzorgers dat in beeld is bij de Driemaster is de afgelopen twee jaar verdrievoudigd: van 102 mantelzorgers naar 309. Mantelzorg wordt steeds intensiever De factsheet van Tympaan signaleert risico’s met betrekking tot overbelasting van mantelzorgers. Het aantal mantelzorgers is namelijk de afgelopen tien jaar nauwelijks veranderd. De duur en de intensiteit van de verleende hulp is echter wel veranderd. Waar in 2001 nog 65% van de mantelzorgers langdurig en intensief hulp verleende, deed in 2013 75% van de mantelzorgers dat.44 Van langdurige zorg is sprake als de zorg langer dan drie maanden wordt verleend. Bij intensieve mantelzorg wordt meer dan 8 uur per week zorg 41 42
Regionaal Informatiesysteem Samenleving Zuid-Holland, www.ris-zh.nl Notitie ‘Mantelzorgondersteuning is de basis, Movisie, november 2014
52
verleend. Dat deze intensievere zorgbelasting zorgt voor een hogere belasting van de mantelzorger spreekt voor zich. Het aantal ernstig belaste mantelzorgers is duidelijk gestegen. Dit heeft gevolgen voor de eigen gezondheid, taken in het gezin en heeft gevolgen voor de betaalde baan. Dit blijkt ook uit de rapportage van de Driemaster over 2013 en 2014. Het percentage mantelzorgers dat aangeeft overbelast te zijn, is bijna verdubbeld. Van 22% in 2012 (19 op de 83 mantelzorgers) naar 40% in 2014 (46 op de 115). Dit is een gevolg van het feit dat zorgvragen steeds complexer worden en mensen langer zelfstandig thuis (moeten) blijven wonen. Dit vergt meer en andere inzet van mantelzorgers. Toename aantal zorgvrijwilligers, niet voldoende voor aantal én complexiteit vragen Door de inzet van de Driemaster is ook het aantal zorgvrijwilligers toegenomen. De afgelopen periode hebben 29 zorgvrijwilligers ondersteuning geboden aan 54 mantelzorgers, naast de professionele ondersteuning van de mantelzorgconsulente. De toename van het aantal zorgvrijwilligers is echter niet voldoende om de toenemende vraag aan te kunnen. Dan gaat het om omvang van aantal mantelzorgers én om omvang zorgvraag qua complexiteit. Gemiddeld zo’n 12 uur per week aan mantelzorg In 2012 verleenden mantelzorgers in Holland Rijnland zo’n 10 uur mantelzorg per week. In Kaag en Braassem werd gemiddeld 11,9 uur zorg verleend. Daarmee behoort onze gemeente tot de top uit de regio waar door individuele mantelzorgers het meeste aantal uren zorg wordt verleend. Alleen in Noordwijk wordt meer uren mantelzorg verleend, namelijk 15,6 uur. Het gemiddelde van 11,9 uur bevestigt dat relatief veel mensen intensieve mantelzorg verlenen.44 Nog beperkt beroep op mantelzorgcompliment Gemeenten zijn sinds 2015 verantwoordelijk voor het bieden van een jaarlijkse blijk van waardering aan mantelzorgers. Kaag en Braassem heeft ervoor gekozen om deze waardering vorm te geven door enerzijds een “mantelzorgcompliment”43 in het leven te roepen en anderzijds de ondersteuning van mantelzorgers verder te versterken. In het eerste half jaar van 2015 hebben 17 zorgvragers een mantelzorgcompliment aangevraagd en gekregen. Mantelzorgwoningen Mantelzorgwoningen zijn in onze gemeente onder bepaalde voorwaarden vergunningsvrij. Daarom hebben we geen zicht op het daadwerkelijke aantal mantelzorgwoningen. De ervaring leert wel dat mensen informatie opvragen over vergunningsvrije mantelzorgwoningen, dit om zeker te weten wat de exacte voorwaarden zijn. In 2014 zijn drie van dergelijke verzoeken bij de gemeente binnengekomen. In 2013 waren dit er twee.
43
Een bedrag van € 100,- dat zorgvragers jaarlijks aan hun mantelzorger(s) kunnen geven.
53
Basisfuncties mantelzorgers (uit: Regionaal Informatiesysteem Samenleving ZuidHolland) Advies en begeleiding Mantelzorgers krijgen ondersteuning en begeleiding bij het vinden van de weg in mogelijkheden, zetten van stappen naar instanties en het maken van keuzes. Waar mogelijk is de benadering preventief, bijvoorbeeld preventief ouderenbezoek. Basisfuncties De basisfuncties zijn gemaakt op initiatief van staatssecretaris Bussemaker om gemeenten te stimuleren en te faciliteren om mantelzorgondersteuning en ondersteuning van vrijwilligers vorm te geven. Educatie Mantelzorgers krijgen voorlichting en training. De educatie kan gericht zijn op zorg en ziekte, bijvoorbeeld instructie voor gebruik van hulpmiddelen of cursussen voor het omgaan met ziektes. Of een cursus empowerment of time management. Emotionele steun Mantelzorgers krijgen in individuele gesprekken of groepsbijeenkomsten emotionele ondersteuning. Dit is nodig omdat zorg, ziekte en snel veranderende perspectieven emoties met zich meebrengen die het moeilijk maken mantelzorg te verlenen zonder overbelast te raken. Financiële tegemoetkoming Mantelzorgers kunnen een tegemoetkoming in de kosten krijgen als ze vanwege de zorg in financiële problemen komen. Dit kan onder meer via bijzondere bijstand. Of vrijstelling van sollicitatieplicht. Informatie Mantelzorgers worden geïnformeerd over: hoe mantelzorg is in te passen in het leven (werk en mantelzorg), ziekten en beperkingen, aanbod van hulp, ondersteuning en zorgregelingen. Materiële hulp Mantelzorgers kunnen materiële hulp krijgen. Deze is meestal gericht op zorgbehoevende, maar het is van belang ook te mantelzorger te betrekken bij de toewijzing. Het kan bijvoorbeeld gaan om woningaanpassing, mantelzorgwoning of -kamer, parkeerkaart, hulpmiddelen en aangepast vervoer. Praktische hulp Mantelzorgers krijgen praktische hulp. Vaak is praktische hulp gericht op de zorgbehoevende, beter is het om ook te kijken naar welke praktische hulp de taken van de mantelzorger verlicht. Bijvoorbeeld huishoudelijke hulp, vrijwillige hulp of administratieve hulp. Respijtzorg Mantelzorgers kunnen gebruik maken van respijtzorg, en worden hiervoor actief uitgenodigd. Respijtzorg is een verzamelbegrip voor voorzieningen die de mantelzorg tijdelijk overnemen. Zodat de mantelzorger andere activiteiten kan ondernemen.
54
Bijna helft inwoners Kaag en Braassem is vrijwilliger Uit een prognose van het aantal vrijwilligers per gemeente in Zuid-Holland blijkt dat in Kaag en Braassem 12.307 mensen actief zijn in het vrijwilligerswerk, in georganiseerd vrijwilligerswerk of informele hulp. Dit betekent dat 47,8% van de inwoners zich vrijwillig inzet. Het meeste vrijwilligerswerk vindt plaats in georganiseerd verband (8.962 personen), gevolgd door informele hulp (6.572 personen) of inzet bij een sportvereniging (2.610 personen). Zo’n 16% van de vrijwilligers is actief bij een levensbeschouwende organisatie (1.933 personen). De prognose laat zien dat het aantal vrijwilligers de komende 15 jaar ongeveer gelijk zal blijven.44 Prognose aantal vrijwilligers Kaag en Braassem 2015-2030 (CBS, provincie Zuid-Holland & Tympaan instituut) 2015 12.307
6.2
2020 12.383
2025 12.682
2030 12.226
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Maatschappelijk verantwoord ondernemen betekent de verantwoordelijkheid nemen voor: - People (doelgroepenbeleid): creëren van sociale waarde - Planet (klimaatneutraal ondernemen): creëren van ecologische waarde - Profit (werkgelegenheid in plaats van winstmaximalisatie) Kaag en Braassem heeft Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen opgenomen in haar inkoop- en aanbestedingsbeleid en personeelsbeleid. Social return TOM in de buurt Op dit moment wordt binnen de gemeente Kaag en Braassem bij ieder project dat aanbesteed wordt gekeken of het sociaal kan worden aanbesteed. In september 2014 is de opdracht sociale participatie in de Rijnstreek gegund aan het samenwerkingsverband TOM in de buurt. In het kader van social return is 5-8% Social Return on Investment (SROI) in de overeenkomst afgesproken. Dit betekent dat TOM in de buurt verplicht is om 5 tot 8% van de waarde van de opdracht per jaar in te zetten op het gebied van social return, binnen de looptijd van de overeenkomst. Er wordt gestart met ruim 5% in 2015, om in de loop der jaren door te groeien naar 8% SROI. In 2015 is TOM in de buurt begonnen met een project om klanten met een verstandelijke beperking te koppelen aan ervaren huishoudelijke hulpen, zodat zij werkervaring op kunnen doen en een opstap kunnen maken naar werk. Inwoners van de gemeente kunnen met behulp van de huishoudelijke hulp toelage tegen een gereduceerd tarief deze hulpen inhuren voor hulp in het huishouden.
55
7. Maatschappelijke ondersteuning In dit hoofdstuk gaat het om ondersteuning aan kwetsbare groepen, de vangnet functie van de gemeente en om voorzieningen die voorliggend op deze ondersteuning kunnen zijn, zoals algemene voorzieningen. Wat is maatschappelijke ondersteuning? Wanneer iemand zorg of ondersteuning nodig heeft bij het dagelijks functioneren, zijn er verschillende wet- en regelgevingen die dit mogelijk maken. Per januari 2015 is de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) komen te vervallen: lichtere vormen van zorg en ondersteuning uit de AWBZ zijn overgegaan naar de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015, zwaardere zorg is overgegaan naar de Wet langdurige zorg (Wlz). Wet maatschappelijke ondersteuning De Wmo 2015 biedt ondersteuning in het dagelijks leven aan chronisch zieken, ouderen of mensen met een beperking. In de nieuwe wet is aangegeven wat de wetgever verstaat onder maatschappelijke ondersteuning. Dit is “het bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld”. Verder het zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen. Daarnaast biedt de Wmo beschermd wonen en opvang. Wet langdurige zorg De Wlz biedt ondersteuning aan mensen die gedurende 24 uur intensieve zorg of toezicht dichtbij nodig hebben. Hierbij valt te denken aan mensen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperking of dementie. De Wlz wordt uitgevoerd door de zorgverzekeraar. Om een compleet beeld te geven van de zorg en ondersteuning in de gemeente, wordt in dit hoofdstuk ook informatie over ondersteuning geboden via de Wlz (of oude AWBZ) gegeven.
7.1
Algemene voorzieningen
Gebruik algemene voorzieningen De Driemaster biedt inwoners van Kaag en Braassem diverse algemene voorzieningen aan zoals mantelzorgondersteuning, werving en inzet vrijwilligers, maatschappelijke werk, Papierwinkel, algemene burenhulp, Open tafel, Tafeltje Dekje en Ondersteuning Thuiswonende Dementerende Ouderen (OTDO) via De Spil. De OTDO is erop gericht de taak van de mantelzorger te verlichten, zodat de zorg thuis langer volgehouden kan worden. De zorgtaak van de mantelzorger wordt tijdelijk door een deskundige vrijwilliger overgenomen, meestal een dagdeel per week.
56
Overzicht gebruik algemene voorzieningen 2010-2014 Voorziening Infolijn Klussenteam Welzijnshuisbezoeken
Cliëntondersteuning ouderenbezoekers
Bereik in 2010 3.410 gesprekken, met name over de combibus en Tafeltje Dekje. 107 klusjes Bereik is niet bekend. Alle ouderen die nog zelfstandig wonen en geboren zijn in de jaren 1922-1927 hebben een aanbod gekregen voor een welzijnshuisbezoek -
Tafeltje Dekje
95 personen (gemiddeld circa 2.100 warme maaltijden per maand). Er is een toename te zien t.o.v. voorgaande jaren.
Vrijwilligers Vervangende Mantelzorg
22 mensen structureel bezocht, variërend van 1 tot 4 keer per maand door 13 vrijwilligers (Ondersteuning Thuiswonende Dementerende Ouderen - OTDO) Geen cijfers bekend Gemiddeld 55 bezoekers per Open Tafel. Informatie over deelnemers aan Open Tafel van beide Stiwo’s ontbreekt (nog) Op 31 december 2010 stonden 168 alarmeringsapparaten uit in voormalig Alkemade en 5 apparaten in voormalig Jacobswoude 1.505 ritten, waarbij 1.630 passagiers zijn vervoerd (toename ten opzichte van 2009, 1.406 passagiers) -
Algemene burenhulp Open Tafel Spil
SABA
Combibus
Papierwinkel Vrijwilligers vervangende mantelzorg
44
Bereik in 2014 2.690 gesprekken, met name over de combibus en Tafeltje Dekje 94 klusjes 267 mensen geboren tussen 1923 t/m 1928 zijn aangeschreven waarvan er 175 hebben meegedaan (65,5%) 178 cliënten (131 personen uit west waarvan 69 nieuwe en 47 uit oost waarvan 26 nieuwe) samen 230 hulpvragen. 20 cliënten doorverwezen naar de Wmo voor individuele voorzieningen 51 vrijwilligers die voor 69 personen gemiddeld circa 888 warme maaltijden per maand hebben bezorgd (6.659 maaltijden in heel 2014). Er is een sterke afname te zien t.o.v. voorgaande jaren. 54 koppelingen met 29 vrijwilligers
79 vrijwilligers zijn hierin actief Gemiddeld 36 bezoekers per Open Tafel.
Op 31 december 2014 stonden 160 alarmeringsapparaten uit in voormalig Alkemade en 2 apparaten in voormalig Jacobswoude 2.024 ritten, waarbij 1.340 passagiers zijn vervoerd (een afname ten opzichte van 2010, 1.630 passagiers) 76 personen geholpen 23 vrijwilligers gestart. 16 koppelingen liepen door en 50 nieuwe aanvragen. Er zijn 38 koppelingen tot stand gekomen.
44
Algemene Burenhulp is een vrijwillige aanvullende thuiszorgorganisatie met als doel het creëren van mogelijkheden om ouderen, gehandicapten en dementerenden zo lang mogelijk thuis te laten wonen.
57
Verwachte toename dienstverlening aan 75-plussers Als meer ouderen zelfstandig blijven wonen, zal ook de vraag naar dienstverlening naar verwachting toenemen. Onderstaande prognose is gebaseerd op gegevens uit het databestand signalerend huisbezoek. Dit databestand bevat gegevens van een groot aantal gemeenten in Zuid-Holland, waar zelfstandig wonende 75-plussers zijn bevraagd op diverse onderwerpen, zoals gebruik van en behoefte aan dienstverlening. Bij het opstellen van de prognose zijn de gebruiks- en behoeftecijfers gerelateerd aan het totaal aan inwoners per leeftijdsgroep, waarbij niet is gecorrigeerd voor het aantal ouderen dat in een verzorgings- of verpleeghuis woont. Prognose van het aantal ouderen van 75 jaar en ouder dat gebruik maakt van diverse vormen van dienstverlening (Regionaal informatiesysteem Samenleving Zuid-Holland) 2005 2015 2020 2025 2030 Alarmering 119 173 210 269 316 Financiële hulp 36 53 64 82 97 Klussendienst 37 53 65 83 97 Maaltijdservice 81 118 143 181 219 Vrijwillige hulpverlening 85 124 150 191 229 Welzijn ouderen 124 180 219 281 328
7.2
Individuele maatschappelijke ondersteuning
Aantal aanvragen individuele voorzieningen neemt af In 2014 hebben 240 mensen een melding gedaan (waarvan 188 toekenningen) en hebben 125 mensen direct een aanvraag ingediend (waarvan 99 toekenningen). Er waren 179 (administratieve) heronderzoeken. Er is een lichte toename in de meldingen (absoluut +30) en een lichte afname in de directe aanvragen (-24) ten opzichte van 2013. Onderstaande tabel laat zien hoe het aantal aanvragen de afgelopen jaren is afgenomen, hoewel in 2014 bij vervoer en rolstoelvoorzieningen een toename te zien is. De aantallen die zijn genoemd, komen niet overeen met bovenstaande aantallen. Hierboven wordt gesproken over individuele cliënten, hieronder over aanvragen. Cliënten kunnen meerdere aanvragen indienen. Daarom zijn de aantallen hieronder iets hoger. Aantal aanvragen individuele voorzieningen Aanvragen Hulp bij het huishouden Rolstoelvoorziening Vervoersvoorziening Woonvoorziening Totaal
2010 119 57 168 288 632
2011 117 54 173 196 540
2013 92 43 102 55 292
Heronderzoeken 2014 90 53 125 41 309
2010 367 60 144 13 584
2011 155 52 129 21 357
2013 17 14 27 2 61
2014 21 18 20 5 73
Vanaf 2012 zien we dat het aantal meldingen toeneemt en het aantal directe aanvragen afneemt. Dit betekent dat er aan de voorkant beter wordt doorgevraagd (de vraag achter de vraag) en er wordt meer gestuurd op de eigen verantwoordelijkheid.
58
Ook is het aantal toekenningen ten opzichte van de jaren voor 2012 afgenomen ondanks dat de doelgroep steeds groter wordt doordat mensen langer thuis moeten blijven wonen. Toch zien we een grote daling in het toekennen van woonvoorzieningen ten opzichte van 2010 (288 keer) en in 2011 (196 keer). Uit deze cijfers blijkt ook dat steeds meer inwoners bereid zijn om dergelijke aanpassingen zelf de bekostigen. Collectief vraagafhankelijk vervoer In 2014 hadden 518 inwoners van Kaag en Braassem een pasje voor het collectief vraagafhankelijk vervoer ofwel de Regiotaxi (tegenover 574 in 2010 en 546 in 2013). Deze pashouders maakten gemiddeld 23,6 ritten per persoon. Vanaf 2012 is te zien dat het aantal passen afneemt waardoor ook het aantal gereden ritten/zones is afgenomen.
7.3
TOM in de buurt
Rijnstreek gemeenten: TOM in de buurt Voor de uitvoering van de nieuwe taken van de Wmo 2015 heeft onze gemeente samen met de gemeenten Alphen aan den Rijn en Nieuwkoop TOM in de buurt gecontracteerd (tot en met 2018). Het gaat hierbij om de volgende functies die vanuit de AWBZ zijn opgegaan in de Wmo 2015: - individuele begeleiding; - groepsbegeleiding; - kortdurend verblijf; - vervoer van en naar het ondersteuningsaanbod. TOM in de buurt bestaat uit de volgende acht organisaties: Gemiva-SVG Groep (gehandicaptenzorg), Kwadraad (maatschappelijk werk), Kwintes (geestelijke gezondheidszorg en maatschappelijke opvang), Participe (Wmo en welzijn), Activite (o.a. ouderenzorg), De Binnenvest (maatschappelijke opvang), Ipse de Bruggen (gehandicaptenzorg) en Wijdezorg (o.a. ouderenzorg). Samen verzorgen zij voor volwassenen met een ondersteuningsbehoefte alternatieven voor deze individuele begeleiding, groepsbegeleiding, vervoer, tijdelijk verblijf en de uitvoering van de tegenprestatie. Deze alternatieven zijn met name algemeen toegankelijke voorzieningen voor iedereen en dus ook specifieke doelgroepen. Opdracht TOM TOM streeft naar zoveel mogelijk normaliseren met de erkenning dat sommige kwetsbare cliënten altijd ondersteuning nodig zullen hebben. TOM heeft de opdracht om te komen tot een afname van 30% van de specialistische voorzieningen en een toename van 30% van de algemene voorzieningen voor de doelgroep van TOM. Samenwerking Driemaster Voor de totstandkoming van de algemene voorzieningen werkt TOM samen met de Driemaster. TOM en de Driemaster maken onderling afspraken over taakverdeling.
59
TOM biedt aan 88 mensen een vorm van begeleiding In het eerste halfjaar van 2015 is er bij TOM voor 88 cliënten een ondersteuningstraject gestart. Hiervan waren 76 overgangscliënten die vanuit de AWBZ naar TOM zijn overgekomen. Acht van de 88 trajecten zijn in het eerste half jaar reeds afgesloten. Halverwege 2015 hebben 60 mensen een persoonsgebonden budget (pgb) voor begeleiding (groep en/of individueel) of kortdurend verblijf.
7.4
Pgb’s huishoudelijke hulp/Wmo
Ondersteuning vanuit de Wmo kan in natura of via een pgb worden geboden. In 2014 maakten 86 mensen gebruik van een pgb voor een individuele Wmo-voorziening of hulp bij het huishouden. In 2013 waren dit nog 79 mensen. In het eerste halfjaar van 2015 werden 49 pgb’s verstrekt: over de jaren is een stijging te zien in het aantal aangevraagde pgb’s. De meeste pgb’s werden afgegeven aan 75-plussers. Aantal pgb’s Wmo 2013 en 2014
1
13
11
49
0
2014 18 65 - 74 64 jaar jaar 11 9
0 0 0 1
0 0 0 13
1 1 2 15
0 0 1 50
0 0 0 0
2 1 0 14
0 - 17 jaar Hulp bij het huishouden Rolstoelvoorziening Vervoersvoorziening Woonvoorziening Totaal
7.5
2013 18 - 64 65 - 74 jaar jaar
75 + jaar
0 - 17 jaar
0 2 0 11
75+ jaar 61 0 0 0 61
Anonieme hulplijn
Gemeenten moeten er op grond van artikel 2.2.4 van de Wmo 2015 voor zorgen dat voor hun inwoners op ieder moment van de dag telefonisch of elektronisch een luisterend oor en advies beschikbaar is. Het gaat hierbij om anonieme hulp op afstand, bijvoorbeeld via de telefoon of chat door getrainde vrijwilligers. Hulplijn landelijk ingekocht tot en met 2016 Tijdens een bijzondere Algemene ledenvergadering van de VNG op 18 juni 2014 hebben gemeenten besloten om deze vorm van ondersteuning landelijk in te kopen en het geld dat via het macrobudget beschikbaar was gesteld, via een uitname uit het gemeentefonds landelijk in te zetten (voor de duur van twee jaar). De VNG heeft daarop een overeenkomst met Sensoor gesloten. Onze inwoners kunnen door deze landelijke inkoop gebruik (blijven) maken van de dienstverlening van Sensoor Zuid-Holland Noord. Aantallen over gebruik door inwoners van onze gemeente zijn niet bekend. De landelijke inkoop is voor twee jaar.
60
Vanaf 2017 is onze gemeente zelf verantwoordelijk is – al dan niet in regionaal of subregionaal verband – voor het organiseren van deze anonieme hulplijn.
7.6
Leerlingenvervoer
In schooljaar 2014-2015 maken 113 leerlingen gebruik van het leerlingenvervoer. Bijna driekwart van de leerlingen (72,6%) die gebruikmaken van vervoer naar school is een jongen, tegenover 27,4% meisjes. Ten opzichte van het schooljaar 2011-2012 is er sprake van een afname. Toen waren het 142 kinderen. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de invoering van passend onderwijs, waarbij leerlingen zoveel mogelijk thuis en nabij onderwijs krijgen en waarbij leerlingen ook naar het speciaal voortgezet onderwijs geacht worden zelfstandig te reizen. 101 leerlingen maken gebruik van het aangepast leerlingenvervoer 13 leerlingen krijgen een vergoeding In principe gaan alle leerlingen binnen de samenwerkingsverbanden Leiden en Alphen naar een passende onderwijsplek. De meeste kinderen gaan naar Leo Kanner school, De Vlieger, De Weerklank, Mytylschool de Thermiek, De Weerklank. In 2014-2015 zijn er drie leerlingen om gemotiveerde redenen buiten de regio geplaatst en vervoerd. Leerlingenvervoer per kern Roelofarendsveen
8%
Oude Wetering
5% 37%
Nieuwe Wetering Rijpwetering
23%
Kaag Woubrugge
0%
Hoogmade
5% 20%
‘
Rijnsaterwoude
2%
61
7.7
Ondersteuning vanuit de AWBZ/WLZ
Ondersteuning die doorgaans van langdurige aard is en waardoor de zorgkosten hoog kunnen oplopen, werden tot 2015 vergoed via de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het gaat hierbij onder andere om verpleging, persoonlijke verzorging en individueleof groepsbegeleiding bij mensen met een ernstige beperking door een handicap of chronische ziekte. Voor een aantal AWBZ-taken die onder langdurige zorg vallen is de Wet langdurige zorg (Wlz) in de plaats gekomen. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) geeft inzicht in de hoeveelheid aanvragen van AWBZ-zorg tot 2015. De cijfers van het CIZ geven aan dat er op 1 januari 2015 in Kaag en Braassem 755 mensen met een geldige indicatie voor AWBZ-zorg waren. Dit wil niet zeggen dat al deze mensen ook daadwerkelijk ondersteuning ontvingen. Zij konden er ook voor kiezen hun indicatie niet te verzilveren. Ruim de helft van de indicaties heeft een somatische grondslag. Zo’n 71% van de indicaties is afgegeven aan 65-plussers.
Grondslagen indicaties AWBZ-zorg (CIZ)
Indicatie naar leeftijd (CIZ) 6%
8% 15%
Psychogeriatrisch
15%
32%
18 - 49 jaar 50 - 64 jaar 8%
Psychiatrisch
7%
0 - 17 jaar
Somatisch
54% Verstandelijk 16%
Lichamelijk
11% 28%
65 - 74 jaar 75 - 84 jaar 85+ jaar
Mensen met een indicatie voor AWBZ-zorg kunnen zelf beslissen of zij begeleiding in natura willen ontvangen of in de vorm van een persoonsgebonden budget (PGB). Van het totaal van 755 personen met een geldige indicatie voor AWBZ-zorg, hadden 485 personen een extramurale indicatie. Zo’n 86,6% (420 personen) van hen koos voor zorg in natura, 55 personen kozen voor een pgb en 10 personen voor een combinatie van beiden. Dit geeft aan dat er in de gemeente Kaag en Braassem op 1 januari 2015 meer cliënten waren met de voorkeursleveringsvorm zorg in natura (ZIN) dan de leveringsvorm persoonsgebonden budget. De grootste groep extramurale indicaties in de gemeente Kaag en Braassem werd gevormd door de cliëntgroep met een somatische grondslag van 75 jaar of ouder (330 personen). Extramurale ondersteuning vond het meest plaats via persoonlijke verzorging (300 maal), verpleging (155 maal) of individuele begeleiding (110 maal).
62
Soorten extramurale ondersteuning (CIZ basisrapportage AWBZ gemeente Kaag en Braassem, 2015) Type Aantallen Gemiddelde hoeveelheid Begeleiding individueel 110 2,9 uur per week Begeleiding groep 95 5,1 dagdelen per week Kortdurend verblijf 20 1,1 etmalen Persoonlijke verzorging 300 5,5 uur Verpleging 155 4,4 uur Behandeling groep 10 6,1 dagdelen per week De overige 270 personen hadden een intramurale indicatie. De meesten van hen hadden een psychogeriatrische aandoening (95 personen), gevolgd door een somatische grondslag bij 75-plussers (70 personen). Zo’n 60 personen met een verstandelijke grondslag ontvingen een intramurale indicatie.
7.8
Vervoer
Verschillende vervoersregelingen naast elkaar Met de nieuwe taken op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet zijn gemeenten ook verantwoordelijk geworden voor meer vervoersstromen. Voor jeugd en jongeren zijn dit bijvoorbeeld de volgende stromen: vervoer van jeugdigen met een verstandelijke beperking van en naar instellingen, vervoer van jeugdigen met een psychische stoornis van en naar instellingen (voorheen regeling zittend ziekenvervoer) naast het al bestaande leerlingenvervoer. Voor volwassenen gaat het over vervoer van en naar dagbesteding naast de regiotaxi en naast de regeling zittend ziekenvervoer waarvoor de zorgverzekeraar verantwoordelijk is. Al deze verschillende regelingen maakt het complex voor de inwoner. Daarnaast is vervoer een product waar aanbieders op moeten bijleggen. Regionaal wordt onderzocht of het mogelijk is om de verschillende vervoersregelingen te bundelen. Dat zou dan per 2017 in moeten gaan.
7.9
Overgangsrecht
Thuiswonende mensen met een AWBZ-indicatie zijn per 1 januari 2015 automatisch overgegaan naar de Wlz. Voor degenen met een hoog zorgzwaarteproduct (zzp) blijft dit onveranderd, maar degenen met lagere indicaties (zzp 1 – 3) gaan bij het aflopen van hun indicatie over naar de gemeenten (via de Wmo) of de Zorgverzekeringswet (Zvw), tenzij zij kiezen voor intramuraal verblijf via de Wlz. Voor mensen waarvan de indicatie doorloopt tot na 31 december 2015, geldt dit overgangsrecht tot 1 januari 2016. Uiterlijk eind oktober 2015 moeten zij een keuze gemaakt moeten hebben of zij intramuraal willen gaan verblijven. Landelijk betreft de overgangsgroep zo’n 7000 mensen. In de gemeente Kaag en Braassem gaat het om zo’n 30 mensen met het overgangsrecht. Het merendeel van hen woont echter al intramuraal. Het is daarom de verwachting dat slechts enkelen overgaan naar intramuraal verblijf: van de kleine groep zal de meerderheid kiezen voor het zelfstandig thuis blijven wonen met ondersteuning vanuit de Wmo. 63
7.10 Minimabeleid en schuldhulpverlening Meer minima maken gebruik van collectieve aanvullende zorgverzekering De gemeente heeft voor haar inwoners met een minimum inkomen de mogelijkheid een collectieve aanvullende zorgverzekering af te sluiten bij zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid. In 2014 maakten zo’n 80 mensen gebruik van de standaard aanvullende verzekering en 81 van de meer uitgebreide aanvullende ‘top’ verzekering. In het eerste halfjaar van 2015 maakten 90 mensen gebruik van de standaard aanvullende verzekering en 84 van de ‘top’ verzekering. Het lijkt erop dat steeds meer minima in de gemeente Kaag en Braassem de aanvullende verzekering weten te vinden en hier gebruik van (willen) maken. Schuld bij Zorg en Zekerheid Er zijn 54 actuele bijstandscliënten die bij Zorg en Zekerheid een schuld hebben. Het betreft een gemiddelde schuld van € 335, variërend van 7 euro tot 3.800 euro. De totale openstaande schuld bij Zorg en Zekerheid is 30.000 euro: deze schuld is verdeeld over 111 personen. 286 verzoeken tot kwijtschelding In de eerste acht maanden van 2015 hebben in totaal 286 inwoners een verzoek tot kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen ingediend. Hiervan werden 213 verzoeken tot kwijtschelding toegekend. Verzoeken om kwijtschelding gemeentelijke belastingen 2015 Afgewezen
Eenpersoons 18
Meerpersoons 23
Onbekend 13
Eindtotaal 54
Open Toegekend Eindtotaal
8 99 125
7 87 117
4 27 44
19 213 286
173 inwoners hebben beroep gedaan op bijzondere bijstand Wanneer minimahuishoudens bijzondere extra kosten maken die zij zelf niet kunnen betalen, is het mogelijk om hiervoor een bijdrage te ontvangen in de vorm van bijzondere bijstand. In 2014 hebben 173 inwoners een beroep gedaan op bijzondere bijstand. Tweederde van hen is tussen de 35 en 65 jaar oud. In verhouding maken 65-plussers maar weinig gebruik van bijzondere bijstand. Slechts zo’n 10% van de aanvragen werd gedaan door minima boven de 65 jaar.
64
Aantal aanvragen bijzondere bijstand (2014)
Roelofarendsveen Oude Wetering Nieuwe Wetering Rijpwetering Oud Ade Kaag Woubrugge Hoogmade Leimuiden Rijnsaterwoude Totaal
18 - 27 jaar 1 2 0 1 2 0 2 2 4 1 15
27 - 35 jaar 4 5 0 0 0 0 5 0 6 2 22
35 - 45 jaar 8 11 1 7 0 3 3 0 6 1 40
45 - 55 jaar 15 9 2 1 0 0 6 0 6 5 44
55 - 65 jaar 13 5 0 2 0 1 0 2 8 2 33
65 - 75 jaar 4 0 0 0 0 1 0 0 3 2 10
75 - 85 jaar 1 0 2 1 0 0 0 0 1 0 5
85 - 95 jaar 0 2 0 1 0 0 0 0 1 0 4
Totaal 46 34 5 13 2 5 16 4 35 13 173
Veel minima die een beroep hebben gedaan op bijzondere bijstand, maken ook gebruik van andere regelingen. Zo zijn er 130 inwoners die naast bijzondere bijstand ook een bijstandsuitkering ontvangen, 38 die een re-integratietraject volgen en 30 die gebruik maken van schuldhulpverlening.
7.11 Ondersteuning asielgerechtigden Huisvesting en begeleiding asielgerechtigden De Rijksoverheid bepaalt elk half jaar hoeveel vergunninghouders gemeenten moeten huisvesten. Vergunninghouders zijn asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben gekregen. Het Centraal orgaan opvang asielzoekers (COA) koppelt deze vergunninghouders aan gemeenten. Deze gemeenten moeten vervolgens passende woonruimte aan hen aanbieden. Gemeenten hebben gemiddeld 12 weken de tijd om woonruimte te vinden en de verhuizing te regelen. Voor woonruimte maken zij vooral gebruik van het woningaanbod van sociale huurwoningen van de woningcorporaties. In onze gemeente hebben wij dit vastgelegd in prestatieafspraken met de twee woningcorporaties. Na huisvesting moeten vergunninghouders ook begeleid worden bij het voorzien in inkomen (uitkering aanvragen), participatie en integratie. Dit hebben wij belegd bij de Driemaster. Voor gehuisveste en inburgeringsplichtige asielgerechtigden kan de gemeente een bijdrage krijgen in het kader van de Regeling Maatschappelijke Begeleiding Asielgerechtigden (RMBA) wanneer zij voldoen aan de voorwaarden dat zij tussen de 16 t/m 64 jaar zijn en vanaf 1 januari 2013 een verblijfsvergunning hebben. Het COA (Centraal Orgaan opvang asielzoekers) betaalt dit uit aan gemeenten.
Aantal te huisvesten vergunninghouders neemt toe In de afgelopen jaren was er sprake van een taakstelling voor het aantal te huisvesten vergunninghouders (asielgerechtigden). Dit worden er elk jaar meer. De taakstelling voor 2015 is nagenoeg het dubbele van 2014 (45 ten opzichte van 24). De verwachting is dat dit in 2016 verder toeneemt. 65
Overzicht opgelegde taakstelling en realisatie
2013 2014 2015
Stand op 1 januari
Taakstelling e 1 half jaar
Taakstelling e 2 halfjaar
Realisatie
0 8 -10
7 10 22
10 14 23
9 42 13
Verkregen bijdragen RMBA 1 23 6
De vluchtelingencrisis Op dit moment staat de Europese Unie met de opvang van de honderdduizenden vluchtelingen uit het Midden-Oosten en Afrika voor een enorme uitdaging. Ten tijde van het opstellen van deze analyse is er grote verdeeldheid over de aanpak, zowel in Nederland als in Europa. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de gemeenten medio september 2015 gevraagd om bovenop deze reguliere taakstelling verblijfseenheden beschikbaar te stellen om de uitstroom van verguninghouders te versnellen. Voor Kaag en Braassem gaat het om zes verblijfseenheden. Niet uit te sluiten, is dat vanuit deze situatie een extra beroep zal worden gedaan op de regulier voorziene capaciteit voor begeleiding bij het verwerven van inkomen, participatie en integratie. Bij de inschatting hiervan zal een zekere marge moeten worden aangehouden (circa 10 % extra capaciteit en middelen).
66
8. Wonen en leefomgeving Er is voor onze gemeente medio 2015 een woningmarktanalyse uitgevoerd. De samenvatting hiervan is grotendeels overgenomen in dit hoofdstuk45 en aangevuld met informatie over beschermd wonen en de fysieke en sociale leefomgeving.
8.1
Huidige situatie op de woningmarkt
Vraag en aanbod De woningmarkt in Kaag en Braassem is momenteel wat vraag en aanbod betreft redelijk in evenwicht. De slaagkansen voor huishoudens die op zoek zijn naar een huurwoning, is relatief goed (20%) ten opzichte van de regio (15%). Dat wil overigens niet zeggen dat iedereen snel aan een huurwoning komt. De gemiddelde verkoopprijs van de koopwoningen is alweer jaren redelijk stabiel tussen de € 250.000 en € 300.000. Dit lijkt aan de hoge kant, maar dit is inherent aan een landelijke gemeente in regio Holland Rijnland met relatief veel grotere eengezinswoningen. Migratie Het migratiesaldo (vestigers in de gemeente minus de vertrekkers) schommelde afgelopen jaren tussen de +100 en -100. Dit saldo is mede afhankelijk van de bouwproductie. Als in de gemeente woningen worden opgeleverd, dan is de gemeente voldoende aantrekkelijk om meer mensen aan te trekken. Een constante lijn in de migratie is het vertrek van jongeren naar elders. Dit is voor een gemeente als Kaag en Braassem een normaal verschijnsel. Slechts enkele gemeenten in Nederland weten jongeren aan te trekken. Kaag en Braassem weet al jaren gezinnen aan te trekken. Uit de vestigersenquête blijkt dat de landelijke woonomgeving, de veiligheid en de beschikbaarheid van woningen aantrekkingskracht uitoefenen op gezinnen vanuit de regio. Kaag en Braassem heeft de sterkste verhuisrelatie met de gemeente Alphen aan den Rijn en Leiden. Tussen Kaag en Braassem en deze gemeenten vinden veruit de meeste verhuisbewegingen plaats. Per saldo vertrekken iets meer mensen naar Alphen aan den Rijn en vanuit Leiden vestigen mensen zich meer in Kaag en Braassem. Ten opzichte van Haarlemmermeer, Leiden en Leiderdorp is er sprake van een positief migratiesaldo. Vanuit deze gemeenten trekt Kaag en Braassem meer inwoners aan dan dat er naartoe vertrekken. De woningvoorraad In 2015 telt de gemeente ruim 10.000 woningen (10.420). In de periode 2012-2014 is de woningvoorraad met 2,3% toegenomen in Kaag en Braassem. Dit percentage komt overeen met de gemiddelde in Holland Rijnland van 2,2%. De woningvoorraad komt overeen met gemeenten als Nieuwkoop, Leiderdorp, Oegstgeest en Voorschoten.
45
Woningmarktanalyse 2015 in het kort, Companen
67
Woningvoorraad Kaag en Braassem (Kerncijfers Holland Rijnland 2014-2015) 2014 2013 2012 2011 Kaag en Braassem 10.764 10.647 10.520 9.947 Holland Rijnland 236.385 233.836 231.402
2010 9.901
Bijna 65% van de woningen is een koopwoning, 30% een huurwoning van één van beide corporaties en 5% is een huurwoning van een andere eigenaar. Ongeveer de helft van de woningvoorraad is een rij- of een hoekwoning en bijna één op de vijf woningen een vrijstaande woning. Van alle corporatiewoningen is circa 28% een appartement en bij overige huurwoningen is dit ongeveer 24%. Van alle koopwoningen in Kaag en Braassem heeft circa 23% een Woz-waarde tot € 200.000 en ongeveer 29% een waarde tussen € 200.000 en € 250.000. De duurste 18% van de koopwoningen heeft een waarde boven de € 400.000. De gemiddelde WOZ-waarde van de woningen in Kaag en Braassem is € 267.000. In Holland Rijnland is dit € 244.000 en landelijk € 211.000. Ongeveer 69% van de huurwoningen in Kaag en Braassem heeft een huurprijs tot de eerste aftoppingsgrens van € 577 en ongeveer 4% een huurprijs boven de liberalisatiegrens van € 711 per maand. Het prijsniveau van huurwoningen van Woondiensten Aarwoude is vergelijkbaar met het prijsniveau van de voorraad van MeerWonen. Tussen de kernen zien we wel enkele verschillen. In totaal zijn in de gemeente Kaag en Braassem ruim 1.475 woningen geschikt voor bewoning door mensen met een lichte fysieke beperking. Dit is ongeveer 14% van de totale voorraad van de gemeente. Daarnaast is er een behoorlijk aandeel (34%) potentieel geschikt. Roelofarendsveen beschikt over de meeste geschikte woningen. Hier zijn de afgelopen jaren seniorengeschikte woningen gerealiseerd en is het aanbod (zorg)voorzieningen het hoogst.
8.2
Ontwikkelingen voor de komende jaren
Huishoudensontwikkeling 2014-2040 Voor de toekomstige woningbehoefte is het inzicht in de huishoudensontwikkeling vooral van belang. Immers, als het aantal huishoudens toeneemt dan heeft dat direct consequenties voor de behoefte aan woningen. Twee prognoses zijn doorgerekend. In de prognose op basis van het bouwprogramma is in de periode 2014-2025 een groei van 1.370 huishoudens berekend. De groei van het aantal huishoudens op basis van de prognose met een migratiesaldo van 0 ligt iets hoger, namelijk 1.500. Dit betekent dat bij het veronderstelde bouwprogramma in deze periode onvoldoende gebouwd wordt om de lokale vraag op te vangen. In de praktijk betekent dit dat er mensen (gedwongen) de gemeente zullen verlaten.
68
Huishoudensprognose gemeente Kaag en Braassem, mig=0 en bouwprogramma, 20142040 (WBR 2013 Zuid-Holland) HH-prognose bouwprogramma HH-prognose m = 0
13.980
20142025 +1.370
20252040 +2.040
12.890
+1.500
+820
2014
2020
2025
2030
2035
2040
10.570
11.150
11.940
12.700
13.460
10.570
11.460
12.070
12.450
12.770
Het aantal 65+ huishoudens stijgt zeer sterk van 3.000 in 2015 naar circa 5.500 in 2040. Daarna zal het aantal 65+ huishoudens geleidelijk weer afnemen. Toename vluchtelingen en arbeidsmigranten Door het toenemende aantal asielgerechtigden is de druk op de woningmarkt (met de focus op de huurmarkt) sterk toegenomen. Met de verwachte groeiende taakstelling voor komende jaren zal de druk op de woningmarkt vanuit de asielgerechtigden verder toenemen. Daarnaast blijft de vraag naar (tijdelijke) huisvesting voor arbeidsmigranten uit Oost-, Midden-, en Zuid-Europa groot. Zij wonen in Nederland vaak onder slechte omstandigheden. Veel arbeidsmigranten verblijven vaak met teveel mensen in te kleine woningen of in caravans of vakantiewoningen. Dit kan leiden tot overlast en verloedering. Het zorgt soms ook voor gevaarlijke situaties, doordat woningen niet voldoende brandveilig zijn. Rondom huisvesting arbeidsmigranten worden drie belangrijke knelpunten genoemd: 1. financiering van de huisvesting; 2. negatieve beeldvorming rond arbeidsmigranten; 3. het beheer van de woningen. Toename financiële problemen en huisuitzettingen In zowel 2012 als 2013 was er in Kaag en Braassem één huisuitzetting. In 2011 en 2010 waren dit er twee. Het betrof respectievelijk 0,03% en 0,05% van het aantal huishoudens in Kaag en Braassem. Dit is zowel onder het regionaal gemiddelde van 0,14% als het landelijk gemiddelde van 0,31%. Het aantal huisuitzettingen stijgt. Begin 2015 zijn er al alleen al zeven meldingen bij de gemeente bekend. De indruk bestaat dat er steeds meer huishoudens in financiële problemen komen door de aanhoudende crisis en wellicht schuldeisende instellingen die minder tolerant zijn. In 2013-2014 waren in Kaag en Braassem gedurende de zes wintermaanden oktober t/m april 64 dreigende energieafsluitingen.46 Sommige huishoudens worden meer dan één keer gemeld. Het aantal unieke betrokken huishoudens is dus lager dan het aantal meldingen. In 2014 heeft Kaag en Braassem € 110.920 aan totale huurschuld. De huurschuld per huishouden is gedaald van € 34 in 2012 naar € 29 in 2013. Dit is (op toenmalig Rijnwoude na) het laagste in de regio Holland Rijnland.
46
Monitor OGGZ 2012-2013 Zuid-Holland Noord, GGD Hollands Midden, juli 2014
69
Inkomensontwikkeling en sociale voorraad In totaal wonen in de gemeente bijna 3.900 huishoudens met een inkomen tot de € 34.911. Dat is 37 % van het totaal aantal huishoudens. Bijna de helft van deze huishoudens woont in een woning van de corporaties, ruim 105 huishoudens huren bij een particulier verhuurder en de rest woont in een koopwoning. Ongeveer 61% van de huishoudens in de corporatiewoningen heeft een inkomen tot € 34.911. De rest woont “scheef” (te hoog inkomen voor een sociale huurwoning). Naar schatting heeft zelfs 29% een inkomen boven de € 43.000. Verwachte inkomensontwikkeling komende jaren De inkomensverdeling (zowel nu als in de toekomst) is van belang om zicht te krijgen op de behoefte aan sociale huurwoningen. De toekomstige omvang van de verschillende inkomensgroepen is sterk afhankelijk van de verwachte koopkrachtontwikkeling. Bij een stagnatie van de inkomensontwikkeling (0%) zal de omvang van de doelgroep tot € 34.911 toenemen met ongeveer 500 huishoudens. Bij een inkomensgroei van 1.2% zal de omvang van de doelgroep ongeveer stabiel blijven. Effecten vermindering scheefheid De mate van scheefwonen is van invloed op de benodigde hoeveelheid sociale huurwoningen. Een optie is om gericht beleid te voeren op het verminderen van de scheefheid in de sociale voorraad, bijvoorbeeld door huishoudens met een inkomen hoger dan € 34.911 te verleiden om passende huisvesting te zoeken. De gewenste kernvoorraad is dan afhankelijk van de mate waarin de scheefheid daadwerkelijk verminderd. In de situatie dat in de komende jaren de scheefheid in de sociale huurvoorraad gelijk blijft, is er ruimte voor een (beperkte) groei van het aantal woningen van de corporaties in Kaag en Braassem. De gewenste voorraad ligt tussen de 3.100 en 3.495 woningen. Dit lijkt gezien de huidige woningmarkt de meest waarschijnlijk situatie. Als de corporaties er in slagen om de scheefheid terug te dringen naar 29% dan is de huidige omvang van de voorraad in kwantitatief opzicht voldoende. Bij een nog lagere scheefheid is er een potentieel overschot aan sociale huurwoningen. In de praktijk zal dit niet plaatsvinden, maar zal bijvoorbeeld de instroom vanuit bijvoorbeeld Alphen en Leiden toenemen. Kwalitatieve woningbehoefte Om de kwalitatieve woningbehoefte in beeld te brengen zijn alle verhuisbewegingen van de afgelopen jaren geanalyseerd. Welke huishoudenstypen zijn in welke vrijgekomen woningen komen wonen en waar komen vestigers te wonen? Dit geeft een goed beeld van de voorkeuren van de verschillende doelgroepen op de woningmarkt en de mogelijkheden die ze benutten. We maken onderscheid tussen vestigers (zij die vanuit een andere gemeente zich in Kaag en Braassem vestigen) en binnenverhuizers (zij die binnen de gemeente verhuizen).
Vestigers: Vestigers gaan in ruime meerderheid (85-90%) naar een eengezinswoning. Ongeveer de helft hiervan gaat naar een eengezinshuurwoning. Van de verkochte vrijstaande woningen is meer dan de helft verkocht aan vestigers. Slechts een zeer
70
8.3
beperkt deel betrekt een appartement. Vestigers betrekken meestal een bestaande woning, weinig van hen betrekken direct een nieuwbouwwoning. 1 en 2 persoon huishoudens tot 30 jaar, binnenverhuizers: Deze jonge huishoudens, veelal starters, betrekken vooral goedkope eengezinsrijwoningen (huur en koop) en appartementen (ook huur en koop). 1 en 2 persoon huishoudens 30 tot 55 jaar, binnenverhuizers: Dit type huishoudens heeft afgelopen jaren geen specifieke voorkeur gehad voor een bepaald type woning. 1 en 2 persoon huishoudens 55 tot 75 jaar, binnenverhuizers: Deze kleine huishoudens van 55 jaar tot 75 jaar zijn vooral geïnteresseerd in huurwoningen (eengezins en appartement) en beperkt in koopappartementen. 1 en 2 persoon huishoudens vanaf 75 jaar, binnenverhuizers: Deze oudere huishoudens 75 jaar en ouder zijn ook vooral geïnteresseerd in huurwoningen (vooral appartement) en zeer beperkt in koopappartementen. Gezinnen: De gezinnen zijn vooral verhuisd naar de voor de hand liggende een gezinswoningen. De vraag van deze groep is redelijk verdeeld over huur en koop (verschillende prijsklassen).
Behoefte aan wonen en zorg
Voor de behoefte aan woonvormen met zorg voor ouderen zijn verschillende bronnen geraadpleegd. Een daarvan is een prognose op basis van de bevolkingsprognose en de indicaties voor zorgplaatsen die in de gemeente Kaag en Braasem zijn afgegeven. Hiermee is een inschatting gemaakt van de zorgbehoefte tot 2030. Ouderen intramuraal Het aantal ouderen en oudere huishoudens zal de komende jaren toenemen in de gemeente Kaag en Braassem. Het huidige overheidsbeleid heeft als doel ouderen langer zelfstandig te laten wonen en pas bij een hogere zorgindicatie toegang te verlenen tot een verzorg- of verpleeginstelling. Voor Kaag en Braassem betekent dit dat het aantal ouderen dat aangewezen is op intramurale plaatsen licht gaat afnemen tot 2020 door de wijziging in de indicering. Daarna zal het aantal weer toenemen door de vergrijzing tot ongeveer 270 in 2030. Veel zorgplaatsen worden benut door mensen vanuit de hele regio. Dit maakt het inschatten van de zorgbehoefte op lokaal niveau in de toekomst lastiger. De komende decennia zal met name de vraag naar psychogeriatrische zorg stijgen en valt een deel van de reguliere verzorging en verpleging weg doordat de lichte zorg wordt geëxtramuraliseerd. Het type zorgplaatsen (somatisch of psychogeriatrisch) dat de instellingen bieden zal moeten aansluiten op de veranderende vraag. Ouderen extramuraal Het is beleid van de Rijksoverheid dat mensen steeds langer zelfstandig moeten blijven wonen, de zogenaamde extramuralisering. De criteria om opgenomen te worden in een instelling zijn de afgelopen jaren steeds strenger geworden. Dit heeft consequenties voor thuiszorgorganisaties die met leegstaand vastgoed te maken krijgen. Deze extramuralisering levert volgens een onderzoek, dat Vilans in het eerste half jaar van 2015 binnen Holland Rijnland heeft uitgevoerd de volgende knelpunten / aandachtspunten op: 71
-
-
de voorraad levensloopbestendige woningen: zijn er voldoende levensloopbestendige woningen zodat de mensen met een ondersteuningsvraag die thuis moeten blijven wonen dat ook daadwerkelijk veilig kunnen doen het leeg komen staan van vastgoed/herstructering vastgoed: hoe gaan we daar mee om? Andere bestemming? Laten bestemmingsplannen dat toe? Of het verhuren van kamers tegen commerciële huurprijs in het kader van scheiden wonen en zorg?
Ouderen zullen langer in hun huidige woning of woonomgeving (moeten) blijven wonen. Dit vraagt om levensloopgeschikte woningen, domotica en voldoende voorzieningen en diensten die in de nabije omgeving aangeboden worden. De openbare ruimte moet geschikt zijn voor minder mobiele senioren. Tegelijkertijd zal vanwege bezuinigingen in de Wmo een groter beroep gedaan worden op mantelzorg. Deze ontwikkelingen op het gebied van wonen en zorg maken het lastiger om een inschatting te geven in het verschil tussen het aantal plaatsen verzorgd wonen en individuele zorg aan huis. De wijze waarop ouderen anticiperen en reageren op de beperkingen is moeilijk te voorspellen. De scheiding tussen de woonvormen is voor wat de woonsituatie betreft een arbitraire. Wanneer ervaart de persoon een dusdanige beperking in de woning, de omgeving en de beperking van mantelzorg dat verhuizen naar een meer geschikte woning een optie wordt? In het algemeen blijft men zeer lang in de eigen woning wonen (vaker dan gemiddeld in een eengezinswoning en minder vaak in een gelijkvloerse woning47), tenzij er een aantrekkelijk en betaalbaar aanbod in de buurt verschijnt. Desalniettemin zal de totale vraag de komende jaren toenemen en zal het aanbod hier ook op moeten worden aangepast. In de periode tussen 2015 en 2030 zal de behoefte naar extramurale woonvormen stijgen met circa 400 plaatsen.
8.4
Beschermd wonen
De Wmo 2015 geeft gemeenten opdracht om beschermd wonen en opvang aan te bieden aan inwoners die dat nodig hebben. Met beschermd wonen wordt bedoeld: “wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende begeleiding die niet afhankelijk is van op genezing gerichte zorg, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.” Gemeenten zijn verantwoordelijk voor beschermd wonen gericht op participatie. Beschermd wonen gericht op behandeling valt onder de Zorgverzekeringswet. Bijzonder is dat de financiering van beschermd wonen niet via alle gemeenten loopt, maar via een centrumgemeenteconstructie. Dit betekent dat gemeente Leiden de middelen krijgt voor alle gemeenten in de regio Holland Rijnland. Leiden verzorgt dan ook de inkoop van en toegang tot beschermd wonen. Er is sprake van dat deze centrumgemeenteconstructie op termijn vervalt. Hierover wordt eind 2015 meer duidelijkheid verwacht. In de tweede helft van 2015 wordt binnen de regio gesproken over verhouding centrumgemeente en regiogemeenten. Mogelijk volgt hieruit een opgave voor onze gemeente of voor de Rijnstreek als subregio.
47
Kerncijfers Volwassenen- en ouderenpeiling Kaag en Braassem, GGD Hollands Midden, 2012
72
Op 1 juli 2013 maakten er twee inwoners gebruik van beschermd wonen in de vorm van een persoonsgebonden budget, een jaar later waren dat er vier. Op 1 juli 2015 betreft het vijf of zes pgb’s beschermd wonen.48
8.5
Fysieke leefomgeving
Het buitenmilieu heeft invloed op de gezondheid van mensen. Hierbij gaat het om omgevingsfactoren in de fysieke omgeving zoals lucht- en waterverontreiniging, geluid, geur en straling. Deze factoren hebben over het algemeen een direct effect op gezondheid en welbevinden, afhankelijk van de blootstelling. Indirecte effecten treden op via stress veroorzaakt door bijvoorbeeld omgevingsgeluid en in positieve zin door de aanwezigheid van groen, stilte of water. Bezorgdheid over aanwezige milieufactoren In Kaag en Braassem woont een hoger percentage volwassenen in de omgeving met milieufactoren. Denk hierbij aan wegverkeer, treinen, vliegtuigen, intensieve veehouderij, landbouw/tuinbouw/bollenteelt of hoogspanningslijnen. Relatief veel mensen zijn bezorgd vanwege deze milieufactoren; 71%. Bezorgder dan inwoners uit onze buurgemeenten Leiderdorp, Teylingen, Nieuwkoop en Alphen aan den Rijn. Toename van stank- en geluidsoverlast De afgelopen jaren is de ervaren geluidsoverlast toegenomen. In 2012 heeft 17% van de volwassenen aangegeven ernstige geluidshinder te ondervinden.49 Dit is hoger dan het regionaal gemiddelde. Ruim één op de tien volwassenen in Hollands Midden ervaart ernstige geluidshinder. Het meest genoemd zijn geluidshinder veroorzaakt door buren, vliegtuigen en wegverkeer. In 2005 ervoer 9,8% van de inwoners, stankoverlast, in 2009 was 9,3%. In 2012 is dit gestegen naar 12%. Inwoners vinden hun buurt leefbaar Uit de Veiligheidsmonitor 2013 blijkt dat inwoners hun buurt als leefbaar, plezierig en gezellig ervaren. De leefbaarheid van de buurt wordt beoordeeld met het rapportcijfer 7,7. In 2008 was dit een 7,6.
48 49
Hier blijkt een verschil in data uit Leiden en onze eigen data. Volwassenen- en Ouderenpeiling 2012, GGD Hollands Midden
73
8.6
Sociale leefomgeving en spelen
Goede relatie met de buren In Hollands Midden woont 70% tot 75% van de inwoners in een buurt waar de relatie met de buren goed is. Zo geeft 70% aan wekelijks contact te hebben met de buren en doet 69% af en toe iets voor de buren, vooral mensen in de leeftijd van 35 tot 75 jaar. Jongere volwassenen hebben minder contact met de buren. Goede speelplekken in Kaag en Braassem Zevenennegentig procent van de speeltoestellen in onze gemeente stimuleert beweging. De overige drie procent bestaat uit “fantasie” toestellen. In onderstaande tabel is te zien welke sporttoestellen er allemaal in onze gemeente te vinden zijn. Speelplekken in Kaag en Braassem naar leeftijd en naar kern 2015 (playmapping repcon) Kern
Aantal kinderen
Bilderdam
-
-
-
1
9
1
6
4
1
Beweeg toestellen (exclusief sport toestellen) 8
Hoogmade
101
141
109
6
25
10
18
3
1
24
0
Leimuiden
261
297
297
13
45
22
33
10
3
38
4
Rijnsaterwoude
70
103
80
6
26
8
10
6
3
22
1
Woubrugge
238
362
298
13
42
19
21
17
5
36
1
Nieuwe Wetering Kaag
32
51
51
4
18
7
13
5
1
17
0
27
32
43
1
7
2
8
2
1
6
0
Oud Ade
33
65
69
3
17
7
8
3
2
15
0
Oude Wetering
224
278
345
18
83
40
51
18
8
73
2
Rijpwetering
122
125
127
7
31
14
18
10
3
27
1
Roelofarendsveen Totaal
462
656
561
27
137
62
76
41
19
115
3
1570
2110
1980
99
440
192
262
119
47
428
12
0-5
6-12
Speel plekk 13-18 en
Speel- Leeftijdstoestel- categorie len 0-5 612
Sport toestellen 13+
Voldoende speelplekken per kern Per kern verschilt het aantal vierkante meter bespeelbare ruimte, de bevolkingsdichtheid en de samenstelling. Daarom kijken we naar de kernspecifieke situaties. Zo kan de speelruimte beter afgestemd worden op de behoefte/samenstelling en opbouw van de verschillende kernen. In de MAG 2013-2016 zijn we uitgegaan van één speelplek per 75 kinderen tot 6 jaar en één passende speelplek op 100 kinderen van 7 jaar en ouder. Het aantal formele openbare speelplekken in Kaag en Braassem is 99. Dat is gemiddeld één speelplek per 57 kinderen, verdeeld over 11 kernen. Daarbij valt op dat de gemeente (nog altijd) relatief veel kleine speelplekken heeft, zoals een wipkip op de hoek van de straat. In elke kern moet minimaal één speelplek zijn. In alle kernen is dit het geval.
74
Overig (‘fantasie ‘)
0
Door een aantal formele speelplekken50 samen te voegen, groeien de speelplekken aanzienlijk in speelwaarde. Om het aantal plekken waar gespeeld kan worden niet te laten afnemen, kunnen de speelplekken waar de toestellen worden weggehaald, worden omgevormd tot informele speelplekken51. Gemiddeld gezien zijn er op dit moment dus meer speelplekken dan de huidige gehanteerde MAG- norm. De meeste speelplekken in de gemeente zijn voor meer dan één leeftijdscategorie geschikt. Hierdoor zijn er per leeftijdscategorie relatief veel speelplekken. In onze gemeente zijn nog relatief veel kleine speelplekken met een lage speelwaarde. Gemiddeld staan er 4.452 speel- of sporttoestellen per speelplek. Speelplekken per leeftijdscategorie Leeftijdscategorie 0-6 jaar 6-12 jaar 13 jaar en ouder
Gemiddeld aantal kinderen per speelplek 1 per 19 kinderen 1 per 27 kinderen 1 per 37 kinderen
Het voordeel van één grote speelplek die geschikt is voor meerdere leeftijdscategorieën (ten opzichte van meerdere kleine plekken) is dat deze speelplekken langer blijven voldoen aan de behoefte vanuit de wijk, ook naarmate de bevolkingssamenstelling verandert. Daarnaast kan een dergelijke speelplek dienen als ontmoetingsruimte voor zowel kinderen als ouders. Opkomende sport Een van de opkomende sporten in de openbare ruimte is Calisthenics. Dit is een verzamelnaam voor alle oefeningen die worden uitgevoerd met het eigen lichaamsgewicht of in combinatie met minimale apparatuur. Het wordt voornamelijk gedaan in speeltuinen en buitenfitnessgelegenheden. Ook in onze gemeente groeit deze behoefte. Zo is in Woubrugge een groep jongeren bezig met een plan ter realisatie van een dergelijke plek. Calisthenics is nog relatief onbekend, maar deze nieuwe trend in ‘street workout’ is een groeiende sport in Nederland, die steeds meer jongeren en jongvolwassenen beoefenen.
50
Een door de gemeente aangewezen plek met door de gemeente geplaatste speeltoestellen. Een door de gemeente aangewezen plek zonder door de gemeente geplaatste speeltoestellen. 52 Bij deze telling zijn knikkertegels en hinkelbanen ook meegeteld als speeltoestel en wordt een voetbalveldje geteld als twee toestellen (twee doeltjes). 51
75
9. Veiligheid In dit hoofdstuk komen o.a. veiligheidsbeleving, huiselijk geweld en kindermishandeling en jeugd aan bod. In hoofdstuk 3.5 is alcohol en drugs beschreven.
9.1
Veiligheid en veiligheidsgevoel in Kaag en Braassem
De Veiligheidsmonitor is een landelijk bevolkingsonderzoek naar veiligheid(-beleving) en leefbaarheid. Kaag en Braassem doet hier elk jaar aan mee. Inwoners voelen zich minder vaak onveilig Uit de Veiligheidsmonitor 2013 blijkt dat tien procent van de inwoners zich wel eens onveilig voelt in hun buurt. In vergelijking tot 2011 is dit percentage met 5% gedaald. Hondenpoep op de stoep, te hard rijden en parkeerproblemen worden als de oorzaken van overlast ervaren. Inwoners geven ook aan overlast te ervaren door o.a. rommel op straat, rondhangende jongeren en vernieling van straatmeubilair. Kaag en Braassem scoort op deze gebieden beter dan vergelijkbare gemeenten in Nederland. Vernieling, jeugdoverlast en geluidsoverlast worden het meest gemeld De burger signaleert en meldt dagelijks overlastgevende en onveilige situaties en klachten aan zowel gemeente als politie. De meeste overlastincidenten betreffen vernieling, jeugdoverlast en geluidsoverlast. Op de tweede plek komen overlast door personen en conflictbemiddeling (burenruzie e.d.). Aantal woninginbraken neemt af, impact blijft groot Slechts 0.6% van de inwoners acht de kans op een woninginbraak (heel) groot. Het aantal woninginbraken is in vergelijking met 2011 en 2012 afgenomen. Uit de cijfers blijkt verder een stijging van het percentage pogingen tot inbraak. Overzicht aantal woninginbraken in Kaag en Braassem (Bestuurlijke 12-maandsrapportage januari t/m december 2014, district Alphen-Gouda) 2015 2014 2013 2012 2011 (t/m aug) Kaag en Braassem 51 85 84 108 101 (31,4%)* (35,3%) (33,3%) (31,5%) (23,8%) * % poging tot woninginbraak De meeste woninginbraken vinden plaats tijdens de ‘donkere maanden’; september t/m januari. In Kaag en Braassem heeft met name het gebied en de kernen rond de A4 – Roelofarendsveen, Oude Wetering en Leimuiden – last van woninginbraken. Inbrekers komen veelal uit de grote steden. Mobiel banditisme is hier een bekend fenomeen. In zowel 2013 als 2014 heeft er één (geregistreerde) overval plaatsgevonden. In 2015 vooralsnog geen.
76
Zowel een woninginbraak als overval zijn een ‘high impact crime’ vanwege de geestelijke en soms ook lichamelijke schade die slachtoffers hiervan ondervinden. Inwoners nemen preventieve maatregelen Om te voorkomen dat inwoners slachtoffer worden van criminaliteit nemen zij preventieve maatregelen, zoals het halen van waardevolle spullen uit de auto, het (beter) beveiligen van hun woning of het laten branden van licht. In vergelijking met andere gemeenten nemen inwoners vaker technische preventieve maatregelen (het gebruik van extra veiligheidssloten en veiligheidsgrendels). Het percentage pogingen tot inbraak (dus inbraken zonder resultaat) stijgt. Op basis hiervan zou je kunnen stellen dat het voor inbrekers lastiger wordt om in een huis binnen te komen. Preventieve maatregelen lijken dan ook succesvol. Weinig sprake van slachtofferschap, ook weinig aangiften Weinig inwoners geven aan slachtoffer te zijn geweest van geweldsdelicten (10,3%), vermogensdelicten (8.8%) en vandalisme (5.3%).53 Het aantal geweldsdelicten bijvoorbeeld mishandeling, bedreiging en openlijk geweld tegen personen is in 2015 hoger dan in 2014.54 Het aantal aangiften per 1.000 inwoners in Kaag en Braassem ligt beduidend lager dan het gemiddelde van de Eenheid Den Haag. Aantal geregistreerde misdrijven 2010-2013 (politiecijfers team Kaag en Braassem)
Kaag en Braassem
2013
2012
2011
2010
674
832
935
898
Politie heeft lange aanrijdtijd De politie moet zo snel mogelijk ter plaatse zijn als er zich een noodsituatie voordoet. Als wordt gekeken naar de reactietijd is de politie in 2015 in 72,3% van de gevallen op tijd.55 De afgesproken norm is 90%. Bekeken vanuit de aanrijdtijd is de politie in 80% op tijd aanwezig. Het vertrouwen in de politie wordt door inwoners beoordeeld met een rapportcijfer 6. In vergelijkbare gemeenten is dit cijfer exact hetzelfde. Aantal aanhoudingen in Kaag en Braassem daalt Het aantal aangehouden verdachten laat de afgelopen jaren een constante daling zien. In 2013 betrof het totaal 245, waarvan 107 verdachten woonachtig waren in de gemeente. Hiervan waren er 81 in de leeftijd van 25 jaar of ouder, 23 waren 18-24 jaar en drie vielen in de categorie 12-17 jaar.
53
54
Veiligheidsmonitor 2013
Bestuurlijke 8-maandsrapportage januari t/m augustus 2015, district Alphen-Gouda
55
De reactietijd is de tijd tussen het moment dat de melding bij de meldkamer is binnengekomen tot het moment waarop de eerste eenheid van de politie ter plaatse is (=verwerkingstijd meldkamer + aanrijdtijd politie). 77
Grote stijging in aantal incidenten met verwarde personen Door de bezuinigingen en decentralisatie van zorgtaken komen verwarde personen steeds meer in de samenleving te staan, denk aan alcohol- of drugsgebruikers, mensen met een psychische stoornis of ouderen met dementie. Het aantal incidenten met verwarde personen in Kaag en Braassem stijgt fors. Op het niveau van onze politie-eenheid Den Haag is sprake van een toename van ruim 25%. In district Alphen aan den Rijn – Gouda blijft het aantal vrijwel gelijk in de periode januari t/m augustus, namelijk 808 in 2014 en 817 in 2015. In Kaag en Braassem waren er in de periode januari t/m augustus 2015 51 incidenten met verwarde personen ten opzichte van negentien incidenten in diezelfde periode van 2014. Een flinke toename dus. Ook TOM in de buurt krijgt steeds vaker te maken met verwarde personen. Aantal incidenten met verwarde personen (Bestuurlijke 8-maandsrapportage januari t/m augustus 2015, district Alphen-Gouda)
Kaag en Braassem
2015 (t/m aug)
2014 (t/m aug)
2014
2013
2012
51
19
32
33
37
In Hollands Midden is in 2014 gestart met een projectgroep die de knelpunten in de zorgtoeleiding van verwarde personen inventariseerde. Eind 2014 is vervolgens vanuit de districtscolleges Alphen-Gouda en Leiden-Bollenstreek een bestuurlijke opdracht gegeven voor het realiseren van een integrale aanpak voor verwarde personen voor heel Hollands Midden. Daarbij zijn zowel de ketenpartners uit de zorg als de veiligheidsketen betrokken. De aanpak van verwarde personen heeft veel raakvlakken en een gedeeltelijke overlap met het onderzoek naar een integrale regionale crisisdienst 0-100 jaar. Over en weer wordt bij elkaar aangesloten om raakvlakken zo goed mogelijk gezamenlijk op te pakken.
Plan van aanpak verwarde personen Minister Schippers van VWS heeft in juni 2015 een plan van aanpak verwarde personen naar de Tweede Kamer gestuurd. De kamerbrief gaat over de verbetering van de opvang en zorg voor verwarde mensen. Dit betreft een diverse groep mensen. Het zijn niet uitsluitend mensen met een psychische/psychiatrische aandoening. De verwardheid wordt ook vaak veroorzaakt door omstandigheden waarin mensen zich bevinden zoals schulden, dakloosheid, rouw, onverzekerd zijn, illegaliteit. Voor een stijging van het aantal verwarde personen op straat met psychische problemen zijn waarschijnlijk nog meer en andere oorzaken aan te wijzen. De minister noemt in haar brief onder meer ambulantisering van de zorg (dat wil zeggen: mensen worden minder snel opgenomen en blijven langer thuis wonen, of gaan van intern wonen in een instelling weer in een huis wonen), meer psychische problemen, bezuiniging op de financiering van inloopvoorzieningen of te weinig doorstroom in de maatschappelijke opvang. De minister wil dat alle partijen de handen ineen slaan om op lokaal niveau - onder regie van gemeenten - maatregelen te nemen die zorgen voor een sluitende en samenhangende aanpak voor de problematiek rond verwarde personen.
78
9.2
Huiselijk geweld en kindermishandeling
Veilig thuis Per 1 januari 2015 zijn de Stichting Huiselijk Geweld (SHG) en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMHK) opgegaan in de organisatie ‘Veilig thuis’. Veilig Thuis is er voor advies en hulp rond huiselijk geweld en kindermishandeling. Zij geven advies over wat inwoners zelf kunnen doen, onderzoeken wat er aan de hand is en organiseren de juiste hulp. Het aantal adviezen (6%) en onderzoeken (38%) is flink gestegen in de periode t/m mei 2015.1
Meldpunt Zorg en Overlast In de regio Hollands Midden is er voor gekozen het Veilig thuis in samenhang met het Meldpunt Zorg en Overlast vorm te geven. Bij het Meldpunt Zorg en Overlast worden zorgwekkende situaties en situaties van ernstige overlast gemeld. Dit betreft in de meeste gevallen mensen bij wie een opeenstapeling van risicofactoren aan de orde is (o.a. opvoedingsproblemen, huiselijk geweld en zaken waarbij kinderverwaarlozing speelt). Het meldpunt fungeert als vangnet met het doel hen na melding toe te leiden naar passende hulp en de geboden hulp te coördineren zo lang als nodig is.
Aantal meldingen Meldpunt Zorg en Overlast neemt toe Per hoofd van de bevolking werden in 2012 en 2013 de meeste zaken gemeld uit Leiden en Alphen aan den Rijn, de minste uit Rijnwoude, Nieuwkoop en Kaag en Braassem. In 2014 kwamen er 40 meldingen over inwoners uit Kaag en Braassem binnen bij het meldpunt. In 2013 waren dit er 34. In de periode 2011-2014 is het aantal meldingen voor Kaag en Braassem telkens gestegen (16-26-34-40). Het totaal aantal meldingen in Holland Rijnland is in 2014 echter gedaald met 4%. Trend aantal gemelde zaken Meldpunt Zorg en Overlast per 10.000 inwoners (OGGZ Monitor 2012-2013) Kaag en Braassem Holland Rijnland
2014 16
2013 13
2012 10
2011 6
2010 7
2009 8,3
2008 4
2007 10,7
23
24
24
19
19
19,5
17,3
18
De belangrijkste reden om te melden, is ‘financiële problemen’ (464 zaken in 2013),gevolgd door ‘dreigende huisuitzetting (408 zaken in 2013) en ‘vervuiling, verwaarlozing, verzamelwoede’ (222 zaken in 2013).56 In 16% van de gevallen zijn er signalen van huiselijk geweld (2014). Nog altijd nieuwe casuïstiek in Zorgnetwerk Het zorgnetwerk is een lokaal multidisciplinair overleg. Omdat altijd meerdere problemen tegelijk spelen (verslaving, verwaarlozing, schulden en dergelijke) zijn meerdere partners
56
Monitor OGGZ 2012-2013 Zuid-Holland Noord, GGD Hollands Midden, juli 2014
79
hierin vertegenwoordigd. In 2011 zijn 21 nieuwe situaties besproken in het zorgnetwerk. In 2014 waren er 22 nieuwe aanmeldingen. 1 op de 25 volwassen slachtoffer huiselijk geweld Vier procent van de volwassen inwoners van Kaag en Braassem geeft aan ooit slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld (ten opzichte van 7% in 2009).57 In 2013 zijn zo’n 2500 incidenten huiselijk geweld geregistreerd bij de politie (regio Hollands Midden). Ongeveer een kwart van de incidenten leidt tot een aangifte. Het werkelijke aantal is waarschijnlijk dus hoger. Het aantal aangiften in Kaag en Braassem is redelijk stabiel over de jaren 2012-2014. Aantal geregistreerde incidenten huiselijk geweld (OGGZ Monitor 2012-2013 en politiecijfers) aantal Kaag en Braassem Aantal aangiften Holland Rijnland
72 16 -
2014 per 1.000 7 -
aantal 71 18 2563
2013 per 1.000 7 11
aantal 53 15 2399
2012 per 1.000 5 10
Met 7 incidenten per 1.000 inwoners behoort Kaag en Braassem tot de gemeenten met de minste geregistreerde incidenten in Holland Rijnland. De politie kan in haar registraties geweldsdelicten voorzien van een zogenaamde projectcode huiselijk geweld. In 2013 zijn er 61 van die registraties gedaan voor Kaag en Braassem. Ten opzichte van de voorgaande drie jaren in dat een stijging van 30%.58 De politie heeft het gevoel dat veel zaken achter gesloten deuren blijven en dat melden nog steeds taboe is. In 2014 waren er in Hollands Midden in totaal 685 casussen bij het Steunpunt Huiselijk Geweld, waarvan zeventien uit Kaag en Braassem.59 Het betrof acht adviesvragen, vijf consulten en vier meldingen over geestelijk geweld (5), lichamelijk geweld (8), ouderenmishandeling (2), seksueel geweld (1) en andere zaken (1). Stijging van het aantal meldingen kindermishandeling In 2012 werd over 40 kinderen uit Kaag en Braassem een melding van kindermishandeling gedaan. Het betrof hier meldingen bij het voormalig Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Dit betekent 7 meldingen per 10.000 inwoners, tegenover 14 meldingen per 10.000 inwoners in Holland Rijnland. Daarmee zat Kaag en Braassem, samen met Lisse en Oegstgeest, het laagst in Holland Rijnland. Dit kan te maken hebben met de lage meldingsbereidheid van inwoners. In 2014 zijn beduidend meer kinderen uit Kaag en Braassem gemeld bij het AMK, namelijk 65. In ongeveer de helft van de gevallen is een onderzoek gestart (33 onderzoeken).60 57
Factsheet Lichamelijke en psychosociale gezondheid, Volwassenen- en Ouderenpeiling 2012, GGD Hollands Midden 58 Gebiedsscan 2013, politie Team Nieuwkoop-Kaag en Braassem 59 Jaarverslag SHG 2014 60 Jaarverslag SHG 2014
80
Aantal gemelde kinderen bij het voormalig Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Jaartal 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Totaal Kaag en Braasem 34 50 57 58 40 34 65
Totaal Holland Rijnland 1.450 1.731 1.631 1.556 -
In de Jongerenpeiling 2013 geeft 1,2% van de jongeren aan ooit mishandeld te zijn door een volwassene (ten opzichte van 2,7% regionaal). Aantal tijdelijke huisverboden al jaren stabiel Het opleggen van een huisverbod heeft als doel escalatie te voorkomen en hulp te bieden in een situatie van ernstige dreiging van huiselijk geweld. Politie, burgemeester, Meldpunt Zorg en Overlast, maatschappelijk werk en Reclassering spelen en belangrijke rol in de uitvoering en opvolging. In 2014 werden in de Rijnstreek in totaal 21 huisverboden opgelegd: 19 in Alphen a/d Rijn, 1 in Nieuwkoop, 2 in Kaag en Braassem en 1 in Rijnwoude. Aantal opgelegde huisverboden (OGGZ Monitor 2012-2013 en politiecijfers) Kaag en Braassem Holland Rijnland Hollands Midden
2014 2 78 106
2013 1 73 114
2012 3 61 90
2011 2 80 109
2010 0 66 -
2009 3 38 -
Er wordt doorgaans maar één huisverbod per woonadres opgelegd. Verlenging gebeurt zelden. Er lijkt weinig sprake van recidive. Meldcode wordt ingezet De Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is op 1 juli 2013 van kracht geworden. Verenigingen die met kinderen werken, worden getraind op het vlak van preventie seksueel misbruik, signaleren van huiselijk geweld en de meldcode. Vrijwilligers krijgen training om signalen van huiselijk geweld te signaleren en herkennen. Er is een aandachtsfunctionaris meldcode en huiselijk geweld voor verenigingen die vragen hebben rond dit thema. Ook professionals in onze gemeente krijgen training om te werken met de meldcode.
81
9.3
Jeugdbescherming en jeugdcriminaliteit
Interventies (vrijwillig kader) Interventie Crisisinterventie
Wet tijdelijk huisverbod
Toelichting Dit betreft het aantal crisisinterventies dat het crisisinterventieteam BJz heeft uitgevoerd. Dit team kon 24 uur per dag, zeven dagen per week snel ingrijpen bij een crisissituatie, waarbij een kind (of de ouders) gevaar liep. Het aantal zaken waarbij Bureau Jeugdzorg is betrokken in het kader van de Wet Tijdelijk Huisverbod. Wanneer een tijdelijk huisverbod wordt opgelegd waarbij de dader van huiselijk geweld uit huis wordt gehaald, en hierbij kinderen betrokken zijn, wordt Bureau Jeugdzorg direct ingeschakeld.
2012 6
2013 5
2014 4
2015 -
3
-
1
1
Daling nieuwe maatregelen jeugdbescherming Als vrijwillige hulp onvoldoende werkt of als er acute situaties zijn waarbij de ontwikkeling en de veiligheid van het kind in gevaar zijn, legt de rechter een jeugdbeschermingsmaatregel op. In 2014 is één maatregel, een ondertoezichtstelling61 (OTS), opgelegd. In 2010 kregen drie jeugdigen uit Kaag en Braassem een beschermingsmaatregel opgelegd. In 2014 hadden in totaal 22 jeugdigen te maken met een maatregel (4 voogdij62, 18 OTS). In 2012 waren dit er 16 (4 voogdij, 12 OTS) en in 2010 19 jeugdigen (18 OTS; 1 voogdij). Bij vijf kinderen loopt in 2014 een preventieve maatregel jeugdbescherming.
Jeugdbescherming West Jeugdbescherming West (tot 1 januari 2015 Bureau Jeugdzorg) zorgt voor hulp aan kinderen en jeugdigen die complexe problemen hebben en/of in hun omgeving ondervinden, maar zorgt ook voor hulp aan jeugdigen die ernstige problemen veroorzaken. De kinderrechter kan besluiten dat een jeugdige die een strafbaar feit heeft gepleegd (soms naast een straf) begeleid moet worden door de jeugdreclassering. Er zijn verschillende vormen van jeugdreclassering mogelijk. De zwaarte van de maatregel hangt af van de ernst en het aantal delicten dat een jeugdige heeft gepleegd. Grote afname van het aantal jeugdreclasseringsmaatregelen In 2014 kreeg één jeugdige uit onze gemeente een jeudgreclasseringsmaatregel opgelegd. In 2012 waren dit er nul. Dit was een enorme afname ten opzichte van 2010, toen nog zeven jeugdigen uit Kaag en Braassem een jeugdreclasseringsmaatregel opgelegd gekregen.
61
Onder toezichtstelling: kind en ouders krijgen steun van een gezinsvoogd. Deze gezinsvoogd maakt met het gezin een plan van aanpak om ervoor te zorgen dat het weer beter gaat met het kind. 62 Voogdij: ontzetting of ontheffing van de ouderlijke macht. Jeugdzorg neemt dan het gezag over van ouders.
82
Cijfers jeugdcriminaliteit (RIS) Aantal jeugdcriminelen (12-17 jaar) Aantal jongvolwassen criminelen (18-24 jaar) Jongvolwassen criminelen per 100 jongeren (18-24 jaar) Kaag en Braassem Jongvolwassen criminelen per 100 jongeren (18-24 jaar) Holland Rijnland
2012 0 40 (waarvan 2 harde kern) 1,9%
2013 0 27 (waarvan 2 harde kern) 1,3%
2,5%
2,2%
Aantal HALT-straffen neemt toe Halt heeft als doel het terugdringen van jeugdcriminaliteit. Halt levert kortlopende interventies ter voorkoming, bestrijding en bestraffing van jeugdcriminaliteit. In 2014 zijn 22 jongeren tussen de 12 en 18 jaar uit Kaag en Braassem doorverwezen naar HALT in verband met o.a. baldadigheid (9), vermogensdelicten (6), vuurwerkovertredingen (3) en schoolverzuim (1). Negentien hiervan met een geslaagd resultaat. De meest voorkomende leeftijdsgroep is 14-16 jaar. Aantal HALT-straffen/verwijzingen in Kaag en Braassem
Totaal Man Vrouw
2014
2013
2012
2011
34 32 2
15 14 1
22 19 3
23 -
Jeugd Preventieteam Medewerkers van het Jeugd Preventie Team (JPT) werken samen met de politie aan intensieve kortdurende hulpverlening voor probleemjongeren. Doel is om recidive te voorkomen en passende hulp te bieden door middel van preventieve maatregelen. Per 1 januari 2016 wordt het JPT ondergebracht bij het programma Maatschappelijke Zorg en Veilig thuis van de RDOG. Aanpak jeugdoverlast De afgelopen jaren komen er bij zowel de gemeente als de politie steeds meer meldingen binnen omtrent jeugdoverlast. Begin september 2015 is er in onze gemeente één hinderlijke jeugdgroep (volgens de Beke methodiek). De groep van ca. 45 personen bestaat uit verschillende subgroepjes van verschillende leeftijden. De meeste jongeren kennen elkaar uit Roelofarendsveen en Oude Wetering. De omgeving ervaart hiervan overlast. Binnen het Preventienetwerk jeugd en veiligheid, waarin politie, gemeente en jongerenwerkers samenwerken, wordt ingezet op het aanspreken van de jongeren en hun ouders/verzorgers over het onwenselijk gedrag. Daarnaast is er een groepsaanpak binnen het Veiligheidshuis gestart.
83
Aantal meldingen overlast jeugd (Registratiesysteem MyCorsa van de gemeente + Bestuurlijke 8-maandsrapportage januari t/m augustus 2015, district Alphen-Gouda) 2015 (t/m aug)
2014
2013
2012
32
35
7
-
69
157
113
110
Meldingen overlast hangjongeren Overlastmeldingen jeugd politie
9.4
Veiligheidshuis Hollands Midden
Wat doet het Veiligheidshuis? Veiligheidshuizen richten zich op complexe problematiek. De casuïstiek wordt gewogen in de briefing, waarin alle sleutelpartners vertegenwoordigd zijn. Dit is het moment waarop bepaald wordt óf en waar een casus in het Veiligheidshuis Hollands Midden (VHH) zal worden besproken, bijvoorbeeld voor casusoverleg, monitoring of bilateraal afhandelen. In focusoverleggen kunnen zowel volwassenen als jeugdigen alsook hele gezinnen besproken worden. Per focusoverleg wordt één casus behandeld. Aan tafel zitten altijd professionals die zelf bekend zijn met de casus. Het is mogelijk dat personen uit het nietprofessionele netwerk aansluiten, bijvoorbeeld ouders. Ook kan de cliënt zelf uitgenodigd worden voor het overleg. Kernproblematiek is zorg, werk en inkomen, huisvesting en schulden. Op de thematafels Nazorg (ex-)gedetineerden wordt ook niet-complexe casuïstiek behandeld. Hiervoor is gekozen, omdat het voor kleinere gemeenten niet altijd efficiënt en effectief is om deze nazorg zelf te organiseren. Veiligheidshuis en de gemeente Kaag en Braassem In 2014 zijn 496 cases in behandeling (geweest). In 2014 zijn in totaal 29 zaken63 uit onze gemeente besproken in het Veiligheidshuis. Het betreft zestien meldingen in de briefing, twee in de focusaanpak, er waren negen lopende zaken nazorg ex-gedetineerden (waarvan twee nieuwe instroom in 2014) en twee stelselmatige daders (zeer actieve veelplegers). Cijfers 2014 Veiligheidshuis Hollands Midden Veiligheidshuis Briefing Agenderen voor casusoverleg, monitoring of thematafel Bilateraal afhandelen Niet behandelen Agenderen voor Focus/Top60
Kaag en Braassem
Hollands Midden
16 43,7% (7 zaken)
1601 15,4%
25,0% (4 zaken) 31,3% (5 zaken)
42,0% 35,9% 5,7%
63
Een casus staat niet gelijk aan een persoon, één persoon kan meerdere keren passeren met een casus binnen het VHH.
84
Aangemeld voor vrijwillig traject Focus/Top60 Nazorg (ex-)gedetineerden Totaal
0,9%
2 9
77
29
496
Lokale veiligheidskamer De lokale veiligheidskamer (voormalig ‘Het Overleg’ in Alphen aan den Rijn) dient er voor te zorgen dat alle jongeren tot en met 23 jaar die problemen veroorzaken of risico lopen om af te glijden, worden gevolgd en dat waar nodig wordt geïntervenieerd. Tijdens driewekelijkse overleggen kunnen jongeren uit Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Kaag en Braassem door de aanwezige partijen worden besproken (o.a. politie, gemeente, leerplicht, justitie). De lokale veiligheidskamer is vooral georiënteerd op de gemeente Alphen aan den Rijn. In zowel 2013 als 2014 zijn er slechts drie jongeren uit Kaag en Braassem besproken in de lokale veiligheidskamer en in 2015 zelfs (vooralsnog) geen. Op dit moment worden de mogelijkheden onderzocht om dit samenwerkingsverband op gemeentelijk niveau – dus binnen Kaag en Braassem – te laten plaatsvinden zodat informatie over bepaalde jongeren toch kan worden uitgewisseld ten behoeve van eventuele interventies. Groepsaanpak jeugd Met betrekking tot de hinderlijke en overlastgevende jeugdgroep is onder de vlag van het Veiligheidshuis een apart overlegstructuur in het leven geroepen, het Groepsaanpak Overleg. De jongeren die in dit overleg worden besproken, komen bij de politie veelvuldig in beeld. Door informatie over de jongeren uit te wisselen wordt geprobeerd te komen tot een samenhangende en op elkaar afgestemde (preventie en/of repressieve) aanpak. Motie van der Staaij In 2014 is de motie Van der Staaij aangenomen waardoor er door de regering structureel 2,5 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld voor trajecten voor begeleiding rond wonen en werken voor ex-gedetineerden met als doel de integrale aanpak bevorderen om een duurzame oplossing voor de ex-gedetineerde te bewerkstelligen op het terrein van wonen en werken.
85
9.5
Georganiseerde criminaliteit
Stijging van het aantal hennepkwekerijen Al jaren is er een stijging in het aantal (ontmantelde) hennepkwekerijen. Vaak staan deze kwekerijen in woningen en is er een direct gevaar voor omwonenden. Zaken worden door de politie steeds sneller opgepakt. Er wordt gestreefd om meer hennepzaken “op te sporen” en de verdachten aan het te houden en te vervolgen. Recent is er een casusoverleg gestart waarbij periodiek hennepzaken worden besproken en te onderzoeken welke interventie het meest effectief is. Het OM en de Belastingdienst zijn hierbij aanwezig. Aantal ontmantelde hennepkwekerijen (Bestuurlijke 4-maandsrapportage januari t/m april 2015, district Alphen-Gouda)
Kaag en Braassem
9.6
2015 (t/m aug)
2014
2013
2012
8
7
6
5
Burgerparticipatie
Burgernet De gemeente doet sinds september 2013 mee aan Burgernet. In Burgernet werken burgers, gemeente en politie samen aan meer veiligheid in de buurt. Hoe meer mensen aan Burgernet deelnemen, hoe groter de kans dat een verdacht of vermist persoon wordt opgespoord In mei 2015 zat het aantal deelnemers in Kaag en Braassem op 875. Dat is 3,4% (doelstelling is 5%). Reden voor het lagere aantal aanmeldingen is dat er weinig ‘burgernetwaardige’ incidenten gebeuren in onze gemeente en er dus weinig Burgernetberichten uitgaan. Hierdoor is het voor onze inwoners interessant om zich aan te melden. Op dit moment zijn we met Burgernet in gesprek over strategieën om het aantal deelnemers te laten toenemen.
86
10. Maatschappelijk vastgoed De gemeente heeft vier categorieën vastgoed: NIEGG’s (Niet in Exploitatie Genomen Gronden ), Grexen, maatschappelijk vastgoed en wettelijk verplicht vastgoed (waar scholen, gymfaciliteiten en kerktorens onder vallen). Meer dan de helft is maatschappelijk vastgoed. De vastgoedportefeuille is daarmee niet alleen groot, maar ook gevarieerd. De portefeuille bevat o.a. scholen (wettelijk verplicht), sportcomplexen, kinderdagverblijven, graslanden en economische objecten. Het huidige maatschappelijk vastgoed dat de gemeente Kaag en Braassem in bezit heeft, is grotendeels verouderd. Ook is er steeds meer leegstand.
Definitie maatschappelijk vastgoed “Maatschappelijk vastgoed is de (gebouwde) ruimte die nodig is voor alle voorzieningen en activiteiten die voor leefbare en vitale wijken en buurten noodzakelijk is.” Deze definitie wordt gebruikt in navolging van VROM, VWS en VNG, om het vastgoed aan te duiden dat plaats biedt aan voorzieningen voor zorg, welzijn, onderwijs, maatschappelijke opvang, veiligheid, sport en cultuur.
10.1 Rolneming van de gemeente Regiegemeente, ook in vastgoed Een regiegemeente willen zijn, betekent een andere rolneming van de gemeente. De gemeente wil geen vastgoedbeheerder meer zijn en is voor efficiënter én multifunctioneel gebruik van het huidige vastgoed. De gemeente is met samenwerkende partijen op zoek naar de invulling hiervan op dit vlak. Afstemming tussen het gemeentelijke maatschappelijk vastgoed en het vastgoed in eigendom van particulieren en andere organisaties is van belang.
10.2 Toekomstbestendige vastgoedportefeuille De samenleving verandert in een rap tempo. En daarmee verandert ook de vraag naar vastgoed. Vastgoed heeft als eigenschap een statisch aanbod te hebben terwijl de vraag dynamisch is. Door het ontbreken van een vastgoedstrategie is er geen focus op het continue realiseren van een match tussen de organisatie aan de vraagzijde en het vastgoed aan de aanbodzijde. Nieuwe vastgoedstrategie De huidige werkwijze conform de MAG vraagt niet alleen om een integrale aanpak en verdergaande samenwerking van organisaties, maar ook om een andere invulling van de vastgoedportefeuille. Daarom is in 2013 een nieuwe vastgoedstrategie ontwikkeld. Omdat het bezit van vastgoed geen primaire taak van de gemeente is, luidt de vastgoedstrategie: “Afstoten, tenzij…” Daarnaast is de strategie gericht op meer samenwerking, innovatie en efficiënt gebruik.
87
In de huidige situatie blijven organisaties nog te veel gericht op de (gepachte) accommodatie en activiteiten. Met de nieuwe strategie worden organisaties gedwongen om zich te richten op de te bereiken maatschappelijke effecten – in plaats van het vastgoedobject zoals bijvoorbeeld een clubhuis of kantine. Het vastgoed van de gemeente moet dan aantoonbaar noodzakelijk zijn om de maatschappelijke effecten te bereiken. Door deze vastgoedstrategie, waarbij ook vastgoed van derden wordt betrokken, kunnen organisaties elkaar versterken en nieuwe initiatieven worden ontplooid, die aansluiten bij de gemeentelijke doelstellingen. De gemeente erkent dat voor het bereiken van maatschappelijke effecten wel vastgoed nodig is, maar dat het niet noodzakelijk is dat de gemeente dat vastgoed in eigendom heeft.
88
Bijlagen Overzicht maatschappelijk vastgoed per kern Kern
Soort vastgoed
Adres
Naam gebruiker
Hoogmade
Maatschappelijk / cultureel KDV / Peuterspeelzaal / BSO Sport: velden
Parallelweg 1
Jeugdvereniging De Brug 2000 Kinderopvang Snoopy
Sport: gebouwen
Grasland
Beukenlaan 48, TV Leimuiden Beukenlaan 50, De Kickers 69 Kerklaan ijsbaan
Sport: gebouwen
Kerklaan scouting
Sport: gebouwen Maatschappelijk / cultureel
Larikslaan 20, 't Spant Stapenseastraat 12
Sport: zwembaden
Tuinderij 3, De Kleine Oase
Voormalige basisschool Maatschappelijk / cultureel Maatschappelijk / cultureel Maatschappelijk / cultureel KDV / Peuterspeelzaal / BSO Huur aan derden
Noordveenweg 12
Maatschappelijk / cultureel Maatschappelijk / cultureel
Weteringlaan 16
Leimuiden
Sport: gebouwen
Nieuwe Wetering
Oude Ade Oude Wetering
Acacialaan 50, perceel buitenruimte. Beukenlaan
Regenboogweg 102 Blijverspolder 4, Meddle Saskia van Uylenburchlaan 22 Watergang 1, vm. BS De Wegwijzer Watergang 1, vm. BS De Wegwijzer
Weteringlaan 18
Tennisvereniging Leimuiden Tennisvereniging Leimuiden Sportvereniging De Kickers 69 IJsclub Nut en Vermaak Stichting Scouting '63 LeimuidenRijnsaterwoude St. Melinda Humanitaire Transporten St. Vrienden van de Kleine Oase
St. Cultureel Centrum Nieuwe Wetering Jeugdsociëteit Meddle Stichting Oud Alkemade t Zonnestraaltje B.V./ Kindkracht De Grote Beer St. Samenwerkende Basisscholen Alkemade Vogelvereniging De Diamantvink Postduivenvereniging De Witkop 89
Kern
Rijnsaterwoude
Soort vastgoed
Adres
Naam gebruiker
Maatschappelijk / cultureel Maatschappelijk / cultureel Maatschappelijk / cultureel KDV / Peuterspeelzaal / BSO KDV / Peuterspeelzaal / BSO Sport: gebouwen
Weteringlaan 20 Weteringlaan 22
Jeugdsociëteit "t Farmhouse Motorclub Alkemade
Herenweg 22 - "Het Schoolhuis" Herenweg 145 - "Baloe"
Kinderopvang Baloe
Sport: gebouwen
Rijpwetering
Voormalig gemeentehuis Sport: velden Sport: velden Sport: velden Sport: gebouwen Sport: gebouwen Sport: gebouwen Sport: velden KDV / Peuterspeelzaal / BSO Sport: velden Sport: gebouwen
Roelofarends veen
Huur aan derden Sport: velden
Sport: velden
Herenweg 145 - PSZ
Herenweg 153 - Jeu de Boules baan Herenweg 153 - Sporthal "De Meerkant" Herenweg 165 Herenweg 165a achter Oud Adeselaan Oud Adeselaan Oud Adeselaan 38, ROAC '79 (handbal) Oud Adeselaan 40, Sporthal Oud Adeselaan 42, HockeyClub Alkemade Oud Adeselaan 42, HockeyClub Alkemade Oud Adeselaan 52, St. Peuterhaven Oud Adeselaan 54, Tennisclub Rijpwetering Oud Adeselaan 54, Tennisclub Rijpwetering De Schoolbaan 2, Maatschappelijk Werk Lucas van Leydenlaan 2, ligweide
Lucas van Leydenlaan 2, Ligweide
RTC en De Tweesprong B.V.
IJsclub De Eendracht ROAC '79 Handbalvereniging OASE ROAC '79 Sporthal Alkemade West Vastgoed B.V. Hockey-Club Alkemade
S.A.Th. Van der Meer-Scheppingen Tennisclub Rijpwetering Tennisclub Rijpwetering St. Kwadraad DOSR Roelofarendsveen, zaterdag vanaf 13.00 u en zondag Alkmania, zaterdag tot 13.00 uur 90
Kern
Soort vastgoed
Adres
Naam gebruiker
Sport: gebouwen
Lucas van Leydenlaan 2, zwembad en sportcentrum Noordeinde 240
De Tweesprong B.V.
Maatschappelijk / cultureel Maatschappelijk / cultureel
Noordhoek 19
KDV / Peuterspeelzaal / BSO KDV / Peuterspeelzaal / BSO KDV / Peuterspeelzaal / BSO School
Pastoor Onelplein 5
School
Schoolbaan 1
Huur van derden School Maatschappelijk / cultureel Sport: gebouwen Sport: velden
Schoolbaan 2, CJG maatschappelijk werk. Schoolplein 1 Kaskade Sotaweg evenemententerrein Sportpad 11, SV Alkmania Sportpad 11, SV Alkmania
Sport: velden
Sportpad 17, DOSR
Sport: gebouwen Gronden recreatie
Sportpad 17, DOSR Sportpad 2, Tafeltennisver. De Treffers Sportpad 25, Splotsz jongerencentrum Sportpad 4, De Boel De Boule Sportpad 5, Tennisvereniging Alkemade Sportpad 5, Tennisvereniging Alkemade
Maatschappelijk / cultureel Gronden recreatie Sport: gebouwen Sport: velden
Pastoor Onelplein 7
Rembrandt van Rijnsingel 19, BSO Schoolbaan 1
st. Ignatius/ Liefde voor Harmonie Dorpshuis De Alkeburcht/ Ed van der Voet t Zonnestraaltje B.V.
st. Peuterspeelzaal Alkemade De Mammoef Kindkracht B.V.
Stichting Katholiek Onderwijs Leiden st. Kath. Onderwijs Leiden Gemeente Kaag en Braassem Alkemade Wonen St. Vakantiespelen Alkemade SV Alkmania Stichting Samenwerkende Buitensportvereniging en Alkemade Stichting Samenwerkende Buitensportvereniging en Alkemade RKSV DOSR De Treffers Splotz Vereniging De Boel De Boule Tennisvereniging Alkemade TV Alkemade
91
Kern
Woubrugge
Soort vastgoed
Adres
Naam gebruiker
Maatschappelijk / cultureel Sport: velden Sport: gebouwen
Wilgenstraat 38
Bibliotheek Rijn en Venen
Sport: gebouwen Sport: gebouwen KDV / Peuterspeelzaal / BSO Maatschappelijk / cultureel Huur aan derden
Bateweg 76, velden Bateweg 76, Voetbalvereniging Woubrugge Bateweg 78, st. Sporthal Woubrugge Bateweg78a, Biljartvereniging Cornelis Kempenaarlaan 6
Dr. Lothlaan 1 Dr. Lothlaan 1
Maatschappelijk / cultureel KDV / Peuterspeelzaal / BSO KDV / Peuterspeelzaal / BSO Sport: velden
Van Hoogstratenlaan 15
Sport: gebouwen
Vingerhoedtstraat 2, gebouw
Voetbalvereniging Woubrugge stichting Sporthal Woubrugge
Kinderopvang Snoopy Museum Van Hemessen Modelbouwvereniging Woubrugge EHBO vereniging
Van Hoogstratenlaan 15
Kinderopvang Snoopy Kudelstaart
Van Hoogstratenlaan 15
Stichting Peuterspeelzaal Ukkepuk Tennisvereniging Woubrugge Tennisvereniging Woubrugge
Vingerhoedtstraat 2
92