ap?
Erasmus Universiteit Rotterdam
wetensch e d in re iè rr a c n e E
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
• interviews • tips en feiten • cijfers • carrièretest • onderzoeken • persoonlijke verhalen
Colofon Uitgave SSC Human Resource & Finance i.s.m. Stafafdeling Marketing & Communicatie © Erasmus Universiteit Rotterdam 2008 Concept, tekst en coördinatie Lansu+Paulis Communicatiepartners, Leiden Fotografie Foto’s interviews: Yvette Zellerer Foto’s hoogleraren en hun team: Michelle Muus Foto S.W.J. Lamberts: BBF/Ben Balster Fotografie Foto’s vrouwen in de wetenschap: W.H. van der Goot: collectie historisch fotoarchief EUR M. Born: Paula Delfos Grafisch ontwerp Met Andere Woorden…, Rotterdam Illustraties en infographics Werkplaats Amsterdam, Amsterdam Druk Europoint Media, Rotterdam Vertaling Overtaal Language Services, Utrecht Oplage 2500 exemplaren Erasmus Universiteit Rotterdam Postbus 1738 3000 DR ROTTERDAM
Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage uit het Europees Sociaal Fonds
ap?
wetensch e d in re iè rr a c n e E
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
Deze inspiratiebundel wordt je aangeboden door:
Voorwoord Mevrouw, gefeliciteerd met uw behaalde masterdiploma of getuigschrift artsexamen! U staat nu voor een belangrijk moment om een stap op het carrièrepad te zetten. Hoogleraar worden is niet het eerste waar u aan denkt. Maar waarom eigenlijk niet? Een carrière in de wetenschap is boeiend, veelzijdig en uitdagend. Graag willen wij u een kijkje achter de schermen geven. Een aantal vrouwelijke hoogleraren aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en het Erasmus MC komt in deze publicatie aan het woord. Zij hebben het onder meer over hun loopbaan, wanneer ze wisten dat ze hoogleraar wilden worden en waar ze zich mee bezig houden. Zij geven u tips en vertellen iets over de wereld van de wetenschap. Wij hopen hiermee uw interesse te wekken voor een academische loopbaan.
Mijn dank gaat uit naar alle vrouwelijke hoogleraren die aan deze publicatie hebben meegewerkt. Uit de interviews blijkt dat zij hardwerkend, zeer gemotiveerd en gedreven zijn, en bovenal belangrijke bijdragen leveren aan onderwijs en wetenschap. prof.dr. S.W.J. Lamberts rector magnificus maart 2008
De Erasmus Universiteit Rotterdam biedt getalenteerde vrouwen de mogelijkheid een functie te verwerven bij de onderzoeksinstituten en faculteiten. Voor veelbelovende jonge vrouwelijke masters en artsen, nieuwsgierig, onderzoekend en flexibel van aard, is plaats bij een van de wetenschappelijke disciplines van de EUR. En wie weet komt dan na verloop van tijd een baan als hoogleraar in zicht.
5
Inhoud Colofon Voorwoord Met dank aan English version
2 5 74 77
Interviews Professor M. Breteler Professor S. Janssen Professor B. Krug
14 32 58
12 24 50
De loopbaan van... Professor J. Gaakeer Professor A. Kemna Professor P. Meurs
6
Toen wist ik het Tips voor je weg naar de top Energizers Test: hoogleraar worden iets voor jou? Uitslag van de test
20 21 30 31 72
Team in beeld
Het vak van hoogleraar De wereld van de wetenschap Werkweek Salarisontwikkeling
NICE TO KNOW
10 46 62
Professor I. de Beaufort Professor M. Grever Professor J. Hazes Professor E. Hey Professor M. Hunink
18 28 42 54 66
Het onderzoek van... Professor M. Born Professor M. Grever Professor M. Halbertsma Professor A. Hokken
26 44 52 68
Geleerde vrouwen Vrouwen in de wetenschap Waar blijven de vrouwen? Het glazen plafond Is er een probleem? De rol van de universiteit
8 38 40 48 70
De agenda van... Professor H. Moll Professor G. Overkleeft Professor H. Vletter
22 36 56
De mens achter de hoogleraar Is er leven naast het hoogleraarschap? Inspiratiebron of motto Favoriet leesvoer Hoogleraarschap geen eindstation
41 64 65 73
7
Geleerde vrouwen
8
Geleerde vrouwen
Vrouwen in de wetenschap Bijna anderhalve eeuw geleden kreeg Aletta Jacobs toestemming van minister Thorbecke om academisch onderwijs te volgen en examens af te leggen. Tegenwoordig is zeker de helft van de studenten vrouw. Met de groei van het aantal vrouwelijke hoogleraren gaat het aanzienlijk minder rap. De teller bij de Erasmus Universiteit Rotterdam blijft onder de tien procent steken.
landsche Handels-Hoogeschool op het proefschrift De besteding van het inkomen. Het index-cijfer van de kosten van levensonderhoud.
2008 35 vrouwelijke hoogleraren, bijzonder en gewoon, aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Dit is nog geen tien procent van het totaal aantal hoogleraren. Het aandeel vrouwelijke gewoon hoogleraren bedraagt minder dan acht procent. Gezien de leeftijd van diverse vrouwelijke hoogleraren, kan dit percentage over enkele jaren misschien weer snel dalen.
1871
Eerste vrouw in Nederland die universitair onderwijs volgt. Aletta Jacobs studeert geneeskunde en legt in 1878 het artsexamen af.
1879 Eerste promotie door een vrouw. Aletta Jacobs promoveert in Groningen. Haar proefschrift is getiteld: Over localisatie van physiologische en pathologische verschijnselen in de groote hersenen.
1917 Eerste vrouwelijke hoogleraar in Nederland. Prof.dr. Johanna Westerdijk wordt op de leeftijd van 34 jaar benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de Fytopathologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht.
1930
Eerste vrouwelijke promovendus in Rotterdam. Dr. W.H. van der Goot promoveert aan de Neder-
Zij trouwt in 1931 met de Amsterdamse hoogleraar Politieke en economische geschiedenis prof.dr. N. Posthumus, die van 1913 tot 1922 hoogleraar Economische geschiedenis is aan de Nederlandsche Handels-Hoogeschool te Rotterdam. Sindsdien publiceert zij onder de naam dr. W.H. Posthumusvan der Goot tal van artikelen en boeken. Zij is in 1935 een van de oprichters van het nog steeds bestaande Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV) te Amsterdam.
Prof.dr. M.Ph. Born op 30 november 2007, op weg naar haar oratie.
1969 Eerste vrouwelijke hoogleraar in Rotterdam. Prof.dr. H.M. Langeveld wordt in 1969 benoemd op de leerstoel Empirische sociologie aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Nederlandse Economische Hogeschool.
De Nederlandsche Handels-Hoogeschool (1913-1939) en de Nederlandse Economische Hogeschool (1939-1973) zijn de rechtsvoorgangers van de in 1973 opgerichte Erasmus Universiteit Rotterdam.
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven Ho
9
De loopbaan van...
Professor J. Gaakeer Er is geen beroepsopleiding voor het vak hoogleraar en er is geen vaste route naar deze functie. Je hoeft dus niet direct aan het begin van je loopbaan een passie voor de wetenschap te hebben om er uiteindelijk toch te belanden. Soms geeft een vroege gerichte keuze je een voorsprong, maar in andere gevallen is het belangrijk dat je je sporen elders hebt verdiend. In beide gevallen geldt dat je pas hoogleraar kunt worden als je jezelf wetenschappelijk hebt bewezen, als je de beste bent in je vakgebied. Iedere aanstelling als hoogleraar is in principe gebaseerd op baanbrekend promotieonderzoek en invloedrijke publicaties.
Professor J. Gaakeer Faculteit der Rechtsgeleerdheid Leerstoel: Rechtstheorie Onderzoek: Law and Literature Deze stroming binnen de rechtstheorie richt zich op twee hoofdrichtingen: recht als taal en recht in de literatuur. Het eerste gaat om de rechtstheoretische problematiek van de taal van het recht, variërend van interpreteren en argumenteren tot de vorming van inhoud voor juridische begrippen. Het tweede richt zich op de verbeelding van het recht in de literatuur. Hierbij staat de literaire weergave van juridische thema’s en de rechtstheoretische betekenis daarvan centraal. Trefwoorden: rechtstheorie, leren van literaire werken, literaire ethiek, taal als instrument.
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
11
Het vak van hoogleraar
De wereld van de wetenschap
Wat is de route van afgestudeerd masterstudent naar hoogleraar? Welke prijzen of subsidies zijn te behalen? Je vindt hier een overzicht.
Een universitaire loopbaan De wetenschappelijke wereld is opgebouwd als een piramide. De basis met de bachelor- en masterstudenten is breed en het hoogleraarschap – de wetenschappelijke top – wordt slechts door een zeer select gezelschap bereikt. De rechtstreekse route naar een functie als hoogleraar: • master: afhankelijk van je studierichting word je MSc (Master of Science) of MA (Master of Arts). • promovendus: je bent pas werkelijk wetenschapper als je bent gepromoveerd. Een promovendus – naar Angelsaksisch voorbeeld ook wel PhD-student genoemd – doet vier jaar lang onderzoek, onder bege- leiding van een hoogleraar. Na verdediging van het proefschrift volgt promotie tot doctor (dr.). • postdoc: na je promotie ligt een aanstelling als postdoc voor de hand. In deze tijdelijke functie voor een tot vijf jaar verricht je zelf- standig wetenschappelijk onderzoek. Meestal
12
• • • •
ga je verder door op je promotieonderzoek. wetenschappelijk onderzoeker: zelf- standig onderzoeker met een vaste aanstel- ling. universitair docent (ud): als universitair docent doe je onderzoek en geef je les. Je bent bevoegd om examens af te nemen en je bent inhoudelijk en organisatorisch betrokken bij het onderzoek en onderwijs van je afdeling. universitair hoofddocent (uhd): de laatste pleisterplaats voor het hoogleraar- schap. De uhd beschikt over uitstekende on- derwijskwaliteiten en heeft de nodige publica- ties in vooraanstaande internationale weten- schappelijke tijdschriften op haar naam staan. Een uhd heeft ook ervaring met management. hoogleraar: een hoogleraar leidt het onderwijs en onderzoek op haar vakgebied. Ook komen hier bestuurstaken bij kijken. Bovendien kan een hoogleraar optreden als promotor van een promovendus.
Hoogleraren in soorten en maten Gewoon hoogleraar: iemand die het hoogleraarschap als hoofdberoep heeft en waarbij de universiteit de leerstoel financiert. Meestal gaat het om een voltijdse- of substantiële deeltijdaanstelling
met een relatief grote hoeveelheid bestuurswerkzaamheden en managementtaken. Dit soort hoogleraren zijn vaak leidinggevende van een afdeling aan een universiteit. De begrippen hoogleraar 1 en hoogleraar 2 verwijzen naar een verschil in salaris, vooral gebaseerd op ervaring en verantwoordelijkheden. Bijzonder hoogleraar: een deeltijdhoogleraar die door een organisatie buiten de universiteit wordt betaald. Dit type leerstoelen wordt vaak ingesteld om de band met een bepaald maatschappelijk veld te versterken, dan wel om de universiteit een bepaald profiel te geven.
Belangrijke instanties KNAW: Als forum, geweten en stem van de wetenschap bevordert de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappers de kwaliteit en belangen van de wetenschap. Zij zet zich in voor een optimale bijdrage van de Nederlandse wetenschap aan de culturele, sociale en economische ontwikkeling van de samenleving. De KNAW is een vereniging van Nederlandse wetenschappers met maximaal 200 leden onder de 65 jaar. De zittende leden benoemen nieuwe leden en baseren hun keuze op de geleverde wetenschappelijke prestaties. Eenmaal benoemd, ben je voor het leven lid.
Het vak van hoogleraar
De KNAW kent onder andere prestigieuze onderzoeksprijzen toe en heeft diverse adviesorganen en wetenschapscommissies. NWO: De Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek stimuleert de kwaliteit van het onderzoek aan Nederlandse universiteiten. Zij ontvangt daarvoor geld van de overheid, dat ze verspreidt onder de universiteiten. Daarnaast reikt NWO diverse premies uit aan individuele onderzoekers die zich wetenschappelijk hebben onderscheiden. (Zie prijzenkast) WRR: De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid adviseert de regering over toekomstige ontwikkelingen die van groot maatschappelijk belang zijn. Bij die adviezen staat de wetenschappelijke benadering voorop. De regering kan deze adviezen gebruiken om bestaand beleid tegen het licht te houden, bij de ontwikkeling van nieuw beleid of voor onderbouwing van de besluitvorming. Ook wil de raad het wetenschappelijke debat over inhoud en methoden stimuleren. Vanzelfsprekendheden worden ter discussie gesteld en mogelijke beleidsalternatieven geanalyseerd op hun toekomstige maatschappelijke uitwerking.
Prijzenkast NWO stelt diverse subsidies beschikbaar. Onder andere: Veni-subsidie: voor pas gepromoveerde onderzoekers om gedurende drie jaar hun ideeën verder te ontwikkelen; maximaal € 208.000. Vidi-subsidie: voor onderzoekers om een eigen vernieuwende onderzoekslijn te ontwikkelen en een of meer onderzoekers aan te stellen; maximaal € 600.000. Vici-subsidie: voor senior-onderzoekers om een eigen onderzoeksgroep op te bouwen; maximaal € 1.250.000. Diverse hoogleraren in dit boek hebben een Vici-subsidie ontvangen. Aspasia: NWO stelt jaarlijks circa twintig Aspasiapremies beschikbaar voor Colleges van Bestuur die vrouwelijke Vidi- en Vici-laureaten binnen een jaar na de subsidietoekenning doen bevorderen tot uhd of hoogleraar. De EUR heeft daarnaast haar eigen middelen om succesvol onderzoek te stimuleren: EUR-fellowship: jaarlijkse toekenning aan vier jonge, zeer getalenteerde wetenschappelijke onderzoekers die niet bij de universiteit in vaste dienst zijn. Hiermee krijgen zij de mogelijkheid vier jaar lang onderzoek te verrichten. De universiteit wil met deze regeling een carrière in de weten-
schap stimuleren en talentvolle onderzoekers behouden voor de universiteit. Per aanstelling is € 200.000 beschikbaar. Onderzoeksprijs: jaarlijks reikt de EUR een Onderzoeksprijs uit, een prijs van € 7000 waar-mee de universiteit haar waardering voor excellente prestaties op het gebied van onderzoek tot uitdrukking brengt. In totaal zijn vanaf het academisch jaar 1987-1988 37 onderzoeksprijzen uitgereikt, waarvan 7 aan vrouwen. Vrouwen krijgen daarmee relatief gezien circa tweemaal vaker een onderzoeksprijs dan mannen. Huidig hoogleraar dr.ir. C.M. van Duijn (Erasmus MC) ontving de prijs in 1992-1993. Onderwijsprijs: eveneens jaarlijkse EUR-prijs van € 7000 aan een persoon met excellente prestaties op het gebied van onderwijs. Huidig hoogleraar dr. M. Halbertsma Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen ontving deze prijs in 1996-1997. Eredoctoraat: deze eretitel wordt toegekend aan personen wegens uitstekende verdiensten in de wetenschap. Sinds de oprichting van de Nederlandsche Handels-Hoogeschool in 1913 zijn 52 eredoctoraten toegekend, waarvan twee aan een vrouw: in 1978 aan de sociologe dr. H. VerweijJonker en in 2002 aan de Duitse juriste prof.dr. J. Limbach.
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
13
Middelmatig onderzoek is heel moeilijk te verantwoorden. 14
Interview Het onderzoek van Monique Breteler naar de oorzaken van dementie is wereldwijd uniek: nergens worden de hersenen van zoveel mensen stelselmatig in kaart gebracht. Een gesprek over de drive om te doen wat nodig is, over wetenschap als vorm van creativiteit en over uitstel dat hopelijk afstel wordt. • • • • • • • •
Monique Breteler Erasmus MC hoogleraar Epidemiologie van neurologische aandoeningen benoeming per 1 december 2003 1997-2002 KNAW fellow nevenfunctie: hoogleraar Epidemiologie (adjunct), Harvard School of Public Health, Harvard University, Boston (sinds 2002) Vici-laureaat in 2003 aantal kinderen: 2
Professor M. Breteler Als klinisch arts kom je vaak te laat, loop je achter de feiten aan. Tijdens mijn studie geneeskunde merkte ik dat ik problemen liever bij de wortel aanpak. Ik wil weten waaróm mensen ziek worden; waar het fout gaat in zo’n lijf, en dat proberen te beïnvloeden. Mijn motivatie ligt erin dat ik wil bijdragen aan het voorkomen van ziektes en als neuro-epidemioloog is dat precies wat ik tracht te doen. Ik onderzoek de oorzaken van ziektes van het brein: dementie (Alzheimer), herseninfarcten en Parkinson. In ons epidemiologisch onderzoek volgen we een grote groep mensen van wie we allerlei kenmerken in kaart brengen. Vervolgens gaat het om de vraag wie van deze mensen ziek wordt en wie niet. Als je een patroon herkent in het lijf of het leven van degenen die ziek worden of juist gezond blijven, factoren vindt die samenhangen met het optreden van de ziekte, ben je mogelijke oorzaken van de ziekte op het spoor. En als je daarop ingrijpt, kun je het begin van de ziekte wellicht uitstellen of zelfs effectief voorkomen. Neem dementie. Bij de huidige levensverwachting heeft een man die nu 65 is, een kans van een op vier om dement te worden. Voor een vrouw is die kans een op drie. Die hogere
kans komt puur doordat vrouwen ouder worden dan mannen; hoe ouder iemand is, hoe meer kans op dementie. Zeker gezien de toenemende vergrijzing is het dus van belang om het begin van de ziekte zo lang mogelijk uit te stellen. Als je het optreden van dementie kunt uitstellen tot na de dood, heeft niemand er last van. Ik hoop dat we uiteindelijk een bijdrage kunnen leveren aan de preventie van herseninfarcten en dementie. Het moeilijke is alleen: there’s no heroism in prevention. Maar het is wel extreem belangrijk. Ons onderzoek naar de oorzaken van dementie is wereldwijd uniek. Nergens vindt op zo’n grote schaal bevolkingsonderzoek plaats waarbij alle deelnemers, en dat zijn er vele duizenden, zo uitgebreid onderzocht worden en ook allemaal hersenscans krijgen. Op deze manier kunnen we beter naar de oorzaken van dementie zoeken. Het proces van ziek worden ontwikkelt zich bij dementie namelijk over tientallen jaren. De vraag die wij stellen is: waar gaat het mis in dat lange voortraject tot mensen symptomen krijgen? Een grootschalig prospectief bevolkingsonderzoek is de enige manier waarop je die vraag kunt beantwoorden. We sluiten met het onderzoek aan bij ERGO, het multidisciplinaire >
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
15
Interview
“Op de raakvlakken tussen disciplines ontstaan nieuwe inzichten.” epidemiologische onderzoek onder de Rotterdamse bevolking. Dit soort onderzoek kun je alleen doen in samenwerking met anderen. Zo werken we al vanaf het begin van het ERGOonderzoek samen met de neurologie, hebben we het MRI-onderzoek samen met de radiologie opgezet en werken we daarnaast inmiddels samen met onder andere medische beeldbewerking en neurowetenschappen. Bovendien proberen we het onderzoek nog breder te trekken door niet alleen naar hersenkarakteristieken op MRI-scans te kijken, maar de bevindingen ook te koppelen aan genomics (genetische informatie) en proteomics (eiwitprofielen). Daarom vind ik epidemiologie ook zo leuk, omdat het onderzoek zo kan uitwaaieren en er heel veel verschillende disciplines bij betrokken zijn. Op de raakvlakken tussen disciplines ontstaan nieuwe inzichten. Je kunt zeggen dat ons onderzoek zich in de wetenschappelijke voorhoede bevindt, maar eigenlijk vind ik dat vanzelfsprekend.
16
Als je iets onderzoekt, moet je het goed doen. Middelmatig onderzoek is heel moeilijk te verantwoorden. Voor mij voelt de leiding van dit project niet als een verantwoordelijkheid, het voelt als iets wat ik wil realiseren. En dan is het simpel: dan ga je op zoek, met de mensen die erbij betrokken zijn, en doet wat je denkt dat nodig is, linksom of rechtsom. Onderzoek doen is heel creatief: met de informatie die je hebt, probeer je grenzen te verleggen. Die drive zit achter alles wat ik doe. Dat is uitdagend en bevredigend en frustrerend als het niet lukt. Mijn partner is beeldend kunstenaar, en bij hem zie ik hetzelfde. Dat hebben wetenschap en kunst volgens mij gemeen: het zoeken naar telkens weer een andere insteek, een nieuwe draai.
Op dit moment gebeurt het ‘scouten van talent’ aan de Erasmus Universiteit Rotterdam nog met name binnen de bestaande afdelingsstructuren. Ik zou daarnaast willen pleiten voor een onafhankelijk monitoringsysteem dat kijkt naar de feitelijke output van medewerkers: de publicaties, de H-index (een maat voor je invloed in het vakgebied), mogelijk ook andere indicatoren. Vrouwen moeten zelfbewuster zijn, maar het zittende management zou zich meer moeten realiseren dat vrouwen en mannen zich vaak anders presenteren. Mannen zeggen nu eenmaal veel gemakkelijker dat ze geschikt zijn voor een baan, ook al voldoen ze maar voor de helft aan de objectieve eisen. Vrouwen vestigen dan juist de aandacht op wat ze nog niet kunnen.
Interview
Een belangrijke valkuil is denken voor een ander. Ik organiseerde eens een symposium voor een groot internationaal congres en besprak met mijn medeorganisator de lijst sprekers. We wilden uitsluitend toponderzoekers en toen stelde hij, naast een aantal mannelijke onderzoeksleiders, een postdoc voor. Ik vroeg hem waarom hij deze jongen wilde uitnodigen en niet de onderzoeksleider. Oprecht zei hij: "Daarvoor heeft zij het toch veel te druk?" We hebben daarop besloten die beslissing aan haar zelf te laten, en ze vond het erg leuk om hiervoor tijd te maken. Mannen denken al snel dat iets voor vrouwen een te grote belasting is.
Mijn advies aan jonge ambitieuze vrouwen met kinderwens: kies een goede partner en accepteer dat een ander net zo goed als jij – of misschien zelfs beter – zorgtaken kan vervullen, ook al doet hij of zij het anders. Tegenwoordig is het volstrekt normaal dat jonge vrouwen tijdens hun opleiding kinderen krijgen, maar ik zie bij veel van hen de neiging om de zorg naar zich toe te trekken. Vrouwen moeten meer loslaten en op hun partner vertrouwen, ook al lopen dingen dan wel anders dan als je alles zelf zou doen. Zorgtaken zijn vaak goed te verdelen, en het is bovendien veel leuker als je het samen doet, ook voor de kinderen. •
“Je kunt zeggen dat ons onderzoek zich in de wetenschappelijke voorhoede bevindt, maar eigenlijk vind ik dat vanzelfsprekend.”
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
17
Hoogleraar worden kan natuurlijk ook!
fort
u Professor I. de Bea
Het is ontzettend leuk om mensen op te leiden. En het is spannend om een afdeling op te bouwen en te runnen.
18
Team in beeld
Professor De Beaufort met
Marieke ten Have.
19
Nice to know
Toen wist ik het De keuze voor het hoogleraarschap was voor sommige hoogleraren een logische stap in hun carrière, iets waar ze bewust naar toe hebben gewerkt: “Hoogleraar worden was voor mij een direct gevolg van mijn academische carrière. Dat bereik je alleen door je zinnen erop te zetten. Als kind wist ik eigenlijk al dat ik een academische carrière in deze richting wilde”, zegt professor Van Duijn. Voor anderen was het juist iets dat min of meer op hun pad kwam. Professor Born noemt haar hoogleraarschap ‘een aangename verrassing’. Inhoud gaat voor status Veel hoogleraren wisten op een bepaald moment wel dat ze graag een academische carrière wilden, maar dat betekende voor hen niet automatisch dat ze ook hoogleraar zouden worden: “Vanaf het begin van mijn studie was wel duidelijk dat ik wetenschappelijk onderzoek wilde gaan doen, daar heb ik nooit aan getwijfeld. Ik wilde niet per se hoogleraar worden”, zegt professor Hunink. De inhoud van het vak lijkt belangrijker dan de status van het hoogleraarschap. Dat geldt in ieder geval voor professor Hokken: “Ik ben nooit primair voor het hoogleraarschap gegaan. Ik ging de kindergeneeskunde in vanwege de kinderen, en onderwijs geven vind ik leuk.” Bij sommige studies lijkt een wetenschappelijke carrière voor de hand te liggen. Volgens professor Kemna geldt dat in ieder geval voor de studie econometrie. Veel studenten in dit vakgebied beginnen al aan een wetenschappelijke loopbaan door student-assistent te worden. Meer wegen naar Rome Wat in ieder geval blijkt, is dat ‘master, doctor, postdoc, universitair docent, universitair hoofddocent, hoogleraar’ niet de enige weg is. Er leiden meer wegen naar Rome. Veel hoogleraren hebben eerst in het bedrijfsleven, de non- profitsector of bij de overheid gewerkt voordat zij zich aan de Erasmus Universiteit Rotterdam verbonden. Of zijn nog steeds werkzaam in een andere sector, naast hun hoogleraarschap. Dat geldt zeker voor bijzonder hoogleraren. Professor Thomassen: “Ik vond het een heel leuk aanbod, het was een leuke aanvulling in aansluiting op mijn functie als rechter in Straatsburg.”
20
“Op het Kankerinstituut is het niet per se nodig dat je hoogleraar wordt. Maar ik zat vaak als enige vrouw met tien mannen om de tafel die allemaal hoogleraar waren. Dat begon een beetje irritant te worden. Daarom was het wel prettig om ook hoogleraar te worden. Als meisje van een jaar of acht had ik al wel besloten dat ik professor wilde worden, want ik wilde veel weten. Ik had natuurlijk geen flauw idee wat dat verder inhield.” T. Sixma
“Hoogleraar worden was voor mij niet iets waar ik direct naar toe heb gewerkt. Ik heb eerst zo'n zestien jaar lesgegeven aan een kunstacademie. Dat heb ik met veel plezier gedaan, maar ik voelde me toch te beperkt. Uiteindelijk ben ik promotieonderzoek gaan doen omdat ik de wetenschap in wilde. Na mijn promotie heb ik gesolliciteerd en ben aangesteld als universitair docent bij de Erasmus Universiteit Rotterdam.” M. Halbertsma
“Het is een mix tussen ‘wat wil je’ en ‘hoe loopt het’. Maar als je vraagt, was er een moment? Dat was toen ik twaalf jaar was en ze mij verstrooide professor noemden. Als je hoofddocent bent, dan wil je wel hoogleraar worden. Maar ik heb er toch een paar keer ‘nee’ tegen gezegd. Het was niet per se het doel. Een gedeeltelijk logische stap dus, maar er is ook nog ander leven dan alleen hoogleraarschap, hoor.” J. van Eijndhoven
Nice to know
tips voor je weg naar de top 1. Volg je hart
Als je iets graag zou doen, ga dat dan ook doen. Als je er niet zeker van bent, probeer het dan in elk geval. H. Evenhuis
3. Maak keuzes Kiezen voor je gezin is niet kiezen tégen je carrière. Ik heb drie kinderen grootg ebracht én carrière gemaakt. H. Moll Houd de grote lijn in je ond erzoek vast. Vaar een duidelijke koers met een passend profiel, zodat je je wetenschapsidentitei t kunt ontwikkelen en versterken. K. Tijdens Stel jezelf regelmatig de vraa g: ‘Zit ik nog on track?’ J. van Eijndhoven
5. Regel
je eigen
pr
t k naar he onderzoe rs promotie atig pape je lm s ge en re jd teer cent, Ga ti en presen sitair do nd er la iv en un buit n je al Het congres. ressen. Be toe een op cong e van dan af en de functi er or se vo ni orga ijker leraar. el og kk re ho ter aant ent en la maakt je oc dd of tair ho universi ertsma M. Halb als man. g je niet , gedraa lf ze je Blijf k M. Hunin vanzelf, zodat je ge stem ijgt. et een la kr m t ht aa ic Pr overw nd meer spreke se w R. To
4. Laat jezelf zien
Ga ervoor! Het is leuk om te doen en het is mogelijk. M. Hunink
bruik 7. Maak ge
ving
e van je omg
oen ze dat? l zijn: hoe d vo es cc iten su ie innen of bu n mensen d wen zijn, b u o Spiegel je aa vr s al nen zowel man Dat kunnen . d che werel de academis
Werk hard en profileer je. M. de Jong
Ga netwerken, ook met mannen. Het is belangrijk om te blijven kijken wat er ‘buiten ’ speelt. J. van Eijndhoven
E. Hey
ensen om je org dat je m Z . k ij gr an bel toetsing zijn Coaching en helpen. en n ie jou kun d t, eb h n hee M. Hunink vang. or kinderop ed beleid vo go n ee et erkgever m Zoek een w er J. Gaakeer je een partn het fijn als is an D k ? n o n gezi zodat jij o je carrière ee unt delen, st k aa en n er je d il in W voor de k ie je de zorg . hebt met w ntwikkelen t om je te o ruimte heb T. Sixma
6. Relativeer
Het is erg belangrijk om me t enige regelmaat los te komen van he t werk. Dan is een weekend weg of even hardlopen heel goed. Ga naar een film of opera en laat je opnemen in een hele ande re wereld.
M. Grever
2. Publiceer, publiceer, publiceer
Begin je carrière met het publiceren van je scriptie, en volg dat spoor in hoog temp o. Veel publiceren kan je ontwikkeling versn ellen. Zoek iemand met wie je goed kunt samenwerken en met wie je een duo vorm t. Dan kun je om en om publiceren. M. Born
21
De agenda van... Een week heeft zeven dagen. Een werkweek vaak ook, voor de vrouwelijke hoogleraren aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Drie van hen geven in dit boekje aan waar hun tijd en aandacht blijft in een typische werkweek.
Dat wil zeggen dat ik in het ziekenhuis acute patiënten zie en mee beoordeel. Soms zie ik als eerste de patiënt, bijvoorbeeld wanneer het erg druk is.
Op dit moment heb ik vier promovendi.
Ik lees wel eens mail en stukken, maar ik ga niet naar het ziekenhuis. Het komt hooguit zes keer per jaar voor dat ik een uitzondering maak vanwege een spoedgeval.
22
Professor H. Moll
Daarnaast besteed ik ook tijd aan mijn eigen scholing of aan de voorbereiding van presentaties die ik af en toe geef.
In het weekend draai ik één keer per twee maanden dienst, ook ’s nachts. Soms werk ik in het weekend ‘uit de tas’. Dat zijn zaken waar ik doordeweeks niet aan toekom, zoals subsidieaanvragen.
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
23
Het vak van hoogleraar
Werkweek Alle hoogleraren geven aan meer te werken dan het aantal contracturen. In sommige gevallen kunnen die uren zelfs verdubbelen. “Ik heb een aanstelling voor 24 uur, maar in de praktijk neemt mijn werk tussen de 40 en 50 uur in beslag, naast mijn werk als rechter”, zegt professor Gaakeer. Honderd procent van haar contracttijd gaat naar het onderwijs. Onderzoek doet zij in haar vrije tijd. Werken in de avond en in het weekend is eerder regel dan uitzondering. Professor Vletter werkt zeven dagen per week en iedere avond. Sommigen offeren zelfs hun nachtrust op, zoals professor Van Eijndhoven: “Officieel werk ik 38 uur, maar soms lees ik dag en nacht door.” Ook professor Meurs is in het weekend aan het werk. “Ik lees en beoordeel dan scripties en dissertaties, en bereid mijn colleges voor.” Veel hoogleraren die kinderen hebben, geven aan dat zij in de periode ‘van baby tot en met basisschool’ wat minder werkten. Maar het ging dan zeker niet om ‘kleine’ banen. Professor De Jong: “Toen de kids jonger waren, heb ik vier dagen per week gewerkt.” De verdeling tussen onderzoek, onderwijs en bestuurlijke activiteiten kan per leerstoel nogal verschillen, hoewel de meeste hoogleraren erin slagen de helft van hun tijd aan onderzoek te besteden. Voor anderen is het lastig een verdeling aan te geven, omdat periodes van intensief onderwijs geven worden afgewisseld met periodes waarin de hoogleraar geen onderwijs geeft.
24
“Ik ben geen '9 tot 5'-persoon. Ik werk zo’n 6 uur per dag, ook in het weekend. Mensen zullen vaak hun aantal uren overdrijven als ze denken dat het ministerie meekijkt. In mijn studententijd werkte ik harder: 9 tot 10 uur per dag. Het verbaast me van de huidige studenten in Nederland hoe laconiek zij met hun studie bezig zijn. Laatst kwam een student mij vertellen dat ze mijn eerste college moest missen omdat ze met een vriendin naar Londen ging.” R. Towse
“Mijn werkweken variëren nogal, ik kan eigenlijk niet zeggen hoeveel uur ik werk per week. Dat hou ik heel slecht bij. Ik vind het ook een beetje kunstmatig om te spreken van een scheiding tussen werk en privé. Als ik onder de douche sta, krijg ik de beste ideeën. Is dat dan ook werk? Of als ik op de fiets zit en ik bedenk iets belangrijks en bel iemand daar dan over op, ben ik dan ook aan het werk?” M. Hunink
Het vak van hoogleraar
De verdeling tussen onderzoek, onderwijs en bestuurlijke activiteiten kan per leerstoel nogal verschillen, hoewel de meeste hoogleraren erin slagen de helft van hun tijd aan onderzoek te besteden.
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
25
26
Het onderzoek van...
Professor M. Born Faculteit der Sociale Wetenschappen, instituut Psychologie Leerstoel: Personeelspsychologie, in het bijzonder de selectiepsychologie De selectiepsychologie houdt zich bezig met testontwikkeling en selectie van personen voor een beroep of opleiding, en kijkt hierbij vooral naar de verschillen tussen mensen. Het is een van de oudste toepassingsgebieden van de psychologie, en wordt steeds belangrijker, omdat onze samenleving zich steeds meer is gaan richten op prestaties en capaciteiten. Een van de meest stabiele bevindingen uit de selectiepsychologie is dat algemene intelligentie de beste voorspeller is van toekomstig werksucces. Van de persoonlijkheidsfactoren blijkt consciëntieusheid, een combinatie van nauwgezetheid en betrouwbaarheid, de beste voorspeller van werkprestaties. Het veel gebruikte en traditioneel slecht gestructureerde selectiegesprek is juist een zeer matige voorspeller. Selecteurs denken doorgaans vooraf niet grondig na over specifiek te stellen vragen en maken vaak nauwelijks aantekeningen of gekwantificeerde beoordelingen. Managers vinden het voeren van gestructureerde gesprekken meestal niet prettig, omdat ze zelf graag controle willen hebben over het proces en de vragen, en een bewust gestructureerd gesprek veel te onpersoonlijk vinden. Selectiepsychologisch onderzoek is zich gaandeweg steeds meer gaan richten op sociale en cognitieve factoren die het gedrag van betrokkenen bij het selectieproces kunnen beïnvloeden. Zo hebben sollicitanten meer kans om gekozen te worden door een selecteur, als hun opvattingen over niet-werkgerelateerde onderwerpen overeenkomen. Ook blijken complimentjes aan het adres van de selecteur beter te werken dan het promoten van jezelf. Een betere structurering van het selectiegesprek zou het gesprek aanmerkelijk meer valide maken, omdat daarmee partijdigheid kan worden teruggebracht. Intussen is de selectiepraktijk volop in beweging. Organisaties maken gebruik van videotests, webcams en computergames, en de sollicitant kan tests thuis zonder toezicht invullen. Het is nodig om te onderzoeken wat dergelijke technieken precies meten, en wat de waarde is van het thuis invullen van tests. Ook is het belangrijk na te gaan of moderne selectiemiddelen bepaalde groepen niet onbedoeld achterstellen. Zo bestaat het stereotiepe beeld dat jongens computerspelletjes leuker vinden dan meisjes. Werkt dit niet in het nadeel van vrouwen? Hiervoor moeten we niet alleen onderzoek doen in het psychologisch lab, maar ook in daadwerkelijke selectieprocedures. Een laboratoriumstudent is immers geen sollicitant.
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
27
Hoogleraar worden kan natuurlijk ook!
er Professor M. Grev
Het is voor studenten, jongens én meisjes, belangrijk dat er vrouwen aan de top zijn. Zo kunnen studenten zien dat je met diverse achtergronden die top kunt bereiken.
28 28
Team in beeld
Professor Grever met haar
team: (v.l.n.r.) Marijke Hui
sman, Geert Stevens, Susa
n Hogervorst, Robbert-Jan
Adriaansen en Joep à Cam
po.
29
Nice to know
ENERGIZERS
Top 5 van leukste aspecten van het vak
2. Vrijheid
1. Mensen opleiden
Het is een grote uitdaging om jonge mensen op te leiden en wegwijs te maken in het vakgebied. De combinatie van onderzoek en onderwijs is boeiend. E. Hey Goede werkomstandigheden voor je mensen creëren zodat zij zich prettig voelen in hun werk, dat is inspirerend. H. Evenhuis Van enthousiaste studenten die moeite doen voor hun scriptie, krijg ik energie en ideeën. H. Vletter
Als je nieuwsgierig bent naar hoe iets werkt of verbeterd kan worden, dan is het heerlijk dat je daar onderzoek naar kunt doen. M. de Jong Wat aantrekkelijk is, is dat ik mijn eigen onderzoeksgebied kan uitzetten en kan exploreren en dat ik mijn eigen visie kan neerzetten en uitbouwen. M. Hunink Het is leuk dat je in je onderzoek best veel vrijheid hebt. H. Vletter Je bent vrij en onafhankelijk om te kunnen zeggen wat er gezegd moet worden.
G. Overkleeft
e 4. Ruimlot oiing p t voor on
niroep orga de vakg aarbij je w rzoeken, n de ke za on aal die dingen en: allem Nieuwe leggen en en oploss dag kan problem it aan de te vi seren en ti en. dosis crea leuk mak een flinke het werk uis H. Evenh ei kanbt allerl en sch. Je he fantasti onderwijs n an va ba n ar ei lera t terr bij hun ze hoog en op he geleiden tt be ze te en Ik vind de in leiden vrijheid talenten hebt de ensen op sen om je ig. En je jonge m ht nt ac s. ku pr a' je k, nd ik riete them onderzoe k. Dat vi ar je favo onderzoe doen na promotie rzoek te r de ve on re om M. G ege elijk vanw aantrekk gen op arschap lin ra el le st og t ho je doel nten Ik vind he . Je kunt en je tale jdigheid de veelzi realiseren au ve ni . en oi een hoog lo ontp ertsma M. Halb
30
Je krijgt een vrijbrief om te onderzoeken wat je wilt,
3. Waardevol werk doen Ik mag onderzoek doen naa r zaken die ik maatschappelijk relevant vind. A. Kemna Maatschappelijke feeling vind ik belangrijk. Als je wetenschap en samenlevin g kan koppelen, geef je meer input aan de maatsch appij. J. van Eijndhoven Hoogleraar zijn is een maa tschappelijke positie die veel mogelijkheden biedt om in de samenleving een bijdrage te leveren. P. Meurs Het leuke vind ik om stud enten het hele erfgoed van mensenrechten door te gev en. W. Thomassen
zolang je maar publiceert.
A. Kemna
en
5. Netwerk
nen. kelijker bin ega’s, k a em g l a je over aal coll erzoek kom gebied allem Door je ond o op internationaal z Ik ontmoet energie van. ik g ij r daar k r ee k a a geven, J. G adviezen te ent van om d g a a r em elmatig gev het manag Ik word reg e overheid als door tot toen ik nog d ! g zowel door aties. In tegenstellin ineens wel naar mij u is n n a e g z or g en r or te z ts was, luis gewoon ar is H. Evenhu
Nice to know
Hoogleraar worden iets voor jou? Doe de test! Ben jij in de wieg gelegd voor hoogleraar? Beantwoord de volgende vragen en kijk of een wetenschappelijke carrière iets voor jou is.
1
2
3
Zet jij je voor de volle honderd procent in?
4
Je leest een interessant artikel over een nieuwe uitgave in jouw vakgebied.
A
Alleen als het me echt interesseert.
B
Ja, altijd.
A
Ik noteer de titel, maar de kans is groot dat ik het volgende week al ben
C
Nee, ik ga voor tweehonderd procent!
vergeten.
D
Een zesje is voor mij genoeg.
B
Voor ik het boek koop, zoek ik op internet naar meer informatie. Lijkt het
Wat doe je vervolgens?
mij interessant genoeg, dan ga ik het boek kopen.
Je hebt een interessante baan, en er is een kind op komst. Wat doe jij?
C
Ik ga diezelfde dag naar de boekhandel om het boek te kopen, en lees de
A
Ik neem ouderschapsverlof op en ga drie dagen per week werken.
hele nacht door en trek me niets aan van mijn partner die vraagt of het
B
Ik onderhandel met mijn partner over een goede verdeling van de
licht uit mag. Daarna speur ik het hele internet af om meer te weten te
zorgtaken.
komen.
C
Ik wil geen kinderen, die belemmeren mij in mijn carrière.
D
Ik lees nooit, ik kijk liever tv.
D
Ik stop met werken en stort me op het moederschap.
Tijdens een groepsopdracht ontstaat er onenigheid. Hoe stel jij je op?
5
Wat doe je als iemand je vraagt iets uit te leggen? A
Ik heb niet zoveel tijd, maar weet wel een goede site met meer informatie
A
Als ik in de minderheid ben, geef ik vrij snel toe.
over dat onderwerp.
B
Ik luister naar de anderen, en probeer ze vervolgens te overtuigen van mijn
B
Ik neem het vraagstuk stap voor stap met hem door. Ik probeer hem zo veel
gelijk.
mogelijk zelf de antwoorden te laten vinden.
C
Ik heb gewoon gelijk, die anderen zijn gek.
C
Ik leg niet alleen uit wat diegene mij heeft gevraagd, maar vertel meteen
D
Bij groepsopdrachten meld ik me altijd ziek.
alle achtergrondinformatie en geef hem een lijstje met interessante litera-
tuur over dat onderwerp. Wel gek trouwens, dat hij die boeken zelf nog
niet had gelezen.
D
Ik zeg dat hij het maar aan iemand anders moet vragen, ik ben niet zo
goed in uitleggen.
Kijk op pagina 72 voor de uitslag!
31
Ik doe graag veel dingen tegelijk.
32
Interview De nieuwe master Media en Journalistiek opzetten én een groot onderzoek leiden: Susanne Janssen draaide haar hand er niet voor om. Nu is ze opleidingsdirecteur én bouwdecaan voor een nieuwe bachelor, ook al geen probleem. Lastiger vindt ze de sociale druk op werkende moeders: “Je moet een soort immuniteit opbouwen voor wat er van je verwacht wordt.” • • • • • • •
Susanne Janssen Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen hoogleraar Media en cultuur, in het bijzon- der de sociaalwetenschappelijke aspecten benoeming per 1 augustus 2007 daarvoor: uhd (sinds 1999) en bijzonder hoogleraar Sociale aspecten van kunst, cultuur en media (sinds 2003) nevenfuncties: o.m. bestuurslid European Research Network for the Sociology of the Arts (ESA), lid programmacommissie Culturele Dynamiek (NWO), lid agende- ringswerkgroep media- en cultuuronder- zoek (OCW), lid Raad van Toezicht Historisch Museum Rotterdam Vici-laureaat in 2003
Professor S. Janssen Ik heb Taal- en Literatuurwetenschap gestudeerd in Tilburg, dat was toen een nieuwe studierichting met communicatiedeskundige als een van de beroepsperspectieven. Dat trok me wel aan. In de studie lag het accent sterk op onderzoek en ik merkte dat ik daar veel affiniteit mee had, hoewel ik nog steeds niet echt het idee had dat wetenschap iets voor mij was. Dat kwam pas met mijn stage bij de Raad voor de Kunst, de huidige Raad voor Cultuur. Ik hoopte een impact op het cultuurbeleid te hebben. Maar die verwachting moest ik naar beneden bijstellen – zoveel invloed heb je als beleidsmedewerker in spe helemaal niet. Belangrijker was dat ik me realiseerde dat ik onderzoek doen veel boeiender vond dan een beleidsfunctie. Die stage was dus erg nuttig voor mij om te ontdekken wat ik echt wilde. Vervolgens moet je zelf de kansen pakken en je uitspreken over wat je wilt. Ik kreeg aan het eind van mijn studie een baan aangeboden in het cultuurbeleid, maar ik heb die afgeslagen en tegen mijn afstudeerbegeleider gezegd dat ik liever onderzoek zou doen. Toen moest ik in zeer korte tijd een voorstel schrijven voor NWO en mijn scriptie sneller dan gepland afronden, maar mijn voorstel werd geaccepteerd en ik kreeg subsidie van NWO om vier jaar promotieonderzoek te doen aan de Universiteit van Tilburg.
Na tweeënhalf jaar heb ik in een opwelling, min of meer als test case voor mijn kansen op de wetenschappelijke arbeidsmarkt, gereageerd op een vacature als universitair docent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam voor de nieuwe studierichting Kunst- en Cultuurwetenschappen. Het leek mij een uitdagende baan en ik vond onderwijs geven leuk. Tot mijn verrassing – ik was nog erg jong en onervaren – werd ik aangenomen. Wat geholpen heeft, is dat ze voor deze nieuwe studierichting een clubje mensen tegelijk konden aannemen en dus een mix van ervaren en minder ervaren wetenschappers en docenten konden samenstellen. Voor mij was deze stap erg goed, want ik heb me daardoor verbreed van alleen literatuur naar kunst en cultuur in ruime zin. Het bracht mijn onderzoek in de vergelijkende sfeer en dat is vruchtbaar gebleken. In 2003 heb ik een Vici-onderscheiding van NWO gekregen. Het geld stelt me in staat om met een team van onderzoekers vijf jaar lang onderzoek te doen naar de sociale waardering van cultuurgoederen in Duitsland, Frankrijk, Nederland en de Verenigde Staten. Vici was een geweldige erkenning, met name van mensen uit mijn eigen vakgebied. >
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
33
Interview
“ Vici was een geweldige erkenning, met name van mensen uit mijn vakgebied.” De benoeming tot gewoon hoogleraar in 2007 zie ik als een erkenning van de universiteit voor mijn wetenschappelijke kwaliteiten, maar ook voor alles wat ik ernaast doe. Ik doe graag veel dingen tegelijk. Ik was bezig met het opzetten van de master Media en Journalistiek toen ik de Vici-subsidie kreeg. Veel mensen zeiden tegen mij dat ik me moest concentreren op mijn onderzoek en moest stoppen met mijn werk als opleidingsdirecteur. Maar ik wilde dat niet uit handen geven, kon er geen afstand van doen. En het is gelukt om een en ander te combineren. Nu fungeer ik als bouwdecaan voor de nieuwe internationale bachelor Communication and Media. Deze bachelor heeft onder meer raakvlakken met bestuurskunde, bedrijfskunde, sociologie, cultuurwetenschappen en geschiedenis en is een logische
34
uitbreiding van het universitaire aanbod in Rotterdam. Ik hou ervan om iets op te zetten en heb geen hekel aan de beheerstaken die dat met zich meebrengt. Decaan van een faculteit lijkt me een minder aantrekkelijke functie, want dan heb je wel erg véél van die taken. Ik heb een kind en het is niet helemaal toevallig dat het er bij een is gebleven. Het was in het begin best zwaar. Mijn zoontje was een slechte slaper en toen we na twee jaar een wankel evenwicht hadden bereikt, wilden we niet de goden verzoeken met nog een kind. Het gaat nu goed, ook omdat mijn partner en ik allebei op vijf minuten fietsen van ons werk wonen. Dat is een belangrijk aspect bij de vraag of je een loopbaan als hoogleraar kunt combineren met een gezin. Bovendien hangt het van je partner af. Je moet echt alle
taken samen verdelen en daarbij is specialisatie handig. Hij is de kok, ik ben het wasvrouwtje. Wat ik lastig vind, is dat je een soort immuniteit moet opbouwen voor wat er van je verwacht wordt. Men vindt het in Nederland nog altijd raar dat een moeder fulltime werkt, en de verwachting is dat je toch op school komt opdraven om voor te lezen of paaseieren te verven. Ik vind het zelf moeilijk om daartegen nee te zeggen, ook omdat ik het graag doe; zo coach ik op dit moment met veel plezier het hockeyteam van mijn zoon. Maar ik zou vrouwen die een loopbaan als hoogleraar ambiëren, willen toewensen dat ze van die sociale druk minder last hebben dan de meeste vrouwen. Parttime werken vind ik legitiem, begrijp me niet verkeerd, maar de kans dat je verder komt, dat je de top bereikt, is veel kleiner. Je moet veel publiceren, ook als universitair docent of hoofddocent, en als deeltijder haal je die norm meestal niet. Tenzij je parttime werkt met de bedoeling om je onderzoekstijd veilig te stellen; dan doe je dus onderzoek in je vrije tijd. Ik ken mensen die daarvoor hebben gekozen.
Interview
Ik zie mezelf niet als een rolmodel voor vrouwelijke studenten, maar volgens de sociologische literatuur ben ik dat wel. Het moet beter zichtbaar worden dat vrouwen van alles doen. Dat heb ik laatst bijvoorbeeld aangekaart op de school van mijn zoontje: daar was een project waarbij de vaders over hun beroep kwamen vertellen. Niet de moeders, maar de vaders. Zo wordt kinderen met de paplepel ingegoten dat mannen werken en vrouwen tijd hebben om paaseieren te verven. Het is belangrijk om dat beeld te doorbreken. •
“Men vindt het in Nederland nog altijd raar dat een moeder fulltime werkt.”
35
De agenda van... Een week heeft zeven dagen. Een werkweek vaak ook, voor de vrouwelijke hoogleraren aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Drie van hen geven in dit boekje aan waar hun tijd en aandacht blijft in een typische werkweek.
Soms zit ik al om 5.00 uur achter mijn bureau en ga ik door met werken tot in de avond. Dit artikel gaat over de bestuursrechtelijke consequenties van de invoering van elektronisch bestuur.
Deze bespreking is een evaluatie van de master Public Information Management, waarvoor ik drie dagen college heb gegeven.
36
Professor G. Overkleeft Toch geen tijd voor gehad, ik moest verder met mijn artikel.
Hiervoor selecteer ik uitspraken waarbij ik een noot schrijf.
Een blik op de wereld is noodzakelijk voor de vergelijking van rechtssystemen in mijn onderzoek.
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
37
Geleerde vrouwen
Waar blijven de vrouwen? Waarom blijft het aandeel vrouwen in de top van overheid, bedrijfsleven en vooral de wetenschap zo achter? Onderzoekster T.M. Timmers, MSc heeft de mogelijke oorzaken geïnventariseerd die gelden voor de Erasmus Universiteit Rotterdam. En de vrouwelijke hoogleraren is gevraagd om hun mening te geven over het glazen plafond: feit of fictie?
Kwestie van tijd? Een veel gehoorde verklaring voor de lage aantallen vrouwen op topposities is dat zij pas later in groten getale zijn gaan studeren en dat het een kwestie van tijd is voor zij evenredig doorstromen. Helaas wordt deze theorie niet gestaafd door de feiten. Er is geen sprake van dat vrouwen en mannen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op een evenredige wijze naar hogere functies doorgroeien. In elke leeftijdscategorie is het aandeel vrouwen kleiner naarmate het functieniveau hoger wordt. Professor Thomassen ziet hetzelfde gebeuren in de rechterlijke macht: “Als er gezegd wordt dat er geen geschikte vrouwen zijn voor hoge functies, is dat flauwekul. In de rechterlijke macht is de meerderheid vrouw, dat zou nu toch te zien moeten zijn in hoge functies. Maar de mensen in hogere posities zijn mannen, en die hebben dan weer vrienden van wie zij denken dat die op die plek moeten zitten.” In de startfuncties – de promovendi – zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen nog klein, maar ze zijn er wel. Hier begint al de voorsprong van mannen en de verschillen worden bij iedere carrièrestap groter. Dat komt omdat iedere loopbaanstap gezet wordt op basis van de verschillende uitgangssituaties in de vorige baan.
38
Te weinig ambitieus? Een mogelijke verklaring is dat vrouwen zelf de keuze maken om zich niet fulltime in te zetten voor de wetenschap. Zij zouden minder onvoorwaardelijk voor een wetenschappelijke carrière kiezen. Professor Vletter verwoordt het zo: “De carrièrehouding van mannen verschilt wezenlijk van die van vrouwen. Mannen eisen zich een functie toe. Maar vrouwen vragen zich af of ze wel goed genoeg zijn. Het glazen plafond wordt dus niet alleen veroorzaakt door mannen, de meeste vrouwen voelen zich primair verantwoordelijk voor het huishouden en de kinderen. Mannen zijn veel gemakkelijker single-minded.” Ook professor Hokken is deze mening toegedaan. “Wij vrouwen hebben ook andere prioriteiten. Dat is een groot probleem, maar dat zit in ons. Het is aangeboren, zeker als we kinderen hebben. We vinden en kunnen en moeten van alles, zeker zo goed als anderen. Het is een keurslijf voor vrouwen, een sandwichsituatie, die druk van onszelf.” Parttime werken is inderdaad een aanzienlijk taboe en de publicatienorm is vaak niet evenredig aan de duur van de werkweek. Binnen de huidige organisatiecultuur en de heersende normen en waarden betekent dat automatisch een vermindering van de carrièrekansen. Echter, daarmee is nog niet alles gezegd. Een voltijdaanstelling blijkt voor vrouwen geen garantie voor een hogere functie: in vergelijking met hun mannelijke collega’s aan de Erasmus Universiteit Rotterdam stromen vrouwelijke wetenschappers vaker in op de tijdelijke functies van promovendus, wetenschappelijk onderzoeker of docent, waarna zij ook eerder uitstromen.
Geleerde vrouwen
Wetenschappelijke cultuur?
De deur dichthouden
Vrouwen zouden – meer dan mannen – moeite hebben met de werkcultuur, die individualistisch en op concurrentie gebaseerd zou zijn. Ook de bestaande eendimensionale opvatting over wetenschappelijke kwaliteit zou een obstakel zijn. Uit het onderzoek blijkt echter dat het personeel over het algemeen redelijk tevreden is over het werk bij de Erasmus Universiteit Rotterdam. Gemiddeld oordelen wetenschappers goed over de werksfeer op de afdeling en de organisatiecultuur. In de cultuur kan dus op basis van dit onderzoek geen verklaring worden gevonden. Professor Heys ervaring sluit hierop aan: “Ik heb het niet ervaren. Wel gingen mannelijke collega's zich anders gedragen toen ik gewoon hoogleraar werd. Ik was niet meer het aardige meisje dat het leuk doet, ik werd een concurrent met wie ze de competitie aangingen.”
De voorgaande verklaring is een voorbeeld van een zogenoemd gatekeepingmechanisme. Gatekeeping-mechanismen zijn subtiele, onbewuste en onbedoelde belemmeringen binnen organisaties, die de doorstroom van vrouwen (en andere ‘minderheden’) kunnen tegenhouden. In het geval van informele werving: niemand bedoelt er kwaad mee, maar het effect is dat mannen worden bevoordeeld. Een ander voorbeeld betreft het aansluiten bij het bekende. Omdat vooral mannen hoogleraar zijn, is het beeld van de hoogleraar mannelijk. Bij werving en selectie geldt dit mannelijke beeld als norm en komen vrouwen minder gemakkelijk in beeld. Hun benoeming wordt bovendien vaak als riskanter ervaren dan de benoeming van een man. Bij gelijke geschiktheid is de man in het voordeel; alleen als de vrouw met kop en schouders boven alle andere kandidaten uitsteekt, heeft zij een grote kans aangenomen te worden. Zo zijn er nog tal van mechanismen die onbewust en onbedoeld nadelig werken voor vrouwen.
Werving en selectie? Expliciete en transparante kwaliteits- en prestatienormen hebben een positief effect op de kansen van vrouwen, alleen al omdat kwesties van beeldvorming – vooropgestelde ideeën over eigenschappen en kwaliteiten – daarin een geringere rol spelen. Uit de personeelsenquête blijkt dat de Erasmus Universiteit Rotterdam op dit vlak nog veel kan verbeteren. Zowel mannen als vrouwen vinden het werving- en selectiebeleid niet duidelijk en transparant genoeg. De niet-professionele manier van werving blijkt uit de wijze waarop respondenten bij de universiteit binnenkomen: bijna de helft is ingestroomd via het netwerk of contacten, of is rechtstreeks gevraagd. Mannen stromen vaker op deze manier in dan vrouwen en hebben dus meer baat bij dit systeem dan vrouwen. Diverse hoogleraren hebben dit obstakel naar voren gebracht. Professor Overkleeft formuleert het zo: “Er is sprake van grote concurrentie, om plaatsen en netwerken. Algemene aanstellingen voor vrouwen zijn echt een uitzondering. Tenzij het gaat om iemand die van binnenuit komt, is het erg lastig om hier te komen.”
Enkele hoogleraren onderkennen dit fenomeen. “Mensen aan de top hebben de neiging om zich te omringen met mensen die op hen lijken, die hetzelfde reageren op dingen. Hoe meer verantwoordelijkheid, hoe meer vertrouwdheid je om je heen wilt hebben”, aldus professor Kemna. Bronnen: - Erasmus Universiteit Rotterdam als smeltkroes van talent, Analyse van de personele ondervertegenwoordiging van vrouwen en etnische minder heden aan de EUR (2006), Erasmus Universiteit Rotterdam. (Onderzoek uit- gevoerd door T.M. Timmers, MSc.) - Mixed Management, Handboek diversiteit M/V (2004), Ministerie van SZW.
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
39
Geleerde vrouwen
Het glazen plafond Het glazen plafond is een bekende metafoor voor het moeilijk te begrijpen fenomeen dat vrouwen in veel mindere mate doorstromen naar de top dan mannen. Sommige hoogleraren zijn overtuigd van het bestaan van zo’n onzichtbare barrière, al zegt de grote meerderheid er zelf geen last van te hebben gehad. Anderen vinden het fenomeen onzin, of praten liever over de plakkende vloer (gebrek aan carrièredrang bij vrouwen) of een onzichtbare hand die mannen optilt.
“Ik heb zelf het geluk gehad dat ze me graag wilden hebben. Mijn werk is belangrijk, ik was erg welkom. Ik vond het in het begin wel moeilijk, ik moest echt een plek veroveren als vrouw tussen al die mannen. Iedereen is het vergeten, maar ik heb indertijd samen met mijn collega Heleen Ietswaart het landelijke netwerk van vrouwelijke hoogleraren opgericht, het LNVH. In die tijd kregen we echt bizarre reacties van andere universiteiten, die bijvoorbeeld niet wilden zeggen hoeveel vrouwen er werkten.” I. de Beaufort “Ik heb geen last van een glazen plafond en kan me niet voorstellen dat er in de wetenschap zoiets zou bestaan. Het gaat er toch niet om of je man of vrouw bent? Het gaat om je prestaties, je inzet en je goede ideeën. Als je veel talent hebt en hard werkt, dan kom je er. Je carrière is honderd procent maakbaar. Ik geloof niet dat het pad anders is voor vrouwen dan voor mannen. Je moet echter wel sterk in je schoenen staan, dat zal altijd zo blijven aan de top, niet alleen in de wetenschap. Als je Wimbledon wilt winnen, geldt dit evenzeer.” C. van Duijn
40
“Is er een glazen plafond? Reken maar van yes! Het bestaat onder andere in niet snel genoeg opgemerkt worden en jezelf niet in de kijker zetten. En als je het wel doet, is dat raar, want dat past niet bij een vrouw.” J. van Eijndhoven “Er is geen glazen plafond, er is een onzichtbare hand die mannen omhoogtilt. Mannen benoemen, vaak onbewust, mensen uit hun eigen regionen en dat zijn meestal ook mannen. Het probleem is niet dat er te weinig vrouwen worden benoemd; er worden te veel mannen benoemd.” M. Halbertsma “Ik heb zelf geen last van een glazen plafond, ook nooit gehad. Maar ik kan me voorstellen dat ik er bij een functie als afdelingshoofd of decaan wel tegenaan zou lopen. Op die functies zitten vooral mannen.” M. Hunink “Het glazen plafond bestaat, zeker. Als parttimer is bijvoorbeeld je wetenschappelijke output lager dan die van een fulltimer. Dit wordt niet meegewogen. Vrouwen moeten hun ambitie verwoorden, dat doen ze te weinig.” H. Moll
De mens achter de hoogleraar
Is er leven naast het hoogleraarschap? Op de vraag of er leven is naast het hoogleraarschap, kunnen bijna alle hoogleraren volmondig ‘ja’ zeggen. Om eraan toe te voegen dat dit ook zeker nodig is, wil je dit werk met plezier blijven doen. Vrijwel alle hoogleraren doen aan sport, sommige zelfs iedere dag. Fitness lijkt favoriet. Ook het buitenleven doet het goed: tuinieren, wandelen, kamperen, fietsen.
Muziek Veel hoogleraren houden van muziek en gaan graag naar concerten. Professor Towse heeft zelfs een opleiding tot operazangeres gevolgd. Een aantal bespeelt een muziekinstrument: professor Born speelt hobo, professor Hunink speelt piano en professor Sixma heeft cello gespeeld in een orkest, maar is daarmee vanwege tijdgebrek gestopt. Professor Evenhuis zingt in een koor, heeft zangles en zit op trommelles. Professor Grever speelt klassiek piano en heeft in een koor gezongen. Haar favoriete componisten zijn Bach, Chopin, Schubert en Janácek. Verder gaan hoogleraren graag naar de film, de opera of naar het theater en lezen zij veel. Televisiekijken is niet populair. En als er wordt gekeken, dan is het naar programma’s als Nova. Hoewel … “Ter ontspanning vind ik het heerlijk om naar historische BBC-series te kijken, maar ook naar detectives en RTL Boulevard”, zegt professor Grever.
Balans werk en privé Over de balans tussen werk en privé zijn uiteenlopende uitspraken gedaan. Professor Tijdens geeft
aan dat ze weinig tijd overhoudt voor dingen naast haar werk: “’s Avonds en in het weekend werk ik ook vaak nog.” Anderen trekken een duidelijke lijn, bijvoorbeeld professor Hokken: “Als ik thuis ben, ben ik ook thuis.” Zij geeft aan dat er bepaalde eigenschappen voor nodig zijn om én als hoogleraar goed te kunnen functioneren, én daarnaast een privéleven te hebben: “Ik ben gezegend met een goede gezondheid en ik ben stressbestendig, dat is essentieel. Ik kan toe met weinig slaap. Als je dat niet kunt, zou je dit absoluut niet kunnen doen.”
vinden tussen privé en werk, hoewel dat soms best lastig is. Gelukkig heb ik een geweldige echtgenoot met wie ik de zorgtaken prima kan delen.” Professor De Beaufort: “Toen de kinderen klein waren, was het ontzettend ingewikkeld.” Zorg is overigens niet per se zorg voor kinderen, ook mantelzorg valt hieronder. Denk aan zorg voor ouders. Volgens professor Van Eijndhoven is mantelzorg een onderschatte taak, die vrouwen er relatief vaak bij krijgen.
Maatschappelijk bewust In sommige gevallen lopen werk en privé in elkaar over. Zo heeft professor Towse veel vrienden gemaakt in werksituaties: “Mijn sociale leven is verstrengeld met mijn werk: ik heb veel profes-
Met hun werk leveren hoogleraren een belangrijke bijdrage aan de maatschappij. Een aantal hoogleraren is hier in hun vrije tijd ook bewust mee bezig. Professor Kemna wil graag iets teruggeven
“Ik probeer altijd een balans te vinden tussen privé en werk, hoewel dat soms best lastig is.” sionele vrienden. Mensen die ik zie als ik naar conferenties ga, lezingen geef, of onderzoek doe in het buitenland.” Professor Vletter: “Werk en privé zijn heel erg met elkaar verweven, ik ben getrouwd met iemand uit dezelfde club.” Hoogleraren met een gezin steken een belangrijk deel van hun vrije tijd in de kinderen. De combinatie werk en zorgtaken kan in sommige gevallen nog wel eens knelpunten opleveren. Professor De Jong zegt hierover: “Ik probeer altijd een balans te
aan de maatschappij en onderzoekt samen met haar man wat zij met hun kennis en ervaring kunnen betekenen op het gebied van duurzame energie. Professor Hey is voorzitter van de Waddenvereniging en van de Stichting Vrienden van Orion, een woon- en werkgemeenschap voor mensen met een verstandelijke handicap. “Ik ben van mening dat als je redelijk geld verdient en bepaalde capaciteiten hebt, je best iets vrijwillig mag doen voor een goed doel.”
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
41
Hoogleraar worden kan natuurlijk ook!
Professor J. Hazes
Mijn grootste beloning voor begeleiding is het zien groeien van een wat onzekere aio in een zelfstandige onderzoeker.
42
Team in beeld
Professor Hazes met (v.l.n.r.)
Ferry Cornelissen, Celina
Alves en Goedele Geusken
s.
43
44
Het onderzoek van...
Professor M. Grever Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen, Center for Historical Culture Leerstoel: Theorie en methoden van maatschappijgeschiedenis De drie externe onderzoeksgelden die ik sinds 2004 heb binnengehaald, zoals het NWO-project Paradoxes of De-canonization. New Forms of Cultural Transmission in History, hebben mijn onderzoek zeer gestimuleerd. Mijn onderzoeksvragen gaan over de dynamiek van historische cultuur: de verwevenheid van onderwijs, tradities, toerisme en erfgoed. Waarom vinden veel landen een nationale canon of een Nationaal Historisch Museum belangrijk? Heeft dat te maken met een behoefte aan continuïteit in een wereld vol snelle veranderingen? Waarom is Koninginnedag in Nederland een populair volksfeest en bestaat dit fenomeen in Spanje niet? Ik bestudeer ook de pogingen van overheden om het verleden naar hun hand te zetten. Die bemoeienis uit zich in richtlijnen voor schoolboeken (Japan, Frankrijk, Rusland), het eisen of geven van excuses (de slavenhandel) en het wettelijk veroordelen of opleggen van historische interpretaties (de Armeense kwestie). Behalve tentoonstellingen en monumenten onderzoek ik immateriële uitingen, zoals rituelen en vormen van geschiedbeoefening. Opvallend is de huidige spanning tussen de populaire omgang met het verleden en de wetenschappelijke geschiedbeoefening, tussen het verlangen naar simpele antwoorden en de nadruk op nuance. Op 23 november 2007 hebben we een internationaal symposium georganiseerd voor de officiële opening van het Center for Historical Culture, waarvan ik de directeur ben. Ons doel is om mensen uit verschillende historische disciplines – geschiedtheorie, intellectuele geschiedenis en didactiek – samen te brengen en een brug te slaan tussen de universiteit, het culturele werkveld en het onderwijs. Dat gebeurt nergens in Nederland en ik krijg enthousiaste reacties. In onze maatschappij nemen globalisering en diversiteit immers toe. Kijk naar Rotterdam en Londen: dat zijn multiculturele steden. In sommige klassen zitten zestien nationaliteiten. Dan is het niet eenvoudig om te bepalen welke kennis je wilt overdragen en hoe dat het beste kan gebeuren. Natuurlijk is het belangrijk om het nationale verleden te kennen, maar er is méér. Een docent heeft slechts beperkte tijd; keuzes zijn noodzakelijk. Welk tijdperk en welke onderwerpen ga je behandelen? Op grond van welke criteria kun je het onderwijs zinvol maken voor leerlingen? In ons boek Nationale identiteit en meervoudig verleden, een voorstudie van het WRR Rapport, heb ik met Kees Ribbens onderzocht welke betekenis nationale identiteit heeft voor Nederlandse, Britse en Franse jongeren. Ondanks de diversiteit aan achtergronden vinden ze allemaal hun woonland belangrijk, al geldt dit meer voor autochtonen dan allochtonen. Ook historische verbondenheid met het woonland – zoals nationale trots – leeft vooral bij autochtonen, in Nederland meer dan in Frankrijk en Engeland. Meisjes hebben minder met ‘nationale trots’ dan jongens. Het is overigens opvallend dat deze leerlingen die geschiedenisonderwijs hebben, zich historisch verbonden voelen met zowel het woonland als Europa en de wereld. Er is potentieel veel historische interesse voor Europa en de wereld.
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
45
46
De loopbaan van...
Professor A. Kemna Er is geen beroepsopleiding voor het vak hoogleraar en er is geen vaste route naar deze functie. Je hoeft dus niet direct aan het begin van je loopbaan een passie voor de wetenschap te hebben om er uiteindelijk toch te belanden. Soms geeft een vroege gerichte keuze je een voorsprong, maar in andere gevallen is het belangrijk dat je je sporen elders hebt verdiend. In beide gevallen geldt dat je pas hoogleraar kunt worden als je jezelf wetenschappelijk hebt bewezen, als je de beste bent in je vakgebied. Iedere aanstelling als hoogleraar is in principe gebaseerd op baanbrekend promotieonderzoek en invloedrijke publicaties.
Professor A. Kemna Faculteit der Economische Wetenschappen Leerstoel: Corporate governance and financial econometrics Onderzoek: Het beloningsbeleid van de Raad van Bestuur Uitbundige beloning van Raden van Bestuur is een fenomeen dat is gestart in de VS, maar inmiddels wereldwijd discussie oproept. De achterliggende oorzaak van de hoge beloningen moet vooral gezocht worden in de uitwerking van het streven om Raden van Bestuur meer te laten meedelen in het resultaat van hun onderneming. Het streven op zich is verdedigbaar, maar de uitwerking ervan heeft meer schade berokkend dan het originele probleem rechtvaardigt. Aangezien het een internationaal gebruik is geworden om in aandelen en opties te belonen, zullen ook alternatieve oplossingen in internationaal verband moeten worden onderzocht. Trefwoorden: uitbundige beloning en maatschappelijke toelaatbaarheid, aandeelhouderswaarde, internationaal geaccepteerde alternatieve oplossingen.
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
47
Geleerde vrouwen
Is er een probleem? Heel weinig vrouwen schoppen het tot hoogleraar. Aan de Erasmus Universiteit Rotterdam ligt het percentage voor gewoon hoogleraren op 7,4 (stand 2007). Een op de veertien! Is dat oneerlijk voor vrouwen en daarmee een vrouwenprobleem? Of kijken de mannen te veel binnen hun eigen soort en is het dus een mannenprobleem? Of ligt het nog anders? Is het misschien de organisatie die een probleem heeft? We zetten de argumenten op een rij.
Overtuiging Hoe hoger de wetenschappelijke positie, hoe minder vrouwen en allochtonen er te vinden zijn. De Erasmus Universiteit Rotterdam heeft expliciet in beleid vastgelegd dat zij streeft naar een personeelsbestand dat op alle niveaus een betere afspiegeling vormt van de samenleving. Dit streven is een van de strategische doelstellingen van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Veel hoogleraren zijn het met dit streven eens.
“Waarom een verdeling naar sekse als er geen inhoudelijke grond voor is? Je moet de hele samenleving terugzien in hogere functies.” W. Thomassen “Nederland loopt nogal achter op dit gebied. In Engeland of Frankrijk zitten veel meer vrouwen aan de top. Soms schaam ik me een beetje.” A. Kemna “Meer vrouwelijke hoogleraren is belangrijk voor de uitstraling van de wetenschap en voor de studenten.” K. Tijdens
Kwantiteit personeel “Ik vind het belangrijk dat meer vrouwen hoogleraar worden. Het bestand van docenten en hoogleraren moet een afspiegeling zijn van de studentenbevolking in Rotterdam.” M. Hunink “Het is toch absurd dat slechts tien procent van de hoogleraren vrouw is, terwijl van de promovendi vijftig procent vrouw is.” T. Sixma
48
Het gebrek aan diversiteit is een probleem voor de universiteit volgens het rapport Erasmus Universiteit Rotterdam als smeltkroes van talent, Analyse van de personele ondervertegenwoordiging van vrouwen en etnische minderheden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, een onderzoek dat in 2006 in opdracht van het College van Bestuur is uitgevoerd door mevrouw T.M. Timmers, MSc. In de eerste plaats omdat de kwaliteit van de wetenschap eronder lijdt, waarover hierna meer. In de tweede plaats omdat het wetenschappelijk personeel in snel tempo vergrijst. In de nabije toekomst gaan er zo veel mensen tegelijk met pensioen, dat er gevochten zal worden om hoger opgeleid personeel. Een slimme universiteit is op haar toekomst voorbereid en zorgt ervoor dat zij geen enkele groep links laat liggen en al het potentieel aan talent maximaal benut. Uit het onderzoek blijkt dat dit niet vanzelf gaat en dat stimuleringsmaatregelen noodzakelijk zijn om dit talent niet verloren te laten gaan. Hoewel dit een van de belangrijkste argumenten van de universiteit zelf is om te werken aan diversiteit, is het door geen van de hoogleraren genoemd.
Geleerde vrouwen
Kwaliteit wetenschap De vrouwelijke hoogleraren noemen juist het tweede organisatiebelang zeer nadrukkelijk wél: diversiteit is van belang omdat de wetenschap er beter van wordt. Net zoals een diamant heeft de wetenschap vele facetten, hoe meer, hoe beter. Wetenschap wordt immers gemaakt door mensen, die niet neutraal of objectief zijn. Hun cultuur, hun opvattingen, hun hele persoonlijkheid werkt door in de wetenschap, in de wetenschappelijke vragen en problemen die zij opwerpen. Vrouwen bedenken invalshoeken die een man niet had kunnen bedenken; allochtonen, ouderen en jongeren brengen ook hun eigen visie mee. Voor de wetenschap is het zeer waardevol als een probleem van zo veel mogelijk kanten en met een frisse blik wordt bekeken. De conclusie luidt dus: de wetenschap – en daarmee de universiteit – heeft baat bij diversiteit.
“Vrouwen hebben dikwijls vanuit hun sociale achtergrond een iets andere omgang met collega’s en werk dan mannen. Dat is niet beter of slechter, maar ze leggen andere accenten, net zoals ouderen en jongeren dat doen, of allochtonen en autochtonen. Hoe diverser het gezelschap aan de top, hoe beter dat is voor de input. Het werkt heel stimulerend.” M. Grever “Als vrouw heb je een ander oog voor ontwikkeling en beoordeel je kwalificaties anders. Talent is voor vrouwen niet alleen ‘veel publiceren’, maar ook zaken die belangrijk kunnen zijn voor de gehele organisatie. Bijvoorbeeld: je bent er goed in talent bij anderen tot zijn recht te laten komen, waardoor zij doen waar ze goed in zijn. Daarmee leveren deze talenten een positieve bijdrage aan de afdeling en de wetenschappelijke output.” H. Moll
“Het kan een verrijking van het wetenschappelijk denken zijn als vrouwen participeren, doordat ook andere aspecten aan bod komen. Vrouwen doen op een andere manier onderzoek dan mannen, zij laten zich meer leiden door interesses en nemen meer risico in onderwerpskeuze en in de uitvoering. De aanwezigheid van vrouwen kan leiden tot meer evenwicht in de wetenschapsbeoefening. Daardoor ontstaat er ook meer discussie en wordt het wetenschappelijke onderzoek breder.” G. Overkleeft “Inmiddels is wel gebleken dat gemengde teams beter functioneren.” M. de Jong
Gemengde cultuur Het laatste argument is simpel en puur menselijk: het is zoveel leuker werken aan de universiteit als er meer diversiteit is. “Als je een betere man-vrouwbalans hebt, verbetert de manier van met elkaar omgaan”, aldus professor Hey.
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
49
Het vak van hoogleraar
Salarisontwikkeling
“Ik ben zelf, gegeven mijn situatie, niet ontevreden.” “Vrouwen zeuren min der om geld dan mannen .” De meeste hoogleraren geven aan dat het salaris dat zij verdienen binnen de wetenschap marktconform is. Of ze houden zich daar niet zo mee bezig. “Volgens mijn belastingadviseur is mijn salaris marktconform, dus het zal wel zo zijn”, zegt professor Hey. Iets dergelijks zegt ook professor Tijdens: “Ik weet niet of mijn salaris marktconform is, daar heb ik me niet op georiënteerd. Het zal wel goed zijn.” Te laag? Over de hoogte van het salaris zijn de meningen verdeeld. Volgens professor De Beaufort is het salaris te laag: “Wetenschap is wetenschap, maar voor de hoeveelheid werk die je verzet, vind ik dat je ondergewaardeerd wordt.” Professor Sixma relativeert de hoogte van het salaris: “Ik kan met mijn salaris niet het huis kopen dat ik zou willen, maar het is zeker niet slecht.”
50
Professor Grever: “De afgelopen jaren heb ik als gewoon hoogleraar zeer uiteenlopende taken verricht: management (vijf jaar opleidingsdirecteur), onderzoek (publicaties en aantrekken van tweede/derde geldstroom) en onderwijs (colleges op diverse niveaus en begeleiding van theses), en ik zit in veel landelijke besturen. Ik vraag mij wel eens af of er een ‘zilveren plafond’ bestaat voor vrouwelijke hoogleraren.” Geld is niet de drijfveer Zouden deze hoogleraren in het bedrijfsleven werken, dan hadden ze veel meer kunnen verdienen. Over het algemeen gaat het hoogleraren echter niet om het salaris, maar om de inhoud van de functie en de mogelijkheid om onderzoek te kunnen doen. Professor Van Duijn vat dit als volgt samen: “Als ik de hoogte van mijn salaris het belangrijkste aspect van mijn werk zou vinden, dan zou ik een andere baan moeten zoeken. Je
moet geen wetenschapper worden voor het salaris. Met mijn achtergrond zou ik in het bedrijfsleven veel meer kunnen verdienen. Maar dat is niet mijn drijfveer. Het onderzoeksveld (genetica) waarin ik werk, is altijd in beweging en staat nooit stil. Ik werk iedere dag met een groep jonge mensen uit de hele wereld aan een zelfgekozen uitdaging. Voor mij is dit het mooiste vak dat ik kan bedenken. Ik geniet nog iedere dag van mijn werk, en dat is meer waard dan een topsalaris.” “Ik vind groei in salaris voor een hoogleraar niet relevant. Je kunt alles onderzoeken wat je wilt en op die manier groeien. Mijn salaris ligt nu veel lager dan wat ik verdiende in het bedrijfsleven. Het gaat me nu ook niet om het salaris. Maar als je goede mensen wilt hebben als hoogleraar voor gebieden die dicht bij de praktijk staan, dan is het salaris niet voldoende. Ik ben zelf, gegeven mijn situatie, niet ontevreden.” A. Kemna “Ik ben heel tevreden met mijn salaris. Vrouwen zeuren minder om geld dan mannen. Ik kreeg in mijn vorige baan [als voorzitter College van Bestuur EUR, red.] regelmatig te maken met mannen die om geld zeurden, maar zelden met vrouwen. Als nu alle vrouwen die je dit vraagt, tevreden zijn, dan is het interessant om te onderzoeken hoe mannen daarop reageren. Maar daarom is het vrouwelijke salaris dus over het algemeen lager. Ze zeuren niet om geld, gaan meer voor de inhoud.” J. van Eijndhoven
Het vak van hoogleraar
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
51
52
Het onderzoek van...
Professor M. Halbertsma Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen, Center for Historical Culture Leerstoel: De historische aspecten van kunst en cultuur, in het bijzonder de plaats en functie van kunst en cultuur in de industriële samenlevingen Ik ben opgeleid als kunsthistorica, en werk in een omgeving van kunstsociologen en kunsteconomen. De zwaartepunten in mijn onderzoek zijn niet primair gericht op individuele kunstenaars en kunststromingen, maar de historische inslag is er nog steeds. In de afgelopen jaren heb ik veel onderzoek gedaan naar de cultuurgeschiedenis van Rotterdam, wat – in samenwerking met anderen – onder meer heeft geleid tot verschillende publicaties. Een belangrijk deel van het onderzoek waaraan ik nu werk, richt zich op historische, theoretische en beleidsmatige aspecten van cultureel erfgoed. Sinds 2005 ben ik projectleider van het NWO-project Globalisation and Cultural Heritage dat aan de Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen wordt verricht. Dit onderzoek gaat in op de effecten van globalisering op cultureel erfgoed. Ieder land wil graag zo veel mogelijk door UNESCO geclassificeerd ‘werelderfgoed’ binnen zijn grenzen hebben, al heeft dit werelderfgoed vaak maar weinig relatie meer met de nationale identiteit. Dat komt omdat de cultuur waar het werelderfgoed deel van uitmaakte, intussen is verdwenen. Aan de andere kant zijn er veel landen die erfgoed delen. Denk aan Nederland en Indonesië. Verder vertoont het erfgoed van het slavernijverleden in veel landen rond de Atlantische Oceaan overeenkomsten, maar de wijze waarop het slavernijerfgoed in landen als Curaçao, Suriname, Ghana en Zuid-Afrika wordt gewaardeerd en hoe ermee wordt omgegaan, verschilt enorm. Ik vind dit bijzonder interessant, omdat globalisering op zo veel gebieden ingrijpt: kunst en cultuur, politiek, toerisme en economie. Aan de andere kant is het Nederlandse erfgoed op allerlei manieren verbonden met Europa. Ik vind het belangrijk om een bijdrage te leveren aan het bewaren en toegankelijk maken van het Nederlandse erfgoed.
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
53
Hoogleraar worden kan natuurlijk ook!
Professor E. Hey
Het is een uitdaging om oog voor de werkvloer te houden, en daarover heb ik veel geleerd dankzij mijn eigen promotor.
54 54
Team in beeld
Professor Hey met (v.l.n.r.)
Andria Naudé Fourie en
Marjolijn Schaap.
55
De agenda van... Een week heeft zeven dagen. Een werkweek vaak ook, voor de vrouwelijke hoogleraren aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Drie van hen geven in dit boekje aan waar hun tijd en aandacht blijft in een typische werkweek.
Ik ben redacteur van verschillende juridische tijdschriften. Ik becommentarieer bijvoorbeeld artikelen voor een jurisprudentietijdschrift. Dan beoordeel je welke artikelen bewerkt moeten worden, en als ze bewerkt zijn, moet je ze weer beoordelen.
Als ik thuis werk, probeer ik artikelen te schrijven. Ik schrijf veel over aandeelhoudersactivisme.
56
Professor H. Vletter
Op de universiteit ben ik bezig met studenten, vergaderingen, scripties lezen, artikelen lezen, aio’s begeleiden, praten over onderzoeken en plannen.
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
57
Ik ben in hart en ziel een econoom.
58
Interview Als een van de eersten ontdekte Barbara Krug de Chinese economie als fascinerend onderzoeksgebied. Tijdens haar allereerste bezoek in 1975 verkeerde het land in diepe crisis, maar “desondanks werd ik verliefd op China en daar heb ik nooit spijt van gehad”. • • • • • •
Barbara Krug RSM Erasmus University hoogleraar Bedrijfskunde, in het bijzonder The economics of governance benoeming per 15 augustus 1996 nevenfuncties: Research Fellow UTS, Sydney en INSEAD, Fontainebleau KNAW-toelagen in 1996, NWO-toelage Shift in governance in 2002
Professor B. Krug Ik ben in hart en ziel een econoom en heb nog steeds enorm veel plezier in de manier van denken die daarbij hoort. Bij mijn keuze voor China als onderzoeksgebied heeft het toeval een handje geholpen. In de tijd dat ik in Duitsland studeerde, was er veel wetenschappelijke belangstelling voor de werking van socialistische economische systemen. Daar lag ook mijn interesse, maar ik besloot om niet als zovelen specialist in de economie van de DDR of Rusland te worden. In 1975 ging een delegatie met een Europese subsidie naar China en een lid daarvan werd ziek. Om de korting van de luchtvaartmaatschappij te krijgen, moesten er zestien mensen mee, dus ze zochten nog iemand. En dat was ik. Zo kwam ik op zeer jonge leeftijd en in een slechte tijd in China – midden in een machtsvacuüm. Iedereen wachtte op de final shootout tussen de aanhangers van een verzwakte Mao Zedong en de tegenpartij. Mensen waren wanhopig. Desondanks werd ik verliefd op China en daarvan heb ik nooit spijt gehad. Nieuwe ondernemingen vormen de cruciale factor voor de snelle groei in China. De grote vraag is hoe ondernemerschap kan groeien in een communistische omgeving.
Ik ben succesvolle Chinese ondernemers gaan interviewen om achter het geheim te komen. Dat was een fantastische ervaring; je komt in de meest onwaarschijnlijke plaatsen en omstandigheden en ontmoet een grote variatie aan mensen die allemaal vastbesloten zijn hun eigen leven of dat van hun kinderen of kleinkinderen te verbeteren. Al die interviews – we hebben er nu 240 – hebben we naast de theorieën in het Westen gelegd en dat heeft geleid tot de theorie van de ‘endogenous institutional change’. De verandering in China ontstaat van onderaf, vanuit de ondernemingen. Decentralisatie is daarbij de belangrijkste factor. Het centrale communistische gezag gaf de macht over de economie uit handen en stond de dorpen toe om te experimenteren. Best practices worden gekopieerd door andere dorpen en provincies. Ondanks dat in China nog steeds communisten aan de macht zijn, is hier veel meer individueel initiatief dan in de Oost-Europese landen. Dat maakt China tot een fascinerende puzzel. Ik wilde een deskundige van wereldniveau worden op het gebied van de Chinese economie. Om dat te bereiken, moest ik hoogleraar worden. Als hoogleraar heb ik meer grip op mijn onderzoek, op de mensen die ik aantrek. Ook kan ik >
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
59
Interview
“ Als hoogleraar heb ik meer grip op mijn onderzoek, op de mensen die ik aantrek.” gemakkelijker fondsen verwerven. Er zijn zoveel onderwerpen om te onderzoeken en als hoogleraar kun je promovendi inzetten en een groep opbouwen van mensen die in hetzelfde veld geïnteresseerd zijn. En ik heb veel buitenlandse contacten en conferenties, dat is logisch, want voor hoeveel hoogleraren Chinese economie is er in Nederland plaats? Ook heb ik een aanstelling in Manchester en een research fellowship in Sydney en INSEAD (Fontainebleau). En ik reis uiteraard regelmatig naar China. Gezamenlijk onderzoek doen staat boven aan mijn lijstje van plezierige aspecten van het hoogleraarschap. Het is heel erg leuk om met collegaonderzoekers ondernemers te interviewen en die gesprekken samen te interpreteren. Er is altijd wel iemand die een nieuw perspectief inbrengt, en dat verrassingselement is inspirerend.
60
Als hoogleraar heb je ook bestuurlijke taken en dat is minder leuk, maar ik moet dat wel nuanceren. Wie het cliché bedacht heeft dat de bureaucratie in Duitsland is geboren, heeft niet veel gereisd,
want in andere landen is het veel erger. En het voordeel van het Duitse systeem is dat – als er eenmaal iets is besloten – die beslissing voor twintig jaar vastligt. De Nederlanders geloven in geen enkele beslissing die ooit is genomen. Ze zijn voortdurend aan het reorganiseren en je weet nooit of je een besluit wel of niet serieus moet nemen. Dat legt extra druk op mensen. Veel vrouwen vragen mij of ze een academische carrière kunnen combineren met een gezin. Ik zeg dan: in het beste geval is het mogelijk, met wat meer ondersteuning van de universiteit op het praktische vlak, zoals kinderopvang; maar je moet je realiseren dat je béter moet zijn dan een man. Je moet meer publiceren, je moet je meer onderscheiden. Ik vind dat ik ze dat moet vertellen, omdat ik anders een belangrijk feit achterhoud.
Interview
In onze onderzoeksschool ERIM moeten sollicitanten voldoen aan expliciete criteria. Je mag het eens of oneens zijn met deze criteria, ze zijn niet vatbaar voor manipulaties. Of je nu een vrouw bent of van buiten deze universiteit: een afwijzing heeft nooit met iets anders te maken dan de criteria. Dat geeft mensen vertrouwen. •
“De grote vraag is hoe ondernemerschap kan groeien in een communistische omgeving.”
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
61
62
De loopbaan van...
Professor P. Meurs Er is geen beroepsopleiding voor het vak hoogleraar en er is geen vaste route naar deze functie. Je hoeft dus niet direct aan het begin van je loopbaan een passie voor de wetenschap te hebben om er uiteindelijk toch te belanden. Soms geeft een vroege gerichte keuze je een voorsprong, maar in andere gevallen is het belangrijk dat je je sporen elders hebt verdiend. In beide gevallen geldt dat je pas hoogleraar kunt worden als je jezelf wetenschappelijk hebt bewezen, als je de beste bent in je vakgebied. Iedere aanstelling als hoogleraar is in principe gebaseerd op baanbrekend promotieonderzoek en invloedrijke publicaties.
Professor P. Meurs Erasmus MC, instituut Beleid en Management Gezondheidszorg Leerstoel: Bestuur in de Gezondheidszorg Onderzoek: Bestuur van de gezondheidszorg In de gezondheidszorg verandert veel. Meer marktwerking, een steeds beter geïnformeerde patiënt en consument, groeiende schaarste aan middelen en mensen, terwijl de vraag naar goede zorg toeneemt. De rollen van professionals en het management veranderen daardoor. Wij onderzoeken hoe deze veranderingen van invloed zijn op de kwaliteit van de zorg. De wisselwerking tussen institutionele veranderingen in het stelsel als geheel en veranderingen in de concrete zorg tussen arts en patiënt heeft daarbij onze aandacht. Trefwoorden: kwaliteit van zorg, governance van professionele organisaties, organisatieontwikkeling, evaluatie van stelselherziening in de zorg.
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
63
De mens achter de hoogleraar
Inspiratiebron of motto Om goed onderzoek te kunnen blijven verrichten, is inspiratie nodig. Die inspiratie kan uit verschillende bronnen komen: het werk zelf, enthousiaste mensen of uit een motto. Veel hoogleraren geven aan dat de begeleiding van jonge mensen enorm verrijkend is voor henzelf. Professor Hokken: "Veel dingen zijn inspirerend, bijvoorbeeld promovendi die happy zijn." Door de eigen passie voor het vak over te brengen, doet de hoogleraar blijkbaar ook zelf weer nieuwe ideeën op. De liefde voor het vak en de connectie met de praktijk vormen een belangrijke bron van inspiratie. Professor De Beaufort: “Mijn concrete inspiratie haal ik uit de praktijk. Er belt bijvoorbeeld een dokter, die echt ergens mee zit. Als ik het dan ook niet weet, wordt het een echte uitdaging.” Creativiteit Daarnaast is de eigen nieuwsgierigheid en de zoektocht naar verbetering en verfijning een voortdurende bron van inspiratie. Ook het ontwikkelen van de eigen creativiteit en inventiviteit speelt een belangrijke rol. Professor Evenhuis zegt hierover: “Hoogleraar zijn is een bron van creativiteit. Je krijgt in deze functie volop stimulans en gelegenheid om je creativiteit te ontwikkelen.”
64
Toegang tot de wereld Het feit dat de wereld open ligt, dankzij bijvoorbeeld internet, is een verrijking voor het vak. Professor Tijdens ziet in ieder geval veel nieuwe kansen en mogelijkheden. Dat geldt ook voor professor Overkleeft: “De elektronische bronnen geven zo veel meer gemak om de discussies in andere landen en andere rechtssystemen te volgen. Bijvoorbeeld de Europese Gemeenschap en alle spanningen die daarbij komen kijken. Het is een enorme uitdaging om wat daar gebeurt te kunnen duiden.” Professor Van Eijndhoven haalt haar inspiratie uit een persoon: “Een oude hoogleraar uit Berkeley. Hij is 70 jaar, maar staat nog iedere dag vroeg op om van 6.00 uur tot aan de lunch onderzoek te doen.”
No pain, no gain. J. Gaakeer Tel je zegeningen. M. de Jong Je doet het goed of je doet het niet. (Mijn kinderen hebben een vreselijke hekel aan dit motto.) H. Vletter Eyes on the prize. C. van Duijn
De mens achter de hoogleraar
Favoriet leesvoer In hun vrije tijd zijn hoogleraren echte leesfreaks. Ze lezen alles door elkaar, van detective tot wetenschappelijke literatuur. Ook kranten, kinderboeken en tijdschriften hebben hun warme belangstelling.
65
Hoogleraar worden kan natuurlijk ook!
k
Professor M. Hunin
Wat ik aantrekkelijk vind aan deze functie is het begeleiden van jonge mensen die gaan promoveren. Dat staat voor mij bovenaan.
66
Team in beeld
Professor Hunink met haar team: (v.l.n.r. achterste rij) Bob van Kempen, Bart Ferk (v.l.n.r. voorste rij) Els van et, Nathalie Grootenboer, der Ham, Sandra Spronk, Fabian van der Sluis, Tess Ylian Liem en Ineke van a Genders, den Berg. Zes mensen staa n niet op de foto.
67
68
Het onderzoek van...
Professor A. Hokken Erasmus MC Leerstoel: Groei en ontwikkeling van het kind Ik verricht onderzoek naar de invloed van vroege omgevings- en genetische factoren op foetale groei, insulineresistentie, overgewicht en de ontwikkeling van risicofactoren voor cardiovasculaire afwijkingen en type 2 diabetes mellitus op oudere leeftijd. Dit wordt onderzocht in zowel retrospectieve studies als een prospectieve cohortstudie vanaf foetale tot jongvolwassen leeftijd. Kinderen met een laag geboortegewicht blijken op latere leeftijd vaker overgewicht en type 2 diabetes te ontwikkelen dan baby's met een normaal geboortegewicht. Dat stelt de wetenschap voor een raadsel: wat is hier oorzaak en gevolg? Het kan zijn dat door een slechte voeding in de baarmoeder het lichaam van het kind zich aan die noodsituatie aanpast, maar die correctie na de geboorte niet meer terugdraait. Dat kan later zorgen voor problemen met gewicht en glucosehuishouding, en het ontstaan van diabetes. Maar misschien is het omgekeerd, en zorgen bepaalde genen er al bij een ongeboren kind voor dat het een laag geboortegewicht krijgt en aanleg heeft voor overgewicht en diabetes. Om hier de vinger achter te krijgen, worden honderden kinderen op de voet gevolgd vanaf hun geboorte tot jongvolwassenheid. Daarbij brengen we zo veel mogelijk gegevens van hen in kaart, om op die manier verbanden te kunnen opsporen die ons meer duidelijkheid geven over het ontstaan van diabetes. We kijken bijvoorbeeld naar groei, voeding, genetische kenmerken en de mate waarin het lichaam glucose kan verwerken, de zogenoemde glucosetolerantie. Ook neem ik deel aan de Generation R studie. Generation R onderzoekt de groei, ontwikkeling en gezondheid van bijna tienduizend opgroeiende kinderen in Rotterdam. Deze kinderen worden vanaf de vroege zwangerschap tot de jongvolwassen leeftijd gevolgd. Centraal staat de vraag waarom het ene kind zich optimaal ontwikkelt en het andere kind niet. De factoren die deze ontwikkeling kunnen bevorderen, worden onderzocht.
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
69
Geleerde vrouwen
De rol van de universiteit Organisaties die optimaal willen presteren, zorgen ervoor dat hun personeelsbestand van hoog tot laag even divers is als de maatschappij. Dat geldt voor bedrijven als Unilever, die moeten weten wat hun afzetmarkt beweegt, en dat geldt net zo goed voor een universiteit die wil dat over de volle breedte wetenschap wordt bedreven. Diversiteit is een bedrijfsbelang. Hoe zit dat in Rotterdam? Doet de Erasmus Universiteit Rotterdam wel genoeg om diversiteit te bevorderen of laat zij toch nog kansen liggen? De hoogleraren geven tips.
Officieel beleid De Erasmus Universiteit Rotterdam heeft een officieel diversiteitsprogramma, bedoeld om het vrouwelijk en allochtoon talent beter te benutten. Door groter wordende tekorten op de arbeidsmarkt en de naderende pensionering van hoogleraren is het van belang voldoende talent aan te trekken en aan de EUR te binden. Dat lukt nu onvoldoende. De EUR hoopt dit te verbeteren door uiteenlopende stimuleringsmaatregelen te implementeren. Een aantal maatregelen uit het diversiteitsprogramma zijn: - Iedere faculteit moet vóór 2010 een vrouw of allochtoon aanstellen als gewoon hoogleraar. Als dat lukt, ontvangt de faculteit een premie van het College van Bestuur. - Het College van Bestuur stelt een premie van € 15.000 beschikbaar voor tien vrouwen of allochtonen die in een tenure track worden aangesteld. Met zo’n aanstelling voor bepaalde tijd word je klaargestoomd voor een dienstverband voor onbepaalde tijd. - RSM Erasmus University voert een mentorprogramma voor high potentials in. Bij bewezen succes nemen ook andere faculteiten dit mentorprogram- ma over. - Het College van Bestuur stelt per faculteit een tweejaarlijks stipendium beschikbaar voor bijzonder getalenteerde vrouwelijke promovendi. - Netwerk vrouwelijke hoogleraren EUR, met vrouwelijke gewoon en bijzon- der hoogleraren binnen de EUR en het Erasmus MC.
70
Daarnaast heeft het Erasmus MC een aantal initiatieven ontplooid: - VENA, het netwerk van vrouwelijke wetenschappers aan het Erasmus MC, dat onder andere zorgt voor onderlinge informatie-uitwisseling. - FD (Female Development) Programma voor getalenteerde vrouwelijke onderzoekers met als doel hen voor te bereiden op het hoogleraarschap, onder meer door hen een jaar lang intensief te begeleiden, te coachen en te trainen. Verdere informatie over het diversiteitsbeleid aan de EUR is te vinden op de website www.eur.nl/diversiteit.
Suggesties van de hoogleraren Hoogleraren hebben een zware functie en draaien lange werkweken waarin eigen onderzoek, begeleiding van promovendi en bestuurlijke taken om voorrang strijden. Er zijn door de hoogleraren diverse tips aangedragen waardoor hun taak verlicht zou kunnen worden of waardoor ze beter in staat zouden zijn met hun taken om te gaan. De voornaamste tips: - Geef goede onderzoekers een personal assistent, die administratieve taken en dergelijke overneemt. - Stuur vrouwen en mannen die hoogleraar willen worden, op een manage- mentcursus. - Stel mentoren (vrouwen en mannen) aan om vrouwen te leren strategisch aan hun publicaties te werken. - Werk meer met coaching en intercollegiale toetsing.
“Het draait allemaal om publicaties; wie goed publiceert, heeft kans om door te stomen. Vrouwen moeten mentoren krijgen die hun leren om strategisch te werken aan hun publicaties, zodat zij aan de voorwaarden voor een academische carrière kunnen voldoen.” M. Born
Geleerde vrouwen
Steun in de rug of op eigen kracht? Veel geïnterviewde hoogleraren zijn allergisch voor het idee van een voorkeursbehandeling: het gaat om kwaliteit en daarbij maakt het niet uit of iemand een man of een vrouw is. Sterker nog: dat zou erbij moeten komen, het idee dat vrouwelijke hoogleraren benoemd zijn omdát ze vrouw zijn. Ze zijn gewoon de beste in hun vak en iedere hoogleraar is benoemd vanwege haar wetenschappelijke capaciteiten. Toch vinden de meeste hoogleraren dat vrouwen wel een steuntje in de rug mogen krijgen van hun werkgever. Bijvoorbeeld door hun meer tijd te gunnen om aan de publicatienorm te voldoen, of door juist vrouwelijk talent te stimuleren. Een aantal hoogleraren vindt echter dat vrouwen voldoende kansen hebben, en dat ze die alleen maar hoeven te grijpen.
“Ik vind het onzin dat de universiteit meer zou moeten doen aan de ontwikkeling van vrouwelijk talent. Wat is vrouwelijk talent? Geloven we nu echt dat er zich een mevrouw Plasterk schuilhoudt in onze gelederen die geen idee heeft hoe naar de top te komen? Ik vind de benadering enorm betuttelend: we genieten als vrouw in Nederland dezelfde opleiding als mannen. Waarom hebben vrouwen een apart programma nodig? Ik zou het vreselijk vinden als ik mijn hoogleraarschap te danken had aan mijn vrouw-zijn. Ik ben hoogleraar omdat ik goed ben in mijn vak. Bovendien voorzie ik problemen bij de vertaling van de ontwikkelingsfase naar de bevordering. Je ziet het bij die laatste stap ‘haperen’ in programma’s als Aspasia.” C. van Duijn
“Op deze universiteit is het toch een beetje ons kent ons. Werving van nieuwe hoogleraren zou meer volgens de officiële weg moeten, en minder via via.” T. Sixma “Veel hoogleraren voeren functioneringsgesprekken vanuit de beste bedoelingen, maar het systeem bevordert zeker niet een open houding ten opzichte van elkaar. Mensen zullen de hoogleraar die hen moet beoordelen, niet snel bekritiseren. Schaf de huidige functioneringsgesprekken af en beoordeel mensen uitsluitend op basis van hun publicaties en andere objectieve gegevens, zoals studentevaluaties.” R. Towse
Patronen doorbreken Diverse hoogleraren merken op dat kandidaten uit Rotterdam meer kans maken op een hoogleraarspost dan mensen van buiten. Dit werkt in het nadeel van wetenschappers van buiten Rotterdam en in het nadeel van vrouwen (die immers 'onbekend' zijn in de kring van mannelijke hoogleraren). Oplossingen zijn onder andere: - meer vrouwen in sollicitatiecommissies; - meer vrouwen in bestuurlijke functies; - werven via de officiële weg, aan de hand van harde criteria; - interne functioneringsgesprekken afschaffen.
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
71
Nice to know
Uitslag van de test! Ben jij in de wieg gelegd voor hoogleraar? Heb je de test op pagina 31 ingevuld? Zet je antwoorden op een rijtje en bekijk op welk type je het meest hebt gescoord.
TYPE
A
Je wilt je best inzetten, maar hebt vaak andere prioriteiten of interesses. In de wetenschap zul
TYPE
C
Jouw vak is alles en jij weet dan ook alles. Maar vergeet niet dat anderen soms minder
je toch echt een tandje hoger moeten. Hoogleraarschap
enthousiast zijn over jouw ideeën. In een wetenschap-
vraagt veel van je, ook dingen die je misschien niet zo
pelijke carrière moet je je ook kunnen openstellen
leuk vindt.
voor andere standpunten.
TYPE
TYPE
B
Je hebt passie voor je vak en bent goed in staat kennis over te brengen op anderen. Houd er
D
Het lijkt erop dat je studeert omdat het moet, niet omdat het je echt interesseert. Zoek het in
rekening mee dat in een wetenschappelijke carrière
een andere richting, je zult waarschijnlijk niet zo gelukkig
honderd procent soms niet genoeg is en dat het altijd
worden in de wetenschap.
goed is om een voorsprong te hebben.
Kijk op pagina 31 voor de testvragen
72
De mens achter de hoogleraar
Hoogleraarschap geen eindstation Hoogleraarschap is zeker geen eindstation. Maar wat een hoogleraar daarna gaat doen, kan sterk verschillen. De een ziet voor zichzelf nog wel een rol weggelegd in de wetenschap, al dan niet op de achtergrond. De ander zet er definitief een punt achter en heeft hele andere plannen. Professor De Beaufort ziet een winkeltje in kunst wel zitten. “En ik ga alleen nog maar films kijken en romans lezen en laat mijn werk voor wat het is.”
“Na het hoogleraarschap is er meer leven dan na veel andere functies. Als je veel onderzoek doet, dan kan dat ook zonder vaste baan. Je kunt best in een onderzoeksgemeenschap blijven (behalve bij experimenteel onderzoek, dan heb je veel materialen nodig). Ik ken oud-collega’s die allemaal populairwetenschappelijke werkjes schrijven. Je moet gewoon ideeën opdoen, kijken wat er nog niet is gedaan. En als iets al wel is gedaan, dan doe je het een slagje beter.” J. van Eijndhoven
Visitekaartje Veel hoogleraren vinden zichzelf nog veel te jong om na te denken over pensioen. Bijvoorbeeld professor De Jong: “Ik wil nog minstens twintig jaar werken als hoogleraar.” En natuurlijk betekent ‘leven na het hoogleraarschap’ niet per definitie ‘emeritaat’. Een hoogleraar zou ook uit de wetenschap kunnen stappen en een carrière in het bedrijfsleven of bij de overheid kunnen beginnen. Het hoogleraarschap is daarbij, volgens professor Kemna, een uitstekend visitekaartje. De meesten zien dat echter niet zitten, professor Born: “Ik blijf binnen de academische wereld. Ik zou niet weten wat ik anders zou willen doen.” Zo denkt ook professor Van Duijn erover: “Ik heb de leukste baan van de wereld.”
“Ik word binnenkort 60. Ik ben langzaam zaken aan het afbouwen en wil mij niet meer aan grote projecten verbinden die doorlopen tot na 2012, als ik 65 word. Dan ga ik vooral dingen doen in de recreatieve sfeer, dingen die niet per se voortvloeien uit mijn huidige werk. Maar een leuk bestuur, een jury of een pittige visitatie ga ik zeker niet uit de weg.” M. Halbertsma “Hoogleraar is geen ‘eindfunctie’ meer. Ik ga ervan uit tot mijn emeritaat hoogleraar te zijn, maar dat is waarschijnlijk niet het einde van mijn wetenschapsbeoefening. Ik zal nog een poos doorgaan. Ik heb mijn eigen boeken, de contacten kunnen blijven bestaan. Of advieswerk, dat doen ook veel emeriti. Als wetenschapper ben je op een bepaalde manier geprogrammeerd. Ik zie mezelf nog niet zo snel stoppen. En mijn grote interesse, die ben ik niet zomaar kwijt. Hoogleraar zijn is ook een attitude.” G. Overkleeft
73
Met dank aan Aan deze publicatie hebben 25 hoogleraren meegewerkt. De datum van aanstelling verwijst naar hun eerste benoeming. Voor sommige gewoon hoogleraren was dat een benoeming als bijzonder hoogleraar.
Gewoon hoogleraren Prof.dr. I.D. de Beaufort (1954) Erasmus MC Hoogleraar sinds 4 april 1991 Huidige leerstoel: Gezondheidsethiek Prof.dr. J.C.M. van Eijndhoven (1947) Faculteit der Sociale Wetenschappen Hoogleraar sinds 1 maart 2007 Huidige leerstoel: Sustainability management Prof.dr. M.C.R. Grever (1953) Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen Hoogleraar sinds 1 oktober 2000 Huidige leerstoel: Theorie en methoden van maatschappijgeschiedenis Prof.dr. M.E. Halbertsma (1947) Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen Hoogleraar sinds 16 oktober 1997 Huidige leerstoel: Historische aspecten van kunst en cultuur
74
Prof.dr. J.M.W. Hazes (1955) Erasmus MC Hoogleraar sinds 1 september 2000 Huidige leerstoel: Reumatologie
Prof.mr. W.M.E. Thomassen (1949) Faculteit der Rechtsgeleerdheid Hoogleraar sinds 1 januari 2006 Huidige leerstoel: Internationalisering
Prof.dr. E. Hey (1957) Faculteit der Rechtsgeleerdheid Hoogleraar sinds 1 mei 2002 Huidige leerstoel: Internationaal publiekrecht
Prof.dr. K.G. Tijdens (1951) Faculteit der Sociale Wetenschappen Hoogleraar sinds 1 juli 2004 Huidige leerstoel: Arbeid, organisatie en emancipatie
Prof.dr. M.G.M. Hunink (1958) Erasmus MC Hoogleraar sinds 1 april 1998 Huidige leerstoel: Klinische epidemiologie en radiologie
Prof.dr. R.M. Towse (1943) Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen Hoogleraar sinds 1 januari 2006 Huidige leerstoel: Economics of creative industries
Prof.dr. M.S.S.E. Janssen (1963) Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen Hoogleraar sinds 1 augustus 2003 Huidige leerstoel: Media en cultuur
Prof.mr. H.M. Vletter-van Dort (1964) Faculteit der Rechtsgeleerdheid Hoogleraar sinds 1 april 2005 Huidige leerstoel: Bank- en effectenrecht
Prof.dr. B. Krug (1950) RSM Erasmus University Hoogleraar sinds 15 augustus 1996 Huidige leerstoel: Bedrijfskunde Prof.dr. P.L. Meurs (1953) Erasmus MC, instituut Beleid en Management Gezondheidszorg Hoogleraar sinds 1 november 1996 Huidige leerstoel: Bestuur van de gezondheidszorg Prof.mr. G. Overkleeft-Verburg (1947) Faculteit der Rechtsgeleerdheid Hoogleraar sinds 1 augustus 1996 Huidige leerstoel: Staats- en bestuursrecht
Bijzonder hoogleraren Prof.dr. M.Ph. Born (1959) Faculteit der Sociale Wetenschappen Hoogleraar sinds 1 oktober 2006 Huidige leerstoel: Personeelspsychologie Prof.dr. M.M.B. Breteler (1961) Erasmus MC Hoogleraar sinds 1 december 2003 Huidige leerstoel: Epidemiologie van neurologische aandoeningen
Prof.dr.ir. C.M. van Duijn (1962) Erasmus MC Hoogleraar sinds 1 februari 2001 Huidige leerstoel: Genetische epidemiologie Prof.dr. H.M. Evenhuis (1947) Erasmus MC Hoogleraar sinds 19 april 2000 Huidige leerstoel: Geneeskunde voor verstandelijk gehandicapten Prof.mr.dr. A.M.P. Gaakeer (1956) Faculteit der Rechtsgeleerdheid Hoogleraar sinds 1 mei 2005 Huidige leerstoel: Rechtstheorie Prof.dr. A.C.S. Hokken-Koelega (1954) Erasmus MC Hoogleraar sinds 11 augustus 2005 Huidige leerstoel: Groei en ontwikkeling van het kind Prof.dr.ir. M. de Jong (1960) Erasmus MC Hoogleraar sinds 1 oktober 2006 Huidige leerstoel: Nucleaire biologie Prof.dr. A.G.Z. Kemna (1957) Faculteit der Economische Wetenschappen Hoogleraar sinds 1 september 2007 Huidige leerstoel: Corporate governance and financial econometrics Prof.dr. H.A. Moll (1953) Erasmus MC Hoogleraar sinds 1 oktober 2007 Huidige leerstoel: Kindergeneeskunde
Prof.dr. T.K. Sixma (1962) Erasmus MC Hoogleraar sinds 5 juli 2004 Huidige leerstoel: Structuur en functie van eiwitten Overige vrouwelijke hoogleraren aan de EUR (per 31 december 2007) Gewoon hoogleraren Prof.dr. M.C.H. Donker (1953) Erasmus MC Hoogleraar sinds 1 april 2005 Huidige leerstoel: Volksgezondheidsbeleid Prof.dr. E.A. Dzierzak (1953) Erasmus MC Hoogleraar sinds 1 juni 2006 Huidige leerstoel: Ontwikkelingsbiologie Bijzonder hoogleraren Prof.dr. T.V. Blokland-Potters (1971) Faculteit der Sociale Wetenschappen Hoogleraar sinds 1 september 2004 Huidige leerstoel: Wetenschappelijke grondslagen van het opbouwwerk Prof.dr. V.A.J. Frissen (1960) Faculteit der Wijsbegeerte Hoogleraar sinds 1 augustus 2003 Huidige leerstoel: ICT en sociale verandering
Prof.dr. M.P.G. Koopmans (1956) Erasmus MC Hoogleraar sinds 1 april 2006 Huidige leerstoel: Virologisch onderzoek ten behoeve van de volksgezondheid Prof.dr. H. van de Mheen (1963) Erasmus MC Hoogleraar sinds 1 april 2007 Huidige leerstoel: Verslavingsonderzoek Prof.dr. H.J. Pott (1952) Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen en Faculteit der Wijsbegeerte Hoogleraar sinds 15 september 1999 Huidige leerstoel: Kunst en samenleving in humanistisch perspectief Prof.dr. M.J. Trappenburg (1962) Erasmus MC, instituut Beleid en Management Gezondheidszorg Hoogleraar sinds 1 maart 2004 Huidige leerstoel: Patiëntenperspectief in de zorg Prof.dr. J.C.M. Witteman (1960) Erasmus MC Hoogleraar sinds 1 december 2007 Huidige leerstoel: Cardiovasculaire epidemiologie
Prof.mr.dr. J.E. Hoitink (1966) Faculteit der Rechtsgeleerdheid Hoogleraar sinds 1 juli 2005 Huidige leerstoel: Onteigenings- en schade- vergoedingsrecht
75
Naam artikel/rubriek/enz.
Vrouwelijke hoogleraren over hun vak en hun leven
121