Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2 012
In de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2012 wordt de actuele stand van zaken gepresenteerd over het percentage vrouwelijke wetenschappers en bestuurders aan de Nederlandse universiteiten en universitair medische centra en in wetenschappelijke organisaties. Er zijn ook cijfers opgenomen over deeltijdwerk en beloning. De monitor is een initiatief van Stichting de Beauvoir. Deze stichting heeft als doel de participatie van vrouwen in hogere wetenschappelijke posities aan Nederlandse universiteiten te bevorderen. Zij doet dat onder meer door het met regelmaat verzamelen en uitbrengen van actuele cijfers over vrouwen in de wetenschap in Nederland. De Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2012 is mede mogelijk gemaakt door het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH), de Vereniging van Universiteiten (VSNU) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). De Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2012 is samengesteld door Marinel Gerritsen, Thea Verdonk en Akke Visser. De eindredactie werd gedaan door Jeannette van der Sanden.
Inhoud 1. Wetenschappers in Nederland M/V
3
2. Europa
7
3. Universiteiten
8
4. Universitair medische centra
11
5. Wetenschapsgebieden
13
6. Babyboom
16
7. Deeltijd
17
8. Beloning
18
9. Academisch management
20
10. Wetenschappelijke organisaties
25
Noten
28
Samenwerkende partners
30
Samenstellers
32
1. Wetenschappers in Nederland M/V
14,8 procent vrouwelijke hoogleraren in 2011 In 2011 studeerden meer vrouwen (53,6%) dan mannen af aan de Nederlandse universiteiten. Het aandeel vrouwen in wetenschappelijke functies is in vergelijking met het percentage vrouwelijke afstudeerders aanzienlijk lager en het neemt met iedere stap in de wetenschappelijke loopbaan af. Bij de promovendi zijn vrouwen met 44,7% nog goed vertegenwoordigd. Van de universitair docenten is in 2011 een op de drie een vrouw, van de universitair hoofddocenten is dat een op de vijf en van de hoogleraren is dat een op de zeven. Man-vrouwverdeling bij ingeschreven studenten en geslaagden in personen, bij promovendi, universitair docenten, universitair hoofddocenten en hoogleraren in fte Mannen
Vrouwen
Totaal fte
Studenten
50,7%
49,3%
212.165
Geslaagden
46,4%
53,6%
31.726
Promovendi
55,3%
44,7%
8.110
Universitair docenten
66,8%
33,2%
4.340
Universitair hoofddocenten
78,5%
21,5%
2.053
Hoogleraren
85,2%
14,8%
2.481
Bron studenten en geslaagden: 1cHO2011, oktober 2011, in personen 1. Exclusief wetenschapsgebied Gezondheid 2. Bron personeel: VSNU, WOPI, ultimo 2011, in fte 3. Exclusief wetenschapsgebied Gezondheid 2.
3
De voorgaande gegevens gaan over de gewone hoogleraren. In 2011 waren er daarnaast 711 bijzonder hoogleraren aan de Nederlandse universiteiten, waaronder 122 vrouwen 4. Dat is 17,2%. Dit percentage wijkt niet veel af van het percentage vrouwelijke hoogleraren met een reguliere aanstelling. Man-vrouwverdeling bij ingeschreven studenten, geslaagden, promovendi, universitair docenten, universitair hoofddocenten en hoogleraren, ultimo 2011
Vrouwen
Mannen
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Studenten
Geslaagden
Promovendi
Universitair docenten
Universitair hoofddocenten
Hoogleraren
Bron studenten en geslaagden: 1cHO2011, oktober 2011, in personen 1. Exclusief wetenschapsgebied Gezondheid 2. Bron personeel: VSNU, WOPI, ultimo 2011, in fte 3. Exclusief wetenschapsgebied Gezondheid 2.
4
Percentage vrouwen in de wetenschap groeit gestaag Sinds 1990 is het percentage vrouwelijke universitair docenten verdubbeld en het percentage vrouwelijke universitair hoofddocenten en hoogleraren verviervoudigd. Het percentage vrouwelijke hoogleraren groeide van slechts 3,4% in 1991 naar 14,8% in 2011. Ontwikkeling van het percentage vrouwen in fte, naar functiecategorie tussen 1990 en 2011
Promovendi
Universitair docenten
Universitair hoofddocenten
Hoogleraren
50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
1990
1993
1996
1999
2002
2005
Bron: VSNU, WOPI, peildata 31-12, in fte 3. Exclusief wetenschapsgebied Gezondheid 2.
5
2008
2011
Pas in 2060 50% vrouwelijke hoogleraren bij huidig groeitempo Hoewel het percentage vrouwelijke hoogleraren gestaag toeneemt, is de stijging op jaarbasis tussen 1999 en 2011 gering: gemiddeld iets meer dan 0,7 procentpunt per jaar. De binnen de EU vastgestelde Lissabon-doelstelling 5 van 25% vrouwelijke hoogleraren in 2010 heeft Nederland dan ook bij lange na niet gehaald. Als het percentage vrouwelijke hoogleraren in dit tempo doorgroeit, dan is pas rond 2025 een kwart van alle hoogleraren vrouw en komt de 50% pas in 2060 in zicht.
Glazen plafond wordt dunner Bij iedere stap in hun carrière ondervinden vrouwen meer belemmeringen dan mannen. De grootte van deze belemmeringen wordt gemeten met de glazen plafond index 6. De index is ontwikkeld om te meten welke stap in de wetenschappelijke carrière de moeilijkste is en meet de ‘dikte’ van het glazen plafond tussen twee functiecategorieën. Een glazen plafond index van 1,0 geeft aan dat er geen probleem is in de doorstroming. Het aandeel vrouwen in de opeenvolgende functiecategorieën is dan nagenoeg gelijk. Tussen 2003 en 2011 is het glazen plafond voor vrouwen voor elke carrièrestap iets dunner geworden, maar het is er nog steeds. Vooral bij de stap van universitair docent naar universitair hoofddocent stuiten vrouwen op belemmeringen in de doorstroming. Bij mannen ligt de index bij iedere stap onder de 1,0. Dit is een indicatie dat mannen geen belemmeringen bij de doorstroming naar een hogere functie ondervinden; zij bevinden zich in een glazen lift. Glazen plafond index vrouwen naar functieovergang, ultimo 2003, 2007 en 2011 Promovendus naar universitair docent
Universitair docent naar universitair hoofddocent
Universitair hoofddocent naar hoogleraar
2003
1,6
1,8
1,6
2007
1,3
1,8
1,5
2011
1,3
1,6
1,5
Bron: VSNU, WOPI, peildata 31-12, in fte 3. Exclusief wetenschapsgebied Gezondheid 2.
6
2. Europa Nederland heeft in vergelijking met andere Europese landen een laag percentage vrouwelijke hoogleraren. Al jaren staat Nederland wat dit betreft in de onderste regionen van de Europese ranglijst. Uit de voorlopige versie van She Figures 2012, een publicatie van de Europese Commissie, blijkt dat Nederland op België, Cyprus en Luxemburg na het laagste percentage vrouwelijke hoogleraren heeft. Nederland bungelt op dit punt al jaren onderaan in Europa en daar komt maar geen verandering in. Waar bijvoorbeeld Duitsland en Oostenrijk de afgelopen tien jaar een forse groei van het percentage vrouwelijke hoogleraren hebben laten zien en hun positie op de Europese ranglijst hebben verbeterd, blijft de positie van Nederland onveranderd laag. Percentage vrouwelijke hoogleraren (Grade A academic positions) in EU27-landen in 2010 en 2002
2002
2010
40 35 30 25 20 15 10 5
ga l eg e Ho n ng ar Slo ije ve ni ë Ita Zw lië ed en Fr an kr O os ijk te nr ij Es k tla nd Sp D an en em je ar ke D n ui ts la Lit nd ou w en Ts je c N ed hië er la nd Be lg ië C y pr Lu u xe m s bu rg
N oo
rw
nd la
rtu
Po
Fin
nd
ar ije
lg
tla
Le
Bu
Ro
em
en
ië
0
Bron: WiS database (DG Research, EC), preliminary She Figures 2012 7.
7
3. Universiteiten Radboud Universiteit heeft hoogste percentage vrouwelijke hoogleraren Het aantal en percentage vrouwelijke hoogleraren wisselt sterk per universiteit. De Radboud Universiteit Nijmegen heeft het hoogste percentage vrouwelijke hoogleraren, namelijk 20,6%. Dat is ruim boven het landelijke gemiddelde van 14,8%. De Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit Leiden volgen met 19,2% vrouwelijke hoogleraren. De technische universiteiten (Delft, Eindhoven en Twente), met studies die van oudsher weinig vrouwen trekken, hebben relatief lage percentages vrouwelijke hoogleraren. Percentage mannelijke en vrouwelijke hoogleraren en totaal in fte, naar universiteit 8, ultimo 2011 Percentage mannelijke hoogleraren 2011
Percentage vrouwelijke hoogleraren 2011
Totaal fte
Universiteit Leiden
80,8%
19,2%
218
Universiteit Utrecht
81,8%
18,2%
252
Rijksuniversiteit Groningen
80,8%
19,2%
263
Erasmus Universiteit Rotterdam
89,9%
10,1%
124
Universiteit Maastricht
81,3%
18,7%
96
Universiteit van Amsterdam
82,6%
17,4%
253
Vrije Universiteit Amsterdam
86,8%
13,2%
233
Radboud Universiteit Nijmegen
79,4%
20,6%
206
Universiteit van Tilburg
88,3%
11,7%
186
Technische Universiteit Delft
90,9%
9,1%
221
Technische Universiteit Eindhoven
94,3%
5,7%
143
Universiteit Twente
89,8%
10,2%
156
Wageningen Universiteit
91,2%
8,8%
98
Open Universiteit
81,1%
18,9%
32
Totaal
85,2%
14,8%
2.481
Bron: VSNU, WOPI, ultimo 2011, in fte 3. Exclusief wetenschapsgebied Gezondheid 2.
8
Percentage vrouwelijke hoogleraren neemt toe. Grote groei bij technische universiteiten Tussen 2003 en 2011 is het percentage vrouwelijke hoogleraren bij vrijwel alle universiteiten toegenomen. Het percentage steeg het meest bij de Universiteit Maastricht, de Rijksuniversiteit Groningen, de Universiteit Utrecht en de Open Universiteit. De drie technische universiteiten (Delft, Eindhoven en Twente) hebben - samen met de Universiteit Maastricht - relatief de grootste groei. Zij wisten het percentage vrouwelijke hoogleraren tussen 2003 en 2011 ongeveer te verdrievoudigen. Alleen bij de Universiteit Wageningen is het percentage vrouwelijke hoogleraren in 2011 iets lager dan in 2003. Waarschijnlijk komt dit doordat het aantal vrouwelijke hoogleraren aan deze universiteit gering is (N=9). Een kleine wijziging in de absolute aantallen betekent dan een grote percentuele verschuiving. Percentage en aantal vrouwelijke hoogleraren in fte, naar universiteit 8, ultimo 2003 en 2011 Percentage vrouwelijke hoogleraren 2003 Universiteit Leiden Universiteit Utrecht Rijksuniversiteit Groningen Erasmus Universiteit Rotterdam Universiteit Maastricht Universiteit van Amsterdam Vrije Universiteit Amsterdam Radboud Universiteit Nijmegen Universiteit van Tilburg Technische Universiteit Delft Technische Universiteit Eindhoven Universiteit Twente Wageningen Universiteit Open Universiteit Totaal
14,2% 9,0% 8,9% 6,1% 5,2% 13,5% 6,8% 12,8% 8,0% 3,1% 1,5% 3,9% 9,5% 11,2% 8,6%
Percentage vrouwelijke hoogleraren 2011
Totaal fte hoogleraren 2003
19,2% 18,2% 19,2% 10,1% 18,7% 17,4% 13,2% 20,6% 11,7% 9,1% 5,7% 10,2% 8,8% 18,9% 14,8%
188 253 210 101 77 274 189 179 120 199 122 121 105 27 2.165
Bron: VSNU, WOPI, ultimo 2003 en 2011, in fte 3. Exclusief wetenschapsgebied Gezondheid 2.
9
Totaal fte hoogleraren 2011 218 252 263 124 96 253 233 206 186 221 143 156 98 32 2.481
Doorstroming van vrouwen aan meeste universiteiten gemakkelijker Vrouwen hebben op alle universiteiten nog steeds bij elke stap in hun wetenschappelijke carrière te maken met een glazen plafond. De glazen plafond index 6 meet of er belemmeringen zijn in de doorstroming tussen twee functiecategorieën. Bij een index van 1,0 of lager is er geen indicatie voor belemmeringen in de doorstroming. Alleen aan de Technische Universiteit Delft lijken er voor vrouwen in de doorstroming van universitair hoofddocent naar hoogleraar geen belemmeringen te zijn. De carrièrestap van promovendus naar universitair docent is tussen 2003 en 2011 op vrijwel alle universiteiten gemakkelijker geworden, alleen bij de Universiteit Maastricht is die glazen plafond index ongewijzigd. Bij de doorstroming van universitair docent naar universitair hoofddocent en van universitair hoofddocent naar hoogleraar zien we zowel dalingen als stijgingen in de glazen plafond index. Zo steeg de index voor de stap van universitair hoofddocent naar hoogleraar bij de Erasmus Universiteit Rotterdam van 1,3 in 2003 naar 2,4 in 2011. Ook bij zes andere universiteiten (Leiden, Vrije Universiteit Amsterdam, Nijmegen, Tilburg, Wageningen en de Open Universiteit) werd deze stap lastiger voor vrouwen. Welke carrièrestap het lastigste is voor vrouwen, wisselt per universiteit. Glazen plafond index vrouwen naar functieovergang en universiteit 8, ultimo 2003 en 2011
Promovendus/ universitair docent
Universiteit Leiden Universiteit Utrecht Rijksuniversiteit Groningen Erasmus Universiteit Rotterdam Universiteit Maastricht Universiteit van Amsterdam Vrije Universiteit Amsterdam Radboud Universiteit Nijmegen Universiteit van Tilburg Technische Universiteit Delft Technische Universiteit Eindhoven Universiteit Twente Wageningen Universiteit Open Universiteit
Universitair docent/universitair hoofddocent
Universitair hoofddocen/ hoogleraar
2003
2011
2003
2011
2003
2011
1,6 1,4 1,5 1,5 1,6 1,6 1,5 2,4 2,1 1,6 2,4 1,6 2,6 1,9
1,3 1,3 1,3 1,3 1,6 1,4 1,4 1,5 1,5 1,3 1,4 1,1 1,8 1,1
1,7 1,5 1,4 3,0 1,1 1,4 3,2 1,3 1,7 3,3 3,6 1,8 1,6 2,6
1,3 1,2 1,8 1,4 1,3 1,5 1,5 1,3 1,5 2,5 3,0 2,1 1,9 1,4
1,2 2,3 2,1 1,3 5,7 1,5 1,3 1,0 1,9 1,4 1,9 2,6 1,2 1,2
1,4 1,8 1,1 2,4 1,4 1,5 1,9 1,3 2,0 1,0 1,1 1,4 1,8 1,7
Bron: VSNU, WOPI, peildata 31-12, in fte 3. Exclusief wetenschapsgebied Gezondheid 2.
10
4. Universitair medische centra Relatief veel vrouwelijke hoogleraren bij universitair medische centra Aan de universitair medische centra in Nederland werken in totaal ongeveer 60.000 personen. De overgrote meerderheid daarvan, 67%, is vrouw 9. Het aantal vrouwelijke studenten dat kiest voor het wetenschapsgebied Gezondheid is inmiddels 65,9% 10. Het percentage vrouwelijke hoogleraren aan de universitair medische centra is in 2012 17,3%. Koploper is het VU medisch centrum met 21,4% vrouwelijke hoogleraren. Percentage mannelijke en vrouwelijke hoogleraren en totaal hoogleraren bij universitair medische centra, in personen, april-mei 2012 Percentage mannelijke hoogleraren
Percentage vrouwelijke hoogleraren
Totaal hoogleraren
Leids Universitair Medisch Centrum
85,1%
14,9%
148
Universitair Medisch Centrum Utrecht
81,0%
19,0%
147
Universitair Medisch Centrum Groningen
78,9%
21,1%
185
Erasmus Medisch Centrum
85,5%
14,5%
193
Maastricht Universitair Medisch Centrum
87,4%
12,6%
167
Academisch Medisch Centrum (UvA)
81,7%
18,3%
153
VU medisch centrum
78,6%
21,4%
159
Universitair Medisch Centrum St Radboud
83,6%
16,4%
152
Totaal
82,7%
17,3%
1.304
Bron: opgaven afzonderlijke universitair medische centra, peildata april-mei 2012 2.
11
Percentage vrouwelijke hoogleraren bij universitair medische centra in drie jaar fors toegenomen Het percentage vrouwelijke hoogleraren is tussen 2009 en 2012 bij alle universitair medische centra gegroeid, behalve bij het Leids Universitair Medisch Centrum. Opvallend is opnieuw het VU medisch centrum, dat niet alleen het hoogste percentage vrouwelijke hoogleraren heeft, maar ook de grootste stijging: van 12,9% in 2009 naar 21,4% in 2012. Ook aan het Universitair Medisch Centrum St Radboud steeg het percentage vrouwelijke hoogleraren aanzienlijk: van 9,0 naar 16,4%. Percentage vrouwelijke hoogleraren bij universitair medische centra, in personen, 2009 en 2012 Percentage vrouwelijke hoogleraren 2009
Percentage vrouwelijke hoogleraren 2012
Leids Universitair Medisch Centrum
15,4%
14,9%
Universitair Medisch Centrum Utrecht
13,8%
19,0%
Universitair Medisch Centrum Groningen
15,8%
21,1%
Erasmus Medisch Centrum
12,1%
14,5%
9,3%
12,6%
Academisch Medisch Centrum (UvA)
Maastricht Universitair Medisch Centrum
13,6%
18,3%
VU medisch centrum
12,9%
21,4%
9,0%
16,4%
12,9%
17,3%
Universitair Medisch Centrum St Radboud Totaal
Bron: opgaven afzonderlijke universitair medische centra, in personen, peildata 2009 en 2012 2.
Percentage vrouwelijke hoogleraren in personen, bij universitair medische centra, 2009 en 2012 % vrouwelijke hoogleraren 2009
% vrouwelijke hoogleraren 2012
25% 20% 15% 10% 5% 0% Leids Universitair Universitair Universitair Medisch Medisch Medisch Centrum Centrum Centrum Utrecht Groningen
Erasmus Medisch Centrum
Maastricht Academisch VU Universitair Universitair Medisch Medisch Medisch Medisch Centrum Centrum Centrum Centrum (UvA) St Radboud
Bron: opgaven afzonderlijke universitair medische centra, in personen, peildata 2009 en 2012 2.
12
Totaal
5. Wetenschapsgebieden Seksesegregatie in de wetenschap Vrouwen en mannen kiezen traditioneel voor studies in verschillende vakgebieden en dat verandert maar langzaam. Deze seksesegregatie is terug te zien in de percentages vrouwelijke studenten en hoogleraren per wetenschapsgebied 11. Er is duidelijk sprake van wetenschapsgebieden met veel en wetenschapsgebieden met weinig vrouwen. Over het wetenschapsgebied Gezondheid worden op een andere manier gegevens verzameld dan over de andere wetenschapsgebieden. De gegevens zijn daardoor niet helemaal vergelijkbaar. De gegevens over het overgrote deel van het wetenschapsgebied Gezondheid zijn te vinden in het onderdeel universitair medische centra. Percentage vrouwelijke studenten (personen) oktober 2011, en percentage vrouwelijke hoogleraren (fte) ultimo 2011, naar wetenschapsgebied
Wetenschapsgebied
Percentage vrouwelijke studenten
Percentage vrouwelijke hoogleraren
Landbouw
55,4%
8,9%
Natuur
37,1%
9,5%
Techniek
20,4%
7,4%
Economie
33,3%
8,5%
Recht
59,7%
22,4%
Gedrag&Maatschappij
68,3%
21,4%
Taal&Cultuur
62,7%
23,3%
Bron studenten: 1cHO2011, oktober 2011 1. Bron personeel: VSNU, WOPI, ultimo 2011, in fte 3.
Percentage vrouwelijke hoogleraren geen afspiegeling van percentage vrouwelijke studenten In alle wetenschapsgebieden is het percentage vrouwelijke hoogleraren lager dan het percentage vrouwelijke studenten. Wetenschapsgebieden met de hoogste percentages vrouwelijke studenten (Recht, Gedrag & Maatschappij en Taal & Cultuur) hebben wel het hoogste percentage vrouwelijke hoogleraren, behalve bij Landbouw. Daar is meer dan de helft van de studenten vrouw, maar van de hoogleraren is nog geen 10% vrouw. Bij
13
Techniek, Economie en Natuur studeren van oudsher minder vrouwen dan in de andere wetenschapsgebieden en deze gebieden hebben ook een laag percentage vrouwelijke hoogleraren. Bij Economie en Natuur is tegenwoordig overigens ruim een derde van de studenten vrouw.
Percentage vrouwelijke hoogleraren in bijna alle wetenschapsgebieden toegenomen Vergeleken met 2003 is in bijna elk wetenschapsgebied 11 het percentage vrouwelijke hoogleraren gegroeid. Alleen in het gebied Landbouw nam het percentage iets af. Een mogelijke oorzaak hiervoor is dat het aantal hoogleraren in dit wetenschapsgebied veel kleiner is dan in de andere gebieden. Het aantal fte (fulltime-equivalent) vrouwelijke hoogleraren in Landbouw is 8,6 terwijl het bij de andere wetenschapsgebieden varieert van 25,6 (Economie) tot 93,1 (Taal & Cultuur). Een kleine wijziging in het aantal fte (vrouwelijke) hoogleraren heeft daardoor al snel een grote invloed op de percentages. Percentage vrouwelijke hoogleraren (fte) naar wetenschapsgebied, ultimo 2003 en 2011 Percentage vrouwelijke hoogleraren 2003
Percentage vrouwelijke hoogleraren 2011
25%
20%
15%
10%
5%
0% Landbouw
Natuur
Techniek
Economie
Bron: VSNU, WOPI ultimo 2003 en 2011, in fte 3.
14
Recht
Gedrag & Maatschappij
Taal & Cultuur
Glazen plafond voor vrouwen neemt in alle wetenschapsgebieden af Om belemmeringen in de doorstroming tussen twee functiecategorieën te meten is de glazen plafond index 6 ontwikkeld. De glazen plafond index is sinds 2003 in de verschillende wetenschapsgebieden 11 voor vrijwel iedere carrièrestap lager geworden. In de meeste wetenschapsgebieden is de stap van universitair docent naar universitair hoofddocent het lastigste voor vrouwen. Vooral in wetenschapsgebied Techniek is de glazen plafond index tussen deze functies hoog (2,6), al is deze wel minder hoog dan in 2003 (3,2). De stap van promovendus naar universitair docent en die van universitair hoofddocent naar hoogleraar zijn in dit gebied juist een stuk gemakkelijker geworden. De index is hier lager dan bij de andere wetenschapsgebieden. Glazen plafond index vrouwen naar wetenschapsgebied 11, ultimo 2003 en 2011 Promovendus/ universitair docent
Landbouw Natuur Techniek Economie Recht Gedrag & Maatschappij Taal&Cultuur
Universitair docent/universitair hoofddocent
Universitair hoofddocen/ hoogleraar
2003
2011
2003
2011
2003
2011
2,6 2,2 1,8 1,8 1,2 1,9 1,9
1,8 1,7 1,2 1,4 1,3 1,5 1,5
1,6 2,0 3,2 2,2 1,5 1,6 1,1
1,9 1,6 2,6 1,9 1,2 1,5 1,1
1,1 1,5 1,6 2,1 2,5 1,5 1,7
1,8 1,5 1,1 1,7 1,6 1,4 1,5
Bron: VSNU, WOPI ultimo 2003 en 2011, in fte 3.
15
6. Babyboom Versnellen groei vrouwelijke hoogleraren Hoewel het percentage vrouwelijke hoogleraren gestaag groeit, gaat die groei langzaam. Als er niet actief beleid wordt gevoerd, moeten we nog een halve eeuw wachten voordat er een evenredige man-vrouwverdeling onder hoogleraren is. Willen we de groei van het percentage vrouwelijke hoogleraren versnellen, dan zullen er simpelweg meer vrouwelijke hoogleraren benoemd moeten worden. En daar komt ruimte voor. Eind 2011 waren er in Nederland 669 hoogleraren van 60 jaar of ouder die de komende jaren met emeritaat gaan. Potentieel vrouwelijke universitair hoofddocenten dat de uitstromende hoogleraren kan vervangen Potentieel vrouwelijke universitair hoofddocenten dat de uitstromende Vrouwen hoogleraren kan vervangen
Hoogleraren 60 jaar en ouder
Universitair hoofddocenten tot 60 jaar
Mannen Vrouwen Totaal
Totaal
Landbouw 21 Natuur 110 Techniek 114 Economie 74 Recht 59 Gedrag & Maatschappij 101 Taal&Cultuur 92 Divers12 32 Totaal 603
3 6 2 5 11 17 18 4 66
24 116 116 79 70 118 110 36 669
132 322 415 255 209 381 205 31 1.950
Mannen 108 269 375 216 129 242 125 16 1.480
24 53 40 39 80 139 80 15 470
100% 45,7% 34,5% 49,4% 114,3% 117,8% 72,7% 41,7% 70,3%
Bron: VSNU, WOPI, ultimo 2011, in fte 3. Exclusief wetenschapsgebied Gezondheid 2.
Voldoende vrouwen beschikbaar om vertrekkende hoogleraren te vervangen Universitair hoofddocenten zijn een belangrijk potentieel voor de vervanging van uitstromende hoogleraren. In de wetenschapsgebieden 11 Landbouw, Recht en Gedrag & Maatschappij zijn ruim voldoende vrouwelijke universitair hoofddocenten om alle vertrekkende hoogleraren te vervangen. In het wetenschapsgebied Taal & Cultuur kan bijna driekwart van de vertrekkende hoogleraren door vrouwen worden vervangen, bij Natuur en bij Economie bijna de helft en bij Techniek ruim een derde. Het argument dat ‘er gewoon geen vrouwen zijn’ gaat niet meer op.
16
7. Deeltijd Vrouwelijke academici werken relatief vaak fulltime De meeste werkende vrouwen in Nederland hebben een parttime baan. In dat perspectief is het opvallend dat vrouwen aan de Nederlandse universiteiten relatief vaak fulltime werken. In alle functiecategorieën heeft meer dan de helft van de vrouwen een volledige baan (>34 uur per week volgens de CBS-definitie) 13. Procentuele verdeling over het aantal uren dat men werkt per week, naar functiecategorie en geslacht, ultimo 2011. Basis is de (totale) omvang van de arbeidsrelatie(s) per persoon per functie en binnen 1 universiteit Aantal uren
0 tot 12
12 t/m 34
0 t/m 34
> 34 (fulltime) 13
Hoogleraren
Mannen Vrouwen
14,8% 11,7%
16,6% 23,6%
31,4% 35,3%
68,6% 64,7%
Universitair hoofddocenten
Mannen Vrouwen
5,5% 4,3%
15,6% 33,8%
21,1% 38,1%
78,9% 61,9%
Universitair docenten
Mannen Vrouwen
5,3% 3,7%
22,6% 42,6%
27,9% 46,3%
72,1% 53,7%
Bron: VSNU, WOPI, ultimo 2011, in fte 3. Exclusief wetenschapsgebied Gezondheid 2.
Vrouwen werken aan begin van wetenschappelijke carrière vaker in deeltijd dan mannen Bijna 60% van de vrouwelijke wetenschappers werkt fulltime, maar van de mannelijke wetenschappers werkt een nog hoger percentage fulltime (73%). Vooral bij de universitair docenten en de universitair hoofddocenten is het verschil tussen vrouwen en mannen groot. Het percentage mannen met een fulltime baan is in deze functies bijna 20% hoger. Vrouwen hebben hierdoor wellicht bij de start van hun loopbaan minder tijd om zich te profileren op onderdelen die van belang zijn voor een wetenschappelijke carrière zoals onderzoek, publiceren en bestuursfuncties. Eenmaal hoogleraar geworden, hebben vrouwen bijna even vaak als mannen een fulltime baan.
17
8. Beloning Vrouwelijke wetenschappers in lagere salarisschalen dan mannelijke Gemiddeld verdienen vrouwen in Nederland in eenzelfde functie 18% minder dan hun mannelijke collega’s 14. Ook op universiteiten zien we een salarisverschil tussen vrouwen en mannen. Voor alle universitaire functiecategorieën geldt dat een veel groter deel van de vrouwen dan van de mannen in de lagere salarisschalen behorend bij de functie zit. Verdeling van fte naar functiecategorie en geslacht over salarisschalen, ultimo 2011 Hoogleraren Salarisschaal <=10 11 12 13 14 15 16 17 18 Divers 15 Totaal
Man
0,2% 0,3% 56,1% 0,6% 42,1%
Vrouw
0,0% 0,2% 79,5% 0,3% 19,4%
0,7%
0,5%
100%
100%
Universitair hoofddocent Man
Vrouw
Universitair docent Man
0,1% 0,6% 36,2% 60,2% 2,9% 0,2%
0,2% 0,8% 55,5% 39,9% 3,2% 0,3%
3,4% 39,3% 55,4% 1,4% 0,3% 0,1% 0,0%
100%
100%
100%
Vrouw 6,1% 48,9% 44,0% 0,7% 0,2%
100%
0,1%
Bron: VSNU, WOPI, ultimo 2011, in fte 3. Exclusief wetenschapsgebied Gezondheid 2.
Hoe hoger de universitaire functie, hoe groter het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen Hoe hoger de functie, hoe groter het verschil is tussen het percentage vrouwen en mannen in de laagste salarisschaal. Het percentage vrouwen in de laagste schaal is bij de universitair docenten (schaal 11) 10% hoger dan het percentage mannen. Bij de universitair hoofddocenten (schaal 13) is dat verschil 20% en bij hoogleraren (schaal 16) 24%. Dit verschil in inschaling tussen vrouwen en mannen is een indicatie dat vrouwen in de Nederlandse wetenschap minder verdienen dan hun mannelijke collega’s. Er zijn geen gegevens die gedetailleerd genoeg zijn om te onderzoeken hoe groot het salarisverschil precies is. Er is bijvoorbeeld geen informatie over de treden binnen de salarisschalen en ook eventuele toelages worden niet in de WOPI-data geregistreerd.
18
Beloningsverschil ook bij jongere generatie Van de vrouwelijke hoogleraren zit bijna 80% in de lagere salarisschaal van de hoogleraarsfunctie. Van de mannelijke hoogleraren is dat 56%. Om het hogere percentage mannen in de hoogste salarisschaal te verklaren, wordt leeftijd vaak als factor genoemd. Omdat er van oudsher meer mannen aan de universiteit werken, is de gemiddelde leeftijd van mannelijke hoogleraren hoger en dat zou van invloed zijn op de inschaling. Bij de hoogleraren tot 55 jaar zien we inderdaad een lager percentage mannen in de hoogste salarisschaal dan bij alle hoogleraren. Maar ook voor deze jongere generatie hoogleraren geldt dat het percentage mannen in de hoogste salarisschaal beduidend hoger is dan het percentage vrouwen. Een andere mogelijke verklaring van de lagere inschaling van vrouwelijke hoogleraren zou kunnen zijn dat vrouwen minder dan mannen academische managementfuncties vervullen. Verdeling van fte hoogleraren naar geslacht en leeftijd over salarisschalen, ultimo 2011 Hoogleraren alle leeftijden Man
Vrouw
Totaal fte
Hoogleraren tot 60 jaar Man
Vrouw
Totaal fte
Hoogleraren tot 55 jaar Man
Vrouw
Totaal fte
<=14
0%
0%
5
0%
0%
4
0%
0%
2
15-16
56%
80%
1.485
62%
80%
1.269
65%
79%
969
17-18
43%
20%
975
38%
19%
678
35%
20%
465
Divers 15 Totaal
1%
1%
16
1%
1%
12
0%
1%
6
100%
100%
2.481
100%
100%
1.963
100%
100%
1.443
Bron: VSNU, WOPI, ultimo 2011, in fte 3. Exclusief wetenschapsgebied Gezondheid 2.
19
9. Academisch management Weinig vrouwen op leidinggevende functies in de wetenschap In 2011 wordt ruim 16% van de managementfuncties op universiteiten bekleed door een vrouw. Dat is meer dan in 2008. De stijging van het percentage vrouwen is vooral het gevolg van de afname van het aantal functies en daarmee van het aantal mannelijke bestuurders die deze functies vervulden. Net als in 2008 bekleden vrouwen in 2011 het vaakst de functie van directeur van een onderwijsinstituut. Academisch management 16 naar geslacht, ultimo 2008 en 2011, in fte
2008 Man
2011
Vrouw
Percentage Vrouw
Man
Vrouw
Percentage Vrouw
Decaan
54,4
3,0
5%
56,0
4,0
7%
Directeur onderwijsinstituut
33,5
10,6
24%
24,6
11,0
31%
0%
13,1
13,6
12%
93,6
15,0
14%
Directeur onderzoeksinstituut Totaal
14,8 102,8
Bron: VSNU, WOPI, ultimo 2008 en 2011, in fte 3. Exclusief wetenschapsgebied Gezondheid 2.
20
0%
Aantal vrouwen in colleges van bestuur neemt langzaam toe Langzaamaan worden vrouwen in het college van bestuur van een universiteit meer vanzelfsprekend. Waren er in 2009 nog maar drie vrouwelijke universiteitsbestuurders (7%), verdeeld over drie universiteiten, nu zijn dat er acht (19%), verdeeld over zes universiteiten. Drie vrouwelijke bestuursleden zijn voorzitter van het college van bestuur en twee zijn rector magnificus. De Universiteit van Amsterdam neemt een bijzondere positie in met meer vrouwelijke dan mannelijke bestuurders 17. Man-vrouwverdeling colleges van bestuur van de universiteiten, juli 2009 en juli 2012 8 2009 Colleges van bestuur
2012
Man
Vrouw
Man
Vrouw
Universiteit Leiden
2
1
2
1
Universiteit Utrecht
2
1
2
1
Rijksuniversiteit Groningen
3
0
3
0
Erasmus Universiteit Rotterdam
3
0
2
1
Universiteit Maastricht
3
0
3
0
Universiteit van Amsterdam17
2
1
1
3
Vrije Universiteit
3
0
2
1
Radboud Universiteit Nijmegen
3
0
3
0
Universiteit van Tilburg
2
0
2
0
Technische Universiteit Delft
3
0
3
0
Technische Universiteit Eindhoven
3
0
3
0
Universiteit Twente
3
0
3
0
Wageningen Universiteit
3
0
3
0
Open Universiteit
3
0
2
1
Totaal
38
3
34
8
Percentage vrouwen
7%
Bron: websites Nederlandse universiteiten, juli 2012. De cijfers over 2009 zijn afkomstig uit de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2009 18.
21
19%
Vrouwen steeds beter vertegenwoordigd in raden van toezicht In 2012 is 36% van alle leden van universitaire raden van toezicht vrouw. De Open Universiteit is de enige universiteit met een vrouwelijke voorzitter van de raad van toezicht. In de meeste universitaire raden van toezicht zijn vrouwen al langer relatief goed vertegenwoordigd. Bij de instelling van deze raden in de jaren negentig van de vorige eeuw zijn door de toenmalige minister van OCW afspraken gemaakt met de Eerste Kamer over de evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in deze raden 19. Man-vrouwverdeling raden van toezicht van de universiteiten, juli 2009 en juli 2012 8 2009 Raden van toezicht
2012
Man
Vrouw
Man
Universiteit Leiden
3
2
3
2
Universiteit Utrecht
4
1
4
1
Rijksuniversiteit Groningen
3
2
3
2
Erasmus Universiteit Rotterdam
3
2
3
2
Universiteit Maastricht
4
1
3
1
Universiteit van Amsterdam
3
1
2
2
Vrije Universiteit
7
2
4
2
Radboud Universiteit Nijmegen
4
3
4
3
Universiteit van Tilburg
5
2
4
3
Technische Universiteit Delft
3
2
3
2
Technische Universiteit Eindhoven
4
2
4
1
Universiteit Twente
4
1
3
2
Wageningen Universiteit
3
1
3
1
Open Universiteit
3
2
3
2
Totaal
53
24
46
26
31%
Percentage vrouwen
Vrouw
36%
Bron: websites Nederlandse universiteiten, juli 2012. De cijfers over 2009 zijn afkomstig uit de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2009 18.
22
Verschillen percentage vrouwelijke afdelingshoofden tussen universitair medische centra groot Bijna 11% van de afdelingshoofden hoogleraren van de universitair medische centra is vrouw, maar het percentage verschilt sterk per organisatie. Waar bij het Academisch Medisch Centrum van de Universiteit van Amsterdam 25% van de afdelingshoofden vrouw is, is dat bij het Erasmus Medisch Centrum slechts 2% (één vrouwelijk afdelingshoofd). Hoogleraren afdelingshoofd aan universitair medische centra, naar geslacht, In personen. peildatum april-mei 2012 Afdelingshoofden hoogleraar Man
Vrouw
Totaal
Leids Universitair Medisch Centrum
36
2
38
5,3%
Universitair Medisch Centrum Utrecht
37
5
42
11,9%
Universitair Medisch Centrum Groningen
39
7
46
15,2%
Erasmus Medisch Centrum
48
1
49
2,0%
Maastricht Universitair Medisch Centrum
42
2
44
4,5%
Academisch Medisch Centrum (UvA)
36
12
48
25,0%
VU medisch centrum
33
4
37
10,8%
Universitair Medisch Centrum St Radboud
42
5
47
10,6%
313
38
351
10,8%
Totaal
Bron: afzonderlijke opgaven universitair medische centra, april-mei 2012 2.
23
% Vrouw
Weinig vrouwen in raden van bestuur universitair medische centra In de raden van bestuur van de universitair medische centra zijn tussen 2009 en 2012 geen noemenswaardige veranderingen in het percentage vrouwelijke bestuurders opgetreden. In totaal zijn twee bestuurders van een universitair medisch centrum vrouw, evenveel als in 2009. Man-vrouwverdeling raden van bestuur van de universitair medische centra, juli 2009 en april-mei 2012
Leids Universitair Medisch Centrum Universitair Medisch Centrum Utrecht Universitair Medisch Centrum Groningen Erasmus Medisch Centrum Maastricht Universitair Medisch Centrum Academisch Medisch Centrum (UvA) VU medisch centrum Universitair Medisch Centrum St Radboud Totaal leden Percentage vrouw
Man 4 4 4 3 4 2 4 3 28
2009 Vrouw 0 0 0 1 0 1 0 0 2 6,7%
Totaal 4 4 4 4 4 3 4 3 30
Man 3 4 4 2 4 3 3 3 26
2012 Vrouw 0 0 0 1 0 0 0 1 2 7,1%
Totaal 3 4 4 3 4 3 3 4 28
Bron: afzonderlijke opgaven universitair medische centra, juli 2009 en april-mei 2012 2.
Stijging percentage vrouwelijke toezichthouders bij universitair medische centra Het percentage vrouwelijke toezichthouders bij de universitair medische centra is tussen 2009 en 2011 toegenomen: van 29,8% naar 38,5%. Alleen bij het Leids Universitair Medisch Centrum was er een daling van twee vrouwelijke toezichthouders in 2009 naar één in 2012. Man-vrouwverdeling raden van toezicht van de universitair medische centra, juli 2009 en juli 2012
Leids Universitair Medisch Centrum Universitair Medisch Centrum Utrecht Universitair Medisch Centrum Groningen Erasmus Medisch Centrum Maastricht Universitair Medisch Centrum Academisch Medisch Centrum (UvA) VU medisch centrum Universitair Medisch Centrum St Radboud Totaal leden Percentage vrouw
Man 3 4 3 4 4 4 7 4 33
2009 Vrouw 2 3 2 1 0 1 2 3 14 29,8%
Totaal 5 7 5 5 4 5 9 7 47
Bron: afzonderlijke opgaven universitair medische centra, juli 2009 en juli 2012 2.
24
Man 3 4 3 3 3 3 4 3 26
2012 Vrouw 1 3 2 2 2 1 2 3 16 38,1%
Totaal 4 7 5 5 5 4 6 6 42
10. Wetenschappelijke organisaties Vrouwen goed vertegenwoordigd in de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek In Nederland zijn er twee organisaties die van groot belang zijn voor de ontwikkeling van de wetenschap in Nederland: de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijke Onderzoek en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) voert al jaren actief beleid voor een gelijke vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in de Nederlandse wetenschap. Dat beleid is succesvol: vrouwen zijn er relatief goed vertegenwoordigd in bestuursfuncties. In het algemeen bestuur zijn twee van de vijf bestuursleden vrouw en ruim een derde van de gebiedsbestuurders is vrouw. Er zijn twee gebieden die geen vrouwelijke bestuurders hebben: Natuurkunde en Exacte Wetenschappen. In het gebiedsbestuur Medische Wetenschappen zijn er meer vrouwelijke dan mannelijke bestuurders. Aantal mannen en vrouwen in bestuurlijke functies bij de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, peildatum juli 2012 man
vrouw
Algemeen bestuur
3
2
Directie
3
0
Gebiedsbesturen: geesteswetenschappen
5
4
maatschappij- en gedragswetenschappen
5
3
natuurkunde
5
0
chemische wetenschappen
8
1
exacte wetenschappen
4
0
aard- en levenswetenschappen
6
3
medische wetenschappen
4
5
technische wetenschappen
4
1
41
17
Totaal gebiedsbesturen Percentage vrouwen
29,3%
Bron: website Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijke Onderzoek, juli 2012.
25
Laag percentage vrouwelijke leden Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen De directie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) bestaat uitsluitend uit mannen, maar de man-vrouwverhouding in het bestuur van de KNAW is redelijk in evenwicht, drie van de zeven bestuursleden zijn vrouw. Aantal mannen en vrouwen in directie en bestuur bij de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, peildatum juli 2012 Mannen
Vrouwen
Totaal
Directie
2
0
2
Bestuur
4
3
7
President
1
0
1
Bestuur afdeling Letteren
1
2
3
Bestuur afdeling Natuurkunde
2
1
3
waarvan:
Bron: website Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, juli 2012.
Het percentage vrouwelijke leden van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen blijft achter. Van de 534 leden in 2012 zijn er 52 vrouw. Dat is nog geen tien procent, minder dan het percentage vrouwelijke hoogleraren in Nederland (14,8%). Het lage percentage vrouwelijke leden is misschien deels te verklaren doordat leden van de Akademie voor het leven worden benoemd. Van de leden is een deel al met emeritaat. Omdat er in het verleden minder vrouwelijke hoogleraren waren, zijn er onder de emeriti veel meer mannen. De verschillen tussen de wetenschapsgebieden met betrekking tot het aantal vrouwelijke leden zijn groot. Er zijn twee gebieden die helemaal geen vrouwelijke leden hebben: Aardwetenschappen en Wiskunde.
26
Aantal mannelijke en vrouwelijke leden van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
Aardwetenschappen Biologie Geneeskunde Natuur- en Sterrenkunde Scheikunde Technische Wetenschappen Wiskunde Afdeling Natuurkunde totaal Filosofie en Theologie Gedrags- en Maatschappijwetenschappen Historische Wetenschappen Rechtswetenschappen Taal- en Literatuurwetenschappen Afdeling Letterkunde totaal Akademieleden totaal
Mannen
Vrouwen
Totaal
24 35 62 45 44 38 25 273 19 68 39 43 40 209 482
0 4 6 1 1 1 0 13 3 13 8 6 9 39 52
24 39 68 46 45 39 25 286 22 81 47 49 49 248 534
percentage vrouwen 0% 10,3% 8,8% 2,2% 4,8% 2,6% 0% 4,6% 13,6% 16,1% 17% 12,2% 18,4% 15,7% 9,7%
Bron: website Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, peildatum juli 2012.
Vrouwen evenredig vertegenwoordigd in De Jonge Akademie De Jonge Akademie is in 2005 opgericht om succesvolle jonge wetenschappers te organiseren. Vrouwen zijn in De Jonge Akademie goed vertegenwoordigd: 40% van de leden is vrouw. Aantal mannen en vrouwen bij De Jonge Akademie Mannen
Vrouwen
Totaal
3 30 37
2 20 23
5 50 60
Bestuur Leden 2012 Alumni Bron: website De Jonge Akademie, peildatum juli 2012.
27
percentage vrouwen 40,0% 40,0% 38,3%
Noten 1. Voor gegevens over studenten en geslaagden is gebruikgemaakt van het bronbestand 1 cijfer HO (vaak afgekort tot 1cHO), een extract uit het Centraal Register Inschrijvingen Hoger Onderwijs (CRIHO) waarin gegevens over instroom, inschrijvingen en examens zijn opgenomen. Bij studenten betreft het hoofdinschrijvingen op 1 oktober van het betreffende jaar, bij geslaagden betreft het master- en doctoraaldiploma’s naar academisch jaar.
hoogleraren die in enige vorm als hoogleraar werk verrichten voor de universiteit, maar hiervoor met de universiteit geen arbeidsovereenkomst met bezoldiging hebben. Deze dataverzameling wordt ‘Hoogleraren NIET in WOPI’ genoemd. De universitaire registraties waarop deze dataverzameling is gebaseerd zijn nog in ontwikkeling. De aantallen hoogleraren die in deze dataverzameling worden geregistreerd dienen daarom als indicatie te worden beschouwd. Het is niet (goed) mogelijk om van deze ‘Hoogleraren NIET in WOPI’ de arbeidsomvang uitgedrukt in fte weer te geven. De dataverzameling bevat daarom alleen gegevens over deze hoogleraren in personen. De dataverzameling omvat de groep bijzonder hoogleraren volgens de definitie van de WHW en een restgroep waarin alle overige soorten hoogleraren zonder bezoldigde arbeidsoverkomst zijn opgenomen.
2. Door overgang van het personeel van de medische faculteiten van de universiteiten naar de universitair medische centra, is zicht op het totale wetenschapsgebied Gezondheid verloren gegaan. Voor deze monitor is het kleine deel van het wetenschapsgebied Gezondheid dat nog in de WOPI-bestanden zit buiten beschouwing gelaten. Gegevens over hoogleraren voor het overgrote deel van het wetenschapsgebied Gezondheid zijn aangeleverd door de afzonderlijke universitair medische centra. Het is de tweede keer dat deze gegevens door de universitair medische centra zijn aangeleverd en deze dienen als indicatieve cijfers geïnterpreteerd te worden. Gegevens over studenten in het wetenschapsgebied Gezondheid komen, net als de gegevens van studenten in de andere wetenschapsgebieden, uit 1cHO.
5. In het Lissabon-akkoord van maart 2000 sprak de Europese Raad af om van Europa tegen 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie te maken. Een uitwerking van deze doelstelling is te vinden in: ‘Investeren in onderzoek. Een actieplan voor Europa’ http://europa.eu/legislation_summaries/other/i23021_nl.htm. 6. Berekening glazen plafond index (GPI):
3. WOPI-bestanden (Wetenschappelijk Onderwijs PersoneelsInformatie) bevatten gegevens van het personeel in dienst van de universiteiten. Het bestand wordt verzameld en beheerd door het bureau van de Vereniging van Universiteiten (VSNU).
percentage vrouwen in functiecategorie X-1 / percentage vrouwen in functiecategorie X
De waarde van de glazen plafond index loopt van 0 tot oneindig. Belemmeringen in de doorstroming van vrouwen lijken afwezig wanneer de percentages in twee elkaar opvolgende functiecategorieën vrijwel gelijk
4. De VSNU verzamelt sinds 2009 gegevens over
28
zijn, de waarde van de index ligt dan rond de 1,0. Als bijvoorbeeld 33% van de universitair docenten vrouw is en ook 33% van de universitair hoofddocenten is vrouw dan is de index 1,0. Als de index groter is dan 1,0, dan is er een probleem in de doorstroming. Hoe hoger de waarde boven de 1,0, hoe ‘dikker’ het glazen plafond. Als de waarde onder 1,0 ligt, dan zijn vrouwen in een functiecategorie beter vertegenwoordigd dan in de functiecategorie daaronder. De glazen plafond index is een verhoudingsgetal. Het geeft geen informatie over de feitelijke doorstroming en is niet hetzelfde als de doorstroomkans. 7. De voorlopige versie van She Figures 2012, Gender in Reseach and Innovation, Statistics and Indicators is te vinden op: http://ec.europa.eu/research/sciencesociety/document_library/pdf_06/she_ figures_2012_en.pdf. De EC verwacht de definitieve versie van She Figures 2012 eind 2012 te publiceren.
10. Het gaat om ingeschreven studenten met een hoofdinschrijving in het wetenschapsgebied Gezondheid, 1cHO2011, oktober 2011. 11. In het Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan (HOOP) van het ministerie van OCW is een indeling opgenomen van wetenschapsgebieden. Deze wetenschapsgebieden worden ook wel HOOP-gebieden genoemd. Het HOOP onderscheidt negen gebieden: Landbouw, Natuur, Techniek, Economie, Recht, Gezondheid, Gedrag & Maatschappij, Taal & Cultuur en Onderwijs. De studenten en geslaagden zijn in de bronbestanden naar opleiding ingedeeld in de negen gebieden. Het
12. De categorie ‘Divers’ bevat hoogleraren die niet in een wetenschapsgebied gecategoriseerd kunnen worden. 13. De CBS-norm voor een voltijdbaan is minimaal 34 uur per week. Deze norm wordt hier gebruikt. Banen met een omvang van 0 tot 34 uur worden hier beschouwd als deeltijdbaan. 14. Zie bijvoorbeeld www.loonwijzer.nl. 15. De categorie ‘Divers’ bevat die personen/fte waarvan in de WOPI-bestanden geen salarisschaal is gespecificeerd.
8. De volgorde waarin de universiteiten worden gepresenteerd in tabellen en grafieken heeft een historische verklaring: de universiteiten zijn gerangschikt op datum van oprichting. 9. Zie bijvoorbeeld http://www.nfu.nl/index. php?id=76&parent=19
universitair personeel is in de WOPI-bestanden ingedeeld in acht gebieden en een categorie ‘Divers’. Het gebied Onderwijs wordt voor de indeling van het universitair personeel niet gebruikt. Waar in deze monitor naar wetenschapsgebieden wordt verwezen, worden de HOOP-gebieden bedoeld.
16. Voor het identificeren van het aantal fte aan academische managementfuncties in de WOPI-data zijn de UFO-codes voor academisch management gebruikt. 17. De Universiteit van Amsterdam is bestuurlijk gefuseerd met de Hogeschool van Amsterdam, waardoor het college van bestuur uit vier leden bestaat. 18. De monitor 2009 is in te zien op de website van de Stichting de Beauvoir (www.stichtingdebeauvoir.nl) 19. Artikel 9.7 Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW).
29
Samenwerkende partners Stichting de Beauvoir www.stichtingdebeauvoir.nl De Stichting de Beauvoir heeft als doel het aandeel van vrouwen in hogere wetenschappelijke posities aan de Nederlandse universiteiten te bevorderen. De stichting levert informatie over de ontwikkeling van het aantal hoogleraren en andere leidinggevenden bij universiteiten en kennisinstellingen. Zij verschaft deze informatie via de website en de publicatie van de “Monitor Vrouwelijke Hoogleraren”. De monitor wordt periodiek gepubliceerd. Vorige monitoren verschenen in 2002, 2006 en 2009. De stichting wordt bestuurlijk ondersteund door de Universiteit Maastricht en de Rijksuniversiteit Groningen en ontvangt verder financiële steun van de universiteiten van Leiden, Utrecht en Amsterdam, de Erasmus Universiteit Rotterdam, de Vrije Universiteit, de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Twente.
Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH) www.lnvh.nl De stichting Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren is in 2001 opgericht met het doel een evenredige man-vrouwverdeling te bevorderen in de universitaire gemeenschap en in adviserende organen op het terrein van wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. In 2007 ontving het LNVH een meerjarige subsidie van OCW om deze doelstellingen te realiseren. Het LNVH probeert dit onder andere te bereiken door het organiseren van activiteiten voor vrouwelijke wetenschappers (symposia, landelijke netwerkbijeenkomsten met gastsprekers, mentoring, coaching, debatten), door bemiddeling in vacatures voor hogere academische posities en door vrouwelijke hoogleraren en universitair hoofddocenten (UHD’s) voor te dragen voor de NWO Spinozapremie en de KNAW Prijs Akademiehoogleraren, of als lid van de KNAW of van De Jonge Akademie. Jaarlijks overlegt het LNVH met belangrijke organisaties in de Nederlandse academische wereld, onder andere de colleges van bestuur van de Nederlandse universiteiten, OCW, KNAW, NWO, FOM, NFU en VSNU, over het aandeel vrouwen in diverse universitaire functies en bespreekt acties om een evenredige vertegenwoordiging van vrouwen te bevorderen.
30
Vereniging Van Universiteiten (VSNU) www.vsnu.nl De VSNU, vereniging van universiteiten, wordt gevormd door de veertien Nederlandse Universiteiten. De VSNU behartigt de belangen van haar leden naar kabinet, politiek, overheid en maatschappelijke organisaties. De VSNU is daarnaast een werkgeversvereniging die overleg voert met overheid en werknemersorganisaties over de arbeidsvoorwaarden van de universitaire branche (die circa 43.000 medewerkers telt). Ten slotte ontwikkelt de VSNU dienstverlenende activiteiten voor haar leden. De belangenbehartiging bestaat uit: 1. het faciliteren van debat en bevorderen van meningsvorming binnen de vereniging, speuren naar nieuwe ontwikkelingen en agenderen van belangrijke punten, 2. het ontwikkelen van gemeenschappelijke standpunten op onderwerpen die voor alle universiteiten van belang zijn, 3. het uitdragen van de standpunten, het beïnvloeden van de politieke besluitvorming, het bijdragen aan reputatieverbetering van de sector en het informeren van de achterban, 4. het maken van intern en/of extern bindende afspraken. De VSNU beheert en ontwikkelt informatie over onderwijs, onderzoek, personeel en financiën ten behoeve van beleidsontwikkeling, verantwoording, benchmarking en kwaliteitszorg. Kengetallen op zhet gebied van personeel zijn onderdeel van het bestand Wetenschappelijk Onderwijs Personeelinformatie (WOPI).
Nederlandse Federatie Van Universitair Medische Centra (NFU) www.nfu.nl De Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) vertegenwoordigt de acht samenwerkende umc’s in Nederland, als belangenbehartiger en werkgever van 65.000 medewerkers. Daarmee zet de NFU zich in voor de continuïteit van zorg en de veiligheid van patiënten met vaak ernstige, zeldzame en moeilijk behandelbare ziektes. Het samenwerkingsverband stelt de umc’s nog meer in staat om hun patiënten te behandelen naar de laatste inzichten van de medische wetenschap, zorgverleners toekomstgericht op te leiden en wetenschappelijk onderzoek te doen op wereldniveau. Leidende motieven daarbij zijn: verantwoordelijkheidsgevoel voor patiënten en de ambitie om te innoveren.
31
Samenstellers Marinel Gerritsen is hoogleraar Interculturele Bedrijfscommunicatie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij is bestuurslid van de Stichting de Beauvoir en secretaris van het bestuur van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH). Jeannette van der Sanden is beleidsmedewerker bij het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH). Thea Verdonk werkt sinds 2011 als senior adviseur in de adviesgroep Hoger Onderwijs van organisatieadviesbureau BMC. Zij adviseert vooral over onderzoeksbeleid en sturingsvraagstukken en werkt als projectmanager en interimmanager op het snijvlak van informatievraagstukken en ICT. In haar vorige werkkring, de VSNU, was zij onder andere verantwoordelijk voor het beheer en ontwikkeling van het WOPI-bestand, het voornaamste bronbestand voor de Monitor. Akke Visser werkt als zelfstandig projectmanager, onderzoeker en adviseur op het gebied van onderwijs- en arbeidsmarktbeleid, sociale innovatie, participatie, diversiteit en HRbeleid. Zij ontwikkelde voor verschillende universiteiten projecten om de doorstroming van vrouwen te bevorderen en voerde diverse onderzoeken op dat gebied uit. Momenteel is zij tevens als programmamanager talentbehoud en diversiteit verbonden aan de stichting TechniekTalent.nu.
32