Cover
27-04-2001
13:30
Pagina 1
mouwen. Dit zijn honderdduizenden mensen. Met veel plezier en enthousiasme engageren zij zich in tienduizenden verenigingen, projecten, acties enz. Duizelingwekkende cijfers die meteen een belangrijk deel van het Vlaamse sociaal kapitaal uitmaken. Maar het vrijwilligerswerk is ook kind van zijn tijd. In een samenleving die wordt gekenmerkt door toenemende regelgeving en verzakelijking, ontwikkelt het vrijwilligerswerk zich in dezelfde zin. En dat creeërt onzekerheid en onduidelijkheid. Plots steken begrippen als aansprakelijkheid, kostenvergoeding, verzekering en tenslotte ook een ‘statuut’ de kop op. Daarom probeert de Koning Boudewijnstichting, samen met de vrijwilligerswereld, klaarheid te scheppen over de sociaaljuridische situatie van de vrijwilliger. Vandaar deze beknopte en toegankelijke handleiding 'Vrijwilligerswerk: wat kan, mag en moet ..?'. Ze licht de belangrijkste aspecten toe van de regelgeving, althans zoals ze van kracht is voorjaar 2001. Hierbij gaat de aandacht in eerste instantie uit naar de materies aansprakelijkheid, verzekeringen en vergoedingen en vervolgens ook naar de belangrijkste bepalingen uit het sociaal en fiscaal recht. Ook het begrip 'statuut' krijgt een plaats, met uiteraard de grote uitdaging om met een globale regeling de ruime diversiteit van het vrijwilligerswerk te behouden en de kracht ervan te versterken.
Deze publicatie van de Koning Boudewijnstichting kwam tot stand met de medewerking van de Vereniging Vlaamse Steden en Gemeenten (V.V.S.G.), de Vereniging Vlaamse Gemeentelijke Welzijnsdiensten, (V.V.G.W.), het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (I.S.B.) en de Vereniging Vlaamse Jeugddiensten en -consulenten (V.V.J.). Eerste uitgave, mei 2001
VRIJWILLIGERSWERK. WAT KAN, MAG EN MOET? EEN CONCRETE STAND VAN ZAKEN MEI 2001
Eén op vijf Vlamingen steekt wel eens vrijwillig de handen uit de
Vrijwilligerswer
k
wat kan, mag en moet EEN CONCRETE STAND VAN ZAKEN
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 6
Colofon Deze handleiding is een uitgave van de Koning Boudewijnstichting. Editor Guido Knops, directeur bij de Koning Boudewijnstichting Coördinatie Guy Redig, attaché bij de Koning Boudewijnstichting Els Tijskens, attaché bij de Koning Boudewijnstichting Auteur Kris Molemans, Vereniging Vlaamse Jeugddiensten en –consulenten Stuurgroep Maria De Koninck, Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid Miek De Kepper, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten Wim Van Hecke, Vereniging van Vlaamse Welzijnsdiensten Els Tijskens, Koning Boudewijnstichting Guy Redig, Koning Boudewijnstichting Extern advies Sarah D'hondt, K.U.Leuven Taalnazicht Nathalie Demeyere Lay-out www.tabeoka.be Productie Drukkerij De Plano Samenstellers en uitgevers hebben een zo betrouwbaar mogelijke uitgave beoogd. Niettemin zullen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor eventueel in deze uitgave voorkomende onjuistheden. Overname van teksten en illustraties is toegestaan met bronvermelding. Koning Boudewijnstichting - Brederodestraat 21, 1000 Brussel Bestellen via contactcentrum van de Koning Boudewijnstichting: tel. 070-233 728 Eerste uitgave - mei 2001 ISBN 90-5130-361-0 Wettelijk depot D/2001/2893/12 NUGI 663 Informatie over deze publicatie via tel. 02-549 02 66
04
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 7
Voorwoord Een omvangrijk sociaal kapitaal Eén op vijf Vlamingen steekt wel eens vrijwillig de handen uit de mouwen. Met veel plezier en enthousiasme engageren zij zich in tienduizenden verenigingen, projecten, acties enz. Duizelingwekkende cijfers die meteen een belangrijk deel van het Vlaamse sociaal kapitaal uitmaken. Nu de Verenigde Naties 2001 hebben uitgeroepen tot Internationaal Jaar van de Vrijwilliger bereikt de vrijwilliger ook het internationale podium. Voor de Koning Boudewijnstichting zijn vrijwilligers en hun verenigingen steeds een belangrijk aandachtspunt geweest. Ter ondersteuning en om anderen aan te moedigen hun voorbeeld te volgen, nam de Stichting heel wat initiatieven. Zo werden in het recente verleden de campagnes 'Steek meer dynamiet in je vereniging', 'Verenig de krachten' en onlangs nog 'Succes Verzekerd' gelanceerd. Via deze oproepen wil de Koning Boudewijnstichting het actieve, actuele en dynamische vrijwilligerswerk stimuleren en honoreren. Maar het vrijwilligerswerk is kind van zijn tijd. In een samenleving die gekenmerkt wordt door toenemende regelgeving en verzakelijking, ontwikkelt het vrijwilligerswerk zich in dezelfde zin. En dat creëert onzekerheid en onduidelijkheid. Plots steken begrippen als aansprakelijkheid, kostenvergoeding, verzekering en tenslotte ook een 'statuut' de kop op. Daarom probeert de Koning Boudewijnstichting, samen met de vrijwilligerswereld, klaarheid te scheppen over de sociaaljuridische situatie van de vrijwilliger. Een belangrijke stap werd gezet met de publicatie van 'Statuut van de vrijwilliger: knelpunten en oplossingen' in 1998. Dit boek van prof. Bea Van Buggenhout en Sarah D'hondt bevat een fundamentele analyse van de sociaaljuridische context van de vrijwilliger en het vrijwilligerswerk en een voorstel van statuut van de vrijwilliger. Een studiedag in het voorjaar van 1999, ondersteund door twee brochures waarin zowel de regelgeving als het voorstel van statuut behandeld werden, stimuleerde een brede discussie. Zowel in de vrijwilligerssector zelf, als bij de fiscale en sociaal-rechtelijke instanties én bij de federale en Vlaamse regering groeide de aandacht. Steeds sterker manifesteerde het vrijwilligerswerk zich als een belangrijk beleidsterrein, met nood aan nieuwe en adequate regelgeving. Naast de discussie over de wenselijkheid en een mogelijke invulling van een statuut, maakte de eerder genoemde studie ook duidelijk dat er een grijze zone bestaat tussen vrijwilligerswerk en professionele arbeid. De wet- en regelgeving van een aantal activiteiten die voor een lichte vergoeding worden uitgevoerd, vertoont belangrijke hiaten. Daarom gaf de Koning Boudewijnstichting in 2000 aan prof. Bea Van Buggenhout en Steven Bouckaert de opdracht om deze problematiek te onderzoeken en een voorstel
05
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 8
Voorwoord tot oplossing van de knelpunten te ontwikkelen. Het rapport van dit onderzoek, 'Een juridische verkenning van de grijze zone tussen vrijwilligerswerk en professionele arbeid', bevat een fundamentele analyse van de sociaal-juridische context van de vergoede vrijwillige inzet en een voorstel tot oplossing van knelpunten. Ondertussen werden er ook initiatieven genomen om het vrijwilligerswerk op het terrein te ondersteunen. Dat gebeurde o.m. door het project Tandem in het voorjaar van 1999. Tandem wou de gemeentebesturen inspireren tot een vernieuwde en actuele ondersteuning van het vrijwilligerswerk, uiteraard via een intensieve dialoog met het verenigingsleven. Via tien regionale informatiemomenten werd deze boodschap succesvol tot op het terrein gebracht. De Koning Boudewijnstichting ijverde ook voor stevige samenwerking binnen het vrijwilligerswerk, over de grenzen van sectoren en werkvelden heen. Ze bood een gesprekstafel en gaf opdracht tot een onderzoek om de opportuniteit van gestructureerde samenwerking te onderzoeken. Het onderzoeksrapport 'Een eigen-zinnige ondersteuning voor het vrijwilligerswerk' verscheen in het najaar van 2000. Ook het Platform voor Voluntariaat (actuele naam: Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk) en de provinciale steunpunten voor vrijwilligerswerk werden door de Stichting nauw betrokken en ondersteund. Nood aan actuele en toegankelijke informatie
Ondanks deze initiatieven blijken vele organisaties en verenigingen - groot of klein, met een lange staat van dienst of pas opgericht, met een juridisch statuut of niet – nog altijd heel wat vragen te hebben over de sociaal-juridische aspecten van het vrijwilligerswerk. Ook vrijwilligers vragen zich af 'of ze wel in orde zijn'. Anderen schuiven de mogelijkheid dat er iets mis kan gaan terwijl ze niet verzekerd zijn, ver van zich af. Er kunnen zeker in de context van het vrijwilligerswerk juridische problemen rijzen, zowel bij activiteiten in een feitelijke vereniging (b.v. in een buurtcomité) als in een v.z.w. (b.v. in een jeugdhuis of een ziekenhuis). Hoe zit het met de aansprakelijkheid van een vrijwilliger en zijn organisatie? Hoe moet of kan een vereniging zichzelf en haar vrijwilligers verzekeren? Welke kostenvergoedingen zijn toegelaten? Kunnen uitkeringsgerechtigde werklozen vrijwilligerswerk doen? Dit zijn maar enkele van de vele vragen die vrijwilligers en verenigingen zich stellen. Het vermelde rapport 'Statuut van de vrijwilliger: knelpunten en oplossingen' geeft een zeer volledig antwoord op deze en nog veel meer vragen in soms complexe materies. Het wetenschappelijke en technische karakter van deze publicatie en het opzet van volledigheid, maakte dit tot een noodzakelijk en bijzonder nuttig, maar omstandig rapport.
06
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 9
Voorwoord Daarom kiest de Koning Boudewijnstichting voor deze nieuwe publicatie: een meer beperkte en sterk vereenvoudigde handleiding. Deze handleiding steunt uiteraard op de bevindingen van het onderzoek en de teksten van het rapport en is dus zeer schatplichtig aan het werk van prof. Bea Van Buggenhout en Sarah D'hondt. Deze nieuwe publicatie is meer dan een vervanging van de brochure 'Tien vragen voor het vrijwilligerswerk' uit 1999, want ze biedt actuele en meer diepgaande informatie. De handleiding licht de belangrijkste aspecten toe van de regelgeving zoals ze van kracht is voorjaar 2001. Hierbij gaat de aandacht in eerste instantie uit naar de materies aansprakelijkheid, verzekeringen en vergoedingen en vervolgens ook naar de belangrijkste bepalingen uit het sociaal en fiscaal recht. Ook het voorstel van statuut krijgt een plaats. De grote uitdaging is om met een globale regeling de ruime diversiteit van het vrijwilligerswerk niet in het gedrang te brengen. Tegelijkertijd moet bewaakt worden dat de administratieve rompslomp met de komst van een statuut niet onnodig toeneemt. Toch kan een statuut of althans een meer globale regeling van de rechtspositie van de vrijwilliger een oplossing bieden voor enkele problemen en onduidelijkheden van vandaag. Met dank aan en tenslotte
De Koning Boudewijnstichting wil Kris Molemans van de Vereniging Vlaamse Jeugddiensten en -consulenten bedanken voor het puike werk dat zij met deze handleiding leverde. Het bleek voorwaar geen sinecure om ingewikkelde en soms onduidelijke systemen en regeltjes duidelijk, juist en toegankelijk te vertalen. Uiteraard hoort hierbij ook appreciatie voor het werk van prof. Van Buggenhout en Sarah D'hondt, dat de basis vormde voor deze handleiding. Ook de leden van de stuurgroep speelden een belangrijke rol. Zij bewaakten nauwgezet de basisdoelstelling, namelijk een bruikbare, toegankelijke en nauwkeurige handleiding tot stand brengen. De Koning Boudewijnstichting is ervan overtuigd dat deze publicatie aan een hoge nood tegemoet komt. De Stichting hoopt dat vele vrijwilligers én hun verenigingen hier op een toegankelijke manier de noodzakelijke informatie zullen vinden. Deze handleiding kan hen helpen om de juridische aspecten van hun activiteiten beter te beheersen. Hopelijk zal een grotere duidelijkheid en in de toekomst een meer globale regeling een echte ondersteuning betekenen voor het vrijwilligerswerk en de vrijwilligers. Koning Boudewijnstichting mei 2001
07
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 11
Inhoudstafel
09
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 12
Inhoudstafel COLOFON . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .04 VOORWOORD
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .05
INHOUDSTAFEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .10 INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .15 Deel 1: Vrijwilligerswerk
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .19
Hoofdstuk 1 Definitie van vrijwilligerswerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .23
1.1 1.2 1.3 1.4
Zes elementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .24 Onderscheid met beroepsarbeid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .27 Onderscheid met vrijwillige inzet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .27 Onderscheid met vergoede vrijwillige inzet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .28
Hoofdstuk 2 De vrijwilligersovereenkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .33
Deel 2: Positie van de vrijwilliger in de huidige regelgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .39 Hoofdstuk 1 Overzicht van de huidige regelgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .43 Hoofdstuk 2 Vrijwilligerswerk en aansprakelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .49
2.1 2.2 2.3
Burgerrechtelijke aansprakelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .50 Strafrechtelijke aansprakelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .58 Verzekeren van aansprakelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63
Hoofdstuk 3 Vrijwilligerswerk en verzekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .65
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Belang van een verzekering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .66 Verzekeringscontract . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .67 Aansprakelijkheidsverzekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .70 Ongevallenverzekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .73 Andere verzekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .78
Hoofdstuk 4 Vrijwilligerswerk en vergoedingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .83
4.1 4.2
Loon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .84 Kostenvergoeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .87
Hoofdstuk 5 Vrijwilligerswerk en het sociaal recht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91
5.1 5.2
Arbeidsrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .92 Socialezekerheidsrecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .98
Hoofdstuk 6 Vrijwilligerswerk en het fiscaal recht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .111
6.1 6.2 6.3 6.4
Loon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112 Kostenvergoedingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .114 Algemene fiscale vrijstellingsregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .114 Sectorgebonden fiscale vrijstellingsregelingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .120
10
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 13
Inhoudstafel Deel 3: Mogelijkheden tot regeling van de rechtspositie van de vrijwilliger . . . . . . . . . . . . . . . . . . .125 Hoofdstuk 1 Schriftelijke overeenkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .129 Hoofdstuk 2 Decreet op het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .133 Hoofdstuk 3 Naar een statuut van de vrijwilliger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .137
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Eigen soort overeenkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .138 Aansprakelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139 Verzekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141 Vergoedingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141 Sociaal recht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .142 Fiscaal recht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .144
UITLEIDING
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .149
BIJLAGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .153 1 2 3 4 5
Bronnen ............................................................................................................154 Adressen............................................................................................................155 Wetgevende bepalingen..................................................................................160 Omzendbrief betreffende de fiscale vrijstelling van onkostenvergoedingen voor vrijwilligerswerk ..........................................163 Modelovereenkomsten....................................................................................168
11
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 14
Twee rapporten en nu nog een handleiding
Deze handleiding verschilt van de twee vorige publicaties van de Koning Boudewijnstichting over vrijwilligerswerk en de vergoede vrijwillige inzet. Eerst was er het 'Statuut van de vrijwilliger: knelpunten en oplossingen' van prof. Van Buggenhout en Sarah D'hondt met een fundamentele analyse van de sociaal-juridische context van de vrijwilliger en de vrijwilligersorganisatie. Dit is een zo volledig mogelijk rapport van een wetenschappelijk onderzoek en daardoor dus erg technisch van aard. Dan was er 'Een juridische verkenning van de grijze zone tussen vrijwilligerswerk en professionele arbeid' van prof. Van Buggenhout en Steven Bouckaert, met een fundamentele analyse van de sociaal-juridische context van de vergoede vrijwillige inzet. Het gaat hier om maatschappelijk relevante taken die niet echt tot de professionele arbeid behoren, maar waarvoor wel een vergoeding wordt betaald die de kosten overstijgt. Ook dit is een rapport van een wetenschappelijk onderzoek en dus technisch van aard. ‘Vrijwilligerswerk: wat kan, mag en moet’ sluit rechtstreeks aan bij het eerste rapport. Deze nieuwe publicatie is dus meer dan een vervanging van de bijzonder populaire brochure ‘Tien vragen voor het vrijwilligerswerk’ uit 1999, want ze biedt geactualiseerde en meer diepgaande informatie. Het is een zo eenvoudig mogelijke en meer beperkte toelichting bij de sociaal-juridische aspecten van de vrijwilliger en het vrijwilligerswerk. Op deze manier wil de Koning Boudewijnstichting tegemoet komen aan de informatienood van de verantwoordelijken van lokale verenigingen.
12
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 15
NOTITIES
13
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 17
Publicatie in vogelvlucht
15
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 18
Publicatie in vogelvlucht In deze handleiding lichten we de sociaal-juridische aspecten van het vrijwilligerswerk toe. We wijzen ook op een aantal knelpunten. Daarnaast verduidelijken we ideeën die momenteel ter tafel liggen om tot een statuut of een meer globale regeling te komen. In deel 1 wordt in het eerste hoofdstuk vrijwilligerswerk gedefinieerd. Deze definitie werd ook in recente rapporten en brochures van de Koning Boudewijnstichting gehanteerd. Met die definitie wordt vrijwilligerswerk onderscheiden van enerzijds beroepsarbeid en anderzijds van andere vormen van vrijwillige inzet. In hoofdstuk twee beschrijven we de rechtsverhouding tussen de vrijwilliger, de vereniging waarvoor hij zich inzet en derden. Bestaat er een overeenkomst tussen de vrijwilliger en de organisatie? En zo ja, wat is de inhoud van die overeenkomst? Deel 2 behandelt de positie van de vrijwilliger in de huidige regelgeving. Hoofdstuk 1 geeft een overzicht van de regelgeving die van toepassing is. Er is geen algemene juridische regeling voor het vrijwilligerswerk. Er is wel een decreet op het georganiseerd vrijwilligerswerk in de gezondheids- en de welzijnssector. Verder is er een heleboel wetgeving die deelaspecten van het vrijwilligerswerk regelt of die zijdelings betrekking heeft op vrijwilligerswerk. In hoofdstuk twee behandelen we de aansprakelijkheid. Hoe zit het met de burgerlijke aansprakelijkheid van de vrijwilliger t.a.v. de organisatie en t.a.v. derden? En hoe zit het met de aansprakelijkheid van de organisatie t.a.v. de vrijwilliger en t.a.v. derden? In welke situaties kan je als vrijwilliger strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld? Hoofdstuk drie behandelt het vrijwilligerswerk en de verzekeringen. Hoe kan je de burgerlijke aansprakelijkheid van de vrijwilliger en van de organisatie verzekeren? Hoe kan je de vrijwilliger verzekeren voor ongevallen? Welke andere verzekeringen zijn noodzakelijk of wenselijk in het kader van het vrijwilligerswerk? In hoofdstuk vier behandelen we de vergoedingen. Op welke manier kan een organisatie de kosten van zijn vrijwilligers vergoeden? Zijn forfaitaire kostenvergoedingen toegelaten? In welke gevallen zijn daar consequenties aan verbonden? In een vijfde hoofdstuk bekijken we de positie van de vrijwilliger in het sociaal recht. Is het arbeidsrecht van toepassing op vrijwilligerswerk? Levert vrijwilligerswerk rechten op inzake sociale zekerheid? Welke kostenvergoedingen
16
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 19
Publicatie in vogelvlucht of andere tegemoetkomingen zijn onderhevig aan de sociale zekerheid? Welke vrijstellingen zijn mogelijk en voor wie? Hoofdstuk zes behandelt de positie van de vrijwilliger in het fiscaal recht. Is het fiscaal recht van toepassing op vrijwilligerswerk? Welke kostenvergoedingen en andere tegemoetkomingen zijn belastbaar? Welke fiscale vrijstellingen zijn mogelijk en voor wie? Tot slot bekijken we in deel 3 op welke manier de rechtspositie van de vrijwilliger duidelijker kan worden geregeld. Eerst is er de suggestie om de overeenkomst, zoals die nu al erkend wordt door het Burgerlijk Wetboek, vast te leggen in de vorm van een schriftelijke overeenkomst of afsprakennota. Daarnaast is er het decreet op het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector, dat nu al in de erkende organisaties de rechten en plichten van de vrijwilligers en hun organisaties regelt. En dan is er het voorstel zoals dit in 'Statuut van de vrijwilliger: knelpunten en oplossingen' van prof. Van Buggenhout en Sarah D'hondt werd uitgewerkt. Onder meer op basis van dit voorstel kan er in de toekomst een meer globale regeling van de rechten en plichten van de vrijwilliger en zijn organisatie tot stand komen. In de bijlagen vind je de bronnen op basis waarvan deze handleiding werd samengesteld, een aantal adressen waar je terecht kunt voor algemene of eerder specifieke bijkomende informatie, de belangrijkste wetgevende bepalingen, de volledige tekst van de omzendbrief van 5 maart 1999 van het ministerie van Financiën betreffende de fiscale vrijstelling van onkostenvergoedingen van vrijwilligers en enkele modellen voor een schriftelijke overeenkomst tussen vrijwilliger en organisatie.
17
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 20
Publicatie in vogelvlucht NOTITIES
18
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 21
Inleiding
Deel 1
VRIJWILLIGERSWERK
01 9
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 22
Deel 1 In dit deel definiëren we in een eerste hoofdstuk 'vrijwilligerswerk'. Deze definitie werd ook in recente rapporten en brochures van de Koning Boudewijnstichting gehanteerd. Met die definitie wordt vrijwilligerswerk onderscheiden van enerzijds beroepsarbeid en anderzijds van andere vormen van vrijwillige inzet. In hoofdstuk twee beschrijven we de rechtsverhouding tussen de vrijwilliger, de vereniging waarvoor hij zich inzet en derden. Bestaat er een overeenkomst tussen de vrijwilliger en de organisatie? Wat is de inhoud van die overeenkomst?
20
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 23
NOTITIES
21
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 25
Hoofdstuk 1
DEFINITIE VAN VRIJWILLIGERSWERK
23
Deel 1
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 26
Deel 1
VRIJWILLIGERSWERK
HOOFDSTUK 1 DEFINITIE VAN VRIJWILLIGERSWERK Vele mensen zetten zich in hun vrije tijd in voor anderen of voor de samenleving. Ze zijn actief in jeugdverenigingen, in de welzijns- en gezondheidszorg, in sportverenigingen, in hobbyclubs of verenigingen die zich bezighouden met kunstbeoefening, in buurtcomités, in parochiale verenigingen, in actiegroepen, in vakbonden en beroepsverenigingen, in levensbeschouwelijke verenigingen, in gemeentelijke adviesraden of schoolraden, in politieke organisaties en in de sociaal-culturele sector. Ze noemen zichzelf vrijwilliger. Vrijwilligers kunnen zich inzetten voor het bestuur van een vereniging, voor de coördinatie, de organisatie of de begeleiding van activiteiten, de administratie, de verzorging van externe contacten, hulpverlening en ondersteuning, administratie, voordrachten en cursussen, klusjes, kaartenverkoop, tombola's enz. Alhoewel vrijwilligerswerk dus heel divers is, zijn er toch een aantal gemeenschappelijke kenmerken waardoor je vrijwilligerswerk kan onderscheiden van andere activiteiten. Op basis van enkele onderzoeken in de afgelopen jaren kwamen prof. Van Buggenhout en Sarah D'hondt in hun reeds vermelde rapport tot een definitie die wij hier overnemen.
1.1
ZES ELEMENTEN
De definitie bestaat uit zes elementen waardoor je vrijwilligerswerk kan onderscheiden van andere activiteiten. Vrijwilligerswerk is een activiteit met onverplicht karakter ten behoeve van anderen of van de samenleving die onbezoldigd in min of meer georganiseerd verband wordt verricht door een natuurlijke persoon. Bijvoorbeeld Wie zich via een buurtcomité of vereniging inzet voor de geldinzameling voor een dure medische behandeling van een doodziek buurmeisje is een vrijwilliger. Het meisje is geen familie. De hulp die men voor het meisje wil organiseren, is anders dan de hulp voor een zieke moeder of dochter. De inzameling gebeurt vrijwillig en zonder bezoldiging. Als acteur van een amateurtoneelgezelschap ben je geen vrijwilliger. Je repeteert en je treedt af en toe op. Maar je trekt niet mee aan de kar van de vereniging. Je organiseert de optredens niet, je regisseert niet, geeft geen les, zit niet in het bestuur, draagt geen financiële verantwoordelijkheid. Je doet gewoon mee.
24
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 27
Hoofdstuk 1
DEFINITIE VAN VRIJWILLIGERSWERK
Definitie van vrijwilligerswerk
Vrijwilligerswerk gaat om: ∑ een activiteit ∑ met onverplicht karakter ∑ ten behoeve van anderen of van de samenleving ∑ die onbezoldigd ∑ in min of meer georganiseerd verband wordt verricht ∑ door een natuurlijke persoon
25
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 28
Deel 1
VRIJWILLIGERSWERK
Als opvangmoeder zet je je in voor de verzorging en opvoeding van baby's en peuters. Je hebt geen arbeidscontract. Maar je krijgt een vergoeding die je kosten overstijgt. Ook jij doet geen vrijwilligerswerk. Toelichting bij de zes elementen
Activiteit Vrijwilligerswerk veronderstelt een activiteit die onder meer kan bestaan uit organiseren, plannen of begeleiden. Het gaat dus niet om loutere participatie aan de activiteiten van een vereniging (via 'inschrijving' of 'lidmaatschap'). Het gaat ook niet om zorgactiviteiten in het gezin. De activiteit moet gekenmerkt zijn door een 'externe gerichtheid' zodat ze andere mensen of de samenleving ten goede komt. Onverplicht karakter De stap om gratuite arbeid te verrichten, wordt vrijwillig gezet. Die arbeid is niet juridisch afdwingbaar. Een stage in het kader van een schoolopleiding, een alternatieve sanctie, werk voor een P.W.A. zijn dus geen vrijwilligerswerk. Vrijwilligheid is echter niet hetzelfde als vrijblijvendheid. Ondanks het onverplichte, vrijwillige karakter, is er wel degelijk sprake van een overeenkomst tussen de vrijwilliger en de organisatie waarvoor hij zich inzet (zie: Deel 1, hoofdstuk 2). Ten behoeve van anderen of van de samenleving De activiteit is gericht op de belangen van anderen of van de samenleving. Het gaat dus niet om activiteiten die men louter ten voordele van zichzelf ('zelfzorg') of van naastbestaanden ('mantelzorg') verricht. Onbezoldigd Vrijwilligers ontvangen geen loon. In principe ontvangen zij ook geen voordelen in natura. Ze kunnen wel een vergoeding ontvangen, waarmee de vereniging hun inspanningen en de onkosten die zij hebben voor verplaatsingen, kledij en het onderhoud ervan, gebruik van eigen materiaal, maaltijden, verblijf, telefoon enz. erkent. Deze kostenvergoeding is uiteraard toegestaan. De vergoeding moet overeenkomen met de reële kosten, nodig om de vrijwillige medewerking te verlenen. De onkosten moeten dus bewezen kunnen worden. Ook een zogenaamde 'vrijgevigheid' die niet direct in relatie staat tot de arbeidsprestatie is toegelaten (b.v. een verjaardagsgeschenk). Maar zakgeld en voordelen in natura, zoals kost en inwoon en gratis filmtickets kunnen worden beschouwd als loon. In principe geldt dat ook voor gratis maaltijden en drank, maar een vergoeding voor maaltijden zal - voor zover de vrijwilliger omwille van de uitvoering van zijn overeenkomst die uitgaven voor maaltijden moet doen en wanneer de vergoeding niet meer bedraagt dan de reële uitgaven – niet worden beschouwd als loon.
26
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 29
Hoofdstuk 1
DEFINITIE VAN VRIJWILLIGERSWERK
Op het algemene principe dat er enkel een vergoeding mag zijn voor de reële, bewijsbare kosten zijn er sinds enige tijd toch uitzonderingen. Er wordt erkend dat vrijwilligers soms kosten hebben die niet makkelijk te bewijzen zijn. Daarom kan een vereniging een forfaitaire vergoeding - een vast en laag bedrag voor niet te bewijzen kosten – betalen aan haar vrijwilligers. Onder bepaalde voorwaarden en tot bepaalde maxima worden deze vergoedingen niet beschouwd als loon. Daardoor is de vergoeding niet belastbaar, noch onderworpen aan de sociale zekerheid (zie: Deel 2, hoofdstuk 4 en 5). Min of meer georganiseerd verband Een 'georganiseerd' verband kan zowel een sterk geformaliseerde en hiërarchische vereniging zijn, b.v. een vzw, als een juridisch niet geregelde structuur, de zgn. feitelijke vereniging of een louter tijdelijk initiatief, b.v. een buurtcomité. Zodra een groep mensen zich feitelijk verenigt om onbezoldigd en onverplicht een activiteit te verrichten ten behoeve van een derde, spreekt men van vrijwilligerswerk. Het verschil tussen een vzw en een feitelijke vereniging, een vereniging met en een vereniging zonder juridisch statuut dus, wordt verderop toegelicht (zie Deel 2, hoofdstuk 2). Door een natuurlijke persoon Een vennootschap kan normaal niet aan onbezoldigd werk doen. Maar ook vzw's en instellingen van openbaar nut kunnen geen vrijwilligerswerk doen. Ze verrichten de niet-winstgevende activiteiten waartoe ze zich verbonden hebben via hun maatschappelijk doel. Dat staat het onverplicht karakter in de weg. Alleen personen kunnen onverplicht iets doen.
1.2
ONDERSCHEID MET BEROEPSARBEID
Beroepsarbeid is arbeid die verricht wordt op de arbeidsmarkt in de hoedanigheid van werknemer, zelfstandige of ambtenaar. Daarmee verwerft men een in geld (of soms deels in natura) uitgedrukt inkomen. Cruciaal in het onderscheid met andere vormen van arbeid (huishoudelijke taken, opvoedingstaken, studieactiviteiten of vrijwilligerswerk) is het loon dat men krijgt in ruil voor de arbeid.
1.3
ONDERSCHEID MET VRIJWILLIGE INZET
Uit de definitie onder 1.1 blijkt dat vrijwilligerswerk niet hetzelfde is als vrijwillige inzet. Vrijwillige inzet is b.v. mantelzorg (inzet voor hulpbehoevende familieleden of buren) of een financiële gift aan een humanitaire organisatie of bloeddonatie.
27
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 30
Deel 1
VRIJWILLIGERSWERK
1.4
ONDERSCHEID MET VERGOEDE VRIJWILLIGE INZET
Opvanggezinnen, vrijwillige brandweerlieden, vrijwilligers van de civiele bescherming, voetbalstewards…: allemaal hebben ze een onzeker of onduidelijk statuut. Het zijn geen onbezoldigde vrijwilligers, maar ze verrichten anderzijds ook geen echt marktgebonden beroepsarbeid. Het gaat om maatschappelijk nuttige activiteiten waarvoor systematisch een beperkte vergoeding wordt betaald die meer bedraagt dan de gemaakte kosten. Dit 'betaalde' vrijwilligerswerk of deze vergoede vrijwillige inzet past in een bredere maatschappelijke ontwikkeling waarbij mensen ook voor voorheen onbezoldigde (familie-)taken zoals mantelzorg, nu soms kleine vergoedingen ontvangen. In het rapport 'Een juridische verkenning van de grijze zone tussen vrijwilligerswerk en professionele arbeid' van prof. Van Buggenhout en Steven Bouckaert (zie bijlage 1: Bronnen) wordt vergoede vrijwillige inzet als volgt gedefinieerd. Vergoede vrijwillige inzet omvat activiteiten die door een natuurlijk persoon in enig georganiseerd verband worden verricht, onverplicht, maar niet noodzakelijk beroepsmatig, ten behoeve van anderen of van de samenleving en waarvoor een vergoeding wordt betaald die de door de 'vrijwilliger' gemaakte kosten overstijgt. De vrijwilligerswereld staat kritisch tegenover de gedeeltelijke gelijkschakeling van deze activiteiten met vrijwilligerswerk. Maar ook de gedeeltelijke gelijkschakeling met beroepsarbeid, verricht onder een arbeidsovereenkomst, ligt moeilijk. Heel wat regels uit het arbeidsrecht (het gewaarborgd minimumloon, de arbeidsduur, de opzegtermijn en –vergoeding enz.) en de plicht om sociale bijdragen te betalen, steunen op de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst. Werklozen of andere uitkeringsgerechtigden kunnen deze uitkering slechts cumuleren met inkomsten uit beloonde arbeid onder strenge en zwaar gesanctioneerde voorwaarden. En op een inkomen uit beroepsarbeid moeten belastingen worden betaald. Bij strikte toepassing van deze regels wordt een aantal van deze activiteiten bijna onmogelijk. Bovendien zijn de verschillen met beroepsarbeid ook reëel. Zo is de vergoeding lager dan op de arbeidsmarkt. Vaak gaat het om occasionele activiteiten (b.v. een paar uur per week) en vereisen ze niet altijd dezelfde vorming of opleiding als professionele arbeid. Vergoede vrijwillige inzet blijft dus best onderscheiden van beide andere vormen van arbeid. De onderzoekers geven in hun rapport aan op welke manier dit zou kunnen worden geregeld (zie bijlage 1: Bronnen).
28
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 31
Hoofdstuk 1
DEFINITIE VAN VRIJWILLIGERSWERK
Vage grenzen
De definitie van vrijwilligerswerk bestaat uit zes elementen waardoor je vrijwilligerswerk kan onderscheiden van beroepsarbeid, van vrijwillige inzet en van vergoede vrijwillige inzet. Toch vertoont vrijwilligerswerk kenmerken van de drie andere groepen van activiteiten. Kenmerken die aansluiten bij beroepsarbeid zijn de aard van de activiteit en soms de omvang en de duur ervan. Verschillend is dan weer de mate van sociale nabijheid. De vrijwilliger kiest een activiteit die zo dicht mogelijk aansluit bij zijn interesses. Dat ligt anders dan in de directe sociale verhouding, zoals die bestaat in het informele circuit. Bij beroepsarbeid is er een grotere sociale afstand, o.a. door de aanwezigheid van structuren en eisen en door een meer beperkte keuze, omdat de persoon die beroepsarbeid wil verrichten slechts kan kiezen uit de arbeidsplaatsen van dat moment. Een ander onderscheid zit in de mate van 'eenzijdigheid'. De vrijwilliger zet zich in zonder dat daar een tegenprestatie van vergelijkbare aard tegenover staat. In de informele sfeer en bij beroepsarbeid is er meer sprake van wederzijdsheid. Vrijwilligers zoeken die wederzijdsheid niet. Niet op materieel vlak zoals bij de beroepsarbeid, noch op immaterieel vlak zoals bij de informele inzet. Al kan je dat nuanceren. Vrijwilligers verwachten ook een immateriële wederdienst, b.v. onder vorm van begeleiding, vorming en betrokkenheid bij de werking. Vrijwilligerswerk is een dynamisch gegeven. Je kan b.v. naar een zelfhulpgroep gaan met een persoonlijk probleem. Als dat probleem verwerkt of opgelost is, kan je je inzetten voor de werking van de zelfhulpgroep. Er komt dan meer nadruk te liggen op de hulp aan anderen, je kan actiever worden in het sensibiliseren van de maatschappij en van de politici. Op dat ogenblik beantwoordt je inzet wél aan de definitie van vrijwilligerswerk. Soms evolueren vrijwilligerstaken ook naar jobs. Zo belanden we bij het vage onderscheid tussen vrijwilligerswerk en professionele arbeid. Anders
Alhoewel niet altijd even duidelijk, is het onderscheid tussen deze soorten activiteiten heel belangrijk. Want als vrijwilliger heb je bepaalde rechten, bepaalde verantwoordelijkheden en loop je bepaalde risico's die anders zijn dan in het kader van beroepsarbeid, vrijwillige inzet of vergoede vrijwillige inzet. Het vervolg van deze handleiding behandelt enkel de rechten en plichten in het kader van vrijwilligerswerk.
29
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 32
Deel 1
VRIJWILLIGERSWERK
Vergelijking tussen diverse activiteiten
VRIJWILLIGERSWERK
BEROEPSARBEID
• activiteit • met onverplicht karakter • ten behoeve van anderen of van de
• activiteit • verricht op de arbeidsmarkt • met het doel een inkomen te
samenleving • die onbezoldigd • in min of meer georganiseerd verband wordt verricht • door een natuurlijke persoon
verwerven
• in georganiseerd verband (behalve voor zelfstandigen)
• door een natuurlijke persoon • in de hoedanigheid van werknemer, zelfstandige of ambtenaar
Voorbeelden:
Voorbeelden:
• jeugdvereniging • sportvereniging • culturele vereniging • welzijnsdiensten • ziekenzorg • politieke organisaties • adviesraden • enz. enz. enz.
• bediende • arbeider • ambtenaar • ...
30
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 33
Hoofdstuk 1
DEFINITIE VAN VRIJWILLIGERSWERK
VRIJWILLIGE INZET
VERGOEDE VRIJWILLIGE INZET
• activiteit • met onverplicht karakter • ten behoeve van de familie, anderen
• activiteit • met onverplicht karakter • maar die niet noodzakelijk
of de samenleving
beroepsmatig wordt verricht
• die al dan niet licht wordt vergoed • ongeorganiseerd
• door een natuurlijk persoon • ten behoeve van anderen of van de samenleving
• waarvoor een vergoeding wordt betaald die de kosten overstijgt Voorbeelden:
Voorbeelden:
• bloeddonatie • financiële gift • zorg voor familieleden of buren
• onthaalmoeders • vrijwillige brandweer • voetbalstewards
31
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 35
Hoofdstuk 2 DE VRIJWILLIGERSOVEREENKOMST
33
Deel 1
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 36
Deel 1
VRIJWILLIGERSWERK
HOOFDSTUK 2 DE VRIJWILLIGERSOVEREENKOMST Vrijwilligers hebben tot op vandaag geen wettelijk statuut, noch in algemene, noch in specifieke zin. In de wetgeving behandelt men vrijwilligerswerk vooral in het kader van de bescherming van de vrijwilliger en de organisatie. De ondersteuning en de stimulans van het vrijwilligerswerk of de rechten en plichten van de vrijwilliger en zijn organisatie zijn daarin niet expliciet opgenomen. Onrechtstreeks zijn er wel regelingen, nl. via de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden. Dat geldt o.m. voor de welzijns- en gezondheidssector (zie: Deel 3, hoofdstuk 2), maar ook in andere sectoren zijn er gedeeltelijke regelingen getroffen. Natuurlijk zijn die regels alleen bindend voor de organisaties die een erkenning en/of subsidiëring wensen. Vermits de vrijwilliger en de vereniging, organisatie of instelling met elkaar een relatie aangaan en zich tegenover elkaar engageren – ook al is dat louter mondeling – is er sprake van een overeenkomst. Het gaat niet om een arbeidsovereenkomst. Alhoewel er arbeid wordt verricht. Maar de prestatie wordt niet verricht tegen een bepaald loon. Daardoor is de overeenkomst niet arbeidsrechtelijk maar burgerlijk van aard. Aard van de overeenkomst
De overeenkomst tussen vrijwilliger en organisatie schept rechten en plichten en is dus meer dan louter moreel bindend. Het Burgerlijk Wetboek erkent de juridische band tussen vrijwilliger en organisatie. Die band wordt beschouwd als een onbenoemde overeenkomst in de zin van art. 1101 van het Burgerlijk Wetboek. Art. 1101 bepaalt dat een contract "een overeenkomst is waarbij één of meer personen zich jegens één of meer personen verbinden iets te geven, te doen of niet te doen." Dit heeft twee gevolgen: • alhoewel vrijwilligerswerk vrijwillig gebeurt, is het niet vrijblijvend (er hangen verplichtingen aan vast) • vermits het hier gaat om een overeenkomst 'uit vrijgevigheid' wil dit zeggen dat de aansprakelijkheid van de vrijwilliger in de praktijk vaak minder streng beoordeeld wordt ("de aansprakelijkheid van een persoon die geheel kosteloos een prestatie verricht in het voordeel van een derde wordt niet zo streng beoordeeld als de aansprakelijkheid van iemand die een betaalde prestatie verricht") (zie Deel 2, hoofdstuk 2) Deze gevolgen gelden, ongeacht of er nu iets op papier gezet werd of niet. Want al is het engagement van de vrijwilliger 'vrijwillig', de organisatie gaat er van uit dat zij op de afgesproken inzet kan rekenen. Tegenover haar doelgroep moet de organisatie daar borg voor kunnen staan. Daarom kan de organisatie tot op zekere hoogte eisen dat de vrijwilliger zich houdt aan de afspraken. Ze heeft wel de plicht om de vrijwilligers in dit hele proces te ondersteunen en hen op een aantal vlakken bescherming te bieden.
34
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 37
Hoofdstuk 2
DE VRIJWILLIGERSOVEREENKOMST
Bijvoorbeeld Een persoon engageert zich om een bejaarde dagelijks zijn medicatie toe te dienen. Op een dag laat hij dit na. Dit kan hem duur te staan komen. Want het engagement van de vrijwilliger t.a.v. de organisatie en de begunstigde van het vrijwilligerswerk is, zoals gezegd, meer dan een louter moreel engagement of een 'gentlemen's agreement'. Hij heeft wel degelijk verplichtingen op zich genomen. Een herenakkoord is een overeenkomst die gestuurd wordt door de regels van eer en fatsoen. Maar de overeenkomst zoals die geldt in het kader van vrijwilligerswerk gaat verder. De vrijwilligersovereenkomst is een volwaardige burgerlijke overeenkomst die wordt aangegaan zodra de vrijwilliger blijk geeft zich te willen inzetten. Beide partijen moeten wel hun toestemming geven. Er moet meer zijn dan een verkennend gesprek en de partijen moeten ook 'bekwaam' zijn om hun toestemming te geven. Minderjarigen kunnen in principe deze overeenkomst dus niet aangaan. Vanaf 15 jaar is dit echter, naar analogie met de overeenkomst voor een studentenjob, toch mogelijk. Hierbij wordt uitgegaan van een (stilzwijgende) instemming van de ouders. Uitvoering van de overeenkomst
De uitvoering van de vrijwilligersovereenkomst moet zowel aan de algemene regels van het verbintenissenrecht voldoen als aan de concrete afspraken die gemaakt worden door de partijen. Dat wordt bepaald door art. 1135 van het Burgerlijk Wetboek, dat stelt dat "een verbintenis niet alleen verplicht tot wat uitdrukkelijk in de verbintenis wordt bepaald, maar ook door alle gevolgen die door billijkheid, het gebruik of de wet aan de verbintenis worden toegekend". Ook de regel van de goede trouw zoals die geformuleerd wordt in art. 1156 van het Burgerlijk Wetboek ("men moet in overeenkomsten nagaan welke de gemeenschappelijke bedoeling van de partijen is geweest, veeleer dan zich aan de letterlijke woorden te houden"), is van toepassing. Omwille van de wederzijdse rechten en plichten kan je overwegen om een aantal afspraken op papier te zetten. Daarmee tonen beide partijen aan dat ze het vrijwilligerswerk ernstig nemen. De organisatie toont hiermee het belang van de vrijwillige medewerking en van een goede samenwerking aan. De vrijwilliger bevestigt hiermee dat hij het werk vrijwillig, maar niet 'vrijblijvend' doet. En vooral: wederzijds ontstaat er helderheid over de concrete afspraken. Beide partijen kunnen makkelijker aantonen wat overeengekomen werd (b.v. in verband met taken, opleiding, onkostenvergoeding, zwijgplicht, aansprakelijkheid, verzekeringen enz.).
35
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 38
Deel 1
VRIJWILLIGERSWERK
Soms is een schriftelijke overeenkomst wettelijk voorzien. Het decreet van 23 maart 1994 op het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector voorziet in een verplichte afsprakennota. Maar deze verplichting geldt alleen voor vrijwilligerswerk in de genoemde sectoren en dan nog slechts voor die organisaties die een erkenning wensen. In de verplichte afsprakennota worden o.m. de tijdsbesteding, de activiteiten, de vorming, de inspraak en de aansprakelijkheid van beide partijen beschreven. In deel 3, 'Mogelijkheden tot regeling van de rechtspositie van de vrijwilliger', gaan we verder in op de inhoud van de afsprakennota zoals die voorzien is in het vermelde decreet en op modellen voor algemeen bruikbare schriftelijke overeenkomsten of afsprakennota's die vrijblijvend kunnen worden gebruikt.
36
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 39
Hoofdstuk 2
DE VRIJWILLIGERSOVEREENKOMST
Vrijwilligerswerk in balans
Het vrijwilligerswerk, de vrijwilliger en zijn vereniging zijn kinderen van hun tijd. In een samenleving die wordt gekenmerkt door een toenemende regelgeving en verzakelijking ontwikkelt het vrijwilligerswerk zich in dezelfde zin. Beide partijen zoeken een weegschaal in balans. De weegschaal in balans: vrijwilliger en vereniging
Vrijwilliger
Vereniging
Meer en meer houden de betrokkenen rekening met kosten en baten. De hedendaagse vrijwilliger zal zich graag inzetten voor de vereniging, het project of de actie waarin hij gelooft. Hij biedt zijn enthousiasme, dynamiek en creativiteit aan. In ruil daarvoor zal hij een goede verzekering wensen, misschien een kostenvergoeding, inspraakmogelijkheden in de vereniging, een aangepaste vorming enz. De hedendaagse vereniging zal graag voor een goede verzekering zorgen, misschien voor een kostenvergoeding, een aangepaste vorming enz. In ruil daarvoor zal zij een beroep willen doen op een gemotiveerde en geschikte vrijwilliger, die zich houdt aan zijn afspraken en ook af en toe een eigen inbreng kan doen in de werking van de organisatie. De weegschaal in balans: kosten en baten
Kosten
Baten
37
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 40
Deel 1
VRIJWILLIGERSWERK
NOTITIES
38
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 41
Hoofdstuk 2
DE VRIJWILLIGERSOVEREENKOMST
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
3 95
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 42
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
Dit deel behandelt de positie van de vrijwilliger in de huidige regelgeving. Hoofdstuk 1 geeft een overzicht van de regelgeving die van toepassing is. Er is geen algemene juridische regeling voor het vrijwilligerswerk. Er is wel een decreet op het georganiseerd vrijwilligerswerk in de gezondheids- en de welzijnssector. Verder is er een heleboel wetgeving die deelaspecten van het vrijwilligerswerk regelt of die zijdelings betrekking heeft op vrijwilligerswerk. In hoofdstuk twee behandelen we de aansprakelijkheid. Hoe zit het met de burgerlijke aansprakelijkheid van de vrijwilliger t.a.v. de organisatie en t.a.v. derden? En hoe zit het met de aansprakelijkheid van de organisatie t.a.v. de vrijwilliger en t.a.v. derden? In welke situaties kan je als vrijwilliger strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld? Hoofdstuk drie behandelt het vrijwilligerswerk en de verzekeringen. Hoe kan je de burgerlijke aansprakelijkheid van de vrijwilliger en van de organisatie verzekeren? Hoe kan je de vrijwilliger verzekeren voor ongevallen? Welke andere verzekeringen zijn noodzakelijk of wenselijk in het kader van het vrijwilligerswerk? In hoofdstuk vier behandelen we de vergoedingen. Op welke manier kan een organisatie de kosten van zijn vrijwilligers vergoeden? Zijn forfaitaire kostenvergoedingen toegelaten? In welke gevallen zijn daar consequenties aan verbonden? In een vijfde hoofdstuk bekijken we de positie van de vrijwilliger in het sociaal recht. Is het arbeidsrecht van toepassing op vrijwilligerswerk? Levert vrijwilligerswerk rechten op inzake sociale zekerheid? Welke kostenvergoedingen of andere tegemoetkomingen zijn onderworpen aan de sociale zekerheid? Welke vrijstellingen zijn mogelijk en voor wie? Hoofdstuk zes behandelt de positie van de vrijwilliger in het fiscaal recht. Is het fiscaal recht van toepassing op vrijwilligerswerk? Welke kostenvergoedingen en andere tegemoetkomingen zijn belastbaar? Welke fiscale vrijstellingen zijn mogelijk en voor wie?
40
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 43
Een relatie
De vereniging, instelling of organisatie en de medewerker of vrijwilliger hebben een relatie. Vraag is welke relatie zij hebben of ideaal gezien zouden hebben. Bovendien is het niet altijd duidelijk wat die relatie aan rechten en plichten t.o.v. elkaar met zich meebrengt. De rechten en plichten komen aan bod in de volgende hoofdstukken
Vereniging Instelling Organisatie
?
Vrijwilliger
Belangrijkste regelgeving die inspeelt op de rechtspositie van de vrijwilliger
Verzekeringen
Sociaal recht
Vrijwilliger
Aansprakelijkheid
Fiscaal recht
41
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 44
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
NOTITIES
42
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 45
Hoofdstuk 1 OVERZICHT VAN DE HUIDIGE REGELGEVING
43
Deel 2
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 46
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
HOOFDSTUK 1 OVERZICHT VAN DE HUIDIGE REGELGEVING Alhoewel er geen algemene regeling is voor vrijwilligers en vrijwilligerswerk, is er toch heel wat regelgeving van toepassing. Soms is die regelgeving van toepassing ongeacht de vorm van vrijwilligerswerk en soms is ze enkel van toepassing op bepaalde vormen van vrijwilligerswerk. In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de belangrijkste regelgeving. Vervolgens wordt die regelgeving in de volgende hoofdstukken min of meer uitgebreid besproken. Voor een uitgebreider overzicht van de regelgeving verwijzen we naar de bijlagen (zie bijlage 3: Wetgevende bepalingen). Voor een toelichting bij de regelgeving die we in deze handleiding niet behandelen, verwijzen we naar het rapport van prof. Van Buggenhout en Sarah D'hondt 'Statuut van de vrijwilliger: knelpunten en oplossingen' (zie bijlage 1: Bronnen). Aansprakelijkheid (zie: hoofdstuk 2)
De burgerlijke aansprakelijkheid wordt geregeld in het Burgerlijk Wetboek (BW). Zo zijn er de art. 1382-1386 bis van het Burgerlijk Wetboek, waarin de algemene en de specifieke aansprakelijkheid aan bod komen. Verder zijn er de art. 1146-1155 van het BW waarin de contractuele aansprakelijkheid aan bod komt. Er is de algemene aansprakelijkheid waarbij een persoon geacht wordt in te staan voor de vergoeding van schade die hij veroorzaakt door een fout. In het kader van vrijwilligerswerk kan iemand zowel aansprakelijk worden gesteld tegenover de vereniging als tegenover derden. Verder is er de specifieke aansprakelijkheid voor personen voor wie men moet instaan en voor zaken en gebouwen die aan zijn zorgen zijn toevertrouwd. Uiteraard kan ook de aansprakelijkheid van een vereniging (hetzij die van een vzw, hetzij in beperkte mate die van een feitelijke vereniging) in het gedrang zijn, zowel naar haar vrijwilligers als naar derden. Ook enkele artikels uit het Strafwetboek zijn belangrijk in het kader van vrijwilligerswerk. Het gaat o.m. om art. 392-417 i.v.m. het opzettelijk doden en opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel, art. 418-422 i.v.m. het onopzettelijk doden en onopzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel, art. 422 bis en ter i.v.m. schuldig verzuim en art. 521-546 i.v.m. vernielingen en beschadigingen. Fouten tegen deze regels kunnen leiden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid. Verder moet je rekening houden met enkele bepalingen uit het bijzonder strafrecht, o.a. de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, en de wet van 25 juni 1993
44
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 47
Hoofdstuk 1
OVERZICHT VAN DE HUIDIGE REGELGEVING
betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten of de leurhandel en de organisatie van openbare markten. Verzekeringen (zie: hoofdstuk 3)
Gelukkig kan je je verzekeren tegen de meeste gevallen van aansprakelijkheid. De algemene regels m.b.t. verzekeringen zijn te vinden in de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst. In het kader van vrijwilligerswerk en verzekeringen is er geen algemene regelgeving. Wel zijn er verplichtingen die voortvloeien uit erkennings- en subsidiecriteria. Maar enkel de organisaties die zo'n erkenning of subsidies wensen, zijn daartoe verplicht. In ieder geval zijn er enkele verzekeringen zeer aanbevelenswaardig. Tot slot is er voor eigenaars van bepaalde 'inrichtingen' de belangrijke wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerlijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen (gespecificeerd in enkele KB's). Vergoedingen (zie: hoofdstuk 4)
De wet voorziet niet in een specifieke regelgeving i.v.m. de vergoeding van vrijwilligers. Maar de wet definieert wel uitdrukkelijk wat 'loon' is en welke verplichtingen er voortvloeien uit vergoedingen die aan de definitie van loon beantwoorden (o.a. de verplichting om belastingen en socialezekerheidsbijdragen te betalen, maar ook b.v. de verplichting om minstens het minimumloon te betalen). In het decreet van 23 maart 1994 op het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector wordt gesteld dat kostenvergoedingen enkel mogelijk zijn tegen bewijsstukken. Dat is ook het algemene principe in het sociaal en fiscaal recht. Toch zijn er via enkele omzendbrieven een paar uitzonderingen voorzien (zie: Fiscaal recht). Sociaal recht (zie: hoofdstuk 5)
In het kader van vrijwilligerswerk is zowel het arbeidsrecht als het socialezekerheidsrecht belangrijk. Een deel van de arbeidswet van 16 maart 1971 is altijd van toepassing. Voor wat betreft het arbeidsrecht zijn o.a. het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming van 27 september 1947, de Wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie en de Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van werknemers bij de uitvoering van hun werk van toepassing. Voor wat betreft de sociale zekerheid is er het KB van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en het belangrijke KB van 25 november 1991 met o.a. de verenigbaarheid van bepaalde vormen van vrijwilligerswerk met de werkloosheidsreglementering. Verder is er het ministerieel besluit van 26
45
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 48
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
maart 1999 tot aanpassing van het werkloosheidsbesluit, waardoor een lijst kan opgesteld worden van organisaties waarvoor onbezoldigde activiteiten onbetwistbaar als vrijwilligerswerk worden gekwalificeerd. Fiscaal recht (zie: hoofdstuk 6)
Het fiscaal recht is van belang daar waar vrijwilligers een vergoeding krijgen. Als er enkel sprake is van een vergoeding van bewezen kosten, dan houdt de fiscus zich er verder buiten. Wanneer er sprake is van forfaitaire kostenvergoedingen mag de fiscus in principe belastingen heffen. Maar op deze algemene regel zijn er enkele uitzonderingen. Zo is er via een omzendbrief van 5 maart 1999 een voorlopige algemene vrijstellingsregeling zolang de kostenvergoeding bepaalde grenzen niet overschrijdt. Verder zijn er sectorgebonden vrijstellingsregelingen, zoals de regeling in art. 38 van het Wetboek van inkomstenbelastingen met een vrijstellingsregeling voor vrijwillige brandweerlieden, de omzendbrieven van 14 juni 1991, 12 augustus 1996 en van 24 juni 1997 m.b.t. de fiscale vrijstellingen voor amateurvoetbalclubs, de omzendbrief van 13 oktober 1995 betreffende burgerwachtinitiatieven en de nota DG/MVDS/vvp/98.156v houdende gecoördineerde onderrichtingen inzake kostenvergoedingen door het Rode Kruis. Regeling van de rechtspositie van vrijwilligers in het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector
Vrijwilligerswerk is zeer gedeeltelijk gereglementeerd via het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector. Het toepassingsgebied is beperkt tot de genoemde sectoren en dan nog enkel voor de organisaties die een erkenning wensen. Verder is er o.m. het Besluit van 19 december 1996 betreffende de lijst van subsidiabele vrijwilligersactiviteiten en zijn er de 'kwaliteitsdecreten' van 25 februari en 29 april 1997, het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg, de regelgeving aangaande de opleiding en vervolmaking van hulpverleners-ambulanciers, het besluit houdende erkenning en subsidiëring van palliatieve netwerken, het besluit houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van integratiecentra van migranten. Die regelgeving komt niet aan bod in dit tweede deel, maar wel in hoofdstuk 2 van deel 3.
46
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 49
Hoofdstuk 1
OVERZICHT VAN DE HUIDIGE REGELGEVING
NOTITIES
47
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 51
Hoofdstuk 2 VRIJWILLIGERSWERK EN AANSPRAKELIJKHEID
49
Deel 2
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 52
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
HOOFDSTUK 2 VRIJWILLIGERSWERK EN AANSPRAKELIJKHEID Er zijn twee aansprakelijkheidsregimes. Ten eerste is er de burgerrechtelijke aansprakelijkheid. Die is in het geding wanneer iemand een fout maakt waardoor er schade ontstaat. Ten tweede is er de strafrechtelijke aansprakelijkheid. Die is in het geding wanneer iemand handelt in strijd met het strafrecht. In dat geval volstaat de fout op zich. Ook als er geen schade is, kan je aansprakelijk gesteld worden. Soorten aansprakelijkheid Burgerrechtelijke aansprakelijkheid
Strafrechtelijke aansprakelijkheid
• contractueel (niet naleven van een
• voor het plegen van een misdrijf
contract) of buitencontractueel (onvoorzichtigheid, nalatigheid of overtreden van een wettelijke norm) • beide geregeld door het Burgerlijk Wetboek
(een overtreding, een wanbedrijf of een misdaad) • geregeld door het Strafwetboek • de verantwoordelijkheid ligt bij de natuurlijke persoon en is in principe niet overdraagbaar
2.1
BURGERRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID
Eerst beschrijven we de betekenis van burgerlijke aansprakelijkheid. Daarna gaan we na welke aansprakelijkheid de vrijwilliger heeft t.o.v. zijn vereniging en t.o.v. derden. We kijken daarbij ook naar de specifieke aansprakelijkheid van de vrijwilliger-beheerder. In een laatste punt kijken we naar de aansprakelijkheid van de vereniging t.o.v. vrijwilligers en t.o.v. derden.
2.1.1
Betekenis
In juridische termen betekent aansprakelijkheid "het gebonden zijn aan de rechtsgevolgen van om het even welke daad, nalatigheid of onvoorzichtigheid". In gewone mensentaal betekent het 'verantwoordelijk zijn voor je daden' of m.a.w. de 'gevolgen van je handelingen dragen'. Maar aansprakelijkheid verschilt van verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid is een moreel begrip. Aansprakelijkheid is een juridisch begrip. Beide begrippen vallen dus allerminst samen. Zo kan je je verantwoordelijk voelen voor een ongeval zonder dat men jou juridisch iets ten laste kan leggen. Aansprakelijkheid wordt o.a. geregeld in artikels 1382 t.e.m. 1386 bis van het Burgerlijk Wetboek. Aansprakelijkheid is gebonden aan drie voorwaarden. Je kan alleen aansprakelijk worden gesteld als je door jouw fout schade berokkent aan een andere persoon. De fout moet de oorzaak zijn van de schade.
50
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 53
Hoofdstuk 2
VRIJWILLIGERSWERK EN AANSPRAKELIJKHEID
Fout
Je begaat een fout als je een wet of een reglement overtreedt. Maar ook als je gewetensvol de wet naleeft, kan je een fout begaan. B.v. als je onvoorzichtig bent (een jong kind op de straat sturen om een bal te halen) of nalatig (een kind achterlaten tijdens een uitstap). Een fout is een verkeerde handeling. Een handeling is 'verkeerd' als een voorzichtig, bedachtzaam persoon de handeling niet zou stellen. Een fout is m.a.w. 'elke onvoorzichtigheid, onwetendheid, onbedachtzaamheid en elk verzuim in het nemen van voorzorgsmaatregelen waardoor je schade aan een ander kan voorkomen'. Bijvoorbeeld In de speelpleinwerking zet de begeleider een moeilijk kind voor straf een tijdje uit de groep. Het kind staat niet meer binnen zijn gezichtsveld. Het kind gaat de straat op en er gebeurt een ongeval. Hij kan aansprakelijk worden gesteld omwille van nalatigheid en onvoorzichtigheid. Je begaat ook een fout als je een contract niet naleeft. De wet verplicht je tot de correcte uitvoering van een verbintenis of een overeenkomst (art. 1146-1155 van het Burgerlijk Wetboek). Het doet er niet toe of het gaat om een geschreven, ongeschreven of stilzwijgende overeenkomst. Een contract "is een overeenkomst waarbij een of meer personen zich jegens een of meer andere verbinden" (art. 1101 van het BW). Sommige verbintenissen ontstaan zonder dat er enige overeenkomst is (b.v. verbintenissen tussen buren of wanneer je een voorwerp van iemand in bewaring houdt) (art. 1370 van het BW). Schade
Je veroorzaakt schade als je 'nadeel, verlies, vermindering van vermogen, van goederen of van personen' veroorzaakt. Schadevergoeding
Als je schade veroorzaakt door een fout, verplicht de wet je tot vergoeding van die schade. Op voorwaarde dat het slachtoffer een vordering instelt en de fout als oorzaak van de schade kan bewijzen. Als je schade veroorzaakt zonder dat je een fout begaat of onvoorzichtig bent, ben je door de wet vrijgesteld van schadevergoeding. Wanneer bega je een fout?
Het begrip 'fout' moet menselijk en redelijk worden opgevat. Je moet dus geen uitzonderlijke maatregelen treffen. De omstandigheden bepalen of er een fout werd begaan. Een activiteit kan gevaarlijk zijn door de weersomstandigheden of ongevaarlijk door extra veiligheidsmaatregelen. Bijvoorbeeld Als sportmonitor organiseer je een spel waarbij de deelnemers van een vrij
51
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 54
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
hoge muur moeten springen. Er doet zich een valpartij voor met schade. Als er sprake was van gebrekkig toezicht (jij was als monitor b.v. niet aanwezig bij die muur) of van onvoldoende voorzorgsmaatregelen kan je aansprakelijk worden gesteld. Je begaat geen fout wanneer het schadelijk feit voortkomt uit een vreemde oorzaak, door toeval of door overmacht. Bijvoorbeeld Een lid van de toneelclub heeft een zware ziekte. De verantwoordelijke is daarvan niet op de hoogte. Het kind voelt zich onwel. De verantwoordelijke geeft het een aspirine. Het kind klapt in elkaar. De vrijwilliger heeft zich gedragen als 'een goede vrijwilliger'. Zonder tegenindicatie mag je immers een licht, alledaags medicijn geven. Hij heeft geen fout gemaakt. Voorwaarden aansprakelijkheid Is er SCHADE?
Is er een FOUT?
Werd de schade
Kan je BURGERLIJK
verOORZAAKt door
AANSPRAKELIJK
de fout?
gesteld worden?
Ja
Ja
Ja
Ja
Neen
Ja
-
Neen
Ja
Neen
-
Neen
Ja
Ja
Neen
Neen
52
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 55
Hoofdstuk 2
VRIJWILLIGERSWERK EN AANSPRAKELIJKHEID
2.1.2
Aansprakelijkheid van de vrijwilliger
Aansprakelijkheid van de vrijwilliger voor schade toegebracht aan de organisatie
Tussen de organisatie en de vrijwilliger bestaat er minstens een mondelinge overeenkomst. In het kader van aansprakelijkheid is de inhoud van die overeenkomst erg belangrijk. Vanuit dat oogpunt kan je een schriftelijke overeenkomst overwegen. Die biedt voor beide partijen minimale rechtszekerheid. Als er niks op papier staat over de aansprakelijkheid van de vrijwilliger, dan zal de rechter desgevallend zijn zorgvuldigheid nagaan. Onzorgvuldigheid kan leiden tot aansprakelijkheid en de verplichting tot schadevergoeding. Zelfs als er iets op papier staat over de aansprakelijkheid van de vrijwilliger, is het aan de rechter om te oordelen. Hij zal beslissen of die bepaling toegepast zal worden. Hij zal de bepaling niet altijd aanvaarden als de vrijwilliger zwaar wordt belast. Maar zelfs een overeenkomst op papier, is slechts een inspanningsverbintenis. De vrijwilliger belooft niet een bepaald resultaat te halen, hij belooft inspanningen te doen om een zo goed mogelijk resultaat te halen. Als een organisatie een vrijwilliger aansprakelijk wil stellen voor schade door een fout, zal ze moeten aantonen dat die vrijwilliger onvoldoende inspanningen heeft geleverd. Lukt dat, dan kan de vrijwilliger proberen aan te tonen dat de schade veroorzaakt werd door een vreemde oorzaak, overmacht of toeval. In de relatie vrijwilliger-organisatie komt het echter zelden tot een rechtsgeding. Maar met een schriftelijke overeenkomst waarbij de aansprakelijkheid bij de organisatie wordt gelegd, vermijd je een nodeloze belasting van de vrijwilliger en kan je de onduidelijkheid voor beide partijen wegnemen. De vrijwilliger is dan enkel nog aansprakelijk voor opzet of zware fouten. Aansprakelijkheid van de vrijwilliger voor de fout van een ander
Het aansprakelijkheidsrecht voorziet naast de aansprakelijkheid voor eigen fouten ook de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door de daad van personen voor wie men moet instaan. Het gaat hier om een aansprakelijkheid ten gevolge van een 'hoedanigheid', b.v. de hoedanigheid van 'onderwijzer' (art. 1384, lid 4 van het Burgerlijk Wetboek). Het mag duidelijk zijn dat het niet alleen om de echte onderwijzer gaat, maar ook om iedereen die een vergelijkbare pedagogische rol heeft en minderjarigen iets wil bijbrengen in de breedste zin van het woord.
53
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 56
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
Om de aansprakelijkheid van de 'onderwijzer' voor de fout van een ander te kunnen inroepen, moeten twee voorwaarden tegelijkertijd vervuld zijn: • de 'onderwijzer' moet 'onderwijs' verstrekken • de schade is door de 'leerling' veroorzaakt op het ogenblik dat hij onder het toezicht van de 'onderwijzer' stond Deze specifieke burgerlijke aansprakelijkheid van de 'onderwijzer' kan men alleen inroepen als de persoon voor wie de 'onderwijzer' moet instaan, schade heeft veroorzaakt door een fout volgens de algemene principes van aansprakelijkheid. De 'onderwijzer' kan alleen aansprakelijk worden gesteld voor de schade die de kinderen veroorzaken aan derden. Als een kind door een fout schade berokkent aan een ander kind dat tot dezelfde groep behoort, dan wordt dat laatste beschouwd als een derde. De 'onderwijzer' kan niet aansprakelijk worden gesteld indien een kind dat onder zijn toezicht staat, schade oploopt door eigen daad of onvoorzichtigheid, door de daad van een derde, die niet onder het toezicht van dezelfde 'onderwijzer' staat of door toeval of door overmacht. Aansprakelijkheid van de vrijwilliger als bewaarder, bruiklener of bewaarnemer
Het aansprakelijkheidsrecht voorziet naast de aansprakelijkheid voor eigen fouten en die van personen onder zijn toezicht, ook de aansprakelijkheid voor schade door zaken of gebouwen die men onder zijn bewaring heeft. Deze 'zaakaansprakelijkheid' wordt geregeld in art. 1384, lid 1 (voor zaken) en 1386 (voor gebouwen) van het Burgerlijk Wetboek. Bijvoorbeeld Een sportmonitor houdt gedurende een spel de waardevolle spulletjes van de kinderen bij. Die spullen raken kwijt of worden gestolen. De vrijwilliger zal niet aansprakelijk worden gesteld op voorwaarde dat hij de spullen bewaard heeft 'alsof het zijn eigen spullen waren'. Vermits een vrijwilliger die 'zaak' in dit geval niet voor eigen rekening gebruikt, zal de organisatie als 'bewaarder' worden beschouwd. Bijvoorbeeld Een medewerker van de wijkraad organiseert ter gelegenheid van de jaarlijkse wijkfeesten een hindernissentocht. Een deelnemer breekt een been doordat de hindernissenbaan het begeeft. Als onderzoek uitwijst dat de hindernissenbaan stuk ging door een fabricagefout, dan is de fabrikant aansprakelijk. Als de hindernissenbaan het begaf door slijtage, dan is de organisator aansprakelijk. De medewerker blijft buiten schot.
54
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 57
Hoofdstuk 2
VRIJWILLIGERSWERK EN AANSPRAKELIJKHEID
Aansprakelijkheid van de vrijwilliger
BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID
Aansprakelijkheid van de vrijwilliger voor schade door eigen fout
Aansprakelijkheid van de vrijwilliger voor de fout van een 'ander'. Een 'ander' is een persoon die onder zijn toezicht staat.
Aansprakelijkheid van de vrijwilliger als bewaarder van een zaak of een gebouw. Een organisatie wordt ook beschouwd als een bewaarder van een zaak.
55
STRAFRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID
Aansprakelijkheid van de vrijwilliger voor eigen fout door overtreding van de strafwet. Hiervoor is geen schade vereist, de fout op zichzelf volstaat. De aansprakelijkheid berust altijd bij de persoon in kwestie. Men is dus niet aansprakelijk voor strafrechtelijke fouten van personen die onder toezicht staan.
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 58
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
2.1.3
Aansprakelijkheid van de vrijwilliger-beheerder
Aansprakelijkheid van beheerders voor schade toegebracht aan de vzw
Tegenover de algemene vergadering kan een beheerder aansprakelijk worden gesteld als hij buiten zijn opdracht handelt en als hij een inbreuk pleegt op de algemene zorgvuldigheidsnorm. Onzorgvuldig beheer is b.v. overdreven uitgaven doen, riskante verrichtingen uitvoeren, waardevolle bezittingen niet verzekeren. Een inbreuk op dit 'goede-huisvader-principe' kan burgerrechtelijke aansprakelijkheid met zich meebrengen. De beheerder heeft wel een zogenaamd 'recht op vergissing'. En onbezoldigde mandaten worden milder beoordeeld dan bezoldigde. Aansprakelijkheid van beheerders voor schade toegebracht aan derden
Tegenover derden kan de beheerder aansprakelijk worden gesteld als hij een inbreuk pleegt op de wet of op de algemene zorgvuldigheidsnorm. Maar ook dan moet er een fout worden bewezen, moet er schade zijn en een oorzakelijk verband tussen beide.
2.1.4
Aansprakelijkheid van de vereniging
Contractuele aansprakelijkheid
Verenigingen met en zonder rechtspersoonlijkheid sluiten contracten. Zij moeten de aangegane verbintenissen nakomen. Als een vzw schade berokkent door een niet-correcte uitvoering van een contract, kan ze verplicht worden tot schadevergoeding. Bij een feitelijke vereniging zal de persoon die het contract afgesloten heeft, aangesproken worden. Aansprakelijkheid als aansteller
Vele plaatselijke verenigingen zijn feitelijke verenigingen. Een feitelijke vereniging heeft als dusdanig weinig of geen juridische verantwoordelijkheden. Toch kan zo'n vereniging aansprakelijk gesteld worden voor schade omdat de aansprakelijkheid van een vrijwilliger kan worden doorgeschoven naar de vereniging als 'aansteller van de vrijwilliger'. Er is sprake van een 'aanstelling' als er 'gezag' wordt uitgeoefend. Voorwaarde is wel dat de schadeveroorzaker optrad in naam van de vereniging en daartoe een mandaat had gekregen. Als er geen mandaat is, is gezag moeilijk te bewijzen. In een feitelijke vereniging handelt iedereen in principe 'op eigen risico', tenzij er uitdrukkelijk sprake is van een mandaat. Dat kan echter alleen als er sprake is van een ledenlijst en een aangewezen voorzitter. Een vzw heeft als dusdanig natuurlijk wel juridische verantwoordelijkheden. Een vzw is door art. 14 van de wet van 27 juni 1921 aansprakelijk voor fouten van 'aangestelden'.
56
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 59
Hoofdstuk 2
VRIJWILLIGERSWERK EN AANSPRAKELIJKHEID
Aansprakelijkheid voor schade toegebracht aan de vrijwilliger
Een vereniging is aansprakelijk voor schade toegebracht aan de vrijwilliger door eigen fout of door fout van één van haar werknemers, aangestelden of mandatarissen. Verenigingen
Een vereniging is 'een groepering van mensen die overeenkomen om gedurende een bepaalde tijd een gemeenschappelijk doel na te streven'. Iedereen is vrij een vereniging op te richten of bij een vereniging aan te sluiten. Zo staat het in de grondwet. Zulke vereniging is in het recht niet rechtstreeks geregeld. Maar er bestaan wel mogelijkheden om een vereniging een juridisch statuut te geven. Een vereniging zonder juridisch statuut Lang niet elke vereniging heeft een juridisch statuut nodig. Een feitelijke vereniging kan perfect activiteiten ontplooien. 'Feitelijk' betekent dat de vereniging weliswaar bestaat, maar niet in juridische zin. Een feitelijke vereniging bestaat dus alleen als een verzameling van mensen. Een feitelijke vereniging kan als dusdanig bijgevolg geen rechtshandelingen stellen. De leden kunnen dat wel, maar dan uit eigen naam. Iedereen draagt verantwoordelijkheid voor zijn eigen daden. Niet de vereniging maar de mensen die er deel van uitmaken, zijn aansprakelijk voor de aangegane verbintenissen. Er is geen echte overkoepelende aansprakelijkheid. Behalve als er een fout wordt uitgeoefend naar aanleiding van een mandaat. Dan staat elk in voor een gelijk deel van de schade. Tenzij men kan bewijzen dat er een persoonlijke fout werd begaan. Een vereniging met juridisch statuut Een juridisch statuut geven aan een vereniging betekent 'rechtspersoonlijkheid' geven aan de vereniging (wet van 27 juni 1921 op de vzw's of de verenigingen zonder winstgevend doel). Door die rechtspersoonlijkheid kunnen verenigingen deelnemen aan het rechtsverkeer alsof ze 'natuurlijke personen' (mensen) zijn. 'Rechtspersonen' kunnen allerlei rechtshandelingen stellen: kopen en verkopen, huren en verhuren enz. De vereniging die een rechtspersoon is, kan dus 'als een persoon' optreden in het rechtsverkeer. Deze vereniging heeft een verantwoordelijkheid die je kan onderscheiden van de verantwoordelijkheid van de leden van de vereniging. Juridisch ontstaat er ook een afscheiding tussen het eigendom van de leden en het eigendom van de vereniging. Een vzw-statuut biedt bescherming voor de mensen die er verantwoordelijkheid opnemen. Sommige initiatieven kiezen voor zo'n wettelijk statuut. Noodzakelijk is die rechtspersoonlijkheid echter alleen als je b.v. onroerende goederen wil bezitten of ook als je personeel in dienst wil nemen. Wenselijk is het als de vereniging risico loopt voor haar vermogen en verantwoordelijkheid (b.v. relatief veel geld, schulden,...). In andere gevallen hoeft dat niet.
57
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 60
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
2.2
STRAFRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID
Na een beschrijving van de betekenis van strafrechtelijke aansprakelijkheid, gaan we na welke regels uit de strafwet en het bijzonder strafrecht tot aansprakelijkheid kunnen leiden in het kader van vrijwilligerswerk.
2.2.1
Betekenis
Om de samenleving en de sociale orde te beschermen, legt de strafwet straffen op (b.v. boete of gevangenisstraf) aan degene die de wet overtreedt of de sociale orde verstoort. Je bent strafrechtelijk aansprakelijk als je schuldig bent aan een misdrijf. De verantwoordelijkheid voor een inbreuk op de strafwet berust altijd bij de persoon in kwestie. Dat geldt ook voor minderjarigen. Strafrechtelijke aansprakelijkheid kan dus niet worden overgedragen op een vereniging of op ouders. Bijvoorbeeld Een minderjarige sportmonitor verliest op een bepaald moment zijn geduld met een ongehoorzaam kind. Hij deelt een klap uit waardoor het kind gekwetst raakt. De begeleider beging een zware fout. Hij is daarvoor zelf en alleen aansprakelijk.
2.2.2
Strafwet
Onopzettelijke slagen en verwondingen
Opzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen is uiteraard een strafbaar feit (art. 392-417 van het Strafwetboek). Ook het onopzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen is trouwens strafbaar (art. 418-422 van het Strafwetboek). "Schuldig aan onopzettelijk toebrengen van letsel is hij die kwaad veroorzaakt door een gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg, maar zonder het oogmerk om schade toe te brengen" (art. 418). Elke fout, hoe licht ook, kán een gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg in de zin van art. 418 betekenen. Toch mag je ervan uitgaan dat de 'fout' hier een fout moet zijn zoals in art. 1382-1383 van het Burgerlijk Wetboek. Dat betekent dat niet de lichtste fout in aanmerking komt, maar slechts de fout van wie 'niet zijn best gedaan heeft'. Dit rechtsprincipe geldt ook voor vrijwilligers. Bijvoorbeeld De vrijwillige begeleider van een schoolbus verliest bij het uitstappen de greep over een kind, dat daardoor tussen de bus en de rijweg valt. De vrijwilliger kan worden veroordeeld voor het onopzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel.
58
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 61
Hoofdstuk 2
VRIJWILLIGERSWERK EN AANSPRAKELIJKHEID
Strafwet
In het kader van vrijwilligerswerk zijn er enkele elementen uit de strafwet die bijzondere aandacht verdienen: • onopzettelijke slagen en verwondingen • schuldig verzuim • misbruik van vertrouwen • schending van beroepsgeheim • uitgeven en verspreiden van geschriften zonder naam
59
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 62
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
Schuldig verzuim
Ook dit rechtsprincipe geldt voor vrijwilligers. Bijvoorbeeld Een jongere vertrouwt de verantwoordelijke van de zangvereniging toe dat hij thuis slecht wordt behandeld. De verantwoordelijke doet er niks mee. Op zekere dag wordt de jongere in het ziekenhuis opgenomen omwille van die slechte behandeling thuis. De vrijwilliger kan veroordeeld worden voor 'schuldig verzuim'. Hij heeft nagelaten hulp te verlenen aan iemand in gevaar. Misbruik van vertrouwen
Als je gelden, goederen, geschriften enz. die je zijn overhandigd met de verplichting ze te gebruiken voor een bepaald doel of ze terug te geven, gebruikt voor een ander doel of ze niet teruggeeft, dan kan je aansprakelijk gesteld worden. Ook dat geldt voor vrijwilligers. Bijvoorbeeld Een beheerder die fondsen van een vereniging misbruikt voor private doeleinden of voor doeleinden strijdig met het doel van de vereniging, pleegt misbruik van vertrouwen. Schending van het beroepsgeheim
Vrijwilligers zijn gebonden door een geheimhoudingsplicht naar analogie van het beroepsgeheim bij professionelen (Art. 458 van het Strafwetboek). Iemand die de hulp van een ander inroept, moet er op kunnen vertrouwen dat zijn verhaal geheim blijft. Onder beroepsgeheim valt alle informatie over de gezondheid, sociale, familiale en financiële toestand, sociale problemen, persoonlijke, religieuze, filosofische of levensbeschouwelijke overtuiging. Het is niet nodig dat de 'hulpvrager' uitdrukkelijk zegt dat wat hij vertelt, moet worden geheim gehouden. In deze situatie is er een stilzwijgende overeenkomst dat wat men zegt geheim blijft. Let op: ook wie stopt met vrijwilligerswerk, blijft gebonden aan het beroepsgeheim. Bijvoorbeeld Iemand vertelt aan een vrijwilliger van Tele-onthaal dat hij een misdrijf heeft gepleegd. De vrijwilliger mag daarmee niet naar de politie stappen. Een vrijwilliger die wordt opgeroepen om voor een rechtbank te getuigen, heeft het recht om te zwijgen. Tenzij de rechter beslist dat de feiten niet onder de geheimhoudingsplicht vallen. De politie of rijkswacht daarentegen kan de vrijwilliger op die grond nooit dwingen tot verklaringen. Dat komt enkel de rechter toe.
60
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 63
Hoofdstuk 2
VRIJWILLIGERSWERK EN AANSPRAKELIJKHEID
Omzichtig met voorbeelden
De voorbeelden in dit en het volgende hoofdstuk dienen om de regels te verduidelijken. Anderzijds is de grootste omzichtigheid geboden. Ook met voorbeelden die je van anderen hoort. Elke situatie is anders en eventueel zal een rechter uitspraak moeten doen. Rechterlijke uitspraken zijn niet altijd te voorspellen omdat de omstandigheden waarin de verschillende gevallen zich voordoen nooit identiek zijn. Een heel aantal concrete situaties zijn dus niet in eenvoudige voorbeelden te vatten. Hoed je er dus voor om een absoluut belang te hechten aan de voorbeelden.
61
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 64
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
Als een kind aan de begeleider van het muziekatelier vertelt dat hij slachtoffer is van een misdrijf, dan mag de vrijwilliger dat wel melden bij de bevoegde instanties. Soms is dat zelfs verplicht, nl. in geval van een aanslag op het leven, diefstal, vernieling, incest, kindermishandeling. De vrijwilliger mag daarvoor een beroep doen op een hogergeplaatste. Verenigingen moeten vrijwilligers zeer goed informeren over hun plicht tot geheimhouding. Dat gebeurt best tijdens de vorming van de vrijwilliger en ten laatste bij de start van het vrijwilligerswerk. Uitgeven en verspreiden van geschriften zonder naam
Wie bewust meewerkt aan het uitgeven of verspreiden van drukwerk in één of andere vorm, zonder vermelding van een verantwoordelijke uitgever, kan strafrechtelijk aansprakelijk gesteld worden. Of je vrijwilliger bent of beroepskracht maakt geen verschil.
2.2.3
Bijzonder strafrecht
Wet op de handelspraktijken
De Wet op de Handelspraktijken verbiedt verkoop door onterechte verwijzing naar het menslievende karakter van het gebruik van de opbrengsten. Als een organisatie regelmatig een verkoop organiseert om geld te verwerven, moet ze eerlijk meedelen voor wie of wat die centen bestemd zijn. Dat moet ook worden gemeld in eventuele reclame. Je mag je als organisatie trouwens niet 'commercieel' opstellen. Af en toe iets verkopen, kan wel. Zo mag je b.v. 'restaurant' houden om een school te voorzien van creatief lesmateriaal. Leurhandel en geldinzameling
Leurhandel Als een handelaar waren wil verkopen buiten zijn winkel, moet hij een bijzondere machtiging hebben. Een vereniging heeft die speciale machtiging niet nodig als ze sinds twee jaar een vzw is en een erkenning heeft van het ministerie van Middenstand. Je kan jaarlijks zo'n erkenning aanvragen via een aangetekende brief, maar enkel voor tijdelijke manifestaties en niet langer dan in totaal dertig dagen binnen twaalf maanden. Bij de aanvraag moet je zeer nauwkeurig aanduiden wanneer je de inzamelacties organiseert. Elke persoon die aan een verkoopactie meewerkt, moet een kopie van de erkenning bij zich dragen. De vereniging kan die kopieën vragen tegelijkertijd met de erkenningsaanvraag. Als er niet genoeg kopieën zijn, kan de vereniging kopieën laten legaliseren op het gemeentehuis. Op het einde van het jaar moet de vereniging een balans voorleggen, waaruit blijkt dat het ingezamelde geld gebruikt werd waarvoor het werd opgehaald.
62
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 65
Hoofdstuk 2
VRIJWILLIGERSWERK EN AANSPRAKELIJKHEID
Een lokale vereniging zonder vzw-statuut die aangesloten is bij een landelijke organisatie met een erkenning, kan ook toelating krijgen. Een lokale vereniging zonder vzw-statuut die niet aangesloten is bij een landelijke organisatie met een erkenning, kan geen toelating krijgen voor deze zgn. leurhandel. Geldinzameling Een vereniging mag deur-aan-deur geld inzamelen. Ze heeft daarvoor geen vergunning nodig als het gaat om collectes voor erkende godsdienstige of liefdadige instellingen of instellingen voor vermaak, wetenschappelijke, literaire, politieke, filosofische of religieuze doeleinden. Geldinzamelingen ten voordele van slachtoffers van natuurrampen of ongevallen zijn alleen mogelijk met een vergunning. Vzw's die minstens vijf jaar bestaan en alle mogelijk informatie geven over de actie, kunnen een vergunning krijgen. Voor geldinzamelingen binnen één provincie heb je een vergunning nodig van de bestendige deputatie van de provincie. Voor geldinzamelingen in meer dan één provincie heb je een vergunning van de koning nodig. Kansspelen
Verenigingen die loterijen of casinoavonden inrichten, moeten rekening houden met heel wat wetten uit het Strafwetboek. Loterijen of kansspelen op de straat zijn verboden en strafbaar. Een kansspel is een spel waar het toeval baas is over verstandelijke behendigheid. Let wel, een spel waarin lichamelijke fitheid of handigheid wordt getest, is geen kansspel, net zomin als de weddenschap op zo'n spel.
2.3
VERZEKEREN VAN AANSPRAKELIJKHEID
Gelukkig kan iemand die aansprakelijk gesteld wordt, in veel gevallen rekenen op de bescherming door een verzekering die de schadevergoeding op zich neemt (zie: Deel 2, hoofdstuk 3). Zo worden de belangen beschermd van elke persoon die door de fout van iemand anders schade lijdt. Maar ook de belangen van de persoon die de schade heeft veroorzaakt, worden beschermd. Let wel! Tegen de gevolgen van de strafrechtelijke aansprakelijkheid kan je je niet verzekeren. Je kan ten hoogste een verzekering rechtsbijstand afsluiten. De verzekeringsmaatschappij behartigt dan je verdediging bij de rechtbank.
63
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 66
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
NOTITIES
64
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 67
Hoofdstuk 3 VRIJWILLIGERSWERK EN VERZEKERINGEN
65
Deel 2
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 68
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
HOOFDSTUK 3 VRIJWILLIGERSWERK EN VERZEKERINGEN Eerst lichten we het belang en de betekenis van een verzekeringscontract toe. Daarna komen de twee belangrijkste soorten verzekeringen aan bod: aansprakelijkheidsverzekeringen en ongevallenverzekeringen. Tot slot vermelden we nog een aantal andere verzekeringen die nuttig zijn in het kader van vrijwilligerswerk en het verenigingsleven.
3.1
BELANG VAN EEN VERZEKERING
Iedereen die zich in het maatschappelijk verkeer begeeft, kan aansprakelijk gesteld worden voor het veroorzaken van schade. Zeker in het kader van vrijwilligerswerk is het belangrijk dat een vrijwilliger zelf zoveel mogelijk gevrijwaard wordt van financiële risico's. Een regeling net zoals voor bezoldigde werkkrachten lijkt rechtvaardig. Het ontbreken van zo'n regeling kan remmend werken op kandidaat-vrijwilligers. Er zijn twee grote categorieën van verzekeringen: de aansprakelijkheidsverzekeringen en de ongevallenverzekeringen. De aansprakelijkheidsverzekering komt tussen wanneer je te goeder trouw schade hebt veroorzaakt door een fout. Zo'n verzekering in het kader van het verenigingsleven is vergelijkbaar met de familiale verzekering in het privé-leven. Strafrechtelijke aansprakelijkheid kan niet gedekt worden. Enkel voor de rechtsbijstand kan je een verzekering aangaan. De ongevallenverzekering dekt schade die de vrijwilliger zelf lijdt, ongeacht de omstandigheden waarin dit gebeurt. Deze verzekering gelijkt op de arbeidsongevallenverzekering voor werknemers. Deze twee soorten polissen dekken uiteraard niet alle risico's die vrijwilligerswerk met zich meebrengt, zodat er kan gedacht worden aan andere verzekeringen zoals een brandverzekering, een omniumverzekering voor de auto enz. (zie 3.5).
Duur
Verzekeringen zijn voor vele organisaties vaak duur. Dat kan gedeeltelijk worden opgevangen. De premie kan gedrukt worden door te kiezen voor een hogere franchise. Kleine schadegevallen vallen dan ten laste van de organisatie, maar de organisatie is wel goed gedekt voor grote schadegevallen. Ook een collectieve verzekering via een samenwerkingsverband (b.v. culturele raad) of een koepelorganisatie kan de kosten verlichten.
66
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 69
Hoofdstuk 3
VRIJWILLIGERSWERK EN VERZEKERINGEN
3.2
VERZEKERINGSCONTRACT
Een verzekering is een contract dat gedurende een bepaalde periode bescherming biedt tegen de financiële gevolgen van schade die je lijdt of veroorzaakt. In ruil voor een verzekeringspremie biedt de verzekeraar een financiële vergoeding wanneer de verzekerde schade lijdt of veroorzaakt. Partijen
Er zijn meer partijen in een verzekeringscontract dan je op het eerste zicht zou denken: • de verzekeringsmaatschappij is de verzekeraar • een verzekeringsbemiddelaar kan een makelaar zijn (zelfstandig tussenpersoon die met verschillende verzekeringsmaatschappijen werkt) of een agent (tussenpersoon die ofwel als loontrekkende ofwel als zelfstandige doorgaans met één enkele verzekeringsmaatschappij werkt) • de persoon of organisatie die de verzekering afsluit met de maatschappij is de verzekeringsnemer • de persoon of organisatie op wie de verzekering betrekking heeft is de verzekerde • de persoon of organisatie aan wie de verzekerde prestatie uitbetaald wordt is de begunstigde Eenzelfde persoon of organisatie kan verzekeringsnemer, verzekerde of begunstigde zijn. Maar het kan ook over twee of drie personen of organisaties gaan. Wie is wie in een verzekeringscontract?
Verzekeraar Makelaar Agent Verzekeringsnemer Verzekerde Begunstigde
=
verzekeringsmaatschappij
=
verzekeringsbemiddelaar
=
persoon / vereniging die de verzekering afsluit persoon / vereniging voor wie de verzekering afgesloten wordt persoon / vereniging die de vergoeding ontvangt
= =
67
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 70
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
Verzekeringswet
Verzekeringscontracten zijn onderworpen aan de 'Wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst'. Daarin worden een aantal aspecten van het contract tussen de verzekeraar en de verzekeringsnemer geregeld. Door deze wet kan de verzekerde genieten van minder verplichtingen en meer bescherming dan vroeger. Alhoewel deze wet al lang niet meer van recente datum is, worden enkele punten aangehaald waarover nog altijd misverstanden bestaan. Minder verplichtingen • het verzekeringscontract is jaarlijks opzegbaar (per aangetekende brief en ten laatste drie maanden voor de vervaldag) • een verzekerde die b.v. niet tevreden is over een schaderegeling kan de polis na een schadegeval meestal opzeggen • de begunstigde hoeft de vergoeding niet te besteden aan het herstel van de schade Meer bescherming • je verliest niet meteen je rechten t.o.v. de verzekeraar als je b.v. de aangifte te laat instuurt of ongewild een onjuiste beschrijving geeft van het risico dat je wilt laten verzekeren • na ondertekening van een kwitantie voor schadevergoeding verlies je niet noodzakelijk elk recht op een bijkomende vergoeding voor later vastgestelde schade (als de verzekeraar kan bewijzen dat hij door jouw laattijdigheid of fout schade heeft geleden, kan hij wel de vergoeding verminderen) Een ander gevolg van deze wet is dat men na elk schadegeval eerst onderzoekt welke verzekeringen er zijn. Men spreekt in dat geval van een samenloop van verzekeringen. Art. 45 van de Wet van 25 juni 1992 stelt dat de schadelast in dat geval moet verdeeld worden onder de betrokken verzekeraars. Informatie en geschillen
De 'Controledienst voor de verzekeringen' is een openbare instelling die de goede werking van de verzekeringssector moet waarborgen. De dienst moet proberen conflicten tussen verzekeringsnemers en verzekeraars te voorkomen. De controledienst kan ook optreden als ombudsdienst als een verzekeringsnemer zich benadeeld voelt door een verzekeringsmaatschappij (zie bijlage 2: Adressen). Voor algemene informatie kan je terecht bij de Beroepsvereniging van de Verzekeringsondernemingen (zie bijlage 2: Adressen). Bij geschillen met een verzekeringsmaatschappij kan je schriftelijk terecht bij de ombudsman van de BVVO (zie bijlage 2: Adressen).
68
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 71
Hoofdstuk 3
VRIJWILLIGERSWERK EN VERZEKERINGEN
Noodzakelijk of minstens wenselijk
Vermits er geen algemeen wettelijke verplichting bestaat, is het advies om minstens volgende verzekeringen af te sluiten subjectief en voor discussie vatbaar. Toch durven we elke vereniging aanraden volgende verzekeringen te nemen. • verzekering burgerlijke aansprakelijkheid zowel tijdens de activiteit als tijdens verplaatsingen van en naar de activiteit (dat laatste maakt de verzekering duur, omdat het aantal verplaatsingen - en niet het aantal gewerkte uren telt) • verzekering lichamelijke ongevallen zowel tijdens de vrijwillige activiteit als tijdens verplaatsingen van en naar de activiteit (dat laatste maakt de verzekering duur, omdat het aantal verplaatsingen - en niet het aantal gewerkte uren - telt) Het is in ieder geval absoluut aan te raden om dit grondig te bespreken met de verzekeringsmaatschappij. Al te vaak blijkt - soms te laat - dat er iets niet in orde is, dat niet iedereen verzekerd is die medewerking verleent aan de vereniging, dat de gewenste waarborgen niet gedekt worden enz. Hiermee pleiten we niet voor een oneindig aantal verzekeringen met oneindig uitgebreide waarborgen, maar wel voor enkele degelijke verzekeringen met goede basiswaarborgen voor iedereen die daar vanuit zijn inzet voor de vereniging recht op heeft.
69
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 72
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
3.3
AANSPRAKELIJKHEIDSVERZEKERINGEN
De plicht van de 'goede vrijwilliger' valt uiteen in twee delen: de organisatieen de toezichtsplicht. Zowel organisatiefouten als toezichtsfouten kunnen leiden tot aansprakelijkheid. De organisatieplicht betekent dat je bij de voorbereiding van een activiteit aandacht besteedt aan mogelijke gevaren en dat je voorzorgen neemt. Zo moet de jeugdleider zich b.v. afvragen of de kampplaats die hij wil huren, afgesloten is van de weg of dat hij opvallende markeringen moet aanbrengen. En zo kan de organisator van een fietsrally b.v. met verslagen van voorbereidingen zijn goede zorgen aantonen, mocht hij die ooit moeten bewijzen. De toezichtsplicht betekent dat je zorgt dat er niemand in gevaar komt. Zo kan de voorzitter van de wijkraad die een nachtwandeling organiseert, zich b.v. afvragen of iedereen reflecterend materiaal heeft en dat ook gebruikt. Tegen deze beide plichten mag je geen fouten maken. Maar je moet geen supermens zijn. Waakzaam en voorzichtig zijn, zoals het gezond verstand voorschrijft, is voldoende. Je zal niet aansprakelijk gesteld worden als je je gedraagt als een 'goede medewerker', d.w.z. als je zoveel mogelijk gevaar voorziet en tracht uit te sluiten. Je kan alleen aansprakelijk worden gesteld als een slachtoffer kan aantonen dat je schade hebt veroorzaakt door een gebrek aan waakzaamheid en voorzichtigheid in vergelijking met de algemeen geldende norm. Je zal dus ook alleen in dat geval verplicht worden tot schadevergoeding. Gelukkig kan je een verzekering afsluiten om de aansprakelijkheid te dekken voor lichamelijke of stoffelijke schade die je veroorzaakt door nalatigheid of fouten. Behalve in geval van zware fouten zal de verzekering in jouw plaats de schade vergoeden. De schadeloosstelling is 'integraal'. Dit betekent dat de verzekering alle schade dekt (verzorging, morele en esthetische schade, eventueel inkomensverlies of het verlies van een studiejaar, louter materiële schade enz.). Deze integrale schadeloosstelling vormt een belangrijk verschil met de meeste andere verzekeringen (b.v. een verzekering lichamelijke ongevallen). Wie verzeker je?
Je kan de aansprakelijkheid dekken van: • de vereniging, het bestuur of de verantwoordelijkheden en de leden of deelnemers t.o.v. derden • de vereniging en het bestuur of de verantwoordelijken t.o.v. de leden of deelnemers • de leden of deelnemers tegenover de leden of deelnemers
70
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 73
Hoofdstuk 3
VRIJWILLIGERSWERK EN VERZEKERINGEN
Het slachtoffer van de schade kan dus zelf tot de vereniging behoren, of het kan 'een derde' zijn. 'Een derde' is iemand die vreemd is aan de vereniging (b.v. de buurman van een sportterrein). In principe verzeker je de aansprakelijkheid van iedereen die bij de vereniging betrokken is en zeker van iedereen die zich inzet voor de vereniging. Tijdelijke medewerkers kan je in een aantal gevallen verzekeren voor een beperkte periode. Geen bescherming
Soms biedt de verzekering Bijzondere Aansprakelijkheid (B.A.) geen bescherming. Vaak, maar niet altijd zijn er dan andere verzekeringen mogelijk. Die worden vermeld tussen haakjes. De verzekering B.A. biedt geen bescherming bij schade of ongeval: • door moedwillig gedrag (geen verzekering mogelijk) • door dronkenschap en verdovende middelen (geen verzekering mogelijk) • wanneer de schade veroorzaakt wordt aan eigen uitrusting en kleding (verzekering alle risico's) • wanneer de schade veroorzaakt wordt aan materialen die je huurt of in gebruik hebt (verzekering alle risico's) • aan of door auto's of andere gemotoriseerde voertuigen die je gebruikt, huurt of leent (verzekering motorvoertuigen) • verlies, vandalisme, diefstal (verzekering alle risico's) • door het gebruik van vaartuigen (langer dan 20 m) op zee • door het gebruik van springstoffen of nucleaire energie Ook in geval van zware fouten (eerste twee voorbeelden) zal de verzekeraar zich het recht voorbehouden de betrokkene niet te dekken. Die zware fouten moeten door de verzekeraar wel worden omschreven in de polis. Dronkenschap en verdovende middelen zijn standaarduitsluitingen, maar de polis kan ook vechtpartijen, roekeloze weddenschappen e.d. uitsluiten. Toepassingsgebied
• in principe verzekert deze polis de verzekerden op alle bijeenkomsten van de vereniging waar die ook plaatsvinden en tijdens de verplaatsingen
• schade op de weg van en naar de bijeenkomst wordt door vele polissen wél gedekt. Door andere niet. Indien er wel dekking is, kan er een 'samenloop van verzekeringen' ontstaan (b.v. de gezinspolis ('familiale verzekering') en de B.A.-verzekering motorrijtuigen Vrijstelling
De verzekering burgerlijke aansprakelijkheid kan een franchise of vrijstelling hanteren. De 'vrijstelling' vormt een grens voor de schadevergoeding. Schade die beneden dat bedrag valt, wordt niet vergoed en blijft dus voor rekening van de verzekerde. De vrijstelling is bij deze verzekering niet wettelijk verplicht. Ze kan wel vrij overeengekomen worden. Een hogere franchise kan de premie drukken.
71
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 74
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
Verplicht?
Alhoewel sterk aan te raden, is de verzekering B.A. niet voor alle verenigingen wettelijk verplicht. Maar vaak zal de overheid die subsidies geeft (meestal de gemeente, maar ook wel de Vlaamse overheid) de verzekering verplicht stellen in haar subsidiereglement. Bijgevolg is een deel van de verenigingen hiertoe wel verplicht. Bijvoorbeeld Zo moet elke landelijke jeugdvereniging om erkend te worden "de burgerlijke aansprakelijkheid van de vereniging, haar bestuurders en haar medewerkers bedoeld in de artikelen 1382 tot en met 1386 van het Burgerlijk Wetboek, door een verzekering laten dekken". Deze verplichting slaat ook op de tienduizenden vrijwilligers die zich voor deze organisaties inzetten. Individuele aansprakelijkheidsverzekering?
Vrijwilligers - of mensen uit hun omgeving - vrezen soms dat zij een aanzienlijk risico lopen om persoonlijk aansprakelijk gesteld te worden voor bepaalde schadegevallen. Sommigen sluiten daarom een aanvullende individuele verzekering af. Zij hebben onvoldoende vertrouwen in de verzekering van de vereniging of ze laten zich leiden door misverstanden, straffe verhalen, foute interpretaties of een gebrek aan informatie. Een individuele aansprakelijkheidsverzekering is eigenlijk niet nuttig en levert vooral inkomsten op voor de verzekeringsmaatschappijen. Dezelfde schade kan niet tweemaal vergoed worden. Ook niet op grond van twee of meer polissen. De rechter die moet oordelen over de aansprakelijkheid voor een schadegeval, oordeelt in de eerste plaats en voornamelijk over het 'vergoedingenvraagstuk': 'Welke verzekeringsmaatschappij moet de gevolgen van de schade vergoeden?'. Meestal houdt het daarmee op. Zelden wordt de vrijwilliger persoonlijk voor de rechter gedaagd! De vereniging moet wel een degelijke verzekering hebben die ook de aansprakelijkheid van de medewerkers dekt. Een individuele verzekering is alleen noodzakelijk als de vereniging geen verzekering burgerlijke aansprakelijkheid heeft (wat onwenselijk is) of als de verzekering onvoldoende dekking biedt of te veel uitsluitingsclausules bevat. De oplossing ligt ook dan niet in een individuele verzekering. De vereniging heeft gewoon een betere verzekering nodig. Een individuele verzekering bevat trouwens ook clausules. Zware fouten of opzet zijn bovendien met geen enkele polis te verzekeren. Gezinspolis?
Een gezinspolis dekt de materiële schade die de verzekerde en zijn gezin veroorzaken aan derden. Meestal zal deze verzekering ook instaan voor het vorderen van schadevergoeding die de verzekerde en zijn gezin geleden
72
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 75
Hoofdstuk 3
VRIJWILLIGERSWERK EN VERZEKERINGEN
hebben. Wie geen gezinspolis heeft, moet een eventuele schadevergoeding zelf betalen. Als een vrijwilliger aansprakelijk wordt gesteld voor schade en de organisatie heeft hem hiervoor niet verzekerd, dan kan de familiale polis aangesproken worden. De vrijwilliger verklaart dan op het aangifteformulier dat de schade werd veroorzaakt in het kader van zijn privé-leven. Soms sluit een familiale polis vrijwilligerswerk uitdrukkelijk uit. Maar meestal komt de familiale polis wel tegemoet aan schadegevallen tijdens vrijwilligerswerk. Als dat vrijwilligerswerk echter nauw aansluit bij wat je professioneel doet of als je als professional in je vrije tijd nog wat flirt met je beroep, kan de verzekeraar moeilijk doen. Bovendien is een familiale verzekering geen wettelijk verplichte verzekering. Voor wie een familiale polis heeft, die ook tussenkomt bij schadegevallen tijdens vrijwilligerswerk, zou de organisatie zich bij schade kunnen beperken tot het terugbetalen van de franchise (momenteel ongeveer 7.000 fr.).
3.4
ONGEVALLENVERZEKERINGEN
Definitie van een ongeval
Een verzekeringspolis zal een ongeval meestal begrijpen als: • een plotselinge en toevallige gebeurtenis • die door de werking van een uitwendige kracht • buiten de wil van het slachtoffer • een letsel heeft veroorzaakt • dat door een arts vastgesteld kan worden Vrijwillige medewerkers worden best verzekerd voor dergelijke lichamelijke ongevallen. Net zoals een werkgever wettelijk verplicht is voor zijn personeel een arbeidsongevallenverzekering af te sluiten, is het logisch dat een jeugdvereniging, sportclub, toneelgroep voor haar medewerkers en bestuurders een verzekering afsluit die min of meer dezelfde waarborgen biedt. Ook al is dat niet verplicht. Deze verzekering beschermt je tegen de kosten van de lichamelijke verzorging bij een ongeval, na tussenkomst van de mutualiteit en in principe alleen voor een door het RIZIV erkende behandeling. Het gaat om ongevallen met lichamelijke schade waarbij er geen aansprakelijkheid in het geding is. De schadeloosstelling is, in tegenstelling tot de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid, slechts gedeeltelijk.
73
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 76
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
Gewone sporten zoals tennis, voetbal en volleybal worden gedekt door een verzekering lichamelijke ongevallen. De enige voorwaarde is dat je de sport als liefhebberij en in de vrije tijd beoefent. Meestal worden de volgende gebeurtenissen ook beschouwd als een ongeval (na te gaan in de polis!): • gevolgen van onvrijwillig inademen van rook • proberen redden van een persoon die in gevaar verkeert • voedselvergiftiging door besmet of bedorven voedsel • giftige voedingsstoffen (b.v. planten) die tijdens een activiteit bereid werden Geen bescherming
De verzekering lichamelijke ongevallen komt niet tussen bij lichamelijke schade: • door moedwillig gedrag • door dronkenschap of verdovende middelen • bij gebruik van springstof • bij ziekten • bij allergische aandoeningen Ook in geval van zware fouten (eerste twee voorbeelden) behoudt de verzekeraar het recht de betrokkene niet te dekken. Die zware fouten moeten door de verzekeraar wel omschreven worden in de polis. Dronkenschap en verdovende middelen zijn standaarduitsluitingen, maar de polis kan ook vechtpartijen, roekeloze weddenschappen e.d. uitsluiten. Bij ongewone sporten zoals speleologie, alpinisme, duiken, deltavliegen, ballonvaren, parachutespringen, zweefvliegen ben je vaak niet beschermd. Meestal is een bijkomende verzekering (of een aanvullende verzekering) mogelijk. Toepassingsgebied
Deze verzekering komt meestal (na te kijken in de polis!) tussen voor ongevallen die gebeuren: • op alle bijeenkomsten van de vereniging • tijdens alle uitstappen en reizen die de vereniging organiseert • op de normale weg van en naar de plaats van samenkomst of het verenigingslokaal, vanaf het verlaten van de woning om via een normaal traject naar de verzamelplaats te gaan totdat men via het normale traject weer thuis is • bij gebruik van het openbaar vervoer tijdens de activiteiten • bij het vervoer per personenauto, met inbegrip van het besturen van de wagen voor zover dit gebeurt tijdens de activiteiten (voor alle andere kosten dan lichamelijke letsels geldt de autoverzekering)
74
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 77
Hoofdstuk 3
VRIJWILLIGERSWERK EN VERZEKERINGEN
Verplicht?
De verzekering lichamelijke ongevallen is niet wettelijk verplicht. Maar vrijwilligers (en ook deelnemers aan verenigingsactiviteiten) verwachten zeker dat er zo'n verzekering is. Bovendien stellen een aantal subsidiereglementen deze verzekering verplicht. Bijvoorbeeld Een natuurreservaat kan slechts erkend en gesubsidieerd worden als de bezitter met het oog op het uitvoeren van beheerswerken een verzekering voor arbeidsongevallen afsluit voor zowel bezoldigde medewerkers als vrijwilligers. Verzekering loonverlies
Bij een min of meer ernstig ongeval kan je tijdelijk werkonbekwaam zijn. Een verzekering loonverlies biedt bescherming tegen de financiële gevolgen van arbeidsongeschiktheid die het gevolg zijn van een ongeval. De gewone ziekteverzekering voorziet niet in een volledige tegemoetkoming voor loonverlies. Het kan dus nuttig zijn om een extra verzekering af te sluiten.
75
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 78
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
Aanbevolen verzekeringen
WELKE VERZEKERING
WELKE BESCHERMING?
Verzekering burgerlijke
• dekt de kosten van lichamelijke of
aansprakelijkheid
stoffelijke schade veroorzaakt door nalatigheid of fouten • (integrale vergoeding)
Verzekering lichamelijke ongevallen
• dekt de kosten van de lichamelijke verzorging bij een ongeval (na tussenkomst van het ziekenfonds) • (niet-integrale vergoeding)
• dekt de kosten als gevolg van brand-,
Verzekering brand en
storm-, water- en glasschade (niet voor tenten en materiaal in open lucht)
aanverwante risico's
• dekt (een gedeelte van) de kosten van
Verzekering rechtsbijstand
een proces
76
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 79
Hoofdstuk 3
VRIJWILLIGERSWERK EN VERZEKERINGEN
WANNEER?
WETTELIJK VERPLICHT?
• op alle bijeenkomsten en
• niet algemeen wettelijk verplicht,
verplaatsingen in het kader van de vereniging (en op de normale weg van en naar de plaats van de activiteit) (afhankelijk van de polis)
maar wel sterk aanbevolen
• verplicht voor organisaties met erkenning als welzijns- of gezondheidsorganisatie • soms verplicht door (gemeentelijk) subsidiereglement • niet algemeen wettelijk verplicht, wel sterk aanbevolen • verplicht voor organisaties met erkenning als welzijns- of gezondheidsorganisatie • soms verplicht door (gemeentelijk) subsidiereglement • niet wettelijk verplicht, meestal wel verplicht door huurcontract
• op alle bijeenkomsten en verplaatsingen die gebeuren in het kader van de vereniging • op de normale weg van en naar de plaats van samenkomst
• in alle gevallen, behalve bij kwaad opzet
• wanneer je door de tegenpartij voor
• niet wettelijk verplicht, wel sterk
de rechtbank gedaagd wordt • wanneer je de tegenpartij voor de rechtbank wil dagen
aanbevolen
77
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 80
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
3.5
ANDERE VERZEKERINGEN
Naast de burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering en de ongevallenverzekering zijn er nog een heleboel verzekeringen belangrijk of nuttig in het kader van (sommige vormen van) vrijwilligerswerk.
3.5.1
Verzekering rechtsbijstand
Een verzekering rechtsbijstand dekt een gedeelte van de kosten die voortvloeien uit een juridisch conflict over schadevergoedingen (advocaat, gerechtskosten enz.). Je kan dus op bijstand rekenen als je schade hebt geleden en de tegenpartij voor de rechter wilt dagen. Maar ook als een andere partij jou voor de rechter daagt, word je voor je verdediging bijgestaan door de advocaten van de verzekeraar. De kosten van een rechtszaak kunnen erg oplopen. Daarenboven kan je geconfronteerd worden met de doolhof van wetten, procedures, termijnen enz. Deze verzekering kan dus heel nuttig zijn. Vaak heeft een rechtsbijstandsverzekering slechts betrekking op de verzekering waaraan ze gekoppeld wordt (b.v. verzekering burgerlijke aansprakelijkheid). Maar je kan ook een afzonderlijke rechtsbijstandsverzekering afsluiten. Een dergelijke verzekering is zeker niet verplicht, maar wel sterk aanbevolen.
3.5.2
Verzekering brand en aanverwante risico's
Zo'n verzekering moet verplicht dekking bieden voor brand en aanverwante risico's, maar ook voor storm- en waterschade. De verzekering is niet wettelijk verplicht, tenzij voor de verenigingen die vallen onder één van de 25 soorten instellingen die onderhevig zijn aan de verplichte verzekering burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor brand en ontploffing (zie hierna). Een vereniging die echter een gebouw huurt, is zoals elke huurder ertoe gehouden het gebouw te gebruiken als een goede huisvader en het na verloop van de huurtermijn terug te geven in de staat zoals zij het gekregen heeft. In geval van brand is dat natuurlijk alleen mogelijk als de vereniging over een goede verzekering beschikt. Wettelijk ben je dus niet verplicht om deze verzekering af te sluiten, feitelijk wél. Er is een wettelijke franchise van 5.000 fr. (geïndexeerd is dat ongeveer 7.000 fr.). De vereniging die een gebouw (permanent of tijdelijk) huurt, kan op voorhand trachten zich te vrijwaren door de eigenaar te vragen om zichzelf én de vereniging als huurder in één enkele polis te verzekeren. Wanneer de eigenaar in de polis 'afstand van verhaal' (verhaal = schadeloosstelling) doet, behoedt hij de vereniging van aansprakelijkheidsstelling ingeval van brand of dergelijke. De vereniging moet zich hiervoor dan niet meer verzekeren.
78
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 81
Hoofdstuk 3
VRIJWILLIGERSWERK EN VERZEKERINGEN
De inboedel van het gebouw is daarmee echter nog niet verzekerd, zodat de vereniging daarvoor nog een verzekering kan afsluiten.
3.5.3
Verzekering objectieve aansprakelijkheid voor brand en ontploffing
De 'wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerlijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen' verplicht eigenaars van gebouwen die gewoonlijk voor het publiek toegankelijk zijn tot een verzekering 'objectieve aansprakelijkheid' ten opzichte van de slachtoffers en hun bezittingen in geval van brand en ontploffing. Bij KB van 28 februari 1991 werd bepaald dat dit geldt voor 25 soorten inrichtingen, waaronder jeugdherbergen, culturele centra, ziekenhuizen, rusthuizen, sport- en polyvalente zalen, scholen. Het KB van 5 augustus 1991 legt de modaliteiten van de verzekering vast. Uitgangspunt is dat de eigenaar verantwoordelijk is in geval van brand en ontploffing, tenzij anders kan worden aangetoond. Een brand kan leiden tot jarenlang aanslepende processen. Deze verzekering moet er voor zorgen dat de slachtoffers daar niet moeten op wachten, maar onmiddellijk vergoed worden in afwachting van een gerechtelijke uitspraak.
3.5.4
Verzekering invaliditeit en overlijden
Deze verzekering beschermt je tegen de financiële gevolgen van invaliditeit en stelt in geval van overlijden een bedrag ter beschikking voor begrafeniskosten e.d. Deze verzekering is niet wettelijk verplicht.
3.5.5
Verzekering alle risico's
Het materiaal dat een vereniging van anderen gebruikt – een gehuurde of geleende feesttent of gehuurd audiovisueel materiaal - kan beschadigd raken. Je hebt het in huur of in leen. In het laatste geval spreekt met ook van 'toevertrouwde goederen'. Dat wordt geregeld door art. 1757 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de 'bruikleen'. De eigenaar van het goed blijft aansprakelijk wanneer de schade ontstaat door een gebrek aan het goed zelf. In het andere geval moet de eigenaar kunnen bewijzen dat de gebruiker de schade heeft veroorzaakt. Een verzekering 'alle risico's' biedt bescherming tegen diefstal, vandalisme, schade tijdens het vervoer, het laden en lossen e.d. van dat materiaal. Om deze verzekering af te sluiten, moet je altijd precies kunnen aangeven wat je wil verzekeren. De premie is afhankelijk van de aard van de te verzekeren materialen en van de plaats waar de materialen worden gebruikt (b.v. in een tent, gebouw, open lucht).
79
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 82
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
Deze verzekering is erg duur. Daarom ligt een beperking tot kostbare voorwerpen voor de hand. De verzekering 'alle risico's' wordt bijna altijd voor een bepaalde periode of gebeurtenis afgesloten (b.v. voor een muziekfestival of voor een feestweekend ter gelegenheid van een jubileumviering van de vereniging). Meestal wordt er een franchise of vrijstelling voorzien. Laat het materiaal niét verzekeren tegen de risico's die worden gedekt door de verzekering brand en aanverwante risico's.
3.5.6
Verzekering contractuele aansprakelijkheid
Wanneer je een terrein huurt of een toestel leent, sluit je een contract af. Ook als dat niet schriftelijk bevestigd wordt. Je kan een verzekering afsluiten voor de aansprakelijkheid die voortvloeit uit de uitvoering van dat contract. Een typisch voorbeeld van zo'n verzekering is de brandverzekering van een huurder of een verzekering voor de ontlening van audiovisueel materiaal. Je moet immers zowel het huis als het audiovisueel materiaal teruggeven in de staat waarin je het gekregen hebt. De kosten die verbonden zijn aan de aansprakelijkheid voor een contract, kunnen niet gedekt worden door een andere verzekering. De polis 'burgerlijke aansprakelijkheid' en de 'gezinspolis' sluiten 'toevertrouwde goederen' uitdrukkelijk uit. De verzekering 'brand en aanverwante risico's' komt wel tussen voor schade aan gehuurde of geleende goederen, veroorzaakt door brand en aanverwante risico's. Een verzekering contractuele aansprakelijkheid beschermt je tegen schade door slordige handelingen van betrokkenen. De verzekering komt uiteraard niet tussen als de schade vrijwillig wordt veroorzaakt of als ze onvrijwillig veroorzaakt wordt door derden. Ga samen met de verhuurder na welke schade er reeds aanwezig is op het ogenblik dat je een gehuurd, geleend of toevertrouwd goed betreedt of in ontvangst neemt. Laat de aanwezige schade vermelden in het contract.
3.5.7
Verzekering 'tijdelijke activiteiten'
Als een vereniging een tijdelijke activiteit inricht of wanneer een tijdelijk initiatief zich ook slechts tijdelijk, voor de duur van het initiatief, wenst te verzekeren, kan een polis 'tijdelijke activiteiten' worden afgesloten. Deze combineert drie verzekeringen: een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid, een verzekering rechtsbijstand en een verzekering lichamelijke ongevallen. Deze verzekering kan aangevuld worden met b.v. een polis voor eigen schade (lichamelijk en materieel) of een annuleringsverzekering (om b.v. de kosten van terugbetaling van tickets te dekken).
80
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 83
Hoofdstuk 3
VRIJWILLIGERSWERK EN VERZEKERINGEN
3.5.8
Tijdelijke verzekering
Als een vereniging tijdelijk een gebouw of een zaak huurt of in bruikleen ontvangt, kan ze een tijdelijke verzekering aangaan. De contractuele aansprakelijkheid voor een gehuurd gebouw kan gedekt worden door een tijdelijke brandverzekering. Dat is zelfs mogelijk voor één dag.
3.5.9
Verzekering motorvoertuigen
De verzekering motorvoertuigen dekt de aansprakelijkheid voor schade die aan derden wordt veroorzaakt bij het gebruik van motorvoertuigen. De verzekering is wettelijk verplicht. Door die verplichting is de benadeelde van een ongeval zeker dat hij niet zelf moet zorgen voor de vergoeding van de veroorzaakte schade. De verzekering voorziet in een vergoeding voor iedereen die schade lijdt, met uitzondering van de persoon die verantwoordelijk is voor het ongeval (meestal de bestuurder, maar het kan ook een passagier zijn). De verzekering geldt in alle landen die worden vermeld op de zogenaamde groene kaart. Deze groene kaart geldt tevens als verzekeringsbewijs en behoort dus tot de verplichte autopapieren. Als je een aanhangwagen gebruikt, moet je verzekerd zijn voor de schade die je hiermee kunt veroorzaken. Je moet de verzekeringsmaatschappij vooraf in kennis stellen van het gebruik van een aanhangwagen en de kenmerken van de aanhangwagen opgeven. Je krijgt een groen verzekeringsbewijs. Voor een kleine aanhangwagen zal je meestal geen bijkomende premie moeten betalen, maar melden is in ieder geval verplicht.
81
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 84
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
NOTITIES
82
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 85
Hoofdstuk 4 VRIJWILLIGERSWERK EN VERGOEDINGEN
83
Deel 2
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 86
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
HOOFDSTUK 4 VRIJWILLIGERS EN VERGOEDINGEN 4.1 LOON Vermits de vrijwilliger een activiteit verricht, is er sprake van arbeid. Toch is de overeenkomst geen arbeidsovereenkomst. Er is immers geen loon. Een arbeidsovereenkomst vereist drie elementen: het moet gaan om een arbeidsprestatie onder gezag en tegen betaling van een loon. De eerste twee elementen zijn wel aanwezig. Loon is het belangrijkste element om vrijwilligerswerk van professionele arbeid te onderscheiden. De wet gaat er van uit dat er sprake is van loon als de vergoeding voor een arbeidsprestatie meer bedraagt dan de daadwerkelijke kosten gemaakt tijdens het verrichten van de arbeid en de vergoeding geen 'vrijgevigheid' is (een occasioneel voordeel dat niet op de eerste plaats wordt verstrekt als tegenprestatie voor een bepaalde dienst). Andere elementen (benaming, hoogte, aard van de vergoeding) zijn zonder belang om te bepalen of een vergoeding als loon moet worden beschouwd. Kost en inwoon zijn dus ook loon. En zakgeld en zelfs voordelen in natura kunnen als loon beschouwd worden, tenzij het zakgeld en/of de voordelen erg beperkt zijn, er geen sprake is van enige regelmaat en de voordelen in natura geen echt verband houden met de prestatie (b.v. een verjaardagscadeau). Alleen in dat laatste geval zal je geen belastingen moeten betalen en zijn er geen socialezekerheidsbijdragen vereist. In alle andere gevallen wél.
84
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 87
Hoofdstuk 4
VRIJWILLIGERSWERK EN VERGOEDINGEN
Een arbeidsrelatie
Als er sprake is van arbeid onder gezag tegen een bepaald loon, dan wordt de situatie geschetst door onderstaand schema. De vereniging, instelling of organisatie treedt op als werkgever. De medewerker kan beschouwd worden als werknemer. De werknemer levert arbeidsprestaties. De werkgever levert een loon en verzekert de werknemer. Beide partijen zijn verplicht tot het betalen van belastingen. Beide partijen moeten bijdragen aan de sociale zekerheid.
Belastingen werkgever
Vereniging
FISCALITEIT
Arbeid
Instelling Organisatie
Belastingen werknemer
Medewerker Verzekering
Werknemer Werkgever
Bijdragen werkgever
Loon
SOCIALE ZEKERHEID
85
Bijdragen werknemer
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 88
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
Geen arbeidsrelatie
Als er sprake is van arbeid onder gezag zonder loon, dan wordt de situatie geschetst door onderstaand schema. De vereniging, instelling of organisatie treedt op als opdrachtgever. De medewerker wordt beschouwd als vrijwilliger. De vrijwilliger levert arbeidsprestaties. De opdrachtgever zorgt liefst voor een verzekering en een kostenvergoeding. Vraag is nu welke gevolgen dit heeft voor beide partijen op vlak van belastingen en sociale zekerheid. Dat komt aan bod in de volgende hoofdstukken (zie: Deel 2, hoofdstukken 5 en 6).
Belastingen werkgever
?
Vereniging
FISCALITEIT
Medewerking
Instelling Organisatie
Belastingen werknemer
? Medewerker
Verzekering
Vrijwilliger Opdrachtgever
?
Bijdragen werkgever
Vergoeding van kosten
SOCIALE ZEKERHEID
86
?
Bijdragen werknemer
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 89
Hoofdstuk 4
VRIJWILLIGERSWERK EN VERGOEDINGEN
4.2
KOSTENVERGOEDING
Vrijwilligers ontvangen geen loon, maar ze kunnen wel vergoed worden voor onkosten. De vrijwilliger mag in principe enkel een kostenvergoeding krijgen op basis van bewijsstukken en in verhouding tot de uitgevoerde activiteiten. De vrijwilliger heeft geen recht op deze vergoeding. Het is aan de organisatie om die beslissing te nemen. Een kostenvergoeding is mogelijk op twee manieren. Ten eerste kan een organisatie haar vrijwilligers vergoeden op basis van de reële kosten waar bewijsstukken tegenover staan. Ten tweede kan een organisatie de kosten van de vrijwilligers op forfaitaire basis vergoeden. Reële kostenvergoeding
Een organisatie kan haar vrijwilliger een vergoeding geven voor vervoerskosten (openbaar vervoer of auto), verblijfskosten (hotel, eten), telefoonkosten (ook voor gesprekken die van huis uit gevoerd werden), kosten voor opleidingen en cursussen enz. Als de organisatie enkel de reële kosten vergoedt en de vrijwilliger de overeenstemmende bewijsstukken kan voorleggen, is er geen probleem. Sommige kosten zijn echter niet zo makkelijk te bewijzen (zoals b.v. telefoongesprekken die van huis uit gevoerd worden). De zgn. reële kostenvergoedingen zijn niet belastbaar, noch in hoofde van de organisatie, noch in hoofde van de vrijwilliger. Maar natuurlijk mag de vergoeding geen verdoken vorm van bezoldiging zijn (b.v. terugbetaling van fictieve kosten of overdreven onkostennota's) want dan kan de fiscus deze toch nog als loon beschouwen. Forfaitaire kostenvergoeding
Een organisatie kan haar vrijwilligers ook op forfaitaire basis vergoeden. Dat wordt voorlopig geregeld door een omzendbrief van 5 maart 1999 van het ministerie van Financiën, waardoor vrijwilligers uit alle sectoren niet belast worden als de kostenvergoeding niet hoger is dan 1.000 fr. per dag en 40.000 fr. per jaar. Ook giften en cadeaus zijn toegelaten als de waarde ervan niet hoger is dan 1.000 fr. per dag en 40.000 fr. per jaar. Deze regeling wordt verderop uitvoerig beschreven (zie Deel 2, hoofdstuk 6). Voor bepaalde categorieën van activiteiten bestond er al langer een regeling. Dat is o.m. het geval voor de amateursportclubs. Die oude vrijstellingsregelingen blijven geldig en moeten bij voorrang worden toegepast. Ook deze regelingen komen verderop aan bod (zie Deel 2, hoofdstuk 6).
87
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 90
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
Zo'n forfaitaire vergoeding kan de reële kosten overschrijden. Als de belastingsadministratie kan bewijzen dat de kostenvergoeding een verdoken bezoldiging is (fictieve kost of overdreven kostennota), dan heeft dit ernstige gevolgen. Ten eerste moet de organisatie dan meteen minstens het minimumloon betalen. Ten tweede moet de organisatie de persoon inschrijven als werknemer bij de RSZ en verder moeten zowel de organisatie als de medewerkers socialezekerheidsbijdragen betalen (zie Deel 2, hoofdstuk 5). Ten derde moet er bedrijfsvoorheffing ingehouden worden (zie Deel 2, hoofdstuk 6). Combinatie van reële en forfaitaire kostenvergoeding
Een kostenvergoeding op basis van bewijsstukken en een forfaitaire kostenvergoeding zijn niet combineerbaar. Een overschrijding van de vermelde bedragen brengt met zich mee dat het volledige bedrag als loon kan worden beschouwd.
88
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 91
Hoofdstuk 4
VRIJWILLIGERSWERK EN VERGOEDINGEN
NOTITIES
89
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 93
Hoofdstuk 5 VRIJWILLIGERSWERK EN HET SOCIAAL RECHT
91
Deel 2
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 94
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
HOOFDSTUK 5
VRIJWILLIGERSWERK EN HET SOCIAAL RECHT
Het sociale recht heeft twee componenten: het arbeidsrecht en het socialezekerheidsrecht. Het arbeidsrecht bestaat enerzijds uit het individuele arbeidsrecht. Daarin wordt de relatie tussen de individuele werknemer en zijn werkgever juridisch belicht. De individuele arbeidsovereenkomst staat hier centraal. Anderzijds is er het collectieve arbeidsrecht. Dat regelt de collectieve verhoudingen tussen de werknemers en de werkgevers. Het socialezekerheidsrecht bepaalt wie er sociaal verzekerd is en tegen welke sociale risico's. Een deel van deze wetgeving is van toepassing op het vrijwilligerswerk. Vele van deze regels worden niet en zeker niet altijd bewust toegepast. Een aantal van deze regels zijn trouwens bijna niet toepasbaar op (bepaalde vormen van) vrijwilligerswerk. Denk maar aan het principieel verbod op zondagswerk en de realiteit van b.v. de jeugdbeweging en het principiële verbod op nachtarbeid en de realiteit van b.v. een jeugdhuis. Controle op de toepassing van deze regels, laat staan een sanctionering, komen trouwens weinig of niet. Daarom is een aanpassing wenselijk of zelfs noodzakelijk. Bepaalde regels missen immers elke opportuniteit of effectiviteit in het kader van vrijwilligerswerk.
5.1
ARBEIDSRECHT
Vermits de vrijwilliger een activiteit verricht, is er sprake van arbeid. Toch is de overeenkomst geen arbeidsovereenkomst. Er is immers geen loon. Een arbeidsovereenkomst vereist drie elementen: het moet gaan om een arbeidsprestatie onder gezag en tegen betaling van een loon. De eerste twee elementen zijn aanwezig. Het onderscheid zit in het ontbreken van een loon. Met vrijwilligers wordt er geen arbeidsovereenkomst afgesloten. Je kan dus niet spreken van een werkgever en een werknemer. Daarom valt deze tewerkstelling in principe niet onder de arbeidswetgeving in het algemeen, noch onder de wet op de arbeidsovereenkomsten in het bijzonder.
92
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 95
Hoofdstuk 5
VRIJWILLIGERSWERK EN HET SOCIAAL RECHT
Heeft de vrijwilliger een overeenkomst? (zie Deel 1, hoofdstuk 2)
• ja, maar geen arbeidsovereenkomst • toch verricht hij arbeid • maar hij wordt niet betaald (daarom heeft hij geen arbeidsovereenkomst) • hij werkt wel onder gezag, dus is hij geen zelfstandige • het gaat om een (niet in de wet beschreven) overeenkomst, waardoor hij wel gebonden is
Maar het is niet omdat er geen arbeidsovereenkomst is, dat het arbeidsrecht helemaal niet van toepassing is. Sommige bepalingen zijn immers van toepassing op iedereen die werkt onder gezag, ook als dat niet in het kader van een arbeidsovereenkomst is. En een vrijwilliger werkt in principe onder gezag. Namelijk onder het gezag van de organisatie of van haar bestuur. Een gedeelte van het arbeidsrecht is dus van toepassing. Het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (A.R.A.B), de wet op het welzijn op het werk en de wet op de arbeidsinspectie zijn altijd van toepassing. En een deel van de arbeidswet is zo goed als altijd van toepassing. Daarom gaan we hieronder in op deze vier regelgevingen. Tot slot vermelden we de andere regelgevingen die weliswaar van toepassing zijn, maar hier niet verder worden toegelicht. Het arbeidsrecht is echter niet van toepassing op vrijwilligers die werken in dienst van de staat of van een openbare instelling. In dat geval is het recht op het openbaar ambt van toepassing.
5.1.1
Arbeidswet
Algemeen kan je stellen dat verenigingen t.a.v. hun vrijwilligers ingevolge de arbeidswet dezelfde verplichtingen hebben als andere werkgevers. Bescherming
Iedereen die 'werkt onder gezag' wordt door de wet beschermd. Daarom geldt ook voor een vrijwilliger dat hij / zij: • ouder moet zijn dan 15 jaar • slechts 8 uur per dag mag werken • niet mag werken op zondag (wel uitzonderingen) • een veilige werkplek moet hebben • bevallingsverlof moet nemen als ze zwanger is • bescherming geniet tegen ongewenste seksuele intimiteiten
93
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 96
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
Kinderarbeid
Kinderen jonger dan vijftien mogen niet werken, ook niet als vrijwilliger. Er zijn wel enkele wettelijke achterpoortjes. Zo mogen kinderen wel deelnemen aan culturele, wetenschappelijke, opvoedkundige of artistieke manifestaties. Ze mogen meedoen aan opnames of rechtstreekse uitzendingen van radio en televisie, aan fotosessies of modeshows. Maar dit soort achterpoortjes bestaan niet voor vrijwilligerswerk. Voor vrijwilligerswerk moet telkens per activiteit een Koninklijk Besluit worden gemaakt. Daarin moet de duur en aard van de activiteit duidelijk worden afgelijnd. Wie jonger is dan 15 jaar mag sowieso geen arbeid verrichten 'die zijn krachten te boven gaat of zijn gezondheid of zedelijkheid bedreigt'. Arbeidsduur
Een betaalde werknemer mag normaal slechts 39 uren per week werken. Dat geldt ook voor vrijwilligers. Maar dat is dikwijls moeilijk. Precies omdat je als vrijwilliger vaak extra en bijzondere prestaties levert en niet op een uurtje meer of minder kijkt. Denk b.v. aan de jeugdbewegingen op kamp, waar de begeleiders eigenlijk 24 uur aan één stuk verantwoordelijkheid dragen en in ieder geval meer dan 39 uur per week 'aan het werk' zijn. Ook de zondagsrust geldt voor vrijwilligerswerk, maar er zijn een hele reeks uitzonderingen. Vrijwilligers in een bejaardenhome of ziekenhuis, vrijwilligers op een sporthappening, vrijwilligers van verenigingen zoals Wereldwinkels, Amnesty International of Natuurreservaten mogen werken op zondag. De wet laat dus zondagswerk toe voor diensten die verzorgende taken doen en voor organisaties die deelnemen aan jaarmarkten en sportmanifestaties. Jongeren onder de 18 jaar mogen maximum 8 uur per dag en 40 uur per week werken. Ze mogen slechts 4,5 uur ononderbroken werken. Als de arbeid langer duurt dan 4,5 uur heeft de jongere recht op een half uur rust. Duurt de arbeid langer dan 6 uur, dan heeft hij recht op een uur rust. Zondagswerk mag ten hoogste om de twee weken. Bij zondagswerk heeft de jongere recht op een bijkomende rustdag vlak voor of na de zondag. Een jongere moet minimaal 36 opeenvolgende uren inhaalrust hebben. Deze regeling geldt ook voor jonge vrijwilligers. Nachtarbeid
Nachtarbeid betekent werken tussen 20.00 u. en 6.00 u. Nachtwerk is toegelaten voor vrijwilligers daar waar het ook is toegestaan voor de betaalde medewerkers. Voor jongeren beneden 18 jaar is nachtarbeid in principe niet toegestaan. In ieder geval is nachtarbeid voor jongeren verboden tussen 24.00 u. en 4.00 u. Deze regeling is ook van toepassing op vrijwilligers. Dat levert in een aantal gevallen zeker problemen op. Denk b.v. aan de jonge tappers in het jeugdhuis.
94
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 97
Hoofdstuk 5
VRIJWILLIGERSWERK EN HET SOCIAAL RECHT
Moederschapsbescherming
De arbeidswet beschermt aanstaande moeders of pas bevallen moeders, ook als ze vrijwilligerswerk doen. Aanstaande moeders moeten rekening houden met een strikt werkverbod vanaf de zevende dag voor de vermoedelijke bevallingsdatum. Het recht op verlof loopt door tot minstens acht weken na de bevalling. Heel die tijd mag een jonge moeder niet werken, ook niet als vrijwilliger. Vrouwenarbeid
Man en vrouw moeten gelijk bezoldigd worden als werknemer, dezelfde kansen krijgen voor promotie en dezelfde toegang tot jobs. Dat geldt in principe ook voor vrijwilligers.
5.1.2
Algemeen reglement op de arbeidsbescherming
Ongevallen kunnen vaak worden voorkomen door risico's in te schatten en je daartegen te beschermen. De meeste wettelijke en reglementaire voorschriften betreffende de arbeidsveiligheid, -hygiëne en -geneeskunde zijn samengebracht in het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (A.R.A.B.). Iedere werkgever en iedere werknemer moet rekening houden met deze voorschriften. Die voorschriften hier behandelen, zou ons te ver leiden. Wel nuttig om weten is dat ze ook gelden voor vrijwilligerswerk, de vrijwilligers en hun organisaties. In geval van twijfel in verband met de veiligheid, de hygiëne of de gezondheid op het werk, kan je het probleem voorleggen bij de Technische of Medische Inspectie van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid (zie bijlage 2: Adressen).
5.1.3
Wet van 4 augustus 1996 betreffende welzijn op het werk
Het welzijn wordt nagestreefd door maatregelen die betrekking hebben op de arbeidsveiligheid, de bescherming van de gezondheid van de werknemer, de psychologische belasting van het werk, de ergonomie, de arbeidshygiëne, de verfraaiing van de arbeidsplaatsen en de maatregelen van de onderneming inzake leefmilieu. De werkgever moet de werknemers informeren over de risico's en de maatregelen die van toepassing zijn om het welzijn van de werknemers in hun werk te waarborgen. De werkgever is ook verplicht om na te gaan of de werknemers een passende opleiding en de noodzakelijke instructies hebben gekregen. Ook deze wet is van toepassing op het vrijwilligerswerk.
95
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 98
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
5.1.4
Wet op de arbeidsinspectie
De wet op de arbeidsinspectie bepaalt de bevoegdheden van de inspecteurs van de verschillende diensten van de Arbeidsinspectie. Deze diensten zijn de Inspectie Arbeidsveiligheid, de Medische Inspectie en de Inspectie van de sociale wetten. Ze treden op in samenspraak met de Diensten van de Sociale Inspectie van het ministerie van Sociale Zaken. Die diensten zijn belast met het toezicht op de toepassing van o.m. de wetgeving inzake sociale zekerheid. De sociale inspecteurs mogen vrij binnenlopen op elk ogenblik van de dag of de nacht, zonder voorafgaande verwittiging, in alle werkplaatsen of andere plaatsen die aan hun toezicht onderworpen zijn of waarvan zij op redelijke wijze kunnen vermoeden dat daar personen tewerkgesteld zijn die onderworpen zijn aan de bepalingen van de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen. De wet is toepasselijk op vrijwilligers. Gezien de grijze zone tussen bezoldigd en onbezoldigd werk is het evident dat de Inspectie van de sociale wetten controle uitvoert over de organisaties die werken met vrijwilligers. De bevoegdheid van de Inspectie Arbeidsveiligheid en van de Medische Inspectie is in principe in het voordeel van de vrijwilliger. Maar je kan dat toch nuanceren in functie van de concrete vorm van vrijwilligerswerk. Bij ingebouwd vrijwilligerswerk (b.v. in een ziekenhuis) is het te verantwoorden dat er hogere veiligheidsnormen worden gesteld dan bij een kleine vereniging die enkel met vrijwilligers werkt. En een fuif van een sportvereniging met dezelfde maatstaven gaan controleren als de activiteiten in een discotheek, is een beetje absurd. De inspecteurs kunnen een afweging maken tussen enerzijds het eerder ontspannende, meer vrijblijvende en niet commerciële karakter van de vrijwillige activiteit en anderzijds de nood aan algemene veiligheidsnormen.
5.1.5
Andere wetten en regelgevingen
Daarnaast moet je in het kader van vrijwilligerswerk ook volgende wetten respecteren: • wet op de feestdagen • regeling inzake de gelijke behandeling van mannen en vrouwen • KB ter bescherming van werknemers tegen ongewenst seksueel gedrag op het werk • wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités • regeling betreffende buitenlandse arbeidskrachten • wet tot beteugeling van sluikwerk • decreet tot regeling van het gebruik der talen voor de sociale betrekkingen • regelgeving betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten Voor een uitgebreide toelichting bij deze regels verwijzen we opnieuw naar het rapport van prof. Van Buggenhout en Sarah D'hondt, 'Statuut van de vrijwilliger: knelpunten en oplossingen' (zie bijlage 1: Bronnen).
96
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 99
Hoofdstuk 5
VRIJWILLIGERSWERK EN HET SOCIAAL RECHT
Nuttigheid ?
Door de toepasselijkheid van deze bepalingen krijgt een vrijwilliger op vele vlakken dezelfde bescherming als een bezoldigde werknemer. Het onderzoek van prof. Van Buggenhout en Sarah D'hondt ging de opportuniteit van een aantal van deze bepalingen na. Sommige bepalingen bleken niet noodzakelijk nuttig te zijn voor de vrijwilliger of voor zijn organisatie. Sommige werken zelfs remmend of zijn onmogelijk na te leven. Het voorstel van statuut (zie Deel 3, hoofdstuk 2) voorziet dat deze bepalingen niet langer allemaal van toepassing blijven in het kader van vrijwilligerswerk. Zo zijn de bepalingen die de werknemer moeten beschermen tegen economisch machtsmisbruik van de werkgever wellicht minder nuttig in het kader van vrijwilligerswerk. De maatregelen die de gezondheid en de veiligheid van de betrokkenen moeten waarborgen zijn echter niet minder nuttig in het kader van vrijwilligerswerk dan in het kader van beroepsarbeid en kunnen dus best toepasselijk blijven.
97
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 100
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
5.2
SOCIALEZEKERHEIDSRECHT
Op dit ogenblik opent een activiteit als vrijwilliger geen enkel recht op sociale bescherming. Dat is logisch omdat een vrijwilliger ook geen enkele bijdrage betaalt. Voor personen die een sociale uitkering ontvangen omdat zij geen of onvoldoende inkomen hebben uit beroepsarbeid, is het niet zo makkelijk om zich als vrijwilliger in te zetten. Er zijn nogal wat uitkeringsgerechtigden die geen toelating krijgen of met een behoorlijke administratieve last en een zeker risico op het verlies van uitkering worden opgezadeld. Onder 5.2.2 wordt dit toegelicht.
5.2.1
Toegang en bijdragen
Toegang
Het Belgisch socialezekerheidsstelsel is een verzekeringsstelsel. Dit betekent dat toegang tot geneeskundige verzorging, gezinsbijslag, werkloosheidsuitkering, pensioen,… principieel alleen mogelijk is op basis van een bijdragebetaling. De bijdragebetaling is verbonden met bezoldigde arbeidsprestaties. Vermits een vrijwilliger geen bijdragen betaalt, heeft hij vanuit zijn hoedanigheid van vrijwilliger ook geen toegang tot de stelsels van de sociale zekerheid. Meestal heeft de vrijwilliger die toegang wel langs een andere weg, als werknemer, zelfstandige, uitkeringsgerechtigde werkloze, gepensioneerde of persoon ten laste. Bijdragen
Vrijwilligers ontvangen geen loon. Er moeten dus geen socialezekerheidsbijdragen worden betaald, noch door de vrijwilligers, noch door de organisaties waarvoor zij zich inzetten. Er is ook geen bijdrage vereist als een vrijwilliger een kostenvergoeding krijgt, voor zover hij kan bewijzen dat hij die uitgaven moest doen om het vrijwilligerswerk te kunnen doen. In geval van een forfaitaire kostenvergoeding is er slechts onder bepaalde voorwaarden en beneden bepaalde grenzen geen verplichting tot bijdragebetaling. De voorwaarden en de grenzen zijn dezelfde als die gehanteerd worden in de omzendbrief van 5 maart '99 van het ministerie van Financiën m.b.t. de fiscale vrijstellingen (zie Deel 3, hoofdstuk 6). De RSZ vereist dat elke activiteit waarbij zo'n vrijgestelde vergoeding wordt uitgekeerd, voor de aanvang van de activiteit wordt aangegeven door inschrijving in een register. Dat register moet door de organisatie gedurende vijf jaar bijgehouden worden op dezelfde plaats als de andere sociale documenten.
98
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 101
Hoofdstuk 5
VRIJWILLIGERSWERK EN HET SOCIAAL RECHT
Worden er vergoedingen betaald die niet beantwoorden aan de gestelde voorwaarden of die hoger liggen dan de maximumbedragen, dan kan de sociale zekerheid de vrijwilliger beschouwen als werknemer. Dan moeten zowel hij als de organisatie wél socialezekerheidsbijdragen betalen. Hou er rekening mee dat de sociale zekerheid – zolang er geen wettelijke regeling is deze vergoedingen kritisch zal bekijken.
5.2.2
Vrijwilligerswerk door uitkeringsgerechtigden
Sociaal-uitkeringsgerechtigden zijn per categorie onderworpen aan verschillende regels als zij toelating willen krijgen om vrijwilligerswerk te doen. Werklozen
Onbezoldigde activiteiten voor derden Het KB van 31 december 1992 en het MB van 4 januari 1993 regelen de voorwaarden en modaliteiten voor onbezoldigde activiteiten door werklozen voor derden. Werklozen kunnen dus actief zijn als vrijwilliger, ook als zij uitkeringsgerechtigd zijn. Een aantal regels moet dan wel zorgvuldig in acht worden genomen. Procedure Wie pas afgestudeerd is en zich laat inschrijven als werkzoekende bij de RVA kan totdat hij onderworpen is aan de stempelcontrole zonder voorafgaande goedkeuring werken als vrijwilliger. Voor de andere werklozen moeten zowel de instelling als de werkloze in principe een aanvraag indienen bij het plaatselijk werkloosheidsbureau. Werkloosheidsuitkeringen mogen immers niet worden gecumuleerd met loon of enig ander materieel voordeel. Een vzw die voor het eerst zo'n aanvraag doet, moet zijn statuten bij de aanvraag voegen. De schriftelijke aanvraag moet door beide partijen ondertekend zijn, voorafgaandelijk gebeuren en volgende gegevens bevatten: • een taakomschrijving • een periode (gewoonlijk maximum 3 maanden, maar verlenging is mogelijk) • de dagen en de plaats van tewerkstelling • naam, adres, geboortedatum van de partijen • uitbetalingsinstelling van de werkloze De directeur van het werkloosheidsbureau oordeelt over de aanvraag. Hij kan de toestemming weigeren, b.v. als hij denkt dat de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt in het gedrang komt. Vermits de directies hierover niet allemaal in dezelfde zin oordelen, bestaat er een zekere mate van rechtsonzekerheid en een ongelijkheid van kansen tussen werklozen uit verschillende regio's.
99
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 102
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
Zo kan het gebeuren dat vrijwilligers van één organisatie die onder de bevoegdheid vallen van verschillende directies, in de éne regio wel toelating krijgen en in de andere regio niet. Algemene toelating Sinds enige tijd kan een organisatie een algemene toelating vragen met formulier C45F ('Aanvraag tot algemene toelating om gerechtigden op werkloosheidsuitkeringen en bruggepensioneerden op vrijwillige basis te werk te stellen') bij het hoofdbestuur van de RVA (zie bijlage 2: Adressen). Op basis van dit formulier kan de RVA toestemming geven aan de instelling of de vereniging om werklozen vrijwillig, onbezoldigd en met behoud van het recht op werkloosheidsuitkeringen, één of meerdere activiteiten te laten verrichten. Daardoor wordt de kans op eenvormige beslissingen aan de hand van vaste criteria groter. Het hoofdbestuur kan verschillende beslissingen nemen: • een algemene machtiging toekennen met vrijstelling voor de werklozen om een individuele aanvraag in te dienen. Dit wil zeggen dat de werklozen die vrijwilligerswerk doen in die organisatie geen individuele aanvraag (formulier C45B) moeten indienen (de aangifteplicht blijft echter bestaan. De werkloze kan echter beginnen te werken als vrijwilliger vanaf het ogenblik dat de aangifte gebeurde, hij moet niet meer op een antwoord wachten) • een algemene machtiging toekennen met behoud van de verplichting voor de werkloze om een individuele aanvraag in te dienen met een formulier C45B waaraan hij een kopie van de machtiging kan toevoegen. Hij mag slechts vrijwilligerswerk doen mits een toelating van de plaatselijke RVAdirecteur. De plaatselijke kantoren krijgen regelmatig een lijst van organisaties die een machtiging kregen • collectieve beslissing tot weigering aan de instelling of vereniging om werklozen als vrijwilliger tewerk te stellen. Wanneer een werkloze voor deze organisatie een aanvraag doet met een formulier C45B zal hij een weigering ontvangen. Op deze weigering staat geen termijn, de organisatie kan opnieuw een aanvraag doen, eventueel wanneer zij andere activiteiten door de werklozen wil laten uitvoeren of wanneer de tijdsduur van de activiteit beperkt wordt Ook hier blijft de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt en het bewaken van oneigenlijk gebruik van vrijwilligerswerk gelden (b.v. zijn dit activiteiten die door hun aard en omvang kunnen worden uitgevoerd door een betaalde kracht?). De RVA is natuurlijk terecht voorzichtig met goedkeuringen. In tijden van schaarste aan jobs gebeurt het dat werkgevers vrijwilligerswerk gebruiken als een soort onbetaalde proefperiode, met de (vage) belofte van een vaste aanwerving na verloop van tijd. Dat is natuurlijk oneigenlijk vrijwilligerswerk.
100
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 103
Hoofdstuk 5
VRIJWILLIGERSWERK EN HET SOCIAAL RECHT
Onbetwistbaar vrijwilligerswerk Het 'ministerieel besluit van 26 maart 1999 tot aanpassing van het werkloosheidsbesluit' voorziet in een wettelijke grondslag voor de opstelling van een lijst van onbezoldigde activiteiten die onbetwistbaar als vrijwilligerswerk worden gekwalificeerd, zodat ook in geval van een individuele aanvraag meer objectieve criteria kunnen worden gehanteerd dan vroeger. Makkelijker voor de kandidaat-vrijwilliger Door deze twee maatregelen (de 'algemene toelating' en de kwalificatie van bepaalde activiteiten als 'onbetwistbaar vrijwilligerswerk') kan de organisatie of de vereniging in een aantal gevallen zelf de aanvraag doen en wordt de kandidaat-vrijwilliger hiervan ontlast. Deze regeling bestond al voor bruggepensioneerde vrijwilligers in een aantal daartoe erkende organisaties. De directeur van het plaatselijk werkloosheidsbureau moet (zie hierboven: beslissing 2) alleen nog oordelen of de werklozen voldoende beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Bij een onvoorwaardelijke toestemming (zie hierboven: beslissing 1) moet de directeur niet meer tussenkomen. Vrijstelling van stempelcontrole De werkloze die toelating krijgt om een vrijwillige en gratis activiteit uit te oefenen met behoud van zijn werkloosheidsuitkeringen, kan in bepaalde gevallen vrijstelling van stempelcontrole krijgen (art. 49 van het MB van 26 november 1991). Er bestaat echter geen automatische band tussen de toelating om vrijwilligerswerk te verrichten en de vrijstelling van stempelcontrole. Die vrijstelling kan je aanvragen bij de directeur van het werkloosheidsbureau, maar vaak wordt de aanvraag afgewezen. De werkloze en de organisatie moeten er in principe voor zorgen dat de werkloze kan gaan stempelen. Die toelating is een autonome beslissing van de directeur van het werkloosheidsbureau, waardoor er regionale verschillen en dus rechtsonzekerheid voor de werklozen bestaan. Geen aangifte Als er geen voorafgaande aangifte gebeurt of als er geen algemene toelating is, gaat men er van uit dat de activiteit bezoldigd wordt. De werkloze verliest in principe zijn recht op uitkeringen zolang de activiteit wordt uitgeoefend. De werkloze die ten onrechte uitkeringen heeft ontvangen, zal die moeten terugbetalen. De werkloze kan alsnog aantonen dat het ging om een activiteit zoals wordt bedoeld in art. 18 van het MB van 26 november 1991. Hij moet daarvoor aantonen dat de activiteit wordt uitgeoefend als vrijetijdsbesteding en dat hij geen loon of ander materieel voordeel ontvangt. De organisatie of instelling voor wie de activiteit wordt uitgeoefend kan (tijdelijk) uitgesloten worden van de mogelijkheid om werklozen als vrijwilliger tewerk te stellen.
101
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 104
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
Loon en kostenvergoeding Het KB van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering stelt in art. 45 dat elke activiteit voor een derde geacht wordt loon of een ander materieel voordeel op te leveren tot bewijs van het tegendeel. Dit vermoeden kan enkel weerlegd worden door aan te tonen dat het gaat om een vrijwillige en gratis activiteit voor een derde waarbij alleen onkosten terugbetaald worden, dat de derde een openbare dienst of een vzw is (kan soms ook wel voor een feitelijke vereniging) en dat de activiteit vooraf wordt aangegeven en men vooraf toelating krijgt van de directeur van het werkloosheidsbureau of dat er sprake is van een algemene toelating. Bij overtreding kan de werkloze zijn recht op werkloosheidsuitkeringen verliezen. De organisatie kan het recht verliezen om uitkeringsgerechtigde werkloze vrijwilligers tewerk te stellen. Werklozen die onderworpen zijn aan de stempelcontrole en die als vrijwilliger werken, mogen dus geen vergoedingen, noch voordelen in natura ontvangen, behalve voor bewezen onkosten. Maar een forfaitaire vergoeding naar analogie met de omzendbrief van 5 maart 1999 onder dezelfde voorwaarden en tot dezelfde maxima is toegelaten. Dit wordt toegestaan door §7 van art. 1 van het ministerieel besluit van 26 maart 1999 waarin o.a. gesteld wordt dat "een voordeel dat aan de werkloze wordt toegekend buiten beschouwing wordt gelaten indien het voordeel door de fiscale wetgeving wordt beschouwd als een niet- belastbaar voordeel". Bruggepensioneerden
Bruggepensioneerden krijgen een uitkering van hun werkgever en van de overheid. Net als een werkloze die een uitkering van de overheid ontvangt, mag een bruggepensioneerde vrijwilligerswerk doen of als de vereniging een algemene toelating van de directeur van de RVA heeft. En net zoals werklozen, moeten de bruggepensioneerde en de vereniging voor wie hij vrijwilligerswerk doet, op voorhand een aanvraag indienen bij de RVA. Als de vereniging niet winstgevend is en erkend is als culturele, sociale of humanitaire organisatie of vereniging met een bijzonder openbaar nut, moet de bruggepensioneerde geen aanvraag doen als de vereniging een algemene toelating heeft. De vereniging zelf kan die toelating krijgen van de directeur van het werkloosheidsbureau. Dat kan d.m.v. een gewone brief waarin de activiteiten worden uiteengezet en waarin ook wordt vermeld wat men de bruggepensioneerde wil laten doen. De directeur van de RVA moet binnen de drie maanden antwoorden. Gepensioneerden
Gepensioneerden mogen werken als vrijwilliger. De activiteiten moeten wel op voorhand of ten laatste dertig dagen nadat men begint te werken, gemeld worden bij de Rijksdienst voor Pensioenen. Die melding is nodig, ook als er helemaal geen sprake is van loon. Dat komt omdat het vaak gaat om
102
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 105
Hoofdstuk 5
VRIJWILLIGERSWERK EN HET SOCIAAL RECHT
activiteiten waar men normaal wel voor betaald wordt. Ook gepensioneerde zelfstandigen moeten melden dat ze werken als vrijwilliger. Let wel: het gaat om een meldingsplicht. De gepensioneerden zijn niet afhankelijk van een toelating. Arbeidsongeschikten en invaliden
Voor wie helemaal niet meer kan werken, is vrijwilligerswerk een lastige kwestie. Een toelating van de adviserende arts van de mutualiteit is absoluut noodzakelijk. Een toelating van de huisarts volstaat dus niet. Als er discussie ontstaat, oordeelt de arbeidsrechtbank. Zowel de adviserende arts als de rechter houden in hun oordeel vaak rekening met de vraag of het vrijwilligerswerk een morele steun is voor de arbeidsongeschikte of invalide. Slachtoffers van beroepsziekte en arbeidsongeval
Wie lijdt aan een beroepsziekte of wie slachtoffer is van een arbeidsongeval kan zonder problemen en zonder formaliteiten werken als vrijwilliger. De werkgever mag wel de gezondheid van zijn werknemer laten onderzoeken door een controlearts. Als die arts zou besluiten dat de vrijwilliger niet meer arbeidsongeschikt is, kan hij zijn uitkering verliezen. Maar die kans is klein. Al was het maar omdat de ex-werkgever zelden om zo'n onderzoek zal vragen vermits die uitkering niet te zijnen laste is. Bijstandsgerechtigden
Wie niet kan werken door een handicap kan zonder problemen en zonder formaliteiten werken als vrijwilliger. Er is geen gevaar op verlies van uitkeringen. Hetzelfde geldt voor een bejaarde met een gewaarborgd inkomen, voor iemand die recht heeft op gewaarborgde gezinsbijslag en voor iemand die recht heeft op een bestaansminimum. Voor wie recht heeft op een bestaansminimum moet de werkbereidheid wel voldoende groot zijn.
103
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 106
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
Uitkeringsgerechtigden en vrijwilligerswerk
Werklozen • schoolverlaters kunnen totdat ze onderworpen zijn aan de stempelcontrole onbezoldigd vrijwilligerswerk doen • uitkeringsgerechtigden moeten vooraf een aanvraag doen en de toestemming afwachten (anders gaat men er van uit dat de activiteit bezoldigd is, waardoor de werkloze zijn recht op uitkering kan verliezen) • vrijstelling van stempelcontrole is mogelijk maar vergt een afzonderlijke toelating • let op: elke activiteit voor een derde wordt geacht loon of een ander materieel voordeel op te leveren tot bewijs van het tegendeel. De werkloze moet aantonen dat het gaat om een vrijwillige en gratis activiteit voor een derde (een openbaar bestuur of een vzw – een feitelijke vereniging kan in deze beschouwd worden als een vzw) waarbij er enkel een vergoeding is van bewezen kosten of een vergoeding binnen de door de fiscus bepaalde grenzen Bruggepensioneerden • vooraf aanvragen • voor een aantal instellingen is aanvraag niet nodig (nl. voor die verenigingen die een algemene erkenning hebben bekomen) Gepensioneerden • meldingsplicht • geen toelating nodig Arbeidsongeschikten en invaliden • zeer moeilijk om een toelating te krijgen • beperkte mogelijkheid via adviserend arts die vrijwilligerswerk kan toestaan omwille van de belangrijke morele steun Slachtoffers van beroepsziekte en arbeidsongeval • mogelijk zonder enige formaliteit met behoud van uitkering Bijstandsgerechtigden • gehandicapten kunnen zonder formaliteiten vrijwilligerswerk doen met behoud van uitkering • bejaarden met een gewaarborgd inkomen kunnen zonder formaliteiten vrijwilligerswerk doen met behoud van uitkering • gerechtigden op gewaarborgde gezinsbijslag kunnen zonder formaliteiten vrijwilligerswerk doen met behoud van uitkering • gerechtigden op een bestaansminimum kunnen zonder formaliteiten vrijwilligerswerk doen met behoud van uitkering op voorwaarde dat de werkbereidheid voldoende groot is
104
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 107
Hoofdstuk 5
VRIJWILLIGERSWERK EN HET SOCIAAL RECHT
5.2.3
Vrijwilligerswerk in het buitenland
Vrijwilligerswerk in het buitenland veroorzaakt een heleboel vragen en problemen op sociaal-rechtelijk vlak. Dat is enerzijds eigen aan het internationaal karakter van deze activiteiten. Anderzijds komt dat door de beperkte harmonisatie van de verblijfsreglementering en het socialezekerheidsrecht in Europa (het grootste deel van het vrijwilligerswerk in het buitenland wordt verricht in Europa). De knelpunten situeren zich op vlak van de werkloosheidsreglementering, de kinderbijslag, de verzekering geneeskundige verzorging, de jaarlijkse vakantie, de reglementering inzake arbeidsongevallen, beroepsziekten en pensioenen. Werkloosheid
Algemene regel Als je werkloos bent en in het buitenland vrijwilligerswerk wilt doen, kan je een vrijstelling van stempelcontrole aanvragen door aangifte op een formulier C45B of C49 van een gratis en vrijwillige activiteit voor een instelling of een vereniging zonder winstoogmerk en met uitsluiting van elk financieel voordeel. Je moet vervolgens toestemming krijgen van de directeur van het plaatselijk werkloosheidsbureau. Hij kan die toestemming weigeren als hij oordeelt dat je daardoor onvoldoende beschikbaar bent voor de arbeidsmarkt. De toestemming kan gelden voor een periode van maximum 12 maanden. Beperkte vrijstellingsregeling Een werkloze die in het buitenland verblijft is natuurlijk niet beschikbaar voor de Belgische arbeidsmarkt. Toch kan hij in zes gevallen zijn uitkering behouden: • jaarlijkse vakantie • een periode van twee weken waarvoor de directeur van het werkloosheidsbureau erkent dat dit verblijf nodig is om een job te vinden • een grensarbeider die in het buitenland woont, maar in België werkloos wordt • voor een periode van ten hoogste vier weken voor bepaalde culturele manifestaties onder duidelijk omschreven voorwaarden • voor een periode van ten hoogste vier weken voor bepaalde sportmanifestaties onder duidelijk omschreven voorwaarden • voor de periode aangeduid bij ministeriële beslissing Werklozen met een uitkering verliezen die dus meestal als ze als vrijwilliger langer dan drie maanden in het buitenland verblijven. Ze blijven wel gedurende drie jaar na de laatste uitbetaling gerechtigden op uitkering. Ze kunnen dus afstand doen van de uitkering met behoud van hun rechten.
105
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 108
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
Europees Vrijwilligerswerk Alhoewel je, zoals gezegd, als werkloze (schoolverlater) beschikbaar moet zijn voor de Belgische arbeidsmarkt, mag je per uitzondering deelnemen aan een EVS-programma (European Voluntary Service-programma). Je moet die deelname melden bij het plaatselijk VDAB-kantoor. De wachttijd wordt opgeschort voor de periode dat je in het buitenland verblijft. Als je terug komt, loopt je wachttijd verder. Op basis van art. 36 van het KB van 25 november 1991 kan je een gelijkstelling van wachttijd aanvragen, maar die mogelijkheid wordt verschillend geïnterpreteerd door de RVA-kantoren. Ontwikkelingslanden Met een formulier C97C (verkrijgbaar via de uitbetalingsinstelling) kan je vier weken vrijstelling van stempelcontrole krijgen voor deelname aan humanitaire acties. Met een formulier C97B (verkrijgbaar via de uitbetalingsinstelling) kan je een aanvraag doen om voor een periode van 4 tot 12 maanden als gecoöpereerde in een ontwikkelingsland te gaan werken met behoud van je wachtvergoeding of uitkering. Kinderbijslag
De persoon die naar het buitenland vertrekt om vrijwilligerswerk te doen, kan recht geven op kinderbijslag als persoon ten laste. De vrijwilliger kan ook rechthebbende zijn op kinderbijslag voor eigen kinderen. De jeugdige vrijwilliger als rechtgevende op kinderbijslag De rechthebbende op kinderbijslag verliest dat recht als het rechtgevende kind gedurende zes maanden of langer in het buitenland verblijft. Wanneer het rechtgevende kind na de periode van vrijwilligerswerk in het buitenland zijn studies voortzet in België, valt hij terug onder de gewone regeling. De jonge schoolverlater, ingeschreven bij de RVA, blijft tijdens de periode van de wachttijd recht geven op kinderbijslag. Voorwaarde is wel dat hij in België verblijft. Als hij b.v. het land verlaat om deel te nemen aan het Europees Vrijwilligerswerk voor een periode van minstens 6 en maximum 12 maanden, verliest hij zijn statuut van rechtgevende. Als een schoolverlater zijn deelname aan buitenlands vrijwilligerswerk meldt bij het VDAB-kantoor, wordt zijn wachttijd verlengd met de periode dat hij in het buitenland verblijft. Tijdens deze verlenging van de wachttijd, die loopt tot melding van de terugkomst, wordt geen kinderbijslag meer betaald. De schoolverlater kan wel een gelijkstelling van wachttijd verkrijgen. Maar zelfs dan kan in die periode de kinderbijslag wegvallen als de gelijkstelling niet schriftelijk werd vastgelegd. De uitsluiting van kinderbijslag van de schoolverlater kan betekenen dat hij niet langer ten laste is van zijn ouders. Dat heeft fiscale gevolgen voor de ouders.
106
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 109
Hoofdstuk 5
VRIJWILLIGERSWERK EN HET SOCIAAL RECHT
De jeugdige vrijwilliger als rechthebbende op kinderbijslag Als een vrijwilliger zijn eigen kinderen meeneemt tijdens vrijwilligerswerk in het buitenland, betekent dat de stopzetting van bijdragebetaling in België en bijgevolg ook de stopzetting van de uitbetaling van kinderbijslag. Als hij terugkeert naar België heeft hij opnieuw recht op kinderbijslag, zonder een wachttijd te doorlopen, maar op voorwaarde dat hij weer rechthebbende wordt, b.v. door de afsluiting van een arbeidsovereenkomst. Ziekteverzekering
Het gaat hier enkel over de tak 'geneeskundige verzorging', want de vrijwilliger heeft omwille van het ontbreken van een arbeidsovereenkomst geen recht op uitkeringen wegens 'arbeidsongeschiktheid'. De vrijwilliger kan zelf rechthebbende zijn of hij kan als persoon ten laste genieten van dit recht. Zolang de vrijwilliger recht geeft op kinderbijslag, is hij tegen ziekte verzekerd als 'persoon ten laste' via de wettelijke ziekteverzekering van zijn ouders of voogd. Er is dan ook geen probleem om een E111 en bijgevolg een vergoeding van medische kosten in een andere lidstaat volgens de wettelijke ziekteverzekering aan te vragen. Wie niet langer 'ten laste' is, valt niet meer onder de ziekteverzekering van de ouders en heeft in principe geen eigen dekking. In de meeste gevallen verliest de vrijwilliger zijn recht op kinderbijslag, zijn statuut van persoon ten laste en daardoor ook zijn recht op ziekteverzekering. Als een rechthebbende niet langer beschouwd wordt als werknemer of werkloze, heeft hij geen sociaal statuut en is hij niet gedekt door een ziekteverzekering. Als hij echter een gelijkstelling van wachttijd of vrijstelling van stempelcontrole (en andere verplichtingen van de werkloze) krijgt, is hij verzekerd gedurende een verblijf van 3 maanden in het buitenland. Na die drie maanden verliest hij het recht op ziekteverzekering. Dan moet hij eigenlijk zelf een verzekering afsluiten. Via het ziekenfonds kan hij soms een voortgezette of een bijkomende verzekering als niet-beschermde persoon afsluiten die de bijkomende 'lege kwartalen' (periodes van drie maanden afwezigheid) opvult. Je kan ook een privé-verzekering afsluiten maar dat is niet goedkoop en bovendien bouw je daarmee geen rechten op, zodat je bij terugkeer opnieuw een wachttijd moet doorlopen. Andere terreinen
Een vrijwilliger is niet gebonden door een arbeidsovereenkomst. Daardoor heeft hij in het jaar waarin hij terugkeert naar België en dus niet volledig gewerkt heeft, geen volledig recht op jaarlijkse vakantie, maar slechts in verhouding tot het aantal gewerkte of gelijkgestelde dagen.
107
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 110
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
De vrijwilliger heeft geen arbeidsovereenkomst. Bijgevolg kan hij geen beroep doen op een uitkering ten gevolge van een arbeidsongeval of beroepsziekte. Enkele uitwisselingsorganisaties en de 'Overzeese Sociale Zekerheid' bieden wel een verzekering die alle risico's bij arbeidsongevallen dekt. Aangezien het criterium voor een rust- of overlevingspensioen de onderworpenheid aan sociale-zekerheidsbijdragen is, zal de 'voltijdse' vrijwilliger die voor- of nadien beroepsarbeid verricht, altijd slechts van een onvolledig pensioen kunnen genieten. Dat kan opgevangen worden door het vrijwillig storten van bijdragen of door aansluiting bij de 'Overzeese Sociale Zekerheid'. Verblijfsrecht
Het verblijfsrecht is uiteraard geen onderdeel van het sociaal recht, maar vermits dit toch een belangrijk element is van vrijwilligerswerk in het buitenland, willen we hier toch kort aangeven dat vrijwilligerswerk in de meeste lidstaten niet erkend wordt als activiteit die van rechtswege een verblijfsrecht impliceert. Het Europees recht komt aan deze problematiek nog niet tegemoet. De bestaande categorieën zijn niet aangepast aan de vereisten van European Voluntary Service. Een gelijkstelling voor het verblijfsrecht van vrijwilligers met de categorie van studenten zou wenselijk zijn. Maar tot het zover is, valt de vrijwilliger onder de algemene regeling van het verblijfsrecht. Die behelst o.m. voorwaarden inzake voldoende middelen en verzekering.
108
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 111
Hoofdstuk 5
VRIJWILLIGERSWERK EN HET SOCIAAL RECHT
Verschillen vrijwilligers - werknemers
VRIJWILLIGER
WERKNEMER
Onbenoemde overeenkomst / schriftelijke overeenkomst • arbeid onder gezag zonder loon • geen arbeidsreglement • arbeidsrecht is gedeeltelijk van toepassing • geen loon • vergoedingen voor bewezen kosten (is mogelijk, maar het is geen recht, de vrijwilliger is dus afhankelijk van de keuze van de organisatie) of • forfaitaire vergoedingen onder bepaalde voorwaarden en tot bepaalde maxima (is mogelijk, maar het is geen recht, de vrijwilliger is dus afhankelijk van de keuze van de organisatie) • niet belastbaar • niet onderworpen aan de sociale zekerheid • geen verplichte verzekeringen (advies: verzekeringen vergelijkbaar met die voor de werknemer)
109
Arbeidsovereenkomst
• arbeid onder gezag in ruil voor loon • arbeidsreglement • arbeidsrecht is volledig van toepassing
• loon • verplichting van minimumloon
• belastbaar • onderworpen aan de sociale zekerheid • verzekering burgerlijke aansprakelijkheid
• arbeidsongevallenverzekering
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 112
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
NOTITIES
110
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 113
Hoofdstuk 6 VRIJWILLIGERSWERK EN HET FISCAAL RECHT
111
Deel 2
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 114
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
HOOFDSTUK 6 VRIJWILLIGERSRECHT EN HET FISCAAL RECHT Eerst bekijken we wanneer er sprake is van loon. Als er sprake is van loon, dan moet er in principe bedrijfsvoorheffing ingehouden worden en moet je belastingen betalen. Daarna bekijken we op welke manieren een vrijwilliger een vergoeding kan krijgen voor zijn kosten zonder dat dit fiscale implicaties heeft. Tot slot gaan we na in welke gevallen je een beroep kan doen op fiscale vrijstelling.
6.1
LOON
De wet – en dus ook de fiscus - gaat er van uit dat er sprake is van loon als de vergoeding voor een arbeidsprestatie meer bedraagt dan de daadwerkelijke kosten, gemaakt tijdens het verrichten van de arbeid. Andere elementen – de benaming, de hoogte of de aard van de vergoeding - zijn zonder belang om uit te maken of een vergoeding vanuit fiscaal oogpunt loon is. Wie een loon ontvangt, moet in principe belastingen betalen. Kost en inwoon zijn ook loon. En de fiscus kan zakgeld en zelfs voordelen in natura als loon beschouwen, zeker als er sprake is van enige regelmaat en als er een verband kan aangetoond worden tussen die voordelen en de geleverde prestaties. Als er geen sprake is van enige regelmaat en als de voordelen geen verband houden met de prestaties (b.v. een verjaardagscadeau), zal de fiscus de voordelen in natura niet als loon beschouwen. Ook een zgn. 'vrijgevigheid' is geen loon. Een 'vrijgevigheid' is een occasioneel voordeel dat niet op de eerste plaats wordt verstrekt als tegenprestatie voor een bepaalde dienst. Om te vermijden dat de fiscus zich met de vergoeding van een vrijwilliger gaat bemoeien, mag hij dus alleen een vergoeding voor zijn kosten ontvangen. Die kostenvergoeding kan in principe enkel op basis van bewijsstukken en in verhouding tot de uitgevoerde activiteiten. Onder bepaalde voorwaarden en rekening houdend met bepaalde maximumbedragen, kan een vereniging haar vrijwilligers ook op forfaitaire basis vergoeden voor hun kosten (zie hierna).
112
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 115
Hoofdstuk 6
VRIJWILLIGERSWERK EN HET FISCAAL RECHT
Vrijwilligerswerk: geen arbeidsrelatie
Als er sprake is van arbeid onder gezag waarbij enkel de bewijsbare kosten worden vergoed, dan schetst volgend schema de situatie. De vereniging, instelling of organisatie treedt op als opdrachtgever. De medewerker wordt beschouwd als vrijwilliger. De vrijwilliger levert zijn medewerking. De opdrachtgever levert (liefst) een verzekering en een vergoeding voor bewijsbare kosten. Beide partijen hebben geen enkele verplichting naar de belastingen noch naar de sociale zekerheid.
Belastingen werkgever
Vereniging
FISCALITEIT
Medewerking
Instelling Organisatie
Belastingen werknemer
Medewerker Verzekering
Vrijwilliger Opdrachtgever
Vergoeding van bewijsbare kosten
Bijdragen werkgever SOCIALE ZEKERHEID Bijdragen werknemer
113
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 116
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
6.2
KOSTENVERGOEDINGEN
De algemene principes voor de kostenvergoedingen worden onder 'Vrijwilligerswerk en vergoedingen' toegelicht (zie Deel 2, hoofdstuk 4). Zowel de vergoeding voor reële kosten met bewijsstukken als de mogelijkheden voor forfaitaire vergoedingen, komen daar aan bod. Als men enkel reële kosten vergoedt en bewijsstukken kan voorleggen is er geen probleem. Sommige kosten zijn echter niet zo makkelijk te bewijzen (zoals b.v. telefoongesprekken die van huis uit gevoerd worden). Daarom kan men onder zekere voorwaarden en tot bepaalde maximumbedragen kiezen voor een forfaitaire vergoeding. Een kostenvergoeding op basis van bewijsstukken en een forfaitaire kostenvergoeding zijn niet combineerbaar! Sinds 5 maart 1999 bestaat er een voorlopige regeling per omzendbrief van het ministerie van Financiën die vrijwilligers uit alle sectoren vrijstelt van belastingen indien de vergoeding niet hoger is dan 1.000 fr. per dag en 40.000 fr. per jaar. Ook giften en cadeaus zijn toegelaten tot een waarde van 1.000 fr. per dag en 40.000 fr. per jaar. Worden de maxima overschreden, dan is er sprake van loon en wordt zelfs het volledige bedrag als loon beschouwd. De regeling wordt uitvoerig beschreven onder 6.3. Voor bepaalde categorieën van activiteiten was er al langer een fiscale vrijstellingsregeling. Dat is o.m. het geval voor de amateursportclubs. Deze regelingen blijven behouden en moeten bij voorrang worden toegepast. Ze worden beschreven onder 6.4.
6.3
ALGEMENE FISCALE VRIJSTELLINGSREGELING
Op 5 maart 1999 stuurde het ministerie van Financiën een administratieve omzendbrief over vergoedingen in het vrijwilligerswerk naar de plaatselijke administraties van de directe belastingen. In de circulaire krijgen die plaatselijke administraties richtlijnen waardoor vrijwilligers, die in een georganiseerd verband activiteiten uitvoeren, niet-belastbare vergoedingen kunnen krijgen. Die omzendbrief trad onmiddellijk in werking en werd van toepassing op de hangende geschillen. Onder 6.3.2 vind je een samenvatting van de omzendbrief. De volledige tekst vind je in de bijlagen (zie bijlage 4: Omzendbrief betreffende de fiscale vrijstelling van onkostenvergoedingen voor vrijwilligerswerk).
114
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 117
Hoofdstuk 6
VRIJWILLIGERSWERK EN HET FISCAAL RECHT
6.3.1
Beperkt tot fiscaliteit
De administratieve omzendbrief betreft enkel de fiscale aspecten van de forfaitaire kostenvergoedingen. Zowel verenigingen als vrijwilligers worden buiten het toepassingsgebied van de belastingen gesteld als de forfaitaire vergoeding: • niet meer bedraagt dan 1.000 fr. per dag • niet meer bedraagt dan 40.000 fr. per jaar De sociale zekerheid aanvaardt deze regeling zodat zij geen socialezekerheidsbijdragen int op deze kostenvergoedingen (zie Deel 2, hoofdstuk 5).
6.3.2
Samenvatting
Referentie De referentie waaronder deze brief bekend is bij de directe belastingen is Ci.RH.241/509.803. Status Dit document is geen wettekst, maar een officiële administratieve richtlijn van de minister van Financiën die bindend is voor de administratie der directe belastingen. Waarover gaat het? De omzendbrief van het ministerie van Financiën stelt beperkte kostenvergoedingen aan vrijwilligers buiten het toepassingsgebied van de belastingen. Geen arbeidsrelatie De vrijwilliger mag op geen enkele wijze een arbeidsrelatie hebben met de opdrachtgever gedurende het lopende kalenderjaar. Als er toch sprake is van een arbeidsrelatie, kan de vrijwilliger geen fiscaal vrijgestelde kostenvergoedingen ontvangen. Als de vrijwilliger gedurende het lopende kalenderjaar dus een arbeidsrelatie had of zal krijgen valt de toepassing van deze circulaire weg. Bijvoorbeeld • een personeelslid (ook b.v. een jobstudent) bij werkgever X kan geen fiscaal vrijgestelde forfaitaire vergoedingen krijgen als hij of zij als vrijwilliger meewerkt bij dezelfde werkgever X. • hetzelfde personeelslid kan wel fiscaal vrijgestelde forfaitaire vergoedingen krijgen als hij of zij als vrijwilliger meewerkt op de speelpleinwerking die georganiseerd wordt door een andere werkgever • als een vrijwilliger met forfaitaire kostenvergoeding daarna een
115
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 118
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
arbeidscontract krijgt bij dezelfde werkgever, toont het Hoofdbestuur der Directe Belastingen zich bereid om de circulaire voor dit specifieke geval te versoepelen Werklozen Ook werklozen die een toelating hebben voor vrijwilligerswerk met vrijstelling van stempelcontrole mogen deze forfaitaire kostenvergoeding ontvangen. Dit wordt niet via deze omzendbrief geregeld, maar wel via specifieke maatregelen (zie Deel 2, hoofdstuk 5). Wie is opdrachtgever? Zowel vzw's, openbare diensten, instellingen van openbaar nut, gemeenten, OCMW's als feitelijke verenigingen en groeperingen kunnen volgens deze circulaire fiscaal vrijgestelde onkostenvergoedingen geven. Voorwaarde is wel dat de vereniging, instelling of overheid geen onderneming exploiteert en zich niet bezighoudt met verrichtingen van winstgevende aard. Vrijwillige inzet voor een privé-persoon valt niet onder deze omzendbrief, tenzij die inzet verloopt via een vzw Over welke activiteiten gaat het? • vrijwilligerswerk in de brede sociale en culturele sector (o.a. opvang of begeleiding van zieken, bejaarden, kinderen, jongeren en sociaal zwakkeren, de bescherming van het leefmilieu, de organisatie van sportwedstrijden en van sociale en culturele evenementen) • het vrijwilligerswerk moet rechtstreeks voor de opdrachtgever worden verricht. Activiteiten die de organisatie uitvoert in opdracht van andere verenigingen komen niet in aanmerking (b.v. een middenstandsvereniging vraagt aan een jeugdvereniging om kinderanimatie te organiseren op hun handelsbeurs. De vergoeding die door de middenstandsorganisatie aan de vrijwilligers wordt betaald, kan niet als een fiscaal vrijgestelde onkostenvergoeding worden beschouwd) • afzonderlijke belastingsregelingen die reeds bestonden voor de omzendbrief, vallen buiten deze omzendbrief (o.a. sportstewards, controleurs, kassiers en verantwoordelijken bij de voetbalclubs die aangesloten zijn bij de Belgische Voetbalbond, de spelers en medewerkers van amateurploegen aangesloten bij de KBVB en andere voetbalbonden, de Vlaamse Volleybalbond, de Koninklijke Belgische Basketbalbond, de Koninklijke Belgische Hockeybond en de Franstalige Handballiga) Welke vergoedingen zijn toegelaten? Verenigingen die kosten willen vergoeden, moeten kiezen tussen twee systemen: • ofwel terugbetaling van kosten op basis van bewijsstukken. Er is geen limiet, maar elke vergoeding moet je kunnen bewijzen
116
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 119
Hoofdstuk 6
VRIJWILLIGERSWERK EN HET FISCAAL RECHT
• ofwel terugbetaling van kosten op forfaitaire basis met een maximum van 1.000 fr. per dag en 40.000 fr. per jaar Combinatie van deze twee systemen is niet mogelijk. De vergoedingen worden beschouwd als de terugbetaling van werkelijke onkosten voor b.v. verplaatsingen, verblijfskosten, telefoon, fax, gebruik van een computer, internet, briefwisseling, documentatie, klein materiaal, sportuitrusting enz. Als één van de maxima wordt overschreden, dan worden alle vergoedingen in dat kalenderjaar als belastbare inkomsten beschouwd, tenzij je alle kosten kunt bewijzen. Procedure De organisaties die vergoedingen uitbetalen aan hun vrijwilligers moeten een lijst bijhouden met vermelding van de uitgekeerde sommen per vrijwilliger en per dag. De lijst kan door de plaatselijke belastingdienst ter controle worden opgevraagd. Informatie over omzendbrief De betrokken ambtenaren van het ministerie van Financiën stellen zich beschikbaar voor vragen omtrent deze omzendbrief. In de bijlagen vind je hun telefoonnummers onder 'Hoofdbestuur der directe belastingen' (zie bijlage 2: Adressen). Consequentie voor de organisaties De organisaties zijn ook niet belastbaar en zullen niet als werkgever worden beschouwd voor zover het de hier aangegeven vrijgestelde bedragen betreft. Ze moeten de uitgekeerde bedragen niet op een fiche nr. 281 en een overeenstemmende opgave nr. 325 verantwoorden. De organisatie die vergoedingen uitbetaalt aan haar vrijwilligers moet een lijst bijhouden die per vrijwilliger en per dag de uitgekeerde sommen vermeldt. De lijst kan door de plaatselijke belastingdienst ter controle worden opgevraagd.
117
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 120
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
Forfaitaire kostenvergoeding
Als er sprake is van arbeid onder gezag waarbij er enkel sprake is van een forfaitaire kostenvergoeding, dan wordt de situatie geschetst door volgend schema. De vereniging, instelling of organisatie treedt op als opdrachtgever. De medewerker wordt beschouwd als vrijwilliger. De vrijwilliger levert zijn medewerking. De opdrachtgever levert (liefst) een verzekering en een forfaitaire kostenvergoeding. Beide partijen hebben – onder bepaalde voorwaarden en tot bepaalde maxima - geen enkele verplichting naar de belastingen (beperkte vrijstelling via omzendbrief van 5 maart 1999) noch naar de socialezekerheid (beperkte vrijstelling via brief sociale zekerheid).
Belastingen werkgever
FISCALITEIT
Belastingen werknemer
Beperkte vrijstelling via omzendbrief ministerie ven Financiën
Vereniging
Medewerking
Instelling Organisatie
Medewerker Verzekering
Vrijwilliger Opdrachtgever
Forfaitaire kostenvergoeding
Beperkte vrijstelling via brief Sociale Zekerheid Bijdragen werkgever SOCIALE ZEKERHEID Bijdragen werknemer
118
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 121
Hoofdstuk 6
VRIJWILLIGERSWERK EN HET FISCAAL RECHT
Algemene fiscale vrijstelling voor forfaitaire kostenvergoedingen
Wat • omzendbrief van 5 maart 1999 van het ministerie van Financiën • beperkte kostenvergoedingen aan vrijwilligers worden buiten het toepassingsgebied van de belastingen gesteld Regel • fiscale vrijstelling voor forfaitaire kostenvergoedingen die niet meer bedragen dan 1.000 fr. per dag en 40.000 fr. per jaar Voorwaarden • er mag geen arbeidsrelatie zijn met de opdrachtgever gedurende het lopende kalenderjaar • geldt voor elke vrijwilliger (ook voor werklozen) die niet onderhevig zijn aan andere regelingen • kan enkel bij vzw's, openbare diensten, instellingen van openbaar nut, gemeenten, OCMW's, feitelijke verenigingen en groeperingen (het mag niet gaan om een vennootschap) • het vrijwilligerswerk moet rechtstreeks voor de opdrachtgever gebeuren Administratie • lijst opstellen met vermelding van de uitgekeerde sommen per vrijwilliger en per dag (opvraagbaar door plaatselijke belastingdienst)
119
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 122
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
6.4
SECTORGEBONDEN FISCALE VRIJSTELLINGSREGELINGEN
Een aantal sectoren heeft in de afgelopen jaren een eigen vrijstellingsregeling bekomen. Dat geldt o.m. voor de amateursportclubs en voor medewerkers van het Rode Kruis.
6.4.1
Amateursportclubs
Zo heeft de Belgische Voetbalbond een regeling bekomen waardoor de vrijwilligers in amateurclubs forfaitaire onkostenvergoedingen mogen krijgen. Amateurvoetbalclubs mogen per wedstrijd een vergoeding geven aan spelers, hulptrainers, clubafgevaardigden voor jeugdelftallen, terreinverzorgers, truitjeswassers of mensen die spelers vervoeren met hun eigen wagen. Ook kassiers, controleurs, stewards en hun verantwoordelijken kunnen rekenen op forfaitaire onkostenvergoedingen per match. Het basketbal, volleybal, veldhockey en handbal hebben intussen dezelfde regeling bekomen. Omzendbrief 241/425.005 van 14 juni 1991 Deze omzendbrief voorziet een fiscale vrijstelling voor de kostenvergoedingen in amateurvoetbalclubs: • maximum 500 fr. per wedstrijd aan spelers en hulptrainers • maximum 500 fr. per wedstrijd aan clubafgevaardigden die jeugdploegen vergezellen • maximum 500 fr. per wedstrijddag voor de medewerkers die het terrein onderhouden • 600 fr. per ploeg en per wedstrijd voor wie de truitjes wast • forfaitaire vergoedingen aan ouders van spelers of andere vrijwilligers die met hun eigen wagen spelers vervoeren (kilometervergoeding aanrekenen, volgens het fiscaal vermogen van de wagen) Als deze maxima overschreden worden is de hele onkostenvergoeding belastbaar. Omzendbrief nr. Ci RH 241/863.482 van 12 augustus 1996 Deze omzendbrief voorziet een fiscale vrijstelling voor een vergoeding tot een maximumbedrag van 1.000 fr. per wedstrijd voor de stewards die voor de clubs van de nationale afdelingen meewerken aan de veiligheid in de stadions. Als deze maxima overschreden worden is de hele onkostenvergoeding belastbaar. Vraag is wel of het hier nog gaat om vrijwilligerswerk, aangezien de stewards vanuit de regelgeving omtrent het statuut van de stewards recht hebben op een vergoeding die meer is dan gratis toegang tot de wedstrijd.
120
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 123
Hoofdstuk 6
VRIJWILLIGERSWERK EN HET FISCAAL RECHT
Omzendbrief nr. Ci RH 241/489.207 van 24 juni 1997 Deze omzendbrief voorziet een fiscale vrijstelling voor de vergoedingen aan kassiers, controleurs en de verantwoordelijken voor kassiers en controleurs bij amateurvoetbalclubs: • maximum 500 fr. per wedstrijd voor controleurs • maximum 800 fr. per wedstrijd voor kassiers • maximum 1.000 fr. per wedstrijd voor de verantwoordelijken van kassiers en controleurs Als deze maxima overschreden worden is de hele onkostenvergoeding belastbaar.
6.4.2
Rode Kruis
Nota DG/MVDS/vvp/98.156v houdende gecoördineerde onderrichtingen inzake kostenvergoedingen door het Rode Kruis Via een 'gentlemen's agreement' tussen het Rode Kruis en de fiscus wordt aan vrijwilligers van het Rode Kruis een fiscale vrijstelling van bepaalde kostenvergoedingen toegekend. Het gaat om een vergoeding voor verplaatsingen, maaltijden (350 fr. per kalenderdag voor vrijwilligers in het algemeen en 150 fr. voor ambulanciers en lesgevers), een forfaitaire kostenvergoeding voor ambulanciers in '100' of '105-diensten (60 fr. per gepresteerd uur met een maximum van 300 fr. per kalenderdag), een forfaitaire vergoeding voor lesgevers (120 fr. per gepresteerd lesuur) en een vergoeding voor communicatiekosten.
121
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 124
Deel 2
POSITIE VAN DE VRIJWILLIGER IN DE HUIDIGE REGELGEVING
Samenvatting kostenvergoedingen
Belastingen • bewijsbare kosten zijn geen loon (vergoedingen voor verplaatsingen, kledij en het onderhoud ervan, gebruik van eigen materiaal, maaltijden, verblijf, trainingen en cursussen, oppaskosten, telefoon, briefpapier, postzegels enz.) en dus niet belastbaar • kosten die je niet kunt bewijzen (vergoedingen voor verplaatsingen, verblijfskosten, telefoon, fax, gebruik PC, internet, briefwisseling, documentatie, klein materiaal, sportuitrusting enz.) zijn geen loon tot 1.000 fr. per dag en 40.000 fr. per jaar en dus niet belastbaar • een tegemoetkoming onder de vorm van giften of cadeaus wordt niet als loon beschouwd en is dus niet belastbaar op voorwaarde dat de tegemoetkoming een waarde vertegenwoordigt van maximum 1.000 fr. per dag en 40.000 fr. per jaar Sociale zekerheid • bewijsbare kosten zijn geen loon (vergoedingen voor verplaatsingen, kledij en het onderhoud ervan, gebruik van eigen materiaal, maaltijden, verblijf, trainingen en cursussen, oppaskosten, telefoon, briefpapier, postzegels enz.) en dus niet onderworpen aan de sociale zekerheid • kosten die je niet kunt bewijzen (vergoedingen voor verplaatsingen, verblijfskosten, telefoon, fax, gebruik PC, internet, briefwisseling, documentatie, klein materiaal, sportuitrusting enz.) zijn geen loon tot 1.000 fr. per dag en 40.000 fr. per jaar (voor het geheel van de vergoeding) en dus niet onderworpen aan de sociale zekerheid • een tegemoetkoming onder de vorm van giften of cadeaus wordt door de sociale zekerheid niet als loon beschouwd en is dus niet onderworpen aan de sociale zekerheid op voorwaarde dat de tegemoetkoming beperkt is in omvang, niet afgesproken en niet regelmatig terugkerend (en hoe dan ook een waarde vertegenwoordigt van maximum 1.000 fr. per dag en 40.000 fr. per jaar) Let op! • de maxima gelden voor het geheel van de vergoeding op jaarbasis • ofwel bewijst men de kosten, ofwel ontvangt een forfaitaire kostenvergoeding; een combinatie is niet mogelijk • overschrijdt de vergoeding deze maxima dan moet je alle kosten bewijzen of anders wordt alles als loon beschouwd, waardoor de vergoeding belastbaar wordt en onderworpen is aan de sociale zekerheid • voor enkele sectoren (zoals amateursportclubs) gelden andere bedragen (zie onder 6.4)
122
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 125
Hoofdstuk 6
VRIJWILLIGERSWERK EN HET FISCAAL RECHT
NOTITIES
123
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 127
Deel 3
MOGELIJKHEDEN TOT REGELING VAN DE RECHTSPOSITIE VAN DE VRIJWILLIGER
125
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 128
Deel 3
MOGELIJKHEDEN TOT REGELING VAN DE RECHTSPOSITIE VAN DE VRIJWILLIGER Uit de voorgaande hoofdstukken blijkt dat er een heleboel regelgeving van toepassing is op vrijwilligers en hun organisaties. Maar een aantal aspecten van de rechtspositie van de vrijwilliger zijn allerminst duidelijk. Vooral de vraagstukken i.v.m. aansprakelijkheid en verzekeringen – waar elke vrijwilliger belang bij heeft – kunnen echter vrij makkelijk op een afdoende manier geregeld worden door een schriftelijke overeenkomst of afsprakennota op te maken tussen de vrijwilliger en zijn organisatie waarin een regeling i.v.m. aansprakelijkheid en verzekeringen wordt opgenomen. In zo'n overeenkomst kunnen ook andere kwesties geregeld worden zoals de kostenvergoedingen, de vorming en inspraak en de geheimhoudingsplicht van de vrijwilliger. Deze werkwijze wordt behandeld in hoofdstuk 1. Verder is er zoals gezegd voor een belangrijk deel van de vrijwilligersorganisaties in de welzijns- en gezondheidssector een decreet waarin belangrijke regels opgenomen zijn over de rechtspositie van de vrijwilliger. Zo is elke erkende organisatie in deze sectoren verplicht om de aansprakelijkheid voor fouten van de vrijwilliger op zich te nemen, bepaalde verzekeringen af te sluiten en een afsprakennota op te maken waarin de genoemde en een aantal andere zaken zoals de duur van de inzet, de opleiding en vorming, de kostenvergoedingen enz. geregeld worden. Dit decreet wordt behandeld in hoofdstuk 2. Een globalere regeling van de rechtspositie van de vrijwilliger zou tot stand kunnen komen door een statuut van de vrijwilliger te creëren. Het voorstel, zoals dat ontwikkeld werd in de studie 'Statuut van de vrijwilliger: knelpunten en oplossingen', bevat een aansprakelijkheidsregeling, een verzekeringsplicht en een globale fiscale en sociaalrechtelijke gelijkgeschakelde regeling voor een eventuele kostenvergoeding en mogelijke vrijgevigheden. Het voorstel bevat verder ook de mogelijkheid om een regeling te treffen over opleiding, vorming, begeleiding, proefperiode, afsprakennota, inspraak en opzegprocedure. Dat voorstel van statuut wordt behandeld in hoofdstuk 3.
Op dit ogenblik – voorjaar 2001 - worden er op meerdere plaatsen voorstellen geformuleerd om tot een meer globale regeling te komen. Deze voorstellen zijn geïnspireerd en/of vertonen sterke gelijkenissen met het voorstel van statuut zoals dat hier geformuleerd wordt. Dat geldt ook voor het wetsvoorstel dat momenteel ter tafel ligt. Het is niet duidelijk of het wetsvoorstel uiteindelijk wet zal worden en zo ja met welke inhoud en op welke termijn. Maar het ligt in de lijn van de verwachtingen dat er voor wat betreft de hoofdlijnen van deze voorstellen en op niet al te lange termijn een wettelijke regeling tot stand zal komen.
126
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 129
NOTITIES
127
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 131
Hoofdstuk 1 SCHRIFTELIJKE OVEREENKOMST
129
Deel 3
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 132
Deel 3
MOGELIJKHEDEN TOT REGELING VAN DE RECHTSPOSITIE VAN DE VRIJWILLIGER
HOOFDSTUK 1 SCHRIFTELIJKE OVEREENKOMST Omwille van de wederzijdse rechten en plichten (zie Deel 1, hoofdstuk 2) kan je een aantal afspraken op papier zetten. Daarmee tonen beide partijen aan dat ze het vrijwilligerswerk ernstig nemen. De organisatie kan het belang van de vrijwillige medewerking en van een goede samenwerking aantonen. De vrijwilliger kan aantonen dat hij het werk vrijwillig, maar niet 'vrijblijvend' doet. Zo'n overeenkomst hoeft helemaal niet opgesteld te worden vanuit het principe dat men de vrijwilliger op contractuele wijze wil binden. In juridische zin is deze overeenkomst duidelijk te onderscheiden van een arbeidsovereenkomst. Maar het is wel nuttig dat de overeenkomst duidelijkheid biedt over de rechten en plichten van de vrijwilliger en de organisatie. Je kunt een overeenkomst maken in twee exemplaren, waarbij volgende aspecten van de samenwerking kunnen worden geregeld: • de tijdsbesteding • de frequentie, aard en omvang van de activiteiten • de omgeving waar het werk wordt uitgevoerd • inspraak van de vrijwilliger in de organisatie • verbintenissen die de vrijwilliger kan aangaan • beëindiging van het contract bij niet-naleving • opleiding en vorming • vereiste bekwaamheid • aansprakelijkheid en verzekering • kostenvergoedingen • regeling voor ontmoetingen tussen de vrijwilligers • bemiddeling bij spanning en conflicten • onderschrijven van de doelstellingen van de organisatie door de vrijwilliger • eerbiediging door de vrijwilliger van de filosofische, politieke en religieuze overtuiging van de begunstigde • deontologie die de vrijwilliger moet respecteren (b.v. geheimhoudingsplicht) Tot op dit moment kan een vereniging vrij bepalen welke elementen zij wil behandelen in zo'n overeenkomst. Dat geldt niet voor de erkende organisaties in de welzijns- en gezondheidssector. In die organisaties moeten een aantal punten verplicht opgenomen worden in de afsprakennota. Het lijstje in de vorige paragraaf is geïnspireerd op die opgelegde inhoud. In de bijlagen vind je enkele modellen van overeenkomsten: een minimale afsprakennota, een meer uitgebreide overeenkomst en een overeenkomst voor het geval dat de vrijwilliger voor een organisatie actief is in een instelling (b.v. een organisatie voor ziekenzorg die haar vrijwilligers in een ziekenhuis aan het werk zet voor de verspreiding van boeken bij de zieken) (zie bijlage 5: Modelovereenkomsten).
130
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 133
Hoofdstuk 1
SCHRIFTELIJKE OVEREENKOMST
NOTITIES
131
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 135
Hoofdstuk 2
Deel 3
DECREET OP HET GEORGANISEERD VRIJWILLIGERSWERK IN DE WELZIJNSEN GEZONDHEIDSSECTOR
133
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 136
Deel 3
MOGELIJKHEDEN TOT REGELING VAN DE RECHTSPOSITIE VAN DE VRIJWILLIGER
HOOFDSTUK 2 DECREET OP HET GEORGANISEERD VRIJWILLIGERSWERK IN DE WELZIJNS- EN GEZONDHEIDSSECTOR Decreten en besluiten
Vrijwilligerswerk is op dit moment gedeeltelijk gereglementeerd via het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector. In dit decreet en de bijhorende Besluiten van de Vlaamse Regering (zie bijlage 3: Wetgevende bepalingen) zijn belangrijke regels opgenomen over de rechtspositie van de vrijwilliger. Zo is elke erkende organisatie in deze sectoren verplicht om de aansprakelijkheid voor fouten van de vrijwilliger op zich te nemen, bepaalde verzekeringen af te sluiten en een afsprakennota op te maken (maar dat geldt, zoals elders wordt gesteld, alleen voor de organisaties die een erkenning en subsidies wensen). Zoals reeds duidelijk werd in het voorgaande hoofdstuk bevat zo'n afsprakennota voor beide partijen erg belangrijke dingen: • het aantal uren dat men werkt • waar men werkt • op welke manier men inspraak krijgt • hoe het contract beëindigd zal worden als men de afspraken niet nakomt • wie aansprakelijk is voor fouten • hoe kosten vergoed zullen worden • waarin de organisatie de vrijwilliger zal steunen • hoe er zal worden bemiddeld bij spanningen Behalve het genoemde decreet is er nog een lange lijst met aanvullende regelgeving voor het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector. Zo zijn er o.m. de 'kwaliteitsdecreten' van 1 januari 1997, het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg, de regelgeving aangaande de opleiding en vervolmaking van hulpverleners-ambulanciers, het besluit houdende erkenning en subsidiëring van palliatieve netwerken, het besluit houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van integratiecentra van migranten. Toepassingsgebied
Zoals de naam al zegt, is het toepassingsgebied van het decreet van 23 maart 1994 beperkt tot de welzijns- en gezondheidssector. Het decreet legt ook geen algemene verplichtingen op. Het decreet stelt alleen erkenningsvoorwaarden. Het moet dus enkel nageleefd worden door erkende of naar erkenning strevende organisaties. De erkenning is natuurlijk belangrijk voor de organisatie. Zo krijgt ze voorrang bij de subsidietoekenning van de Vlaamse Regering. Zo'n erkenning telt voor vijf jaar.
134
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 137
Hoofdstuk 2
DECREET OP HET GEORGANISEERD VRIJWILLIGERSWERK IN DE WELZIJNS- EN GEZONDHEIDSSCETOR
Het decreet noch andere regelgeving specificeert op welke instellingen en organisaties deze regels van toepassing zijn. Er wordt wel aangegeven dat men vooral zorg en dienstverlening in de welzijns- en gezondheidssector in de breedste zin bedoelt. De gezondheidssector kan je vrij duidelijk afbakenen. Het is echter niet helemaal duidelijk welke organisaties en instellingen tot de welzijnssector behoren. Organisaties ter ondersteuning van het gezin, van bejaarden, voor jeugdbescherming, voor hulp aan ex-gedetineerden, voor integratie van migranten enz. worden in ieder geval beschouwd als welzijnswerk. Maar de sociaal-culturele sector heeft natuurlijk ook een duidelijk welzijnsbevorderend doel. Kan b.v. een speelpleinwerking ook een erkenning aanvragen, subsidies krijgen en de uit het decreet voortvloeiende verplichtingen naleven?
135
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 138
Deel 3
MOGELIJKHEDEN TOT REGELING VAN DE RECHTSPOSITIE VAN DE VRIJWILLIGER
NOTITIES
136
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 139
Hoofdstuk 3 NAAR EEN STATUUT VAN DE VRIJWILLIGER
137
Deel 3
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 140
Deel 3
MOGELIJKHEDEN TOT REGELING VAN DE RECHTSPOSITIE VAN DE VRIJWILLIGER
HOOFDSTUK 3 NAAR EEN STATUUT VAN DE VRIJWILLIGER Tot op vandaag beschikt de vrijwilliger niet over een veralgemeend globaal statuut. Het gevolg daarvan is dat een persoon die zich maatschappelijk wil engageren via vrijwilligerswerk, soms met regels en beperkingen te maken krijgt, die niet direct het maatschappelijk nut van vrijwilligerswerk naar waarde schatten. Zo moet b.v. een werkloze die vrijwilligerswerk wil doen vooraf aangifte doen bij het plaatselijk werkloosheidsbureau en de toestemming van de directeur afwachten. En alhoewel niemand het maatschappelijk nut van vrijwilligerswerk betwist, loopt een werkloze, ondanks het vrijwilligerswerk, het risico geschorst te worden als hij langdurig werkloos is. En arbeidsongeschikten kunnen al helemaal geen vrijwilligerswerk doen als ze hun uitkeringen willen behouden. Daarom werkten prof. Van Buggenhout en Sarah D'hondt een voorstel van statuut uit dat gepubliceerd werd in 'Statuut van de vrijwilliger: knelpunten en oplossingen'. Het voorstel behelst een basisstatuut met naast een regeling voor aansprakelijkheid en verzekeringen, ook een regeling voor de vergoedingen en een regeling voor de sociaal- en fiscaalrechtelijke aspecten. Daarnaast voorziet het voorstel in een niet-verplichte aanvullende regeling om een afsprakennota te maken waarin o.m. bepaald wordt welke taak de vrijwilliger heeft, welke opleiding, bijscholing en begeleiding hij zal krijgen en in hoeverre de organisatie tegemoet komt in zijn kosten. Op dit ogenblik – voorjaar 2001 - worden er op meerdere plaatsen voorstellen geformuleerd om tot een meer globale regeling te komen. Deze voorstellen zijn geïnspireerd en/of vertonen sterke gelijkenissen met het voorstel van statuut zoals dat hier geformuleerd wordt. Dat geldt ook voor het wetsvoorstel dat momenteel ter tafel ligt. Het is niet duidelijk of het wetsvoorstel uiteindelijk wet zal worden en zo ja met welke inhoud en op welke termijn. Maar het ligt in de lijn van de verwachtingen dat er voor wat betreft de hoofdlijnen van deze voorstellen en op niet al te lange termijn een wettelijke regeling tot stand zal komen.
3.1
EIGEN SOORT OVEREENKOMST
Het voorstel wil van de overeenkomst tussen de vrijwilliger en de organisatie, die niet arbeidsrechtelijk, maar burgerlijk van aard is, een nieuwsoortige onbenoemde overeenkomst maken. Het is wenselijk, maar niet noodzakelijk dat ze schriftelijk wordt vastgelegd. De overeenkomst tussen vrijwilliger en
138
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 141
Hoofdstuk 3
NAAR EEN STATUUT VAN DE VRIJWILLIGER
organisatie schept rechten en plichten die, zoals eerder gezegd, meer dan louter moreel bindend zijn. De vrijwilligersovereenkomst is bijgevolg een volwaardige burgerlijke overeenkomst die men aangaat als de vrijwilliger te kennen geeft dat hij zich echt voor de organisatie wil inzetten. Een louter verkennend gesprek bindt dus niet. Beide partijen moeten uitdrukkelijk hun toestemming geven. Dat wil ook zeggen dat de partijen 'bekwaam' moeten zijn om een contract te sluiten. Minderjarigen kunnen dit dus in principe niet zelf. Tenzij men er voor kiest om naar analogie van de arbeidsovereenkomst een 'uitzonderlijke bekwaamheid' in te voeren voor minderjarigen vanaf b.v. 15 jaar. Anders is het aan hun ouder of voogd om deze overeenkomst te sluiten. Als de vrijwilligersovereenkomst erkend wordt als nieuwe burgerlijke overeenkomst, dan wordt meteen de eigenheid van het vrijwilligerswerk juridisch erkend. Want dan kan je de rechten en plichten van de partijen onderscheiden van de rechten en plichten van de partijen in andere soorten overeenkomsten. De rechten en plichten die voortvloeien uit de vrijwilligersovereenkomst kunnen bijgevolg volledig worden aangepast aan de specificiteit van het vrijwilligerswerk.
3.2
AANSPRAKELIJKHEID
Het voorstel van statuut bevat zowel een formulering m.b.t. de burgerrechtelijke aansprakelijkheid als m.b.t. de strafrechtelijke aansprakelijkheid.
3.2.1
Burgerlijke aansprakelijkheid
Als de vrijwilliger of de organisatie een schadevergoeding wenst van de andere partij, kan het vage karakter van de huidige 'vrijwilligersovereenkomst' (zie Deel 1, hoofdstuk 2) een probleem vormen. Ook al omdat zo'n overeenkomst tot nu toe zelden op papier wordt gezet. Zo is het b.v. niet altijd duidelijk welke taken de organisatie verwacht van de vrijwilliger en wat hij zeker niet mag doen. Door die vaagheid zal een organisatie zich bij een fout van de vrijwilliger t.a.v. derden niet gemakkelijk kunnen vrijpleiten. Als de overeenkomst wel duidelijk vermeldt wat van de vrijwilliger verwacht wordt en wat niet, dan kan de organisatie desgevallend wel aantonen dat de vrijwilliger zijn bevoegdheid te buiten is gegaan. In de beoordeling van de burgerlijke aansprakelijkheid staat het zorgvuldigheidsbeginsel centraal. Er wordt rekening gehouden met 'verzachtende omstandigheden' zoals de vaak beperktere vorming van de vrijwilliger, de
139
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 142
Deel 3
MOGELIJKHEDEN TOT REGELING VAN DE RECHTSPOSITIE VAN DE VRIJWILLIGER belangeloosheid van zijn inzet en het feit dat de eindverantwoordelijkheid bij de organisatie ligt. Een vrijwilliger kan op dit moment echter niet genieten van het mildere aansprakelijkheidsregime dat van toepassing is op werknemers waardoor zij slechts aansprakelijk zijn voor opzet, zware fout en herhaaldelijk voorkomende lichte fout (art. 18 wet op de arbeidsovereenkomsten). Het voorstel van statuut voorziet een analoge regeling als die van art. 18 van de wet op de arbeidsovereenkomsten en een kwalificatie van de vrijwilligersovereenkomst als 'overeenkomst van aanstelling'. De organisatie oefent immers (in de meeste gevallen) gezag uit over de vrijwilliger. Daarom is ze (meestal) als aansteller aansprakelijk voor de fouten van de vrijwilliger. Zelfs wanneer hij zijn bevoegdheid overschrijdt. Alleen als de fout totaal geen band vertoont met de vrijwilligersovereenkomst of als de benadeelde duidelijk had moeten beseffen dat de vrijwilliger zijn bevoegdheid overschreed, kan de organisatie zich vrijpleiten. Eigenlijk is dat ook nu al zo, maar nogal wat organisaties ontkennen hun gezagsfunctie wanneer er problemen zijn. Als die verantwoordelijkheid wettelijk geregeld is, kunnen die betwistingen in de toekomst worden vermeden.
3.2.2
Strafrechtelijke aansprakelijkheid
Minstens één specifiek aspect van de strafrechtelijke aansprakelijkheid is belangrijk in het kader van vrijwilligerswerk: de geheimhoudingsplicht. Vrijwilligers komen tijdens hun werk soms in contact met vertrouwelijke informatie. Als een organisatie haar vrijwilligers niet (voldoende) wijst op hun geheimhoudingsplicht, dan kan zij, in geval van overtreding door de vrijwilliger, zelf aansprakelijk worden gesteld. Een statuut kan ter zake voorzien in een gewaarborgde vorming en voorlichting van de vrijwilliger.
Voorstel t.o.v. aansprakelijkheid
Burgerlijke aansprakelijkheid • gelijkstelling met een werknemer: enkel aansprakelijk voor opzet, zware fout of herhaalde lichte fout • aansprakelijkheid ligt bij de organisatie als 'aansteller' Strafrechtelijke aansprakelijkheid • de organisatie is verplicht haar vrijwilligers voor te lichten over de geheimhoudingsplicht
140
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 143
Hoofdstuk 3
NAAR EEN STATUUT VAN DE VRIJWILLIGER
3.3
VERZEKERINGEN
Op iedereen die zich in het maatschappelijk verkeer begeeft en dus ook op de vrijwilliger rust een ruime aansprakelijkheid. En iedereen die bepaalde activiteiten ontplooit, kan een ongeval krijgen. Daarom voorziet het voorstel van statuut de verplichting voor elke organisatie om de belangrijkste risico's voor de vrijwilligers te verzekeren: een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid, een ongevallenverzekering en een verzekering rechtsbijstand. Deze verplichting kan voor vele organisaties financieel zwaar vallen. Maar de premie kan worden gedrukt door een hogere franchise zodat kleine schadebedragen ten laste van de organisatie vallen, maar er wel een goede dekking is voor grote schadegevallen. Ook een collectieve verzekering via een samenwerkingsverband (b.v. de cultuurraad) of koepelorganisatie kan de kosten verlichten. Bovendien voorzien een aantal verzekeringsmaatschappijen modelpolissen voor vrijwilligers. Voorstel t.o.v. verzekeringen
Burgerlijke aansprakelijkheid verplicht • voor schade aan de organisatie • voor schade aan derden • voor schade aan de vrijwilliger Ongevallenverzekering verplicht
• voor ongeval vrijwilliger (op weg van en naar en tijdens het vrijwilligerswerk) • liefst door een vorm van collectieve verzekering 3.4
VERGOEDINGEN
Het voorstel van statuut voorziet ten eerste dat vrijwilligers een kostenvergoeding kunnen krijgen op basis van bewijsstukken en in verhouding tot de uitgevoerde activiteiten. De vrijwilliger heeft geen recht op deze vergoeding. Het is aan de organisatie om die beslissing te nemen. Ten tweede voorziet het voorstel van statuut ook een veralgemeende en wettelijk geregelde mogelijkheid voor forfaitaire kostenvergoedingen. Sommige kosten zijn immers niet zo makkelijk te bewijzen. Zo'n forfaitaire kostenvergoeding zou eventueel gespecificeerd kunnen worden naargelang van de verscheiden kostenposten: vervoerskosten (openbaar vervoer of auto), verblijfskosten (hotel, eten), telefoonkosten (ook voor gesprekken die van huis uit gevoerd werden), kosten voor opleidingen en cursussen enz. Ook een principiële aanvaarding van zuivere vrijgevigheden – vervat in de kostenvergoeding – zou moeten kunnen.
141
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 144
Deel 3
MOGELIJKHEDEN TOT REGELING VAN DE RECHTSPOSITIE VAN DE VRIJWILLIGER
3.5
SOCIAAL RECHT
3.5.1 Arbeidsrecht Het voorstel wil dat de bepalingen uit het arbeidsrecht die momenteel van toepassing zijn op de vrijwilligersovereenkomst, getoetst worden aan de norm 'bescherming bieden aan de vrijwilliger'. Nu zijn volgende bepalingen van toepassing (zie: Deel 2, hoofdstuk 5): • arbeidswet • wet op de feestdagen • regelgeving ter gelijke behandeling van man en vrouw • KB ter bescherming van de werknemers tegen ongewenst seksueel gedrag op het werk • wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités • regeling betreffende buitenlandse arbeidskrachten • wet betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk • Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (A.R.A.B.) • wet betreffende de arbeidsinspectie • wet ter beteugeling van sluikwerk • decreet betreffende het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen • wet betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk ingeval van inbreuk op sommige sociale wetten Door de toepasselijkheid van deze bepalingen krijgt een vrijwilliger op vele vlakken dezelfde bescherming als een bezoldigde werknemer. Het onderzoek dat voorafging aan het voorstel van statuut ging de opportuniteit van een aantal van deze bepalingen na (zie: 'Statuut van de vrijwilliger: knelpunten en oplossingen). Sommige daarvan bleken niet noodzakelijk nuttig voor de vrijwilliger of zijn organisatie. Sommige werken zelf remmend of zijn onmogelijk na te leven. Daarom stelt men voor om deze bepalingen niet langer van toepassing te laten zijn in het kader van vrijwilligerswerk. Zo zijn de bepalingen die de werknemer moeten beschermen tegen economisch machtsmisbruik van de werkgever wellicht minder nuttig. De maatregelen die de gezondheid en de veiligheid van de vrijwilligers moeten waarborgen, zijn natuurlijk ook nuttig in het kader van vrijwilligerswerk en zouden dus best toepasselijk blijven.
3.5.2
Sociale zekerheid
Het voorstel voorziet voor werkloze en bruggepensioneerde vrijwilligers een versoepeling van de procedure om toelating te krijgen om vrijwilligerswerk te doen.
142
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 145
Hoofdstuk 3
NAAR EEN STATUUT VAN DE VRIJWILLIGER
Alleen als een organisatie een algemene toelating vraagt aan het hoofdbestuur van de RVA om uitkeringsgerechtigden vrijwilligerswerk te laten doen, zijn er meer waarborgen op eenvormige beslissingen aan de hand van vaste criteria. Maar ook bij individuele aanvragen zouden objectieve criteria moeten gelden. Men kan daarbij uitgaan van een vermoeden van toelaatbaar vrijwilligerswerk voor alle daartoe in een lijst opgenomen onbezoldigde activiteiten die onbetwistbaar als vrijwilligerswerk worden gekwalificeerd. Dat werd al mogelijk door het 'ministerieel besluit van 26 maart 1999 tot aanpassing van het werkloosheidsbesluit'. Door een aanvraag tot algemene toelating via formulier C45F bij het hoofdbestuur van de RVA komt een organisatie mogelijk in aanmerking om op zo'n lijst opgenomen te worden. Een comité met vertegenwoordigers van de RVA en het vrijwilligersveld zou kunnen oordelen over twijfelgevallen. Als een organisatie aanvaard wordt op deze lijst, zou de individuele aanvraagplicht voor kandidaat-vrijwilligers weg kunnen vallen. De aanvraag zou dan kunnen gebeuren door de organisatie in kwestie. Zo'n regeling bestaat al voor bruggepensioneerde vrijwilligers in een aantal daartoe erkende organisaties. Werklozen zouden daardoor meer kans hebben dat hun aanvraag wordt aanvaard omdat de directeur van hun plaatselijk werkloosheidsbureau dan alleen nog moet oordelen of de werkloze voldoende beschikbaar blijft voor de arbeidsmarkt (op voorwaarde dat beslissing 2 werd genomen: zie: Deel 2, hoofdstuk 5, punt 5.2.2!). Dit is al gedeeltelijk geregeld (zie Deel 2, hoofdstuk 2). Voor gepensioneerden voorziet het voorstel van statuut een volledige vrijstelling van aangifteplicht van onbezoldigde activiteiten. Momenteel moeten alle gepensioneerden melding maken van hun vrijwilligerswerk bij de Rijksdienst voor Pensioenen. Voor arbeidsongeschikten voorziet het voorstel van statuut dezelfde soepele regeling als de regeling die geldt voor slachtoffers van een arbeidsongeval of beroepsziekte. Geen enkele cumul, zelfs niet met bezoldigde arbeid, staat voor hen een uitkering in de weg. Op dit moment is het zo dat een arbeidsongeschikte werknemer geen enkele activiteit mag uitoefenen, ook niet als die onbezoldigd is. Er is slechts één mogelijkheid, nl. dat de arts van de mutualiteit een toelating geeft in het kader van de zogenaamde begeleide werkhervatting.
143
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 146
Deel 3
MOGELIJKHEDEN TOT REGELING VAN DE RECHTSPOSITIE VAN DE VRIJWILLIGER
Voorstel t.a.v. het arbeidsrecht
• toetsing van de huidige regels aan de opportuniteit in het kader van vrijwilligerswerk
• regels die de vrijwilliger moeten beschermen tegen economisch machtsmisbruik van de werkgever kunnen misschien geschrapt worden
• regels die de veiligheid en de gezondheid van de vrijwilligers moeten waarborgen, blijven behouden Voorstel t.a.v. uitkeringsgerechtigden
Werklozen • aanvraag door organisatie (cfr. brugpensioen) • beslissing op basis van objectieve criteria • lijst van toelaatbare vrijwilligersactiviteiten en vrijwilligersorganisaties (desgevallend correctiemogelijkheid door een comité met vertegenwoordigers vanuit RVA en vrijwilligersveld) • activiteiten en organisaties die niet op de lijst voorkomen, kunnen beoordeeld worden door het vermelde comité Bruggepensioneerden • veralgemening aanvraag door de organisatie • meer rechtszekerheid inzake toelaatbaarheid (cfr. voorstellen voor werklozen) Gepensioneerden • afschaffing meldingsplicht • minder verregaand voorstel: melding door organisatie (cfr. bruggepensioneerden) Arbeidsongeschikten • gelijke behandeling van werknemers en zelfstandigen • gelijke behandeling van arbeidsongeschikten en mensen met een beroepsziekte door toelating van • onbezoldigd werk • met beperkte economische waarde
3.6
FISCAAL RECHT
De bestaande algemene fiscale vrijstellingsregeling tot 1.000 fr. per dag en 40.0000 fr. per jaar vertoont enkele negatieve punten. Ten eerste is er geen wettelijke grondslag. Daardoor is de vrijstelling geen recht, maar slechts een gunst. Daarom wordt er voorgesteld om dit recht te
144
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 147
Hoofdstuk 3
NAAR EEN STATUUT VAN DE VRIJWILLIGER
waarborgen door een wettelijke regeling in te voeren (let wel: hiermee wordt niet gepleit om van de vergoeding een recht te maken, maar wel om van de fiscale vrijstelling, in geval van een vergoeding, een recht te maken). Ten tweede genieten bepaalde organisaties (vnl. in de sportsector) het voorrecht van een eigen regeling die op hun specifieke situatie is afgestemd. De invoering van een wettelijke regeling laat toe de uitzonderingsregelingen op te heffen. Ten derde is de RSZ-regeling nog niet aangepast. Alleen in de werkloosheidsreglementering is er sprake van een gelijkschakeling van het fiscale en het sociale loonbegrip. Het MB van 26 maart 1999 stelt dat de uitkeringen van werkloze en bruggepensioneerde vrijwilligers niet in het gedrang komen als de vrijwilligers forfaitaire vergoedingen ontvangen tot een bedrag dat overeenstemt met het bedrag waarvoor fiscale vrijstelling bestaat. Voorgesteld wordt dat er een eigen RSZ-regeling tot stand wordt gebracht die verder gaat dan de loutere verwijzing naar de fiscale regeling. Ten vierde is de huidige fiscale vrijstelling een enkelvoudige, nietgespecificeerde vrijstelling. Voor elke vrijwilliger geldt een vrijstelling tot dezelfde forfaitaire bedragen. De fiscus houdt er dus geen rekening mee dat bepaalde vormen van vrijwilligerswerk grotere kosten met zich meebrengen dan andere. Een forfaitaire vrijstelling, gespecificeerd per kostenpost (b.v. reiskosten, werkkledij, maaltijden, telefoonkosten en verblijfskosten) zou dit probleem kunnen oplossen. Ook het fiscaal aftrekbaar maken van vrijwilligerskosten behoort tot de mogelijkheden. Dat zou een tegemoetkoming betekenen voor vrijwilligerswerk in financieel minder draagkrachtige organisaties. Worden de gemaakte kosten niet terugbetaald door de organisatie, dan zou de vrijwilliger gebruik kunnen maken van de jaarlijkse belastingaftrek. Al is dat ook discriminerend, omdat een belastingvoordeel altijd afhankelijk is van de belastingschaal waarop de berekening wordt toegepast. Beide voordelen – belastingaftrek en fiscale vrijstelling voor kostenvergoedingen – zouden sowieso niet cumuleerbaar zijn.
Voorstel t.a.v. het fiscaal recht
• wettelijke regeling voor een algemene fiscale vrijstelling • voorkeursregeling voor sommige sectoren afschaffen • eigen regeling voor RSZ • erkenning van de kostenverschillen tussen verschillende vormen van vrijwilligerswerk door de vrijstelling te specificeren per kostenpost
• fiscaal aftrekbaar maken van kosten voor vrijwilligerswerk 145
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 148
Deel 3
MOGELIJKHEDEN TOT REGELING VAN DE RECHTSPOSITIE VAN DE VRIJWILLIGER
Samenvatting van het voorstel van statuut
Het voorstel van statuut voorziet in een algemeen verplichtend basisstatuut. Dat basisstatuut heeft enerzijds een verplichte kern en anderzijds enkele optionele aanvullingen om tegemoet te komen aan de diversiteit van het vrijwilligersveld. De aansprakelijkheid, de verzekering, een regeling voor eventuele kostenvergoedingen en mogelijke vrijgevigheden. Algemeen verplichtend basisstatuut
Met verplichte kern De kern zou de vier grote aandachtspunten regelen: • aansprakelijkheid • verzekeringsplicht • fiscaal statuut – regeling in geval van eventuele kostenvergoedingen en vrijgevigheden • sociaal statuut – regeling in geval van eventuele kostenvergoedingen en vrijgevigheden En vrije aanvullingen
• opleiding • proefperiode • permanente vorming en begeleiding • afsprakennota • inspraakregeling • opzegprocedure Daarnaast wenst men dat er aandacht wordt besteed aan de rekrutering en de selectie en aan het belang van een goed onthaal en voldoende informatie en ondersteuning van de vrijwilliger (o.a. in samenhang met de aansprakelijkheidsregeling). Weg naar het statuut
Om tot een statuut of althans een meer globale regeling te komen, zullen meerdere ministeries een regeling moeten treffen. Zo zal het federale ministerie van Arbeid en Tewerkstelling initiatief moeten nemen om de arbeidsrechtelijke aspecten (en met name de beschermingsmaatregelen) te heroriënteren. Verder is het aan het ministerie van Sociale Zaken om een regeling te treffen enerzijds voor wat betreft de vrijstelling van RSZ-bijdragen en anderzijds voor wat betreft de mogelijkheden voor uitkeringsgerechtigden om vrijwilligerswerk te doen. Een belastingsregeling moet in orde gebracht worden door het ministerie van Financiën en een regeling om de overeenkomst te specificeren en de aansprakelijkheid op een aangepaste manier te regelen moet gebeuren door het ministerie van Justitie. De Vlaamse overheid kan verder zorgen voor een betere omkadering: de positie van de vrijwilliger in de organisatie verbeteren door opleiding, vorming en inspraak op te nemen in erkennings- en subsidiecriteria van diverse regelgevingen.
146
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 149
Hoofdstuk 3
NAAR EEN STATUUT VAN DE VRIJWILLIGER
NOTITIES
147
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 151
Uitleiding
149
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 152
Uitleiding Het verenigingsleven situeert zich in een maatschappij die op tal van vlakken wordt gekenmerkt door een toenemende verzakelijking. Die tendens heeft uiteraard ook een invloed op dat verenigingsleven. Die verzakelijking wordt rechtstreeks bevorderd door de toenemende impact van de overheden op de ontwikkeling van welzijns-, gezondheids-, sport-, cultuur-, jeugd- en vrijetijdsprogramma's allerhande. Vrijwilligers en hun verenigingen hebben elk hun belangen en hun rechten en plichten inzake aansprakelijkheid, verzekeringen, vergoedingen enz. Daarnaast zijn er socialezekerheidsinstanties, de diensten van de arbeidsinspectie en de fiscus die de regelgeving controleren vanuit een zeer gespecialiseerd referentiekader. De kloof tussen de regelgeving en de praktijk veroorzaakt heel wat onduidelijkheden en problemen. Het probleem spitst zich toe op het wat oncomfortabele en soms lekke wettelijke kader waarin vrijwilligers en hun verenigingen zich bevinden. Daarom denkt men vanuit verschillende hoeken aan een meer globale regeling. De vraag of zo'n globale regeling nodig is, is de afgelopen jaren voorwerp geworden van een brede discussie binnen het verenigingsleven en met tal van cruciale actoren daarbuiten. In die discussies hoor je doorgaans volgende argumenten pro en contra.
150
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 153
Uitleiding Goede redenen voor een meer globale regeling
Voor de vrijwilliger • krijgt duidelijke rechten en plichten en weet wat er van hem verwacht wordt • krijgt duidelijkheid over eventuele kostenvergoedingen • loopt geen risico's t.a.v. belastingen of inspecties van sociale zekerheid • is verzekerd voor zijn burgerlijke aansprakelijkheid en voor lichamelijke ongevallen Voor de organisatie
• kent haar rechten en plichten • kan haar kosten beter inschatten • kan aantrekkelijker worden door een eventuele kostenvergoeding • kan duidelijke afspraken maken met de vrijwilligers en zekere eisen stellen • kan zich wettelijk in orde stellen op het vlak van sociale zekerheid en belastingen Bedreigingen die uitgaan van een meer globale regeling
• kan een minimumregeling inhouden die voor een aantal kleinere initiatieven niet haalbaar is
• kan de drempel naar vrijwilligerswerk verhogen (zeker voor jongeren die nog niet gewoon zijn een contract af te sluiten)
• kan de bureaucratisering in de hand werken en dus verlies van dynamiek veroorzaken
• kan een 'syndicaliseringstendens' in het verenigingsleven teweeg brengen (de voorziene maximumvergoeding kan men op termijn beschouwen als een minimumrecht) • kan de grens vervagen tussen betaald en onbetaald werk Een statuut of een meer globale regeling is natuurlijk alleen dan nuttig als het MEER KANSEN schept voor het verenigingsleven en MEER BESCHERMING biedt aan alle betrokkenen. Moge een statuut niet gerealiseerd worden ten koste van ontplooiing en dynamiek, maar ten bate van beheersing en veiligheid.
151
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 154
Uitleiding NOTITIES
152
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 155
Uitleiding
Bijlagen
10593
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 156
Bijlagen 1
BRONNEN Statuut van de vrijwilligers: knelpunten en oplossingen Béa Van Buggenhout en Sarah D'Hondt Koning Boudewijnstichting – Brussel Maklu – Antwerpen/Apeldoorn 1998, herwerkte druk 1999 479 blz. ISBN 90 6215 665 7 Wettelijk depot D/1998/1997/40 NUGI 695 Verkrijgbaar in de boekhandel of te bestellen via het telefoonnummer 070/23.37.28. De kostprijs is 785 fr. De integrale tekst vind je op de website van de Koning Boudewijnstichting: http://www.kbs-frb.be. Een juridische verkenning van de grijze zone tussen vrijwilligerswerk en professionele arbeid Béa Van Buggenhout en Steven Bouckaert Koning Boudewijnstichting – Brussel 2000 160 blz. ISBN 90 5130 325 4 Wettelijk Depot D/2000/2893/18 NUGI 695 Verkrijgbaar bij het Contactcentrum Koning Boudewijnstichting, postbus 96, Elsene 1 te 1050 Brussel, via telefoon: 070/23.37.28, fax: 070/23.37.27, of per email:
[email protected]. De publicatie wordt gratis ter beschikking gesteld.
154
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 157
Bijlagen 2
ADRESSEN
2.1
STEUNPUNTEN VRIJWILLIGERSWERK
In elke provincie is er een steunpunt waar je terecht kunt voor informatie over de reglementering die in deze handleiding wordt beschreven. Verder geven deze steunpunten inlichtingen over vormingsmogelijkheden en beschikken ze over een vrijwilligersdatabank. Organisaties kunnen hun 'vacatures' opgeven en kandidaat-vrijwilligers kunnen een geschikte vrijwilligersplaats zoeken. Steunpunt Vrijwilligerswerk Antwerpen Boomgaardstraat 22 bus 100 2600 Berchem tel.: 03/240.61.65 fax: 03/240.61.62 e-mail:
[email protected]
Steunpunt Vrijwilligerswerk Vlaams-Brabant Gemeentestraat 5 3010 Kessel-Lo tel.: 016-46 83 26 fax: 016-46 83 29 e-mail:
[email protected]
Steunpunt Vrijwilligerswerk OostVlaanderen Provinciebestuur, Dienst 61 Gouvernementstraat 1 9000 Gent tel.: 09/267 75 22 fax: 09/267 75 99 e-mail:
[email protected]
Steunpunt Vrijwilligerswerk Brussel 'Het Punt' Treurenberg 24 1000 Brussel tel.: 02/218.55.16 fax: 02/218.71.66 e-mail:
[email protected]
Steunpunt Vrijwilligerswerk Limburg Provinciehuis - Universiteitslaan 1 3500 Hasselt tel.: 011/23 72 24 fax: 011/23 72 10 e-mail:
[email protected] Steunpunt Vrijwilligerswerk West-Vlaanderen Provinciehuis Boeverbos Koning Leopold III-laan 41 8200 Brugge tel.: 050/40.35.55 fax: 050/40.31.07 e-mail:
[email protected]
155
Het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk (tot voor kort: Platform voor Voluntariaat) ijvert voor meer erkenning en ondersteuning van vrijwilligerswerk. Je kunt er terecht voor informatie over vormingsmogelijkheden en voor informatie over de reglementering die in deze handleiding wordt beschreven. Het Steunpunt geeft jaarlijks de 'Vrijwilligerskrant' uit met een groot aanbod van mogelijkheden voor vrijwilligerswerk. Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk Marie Josélaan 73 2600 Berchem tel.: 03/218.59.01 fax: 03/218.45.23 e-mail:
[email protected]
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 158
Bijlagen 2.2
STUURGROEP
De vermelde organisaties werkten mee in de stuurgroep die de totstandkoming van deze handleiding heeft begeleid. Ook bij hen kan je terecht met vragen over de reglementering die in deze handleiding wordt beschreven. Vereniging Vlaamse Jeugddiensten en –consulenten Vijverlaan 53 2610 Wilrijk tel.: 03/821.06.06 fax: 03/821.06.09 e-mail:
[email protected]
Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten Aarlenstraat 53/4 1040 Brussel tel.: 02/233.20.02 fax: 02233.31.52 e-mail:
[email protected]
Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid Plezantstraat 266 9100 Sint-Niklaas tel.: 03/780.91.00 fax: 03/780.91.09 e-mail:
[email protected]
Vereniging van Vlaamse Gemeentelijke Welzijnsdiensten Vijverlaan 53 2610 Wilrijk tel.: 03/821.06.02 fax: 03/821.06.09 e-mail:
[email protected]
2.3
MINISTERIES
Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid
Hieronder vind je een aantal adressen i.v.m. sociaal recht. In geval van twijfel kan je je wenden tot de informatieambtenaren van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. Zij hebben de taak om informatievragen correct te oriënteren. Je kan de informatieambtenaren bereiken via de Directie Communicatie op het telefoonnummer 02/233.43.93, per fax op het nummer 02/233.42.57 of per e-mail:
[email protected]. Voor vragen i.v.m. de toepassing van het sociaal recht kan je je wenden tot: Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid Administratie van de arbeidsbetrekkingen en –reglementeringen Inspectie van de Sociale Wetten Belliardstraat 49 1040 Brussel tel.: 02/233.41.11 (algemeen oproepnummer) fax: 02/233.44.88 (algemeen faxnummer) Bibliotheek: alle werkdagen van 9.00 u. tot 17.00 u.
156
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 159
Bijlagen De regionale diensten van de Inspectie van de Sociale Wetten van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid zijn elke woensdag doorlopend open voor het publiek van 9.00 u. tot 17.00 u. Voor informatie betreffende de andere openingsuren of voor een afspraak moet je je rechtstreeks tot de betrokken dienst wenden. Provincie Antwerpen de Keyserlei 5 bus 43 2018 Antwerpen tel.: 03/226.33.88 fax: 03/226.35.09 (Antwerpen-Oost) fax: 03/226.34.50 (Antwerpen-West)
Provincie Limburg Gouverneur Verwilghensingel 75 3500 Hasselt tel.: 011/22.14.17 fax: 011/23.42.26 Jaminéstraat 13 3700 Tongeren tel.: 012/23.16.96 fax: 012/39.24.53 Provincie Oost-Vlaanderen Keizersplein 17 b 9300 Aalst tel.: 053/78.32.22 fax: 053/70.18.79
Guido Gezellelaan 10 2800 Mechelen tel.: 015/21.95.57 fax: 015/20.72.82
Administratief Centrum 'Ter Plaeten' Sint-Lievenslaan 33 B 9000 Gent tel.: 09/235.29.83 fax: 09/235.28.95
Warandestraat 49 2300 Turnhout tel.: 014/41.21.28 fax: 014/43.68.24
Kazernestraat 16 Blok C 9100 Sint-Niklaas tel.: 03/770.01.90 fax: 03/760.01.99
Provincie Brabant Belliardstraat 51 1040 Brussel tel.: 02/233.48.00 fax: 02/233.48.01
Provincie West-Vlaanderen Breidelstraat 3 8000 Brugge tel.: 050/44.20.30 fax: 050/44.20.39
Bondgenotenlaan 116 3000 Leuven tel.: 016/22.11.58 fax: 016/22.21.85
IJzerkaai 26-27 8500 Kortrijk tel.: 056/21.49.73 fax: 056/25.78.91
Aubreméstraat 16 1800 Vilvoorde tel.: 02/252.03.70 fax: 02/252.44.95
Kleine Bassinstraat 16 8800 Roeselare tel.: 051/20.29.16 fax: 051/24.66.16
157
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 160
Bijlagen Voor vragen i.v.m. de toepassing van het arbeidsrecht kan je schrijven naar: Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid Administratie van de arbeidsbetrekkingen en –reglementering Belliardstraat 51 1040 Brussel
Ministerie van Sociale Zaken
Voor vragen i.v.m. de sociale zekerheid kan je schrijven naar: Ministerie van Sociale Zaken Algemene directie van de sociale zekerheid Zwarte Lievevrouwstraat 3 C 1000 Brussel tel.: 02/509.81.11 fax: 02/509.85.30
Voor vragen i.v.m. arbeidsveiligheid kan je schrijven naar:
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Waterloolaan 76 1000 Brussel tel.: 02/509.31.11 fax: 02/509.30.19
Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid Administratie van de arbeidsveiligheid Belliardstraat 51 1040 Brussel of naar de regionale diensten van de Technische Inspectie. Voor vragen i.v.m. arbeidshygiëne en gezondheid kan je schrijven naar: Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid Administratie van de arbeidshygiëne en –geneeskunde Belliardstraat 51 1040 Brussel of naar de regionale diensten van de Medische Inspectie.
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZ PPO) Jozef-II-straat 47 1040 Brussel tel.: 02/238.32.11 fax: 02/238.33.74 Ministerie van Financiën
Voor vragen i.v.m. de directe belastingen kan je je wenden tot de Dienst der Directe Belastingen van de gemeente. Deze adressen vind je terug in het telefoonboek onder de rubriek 'Ministerie van Financiën'. Je kan ook schrijven naar: Ministerie van Financiën Hoofdbestuur der directe belastingen Rijksadministratief Centrum Financietoren bus 32 Directie II 6 Kruidtuinlaan 50 1010 Brussel
158
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 161
Bijlagen Voor informatie i.v.m. de omzendbrief (zie bijlage 4: Omzendbrief betreffende de fiscale vrijstelling van onkostenvergoedingen voor vrijwilligerswerk) kan je één van de volgende personen op bovenstaand adres contacteren: De heer Quintens - 02/210.23.63 De heer Gysen - 02/210.23.62 De heer Houtman - 02/210.23.72 Mevrouw Van Der Biest - 02/210.23.31
2.5
VERZEKERINGEN
Als je je als verzekeringsnemer benadeeld voelt door een verzekeraar kan je je wenden tot: Controledienst voor de verzekeringen Kortenberglaan 61 1000 Brussel tel.: 02/737.07.11 Voor algemene informatie kan je terecht bij:
2.4
RVA – VDAB – BGDA
Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening – Hoofdbureau (RVA) Directie Reglementering Keizerslaan 7 1000 Brussel fax: 02/515.43.15 Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) Directie Reglementering Keizerslaan 11 1000 Brussel tel.: 02/506.15.11
Beroepsvereniging van verzekeringsondernemingen (BVVO) Centrum Informatie Assuranties De Meeûsplantsoen 29 1000 Brussel tel.: 02/547.56.11 fax: 02/547.56.00 Bij geschillen met een verzekeringsmaatschappij kan je schrijven naar: Beroepsvereniging van verzekeringsondernemingen (BVVO) Ombudsman De Meeûsplantsoen 29 1000 Brussel tel.: 02/547.56.11 fax: 02/547.56.00
Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling (BGDA) Directie Reglementering Anspachlaan 65 1000 Brussel tel.: 02/513.78.90
159
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 162
Bijlagen 3
WETGEVENDE BEPALINGEN
3.1 FEDERALE REGELGEVING
i Art. 1382-1386 bis van het Burgerlijk Wetboek, wet van 21 maart 1804, bekendgemaakt 3 september 1807
i Art. 1101-1369 van het Burgerlijk Wetboek betreffende contracten of verbintenissen uit overeenkomsten in het algemeen i Art. 1146-1155 van het Burgerlijk Wetboek betreffende schadevergoeding wegens het niet nakomen van een verbintenis i Art. 392-417 van het Strafwetboek betreffende opzettelijk doden en opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel i Art. 418-422 van het Strafwetboek betreffende onopzettelijk doden en onopzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel i Art. 422 bis en ter van het Strafwetboek betreffende schuldig verzuim i Art. 458 van het Strafwetboek betreffende de geheimhoudingsplicht i Art. 521-546 van het Strafwetboek betreffende vernielingen en beschadigingen i Strafwet, wet van 8 juni 1967, B.S. 9 juni 1967 i Wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, B.S. 1 juli 1921 i Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, goedgekeurd bij het besluit van de Regent van 27 september 1947, B.S. 3 oktober 1947 i Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, B.S. 15 april 1965 i KB nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, B.S. 27 oktober 1967 i KB van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, B.S. 16 januari 1968 i KB van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, B.S. 10 januari 1968 i Wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, B.S. 29 april 1969 i Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, B.S. 25 juli 1969 i KB van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, B.S. 5 december 1969 i Wet van 16 maart 1971 houdende de arbeidswet, B.S. 30 maart 1971 i Wet van 20 juli 1971 tot instelling van een gewaarborgde gezinsbijslag, B.S. 7 augustus 1971 i Wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie, B.S. 8 december 1972
160
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 163
Bijlagen i Wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen, B.S. 31 januari 1974 i Wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, B.S. 18 september 1974 i KB van 30 oktober 1974 betreffende het bestaansminimum, B.S. 19 november 1974 i Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, B.S. 22 augustus 1978 i Wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, B.S. 20 september 1979 i KB van 3 februari 1981 tot regeling van de erkenning en subsidiëring van natuurreservaten, B.S. 7 maart 1981 i Wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, B.S. 8 december 1989 i KB van 12 oktober 1990 betreffende de rechtsbijstandsverzekering, B.S. 8 november 1990 i KB van 31 januari 1991 betreffende de socialezekerheidsbijdragen voor vrijwillige brandweerlieden, B.S. 5 maart 1991 i KB van 28 februari 1991 betreffende de inrichtingen die onder toepassing vallen van hoofdstuk II van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, B.S. 13 april 1991 i Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, B.S. 29 augustus 1991 i KB van 30 september 1991 tot uitvoering van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk ingeval van inbreuk op sommige sociale wetten, B.S. 24 januari 1992 i KB van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, B.S. 31 december 1991 i Wetboek van de inkomstenbelastingen, bekrachtigd bij de wet van 12 juni 1992, B.S. 30 juli 1992, art. 38 betreffende de fiscale vrijstelling voor forfaitaire onkostenvergoeding voor vrijwillige brandweerlieden i Wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, B.S. 20 augustus 1992 i KB van 18 september 1992 ter bescherming van de werknemers tegen ongewenst seksueel gedrag op het werk, B.S. 7 oktober 1992 i KB van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, B.S. 11 december 1992 i KB van 23 december 1992 houdende niet-bezoldigde activiteiten zonder loon en beroepsbezigheden toegestaan aan bruggepensioneerden, B.S. 9 januari 1993 i KB van 24 december 1992 betreffende de verzekering tegen brand en anders gevaren wat de eenvoudige risico's betreft B.S. 31 december 1992
161
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 164
Bijlagen i Wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten, B.S. 30 september 1993
i Wet van 13 april 1995 betreffende seksueel misbruik t.a.v. minderjarigen, B.S. 25 april 1995
i Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van werknemers bij de uitvoering van hun werk, B.S. 18 september 1996
i Omzendbrieven m.b.t. de fiscale vrijstellingen voor amateurvoetbalclubs, 14 juni 1991, 12 augustus 1996, 24 juni 1997
i Omzendbrief van 13 oktober 1995 betreffende burgerwachtinitiatieven, B.S. 14 november 1995
i Omzendbrief van 5 maart 1999 betreffende de fiscale vrijstelling van onkostenvergoedingen voor vrijwilligerswerk (Ci.RH.241/509.803)
i Ministerieel besluit van 26 maart 1999 tot aanpassing van het werkloosheidsbesluit
i Nota DG/MVDS/vvp/98.156v houdende gecoördineerde onderrichtingen inzake kostenvergoedingen door het Rode Kruis
3.2
VLAAMSE REGELGEVING
i Decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en werknemers, alsmede van de voor de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, B.S. 6 september 1973 i Decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector, B.S. 19 mei 1994 i Besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1994 tot uitvoering van het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector, B.S. 15 oktober 1994 i Decreet van 19 april 1995 houdende een subsidiëring voor verenigingen voor volkontwikkeling, B.S. 15 juni 1995 i Besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 1995 met de regelgeving houdende de instelling van een aanmoedigingspremie voor loopbaanonderbreking, B.S. 13 oktober 1995 i Besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1996 houdende vaststelling van de lijst van subsidiabele vrijwilligersactiviteiten, B.S. 29 januari 1997 i Decreet van 25 februari 1997 betreffende de integrale kwaliteitszorg in de verzorgingsvoorzieningen, B.S. 9 april 1997 i Decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen, B.S. 11 juni 1997 i Decreet van 12 mei 1998 houdende de erkenning van het landelijk georganiseerd jeugdwerk, B.S. 12 juli 1998
162
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 165
Bijlagen 4
OMZENDBRIEF BETREFFENDE DE FISCALE VRIJSTELLING VAN ONKOSTENVERGOEDINGEN VOOR VRIJWILLIGERSWERK
Circulaire van 5 maart 1999 van het ministerie van Financiën – Ci.RH.241/509.803 (integrale tekst)
Aan alle ambtenaren van de niveaus 1, 2+ en 2 Inleiding
1. Onderhavige circulaire verstrekt richtlijnen in verband met de nietbelastbare bedragen van de vergoedingen voor vrijwilligerswerk waarvan sprake in nr. 9 van de circ. 7.4.1998, nr. Ci. RH241/486.611 (Bull. 783, blz.1. 165). Toepassingsgebied
2. Die richtlijnen zijn van toepassing op de vergoedingen (toelagen, verblijfsen verplaatsingsvergoedingen enz.) die in het kader van gelegenheidswerk, zowel in de sportsector als in de sociale en culturele sector in de brede betekenis van het woord, door een club, federatie, vereniging, instelling of overheid aan onbaatzuchtige medewerkers en aan beoefenaars van amateursporten en van andere socio-culturele activiteiten worden toegekend. Hoedanigheid van de vrijwilliger
3. De vrijwilliger is een natuurlijke persoon die, op onbaatzuchtige wijze, onbezoldigd en in een georganiseerd of gereglementeerd verband, zijn activiteiten uitvoert. Hoedanigheid van de opdrachtgever
4. Het vrijwilligerswerk gebeurt in opdracht van een club, federatie, instelling zonder winstoogmerk of een overheidsdienst ongeacht of de opdrachtgever al dan niet rechtspersoonlijkheid bezit. Worden als opdrachtgever beschouwd ∑ een rechtspersoon, zoals een vereniging zonder winstoogmerk, een ziekenfonds, een openbare dienst of een instelling van openbaar nut, een gemeente, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, die geen onderneming exploiteert of zich niet bezighoudt met verrichtingen van winstgevende aard ∑ een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, zoals een feitelijke vereniging en een groepering, die geen onderneming exploiteert of geen winstgevende bezigheid verricht
163
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 166
Bijlagen Zijn o.m. uitgesloten als opdrachtgever ∑ enigerlei vennootschap, vereniging, inrichting of instelling, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die een onderneming exploiteert of zich bezighoudt met verrichtingen van winstgevende aard en bijgevolg aan de Ven. B, de BNI/ven., ofwel, ten name van de vennoten of leden aan de PB of de BNI/nat.pers., is onderworpen ∑ een individuele privé-persoon, behoudens wanneer die persoon via een club, federatie, vereniging, instelling of de overheid beroep doet op vrijwilligerswerk. Voorbeelden: Zo zijn onder meer de volgende personen uitgesloten van de toepassing van deze circulaire: • een gepensioneerde werknemer die voor een onderneming (al dan niet zijn gewezen werkgever) nog klusjes opknapt • de echtgenote van een zaakvoerder van een BVBA die af en toe meewerkt in de vennootschap • een vrijwilliger in een bejaardentehuis dat, alhoewel onder de vorm van een vzw opgericht, aan de vennootschapsbelasting is onderworpen Bedoelde activiteiten
5. Het gelegenheidswerk moet worden verricht in het kader van sociale, culturele of sportieve activiteiten van de club, federatie, vereniging, instelling of overheid. Bedoeld zijn inzonderheid de opvang of de begeleiding van zieken, bejaarden, kinderen, jongeren en sociaal zwakkeren (zoals de thuiszorg voor zorgbehoevende personen of mantelzorg), de bescherming van het leefmilieu, de organisatie van sportwedstrijden en van sociale en culturele evenementen, alsmede het zelf deelnemen aan die wedstrijden en evenementen. Relatie tussen vrijwilliger en opdrachtgever
6. Het gelegenheidswerk betreft activiteiten die onbaatzuchtig en rechtstreeks voor de opdrachtgever worden verricht zonder dat de vrijwilliger één of andere beroepsrelatie heeft met de opdrachtgever. In deze circulaire is dus niet bedoeld: ∑ een medewerker die een activiteit uitoefent en die van de opdrachtgever beroepsinkomsten ontvangt, zoals een werknemer die voor de vennootschap of de vereniging waarin hij werkzaam is ook nog een zogenaamde vrijwillige activiteit van sportieve, sociale of culturele aard zou uitoefenen ∑ een medewerker van een niet-commerciële vereniging die opdrachten van sportieve, sociale of culturele aard vervult of daaraan meewerkt voor andere verenigingen die zich al dan niet met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden, zoals een vrijwilliger van een vzw wanneer die vzw in opdracht van een vennootschap of vereniging tijdens de vakantiemaanden jeugdanimatie verzorgt of ter gelegenheid van een sportief of cultureel
164
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 167
Bijlagen evenement instaat voor de ontvangst en begeleiding van deelnemers en toeschouwers, of nog een medewerker van een sociaal fonds dat wordt gestijfd door bijdragen van een vennootschap om voor de werknemers van de vennootschap sportieve en culturele activiteiten te organiseren Die uitsluiting geldt evenwel niet voor: ∑ een vrijwilliger van een vereniging die in opdracht van de overheid sportieve, sociale of culturele activiteiten organiseert of daaraan meewerkt, zoals een vrijwilliger van een sportclub, wanneer die sportclub in opdracht van een gemeente tijdens de vakantiemaanden een sportkamp voor jongeren van de gemeente organiseert of daaraan meewerkt ∑ een vrijwilliger van een hulporganisatie die (al dan niet in opdracht van de overheid) bijdraagt tot de eerste hulpverlening aan slachtoffers van ongevallen, rampen, conflicten,… Omschrijving van de niet-belastbare vergoedingen
7. Sommige vergoedingen geven geen aanleiding tot belastingheffing, omdat zij de terugbetaling vertegenwoordigen van kosten die de verkrijgers doen in het kader van een of andere activiteit die als vrijetijdsbesteding kan worden beschouwd, zodat er geen sprake kan zijn van beroepsinkomsten. Het gaat hier om eerder geringe vergoedingen die worden toegekend aan amateursporters, deelnemers aan evenementen en medewerkers die zich op louter onbaatzuchtige wijze inzetten voor hun club, federatie, vereniging, instelling of ten dienste van de gemeenschap en die uitsluitend de terugbetaling vertegenwoordigen van een gedeelte of zelfs het geheel van de kosten die zij doen in het kader van hun vrijwilligerswerk. 8. Die vergoedingen kunnen als niet belastbaar worden aangemerkt, mits aan de volgende voorwaarden samen voldaan is (zie ook de parlementaire vragen nr. 522, van 20.4.1993, van volksvertegenwoordiger SARENS - Bull. 731, blz. 2.852 en nr. 163, van 10.1.1997 van senator LOONES – Bull. 772, blz. 1.328): ∑ de betrokken amateursporters, deelnemers aan evenementen of vrijwillige medewerkers verrichten op louter onbaatzuchtige wijze presentaties voor de club, federatie, vereniging, instelling of gemeenschap ∑ de vergoedingen vertegenwoordigen uitsluitend de terugbetaling van werkelijke kosten, hetgeen impliceert dat zij niet abnormaal hoog zijn en dus geen verdoken bezoldigingen voor geleverde prestaties bevatten
165
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 168
Bijlagen Bedrag van de niet-belastbare vergoedingen
9. In dat verband mag worden aangenomen dat de vergoedingen die clubs, federaties, verenigingen, instellingen of de overheid in het kader van hun sportieve, sociale of culturele doeleinden aan hun onbezoldigde vrijwilligers toekennen als forfaitaire terugbetaling van kosten, werkelijke kosten dekken en derhalve niet belastbaar zijn, wanneer zij per verkrijger niet meer bedragen dan 1.000 fr. (24,79 €) per dag en 40.000 fr. (991,57 €) per jaar. 10.Die vergoedingen vertegenwoordigen de forfaitaire terugbetaling van: ∑ kosten voor verplaatsingen die vrijwilligers met hun eigen vervoermiddel of met het gemeenschappelijk vervoer afleggen tussen hun woonplaats en de zetel van de club, federatie, vereniging of instelling of de plaats van waaruit de activiteiten worden georganiseerd, geleid of bestuurd (bijvoorbeeld clublokaal, sportterrein, cultureel centrum, vergaderzaal, enz.) of de plaatsen die met de activiteiten van de vereniging verband houden maar die geen vaste plaats van activiteit zijn (verplaatsingen voor uitwedstrijden, manifestaties, voordrachten, vormingsdagen, enz.) ∑ de verblijfkosten (inzonderheid verfrissingen en maaltijden) ∑ alle andere kosten waarvoor het wegens de aard en het geringe bedrag niet gebruikelijk is bewijsstukken voor te leggen (kosten i.v.m. sportuitrusting, telefoon, fax, gebruik PC, internet, briefwisseling, documentatie, klein materiaal,…) Overschrijving van de grensbedragen
11. Wanneer één van de sub 9 vermelde forfaitaire bedragen in een bepaald belastbaar tijdperk wordt overschreden (meer bedragen dan 1.000 fr. (24,79 €) per dag of meer dan 40.000 fr. (991,57 €) per jaar), moeten alle inkomsten die voor hetzelfde belastbare tijdperk voortvloeien uit het vrijwilligerswerk, integraal als belastbare inkomsten worden aangemerkt. In dat geval kunnen die vergoedingen alleen van belasting worden vrijgesteld als terugbetaling van de eigen kosten van de club, federatie, vereniging, instelling of overheid, mits het dubbel bewijs als bedoeld in nr. 31/32 CM.IB 92 wordt geleverd; namelijk dat: ∑ de vergoeding bestemd is tot het dekken van kosten die eigen zijn aan de club, federatie, vereniging, instelling of overheid ∑ die vergoeding ook daadwerkelijk aan dergelijke kosten is besteed Uitsluiting
12.De richtlijnen van onderhavige circulaire gelden niet voor de vergoedingen van vrijwilligers waarvoor reeds een afzonderlijke belastingregeling bestaat. Dat is onder meer het geval voor de vergoedingen: ∑ van 1000 fr. (24,79 €) per wedstrijd voor stewards (Cfr. Circ. 12.8.1996, nr. Ci. RH241/463.482, Bull. 764, blz. 1908)
168
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 169
Bijlagen ∑ van 500 fr. (12,39 €), 800 fr. (19,83 €) en 1000 fr. (24,79 €) per wedstrijd voor controleurs, kassiers en verantwoordelijken van bij de KBVB aangesloten voetbalclubs (Cfr. Circ. 24.6.1997, nr. Ci. RH241/489.207, Bull. 774, blz. 1775) ∑ van 500 fr. (12,39 €) en 600 fr. (14,87 €) per wedstrijd voor spelers en medewerkers van amateurploegen in de lagere afdelingen aangesloten bij: ∑ de KBVB en bij vergelijkbare voetbalbonden ∑ de Vlaamse Volleybalbond ∑ de Koninklijke Belgische Basketbalbod ∑ de Koninklijke Belgische Hockeybond (veldhockey) ∑ de Franstalige Handballiga (Cfr. Circ. 14.6.1991, nr. Ci. RH241/425.005, Bull. 708, blz. 1899 en Circ. 7.4.1998, nr. Ci. RH241/486.611, Bull. 783, blz. 1165). Inwerkingtreding
13.De richtlijnen van onderhavige circulaire treden onmiddellijk in werking. Zij zijn tevens van toepassing op de hangende geschillen. Controlemaatregelen
14. De vergoedingen die de vermelde grenzen niet overschrijden, moeten aangezien zij worden geacht niet in het toepassingsgebied van de inkomstenbelastingen te vallen - niet op een fiche nr. 281 en een ermede overeenstemmende opgave nr. 325 worden vermeld. De dienstleider van de taxatiedienst die bevoegd is voor de betrokken club, federatie, vereniging, instelling of overheid kan die club, federatie, verengingen, instelling of overheid evenwel verplichten om per jaar een nominatieve lijst met vermelding van de uitgekeerde sommen per verkrijger voor te leggen (Cfr. nr. 317/13, eerste lid, tweede gedachtenstreep, Com. IB 92). Namens de minister: Voor de Directeur generaal, De auditeur-generaal van Financiën J.E. VANDENBOSCH
169
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 170
Bijlagen 5
MODELOVEREENKOMSTEN Deze modelovereenkomsten werden overgenomen uit 'Statuut van de vrijwilliger: knelpunten en oplossingen' (zie bijlage 1: Bronnen). De modellen zijn geïnspireerd op de afsprakennota die wordt opgelegd door het decreet van 23 maart 1994 op het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector.
Minimale afsprakennota tussen organisatie en vrijwilliger
Tussen de ondergetekende afgevaardigde van (naam van de organisatie) enerzijds en naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . geboren op: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . wonende te: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . telefoonnummer: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . beroep: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . anderzijds, genoemd vrijwilliger, die verklaart bereid te zijn diensten te verstrekken aan de organisatie (naam en adres): . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .................................................................... vanaf: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . voor de duur van (onbepaald of datum): . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . op de plaats van uitvoering te: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . wordt het volgende overeengekomen: Art. 1 Aard van het vrijwilligerswerk
De vereniging schakelt de vrijwilliger in voor volgende opdracht . . . . . . . . . . . ................................................................... (omstandige omschrijving van de aard van de activiteit en de gevraagde inzet). Art. 2 Vergoedingen
De diensten worden onbezoldigd verstrekt. De organisatie betaalt de verplaatsingskosten* ∑ geheel terug ten belope van de gemaakte kosten ∑ terug ten belope van het door de organisatie bepaalde forfait, waarvan de vrijwillig(st)er voor ondertekening van deze overeenkomst een afschrift ontvangt ∑ gedeeltelijk terug ten belope van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ∑ niet terug De organisatie betaalt de onkosten, gemaakt in opdracht van de organisatie of de noodzakelijke kosten in het kader van het verrichte vrijwilligerswerk* ∑ geheel terug ∑ terug ten belope van het door de organisatie bepaalde forfait, waarvan de vrijwillig(st)er voor ondertekening van deze overeenkomst een schriftelijke neerslag ontvangt
168
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 171
Bijlagen ∑ gedeeltelijk terug ten belope van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ∑ niet terug Art. 3 Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de vrijwillig(st)er
De vrijwilliger kan slechts aansprakelijk worden gesteld ingeval van opzet, zware fout of vaak voorkomende lichte fout na herhaaldelijke waarschuwingen. Hij/zij* handelt steeds te goeder trouw. De vrijwilliger verbindt zich ertoe elk ongeval zo snel mogelijk en uiterlijk binnen de 24 uur te melden aan de (plaatselijke) verantwoordelijke van (naam organisatie). Art. 4 Verzekering
(naam organisatie) verzekert de vrijwilliger tegen volgende risico's: ∑ alle ongevallen die gerangschikt worden onder de categorie 'arbeidsongevallen' of 'beroepsziekten' in het kader van een arbeidsovereenkomst ∑ burgerlijke aansprakelijkheid Een document waarin de concrete gegevens van deze verzekering zijn opgenomen, wordt voor de ondertekening van deze overeenkomst aan de vrijwilliger overhandigd. In drie exemplaren opgemaakt te . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .(plaats) op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .(datum). Handtekening vrijwilliger Handtekening van de ouders of voogd van de minderjarige vrijwilliger Handtekening verantwoordelijke van de organisatie
* schrappen wat niet past
169
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 172
Bijlagen Modelovereenkomst tussen organisatie en vrijwilliger
(naam en adres organisatie) Tussen de ondergetekende (naam en functie), afgevaardigde van (naam van de organisatie) enerzijds en naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . geboren op: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . wonende te: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . telefoonnummer: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . opleiding gevolgd/te volgen op (datum) te (plaats) en een/geen proefperiode doorlopen van (duur)* anderzijds, genoemd vrijwilliger, die verklaart bereid te zijn diensten te verstrekken aan de organisatie (naam en adres organisatie) wordt het volgende overeengekomen: Art. 1 Aard van het vrijwilligerswerk
De vrijwilliger engageert zich om voor de organisatie belangeloos activiteiten te verrichten. De taak omvat (beschrijving van alle activiteiten die van de vrijwilliger gevergd kunnen worden) ................................................................... Daarnaast is de vrijwilliger ertoe gehouden (vul hier de frequentie in) vergaderingen en bijscholingen bij te wonen, de hem/haar* verstrekte verslagen en het bijscholingsmateriaal door te nemen, evaluatie-, enquête- en onkostenformulieren in te vullen en regelmatig contact te houden met de coördinator. De vrijwilliger verklaart zich bereid indien nodig aanpassingen aan te laten brengen aan de hem/haar* toevertrouwde taken. Deze aanpassingen gebeuren door de vrijwilliger en door – of op vraag van – de organisatie, steeds op basis van wederzijds overleg. Art. 2 Tijdschema
De vrijwilliger verbindt zich ertoe met ingang van (datum van ingang van de overeenkomst) de dienst te bewijzen in overeenstemming met de door de organisatie verstrekte richtlijnen, tijdens de volgende periode*: ∑ tijdens weekdagen: (aantal uren per dag of per week met eventueel een uurrooster per dag) ∑ tijdens weekends: minstens (aantal) uren om de (aantal) weken, gedurende (aantal) maanden ∑ gedurende de vakantieperiode: minimum (aantal) uren ∑ andere tijdstippen: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
170
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 173
Bijlagen De organisatie zal geen druk uitoefenen op de vrijwilliger om meer dan de afgesproken tijd te investeren en verbindt zich ertoe te handelen in overeenstemming met de op het vrijwilligerswerk toepasselijke bepalingen van het arbeidsrecht. Art. 3 Plaats van uitvoering van de overeenkomst
De plaats van uitvoering van de overeenkomst is . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Art. 4 Regeling bij ziekte of verhindering
In geval van ziekte of verhindering*: ∑ brengt de vrijwilliger de organisatie, dit is de door de organisatie aangeduide coördinator, zo snel mogelijk en ten laatste (aantal) dagen op voorhand op de hoogte, bij gebreke waarvan hij zelf een vervanger zoekt. Bij tijdige verwittiging is de organisatie verantwoordelijk voor de vervanging van de vrijwilliger evenals, tenzij de aard van het werk dit niet mogelijk maakt, voor de probleemloze hervatting van het werk bij nieuwe beschikbaarheid van de vrijwilliger ∑ zoekt de vrijwilliger, wanneer de aard van het werk dit mogelijk maakt, zelf een vervanger Indien schade wordt opgelopen door afwezigheid zonder tijdige voorafgaande melding kan de vrijwilliger hiervoor buiten het geval van overmacht persoonlijk aansprakelijk gesteld worden. De vrijwilliger verklaart zich bereid vakantieplannen tijdig aan te geven. Art. 5 Vergoedingen
De diensten worden onbezoldigd verstrekt. De organisatie betaalt de verplaatsingskosten* ∑ geheel terug ten belope van de gemaakte kosten ∑ terug ten belope van het door de organisatie in het huishoudelijk reglement bepaalde forfait, waarvan de vrijwillig(st)er voor ondertekening van deze overeenkomst een afschrift ontvangt ∑ gedeeltelijk terug ten belope van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ∑ niet terug De organisatie betaalt de onkosten, gemaakt in opdracht van de organisatie of de noodzakelijke kosten in het kader van het verrichte vrijwilligerswerk* ∑ geheel terug ∑ terug ten belope van het door de organisatie bepaalde forfait, waarvan de vrijwillig(st)er voor ondertekening van deze overeenkomst een schriftelijke neerslag ontvangt ∑ gedeeltelijk terug ten belope van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ∑ niet terug
171
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 174
Bijlagen De vrijwilliger dient hiertoe minstens zesmaandelijks zijn onkostennota's in bij de coördinator, met vermelding van zijn rekeningnummer, volgens de modaliteiten, bepaald in het huishoudelijk reglement. De organisatie biedt de vrijwilliger kost en inwoon aan. De plaats van huisvesting is . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .(adres). De vrijwilliger aanvaardt geen commissie- of erelonen en streeft geen eigen financiële belangen na. Hij kan enkel van de organisatie zelf een onkostenvergoeding ontvangen of van de begunstigde van het vrijwilligerswerk, mits deze daarvan in kennis is gesteld voor iedere prestatie. Art. 6 Vorming en bijscholing van de vrijwilliger
De vrijwilliger heeft voor ondertekening van deze overeenkomst een vorming van (aantal) uren gevolgd/zal een vorming van (aantal) uren volgen op (data van de vormingssessies) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .* De vrijwilliger verbindt zich ertoe, volgens de vereisten van de werking, geregeld, dit is maandelijks/driemaandelijks/zesmaandelijks/jaarlijks (zelf in te vullen frequentie)*, vormingsbijeenkomsten bij te wonen en daadwerkelijk mee te bouwen aan de plaatselijke vrijwilligerskern, rekening houdend met zijn functie en met de aard van de organisatie. De vormingsbijeenkomsten waarbij de vrijwilligers tevens onderling ervaringen kunnen uitwisselen, zullen voornamelijk gericht zijn op ... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Art. 7 Begeleiding en inspraak
De vrijwilliger wordt begeleid door het lid van de organisatie dat belast is met (functie) en als coördinator van het vrijwilligerswerk beschikbaar is voor het beantwoorden van vragen. Geen enkele opdracht of activiteit vindt plaats zonder medeweten van de coördinator. De vrijwilliger is enkel belast met een eigen beslissingsbevoegdheid voor dagdagelijkse beslissingen betreffende de uitvoering van de afgesproken taken. De vrijwilliger wordt betrokken in de werking van de organisatie door een maandelijks/driemaandelijks/zesmaandelijks/jaarlijks (zelf in te vullen frequentie) bijwonen van volgende vergaderingen van de organisatie: (vul de gebruikelijke agendapunten in) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
172
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 175
Bijlagen Art. 8 Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de vrijwillig(st)er
De vrijwilliger kan slechts aansprakelijk worden gesteld in geval van opzet, zware fout of bij vaak voorkomende lichte fout na herhaaldelijke waarschuwingen. Hij/zij* handelt steeds te goeder trouw. De vrijwilliger verbindt zich ertoe elk ongeval waarbij schade ontstaat, zowel aan derde als aan de begunstigde van het vrijwilligerswerk en aan de vrijwilliger zelf, zowel materieel als lichamelijk, zo snel mogelijk en uiterlijk binnen de 24 uur te melden aan de coördinator. Art. 9 Plicht tot geheimhouding
De vrijwilliger voert zijn/haar* opdracht uit met inachtneming van de regels inzake discretie en beroepsgeheim, zoals die gelden binnen de organisatie, en is gebonden door een plicht tot geheimhouding met betrekking tot alle persoonlijke, medische en verpleegkundige gegevens die hem/haar* zijn bekend geworden tijdens de uitvoering van de vrijwillige activiteiten, alsmede m.b.t. al wat hem/haar* confidentieel is meegedeeld. Deze geheimhoudingsplicht van de vrijwilliger en de verhouding tot het beroepsgeheim van professionelen, al dan niet in de organisatie, werd/wordt* de vrijwilliger tijdens de opleiding duidelijk uiteengezet, staat verwoord in het huishoudelijk reglement* en blijft ook na het beëindigen van het engagement gelden. De organisatie van haar kant behandelt alle informatie die ze van en aangaande de vrijwilliger verkrijgt, vertrouwelijk. Art. 10 Eerbied voor de begunstigde van het vrijwilligerswerk evenals voor zijn levensbeschouwelijke, religieuze en politieke overtuiging
De vrijwilliger belooft de levensbeschouwelijke, politieke en religieuze overtuiging van de begunstigden van het vrijwilligerswerk te eerbiedigen en geen handelingen te stellen tegen hun wil in. Van zijn/haar* kant heeft de vrijwilliger het recht om hulpverlening te weigeren in geval van gewetensnood. Art. 11 Verzekering
De organisatie verzekert de vrijwilliger tegen volgende risico's: ∑ alle ongevallen die gerangschikt worden onder de categorie 'arbeidsongevallen' of 'beroepsziekten' in het kader van een arbeidsovereenkomst ∑ burgerlijke aansprakelijkheid ∑ schade aan persoonlijke goederen van de vrijwilliger
173
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 176
Bijlagen De concrete gegevens van deze verzekering zijn opgenomen in het huishoudelijk reglement/kunnen op vraag van de vrijwilliger voor de ondertekening van deze overeenkomst worden overhandigd*. De organisatie zal de vrijwilliger niet in aanraking brengen met belangrijke risico's (zoals in de gezondheidssector: besmettelijke ziekten of blootstelling aan ioniserende stralen) zonder de vrijwilliger hiervan uitdrukkelijk in te lichten en zijn toestemming te bekomen. Art. 12 Geschillenbeslechting
In geval van geschil tussen de vrijwilliger en organisatie of tussen vrijwilligers en beroepskrachten of tussen vrijwilligers onderling, zal de zaak worden voorgelegd aan de coördinator. Bij het uitblijven van een oplossing wordt de zaak voorgelegd aan de raad van beheer/algemene vergadering*. De vrijwilliger kan tegen een beslissing in beroep gaan. Een beroepscommissie bestaande uit (duid het aantal vertegenwoordigers van de organisatie en het aantal vertegenwoordigers van de vrijwilligers aan en ook de basis waarop ze tot de commissie worden toegelaten) ... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . zal een bindende uitspraak doen. Art. 13 Duur van de overeenkomst
Deze overeenkomst wordt aangegaan* ∑ voor onbepaalde duur ∑ tot (datum) Art. 14 Beëindiging van de overeenkomst
Indien de vrijwilliger de overeenkomst wil beëindigen brengt hij de coördinator hiervan tijdig, dit is (in te vullen termijn) ………….., op de hoogte. Bij ernstige redenen die met de inhoud van het vrijwilligerswerk of met het functioneren van de organisatie en/of de vrijwilligerswerking te maken hebben, is de vrijwilliger bereid zijn voorgenomen beslissing te bespreken met de coördinator. De organisatie behoudt zich het recht voor het contract met de vrijwilliger te verbreken indien hiertoe ernstige redenen bestaan. Dit gebeurt via een gesprek met de coördinator die de beslissing aan de vrijwilliger meedeelt. De geschillenregeling van art. 12 wordt desgevallend toegepast. Deze overeenkomst eindigt tevens bij onderling goedvinden van de partijen of indien wijzigingen in het werkplan van de organisatie daartoe noodzaken.
174
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 177
Bijlagen Bij beëindiging van de overeenkomst van onbepaalde duur of bij voortijdige beëindiging wordt een opzegtermijn van … dagen in acht genomen, tenzij beide partijen hiervan afstand doen. Indien de vrijwilliger de overeenkomst verbreekt om een beroepsactiviteit aan te vatten, dient de opzegtermijn niet gerespecteerd te worden. De vrijwilliger is in principe bereid minimaal (duur) aan de organisatie verbonden te blijven. Bij vertrek wordt het werk in overleg met de coördinator zo goed mogelijk overgedragen. Deze verbintenis kan op geen enkele wijze rechten of plichten, gebaseerd op een arbeidsovereenkomst doen ontstaan. De vrijwilliger onderschrijft de doelstellingen van de organisatie, heeft kennis genomen van de richtlijnen en verklaart zich akkoord met de voorgestelde schikkingen. Hij/zij* zal zich houden aan de opgegeven data en stipt zijn bij het begin en einde van de diensttijd. De vrijwilliger verklaart tevens kennis genomen te hebben van zijn rechten op het gebied van begeleiding, inspraak, deelname aan overleg, cursussen, de terbeschikkingstelling van eventuele werkkledij. Deze rechten staan verwoord in het huishoudelijk reglement dat de vrijwilliger voor ondertekening van deze overeenkomst ter inzage overhandigd werd. In drie exemplaren opgemaakt op (datum) te (plaats) Handtekening vrijwilliger Handtekening ouders of voogd van een minderjarige vrijwilliger Handtekening verantwoordelijke organisatie
* schrappen wat niet past
175
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 178
Bijlagen Modelovereenkomst tussen organisatie en instelling (ingeval de vrijwilliger voor een vrijwilligersorganisatie actief is in een instelling)
(naam en adres vrijwilligersorganisatie) Het volgende werd overeengekomen tussen (naam vrijwilligersorganisatie), vertegenwoordigd door de verantwoordelijke: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . en de instelling: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . adres: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .................................................................. vertegenwoordigd door: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De organisatie (naam vrijwilligersorganisatie) verbindt zich ertoe:
∑ in de mate van het mogelijke vrijwilligers ter beschikking te stellen ∑ de rekrutering, informatie en vorming van de vrijwilligers te organiseren vooraleer deze hun dienstverlening in de instelling aanvatten ∑ een overeenkomst af te sluiten met iedere vrijwilliger ∑ het risico van de burgerlijke aansprakelijkheid en ongevallen, van dezelfde aard als arbeidsongevallen in het kader van een arbeidsovereenkomst, evenals schade aan persoonlijke voorwerpen van de vrijwilliger door een aangepaste verzekering te dekken ∑ in te staan voor de nodige omkadering van de vrijwilligers De instelling (naam instelling) verbindt zich ertoe:
∑ in de instelling iemand aan te stellen als interne verantwoordelijke voor de vrijwilligers voor wat betreft opvang, begeleiding en noodzakelijke administratie. Deze persoon dient in te stemmen met het bijwonen van de eerstvolgende vormingsdag van (naam vrijwilligersorganisatie) voor verantwoordelijken van de instellingen waarmee een samenwerkingsverband bestaat ∑ de verantwoordelijke aan te moedigen tot het bijwonen van verdere bijscholingen, georganiseerd door (naam vrijwilligersorganisatie) ∑ (alle of x% van de) kosten voor de vrijwilligerswerking op zich te nemen, in het bijzonder de onkostenvergoedingen aan de vrijwilligers, een proportioneel deel van de verzekeringskosten en de eigen kosten die gemaakt worden m.b.t. de verantwoordelijke van de instelling. Deze bijdrage in de kosten zit vervat in de bijdrage die (naam vrijwilligersorganisatie) van de instelling ontvangt. Deze bijdrage wordt vastgesteld*: • op basis van de prestatielijsten van de vrijwilligers en ze bedraagt (aantal) fr. per dienstuur en wordt maandelijks berekend en gefactureerd a.h.v. de prestatielijsten • op forfaitaire basis, nl. een jaarlijkse bijdrage van (aantal) fr. en wordt jaarlijks gefactureerd
176
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 179
Bijlagen ∑ contact te houden met de verantwoordelijke van (naam vrijwilligersorganisatie) i.v.m. de toepassing van deze overeenkomst en noodzakelijk overleg ∑ het personeel op de hoogte te brengen van de komst van vrijwilligers, hen in te lichten over hun takenpakket en het doel van hun werk om de onderlinge samenwerking tussen beroepskrachten en vrijwilligers te optimaliseren ∑ op de vrijwilligers geen beroep te doen om activiteiten te verrichten die gekwalificeerd personeel vereisen ∑ de vrijwilligers niet in contact te brengen met de belangrijkste risico's (zoals besmettelijke ziekten, ioniserende stralen) tenzij de organisatie hiervan op voorhand op de hoogte gebracht wordt en deze risico's door de organisatie aanvaard worden zodat zij de vrijwilliger kan inlichten en diens voorgelichte toestemming kan bekomen ∑ het aantal diensturen te beperken tot (aantal) uren per dag. Vrijwilligers mogen niet ter vervanging van personeel ingeschakeld worden ∑ de dienst te beperken tot volgende met (naam vrijwilligersorganisatie) overeengekomen taken: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ................................................................ ∑ voor de nodige werkkledij te zorgen ∑ elk gebeurlijk ongeval zo snel mogelijk en uiterlijk binnen de 24 uur te melden aan de verantwoordelijke van (naam vrijwilligersorganisatie) en de vereiste formulieren te bezorgen ∑ regelmatig (tenminste jaarlijks) in een bijeenkomst te voorzien in de instelling met de vrijwilligers in functie van een optimale samenwerking met het personeel en van een verdere vorming van de vrijwilligers Op basis van gegronde redenen is het voor de instelling mogelijk één of meerdere vrijwilligers niet meer te aanvaarden. Ook (naam vrijwilligersorganisatie) kan om gegronde redenen vrijwilligers terugtrekken. Deze afspraken gelden voor de periode van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . tot .................................................................. Ingaand op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . te . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Handtekening verantwoordelijke vrijwilligersorganisatie
Handtekening verantwoordelijke instelling
177
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 180
Bijlagen NOTITIES
178
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 181
Bijlagen NOTITIES
179
Vrijwilligerswerk
08-05-2001
08:52
Pagina 182
De Koning Boudewijnstichting is een onafhankelijke instelling van openbaar nut. Als geschenk bij de 25ste verjaardag van Zijn troonsbestijging in 1976, verkoos Koning Boudewijn de oprichting van een Stichting die ten dienste zou staan van de bevolking. Artikel 3 van de statuten omschrijft haar opdracht als volgt: '… het nemen van initiatieven ter verbetering van de levensomstandigheden van de bevolking, met inachtneming van factoren van economische, maatschappelijke en culturele aard.' Met andere woorden: de Koning Boudewijnstichting wil maatschappelijke problemen en uitdagingen aanpakken door solidariteit en vrijgevigheid te stimuleren en door op te treden als katalysator van duurzame veranderingen. Om de generositeit te promoten, biedt de Stichting particulieren, verenigingen en bedrijven de mogelijkheid om fondsen op te richten die vernieuwende projecten en acties ondersteunen. Met de formule van 'Transnational Giving Europe' en de King Baudouin Foundation U.S., Inc. moedigt de Koning Boudewijnstichting de vrijgevigheid aan over de landsgrenzen heen. Naast de giften van talloze schenkers (op PCR 000-0000004-04) die een constante aanmoediging betekenen, is ook de dotatie van de Nationale Loterij essentieel voor de impact van de Stichting. Drie thema's staan centraal in haar projecten en campagnes: het bevorderen van welvaart en welzijn, het meewerken aan de dynamiek van het maatschappelijk samenleven en het stimuleren van de persoonlijke ontplooiing en ontwikkeling. Concreet betekent dit dat de Stichting initiatieven ontwikkelt rond armoede en sociale uitsluiting, arbeid en tewerkstelling, duurzame ontwikkeling van de burgersamenleving, media, vorming en cultuur en sport. De Koning Boudewijnstichting vervult een forumfunctie door deskundigen en burgers rond de tafel te brengen. Verder stimuleert ze het denken op langere termijn en sensibiliseert ze de bevolking rond thema's die haar na aan het hart liggen. Koning Boudewijnstichting Brederodestraat 21 1000 Brussel tel.: 02/511.18.40 fax: 02/511.52.21 e-mail:
[email protected] www.kbs-frb.be PCR: 000-0000004-04
180
Cover
27-04-2001
13:30
Pagina 1
mouwen. Dit zijn honderdduizenden mensen. Met veel plezier en enthousiasme engageren zij zich in tienduizenden verenigingen, projecten, acties enz. Duizelingwekkende cijfers die meteen een belangrijk deel van het Vlaamse sociaal kapitaal uitmaken. Maar het vrijwilligerswerk is ook kind van zijn tijd. In een samenleving die wordt gekenmerkt door toenemende regelgeving en verzakelijking, ontwikkelt het vrijwilligerswerk zich in dezelfde zin. En dat creeërt onzekerheid en onduidelijkheid. Plots steken begrippen als aansprakelijkheid, kostenvergoeding, verzekering en tenslotte ook een ‘statuut’ de kop op. Daarom probeert de Koning Boudewijnstichting, samen met de vrijwilligerswereld, klaarheid te scheppen over de sociaaljuridische situatie van de vrijwilliger. Vandaar deze beknopte en toegankelijke handleiding 'Vrijwilligerswerk: wat kan, mag en moet ..?'. Ze licht de belangrijkste aspecten toe van de regelgeving, althans zoals ze van kracht is voorjaar 2001. Hierbij gaat de aandacht in eerste instantie uit naar de materies aansprakelijkheid, verzekeringen en vergoedingen en vervolgens ook naar de belangrijkste bepalingen uit het sociaal en fiscaal recht. Ook het begrip 'statuut' krijgt een plaats, met uiteraard de grote uitdaging om met een globale regeling de ruime diversiteit van het vrijwilligerswerk te behouden en de kracht ervan te versterken.
Deze publicatie van de Koning Boudewijnstichting kwam tot stand met de medewerking van de Vereniging Vlaamse Steden en Gemeenten (V.V.S.G.), de Vereniging Vlaamse Gemeentelijke Welzijnsdiensten, (V.V.G.W.), het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (I.S.B.) en de Vereniging Vlaamse Jeugddiensten en -consulenten (V.V.J.). Eerste uitgave, mei 2001
VRIJWILLIGERSWERK. WAT KAN, MAG EN MOET? EEN CONCRETE STAND VAN ZAKEN MEI 2001
Eén op vijf Vlamingen steekt wel eens vrijwillig de handen uit de
Vrijwilligerswer
k
wat kan, mag en moet EEN CONCRETE STAND VAN ZAKEN