VRIJWILLIGE PENSIOENSPAARREGELING
VAN
STICHTING PENSIOENFONDS HUNTER DOUGLAS Per 01-01-2003
Met ingang van 5-9-2014 is dit pensioenreglement gesloten voor nieuwe werknemers. Deze vrijwillige spaarregeling blijft van kracht voor deelnemers die op 4-9-2014 deelnamen aan deze regeling.
1 juni 2015
1
INHOUDSOPGAVE ARTIKEL 1.
BEGRIPSBEPALINGEN ....................................................................................................3
ARTIKEL 2.
UITVOERING ......................................................................................................................4
ARTIKEL 3.
DEELNEMERSCHAP .........................................................................................................4
ARTIKEL 4.
BERICHTGEVING EN INLICHTINGEN ........................................................................5
ARTIKEL 5.
SPAARMODULES ..............................................................................................................5
ARTIKEL 6.
BIJDRAGEREGELING ......................................................................................................7
ARTIKEL 7.
OPBOUW PENSIOENSPAARKAPITAAL ......................................................................7
ARTIKEL 8.
BEËINDIGING DEELNEMERSCHAP ............................................................................8
ARTIKEL 9.
OMZETTING PENSIOENSPAARKAPITAAL IN PENSIOEN .....................................8
ARTIKEL 10.
UITBETALING VAN DE PENSIOENEN .........................................................................9
ARTIKEL 11.
ONVOORZIENE EN BIJZONDERE GEVALLEN .......................................................10
ARTIKEL 12.
OVERIGE BEPALINGEN ................................................................................................10
ARTIKEL 13.
WAARDEOVERDRACHT ...............................................................................................10
ARTIKEL 14.
BEËINDIGING VAN HUWELIJK OF (GEREGISTREERD) PARTNERRELATIE 10
ARTIKEL 15.
AFKOOP VAN PENSIOEN ..............................................................................................10
ARTIKEL 16.
INWERKINGTREDING ...................................................................................................11
BIJLAGE I.
PREMIESTAFFELS VOOR DEELNEMERS GEBOREN IN OF NA 1950 ................12
BIJLAGE II.
KENGETALLEN ...............................................................................................................13
2
Artikel 1.
Begripsbepalingen
1. In dit reglement gelden de van toepassing zijnde begripsbepalingen van de statuten en het pensioenreglement van de basisregeling van Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas.
Voorts wordt in aanvulling op of in afwijking daarvan verstaan onder: a.
Uitvoerder
de instelling zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 met wie het pensioenfonds een overeenkomst heeft gesloten.
b. Deelnemer
werknemers zoals bedoeld in artikel 3, lid 1 van
c.
de voor de deelnemer van toepassing zijnde
Basisregeling
dit reglement.
pensioenregeling van Hunter Douglas Europe
B.V. en van ondernemingen die door het bestuur op verzoek van Hunter Douglas Europe B.V. tot gelieerde onderneming zijn verklaard. d. Pensioenrichtdatum
Conform de basisregeling: ■
Voor de deelnemer geboren in of na 1950: 65 jaar
e.
Pensioeningangsdatum De gekozen pensioendatum in de basisregeling.
2. Overal waar in dit reglement de mannelijke vorm wordt gebruikt, geldt het gestelde zowel voor mannen als voor vrouwen.
3. Voor de vaststelling van de bedragen wordt de fiscale pensioengrondslag vastgesteld als onderstaand: •
fiscaal pensioengevend inkomen: de som van de loonbestanddelen, die
ingevolge het bepaalde bij of krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) in enig jaar als loon dient te worden aangemerkt;
•
fiscale franchise: 10/7 van de AOW-uitkering voor een gehuwde persoon vermeerderd met vakantietoeslag, naar het niveau per 1 januari van het betreffende jaar;
•
fiscale pensioengrondslag: het fiscaal pensioengevend inkomen verminderd met de fiscale franchise geldend op de eerste dag van het jaar of op het
tijdstip van indiensttreding als de deelnemer in het betreffende jaar in dienst treedt.
3
Artikel 2.
Uitvoering
1. Ter uitvoering van de bepalingen van dit pensioenreglement kan het bestuur van het pensioenfonds besluiten bij een verzekeringsmaatschappij, zoals
omschreven in artikel 1 van de statuten, verzekeringen af te sluiten en/of bij een bank of een beleggingsinstelling, beleggingsrekeningen ten behoeve van de deelnemers te openen.
2. Indien en voor zover het pensioenfonds de verplichtingen, welke het krachtens dit reglement op zich heeft genomen, heeft ondergebracht bij een in lid 1
genoemde uitvoerder en de door de deelnemers afgedragen bijdrage heeft
gestort bij de uitvoerder is de werkgever c.q. het pensioenfonds tegenover de
(gewezen) deelnemers of hun nagelaten betrekkingen niet aansprakelijk tot meer dan voor zover de werkgever c.q. het fonds zelf uitkeringen van de uitvoerder
ontvangt.
3. De voorwaarden van de in lid 2 bedoelde overeenkomst(en) liggen ten kantore van de werkgever en het fonds voor iedere belanghebbende ter inzage. Voor zover niet uitdrukkelijk anders is vermeld, zijn de bepalingen van deze
overeenkomst(en) (mede) van toepassing op deze pensioenspaarregeling. Artikel 3.
Deelnemerschap
1. Deelnemer aan deze regeling is de werknemer die zich gedurende het
dienstverband schriftelijk als zodanig heeft aangemeld bij de werkgever en die deelnemer is in de basisregeling. Het deelnemerschap vangt aan op de 1e dag
van de maand volgend op de maand waarin de aanmelding plaatsvindt.
2. De werkgever is verplicht de uitvoerder hierover te informeren. De uitvoerder bevestigt de opname schriftelijk aan de deelnemer.
3. Het deelnemerschap eindigt:
a. door schriftelijke afmelding bij het fonds, waarna het deelnemerschap eindigt per de eerste van de maand volgend op de maand waarin de afmelding plaatsvindt;
b. bij overlijden van de deelnemer;
c. bij beëindiging van het dienstverband met de werkgever anders dan door de onder b of d bedoelde oorzaak;
d. op de pensioeningangsdatum.
4
4. Indien het deelnemerschap eindigt conform lid 3 sub a van dit artikel heeft de
werknemer de mogelijkheid zich wederom aan te melden met inachtneming van het bepaalde in lid 1 van dit artikel.
Artikel 4.
Berichtgeving en inlichtingen
1. Het bestuur draagt er zorg voor dat de deelnemer bij toetreding op de hoogte
wordt gesteld van het geldende reglement en de geldende statuten voor zover deze niet reeds aan hem zijn uitgereikt. Bij wijzigingen daarin wordt de
deelnemer hiervan schriftelijk door het bestuur op de hoogte gesteld. De
belanghebbenden kunnen desgewenst kennis nemen van de geldende statuten en de pensioenreglementen.
Jaarlijks verstrekt de uitvoerder ten behoeve van de deelnemer een opgave van de hoogte van het opgebouwde pensioenspaarkapitaal en de aangroei van het
pensioen in het voorgaande jaar, de ‘factor A’. Indien de (gewezen) deelnemer hierom verzoekt wordt binnen drie maanden opgave gedaan van het
opgebouwde pensioenspaarkapitaal c.q. opgebouwde pensioenaanspraken. De aan deze opgave verbonden kosten kunnen in rekening worden gebracht.
2. De (gewezen) deelnemers zijn verplicht aan de werkgever en/of het fonds tijdig alle inlichtingen te verstrekken of bescheiden te verschaffen en alle
medewerking te verlenen welke de werkgever en/of het fonds verlangt met het oog op de toepassing van het reglement.
Het niet verstrekken van of het bewust geven van onjuiste informatie kan tot
gevolg hebben dat de uitkeringen worden opgeschort of het recht op uitkeringen vervalt vanaf de achtste dag waarop een herhaald verzoek bij aangetekend schrijven is verzonden tot aan de dag waarop de inlichtingen alsnog zijn verstrekt of de medewerking is verleend. Artikel 5.
Spaarmodules
1. Voor zover is toegestaan binnen de Wet LB 1964 heeft de deelnemer het recht
door middel van inhoudingen op het brutoloon door de werkgever, eenmalig of periodiek, stortingen te doen op de in artikel 2 lid 1 bedoelde
beleggingsrekening(en) voor aanvulling van de pensioenen volgens de voor hem van toepassing zijnde basisregeling.
2. De storting over enig jaar van de deelnemer geboren in of na 1950 kan
uitsluitend plaatsvinden indien deze betrekking heeft op een of meer van onderstaande spaarmodules en daarbij geldende voorwaarden.
5
Spaarmodule 1:
Gespaard wordt het verschil tussen 2,25% opbouw en het percentage van
opbouw van ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen in de basisregeling (zie bijlage II voor de percentages). De verhouding van het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen wordt hierbij gesteld op 100:70. De hiervoor
maximaal toegestane storting(en) word(t)(en) jaarlijks per 1 november
opgegeven en worden ontleend aan de pensioengrondslag volgens het basispensioenreglement. Spaarmodule 2:
Gespaard wordt voor opbouw van ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen over het verschil tussen de in de basisregeling geldende franchise en de fiscale franchise (zie bijlage II). Als grondslag geldt hier dus het franchiseverschil.
In bijlage I zijn voor de 2 spaarmodules de beschikbare premiepercentages per leeftijd bijgevoegd.
3. Bij aanvang van het deelnemerschap aan deze regeling dient de deelnemer
schriftelijk aan de werkgever mede te delen welke van de in lid 2 genoemde
spaarmodules op hem van toepassing dient/dienen te zijn. Gewenste wijzigingen
nadien dienen eveneens schriftelijk aan de werkgever te worden medegedeeld. 4. Jaarlijks ontvangt de deelnemer van het pensioenfonds een opgave over de maximaal in te leggen spaarpremie in het volgende jaar.
5. De deelnemer kan het pensioen op een eerder of later tijdstip laten ingaan dan op de pensioenrichtdatum.
6. De gewezen deelnemer kan het pensioen niet op een ander tijdstip laten ingaan dan op de pensioenrichtdatum.
7. De gekozen pensioengerechtigde leeftijd in deze regeling dient samen te vallen met de leeftijd op de pensioeningangsdatum in de basisregeling.
8. Als blijkt dat door aanwending van het saldo van de spaarmodule tezamen met het ouderdomspensioen van de basisregeling op de pensioeningangsdatum de fiscale grenzen worden overschreden zal het meerdere worden afgekocht.
Het in dit lid bepaalde is overeenkomstig van toepassing bij overschrijding van de fiscale normen voor het levenslange partnerpensioen respectievelijk het wezenpensioen.
6
De afkoopsom wordt onder inhouding van de wettelijk verschuldigde bedragen aan de gepensioneerde uitgekeerd. Artikel 6.
Bijdrageregeling
1. De bijdrage voor deze regeling komt geheel voor rekening van de deelnemer. 2. De maximale jaarlijkse bijdragen voor de spaarmodules worden per 1 november van ieder jaar vastgesteld conform de bepalingen in artikel 5 en door het fonds aan de deelnemer bekend gemaakt.
3. Niet benutte fiscale ruimte uit verstreken deelnemersjaren kan in ieder jaar aanvullende stortingen mogelijk maken.
4. De bijdrage van de werknemer wordt door de werkgever ingehouden op het salaris van de deelnemer in dezelfde termijnen als waarin het salaris wordt
uitbetaald en wordt door de werkgever, uiterlijk op de 28e van de betreffende
maand aan de uitvoerder afgedragen. Artikel 7.
Opbouw pensioenspaarkapitaal
1. Voor iedere deelnemer wordt een pensioenspaarkapitaal opgebouwd, dat gelijk is aan de som van:
a. de bijdragen zoals bedoeld in artikel 6;
b. de eventueel ontvangen overdrachtswaarde uit een vorig dienstverband zoals bedoeld in artikel 13;
c. het beleggingsresultaat over de onder a en b bedoelde bedragen op basis van het rendement, onder aftrek van kosten, volgens de onderstaande bepalingen van dit artikel.
2. De in lid 1 sub a en b bedoelde bedragen worden gestort op een ten name van de betreffende deelnemer geopende beleggingsrekening bij de uitvoerder.
3. De op de beleggingsrekening gestorte gelden worden belegd in een of meer
door de werkgever aangewezen beleggingsprofielen van de uitvoerder, conform de keuze van de deelnemer.
De deelnemer wordt door de werkgever schriftelijk in kennis gesteld van het aangewezen beleggingsprofiel, alsmede van wijzigingen hierin.
4. De deelnemer is bevoegd wijzigingen aan te brengen in de door hem gekozen
beleggingsmix, zoals is opgenomen in de overeenkomst met de uitvoerder van
7
deze regeling. De kosten voor iedere wijziging worden automatisch verrekend met de belegde middelen in de beleggingsfondsen.
5. Een verzoek tot wijziging, zoals bedoeld in lid 4, dient uiterlijk vijf werkdagen
voor de eerste werkdag van de kalendermaand, waarin de wijziging dient in te
gaan, door de werkgever te zijn ontvangen.
6. Overige door de uitvoerder in rekening gebrachte kosten verband houdend met transacties met betrekking tot de beleggingen en/of stortingen worden in
mindering gebracht op het met de desbetreffende transactie gemoeide bedrag. Artikel 8.
Beëindiging deelnemerschap
1. Indien het deelnemerschap eindigt behoudt de (gewezen) deelnemer,
respectievelijk nabestaande, aanspraak op pensioen dat resulteert uit de
omzetting van het op de beëindigingsdatum opgebouwde pensioenspaarkapitaal
zoals bedoeld in artikel 9 lid 1. De gewezen deelnemer c.q. nabestaande ontvangt hiervan een schriftelijk bewijs.
2. Indien het deelnemerschap is geëindigd, zoals bedoeld in artikel 3 lid 3 sub c, dan heeft de gewezen deelnemer het recht de pensioenaanspraak te laten
overdragen naar de pensioenregeling van een volgende werkgever. Hiertoe
wordt overeenkomstig de bepaling in artikel 9 lid 1 het pensioenkapitaal bij de uitvoerder omgezet naar een pensioenaanspraak bij het pensioenfonds.
3. Op de overdracht zijn bepalingen, zoals opgenomen in de basisregeling, met betrekking tot waardeoverdracht op overeenkomstige wijze van toepassing.
Artikel 9.
Omzetting pensioenspaarkapitaal in pensioen
1. Ingeval van beëindiging van het deelnemerschap anders dan ingeval van artikel 3 lid 3 sub a, wordt het bij de uitvoerder opgebouwde pensioenspaarkapitaal
overgeboekt naar het fonds. Het fonds zet dit kapitaal om in een pensioen c.q. pensioenaanspraak op het leven van de deelnemer. De aard van het (de) toe te
kennen pensioen(aanspraak) is overeenkomstig de gekozen spaarmodule zoals bedoeld in artikel 5 lid 2.
2. Bij beëindiging van het deelnemerschap conform artikel 3 lid 3 sub a blijft het
opgebouwde pensioenkapitaal op de beleggingsrekening van de ex-deelnemer
staan bij de uitvoerder en komen kosten en rendement ten laste respectievelijk ten gunste van dit kapitaal. Indien er geen kapitaal meer op de
8
beleggingsrekening staat, wordt deze opgeheven en vervallen alle rechten op deze beleggingsrekening.
3. Vindt na beëindiging conform het in lid 2 van dit artikel gestelde een
gebeurtenis plaats overeenkomstig de overige bepalingen van artikel 3 lid 3 dan wordt het pensioenspaarkapitaal overeenkomstig de bepaling uit lid 1 van dit artikel overgeboekt naar het fonds.
4. Bij overlijden van de deelnemer voor de beëindiging van het deelnemerschap wordt het pensioenspaarkapitaal achtereenvolgens aangewend voor:
a. een (tijdelijk) nabestaandenpensioen op het leven van de partner van de deelnemer;
b. een wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de deelnemer die
volgens de basisregeling in aanmerking komen voor een wezenpensioen.
Indien de deelnemer geen partner en/of kinderen heeft of indien en voor zover het pensioenspaarkapitaal tot een fiscaal bovenmatig pensioen leidt vervalt dit bovenmatige deel aan het fonds.
5. De hoogte van de toe te kennen pensioenen c.q. pensioenaanspraken is
afhankelijk van het opgebouwde pensioenspaarkapitaal en wordt vastgesteld op basis van de reguliere voor het fonds geldende actuariële grondslagen rekening houdend met:
a. de ingangsdatum van het (tijdelijk) pensioen; b. de duur van de uitkering;
c. de indexatie van de uitkeringen;
d. sekseneutrale waarderingsgrondslagen. Artikel 10. Uitbetaling van de pensioenen 1. De pensioenen op jaarbasis worden, conform de bepalingen hieromtrent in de betreffende basispensioenregeling uitbetaald.
2. Pensioenbedragen die niet onmiddellijk worden opgevorderd zullen door het fonds zonder rentevergoeding worden uitbetaald.
3. Op de pensioenen worden in mindering gebracht de over deze bedragen verschuldigde wettelijke heffingen.
9
Artikel 11. Onvoorziene en bijzondere gevallen In alle gevallen waarin noch door de wet, ook waar deze bepalingen van regelend recht bevat, noch door de statuten, noch door de basisregeling, noch door dit
pensioenreglement is voorzien beslist het bestuur, zoveel mogelijk analoog aan het bepaalde in de statuten, de basisregeling en/of dit pensioenreglement. Artikel 12. Overige bepalingen Indien de Belastingdienst, dan wel bij geschil, de rechter in belastingzaken in
hoogste instantie, in deze pensioenregeling een fiscaal bovenmatig element of
elementen aanwezig acht, die door onderneming en deelnemers niet als zodanig zijn bedoeld, zal deze regeling tot een aanvaardbaar niveau worden aangepast binnen de doelstelling van het fonds.
Artikel 13. Waardeoverdracht 1. Het fonds accepteert de waarde van de pensioenaanspraken of het
pensioenspaarkapitaal opgebouwd bij de vorige werkgever, mits deze waarde betrekking had op een vrijwillige pensioen(spaar)regeling en het
deelnemerschap aan de nieuwe regeling op het moment van overdracht niet is geëindigd.
De ontvangen overdrachtswaarde wordt op de overdrachtsdatum toegevoegd
aan het eventueel reeds opgebouwde pensioenspaarkapitaal van de deelnemer volgens deze regeling. Een eventueel op de ontvangen overdrachtswaarde toegepaste korting wordt niet gecompenseerd.
2. De bepalingen zoals opgenomen in de basisregeling met betrekking tot
waardeoverdracht zijn onverminderd het bepaalde in lid 1 van dit artikel op overeenkomstige wijze van toepassing.
Artikel 14. Beëindiging van huwelijk of (geregistreerd) partnerrelatie In geval van beëindiging van huwelijk of (geregistreerd) partnerrelatie zijn met
betrekking tot (de verdeling van) het pensioenspaarkapitaal de bepalingen, zoals opgenomen in de basisregeling, van overeenkomstige toepassing. Artikel 15. Afkoop van pensioen De bepalingen volgens de basisregeling met betrekking tot afkoop van pensioen zijn van overeenkomstige toepassing.
10
Artikel 16. Inwerkingtreding Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2003 en laatstelijk gewijzigd op 1juni 2015.
Rotterdam,
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas
-----------------
-----------------
C.H.J. Luijben
R.H.A. Nusteling
(Handtekening)
Voorzitter
( Handtekening)
Secretaris
11
BIJLAGE I.
Premiestaffels voor deelnemers geboren in of na 1950
De leeftijdsafhankelijke beschikbare premiepercentages per spaarmodule voor deelnemers geboren in of na 1950. Leeftijd 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33
34 35 36 37 38 39
Spaar-
Spaar-
module 1
module 2
0,91%
7,6%
0,91% 0,91% 0,91% 0,91% 1,08% 1,08% 1,08% 1,08% 1,08%
7,6%
40
7,6%
42
7,6% 7,6% 9,0% 9,0% 9,0% 9,0% 9,0%
1,30%
10,8%
1,30%
10,8%
1,30% 1,30% 1,30% 1,54% 1,54% 1,54% 1,54% 1,54% 1,82% 1,82% 1,82% 1,82% 1,82%
Leeftijd
10,8% 10,8% 10,8% 12,8% 12,8% 12,8% 12,8% 12,8% 15,2% 15,2% 15,2% 15,2% 15,2%
41 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64
12
Spaar-
Spaar-
module 1
module 2
2,18%
18,2%
2,18% 2,18% 2,18% 2,18% 2,62% 2,62% 2,62% 2,62% 2,62% 3,14% 3,14% 3,14% 3,14% 3,14% 3,76% 3,76% 3,76% 3,76% 3,76% 4,48% 4,48% 4,48% 4,48% 4,48%
18,2% 18,2% 18,2% 18,2% 21,8% 21,8% 21,8% 21,8% 21,8% 26,2% 26,2% 26,2% 26,2% 26,2% 31,3% 31,3% 31,3% 31,3% 31,3% 37,3% 37,3% 37,3% 37,3% 37,3%
BIJLAGE II.
Kengetallen Fiscale Franchise
2006
EUR 11.566,-
2008
EUR 12.209,-
2007 2009 2010 2011 2012 2013
2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
EUR 11.872,EUR 12.465,EUR 12.673,EUR 12.897,EUR 13.062,EUR 13.227,-
Franchise basisregeling
voor deelnemers geboren in of na 1950
EUR 13.688,EUR 13.978,EUR 14.380,EUR 14.843,EUR 15.122,EUR 15.275,EUR 15.563,EUR 15.744,-
Opbouwpercentage in de basisregeling 2,2% 2,2% 2,2% 2,2% 2,2% 2,2% 2,0%
1,98%
13