Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Piekstraat 2, 3071 EL Rotterdam Telefoon
: 010 - 486 93 64
E-mail
:
[email protected]
Internetsite : www.pensioenfonds-hunterdouglas.nl Ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel te Rotterdam onder nummer 41126725
Verslag over het boekjaar 1-1-2014 t/m 31-12-2014
2
Pensioenfonds
Inhoud
Pagina Bestuur en organisatie
5
Missie, Visie en Strategie
7
5-jarenoverzicht
9
Bestuursverslag Algemeen 11 Financiële positie van het fonds
16
Kostenparagraaf
17
Kostenparagraaf 17 Pensioenen 19 Pensioenregelingen van het fonds
24
Beleggingen
25
Risicoparagraaf 28 Samenvatting actuarieel verslag
32
Verantwoordingsorgaan Oordeel 39 Reactie van het bestuur
39
Visitatiecommissie Samenvatting Rapport bevindingen Visitatiecommissie 2014
41
Reactie van het bestuur
42
Jaarrekening Balans per 31 december
44
Staat van baten en lasten
46
Kasstroomoverzicht 49 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
50
Toelichting op de balans per 31 december
55
Toelichting op de staat van baten en lasten
62
Risicoparagraaf 69
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
3
Pagina Overige gegevens Gebeurtenissen na balansdatum
77
Resultaatbestemming 78 Uitvoering 79 Actuariële verklaring
80
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
82
Bijlagen Aangesloten ondernemingen per 31 december 2014
87
Beleggingsoverzichten 88 Overzicht achterstand toeslagverlening
4
89
Pensioenfonds
Bestuur en organisatie
Bestuur per 31 december 2014
Vertegenwoordigers van de werkgever
C.H.J. Luijben
C.M.A. van Slingerland
voorzitter plaatsvervangend voorzitter
Vertegenwoordigers van de werknemers R.H.A. Nusteling
secretaris
Vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden W.B. van der Hoek
plaatsvervangend secretaris
Aspirant-bestuurder namens de werkgever L.M.H. Holderikx
vanaf 5 september 2014
Beleggingscommissie per 31 december 2014
J. Beenen
C.H.J. Luijben
J.T. Sherwin
voorzitter (vanaf 14 mei 2014)
Communicatiecommissie per 31 december 2014
W.B. van der Hoek C.M.A. van Slingerland
voorzitter
Compliance officer per 31 december 2014
P. de Vries
Verantwoordingsorgaan per 31 december 2014
H. den Uijl
D. Wagenaar
J. Wertheim
vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden
H. Houthuijsen
vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
vertegenwoordiger van de werkgever vertegenwoordiger van de deelnemers
5
Organisatie
Accountant
Actuaris (adviserend)
Actuaris (waarmerkend)
Towers Watson Netherlands B.V. te Amstelveen
Administrateur (extern)
AZL N.V. te Heerlen
Adviseur Beleggingscommissie
Pensioenbureau SPHD
6
Ernst & Young Accountants LLP te Den Haag AZL N.V. te Heerlen
Mercer Investment Consulting B.V. te Amstelveen L.P. de Groot J.P. Kraaijeveld
Pensioenfonds
Missie, Visie en Strategie
Missie Het pensioenfonds heeft als missie het verzorgen van oudedagsvoorzieningen aan personen die een arbeidsverband met Hunter Douglas hebben of gehad hebben, alsmede nabestaandenvoorzieningen voor hun achtergebleven partners en wezen. Om deze missie te kunnen realiseren verkrijgt het fonds de daartoe benodigde middelen door inbreng van deelnemers en werkgever en door het creëren van rendement en beheert deze zo goed mogelijk. Visie Het pensioenfonds is een fonds voor de deelnemers en van de deelnemers. Het fonds zal de wensen en beperkingen ten aanzien van de pensioenvoorzieningen, indien die in de tijd in de onderneming wijzigen, volgen. Het fonds volgt de afspraken die sociale partners maken ten aanzien van toekomstige opbouw en beschermt de aanspraken/rechten die in het verleden zijn opgebouwd. Het pensioenfonds zal tegen zo laag mogelijke kosten de aanwezige middelen beheren en een acceptabel rendement daarop realiseren. Het zal inspanningen doen om de pensioenvoorziening van Hunter Douglas een aantrekkelijke arbeidsvoorwaarde te doen zijn, zodat dit voor de onderneming een wervend karakter heeft bij het aantrekken van nieuwe medewerkers. Strategie Het pensioenfonds zal streven naar een sterk contact met (gewezen)deelnemers, werkgever en ondernemingsraad. Dit om de mening van deze betrokkenen te blijven volgen en het vertrouwen van deze betrokkenen te behouden. Deskundigheid die is benodigd zal bij hoog aangeschreven bureaus worden betrokken. Het pensioenfonds zal de belangen van verschillende groepen open en transparant ter discussie brengen en afwegen. Op het gebied van vermogensbeheer zal het beleid betreffende de afwegingen tussen te nemen risico’s en gewenste beleggingsrendementen zo zichtbaar mogelijk gemaakt worden.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
7
8
Pensioenfonds
5-jarenoverzicht
2014 2013 2012 2011 2010
Aantallen Actieve deelnemers
676 687 730 769 742
Gewezen deelnemers
1.098 1.133 1.143 1.150 1.208
Pensioengerechtigden
1.215 1.227 1.233 1.239 1.216
Totaal
2.989 3.047 3.106 3.158 3.166
Financiële gegevens (in duizenden euro) Toeslagen Indexatie actieven
0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
Indexatie inactieven
0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
Beleggingen voor risico pensioenfonds Belegd vermogen 1) Beleggingsopbrengsten
308.805 279.568 251.687 224.144 232.139 33.195 29.869 31.843 -790 18.465
Rendement op basis van total return
12,03%
Benchmarkrendement
13,06% 9,70% 13,28% -0,44% 9,50%
11,99%
14,47%
-0,24%
8,63%
Reserves Algemene reserve
17.891
2) 2) 2) -28.687 2.674 32.810 2) -2.846
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Overige technische voorzieningen Totaal technische voorzieningen
283.465 240.774 250.263 248.261 218.814 0
216
838
2.026
2.999
283.465 240.990 251.101 250.287 221.813
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
1.604 1.441 1.359 1.288 1.238
1)
Inclusief derivaten opgenomen op de passiva zijde van de balans. Voor meer informatie wordt verwezen naar de toelichting op de balans.
2)
Vergelijkend cijfer aangepast als gevolg van stelselwijziging.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
9
2014 2013 2012 2011 2010
VPL-verplichting
1) 1) 1) 1) 9.107 8.113 6.927 6.478 9.797
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers 2)
6.420 7.545 7.066 5.953 6.024
Pensioenuitkeringen
9.905 10.434 11.472 11.832 11.390
Dekkingsgraad 106,3%
Vereiste dekkingsgraad
128,4% 128,9% 124,4% 122,7% 122,3%
4)
113,6%
98,9% 3) 88,5% 101,2%
Aanwezige dekkingsgraad
1)
Vergelijkend cijfer aangepast als gevolg van stelselwijziging.
2)
Exclusief inkoop rechten uit onttrekking pensioenspaarkapitaal.
3)
Conform de richtlijnen van de Raad voor Jaarverslaggeving en de aanwijzingen van DNB is in de dekkingsgraad per 31 december 2012 rekening gehouden met de korting van de
pensioenaanspraken en -rechten per 1 april 2013 van 6,7%. Indien geen rekening gehouden wordt met deze korting, dan is de dekkingsgraad per 31 december 2012 gelijk aan
92,4%. 4)
De vereiste dekkingsgraad wordt enerzijds berekend op basis van de feitelijke beleggingsmix en anderzijds op basis van de strategische beleggingsmix. Er wordt getoetst o.b.v. de
hoogste van beide vereiste dekkingsgraden. In 2011 t/m 2014 is getoetst o.b.v. de feitelijke beleggingsmix. In 2010 was de strategische beleggingsmix bepalend.
10
Pensioenfonds
Bestuursverslag
Algemeen Inleiding Het fonds, opgericht per notariële akte op 18 augustus 1964, is een ondernemingspensioenfonds verbonden aan de onderneming Hunter Douglas Europe B.V. en aan haar gelieerde ondernemingen. De werkgever is gedispenseerd van het verplichte bedrijfstakpensioenfonds in de metaalsector, het Pensioenfonds van de Metalektro (PME). Het pensioenfonds moet voor het behouden van deze dispensatie een pensioenregeling uitvoeren die minimaal gelijkwaardig is aan de regeling van het bedrijfstakpensioenfonds. Op een aantal punten is de regeling van het fonds gunstiger dan de regeling van het bedrijfstakpensioenfonds. Zo is er een hoger maximum gesteld aan het jaarloon waarover pensioen wordt opgebouwd. Het pensioenfonds heeft de stichting als rechtsvorm en is statutair gevestigd in Rotterdam. In overeenstemming met artikel 14 van de statuten wordt hierbij verslag uitgebracht over het boekjaar 2014. De in het verslag vermelde bedragen zijn op basis van duizenden euro opgenomen tenzij anders is aangegeven. Het verslagjaar stond voor Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas onder meer in het teken van de voorbereidingen op de nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2015, de beleggingen van het pensioenfonds en de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen (Wvbp). De dekkingsgraad is in 2014 gedaald van 113,6% tot 106,3%. Dit komt met name door de renteontwikkeling. Bij een lagere rente moet het pensioenfonds namelijk een grotere reserve aanhouden. De vereiste dekkingsgraad op basis van de feitelijke beleggingsmix bedroeg eind 2014 128,4%, zodat per jaareinde sprake is van een reservetekort. De minimaal vereiste dekkingsgraad bedroeg 104,1%. Er is einde 2014 geen dekkingstekort. De premie voor 2014 is verlaagd van 29% (2013) naar 25% van de pensioengrondslag. Tevens heeft het bestuur besloten om in 2014 de opbouw van PME te volgen, te weten 1,90% (2013: 1,98%). Per 1 januari 2015 is de pensioenregeling gewijzigd in verband met de wijziging van de fiscale wet- en regelgeving (het zogenaamde Witteveenkader). Dit houdt onder meer in dat de pensioenleeftijd is verhoogd naar 67 jaar, het opbouwpercentage verder is verlaagd naar 1,875% en het pensioengevend jaarsalaris is gemaximeerd op € 100.000,-. Het opbouwpercentage van 1,875% is het fiscaal maximaal toegestane opbouwpercentage. Doelstelling De doelstelling van het fonds is het verzekeren van een ouderdomspensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemers. Dit ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum, afhankelijk van de geboortedatum op 62 jarige of 65 jarige leeftijd (vanaf 2015: 67 jarige leeftijd), en is een aanvulling op de AOW-uitkering die door de overheid wordt uitbetaald. Daarnaast verzekert het fonds nabestaandenpensioenen welke in geval van overlijden van de (gewezen) deelnemer aan diens nagelaten betrekkingen (partner en/of kinderen) worden uitgekeerd. Bij arbeidsongeschiktheid van de deelnemer kan de pensioenverzekering worden voortgezet. Het fonds voert tevens voor de deelnemers die op 31 december 2004 55 jaar of ouder waren het overbruggingspensioen en voor de betreffende (gewezen) deelnemers de overgangsregeling TOP-SUM uit. De financiering van de pensioenvoorziening vindt plaats door bijdragen van werkgever en werknemers. De afspraken met betrekking tot de financiering en de uitvoering van de pensioenregeling zijn vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de werkgever.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
11
Het fonds heeft een actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) opgesteld waarin gemotiveerd is omschreven welk beleid wordt gevoerd om de doelstelling van het fonds te kunnen nakomen. In de ABTN wordt nader ingegaan op de organisatie van het fonds, de inhoud van de pensioenregeling (pensioenovereenkomst), de financiële opzet (grondslagen, beleidskader en sturingsmiddelen), hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en de opzet van de administratieve organisatie en interne controle alsmede de hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst. Statuten De statuten van het fonds zijn in het verslagjaar gewijzigd in verband met de inwerkingtreding van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen (Wvbp) per 1 juli 2014. De gewijzigde statuten zijn in het verslagjaar ter becommentariëring voorgelegd aan De Nederlandsche Bank (DNB). DNB had geen opmerkingen bij de wijzigingen. Het bestuur heeft na een uitvoerige analyse een weloverwogen keuze gemaakt voor het paritair bestuursmodel. Dit houdt onder meer in dat in het bestuur vertegenwoordigers van de werkgever, de deelnemers en de pensioengerechtigden zitting hebben. De benoemingsvoorschriften zijn in de statuten in lijn met de Wvbp gebracht. De genoemde groepen zijn tevens vertegenwoordigd in het verantwoordingsorgaan. Naar aanleiding van de Wvbp hebben de pensioengerechtigden een extra zetel toebedeeld gekregen in het verantwoordingsorgaan (in totaal twee zetels). De visitatiecommissie zal, volgens de gewijzigde statuten, een jaarlijkse in plaats van een driejaarlijkse visitatie uitvoeren. Bestuur Het bestuur, dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de door de werkgever toegezegde pensioenregeling (pensioenovereenkomst), bestaat uit zes personen, waarvan drie bestuurders namens werkgeverszijde, twee bestuurders namens de deelnemers en één bestuurder namens de pensioengerechtigden. De bestuurders namens de werkgever worden door het bestuur benoemd na voordracht door de werkgever. De bestuurders namens de deelnemers worden door het bestuur benoemd na voordracht door de Ondernemingsraad. De bestuurder namens de pensioengerechtigden wordt door het bestuur benoemd na verkiezing door en uit de pensioengerechtigden. De samenstelling van het bestuur is in het verslagjaar gewijzigd. In de bestuursvergadering van 6 februari 2014 heeft de heer Kerkhof aangegeven dat hij zal terugtreden als aspirant-bestuurder van het pensioenfonds. In de bestuursvergadering van 5 maart 2014 heeft de heer Van der Kraan aangegeven per deze datum terug te treden als werkgeversbestuurder. De heer Holderikx is per 5 september 2014 benoemd als aspirant-bestuurder namens de werkgever. In de bestuursvergadering van 5 maart 2015 is de heer De Jongh benoemd als aspirant-bestuurder namens de werknemers. De bestuurders worden als zodanig niet bezoldigd. Het bestuur vergaderde elf maal in het verslagjaar (6 februari, 10 februari, 5 maart, 17 maart, 14 mei, 11 juni, 26 juni, 5 september, 21 oktober, 21 november en 10 december). De belangrijkste aandachtspunten waren: –– de dekkingsgraad en financiële positie van het fonds en de ontwikkelingen rondom het herstelplan; –– de implementatie van de Wvbp; –– het beleggingsbeleid; –– het jaarwerk 2013; –– het risicomanagement; –– communicatie; –– het geschiktheidsplan; –– de wijziging van het pensioenreglement per 1-1-2015.
12
Pensioenfonds
Verantwoording en intern toezicht Het fonds heeft een verantwoordingsorgaan, bestaande uit een vertegenwoordiger van de werkgever (voorgedragen door de werkgever), een vertegenwoordiger van de deelnemers (verkozen door en uit de deelnemers) en twee vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden (gekozen door en uit de pensioengerechtigden). Het bestuur benoemt de leden van het verantwoordingsorgaan. De leden van het verantwoordingsorgaan worden niet bezoldigd. Het bestuur legt jaarlijks verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan als vertegenwoordiger van de bij het fonds betrokken deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever. In dit jaarverslag wordt verslag gedaan van de bevindingen van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van het door het bestuur in 2014 gevoerde beleid. Het bestuur heeft voorts zorggedragen voor intern toezicht. Het bestuur heeft hierbij gekozen voor een visitatiecommissie die één keer per jaar het functioneren van het pensioenfonds evalueert en toetst. Het gaat dan om een beoordeling van de beleids-, bestuursprocedures en -processen en de controleomgeving van het fonds. Tevens behelst het een beoordeling van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd, alsmede een beoordeling van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. Tot 2014 werd een visitatie driejaarlijks uitgevoerd. De Wvbp bepaalt dat de visitatie vanaf 2014 jaarlijks plaatsvindt. In dit jaarverslag zijn de bevindingen van de visitatiecommissie over 2014 opgenomen, inclusief een reactie van het bestuur. Zelfevaluatie en deskundigheid Het bestuur heeft in zijn statuten een procedure opgenomen teneinde zijn eigen functioneren, zowel van het bestuur als geheel als van de individuele bestuurders, periodiek (eenmaal per jaar) te evalueren. Hierbij wordt in ieder geval gekeken naar de geschiktheid en de houding en het gedrag van de bestuurders. Het bestuur heeft in het verslagjaar een geschiktheidsplan vastgelegd waarin de geschiktheidsvereisten die aan de individuele bestuurders en het bestuur als geheel worden gesteld zijn vastgelegd. Het bestuur besteedt actief aandacht aan deskundigheidsbevordering van bestuurders en leden van het verantwoordingsorgaan door het volgen van cursussen, seminars en bijeenkomsten van AFM, AZL N.V., DNB, de Pensioenfederatie, SPO en IIR finance. Code pensioenfondsen Per 1 januari 2014 is de Code Pensioenfondsen van kracht. Deze Code komt voor pensioenfondsen in de plaats van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur. De Code is opgesteld door de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid, die hiermee normen hebben geformuleerd voor ‘goed pensioenfondsbestuur’. Het bestuur leeft de aanbevelingen uit de Code in beginsel na. In het verslagjaar heeft het bestuur geïnventariseerd aan welke normen uit de Code wordt voldaan, welke normen nog aanleiding geven tot actie en van welke normen het bestuur om moverende redenen wenst af te wijken. Het bestuur heeft vastgesteld dat ultimo het onderhavige verslagjaar grotendeels wordt voldaan aan de normen uit de code. Om volledig te kunnen voldoen aan de overige normen zijn inmiddels acties uitgezet, te weten: Norm 26: De communicatiecommissie heeft dit punt tijdens haar commissievergaderingen besproken. In 2015 wordt een plan opgesteld om de effectiviteit van de ingezette communicatiemiddelen te meten bij haar stakeholders. Norm 66 tot en met 70: Een formeel vastgesteld diversiteitsbeleidsplan is niet door het bestuur vastgesteld. Echter, het bestuur heeft aandacht voor diversiteit in de verkiezings- en benoemingsprocedures. Het bestuur is echter voor een groot deel afhankelijk van de kandidaten die zich melden en de uitslag van eventuele verkiezingen. Het bestuur houdt in de oproep tot kandidaatstelling rekening met de gewenste diversiteit.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
13
Naleving wet- en regelgeving In het verslagjaar zijn aan het fonds geen dwangsommen of boetes opgelegd door de toezichthouder. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is de bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. Toeslagverlening Het fonds kent een voorwaardelijk toeslagbeleid waarbij, afhankelijk van de financiële positie, jaarlijks per 1 januari toeslagen kunnen worden verleend. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Uitgangspunt voor de toeslagverlening aan de actieve deelnemers per 1 januari 2014 was de ontwikkeling van de algemene looncomponent bij de werkgever in de periode tussen 1 januari in het voorgaande jaar en 1 januari in het betreffende jaar. Deze ontwikkeling bedroeg 2,35%. Met ingang van 1 januari 2014 zijn de pensioenaanspraken van de actieve deelnemers, met inachtneming van de financiële positie en het in de ABTN opgenomen beleidskader van het fonds, niet verhoogd. Vanaf 1 januari 2015 geldt voor de actieve deelnemers niet meer de loonontwikkeling als maatstaf voor de toeslagverlening, maar de afgeleide consumentenprijsindex. Uitgangspunt voor de toeslagverlening per 1 januari 2014 aan de inactieve deelnemers was de ontwikkeling van de afgeleide consumentenprijsindex reeks voor alle huishoudens zoals deze zich heeft voorgedaan in de 12 maanden voor de maand juli van het tijdstip van toeslagverlening. Deze ontwikkeling bedroeg 0,59%. Met ingang van 1 januari 2014 zijn de pensioenaanspraken van de inactieve deelnemers, met inachtneming van de financiële positie en het in de ABTN opgenomen beleidskader van het fonds, niet verhoogd. Gelet op de financiële positie van het fonds heeft het bestuur besloten om ook per 1 januari 2015 geen toeslagen toe te kennen. In de bestuursvergadering van 6 februari 2014 is de evaluatie van het herstelplan en de huidige toeslagverlening besproken. Het bestuur heeft in deze vergadering besloten om eerder dan het bereiken van het Vereist Eigen Vermogen toeslagen te verlenen maar alleen indien sprake is van een stijging van de dekkingsgraad die uitkomt boven het herstelpad. Van deze extra stijging zal maximaal 50% worden besteed aan toeslagverlening en de rest aan reserveherstel. Het bestuur streeft hierbij naar een evenwichtige belangenvertegenwoordiging van actieven en niet actieven. Op basis van de financiële positie van het fonds zal het bestuur de mogelijkheden voor het verlenen van (inhaal)toeslagen blijven monitoren. De op deelnemersniveau gemiste toeslagen worden geadministreerd en zijn opgenomen in de bijlagen. Aanpassing franchiseniveau en premies De franchises voor beide pensioenreglementen zijn per 1 januari 2014 verlaagd naar respectievelijk € 20.093,- voor diegenen die onder het Pensioenreglement 2003 vallen (niveau 2013: € 20.221,-) en € 15.554,- voor diegenen die onder het Pensioenreglement 2006 vallen (niveau 2013: € 15.744,-). Artikel 129 van de Pensioenwet schrijft voor dat de te ontvangen premie ten minste gelijk dient te zijn aan de conform de ABTN ontvangen gedempte kostendekkende premie. Door de actuaris is vastgesteld dat de ontvangen premie ten minste gelijk is aan de gedempte kostendekkende premie. Met ingang van 1 januari 2014 is de pensioenpremie verlaagd naar 25% (2013: 29%) van de pensioengrondslag. Door gebruik te maken van de gedempte kostendekkende premie en op basis van het verwachte rendement volstond een premie van 18,2%. Het bestuur heeft besloten om een premiepercentage van 25% te hanteren, om zodoende premieschommelingen te vermijden. Het bestuur heeft voorts besloten om ook voor 2014 een verlaagd opbouwpercentage te hanteren. Met ingang van 1 januari 2014 is het opbouwpercentage namelijk, voorlopig voor één jaar, verlaagd naar 1,90% van de pensioengrondslag. Door deze maatregelen wordt sterker bijgedragen aan het financiële herstel van het fonds.
14
Pensioenfonds
Compliance officer De compliance officer controleert of het fonds voldoet aan de voor het fonds van toepassing zijnde actuele wet- en regelgeving op het gebied van compliance. In het verslagjaar zijn door de compliance officer geen bijzonderheden gemeld. Klachten en geschillen kunnen kenbaar worden gemaakt aan de compliance officer. Beleggingscommissie Het fonds heeft de voorbereiding van en het toezicht op de uitvoering van het vermogensbeheer gedelegeerd aan de beleggingscommissie. De beleggingscommissie bestaat in verband met de scheiding van verantwoordelijkheden uit minstens zoveel niet-bestuurders als bestuurders. De omvang van de commissie ligt te allen tijde tussen de 3 en 5 personen. Momenteel bestaat de commissie uit 3 personen, waarvan 2 niet-bestuurders. Periodiek rapporteert de beleggingscommissie aan het bestuur middels een beleggingsverslag. De commissie wordt ondersteund door het pensioenbureau. De beleggingscommissie komt minimaal eenmaal per kwartaal bijeen of zoveel vaker als de ontwikkeling van de beleggingen, van de financiële markten of andere omstandigheden vereisen. Communicatiecommissie Het fonds kent een communicatiecommissie. De commissie initieert en coördineert alle communicatieactiviteiten van het fonds. Een correcte en tijdige communicatie met de deelnemers zorgt er voor dat de deelnemers de mogelijkheid hebben om een goed inzicht te verkrijgen in hun pensioen. De communicatiecommissie zorgt ervoor dat de pensioencommunicatie goed gestructureerd plaatsvindt. De commissie is paritair samengesteld en bestaat uit 3 bestuurders: één werkgeverslid, één werknemerslid en één lid namens de pensioengerechtigden. De commissie wordt ondersteund door het pensioenbureau. Interne administratie/pensioenbureau De administratie van het fonds is aan de hand van een mandaat uitbesteed aan het pensioenbureau en aan een externe administrateur middels een SLA. Het pensioenbureau is verantwoordelijk voor het pensioenbeheer. De benodigde gegevens ontleent de afdeling aan de salarisadministratie van de aangesloten ondernemingen. Zij heeft een onlineverbinding met AZL N.V. voor controlerende werkzaamheden en onderhoudt contacten met alle instanties, bestuur en deelnemers. Als laatste is het pensioenbureau aangewezen door het bestuur om de ‘dagelijkse gang van zaken’ uit te voeren. Uitbestede werkzaamheden Administratie De externe administratie wordt uitgevoerd door AZL N.V. te Heerlen. AZL N.V. draagt zorg voor de volgende zaken: –– de pensioen- en deelnemersadministratie; –– de financiële administratie; –– de jaarverslaglegging; –– de bestuursondersteuning en bestuursadvisering. Om aan de behoefte van het bestuur aan zekerheid en daarmee kwaliteitsgaranties tegemoet te komen heeft AZL N.V. ervoor gekozen om gecertificeerd te worden. AZL N.V. beschikt over een ISAE3402 rapportage.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
15
Waarmerking en advisering Actuariaat Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen adviserende en waarmerkende werkzaamheden. Het bestuur heeft de adviserende werkzaamheden in het verslagjaar opgedragen aan AZL N.V. te Heerlen en de waarmerkende werkzaamheden aan Towers Watson Netherlands B.V. te Amstelveen. Controle De controle van de jaarrekening is toevertrouwd aan Ernst & Young Accountants LLP te Den Haag.
Financiële positie van het fonds Ontwikkelingen in 2014 Het belegd vermogen van het fonds nam in het verslagjaar toe met € 29 miljoen tot € 309 miljoen (2013: € 280 miljoen). Het gemiddelde rendement op basis van total return bedroeg in 2014 12,03% (2013: 11,99%). Bij de vaststelling van de technische voorzieningen is rekening gehouden met de toegenomen levensverwachting. Mensen leven steeds langer en ontvangen dus langer pensioen. Het fonds houdt hiermee rekening door de technische voorzieningen vast te stellen op basis van de AG Prognosetafel 2014 met toepassing van de ervaringssterfte van PME. De benodigde solvabiliteit onder het FTK dient zodanig te zijn dat het fonds met 97,5% zekerheid volgend jaar nog voldoende vermogen heeft om de verplichtingen op marktconforme basis over te dragen. De benodigde solvabiliteit wordt bepaald met behulp van een door DNB aangereikt standaardmodel. De benodigde dekkingsgraad ultimo 2014 bedraagt 128,4%. Aangezien de dekkingsgraad van het fonds ultimo 2013 hoger ligt dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, heeft het fonds in 2014 niet hoeven besluiten tot een korting per einde 2013. Einde 2014 was nog steeds sprake van een reservetekort omdat de dekkingsgraad lager is dan de vereiste dekkingsgraad. De dekkingsgraad is echter hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, waardoor er geen sprake is van een dekkingstekort.
16
Pensioenfonds
Kostenparagraaf Uitvoeringskosten In november 2011 heeft de Pensioenfederatie de Aanbevelingen uitvoeringskosten gepresenteerd. Hierin worden de pensioenfondsen opgeroepen om de kosten van het pensioenbeheer, vermogensbeheer en transactiekosten te publiceren. Deze kosten moeten naar de mening van de Pensioenfederatie volledig bekend zijn binnen het pensioenfonds en beschikbaar zijn voor deelnemers. De aanbevelingen luiden als volgt: –– Rapporteer de kosten van pensioenbeheer in euro per deelnemer. –– Rapporteer de kosten van het vermogensbeheer in % van het gemiddeld belegd vermogen. –– Rapporteer separaat (eventueel geschatte) transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen. Het fonds deelt de mening van de Pensioenfederatie en wenst volledige transparantie te realiseren ten aanzien van deze kosten. Dit gaat dus verder dan alleen de direct in de jaarrekening te verantwoorden kosten. Het transparant maken van alle kosten en mogelijk afzetten tegen een benchmark is daarbij een middel om de kosten verder te beheersen. Met onderstaand overzicht geeft het fonds gevolg aan de aanbevelingen van de Pensioenfederatie.
Kostenparagraaf Kostenoverzicht
2014 2013 Totaal pensioenuitvoeringskosten €
697.000,00 €
667.000,00
Per (actieve en pensioengerechtigde) deelnemer 1) €
368,59 €
348,48
Kosten vermogensbeheer € 2.956.000,00 € 2.794.000,00 Gemiddeld belegd vermogen € 294.310.000,00 € 265.989.000,00 Kosten vermogensbeheer in % van het gemiddeld belegd vermogen
1,00%
1,05%
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Hoewel het totaal van pensioenuitvoerings- en administratiekosten nagenoeg gelijk is gebleven (2013: € 667.000,-, 2014: € 697.000,-) zijn er kleine wijzigingen in de individuele kostenposten. In 2015 wordt een nieuw reglement ingevoerd en in 2014 zijn hiervoor reeds voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd. In 2015 zal de post implementatiekosten significant hoog zal zijn als gevolg van de wijzigingen die naar aanleiding van de diverse wetswijzigingen moeten worden uitgevoerd.
1)
Kosten van het pensioenbeheer bestaan uit de kosten van uitbesteding, bestuurskosten en de kosten van toezicht. De totale kosten bedragen € 697.000,-. Om de kosten
per deelnemer te berekenen is conform de aanbeveling van de Pensioenfederatie het aantal deelnemers gedefinieerd als de som van het aantal actieve deelnemers en
pensioengerechtigden. Gewezen deelnemers tellen dus niet mee. Dit in tegenstelling tot de methode ‘normdeelnemer’ waarbij elk type deelnemer een weging krijgt in het
totale aantal deelnemers. Een pensioengerechtigde en een gewezen deelnemer kosten immers minder dan een actieve deelnemer.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
17
Kosten vermogensbeheer De kosten van het vermogensbeheer kunnen in twee categorieën worden onderscheiden. De eerste categorie betreft de kosten zoals die in de jaarrekening zijn verwerkt. De kosten omvatten de zichtbare (‘directe’) kosten die het fonds op factuurbasis betaalt. Dit betreft een bedrag van € 240.000,-. De tweede categorie betreft kosten die rechtstreeks ten laste van het beleggingsrendement zijn gebracht. Deze kosten zijn dus niet inbegrepen in de kosten van de vermogensbeheerder(s) zoals opgenomen in de jaarrekening. De indirecte kosten zijn verwerkt in het beleggingsrendement. In onderstaande tabel zijn de kosten (x € 1.000) voor 2014 weergegeven
Directe
Indirecte
Totale
kosten kosten kosten Beheerkosten Vastgoed 0 18 18 Aandelen
0 1.672 1.672
Vastrentende waarden 0 763 763 Hedgefunds 0 116 116 Totaal beheerkosten
0 2.569 2.569
Overige vermogensbeheerkosten Kosten vermogensbeheer pensioenbureau
109
0
109
Beleggingsadministratie 135 0 135 Advieskosten vermogensbeheer 143 0 143 Ontvangen rebates
-147
147
0
Totaal overige vermogensbeheerkosten 240 147 387 Totaal kosten vermogensbeheer
240
2.716
2.956
De vermogensbeheerkosten bekeken over de hele beleggingsportefeuille zijn in absolute bedragen gestegen. Dit is een direct gevolg van de groei van het vermogen in 2014. Bij aandelen is sprake van een stijging, zowel van beheerskosten als van performance fees. Bij vastrentende waarden zijn de beheerskosten gestegen en is de performance fee gedaald. Bij hedge funds zijn zowel de beheerskosten als de performance fee lager dan in 2013. De totale kosten berekend als percentage van het gemiddeld belegd vermogen zijn in 2014 (1,00%) lager dan in 2013 (1,05%). De transactiekosten zijn niet apart inzichtelijk te maken. Deze kosten zijn opgenomen in de “beheerkosten”.
18
Pensioenfonds
Pensioenen Algemene pensioenontwikkelingen Nieuw Financieel Toetsingskader eindelijk gerealiseerd De invoering van een nieuw financieel toetsingskader (nFTK) heeft het gehele boekjaar beheerst. Door de aanvaarding van het betreffende wetsvoorstel aan het einde van het jaar kwam definitief een einde aan een lange discussie over de herziening van het pensioenstelsel, die in de afgelopen vier jaar veel maatschappelijke onrust teweeg heeft gebracht. Een generatieconflict bleef evenwel uit. Aangezien de invoering van een ander type pensioencontract, de zogeheten reële ambitie-overeenkomst, als alternatief voor en naast het nominale pensioencontract, maatschappelijk en politiek onvoldoende steun kreeg, bleven de wettelijke voorstellen van staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ‘dichter bij huis’. De herziening van het FTK is gaandeweg de totstandkoming door het kabinet getypeerd als noodzakelijk onderhoud om de weerbaarheid van pensioenfondsen tegen financiële schokken (crises!) en de stijgende levensverwachting te vergroten. Daarentegen werd in het boekjaar door de staatssecretaris een veel fundamentelere discussie aangekondigd over de grondbeginselen en uitgangspunten van het aanvullende pensioenstelsel, te voeren in de vorm van een Nationale Pensioendialoog. Er zijn demografische, economische, arbeidsmarkt gerelateerde en sociaal-culturele ontwikkelingen die volgens haar in het komende boekjaar om een hernieuwde blik op het stelsel vragen. In dat verband zullen de collectiviteit, solidariteit, verplichtstelling en de doorsneepremiesystematiek, ruimte voor maatwerk, mate van individuele keuzevrijheden e.d. aan de orde komen. In dit jaarverslag wordt nader ingegaan op de gevolgen van de nieuwe wet- en regelgeving voor het fonds. Daarbij wordt nog wel aangetekend dat pensioenfondsen tot 1 juli 2015 de tijd hebben om de diverse fondsdocumenten aan te passen. In de eerste plaats zullen de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) en de uitvoeringsovereenkomst moeten worden herzien. Maar ook de pensioenreglementen behoeven aanpassing. Wat betreft de implementatie moet overigens worden opgemerkt dat nog niet alle uitvoeringsbesluiten, behorend bij de wetswijziging, bekend zijn. Inperking fiscale ondersteuning pensioenopbouw in twee stappen Op grond van wijziging van de fiscale wetgeving in 2013 gold voor een groot aantal pensioenfondsen dat de aanvullende pensioenopbouw in het onderhavige boekjaar door middel van lagere opbouwpercentages moest worden ingeperkt. Daarmee bleek die inperking nog niet te zijn voltooid. In 2014 werden verdergaande wettelijke voorstellen ontwikkeld, zodat het fiscale (Witteveen) kader met ingang van 1 januari 2015 opnieuw wordt verkleind. Niet alleen de opbouwpercentages moeten worden verlaagd, ook het pensioengevend salaris. Voortaan kan in de tweede pensioenpijler ofwel binnen de arbeidsrelatie geen pensioen worden opgebouwd over salarissen boven € 100.000,-. Ter mitigering van laatstgenoemde maatregel bood de wetgever de mogelijkheid om bij het eigen fonds een vrijwillige netto pensioen spaarfaciliteit onder te brengen. Het fonds maakt van deze mogelijkheid geen gebruik. En passant werd de BTW-vrijstelling voor koepelfondsen afgeschaft omdat deze concurrentieverstoring in de hand zou werken. De politiek heeft de verwachting uitgesproken dat het kleinere fiscale kader zou worden vertaald in lagere pensioenpremies, die vervolgens leiden tot een hoger besteedbaar inkomen, wat weer gunstig is voor de kwakkelende economie. Dit effect treedt echter niet automatisch op. De fondsbesturen van meerdere pensioenfondsen hebben aangegeven het bestaande premieniveau te willen handhaven en daarmee de financiële positie van het fonds noodzakelijkerwijs te verbeteren. Deze reactie is voor De Nederlandsche Bank (DNB) aanleiding geweest om nadere, procedurele waarborgen te verlangen. Alle fondsbesturen zijn met een enquête benaderd, waarin om informatie is gevraagd over het premiebesluit 2015. De toezichthouder heeft hiermee willen benadrukken dat dit besluit moet kunnen worden gemotiveerd met toepassing van het beginsel van evenwichtige belangenafweging.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
19
Implementatie Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen en andere governance-aangelegenheden Versterking van bestuur en intern toezicht Met ingang van 1 juli 2014 moesten alle pensioenfondsen de Wet versterking bestuur pensioenfondsen (Wvbp) hebben geïmplementeerd. De uitleg van de wet ging gepaard met een ongekend aantal Q & A’s van DNB. De betreffende voorbereidingen werden deels reeds in het vorige boekjaar getroffen. Feitelijk dienden de fondsbesturen reeds aan het einde van het eerste kwartaal van 2014 met de aanpassing van hun fondsdocumenten gereed te zijn en kon gedurende het tweede kwartaal een dialoog met DNB over deze aanpassingen plaatsvinden. Terwijl de aanpassing van de fondsdocumenten in de regel kon rekenen op goedkeuring door de toezichthouder, zat ‘het venijn voor veel pensioenfondsen in de staart’, te weten de uiteindelijke benoeming van (nieuwe) bestuurders en/of interne toezichthouders. Er vond een zwaardere toetsing op geschiktheid plaats dan voorheen. Code Pensioenfondsen In september 2013 hebben de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid (STAR) gezamenlijk de Code Pensioenfondsen vastgesteld. Deze code komt in de plaats van de uit 2005 daterende STAR-principes voor goed pensioenfondsbestuur. Kort gezegd, heeft de code tot doel het functioneren van de besturen van pensioenfondsen verder te verbeteren en inzichtelijker te maken. Belanghebbenden moeten zodoende er vertrouwen in hebben dat het aan de fondsbesturen toevertrouwde geld goed wordt beheerd en de belangen van alle betrokkenen evenwichtig worden afgewogen. De code heeft bij de hiervoor genoemde Wvbp een wettelijke grondslag gekregen. De fondsbesturen dienen over de naleving van de code verantwoording af te leggen en wel vanaf het onderhavige boekjaar. In het algemeen geldt het principe ‘pas toe of leg uit (waarom niet)’. Dit betekent dat een pensioenfonds de normen van de code toepast of in het jaarverslag motiveert waarom een norm niet (volledig) wordt toegepast. Afwijking van de norm is mogelijk als daar een goede reden voor is. In dit jaarverslag wordt hierop nader ingegaan. Handreiking geschikt pensioenfondsbestuur De Pensioenfederatie heeft in het boekjaar een ‘Handreiking geschikt pensioenfondsbestuur’ uitgebracht, die in de plaats komt van de ‘Aanbevelingen deskundig en competent bestuur’ uit 2011. Deze aanbevelingen waren in verband met de Wvbp niet meer actueel. De handreiking ondersteunt de fondsbesturen in het proces van zelftoetsing, van toewerken naar en bewaken van hun geschiktheid. Diverse toezichtmaatregelen en toenemende toezichtkosten DNB heeft te kennen gegeven zich zorgen te maken over de houdbaarheid van het bedrijfsmodel van de pensioenfondsen. De besturen worden geconfronteerd met een ongunstige kostenstructuur, beperkte premieruimte, ingrijpende ontwikkelingen in de wet- en regelgeving en een afnemend deelnemersbestand door de vergrijzing. Daarom heeft de toezichthouder enige toezichtthema’s bekend gemaakt die in dit jaar extra aandacht hebben gekregen. Toekomstbestendigheid, herstel van financiële buffers en beter risicobeheer stonden centraal. Door diverse onderzoeken wilde de toezichthouder bewerkstelligen dat de fondsbesturen voldoende zicht hielden op de risico’s van de voornoemde ontwikkelingen en op tijd maatregelen konden nemen om de financiële opzet te versterken. Zo moesten de pensioenfondsen een self assessment invullen over het risico van belangenverstrengeling en de beheersing hiervan. Het betreffende onderzoek werd mede ingegeven door de diverse personele wijzigingen in de diverse fondsorganen in verband met de Wvbp. Voorts publiceerde DNB een guidance over de beheersing van uitbestede bedrijfsprocessen. In het bijzonder werd een dertigtal fondsen onderzocht of er voldoende controle bestond op het betalingsproces c.q. op de toegang tot de betaalrekeningen. Tenslotte bracht DNB een guidance uit ten behoeve van die pensioenfondsen die zich in een liquidatieproces bevinden. In het boekjaar behandelde de Tweede Kamer een wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht 2015. De wijziging betrof de afschaffing van de overheidsbijdrage voor het door DNB en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) uit te oefenen toezicht. Deze
20
Pensioenfonds
afschaffing vloeide voort uit het regeerakkoord Rutte-II. De kosten voor pensioenfondsen zullen in het komende boekjaar hierdoor oplopen. Dankzij een aangenomen amendement wordt een onbeperkte stijging van de toezichtkosten aan banden gelegd. Geregeld wordt dat de huidige totale toezichtkosten in principe alleen met de inflatiecorrectie mogen stijgen. In bijzondere omstandigheden heeft de regering de vrijheid om hogere kostenstijgingen goed te keuren. Een dergelijk besluit dient evenwel vooraf aan de Tweede Kamer te worden voorgelegd. Andere communicatie over aanvullend pensioen is wenselijk In het begin van het onderhavige boekjaar publiceerde staatssecretaris Klijnsma een consultatiedocument over verbeteringen van de communicatie op het aanvullende pensioenterrein. Na diverse maatschappelijke reacties hierop te hebben ontvangen, volgde in de loop van dit jaar de indiening van een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer. Thans vindt de parlementaire behandeling plaats die naar verwachting in de eerste helft van 2015 zal worden afgerond. De voorstellen worden op hoofdlijnen als onomstreden beschouwd. Reden voor deze wetgeving is dat de bestaande wettelijke informatieverplichtingen onvoldoende begrijpelijk zijn, de terminologie en het taalgebruik te lastig en de hoeveelheid informatie te omvangrijk en weinig doelgericht. Bovendien wordt een te rooskleurig beeld over de hoogte van het pensioen gegeven en ontbreekt inzicht in de risico’s. De verbetering van de communicatie moet het gedaalde vertrouwen onder deelnemers en gepensioneerden herstellen. Het kabinet baseert zijn voorstellen op diverse onderzoeken die op dit terrein zijn gedaan, waaronder met name het rapport ‘Pensioen in duidelijke taal’ genoemd kan worden. Het bestuur wacht de definitieve wettelijke voorstellen af. In de op fondsniveau te treffen, voorlichtende maatregelen zal tevens moeten worden ingegaan op de gevolgen van het nieuwe FTK voor de deelnemers en gepensioneerden. Algemeen pensioenfonds: alternatieve uitvoeringsvorm Vlak voor het einde van het boekjaar heeft staatssecretaris Klijnsma een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin de mogelijkheid wordt geboden om een zogenaamd algemeen pensioenfonds (APF) op te richten. Hiermee is het idee van de algemene pensioeninstelling (API) voorgoed van de baan. Aan het wetsvoorstel is eveneens een periode voorafgegaan van consultatie van de pensioen- en verzekeringssector aan de hand van een voorontwerp van wet. Het wetsvoorstel speelt in op de behoefte van pensioenfondsen om met elkaar effectiever en tegen lagere uitvoeringskosten te kunnen samenwerken. Een en ander in combinatie met behoud van eigen identiteit en solidariteitskring. Het door het kabinet aangeboden uitvoeringsvehikel kent geen domeinafbakening, zodat fondsen kunnen kiezen voor een gezamenlijke uitvoering, zonder dat ze qua bedrijfsactiviteiten een binding met elkaar hebben. Evaluatie PPI en optimalisering van de beschikbare premieregeling Uit een door het kabinet in 2014 uitgevoerde evaluatie van de drie jaar geleden geïntroduceerde premiepensioeninstelling (PPI) wordt geconcludeerd dat de PPI daadwerkelijk heeft bijgedragen aan meer marktwerking tussen aanbieders van beschikbare premieregelingen. Een en ander ging gepaard met een betere prijsstelling op basis van lagere uitvoeringskosten (zonder dat dit leidde tot versobering van de dienstverlening), met betere beleggingen en communicatie naar de deelnemers en meer transparantie. De beëindiging van de kapitaalopbouw op de pensioeningangsdatum en overgang naar de uitkeringsfase werd als een knelpunt ervaren. Hierop inspelend, heeft staatssecretaris Klijnsma aan het einde van het boekjaar een hoofdlijnennota naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin ze voorstellen doet om de premieovereenkomst te optimaliseren. Ze wil het mogelijk maken dat in de uitkeringsfase een deel van het opgebouwde kapitaal wordt doorbelegd – uit een verkenning onder enkele pensioenfondsen is gebleken dat hierdoor betere pensioenresultaten kunnen worden gerealiseerd. De optimalisering neemt de plaats in van de ideeën omtrent het reële pensioencontract, die in het kader van de totstandkoming van het nieuwe FTK geen doorgang vonden.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
21
Europese pensioenontwikkelingen Al geruime tijd wordt door de Europese Commissie gewerkt aan een herziening van de IORP- of Pensioenfondsenrichtlijn. Onderwerpen van de herziening zijn een goede governance, inclusief risicomanagement, en adequate informatievoorziening richting de deelnemers. In dit kader komt ook herhaaldelijk het beleidsvoorstel ter sprake om de solvabiliteitseisen die aan verzekeraars (zullen) worden opgelegd, tevens op pensioenfondsen toe te passen. Vanwege het sterk ontwikkelde, aanvullende pensioenstelsel hier te lande, wordt Nederland steeds in de rol gedrongen om dit alom geprezen stelsel te behoeden voor niet-passende voorstellen vanuit Brussel. Zo ook in het onderhavige dossier. De Europese Commissie is in het onderhavige boekjaar naar het oordeel van het kabinet in ruime mate tegemoet gekomen aan de Nederlandse bezwaren tegen onder meer voorstellen met betrekking tot het beloningsbeleid en de evaluatie van risico’s. Naar verwachting zal in het komende boekjaar de wijziging van de richtlijn door de Europese Raad van Ministers worden vastgesteld. Het is vervolgens aan de nationale wetgevingsautoriteiten om de richtlijn uiterlijk eind 2016 in de eigen pensioenwetgeving te verwerken. Nieuw Financieel Toetsingskader (nFTK) Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de wijzigingen die vanaf 2015 van kracht zijn voor pensioenfondsen in het kader van het nieuwe Financiële Toetsingskader (nFTK). Toekomstbestendig pensioenstelsel Met de (fiscale) wijzigingen in de wet- en regelgeving is per 1 januari 2015 de fiscaal gefaciliteerde opbouw verder beperkt. De belangrijkste wijzigingen zijn de verlaging van de maximale opbouwpercentages voor pensioen en de aftopping van het pensioengevend jaarsalaris op € 100.000,-. Boven de € 100.000,- is pensioenopbouw niet meer fiscaal gefaciliteerd via de zogeheten omkeerregeling. Het pensioenfonds heeft het pensioenreglement per 1 januari 2015 hieraan aangepast. Naast deze wijzigingen is het nieuwe FTK per 1 januari 2015 van kracht geworden. Het nieuwe FTK omvat de financiële eisen waaraan pensioenfondsen moeten voldoen. Belangrijkste doel van de nieuwe regels is een robuust toekomstbestendig pensioenstelsel waarin het pensioenvermogen van de deelnemer stabiel wordt beheerd en een evenwichtige verdeling van lusten en lasten plaatsvindt tussen generaties. Beleidsdekkingsgraad Het nieuwe FTK leidt tot een compleet contract waarin fondsbeslissingen minder afhankelijk zijn van dagkoersen. Sociale partners en pensioenfondsen dienen vooraf openlijk te communiceren over de verdeling van financiële risico’s tussen jongeren en ouderen. Zo dient de dekkingsgraad gedefinieerd te worden, waarboven volledige indexatie wordt verleend en dient vastgelegd te worden welke maatregelen genomen worden bij een lage dekkingsgraad. Het gaat hierbij om de 12-maands voortschrijdend gemiddelde dekkingsgraad, genaamd de beleidsdekkingsgraad. Het pensioenfonds baseert zijn beslissingen op de beleidsdekkingsgraad. Het fonds is hierdoor minder gevoelig voor dagkoersen. Mede aan de hand van de beleidsdekkingsgraad wordt bepaald of het pensioenfonds in een tekortsituatie verkeert, of een pensioenverlaging noodzakelijk is en of toeslagverlening gegeven kan worden. Toeslagverlening Toeslagen mogen verleend worden vanaf een beleidsdekkingsgraad van 110%. Daarnaast moet de gegeven toeslag toekomstbestendig zijn. Dit betekent dat het eigen vermogen boven de beleidsdekkingsgraad hoog genoeg moet zijn om de toegezegde toeslagverlening ook in de toekomst te kunnen financieren. In de praktijk impliceert dit voor een gemiddeld pensioenfonds dat een toeslag van 1% mogelijk wordt bij een beleidsdekkingsgraad van 120% en een toeslag van 2% bij een beleidsdekkingsgraad van 130%.
22
Pensioenfonds
Premie Om fluctuaties in de hoogte van de premie te voorkomen blijft het mogelijk om de kostendekkende premie vast te stellen met een methodiek van premiedemping. Deze demping kan daarbij plaatsvinden op basis van een 10-jaarsgemiddelde rente of op basis van een prudent verwacht rendement. Wordt voor de laatste optie gekozen dan is er een opslag nodig voor financiering van de indexatie bij middelloonregelingen. Tot slot vervalt de DNB-beleidsregel dat de premie, in het geval van een dekkingstekort, moet bijdragen aan herstel. Nieuwe herstelplansystematiek Een pensioenfonds moet een herstelplan indienen wanneer de beleidsdekkingsgraad onder de vereiste dekkingsgraad op basis van het strategisch beleggingsbeleid ligt. Dit moet binnen 3 maanden na constatering van het tekort. Alleen als het tekort per 1 januari 2015 is vastgesteld, dan dient het pensioenfonds het herstelplan voor 1 juli 2015 bij DNB in. Doel van deze nieuwe systematiek voor herstelplannen is dat de gevolgen van dalingen in de beleidsdekkingsgraad direct worden vertaald in het nemen van maatregelen, zoals het aanpassen van de premie, het verlagen van de toeslag of in het uiterste geval een pensioenverlaging. De maatregelen mogen over maximaal 10 jaar worden gespreid, ze moeten generatie-evenwichtig zijn en een pensioenfonds moet binnen 10 jaar weer terug zijn op het niveau van de vereiste dekkingsgraad. Elk jaar wordt de financiële situatie van het fonds bezien; is de beleidsdekkingsgraad na 1 jaar lager dan de vereiste dekkingsgraad, dan dient het pensioenfonds een herstelplan in, waaruit blijkt hoe het fonds weer binnen 10 jaar herstelt naar de vereiste dekkingsgraad. Het herstelplan vervalt zodra de beleidsdekkingsgraad gelijk is aan de vereiste dekkingsgraad. Tot slot wordt een belangrijke regel geïntroduceerd en dat is dat de beleidsdekkingsgraad van een pensioenfonds niet langer dan vijf achtereenvolgende jaren onder de minimaal vereiste dekkingsgraad mag liggen. Indien dit wel het geval is en de actuele dekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad dan dient de actuele dekkingsgraad direct teruggebracht te worden naar de minimaal vereiste dekkingsgraad. Dit kan door een bijstorting van de werkgever of door een pensioenverlaging te laten plaatsvinden. Pensioenverlaging Om weer financieel solvabel te worden, blijven pensioenverlagingen het laatste redmiddel. Zijn er geen maatregelen meer voorhanden, is de beleidsdekkingsgraad 5 jaar achter elkaar lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad én is de actuele dekkingsgraad lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad dan moet het pensioenfonds de pensioenen verlagen. Ook als een pensioenfonds in een herstelsituatie niet binnen 10 jaar naar het vereist eigen vermogen kan toegroeien, moet het pensioenfonds de pensioenen verlagen. De pensioenverlaging mag over een periode van maximaal 10 jaar worden gespreid en moet ten minste tijdsevenredig plaatsvinden. Heeft een pensioenfonds een sterk vergrijsd deelnemersbestand, is het voornemens te liquideren of is er een grote waardeoverdracht aanstaande, dan kan DNB het pensioenfonds verplichten de hersteltermijn te verkorten. Het inhalen van toeslagverlening en het herstellen van pensioenverlagingen Om in het verleden gemiste toeslagverlening in te halen en om pensioenverlagingen te herstellen, gelden soortgelijke voorwaarden. Ten eerste moet er voldoende vermogen aanwezig zijn om de reguliere toeslagambitie in de toekomst te kunnen geven. Daarnaast mag slechts één vijfde deel van het overschot gebruikt worden voor inhaalindexatie of voor herstel van een pensioenverlaging. Het overschot is daarbij gedefinieerd als het verschil tussen de beleidsdekkingsgraad en de benodigde dekkingsgraad om volledig te indexeren of het verschil tussen de beleidsdekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad. Het kleinste verschil is leidend voor het inhalen van toeslagverlening of voor het herstellen van een pensioenverlaging. Haalbaarheidstoets De haalbaarheidstoets toetst de financiële opzet van het fonds en toetst of het verwachte pensioenresultaat voldoet aan de door het fonds zelf gestelde normen onder meerdere scenario’s. Het pensioenfonds zelf definieert hoe ver het pensioenresultaat
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
23
mag wegzakken. Blijkt uit de haalbaarheidstoets dat het verwachte pensioenresultaat niet voldoet aan deze norm, dan moet dit gecommuniceerd worden aan de achterban én sociale partners en leidt dit er mogelijk toe dat het pensioencontract herzien wordt. Vereist eigen vermogen onder het nieuwe FTK Het vereist eigen vermogen stijgt ten opzichte van het vereist eigen vermogen onder het oude FTK. Dat komt door de gewijzigde rekenregels, waarmee onder het nieuwe FTK het vereist eigen vermogen vastgesteld wordt. Het vereist eigen vermogen blijft een belangrijk criterium, omdat het onder andere een rol speelt bij de premiestelling, de beoordeling of het fonds zich in een herstelsituatie bevindt, de beoordeling of het fonds een pensioenverlaging moet doorvoeren en of een toeslag verleend mag worden.
Pensioenregelingen van het fonds De Pensioenregeling 2006 Dit betreft de vanaf 1 januari 2006 geldende regeling die van toepassing is voor de werknemers die op 31 december 2004 54 jaar of jonger waren (de 55-minners). Het betreft een middelloonregeling met voorwaardelijke toeslagverlening. De deelneming start op datum indiensttreding en de pensioenleeftijd is bepaald op 65 jaar. Tijdens het deelnemerschap wordt elk jaar een gedeelte van het ouderdomspensioen opgebouwd. Dit jaarlijks op te bouwen pensioen bedraagt voor ieder deelnemingsjaar 2,2% van de pensioengrondslag in het desbetreffende jaar. Zoals hiervoor al is vermeld, is het opbouwpercentage met ingang van 1 januari 2014 voor de periode van één jaar verlaagd naar 1,90%. Omdat de sociale partners niet tot overeenstemming zijn gekomen over een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2014 heeft het bestuur besloten de opbouw te verlagen tot het fiscale maximum dat nog is toegestaan. Het opgebouwde partnerpensioen is 70% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen van de deelnemer, tenzij uitruil van pensioen heeft plaatsgevonden. Onder bepaalde voorwaarden wordt een wezenpensioen toegekend. Er is voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid geregeld. Wanneer de actieve deelnemer (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt raakt, kan onder nader bepaalde voorwaarden het deelnemerschap (gedeeltelijk) zonder premiebetaling worden voortgezet. Het reglement kent een aantal flexibiliseringsmogelijkheden. De actieve deelnemer heeft de mogelijkheid zijn pensioen op de pensioeningangsdatum slechts gedeeltelijk in te laten gaan. Er bestaat de mogelijkheid tot het uitruilen van pensioenaanspraken, dit is het omzetten van (een gedeelte van) de ene pensioenaanspraak in een andere. De deelnemer kan er voor kiezen zijn ouderdomspensioen eerder in te laten gaan. Het vroegst mogelijke moment is de eerste dag van de maand waarin de actieve deelnemer 55 jaar wordt. De actieve deelnemer kan er ook voor kiezen het pensioen later in te laten gaan. Dit kan tot de eerste dag van de maand waarin de 70-jarige leeftijd wordt bereikt. Wijziging pensioenregeling per 1 januari 2015 Het bestuur heeft in de bestuursvergadering van 5 maart 2015 besloten tot wijziging van de pensioenregeling 2006. Dit heeft geresulteerd in de pensioenregeling 2015. Deze wijziging is het gevolg van de aangepaste fiscale wet- en regelgeving en van de wijziging van de Pensioenwet (het nieuwe FTK). De sociale partners hebben besloten om de regeling te wijzigen, wat door het bestuur in het pensioenreglement is verwerkt. Voorname wijzigingen zijn: –– De pensioenleeftijd is verhoogd van 65 jaar naar 67 jaar. De tot 1 januari 2015 opgebouwde pensioenaanspraken worden omgezet naar leeftijd 67. –– Het opbouwpercentage is verlaagd van 2,20% naar 1,875%. Dit is het fiscaal maximaal toegestane opbouwpercentage. –– Het pensioengevend jaarsalaris is gemaximeerd op het fiscaal maximaal pensioengevend salaris (per 1 januari 2015: € 100.000,-). –– De toeslagverlening voor deelnemers wordt gebaseerd op de prijsontwikkeling in plaats van de loonontwikkeling. Voorts heeft het bestuur het pensioenreglement geherstructureerd.
24
Pensioenfonds
Pensioenregeling 2003 Dit betreft de vanaf 1 januari 2003 geldende regeling die van toepassing is voor de werknemers die op 31 december 2004 reeds 55 jaar of ouder waren (de 55-plussers). Het betreft een middelloonregeling met voorwaardelijke toeslagverlening. De deelneming start op datum indiensttreding en de pensioenleeftijd is bepaald op 62 jaar. Tijdens het deelnemerschap wordt elk jaar een gedeelte van het ouderdomspensioen opgebouwd. Dit jaarlijks op te bouwen pensioen bedraagt voor ieder deelnemingsjaar 2,2% van de pensioengrondslag in het desbetreffende jaar. Zoals hiervoor al is vermeld, is het opbouwpercentage met ingang van 1 januari 2014 voor de periode van één jaar verlaagd naar 1,90%. Omdat de sociale partners niet tot overeenstemming zijn gekomen over een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2014 heeft het bestuur besloten de opbouw te verlagen tot het fiscale maximum dat nog is toegestaan. Het overbruggingspensioen gaat in op de pensioeningangsdatum en eindigt op de laatste dag van de maand voorafgaand aan de 65e verjaardag van de gepensioneerde. Tijdens het deelnemerschap wordt elk jaar een gedeelte van het overbruggingspensioen opgebouwd. Dit jaarlijks op te bouwen pensioen bedraagt voor ieder deelnemingsjaar 2,2% van de franchise of, indien dit lager is, van het pensioengevend salaris in dat betreffende jaar. Voor de partner van een overleden deelnemer bedraagt het partnerpensioen 1,25% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag van de deelnemer, vermenigvuldigd met het aantal te bereiken deelnemingsjaren. Hierbij is het aantal te bereiken deelnemingsjaren gelijk aan de deelnemingsjaren die de deelnemer tot de pensioenrichtdatum had kunnen bereiken, als hij niet was overleden. Onder bepaalde voorwaarden wordt een wezenpensioen aan pensioengerechtigde kinderen toegekend. Het reglement kent verder de onder het Pensioenreglement 2006 genoemde flexibiliseringsmogelijkheden. Aanvullende Pensioenspaarregeling Het fonds kent ook in 2014 een aanvullende pensioenspaarregeling, waarbij de deelnemer kan sparen voor een hoger pensioen. Met de beschikbare spaarpremies wordt een pensioenspaarpot opgebouwd. Op de pensioeningangsdatum wordt het saldo van deze spaarpot gebruikt voor de inkoop van extra pensioenaanspraken bij het fonds. In de bestuursvergadering van 5 september 2014 heeft het bestuur besloten om voorlopig geen nieuwe deelnemers op te nemen. Aanvullende ANW-hiaatverzekering Sinds 1 januari 2008 voert het fonds de aanvullende ANW-hiaatverzekering uit, waarbij de deelnemer op vrijwillige basis een aanvullend partnerpensioen kan verzekeren. Herverzekering De pensioenaanspraken worden in eigen beheer opgebouwd. Het kortlevenrisico met de dekking van het risico premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid heeft het fonds ondergebracht bij een herverzekeringsmaatschappij.
Beleggingen 2014 was, na 2012 en 2013 wederom in beleggingsopzicht een sterk jaar. Onzekerheden die er in 2014 waren, zoals de spanning tussen Rusland en de Oekraïne, de ontwikkelingen in Syrië en Irak en neerwaartse bijstelling van de groeicijfers in China, werden door de financiële markten makkelijk geabsorbeerd. Het ingezette beleid om overwogen te zijn in deze asset categorie heeft nadrukkelijk zijn vruchten afgeworpen. Dalende rente in de Eurozone was gunstig voor de koers van de vastrentende waarden. De vastrentende markten stonden in 2014 onder druk.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
25
Het pensioenfonds behaalde in 2014 een totaal rendement van 12,0%, gelijk aan het resultaat in 2013; de gemiddelde benchmark, op basis waarvan de prestaties van de verschillende door het pensioenfonds geselecteerde managers beoordeeld worden, bedroeg 13,1% in 2014 (2013: 9,7%). Aandelen Het prille economische herstel in Europa in 2013 heeft zich voortgezet in 2014 met als gevolg een sterk positief rendement van de aandelen fondsen in 2014. De stijging van de dollarkoers gaf een extra stimulans voor de fondsen die in USD noteren door het feit dat niet het volledige valutarisico was afgedekt. Het pensioenfonds heeft op de overweging van de aandelen uit 2013 voortgezet in 2014 op basis van de visie, dat de aandelenmarkten zich positief zouden blijven ontwikkelen. Het percentage aandelen in de totale portefeuille is in 2014 nagenoeg gelijk gebleven en bedraagt 55,9% (2013: 55,6%). Het rendement van het pensioenfonds op aandelen bedroeg in 2014 15,0% (2013: 21,8%); de gemiddelde benchmark in 2014 was 14,2% (2013: 19,5%). Het verschil wordt veroorzaakt door het outperformen van een aantal fondsen ten opzichte van de benchmark. Conform het in 2013 ingezette beleid heeft het pensioenfonds het aandeel hedge funds in de asset mix verder verlaagd. Vastrentende waarden De ontwikkeling voor vastrentende waarden was gunstig in 2014 veroorzaakt door een dalende rente. Het aandeel vastrentende waarden in de totale portefeuille is in 2014 nagenoeg gelijk gebleven en bedraagt 39,7% (eind 2013: 39,2%). Het pensioenfonds behaalde op de portefeuille vastrentende waarden in 2014 een rendement van 10,7% (2013: -1,2%); dat was iets minder dan de voor 2014 geldende benchmark van 11,3% (2013: -0,4%). Allocatiebeleid Gedurende 2014 heeft het pensioenfonds de verdeling van de asset-categorieën aangehouden die in 2013 was opgezet, met een overweging van de aandelen en een onderweging van de vastrentende waarden, op basis van de visie dat de aandelen zich in 2014 verder sterk positief zouden gaan ontwikkelen ten opzichte van de markten van de vastrentende waarden. Valutabeleid Belangrijke risico’s in vreemde valuta worden door het pensioenfonds ingedekt tegen koersschommelingen ten opzichte van de Euro. De afdekking van de vreemde valutarisico’s hebben in 2014 geleid tot een effect op het totaal rendement van -0,9% (2013: 1,4%). De 12,0% totaal rendement met afdekking zou zonder afdekking 12,9% zijn geweest. Uitsluitingenbeleid Het pensioenfonds heeft belangen in enkele beleggingsfondsen, waarin een actief uitsluitingenbeleid wordt gevoerd op grond van uitgangspunten voor verantwoord beleggen. De gehanteerde uitsluitingscriteria in deze fondsen zijn kernrechten van de mens, ernstige vormen van kinderarbeid, dwangarbeid, zware milieuvervuiling, controversiële wapens, geen vrijheid van vakvereniging, dwangarbeid en betrokkenheid bij corruptie. Eind 2013 stonden voor wat betreft Europa 13 ondernemingen op de uitsluitingslijst, in Noord Amerika betrof het 22 ondernemingen en in het Verre- en Midden Oosten 38 ondernemingen. Op 1 januari 2013 is nieuwe wetgeving omtrent beleggingen in clustermunitie in werking getreden. De beleggingen van het pensioenfonds voldoen aan deze wetgeving.
26
Pensioenfonds
Verzekerdenbestand
Actieve
Gewezen
Pensioen-
deelnemers deelnemers gerechtigden
Stand per 31 december 2013
687
1.133
1.227
Totaal 3.047
Mutaties door: Nieuwe toetredingen
33 0 0 33
Ontslag met premievrije aanspraak
-33
33
0
0
Waardeoverdracht
0 -20
Ingang pensioen
-7
Overlijden
-1
-5 -56 -62
Afkoop
0
-5 -34 -39
Andere oorzaken
-3
6
-3
0
-11
-35
-12
-58
Mutaties per saldo Stand per 31 december 2014
-44
0 -20 81
30
676 1) 1.098 1.215 2.989
2014 2013 Specificatie pensioengerechtigden Ouderdomspensioen 802 818 Nabestaandenpensioen 393 386 Wezenpensioen 20 23 Totaal 1.215 1.227
1)
Inclusief 40 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
27
Risicoparagraaf Inleiding Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioenverplichtingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. In deze paragraaf wordt ingegaan op het beleid van het pensioenfonds en de risico’s die het pensioenfonds bij de uitvoering van zijn taken loopt. Voor de wijze waarop deze risico’s zijn afgedekt en een kwantificering van deze risico’s wordt verwezen naar de risicoparagraaf in de jaarrekening. Beleid en risicobeheer In het verslagjaar is nadrukkelijk aandacht gegeven aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de interne beheersing van risico’s. Het bestuur heeft de risico’s van het fonds geanalyseerd en een beschrijving c.q. analyse van deze risico’s opgenomen in de ABTN van het fonds. Verder is in 2013 gestart met een nadere analyse en definiëring van de risicobeheersing van het fonds. De uitwerking en invoering van dit herziene risicomodel heeft in het verslagjaar plaatsgevonden. Voor wat betreft de financiële risico’s kan worden opgemerkt dat het bestuur maandelijks wordt voorzien van managementinformatie met betrekking tot de status van de beleggingen. Het pensioenbureau beschikt over een online internetverbinding middels client reporting met de custodian. Door middel van scheduling en standaard rapportages is er continu inzicht in de handelingen, risico’s in bijvoorbeeld landen en valuta’s en de status van de beleggingen. Er is een Service Schedule met de custodian over periodieke rapportages aan het bestuur en De Nederlandsche Bank met betrekking tot ontwikkeling en resultaten van de beleggingen. Minimaal een keer per jaar wordt een belegger gevraagd direct aan het bestuur verantwoording af te leggen door middel van een presentatie voorafgaand aan een bestuursvergadering. Het bestuur streeft naar een zodanige invulling van haar beleid dat jaarlijks wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van de financiële positie en dat dit op de lange termijn leidt tot een zo laag mogelijke en stabiele pensioenpremie. Om dit te bewerkstelligen beschikt het bestuur over de volgende sturingsmiddelen: –– de hoogte van de toekomstige premiebaten; –– de hoogte van de toekomstige toeslagverlening; –– het beleggingsbeleid. De invloed van deze sturingsmiddelen op de financiële positie van het fonds wordt jaarlijks geëvalueerd. Bij deze evaluatie speelt zowel de huidige financiële positie, alsmede de financiële positie van het fonds in de toekomst, een rol. Om te toetsen of het beleid op lange termijn tot de gewenste ontwikkeling leidt, voert het pensioenfonds ten minste eens in de drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Het bestuur heeft begin 2015 een start gemaakt met de uitvoering van een ALM studie. Financiële risico’s Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagverlening over de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.
28
Pensioenfonds
Het solvabiliteitsrisico bestaat uit de volgende risicocategorieën: –– Renterisico (S1); –– Zakelijke waarden risico (S2); –– Valuta risico (S3); –– Grondstoffenrisico (S4); –– Kredietrisico (S5); –– Verzekeringstechnisch risico (S6). Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke asset mix in de evenwichtssituatie. Renterisico (S1) Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun bezittingen. Vanwege deze mismatch ondervindt een fonds renterisico. Immers bij een rentedaling zullen de verplichtingen sterker toenemen in waarde dan de bezittingen. Het standaardmodel van DNB bevat voorgeschreven rentescenario’s (verschuiving actuele rentetermijnstructuur via voorgeschreven rentefactoren) om het vereist eigen vermogen voor dit risico te bepalen. Om de aanwezige mismatch te beperken, dekt het fonds het renterisico gedeeltelijk af. Zakelijke waarden risico (S2) De waarden van aandelen en onroerend goed zijn onderhevig aan marktfluctuaties. Fondsen die een deel van hun vermogen in dergelijke zakelijke waarden hebben belegd, lopen hierdoor risico. In het standaardmodel is een berekening van de gevoeligheid van het eigen vermogen voor zakelijke waarden voorgeschreven. Valutarisico (S3) Valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen in vreemde valuta verslechtert als gevolg van veranderingen van vreemde valutakoersen. De kans dat de wisselkoers van vreemde valuta verslechtert ten opzichte van de euro betekent een risico voor een pensioenfonds omdat verplichtingen veelal in euro luiden en bezittingen (deels) in vreemde valuta. Dit risico is van belang voor zowel directe posities in een valuta, als voor beleggingen die gewaardeerd zijn in een andere valuta. Het pensioenfonds bepaalt maandelijks het exposure in vreemde valuta (op basis van opgaven van de diverse managers). De meest significante exposures zijn in USD en GBP. Op basis van de verwachtingen ten aanzien van de koersontwikkeling van de USD en GBP kan het pensioenfonds besluiten een bepaalde hedge tot stand te brengen. Het pensioenfonds gebruikt in dit verband opties en termijncontracten. Bij het tot stand brengen van de hedge wordt zorgvuldig gekeken naar de looptijd van de hedge, de koers (van de USD en de GBP) waarop de hedge effectief is en het nominale bedrag van de hedge. Rekening houdend met deze variabelen bedraagt een hedge op enig moment nooit meer dan 100% van het onderliggende exposure. Grondstoffenrisico (S4) Fondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. Het pensioenfonds belegt niet in grondstoffen en hoeft daarom geen buffers hiervoor aan te houden. Kredietrisico (S5) Bij het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de tegenpartij tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze spread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid, risicovrij, tot uitkering zal komen.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
29
Verzekeringstechnisch risico (S6) Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s. Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). De sterftetrend zelf dient te worden meegenomen bij de bepaling van de voorziening voor risico fonds. Daarnaast heeft het fonds het overlijdensrisico in het kader van het nabestaandenpensioen door middel van een stop loss verzekering herverzekerd. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Concentratierisico Wanneer een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt, lopen fondsen concentratierisico. Ten behoeve van hun risicomanagement dienen fondsen rekening te houden met concentratierisico, hetgeen kan resulteren in het aanhouden van een reserve in het eigen vermogen. Niet financiële risico’s Operationeel risico Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Operationele risico’s hebben een negatieve impact op een goede uitvoering van de pensioenregeling. Voor deze operationele risico’s geldt wel dat een verregaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten met zich mee kan brengen. De operationele uitvoering geschiedt door AZL N.V. Om aan de behoefte van het bestuur aan zekerheid en daarmee kwaliteitsgaranties tegemoet te komen heeft AZL N.V. ervoor gekozen om gecertificeerd te worden. AZL N.V. beschikt over een ISAE3402 rapportage. De ISAE 3402 rapportage bestaat uit een type II rapportage en ook hier worden alleen processen beschreven welke de financiële verantwoording raken. Ook voor 2014 heeft AZL N.V. een ISAE 3402 type II rapportage en geeft de directie wederom een In Control Statement af. Ook de beleggingsadministrateur (BNY Mellon) heeft een ISAE-3402 rapportage (type II) overlegd. Door het overleggen van deze rapportage tonen zowel AZL N.V. als BNY Mellon aan, dat de uitvoering “in control” is. Het overleggen van de ISAE 3402-rapportage komt tevens tegemoet aan de Beleidsregel ‘Uitbesteding Pensioenfondsen’ waarin DNB heeft vastgesteld dat een pensioenfonds dat zijn administratie uitbesteedt aan een uitvoerder verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie. Uitbesteding en de risico’s die hiermee samenhangen Het bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. De uitbesteding van werkzaamheden aan een derde partij heeft tot gevolg dat het bestuur geen directe gezagsverhouding heeft met de personen die bij de derde partij feitelijk en dagelijks zijn belast met de uitvoering van die werkzaamheden. Het bestuur heeft voorts geen rechtstreeks zicht op en voert geen directe controle uit op administratieve processen, zoals uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen e.d. Daardoor ontbreekt eveneens zicht op de werkelijke uitvoeringskosten. Het bestuur erkent voorts dat aan de uitbesteding het risico is verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening door AZL N.V. Bij alle uitbestedingsactiviteiten conformeert het fonds zich volledig aan de regelgeving van DNB op het gebied van uitbesteding. Het fonds beschikt voor iedere extern uit te voeren activiteit over een uitbestedingsovereenkomst die voldoet aan het bij of krachtens artikel 34 van de Pensioenwet bepaalde. In voorkomende gevallen worden met de uitvoerende organisatie nadere afspraken omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA). In een SLA
30
Pensioenfonds
worden tenminste ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie en procuratiesystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. Voor wat betreft de uitbestedingsrisico’s kan worden opgemerkt dat het bestuur een overeenkomst inclusief een Service Level Agreement heeft gesloten met AZL N.V. De huidige overeenkomst is ingegaan per 1 januari 2013 voor de duur van 3 jaar. Ook met BNY Mellon is een overeenkomst afgesloten. In deze overeenkomst zijn onder meer afspraken gemaakt over periodieke rapportages en verantwoording aan het bestuur over uitgevoerde werkzaamheden en zijn zogenoemde service level agreements (SLA’s) opgenomen. Zowel AZL N.V. als BNY Mellon beschikken over een ISAE 3402 type II rapportage. Deze rapportages zijn aan het bestuur beschikbaar gesteld. Voorts wordt het bestuur door middel van periodieke rapportages in staat gesteld de risico’s en fondssituatie goed te monitoren. Voor de meeste relevante processen is een beschrijving van de AO/IC opgesteld, die heeft geleid tot een beschrijving van de beheersingsmaatregelen voor de betreffende processen. Juridische risico’s Een pensioenfonds loopt het risico in rechte aangesproken te worden. Ten einde dit risico te beperken kan het fonds maatregelen treffen. Eén risico is dat de fondsdocumenten niet voldoen aan de wettelijke bepalingen. Een ander risico is dat men als fondsbestuurder in persoon kan worden aangesproken. Een derde risico betreft het niet in voldoende mate vorm geven aan consistent beleid, dit maakt het fonds kwetsbaar indien het hierop wordt aangesproken. Een vierde risico betreft het niet of onduidelijk communiceren naar partijen. Een vijfde risico betreft aansprakelijkheid door het niet of niet goed uitvoeren door partijen die het fonds heeft ingehuurd. 1. Het fonds heeft AZL N.V. als bestuursadviseur aangesteld. Deze toetst bij wetswijzigingen de fondsstukken en stelt zo nodig wijzigingen voor aan het Bestuur. 2. Het fonds heeft een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering afgesloten. 3. Het fonds ziet erop toe dat besluitvorming consistent en goed gedocumenteerd plaatsvindt. Deze documentatie zorgt ervoor dat ook derden de inhoud en werking van dit beleid kunnen volgen. 4. Het fonds heeft de communicatie via een SLA aan AZL N.V. uitbesteed. Daarnaast kent het fonds een communicatiecommissie. 5. Met alle ingehuurde partijen zijn contractuele afspraken gemaakt. Partijen dienen regelmatig te rapporteren over het wel of niet voldoen aan de gemaakte afspraken. Daar waar mogelijk heeft het pensioenfonds activiteiten gescheiden ondergebracht, waardoor er een mechanisme ontstaat van controle van de ene door de ander partij. Jaarlijks vinden er controles plaats door actuaris en accountant op de uitvoering door het fonds. Materiële onvolkomenheden in het kader van de jaarrekeningcontrole worden door hen gerapporteerd. Het bestuur draagt er zorg voor dat zij voldoende kennis en kunde bezit om haar verantwoordelijkheid te kunnen dragen. De hierboven genoemde risico’s zijn niet limitatief maar de juiste afdekking van deze genoemde risico’s geven wel een indicatie over de juridische weerbaarheid van het pensioenfonds.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
31
Samenvatting actuarieel verslag Financiële positie De dekkingsgraad van het fonds daalde van 113,6% ultimo 2013 naar 106,3% ultimo 2014. De dekkingsgraad ultimo 2014 is lager dan de vereiste dekkingsgraad. Het fonds verkeert daarom ultimo 2014 in een reservetekort. Onderstaande grafiek laat de ontwikkeling van de dekkingsgraad zien. De dekkingsgraad is gebaseerd op een technische voorziening waarbij de voorgeschreven rentetermijnstructuur is gebruikt voor de verdiscontering. Er is conform de voorschriften van DNB gerekend met een driemaandsmiddeling en daarnaast is er gebruik gemaakt van de Ultimate Forward Rate (UFR)-methodiek.
140% 128,9%
128,4%
124,4%
122,7%
120% 113,6% 106,3%
104,1%
104,1%
104,1%
104,1%
98,9%
100%
88,5%
80%
60% 2014 Dekkingsgraad
32
2013 Vereiste dekkingsgraad
2012
2011
Minimaal vereiste dekkingsgraad
Pensioenfonds
De volgende grafiek geeft het vermogen en de technische voorziening(en) weer.
300.000
301.356 283.465
273.800 240.990
248.255 251.101
250.287 221.600
200.000
100.000
0 2014
2013
2012
Vermogen
Voorziening TOP-SUM uitkering
Actieven en arbeidsongeschikten
Gewezen deelnemers
Gepensioneerden
Voorziening langdurig zieken
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
2011
33
(Minimaal) vereiste financiële positie De minimaal vereiste dekkingsgraad bedraagt 104,1% ultimo 2014. De vereiste dekkingsgraad wordt enerzijds vastgesteld op basis van de feitelijke verdeling van de beleggingsportefeuille en anderzijds op basis van de strategische verdeling van de beleggingsportefeuille. Ultimo 2014 bedraagt de vereiste dekkingsgraad 128,4% op basis van de feitelijke verdeling van de beleggingsportefeuille en 121,5% op basis van de strategische verdeling van de beleggingsportefeuille. Voor de toetsing van de financiële positie is de vereiste dekkingsgraad ultimo 2014 vastgesteld als de hoogste uitkomst van beide percentages. Dit is dus 128,4% op basis van de feitelijke verdeling. De volgende grafiek toont de verdeling van de vereiste dekkingsgraad over de verschillende risico-componenten die gehanteerd wordt voor de toetsing. Hierbij zijn de verdelingen opgenomen voor 2013 en 2014.
35% 30%
28,4%
28,9%
25% 20,7%
20% 15,2%
15% 10%
6,9%
6,4%
5%
4,0% 1,8% 0,0% 0,0%
0,2% 0,0%
Grondstoffenrisico (S4):
Kredietrisico (S5):
1,5%
0,3% 0,3%
0,0%
34
VEV
Actief beheer Risico (S10):
Verzekeringstechnisch risico (S6):
Valutarisico (S3):
Zakelijkewaardenrisico (S2):
Renterisico (S1):
0%
2014
2013
Pensioenfonds
Herstelplan Het fonds verkeert ultimo 2014 in een reservetekort en heeft een herstelplan ingediend. De volgende grafiek toont het verwachte pad, zoals dit in het herstelplan is vastgelegd. Tevens toont de grafiek de ontwikkeling van de dekkingsgraad tot en met ultimo 2014 en de (minimaal) vereiste dekkingsgraad tot en met ultimo 2014 1).
130%
120%
110%
100%
90%
80% 2010
2011
2012
2013
Dekkingsgraad
Vereiste dekkingsgraad
Minimaal vereiste dekkingsgraad
Dekkingsgraad herstelplan
2014
Evaluatie herstelplan
Op basis van het ingediende herstelplan zou ultimo 2014 een dekkingsgraad van 112,1% worden verwacht. De werkelijke dekkingsgraad ultimo boekjaar 2014 is 106,3%, waarmee het fonds achter loopt op het oorspronkelijke herstelplan. Het fonds heeft de voortgang van het herstel begin 2014 geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie zou ultimo 2014 een dekkingsgraad van 117,1% worden verwacht. De werkelijke dekkingsgraad ultimo boekjaar 2014 is 106,3%. Met de invoering van het nieuwe Financiële Toetsingskader is het huidige herstelplan per 1 januari 2015 vervallen. Indien het fonds onder de nieuwe regelgeving zich in reservetekort bevindt, moet het fonds uiterlijk 1 juli 2015 een nieuw herstelplan indienen.
1)
De maand- en kwartaaldekkingsgraden zijn in deze grafiek niet weergegeven.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
35
Analyse van het resultaat De daling van de dekkingsgraad van 7,3%-punt in 2014 volgt tevens uit het negatieve resultaat van 14.919 in het boekjaar. In 2013 was er een positief resultaat van 36.842. De invloed van het resultaat op de dekkingsgraad is in de grafiek weergegeven en uitgesplitst naar mutatie-oorzaak. Het effect van de overgang op de nieuwe Prognosetafel AG2014 is hierin verantwoord onder “overige mutaties technische voorzieningen”. Het percentage onder “Beleggingsopbrengsten” (-7,4%) kan worden uitgesplitst in overrendement (12,9%), wijziging rentetermijnstructuur (-18,3%) en onderlinge kruiseffecten (-2,0%).
Beleggingsopbrengsten
-7,4%
14,5% -0,4%
Premie Waardeoverdrachten
-0,1%
0,0% 0,0%
Kosten
0,0%
Uitkeringen
0,6%
-0,1% -0,2%
Kanssystemen
0,0% 0,0%
Toeslagverlening
0,0%
Overige mutaties TV
0,4%
-0,1% -0,3%
Andere oorzaken -8%
-4% Realisatie 2014
36
0,0%
0,5%
0%
4% Realisatie 2013
8%
12%
16%
Pensioenfonds
Kostendekkende premie De kostendekkende premie over 2014 is vastgesteld conform de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn). Dit betekent dat de premie is vastgesteld op basis van een gedempt premiebeleid, rekening houdend met een verwacht rendement van 5,6%. De gedempte kostendekkende premie bedraagt 5.336. De feitelijk betaalde premie is met 5.755 hoger. De feitelijk betaalde premie, de zuivere kostendekkende premie en de gedempte kostendekkende premie worden in onderstaande grafiek achtereenvolgens weergegeven. Hierbij zijn de gedempte kostendekkende premie en de zuivere kostendekkende premie gesplitst conform de vereisten uit de Pensioenwet.
10.000 9.000 8.131
7.709
8.000
7.941
7.000
7.509
6.943
6.821
6.012
5.755
6.000
5.336
5.213
4.974
5.000
4.734
4.000 3.000 2.000 1.000 0 2014
2013
Inkoop onvoorwaardelijke opbouw
Risicopremies
Kostenopslag
Solvabiliteitsopslag
2012
2011
Feitelijke premie
Rotterdam, 17 juni 2015
Namens het bestuur
C.H.J. Luijben
R.H.A. Nusteling
voorzitter secretaris
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
37
38
Pensioenfonds
Verantwoordingsorgaan
Oordeel In het kader van de principes goed pensioenfondsbestuur is met ingang van 1 januari 2008 een Verantwoordingsorgaan (VO) ingesteld. In het kader van genoemde principes, is het verantwoordingsorgaan gevraagd een oordeel te geven over het door het bestuur gevoerde beleid over 2014. Het VO heeft hierbij kennis genomen van: –– Concept verslag SPHD over het boekjaar 2014, versie 24 april 2015-MH. –– Concept actuarieel rapport versie van 1 mei 2015 (AZL). –– Concept certificeringsrapport versie van 30 april 2015 (Towers Watson). Algemene toestand Fonds Inmiddels is de dekkingsgraad van het fonds weer verlaagd naar 106,3% per eind 2014, lager dan de verwachting conform het herstelplan van 117,1%. Dit is ondanks het positieve rendement op de beleggingen in hoofdzaak veroorzaakt door de veranderde rekenrente. Status realisatie eerdere aanbevelingen van Visitatiecommissie, Actuaris, Accountant en VO over eerdere jaren Op verzoek van het VO heeft het Bestuur een overzicht voorbereid van de status van eerdere aanbevelingen van de diverse instanties. Het Bestuur zal hieraan de aanbevelingen tot en met 2014 toevoegen waarna het VO verder in gesprek gaat met het Bestuur om de status en mogelijk vervolg acties te bespreken. Stelselwijziging inzake de VPL regeling De stelselwijziging inzake de VPL regeling vraagt nog enige uitleg. Het VO zal in het lopende verslagjaar het bestuur om een nadere uitleg vragen. Observaties en oordeel VO Het VO is van mening dat het Bestuur de hun toebedeelde taken over 2014 adequaat heeft uitgevoerd.
Het Verantwoordingsorgaan van SPHD.
Reactie van het bestuur Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan voor de open dialogen, het gegeven vertrouwen en de positieve beoordeling.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
39
40
Pensioenfonds
Visitatiecommissie
Samenvatting Rapport bevindingen Visitatiecommissie 2014 Met de invoering van de Pensioenwet zijn nadere eisen gesteld aan het interne toezicht bij pensioenfondsen. Met de inwerkingtreding van de Code Pensioenfondsen (1 januari 2014) als vervanging voor de in 2005 geïntroduceerde Principes voor goed pensioenfondsbestuur en de Wet versterking bestuur pensioenfondsen (per 1 juli 2014) zijn voornoemde eisen op een aantal aandachtsgebieden nog nader aangescherpt, met name op het gebied van de governance van het Fonds. De naleving van de Code Pensioenfondsen maakt onderdeel uit van de visitatie. Het bestuur is ten tijde van de visitatie nog doende met de evaluatie van de toepassing van deze code. Het intern toezicht heeft betrekking op het beleid van het bestuur en de algemene gang van zaken bij pensioenfondsen. Een adequate risicobeheersing en een evenwichtige belangenafweging door het bestuur staan daarbij centraal. Het interne toezicht door middel van een visitatie dient met de inwerkingtreding van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen vanaf 2014 jaarlijks plaats te vinden. Het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas heeft daaraan invulling te geven door na advies van het Verantwoordingsorgaan aan VCHolland de opdracht te verlenen tot de uitvoering van een visitatie in de tweede helft van 2014. VCHolland heeft voor de uitvoering van jaarlijkse visitaties een aanpak ontwikkeld die voortborduurt op de uitvoering van een algehele visitatie die het Fonds in 2013 heeft laten uitvoeren, eveneens door VCHolland. Bij de onderhavige visitatie heeft de commissie speciale aandacht besteed aan de wijze waarop het bestuur omgaat met de risico’s, mede omvattende het Prudent Person vraagstuk, dat door de actuaris is gesignaleerd. De visitatiecommissie heeft kunnen vaststellen dat het bestuur van het Fonds op zorgvuldige wijze is omgegaan met de aanbevelingen van VCHolland zoals deze bij de laatste algehele visitatie in 2013 zijn gedaan. De aanbevelingen zijn door het bestuur met het Verantwoordingsorgaan besproken. De visitatiecommissie wijst hierbij nog wel op het opstellen van een visie/missie en strategie en de vastlegging daarvan in een beleidsdocument. Sociale partners en het Fonds zijn bezig met de gevolgen van de wettelijke besluiten die met ingang van 1 januari 2015 van toepassing zijn. De contouren hiervan zijn inmiddels duidelijk, waarbij het Fonds de ontwikkelingen volgt waartoe de Bedrijfstakpensioenfondsen PME/PMT besluiten. Met betrekking tot de wijzigingen in de fiscaal toegestane opbouwpercentages heeft een aanpassing van de pensioenreglementen plaats gevonden. Met betrekking tot de kosten van uitvoering van de pensioenregeling heeft vergelijking met de peer groep uitgewezen dat de kosten van het Fonds (inclusief het pensioenbureau) niet substantieel afwijken van het gemiddelde van die groep. De visitatiecommissie heeft het bestuur aanbevolen zo snel mogelijk de combinatie van de functies van bestuursvoorzitter en voorzitter beleggingscommissie te beëindigen. Het bestuur besteedt toereikende aandacht aan de compliance van het Fonds met betrekking tot de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de externe adviseurs van het Fonds, waarbij de bestuurders ook zijn gericht op het zelf verkrijgen van relevante informatie onder meer door deel te nemen aan seminars e.d.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
41
Het bestuur doet jaarlijks een zelfevaluatie inzake het fungeren van de individuele leden en het collectief. Tot nu toe heeft nog geen evaluatie plaats gevonden met inschakeling van een externe partij. Het bestuur is van plan om dit in 2015 te realiseren. De visitatiecommissie heeft kunnen vaststellen dat het bestuur in algemene zin over voldoende deskundigheid en competenties beschikt om zelfstandig tot besluitvorming te kunnen komen. Voldoende (aanvullende) kennis binnen het bestuur met betrekkingen tot de beleggingen en beleggingsrisico’s blijft daarbij een aandachtspunt voor de deskundigheidsbevordering. De certificerend actuaris heeft in zijn rapport over 2013 geconcludeerd dat het beleggingsbeleid van het Fonds niet in overeenstemming is met de prudent-person-regel. Het bestuur was reeds doende extra inspanningen te verrichten om aan de gestelde eisen te voldoen doch heeft in dat proces vertraging opgelopen. Met de formulering en uitvoering van het risicobeheer heeft het bestuur gewerkt aan de oplossing van de problemen en heeft het de verwachting dat thans wordt voldaan aan de gestelde eisen. De risico’s van het Fonds in algemene zin zijn vastgelegd in de ABTN en in het jaarverslag wordt daaraan aandacht besteed. Jaarlijks worden door het bestuur de risico’s beoordeeld. Het bestuur heeft een Risk Monitoring Framework vastgesteld dat mede dient ter ondersteuning van de jaarlijkse beoordeling. Het Fonds heeft een communicatiecommissie die haar werkzaamheden mede baseert op een daartoe opgesteld communicatieplan. Dit communicatieplan wordt periodiek door commissie en bestuur geëvalueerd. Zo nodig wordt de commissie ondersteund door een communicatieadviseur van AZL.
15 december 2014
De visitatiecommissie
Wim de Bruijn
Ruud Degenhardt
John Ruben
Reactie van het bestuur De beoordeling van de Visitatiecommissie van voorgaande jaren werd altijd vergezeld van nuttige adviezen. Dit heeft het bestuur steeds als zeer positief ervaren. Het bestuur bedankt de Visitatiecommissie dat zij ook dit jaar weer positief kritisch is en het bestuur zal de gegeven adviezen wederom meenemen in haar besluitvormingsproces. Het bestuur bedankt de Visitatiecommissie voor deze adviezen, het zorgvuldige werk, de positieve beoordeling en het gegeven vertrouwen dat op de beoordeelde gebieden de juiste stappen gezet worden.
42
Pensioenfonds
Jaarrekening
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
43
Balans per 31 december (na resultaatverdeling; in duizenden euro)
Activa 2014 2013 Beleggingen voor risico pensioenfonds [1] Aandelen
172.643 155.703
Vastrentende waarden
122.490
Derivaten Overige beleggingen
109.594
273 1.188 14.757
13.083
310.163 279.568 Beleggingen voor risico deelnemers [2] Vastgoedbeleggingen
118 49
Aandelen
635 399
Vastrentende waarden
535
532
Overige beleggingen
316
461
1.604 1.441 Vorderingen en overlopende activa [3]
11
887
Liquide middelen [4]
2.085
1.903
Totaal activa 313.863 283.799
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
44
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Pensioenfonds
Passiva 2014 2013 Stichtingskapitaal en reserves [5]
17.891
32.810 1)
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [6] Overige technische voorzieningen [7]
283.465
240.774
0
216
283.465 240.990 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers [8]
1.604
1.441
Langlopende schulden [9]
9.107
8.113 1)
Kortlopende schulden en overlopende passiva [10]
1.796
445
Totaal passiva 313.863 283.799
1)
Vergelijkend cijfer aangepast als gevolg van stelselwijziging.
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
45
Staat van baten en lasten (in duizenden euro)
2014 2013 Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds [11] Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Kosten van vermogensbeheer
799
655
32.636
29.424
-240
-210
33.195 29.869 Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers [12] Indirecte beleggingsopbrengsten
176 31
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers [13]
6.453
7.631
Premiebijdragen voor risico deelnemers [14]
20
89
Saldo van overdrachten van rechten [15]
-242
60
Onttrekking beleggingen voor risico deelnemers [16]
-33
-38
Pensioenuitkeringen [17]
-9.905
-10.434
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
46
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Pensioenfonds
2014 2013 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [18] Wijziging rentecurve
-46.322
Benodigde intresttoevoeging 1)
Inkoop nieuwe pensioenaanspraken Binnenkomende waardeoverdracht
7.478
-903 -871 -5.790
-5.929
-796
-383
1.028
276
Toename voorziening toekomstige kosten
-153
-169
Vrijval excassokosten
285
289
Uitgaande waardeoverdracht
Uitkeringen
9.651 9.761
Actuarieel resultaat op sterfte
-287
-759
Actuarieel resultaat op arbeidsongeschiktheid
-197
-290
Actuarieel resultaat op mutaties
-65
495
Korting pensioenaanspraken actieven
-15
-71
Korting pensioenaanspraken slapers
16
6
Korting pensioenaanspraken pensioentrekkenden Wijziging sterftegrondslagen Overige mutaties technische voorzieningen
-1
113
1.067
0
-209
-457
-42.691 9.489 Mutatie overige technische voorzieningen [19] Voorziening TOP-SUM uitkering Benodigde intresttoevoeging Vrijval excassokosten Uitkeringen
0
-1
4
18
130 606
Actuarieel resultaat op sterfte
0
-3
Actuarieel resultaat op mutaties
-1
-28
Korting pensioenaanspraken pensioentrekkenden
0
4
1)
133 596
Benodigde intrest conform 1-jaars rente conform rentetermijnstructuur DNB.
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
47
2014 2013 Voorziening langdurig zieken Wijziging rentecurve
0
5
Actuarieel resultaat op arbeidsongeschiktheid
83
21
83 26
Totaal mutatie overige technische voorzieningen
216
622
risico deelnemers [20]
-163
-82
Totaal mutatie VPL-verplichting [21]
-994
-1.186 1)
Herverzekering [22]
-254
272
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [23]
-697
-667
Saldo van baten en lasten
-14.919
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
35.656 1)
Bestemming van het saldo Algemene reserve
1)
1) -14.919 35.656
Vergelijkend cijfer aangepast als gevolg van stelselwijziging.
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
48
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Pensioenfonds
Kasstroomoverzicht (in duizenden euro)
2014 2013 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Ontvangen uitkering PME uit hoofde van TOP-SUM
6.480
7.583
0
1.227
Uitkeringen uit herverzekering
620
0
Overgenomen pensioenverplichtingen
786
340
7.886 9.150 Uitgaven Uitgekeerde pensioenen en afkopen
-9.802
-10.465
Overgedragen pensioenverplichtingen
-1.028
-280
Premies herverzekering
-349
-314
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-710
-673
-11.889 -11.732 Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen beleggingen
799
655
80.973
38.249
81.772 38.904 Uitgaven Aankopen beleggingen Kosten van vermogensbeheer
-77.328
-36.478
-259
-209
-77.587 -36.687 Mutatie liquide middelen
182
-365
Saldo liquide middelen 1 januari
1.903
2.268
Saldo liquide middelen 31 december
2.085
1.903
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
49
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Toepassing richtlijnen voor de jaarverslaggeving Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas heeft bij de samenstelling van dit jaarverslag de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving en BW2 Titel 9 toegepast. Stelselwijziging inzake VPL-regeling De Bestemmingsreserve VPL die tot en met vorig boekjaar is gevormd, wordt vanaf boekjaar 2014 verantwoord als langlopende schuld en niet meer als bestemmingsreserve. Dit is verwerkt middels een stelselwijziging, waarbij tevens de vergelijkende cijfers van boekjaar 2013 zijn aangepast. Hierdoor is het resultaat over boekjaar 2013 met 1.186 gedaald. Stand eigen vermogen 31 december 2013:
40.923
Effect stelselwijziging:
-8.113
Stand eigen vermogen 1 januari 2014 :
32.810
Naar aanleiding van een DNB-uiting ten aanzien van VPL-gelden is door het fonds nadere invulling gegeven aan de aanbevelingen van DNB ten aanzien van VPL-gelden. Mede op basis hiervan zijn afspraken met de cao-partijen vastgelegd. Aan de hand van deze gemaakte afspraken en een ontwerprichtlijn uitgegeven door de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ ) inzake de verwerking van VPLgelden heeft een heroverweging plaatsgevonden over de wijze van verslaglegging van deze post. Dit betekent dat de vergelijkende cijfers zijn aangepast. De post mutatie VPL-verplichting bedroeg in de oorspronkelijke staat van baten en lasten 2013 0. In de huidige jaarrekening zijn de vergelijkende cijfers aangepast en bedraagt de post mutatie VPL-verplichting -1.186. Deze stelselwijziging heeft geen impact op de dekkingsgraad. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “vorderingen of schulden uit hoofde van effectentransacties”.
50
Pensioenfonds
Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar Euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Waardering Balans De waardering van de beleggingen geldt zowel voor de beleggingen voor risico pensioenfonds als voor de beleggingen voor risico deelnemers. Vastgoedbeleggingen De ter beurze genoteerde aandelen in vastgoedbeleggingsfondsen worden gewaardeerd tegen de beurswaarde ultimo boekjaar. De niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen hun actuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de onderliggende beleggingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. Aandelen De ter beurze genoteerde aandelen worden gewaardeerd tegen de beurswaarde ultimo boekjaar. De niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen hun a ctuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de onderliggende beleggingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. Vastrentende waarden De ter beurze genoteerde obligaties worden gewaardeerd tegen de beurswaarde ultimo boekjaar. De niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen hun a ctuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de onderliggende beleggingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. Voor participaties in hypothekenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Derivaten Beleggingen in beursgenoteerde derivaten worden gewaardeerd tegen de op 31 december bekende marktprijzen. Beleggingen welke onderhands zijn gekocht, w aarvoor geen directe marktwaardering beschikbaar is, worden gewaardeerd op basis van actuele marktparameters. RJ 610 schrijft voor dat derivaten met een negatieve waarde op de passiva zijde van de balans moeten worden weergegeven.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
51
Overige beleggingen De ter beurze genoteerde overige beleggingen worden gewaardeerd tegen de beurswaarde ultimo boekjaar. De niet ter beurze genoteerde overige beleggingen worden gewaardeerd tegen hun actuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar, waarbij de onderliggende beleggingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. Algemene reserve Het jaarlijkse resultaat volgens de rekening van baten en lasten wordt toegevoegd aan de algemene reserve. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Per 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. Onderdeel van de Pensioenwet is het Financieel Toetsingskader (FTK). In het FTK is de manier waarop De Nederlandsche Bank (DNB) haar toezicht op pensioenfondsen uitoefent vastgelegd. Het FTK stelt daarbij de kaders waarbinnen een pensioenfonds moet opereren. Besloten is het FTK ook toe te passen voor de jaarverslaglegging daar dit aansluit bij het door het bestuur gehanteerde beleid. De voorziening pensioenverplichtingen is vastgesteld als de contante waarde van de tijdsevenredig opgebouwde pensioenaanspraken. Voor de arbeidsongeschikte deelnemers is de voorziening pensioenverplichtingen g ebaseerd op de te bereiken aanspraken. De duration (ultimo 2014) van de voorziening pensioenverplichtingen bedraagt 16,8. Schattingswijzigingen In 2014 heeft de Commissie Overlevingstafels van het AG een nieuwe prognosetafel gepubliceerd, zijnde de Prognosetafel AG2014, en heeft het fonds besloten over te gaan op deze nieuwe overlevingstafel. Dit is in 2014 verantwoord als een schattingswijziging. Ultimo 2014 is de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds verlaagd met 0,4% als gevolg van deze schattingswijziging. Het effect van deze schattingswijziging op de technische voorziening ad € 1.067 in 2014 is als mutatie in het resultaat verwerkt. Sterfte Mannen: Prognosetafel AG2014 (startjaar 2015). Vrouwen: Prognosetafel AG2014 (startjaar 2015). Deze tafels worden toegepast rekening houdend met ervaringssterfte, waarbij de ervaringssterftetabel van PME en Stork 2012 is gehanteerd. Rekenrente Voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december in enig jaar wordt gebruik gemaakt van de nominale rentetermijnstructuur ultimo verslagjaar zoals deze is gepubliceerd door De Nederlandsche Bank. Voor Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas leidt een rekenrente van 1,86% tot dezelfde voorziening ultimo 2014, als de martkwaardevoorziening op basis van de DNB-rentetermijnstructuur. Ultimo 2013 gold een afgeleide rekenrente van 2,74%. De 1-jaars intresttoevoeging aan de voorziening pensioenverplichtingen is gelijk aan 0,379%.
52
Pensioenfonds
Partnerfrequenties Ten aanzien van de tariefstelling wordt vóór de pensioendatum uitgegaan van gehuwdheids-/partnerfrequenties, welke gesteld worden op: Leeftijd < 18
Mannen Vrouwen 0
0
18
0,06 0,09375
19
0,125 0,1876
20
0,1875 0,28125
21
0,25 0,375
22
0,3125 0,46875
23
0,375 0,5625
24
0,4375 0,65625
25
0,50 0,75
26
0,58 0,77
27
0,66 0,79
28
0,74 0,81
29
0,82 0,83
30
0,90 0,85
60
0,90 0,85
62/65
1,00 1,00
Voor tussenliggende leeftijden wordt lineair geïnterpoleerd. Na de pensioendatum wordt uitgegaan van de werkelijke burgerlijke staat. Uitkeringen De uitkeringen worden continu betaalbaar verondersteld. Leeftijdsverschil Uitgangspunt is dat de vrouw drie jaar jonger is dan de man. Excassokosten Voor excassokosten na pensioeningang wordt 3% van de VPV gereserveerd. Jaarlijks zal hierdoor 3% van de pensioenuitkeringen voor dekking van excassokosten beschikbaar komen. Arbeidsongeschiktheid Bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid wordt (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling verleend. Wezenpensioen De koopsomlasten voor niet-ingegaan wezenpensioen zijn gesteld op 5% van de netto lasten voor niet-ingegaan partnerpensioen. Tot de pensioendatum wordt voor niet-ingegaan wezenpensioen een voorziening gevormd door de voorziening voor niet-ingegaan partnerpensioen te verhogen met 5%. Na de pensioendatum wordt aangenomen dat er geen kinderen meer zullen zijn die aanspraak op wezenpensioen zullen hebben.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
53
Herverzekering Met ingang van 1 januari 2013 is een nieuwe herverzekeringsovereenkomst afgesloten met SCOR. Zowel het overlijdensrisico als het risico op premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid zijn volledig herverzekerd. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De waardering van de beleggingen voor risico deelnemers bepaalt de hiertegenover staande voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers. Langlopende schulden VPL-verplichting De voorwaardelijke overgangsregeling SUMO komt voort uit de TOP SUM regeling. Deelnemers geboren in 1950 of later kunnen geen gebruik maken van de TOP SUM regeling. In plaats daarvan zijn de voorwaardelijke TOP SUM aanspraken in 2006 omgezet in voorwaardelijke SUMO aanspraken. Het tijdelijk pensioen is daarbij omgezet in een combinatie van levenslang ouderdomspensioen en partnerpensioen. Voor de financiering van de overgangsregeling SUMO is begin 2006 een bestemmingsreserve gevormd uit gelden van sociale partners. Jaarlijks wordt daaraan het beleggingsrendement toegevoegd en eventueel worden er nog aanvullende premies gestort (in overleg met de werkgever). De lasten van het onvoorwaardelijk worden van de SUMO aanspraken bij pensionering worden aan de bestemmingsreserve onttrokken. Met ingang van boekjaar 2014 wordt de bestemmingsreserve in de jaarrekening opgenomen als een langlopende schuld in plaats van bestemmingsreserve. Resultaatbepaling Algemeen De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan: –– rente; –– dividend; –– soortgelijke opbrengsten. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder indirecte beleggingsopbrengsten worden de volgende resultaten opgenomen: –– gerealiseerde en niet-gerealiseerde koersverschillen van aandelen, aandelen vastgoedmaatschappijen en obligaties; –– valutaverschillen inzake deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransacties. Kosten vermogensbeheer Onder de kosten vermogensbeheer worden de administratiekosten opgenomen die verband houden met het beheer van de beleggingen. De kosten van het vermogensbeheer laten een hoger niveau zien dan in 2013. Dit wordt vooral veroorzaakt door verschillende wijze van doorbelasten van kosten van fondsen. Aangezien de netto resultaten van de fondsen worden beoordeeld heeft dit voor een verdere beoordeling geen consequenties. De beleggingskosten bedragen rond de 1,0%, waarbij opgemerkt dient te worden dat tussen de diverse beleggingscategorieën door hun afwijkende karakters grote verschillen zitten.
54
Pensioenfonds
Toelichting op de balans per 31 december (in duizenden euro) Activa [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds
Niet
Stand
Aankopen/ Gerealiseerde gerealiseerde
ultimo Verstrek- Verkopen
Categorie
2013
Herallocatie
kingen aflossingen
koers- verschillen
koers-
verschillen
Stand ultimo 2014
Aandelen Aandelen beleggingsfondsen
155.703
0 6.889 -13.175 3.415 19.811 172.643
Vastrentende waarden Obligatie beleggingsfondsen
109.594 4.004 46.490 -49.198 4.118 7.482 122.490
Derivaten Valutaderivaten: opties 1.188 -1.188 0 0 0 0 0 Valutaderivaten: valutatermijncontracten
0 0 87 0 -87 273 273 1.188 -1.188 87
0 -87 273 273
Overige beleggingen Hedgefunds
9.936 -4.004 4.769 -3.114 823 -616 7.794
Liquiditeitenfonds 3.147 0 19.093 -15.261 -16 0 6.963
13.083 -4.004 23.862 -18.375
807 -616 14.757
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds activa zijde
279.568 -1.188 77.328 -80.748 8.253 26.950 310.163
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
55
Niet
Stand
Categorie
Aankopen/ Gerealiseerde gerealiseerde
ultimo Verstrek- Verkopen 2013
Herallocatie
kingen aflossingen
koers- verschillen
Stand
koers-
verschillen
ultimo 2014
Derivaten (passiva zijde) Valutaderivaten: opties
0 1.188
0
-36
36 -2.312 -1.124
Valutaderivaten: valutatermijncontracten
0 0 0 0 0 -234 -234
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds passiva zijde
0 1.188
0
-36
36 -2.546 -1.358
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds 279.568
0 77.328 -80.784 8.289 24.404 308.805
Vorderingen u.h.v. effectentransacties 247 0 Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds, incl. lopende intrest 279.815 308.805
Stand Toepassing Stand ultimo Look risico Categorie (indeling categorie is op basis van “look through”) 1)
2014
Through
Aandelen 172.643
paragraaf
0 172.643
Vastrentende waarden 122.490 6.963 129.453 Derivaten -1.085
0 -1.085
Overige 14.757 -6.963 7.794 Totaal belegd vermogen
308.805
0
308.805
1)
Bij toepassing van het look-through principe (doorkijkbeginsel) wordt door de betreffende beleggingsfondsen heen gekeken en vervolgens worden deze componenten toebedeeld
naar hun desbetreffende beleggingscategorie.
56
Pensioenfonds
Methodiek bepaling marktwaarde Niveau 1: De waardering is afgeleid van genoteerde marktprijzen. Niveau 2: De waardering is afgeleid op basis van onafhankelijke taxaties. Niveau 3: De waardering is afgeleid op basis van netto-contante-waardeberekeningen. Niveau 4: De waardering is afgeleid op basis van een andere geschikte methode.
Stand Categorie
Niveau 1
Vastgoedbeleggingen
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
2014
0 0 0 0 0
Aandelen
147.319 0 0 25.324 172.643
Vastrentende waarden
114.623 0 0 7.867 122.490
Derivaten
0
Overige
0 -1.085
0 -1.085
6.963 0 0 7.794 14.757
Totaal belegd vermogen
268.905
0
-1.085
40.985
308.805
Bovenstaande niveau-indelingen zijn niet op basis van look-through. De beleggingsfondsen zijn naar niveau ingedeeld door aan te sluiten bij de producten waarin de betreffende beleggingsfondsen overwegend beleggen. [2] Beleggingen voor risico deelnemers
(Niet)
Stand
Categorie
Vastgoedbeleggingen
Aankopen/ gerealiseerde
ultimo Verstrek- Verkopen 2013
Herallocatie
kingen
aflossingen
koers-
verschillen
Stand ultimo 2014
49 -4 90 -31 14 118
Aandelen
399 1 395 -236 76 635
Vastrentende waarden
532 -2 271 -340 74 535
Overige beleggingen 1)
461 5 8 -170 12 316
Totaal beleggingen voor risico deelnemers
1.441
0 764 -777 176 1.604
De beleggingen voor risico deelnemers bestaan uit beleggingen in mixfondsen bij ABN-AMRO. Het verloop in de betreffende categorieën is gebaseerd op de mix ultimo verslagjaar.
1)
Betreft liquide middelen in mixfondsen bij ABN-Amro.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
57
2014 2013 [3] Vorderingen en overlopende activa Vorderingen u.h.v. effectentransacties
0
247
Vorderingen op aangesloten ondernemingen
7
33
Vorderingen op deelnemers van het pensioenfonds
4
6
Vorderingen op verzekeringsmaatschappijen
0
601
Totaal vorderingen en overlopende activa
11
887
Alle vorderingen en overlopende activa hebben een looptijd van korter dan één jaar. [4] Liquide middelen ING Bank N.V.
2.085
1.903
2.085 1.903 De liquide middelen staan volledig ter vrije beschikking van het fonds. Passiva [5] Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal 0 0 Algemene reserve Stand per 1 januari
32.810
4.081
0
-6.927
Stand na stelselwijziging
32.810
-2.846
Saldobestemming boekjaar
-14.919
35.656 1)
Stelselwijziging: omzetting bestemmingsreserve in voorziening
Stand per 31 december
17.891
32.810 1)
Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt
11.618
104,1%
9.880
104,1%
Het vereist eigen vermogen bedraagt
80.522
128,4%
69.610
128,9%
106,3%
113,6%
De dekkingsgraad is De dekkingsgraad is vastgesteld als het totaal vermogen gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds. De berekening van de dekkingsgraad is als volgt: (17.891 + 283.465) / 283.465 x 100% = 106,3% 1)
58
Vergelijkend cijfer aangepast als gevolg van stelselwijziging.
Pensioenfonds
2014 2013 Sinds 31 december 2008 voldoet het fonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot het minimaal vereist eigen vermogen. Door het bestuur is hiervan melding gemaakt bij de toezichthouder DNB en er is in 2009 een korte- en lange termijnherstelplan ingediend. Voor meer informatie wordt verwezen naar “Herstelplan” in het hoofdstuk “Samenvatting actuarieel verslag”. Technische voorzieningen [6] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand per 1 januari Mutatie via staat van baten en lasten
240.774
250.263
42.691
-9.489
Stand per 31 december
283.465
240.774
[7] Overige technische voorzieningen Voorziening TOP-SUM uitkering Stand per 1 januari
133
729
Mutatie via staat van baten en lasten
-133
-596
0
133
Stand per 1 januari
83
109
Mutatie via staat van baten en lasten
-83
-26
0
83
Stand per 31 december Voorziening langdurig zieken
Stand per 31 december
Totaal overige technische voorzieningen
0
216
Totaal technische voorzieningen
283.465
240.990
De technische voorzieningen zijn als volgt opgebouwd: –– Actieve en arbeidsongeschikte deelnemers –– Gewezen deelnemers met premievrije aanspraken
109.852
82.915
47.533
38.648
–– Pensioengerechtigden
126.080 119.427
283.465 240.990
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
59
2014 2013 Ontwikkeling van de technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand per 1 januari Wijziging rentecurve Benodigde intresttoevoeging 1)
Inkoop nieuwe pensioenaanspraken Binnenkomende waardeoverdracht Uitgaande waardeoverdracht
240.774
250.263
46.322
-7.478
903 871 5.790
5.929
796
383
-1.028
-276
Toename voorziening toekomstige kosten
153
169
Vrijval excassokosten
-285
-289
Uitkeringen
-9.651 -9.761
Actuarieel resultaat op sterfte
287
Actuarieel resultaat op arbeidsongeschiktheid
197
290
65
-495
Korting pensioenaanspraken actieven
15
71
Korting pensioenaanspraken slapers
-16
-6
Actuarieel resultaat op mutaties
Korting pensioenaanspraken pensioentrekkenden Wijziging sterftegrondslagen Overige mutaties technische voorzieningen Stand per 31 december
759
1
-113
-1.067
0
209
457
283.465
240.774
133
729
Voorziening TOP-SUM uitkering Stand per 1 januari Benodigde intresttoevoeging
0
1
Vrijval excassokosten
-4
-18
Uitkeringen Actuarieel resultaat op sterfte
-130 -606 0
3
Actuarieel resultaat op mutaties
1
28
Korting pensioenaanspraken pensioentrekkenden
0
-4
Stand per 31 december
0
133
83
109
0
-5
-83
-21
0
83
Voorziening langdurig zieken Stand per 1 januari Wijziging rentecurve Actuarieel resultaat op arbeidsongeschiktheid Stand per 31 december
1)
60
Benodigde intrest conform 1-jaars rente conform rentetermijnstructuur DNB.
Pensioenfonds
2014 2013 [8] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stand per 1 januari Stortingen
1.441
1.359
20 89
Onttrekkingen t.b.v. inkoop rechten
-33
Rendement
176 31
Stand per 31 december
-38
1.604
1.441
[9] Langlopende schulden VPL-verplichting Stand per 1 januari Stelselwijziging: omzetting bestemmingsreserve in voorziening
8.113
0
0
6.927
Premies
659 689
Onttrekkingen i.v.m. inkoop rechten
-641
-372
Rendement boekjaar
976
869
Stand per 31 december
9.107
8.113 1)
[10] Kortlopende schulden en overlopende passiva Derivaten 2) Schulden aan deelnemers van het pensioenfonds Schulden aan verzekeringsmaatschappijen Belastingen en sociale premies
1.358 0 130
20
17
92
195
204
Schulden inzake kosten van vermogensbeheer
34
53
Schulden inzake pensioenuitvoerings- en administratiekosten
62
76
1.796 445 Alle kortlopende schulden en overlopende passiva hebben een looptijd van korter dan één jaar.
1)
Vergelijkend cijfer opgenomen als gevolg van stelselwijziging.
2)
Zie ook pagina 56.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
61
Toelichting op de staat van baten en lasten (in duizenden euro) Bezoldiging bestuursleden De bestuursleden van Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas hebben in 2014 geen bezoldiging ontvangen. Er zijn geen leningen en garanties verstrekt. Personeel Gedurende het boekjaar 2014 had Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas geen personeelsleden in dienst. Verbonden partijen Alle derivatentransacties lopen via Hunter Douglas N.V. De premiebetaling en de doorbelasting van kosten door de aangesloten ondernemingen lopen via Hunter Douglas Europe B.V.
Baten en lasten
2014
2013
[11] Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten Aandelen
62 95
Vastrentende waarden
744
561
Subtotaal
806 656
Banken
0 -1
Waardeoverdrachten
-5 -1
Overige
-2 1
Totaal directe beleggingsopbrengsten
62
799
655
Pensioenfonds
2014 2013 Indirecte beleggingsopbrengsten Gerealiseerde resultaten Aandelen
3.415 55
Vastrentende waarden
4.118
-363
Derivaten
-51 3.487
Overige beleggingen
807
254
Valutaresultaat liquide middelen
-75
-20
8.214 3.413
Ongerealiseerde resultaten Aandelen
19.811 26.634
Vastrentende waarden
7.482
Derivaten
-2.273 -179
Overige beleggingen Valutaresultaat liquide middelen
-1.470
-616
1.014
18
12
24.422 26.011
Totaal indirecte beleggingsopbrengsten
32.636
29.424
Kosten van vermogensbeheer 1) Ontvangen rebates van investment managers
147
Beleggingsadviseur
-143 -87
117
Beleggingsadministratie
-244 -240
Totaal kosten vermogensbeheer
-240
-210
Totaal beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
33.195
29.869
[12] Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers Ongerealiseerde resultaten Koersverschillen beleggingsfondsen ABN Amro
1)
176 31
Deze kosten van vermogensbeheer zijn niet te splitsen per beleggingscategorie. Voor meer informatie wordt verwezen naar de kostenparagraaf in het bestuursverslag.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
63
2014 2013 [13] Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Pensioenpremie werkgevers
3.528
4.021
Pensioenpremie werknemers
2.866
3.400
26
112
0
12
33
86
Bijdrage FVP regeling Inkoopsommen gestort door werkgever Inkoopsommen als gevolg van onttrekking pensioenspaarkapitaal
6.453 7.631 [14] Bijdragen voor risico deelnemers Premies pensioensparen
20 89
De premiebijdragen van werkgevers en werknemers bedragen in totaal 25% van de pensioengrondslag (2013: 29%) De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. Kostendekkende premie per 31 oktober
7.720
7.971
Kostendekkende premie per 31 december
7.709
8.131
Gedempte kostendekkende premie
5.336
5.213
Premie met bijdrage aan herstel
n.v.t.
6.877
5.755
6.821
–– Actuarieel benodigd
5.496
6.145
–– Opslag in stand houden vereist vermogen
1.661
1.295
563
531
Feitelijke premie De feitelijke premie is vastgesteld als een doorsneepremie ter grootte van 25% van de pensioengrondslag. Kostendekkende premie: de peildatum voor het toetsen van de premie is sinds 2013 niet meer 31 december maar 31 oktober. Beide kostendekkende premies zijn onderstaand weergegeven en toegelicht. De kostendekkende premie per 31 oktober is als volgt samengesteld:
–– Opslag voor uitvoeringskosten Deze premie is gebaseerd op de rentetermijnstructuur van 31 oktober 2013 en een opslag voor het bereiken c.q. in stand houden van het vereist eigen vermogen van 27,5% (o.b.v. het vereist eigen vermogen per Q3 2013).
64
7.720 7.971
Pensioenfonds
2014 2013 De opslag voor uitvoeringskosten is gelijk aan 3% excassokosten plus de directe kosten minus hetgeen beschikbaar is door de vrijval van excassokosten over de uitkeringen. De kostendekkende premie per 31 december is als volgt samengesteld: –– Actuarieel benodigd
5.431
6.095
–– Opslag in stand houden vereist vermogen
1.717
1.507
561
529
–– Opslag voor uitvoeringskosten
7.709 8.131
Deze premie is gebaseerd op de rentetermijnstructuur van 31 december 2013. Hierbij is de opslag voor het bereiken c.q. in stand houden van het vereist eigen vermogen op 1 januari 2014 vastgesteld op 28,9% (vereist eigen vermogen op basis van de feitelijke verdeling ultimo 2013). De opslag voor uitvoeringskosten is gelijk aan 3% excassokosten plus de directe kosten minus hetgeen beschikbaar is door de vrijval van excassokosten over de uitkeringen. De gedempte premie is als volgt samengesteld: –– Actuarieel benodigd
3.127
3.262
–– Opslag in stand houden vereist vermogen
1.717
1.507
492
444
–– Opslag voor uitvoeringskosten
5.336 5.213
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas maakt gebruik van de wettelijke mogelijkheid om premiedemping toe te passen. In de abtn is opgenomen dat de premie wordt gebaseerd op het verwachte beleggingsrendement op basis van de strategische beleggingsmix. Dit rendement bedraagt 5,6% (2013: 5,6%). De premie met bijdrage aan herstel is als volgt samensteld: –– Actuarieel benodigd
n.v.t.
6.095
–– Opslag in stand houden vereist vermogen
n.v.t.
253
–– Opslag voor uitvoeringskosten
n.v.t.
529
n.v.t. 6.877
Aangezien er ultimo 2013 geen sprake meer is van een dekkingstekort is de premie met bijdrage aan herstel voor 2014 niet meer van toepassing.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
65
2014 2013 [15] Saldo van overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen
786
340
Overgedragen pensioenverplichtingen
-1.028
-280
-242 60 [16] Onttrekking beleggingen voor risico deelnemers Onttrekkingen t.b.v. inkoop rechten
-33 -38
[17] Pensioenuitkeringen Pensioenen Ouderdomspensioen
-7.150 -7.785
Partnerpensioen
-2.428 -2.459
Wezenpensioen Subtotaal
-79 -70 -9.657 -10.314
Andere uitkeringen Afkoopsommen
-138 -128
Overige
-110 8
Subtotaal
-248 -120
Totaal pensioenuitkeringen
-9.905
-10.434
-42.691
9.489
[18] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
risico pensioenfonds
[19] Mutatie overige technische voorzieningen Voorziening TOP-SUM uitkering Voorziening langdurig zieken
133
596
83
26
216 622 [20] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
risico deelnemers
Stortingen
-20 -89
Onttrekkingen t.b.v. inkoop rechten
33
Rendement
38
-176 -31
-163 -82
66
Pensioenfonds
2014 2013 [21] Mutatie VPL-verplichting Premies
-659 -689
Onttrekkingen i.v.m. inkoop rechten
641
372
Rendement boekjaar
-976
-869
1) -994 -1.186
[22] Herverzekering Premies herverzekering Uitkeringen uit herverzekering Winstdeling herverzekering
-301
-357
0
620
47
9
-254 272 [23] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Administratie Door aangesloten onderneming doorbelaste personeelskosten
-344 -361 -95
-78
-34
-34
Accountant –– Controle van de jaarrekening Actuaris –– Certificering
-26 -23
–– Jaarwerk
-28 -27
–– Advies
-47 -26
Totaal actuaris
-101
-76
Kosten toezicht (visitatiecommissie)
-13
-17
Contributies en bijdragen
-30
-32
Automatisering en kantoorbehoeften
-38
-57
Opleidingskosten Overige advieskosten Overige kosten
-9 -1 -25
-7
-8
-4
Totaal Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-697
Saldo van baten en lasten
-14.919
1)
Vergelijkend cijfer opgenomen als gevolg van stelselwijziging.
2)
Vergelijkend cijfer aangepast als gevolg van stelselwijziging.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
-667 35.656 2)
67
2014 2013 Actuariële analyse van het saldo Beleggingsopbrengsten Premies Waardeoverdrachten Kosten Uitkeringen
-15.006 36.480 -242 127 -10 -47 0 0 -14 -67
Sterfte
-240 -133
Arbeidsongeschiktheid
-114 -269
Mutaties Korting pensioenaanspraken
-66 467 0
52
Overige mutaties technische voorzieningen
858
-99
Andere oorzaken
-85
-855 1)
2) -14.919 35.656
1)
68
Vergelijkend cijfer aangepast als gevolg van stelselwijziging.
Pensioenfonds
Risicoparagraaf In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna wordt een aantal specifieke risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd. Conform de berekeningen van het Vereist Eigen Vermogen in het Actuarieel rapport is de risicoparagraaf gebaseerd op basis van het doorkijkbeginsel (lookthrough-principe). Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode (standaardmodel) vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke financiële risico’s op te kunnen vangen en of daarmee aan de pensioentoezeggingen kan worden voldaan. De berekeningen van het Vereist Eigen Vermogen zijn met name van belang voor de premiestelling en de evaluatie van het herstelplan van het fonds. Het Eigen vermogen van het Pensioenfonds is per 31 december 2014 groter dan het Minimaal Vereist Eigen Vermogen, maar kleiner dan het Vereist Eigen Vermogen volgens het standaardmodel, waardoor het Pensioenfonds in een reservetekort verkeert. Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende standaard risicofactoren hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met S6. Naast de standaard risicocomponenten (S-componenten) is in de bepaling van het Vereist Eigen Vermogen ook rekening gehouden met de volgende additionele risicocomponent: S10 actief beheer risico (voornoemd risico is in 2013 verwerkt binnen de berekeningen van de S2 middels een extra verzwaring van de buffer). Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën op basis van het maximum van de feitelijke en strategische beleggingsmix (2014: feitelijk 128,4%; 2013: feitelijk 128,9%).
2014 2013
€ % € %
Renterisico (S1)
19.442 4,0 22.272 6,4
Zakelijke waarden risico (S2)
54.324
Valutarisico (S3)
39.743 6,9 16.088 1,5
Grondstoffenrisico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6)
15,2
54.754
20,7
0 0,0 0 0,0 6.916 0,2 1.607 0,0 7.993
0,3
6.677
0,3
Actief beheer risico (S10)
20.183
1,8
Diversificatie-effect
-68.079 -31.788
Vereist Eigen Vermogen
80.522 28,4 69.610 28,9
Aanwezige dekkingsgraad 106,3 113,6 Minimaal vereiste dekkingsgraad
104,1
104,1
Vereiste dekkingsgraad 128,4 128,9
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het Pensioenfonds (minus de passiefposten Langlopende schulden, Kortlopende schulden en overlopende passiva en Herverzekeringsdeel technische voorzieningen) te delen door de Voorziening pensioenverplichtingen (plus Overige technische voorzieningen). Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het Pensioenfonds, afgenomen van 113,6% (2013) tot 106,3% (2014).
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
69
Renterisico Het renterisico wordt veroorzaakt, doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. Het Pensioenfonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de looptijd van de beleggingen. Onderstaande duratie cijfers geven meer inzicht. Duratie van de vastrentende waarden (inclusief rentederivaten) 5,8 (2013: 5,4) Duratie van de pensioenverplichtingen 16,8 (2013: 15,6) Voor de vaststelling van het renterisico bij het Vereist Eigen Vermogen worden de kasstromen van de rentegevoelige beleggingen afgezet tegen de kasstromen van de voorziening pensioenverplichtingen. Vervolgens worden beide kasstromen afgezet tegen door DNB bepaalde renteschokken die per looptijd verschillen. Op basis van deze renteschokken kan de impact op de technische voorziening en de impact op alle rentegevoelige beleggingen worden berekend. Overeenkomstig kan een afdekkingspercentage worden berekend. Rentegevoeligheid is één van de belangrijkste factoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie van de portefeuille. De afdekking van het renterisico op basis van de feitelijke beleggingsmix en op basis van de strategische beleggingsmix is in onderstaande tabel opgenomen.
Feitelijke Strategische
verdeling verdeling Impact op technische voorziening voor risico fonds Impact op de rentegevoelige beleggingen Renterisico
in €
%
in €
21.050
21.050
1.608
1.608
%
19.442 4,0 19.442 4,6
Afdekkingspercentage 7,6 7,6 Derivaten Het renterisico wordt niet afgedekt middels derivaten. Bovenstaand afdekkingspercentage wordt gerealiseerd door on-balance vastrentende waarden producten. Hoogte buffer Op basis van de Vereist Eigen Vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk renterisico 19.442 (4,0%) en voor het strategisch renterisico 19.442 (4,6%) ultimo 2014. Zakelijke waarden risico Het pensioenfonds loopt het risico dat haar beleggingen in aandelen, vastgoed en alternatieve beleggingen in waarde dalen. In het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing van voldoende spreiding in de beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer. In onderstaande tabel wordt de verdeling naar de verschillende aandelen categorieën getoond.
70
Pensioenfonds
2014 2013
€ % € %
Verdeling aandelen per categorie: Ontwikkelde markten (Mature markets) Opkomende markten (Emerging markets)
162.070
93,9
146.027
93,8
10.573
6,1
9.676
6,2
172.643 100,0 155.703 100,0
Derivaten Het aandelen risico wordt niet afgedekt. Hoogte buffer Bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch aandelen risico rekening gehouden met de door DNB voorgeschreven schokken die variëren overeenkomstig de risicograad van het type belegging. Deze standaardschokken zijn verder opgehoogd om zodoende rekening te houden met de volgende additionele risicocomponent: actief beheer risico. De buffer voor het feitelijk aandelen risico bedraagt 54.324 (15,2%) en voor het strategisch aandelen risico 43.151 (13,2%). Valutarisico Het valutarisico wordt veroorzaakt, doordat de verplichtingen van het pensioenfonds in euro’s luiden terwijl veel van de beleggingen van het pensioenfonds in niet-euro luiden. Het pensioenfonds loopt het risico dat haar buitenlandse beleggingen dalen in waarde als gevolg van valutakoersontwikkelingen. Het pensioenfonds kiest er daarom voor om (een gedeelte) van haar buitenlandse valuta’s af te dekken. Het pensioenfonds bepaalt maandelijks de exposure in vreemde valuta (op basis van de opgaven van de diverse managers). De meest significante exposures zijn in USD en GBP. Op basis van de verwachtingen ten aanzien van de koersontwikkeling van de USD en de GBP kan het pensioenfonds besluiten een bepaalde hedge tot stand te brengen. Het pensioenfonds gebruikt in dit verband opties en termijn-contracten. Bij het tot stand brengen van de hedge wordt zorgvuldig gekeken naar de looptijd van de hedge, de koers (van de USD en de GBP) waarop de hedge effectief is en het nominale bedrag van de hedge. Rekening houdend met deze variabelen bedraagt een hedge op enig moment nooit meer dan 100% van de onderliggende exposure. Zonder afdekking van valutarisico loopt het pensioenfonds risico bij een daling van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Door meer dan 100% van het risico af te dekken loopt het fonds risico bij een stijging van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het valutarisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in vreemde valuta van 20%. Het valutarisico is het totale negatieve effect op de waarde van alle beleggingen als gevolg van dit scenario.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
71
2014 2013
€ % € %
Totaal beleggingen naar valuta voor afdekking met derivaten Euro
131.993 42,7 82.916 29,6
Niet Euro
176.812 57,3 196.899 70,4
308.805 100,0 279.815 100,0
Totaal beleggingen naar valuta na afdekking met derivaten Euro
177.993 57,6 209.016 74,7
Niet Euro
130.812 42,4 70.799 25,3
308.805 100,0 279.815 100,0
Derivaten Ter afdekking van de valutarisico’s op de effectenportefeuille zijn er door de vermogensbeheerders valutaderivaten (opties) afgesloten. Strategisch dekt het fonds 37,9% van haar totale niet-euro beleggingen af. Hoogte buffer Bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch valuta risico rekening gehouden met een door DNB voorgeschreven schok van 20% die berekend wordt op de niet-euro beleggingen na afdekking. De buffer voor het feitelijk valutarisico bedraagt 39.743 (6,9%) en voor het strategisch valutarisico 15.843 (1,5%). Grondstoffenrisico Bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch grondstoffenrisico rekening gehouden met een door DNB voorgeschreven schok van 30%. Het pensioenfonds belegt niet in grondstoffen en hoeft daarom geen buffers hiervoor aan te houden. Kredietrisico Het pensioenfonds loopt het risico dat één of meerdere van haar tegenpartijen niet aan de voorafgesproken betalingen kan voldoen. Bij de berekening van het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de partijen, waarin belegd wordt, tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze creditspread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid (risicovrij) tot uitkering zal komen. Het kredietrisico verbonden aan derivatentransacties wordt beheerst door het afsluiten van standaardovereenkomsten met tegenpartijen, het beoordelen van de kredietwaardigheid van tegenpartijen, het spreiden van het transactievolume over verschillende tegenpartijen, het eisen van voldoende onderpand en een adequate monitoring met betrekking tot de gestelde eisen inzake het onderpand. Het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille kan gemeten worden aan de hand van de creditspread. De gewogen gemiddelde credit spread van de rentegevoelige beleggingen van het fonds is 2,32%. Een andere indicator voor het aanwezige kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille van het fonds is de rating afgegeven door een kredietbeoordelaar. Een AAA rating impliceert dat de vastrentende waarden belegging geen kredietrisico loopt. Daarentegen worden beleggingen die geclassificeerd staan onder ‘lager dan BBB’ als zeer risicovol beschouwd. Cash wordt als kredietrisicovrij beschouwd.
72
Pensioenfonds
2014 2013
€ % € %
Rating vastrentende waarden: AAA
13.920 10,8 17.762 15,8
AA
18.314 14,1 12.246 10,9
A
26.072 20,1 25.163 22,3
BBB
59.373 45,9 37.265 33,0
Lager dan BBB
22.984
17,8
12.610
11,2
Geen rating
-11.210
-8,7
7.695
6,8
129.453 100,0 112.741 100,0
Hoogte buffer Binnen de berekening van het standaardmodel wordt een kredietrisico becijferd voor de rentegevoelige beleggingen die een creditspread groter dan 0% hebben. De creditspread wordt bepaald op basis van de rentegevoelige kasstromen van het fonds. Afgaande op de hierboven genoemde creditspread resulteert dit in een buffer voor het feitelijk kredietrisico van 6.916 (0,2%) en voor het strategisch kredietrisico van 9.310 (0,5%). Verzekeringstechnisch risico Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). Tot het verzekeringstechnische risico worden gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de op actuele waarde berekende technische voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. In verband met het langlevenrisico wordt aanvullend boven het hanteren van de prudente grondslagen, de Voorziening toekomstige sterfteontwikkeling gevormd. Hoogte buffer De buffer voor het feitelijk verzekeringstechnisch risico bedraagt 7.993 (0,3%) en voor het strategisch verzekeringstechnisch risico 7.993 (0,4%). Concentratierisico Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. De spreiding van de portefeuille is in de toelichting op de balans nader toegelicht. Ook “grote posten” zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
73
2014 2013
€ % € %
Aandelen Verdeling aandelen per regio: Europa
98.238 56,9 89.367 57,4
Noord-Amerika
38.346 22,2 25.882 16,6
Wereldwijde beleggingsfondsen
36.059 20,9 40.454 26,0
172.643 100,0 155.703 100,0
Grote posten: aandelen van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 2% van het balanstotaal Gartmore-pan European FD-I
50.866
16,2
46.898
16,5
Nomura fundamental index global equity fund
27.600
8,8
23.982
8,5
Odey pan european fund
25.803
8,2
23.805
8,4
Egerton capital european fundplc
21.570
6,9
18.664
6,6
Renaissance institutionals equity fund
20.307
6,5
15.646
5,5
Robeco Luxembourg robeco capgrowth us
13.021
4,1
10.236
3,6
4.271
1,4
6.315
2,2
0
0,0
6.479
2,3
GMO emerging markets equity fund Overstone global equity fund
74
Pensioenfonds
2014 2013
€ % € %
Vastrentende waarden Verdeling vastrentende waarden per regio: Europa Noord-Amerika Opkomende markten (emerging markets)
113.002 87,3 102.012 90,5 1.855 1,4 1.973 1,7 14.596
11,3
8.756
7,8
129.453 100,0 112.741 100,0
Verdeling vastrentende waarden per categorie: Staatsobligaties en hypotheken
76.730
Bedrijfsobligaties (credits)
42.762 33,0 27.604 24,5
Kortlopende vorderingen en liquide middelen
9.961
59,3 7,7
70.035 15.102
62,1 13,4
129.453 100,0 112.741 100,0
Grote posten: vastrentende waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 2% van het balanstotaal Robeco euro government bond fdcapital growth
37.167
11,8
32.763
11,5
Pimco funds global investorsseries gbl inv grade
29.965
9,5
39.180
13,8
Pimco funds global investorsseries PLC euro bond
17.077
5,4
15.194
5,4
Ashmore Emlip fund
9.912
3,2
8.756
3,1
Pimco funds global investorsseries Diversified Income Fund EUR (Hedged)
9.810
3,1
0
0,0
Er zijn geen beleggingen uitgeleend en er zijn geen beleggingen in Hunter Douglas Europe B.V. en de aan haar gelieerde ondernemingen.
Actief beheer risico Actief beheer risico treedt op wanneer beleggingsmanagers afwijken van de strategisch gedefinieerde benchmarks. Actief beheer risico wordt in beginsel alleen becijferd voor de aandelenportefeuille en wordt gemeten aan de hand van de tracking error en de TER. De tracking error geeft aan in hoeverre de beleggingsrendementen van de daadwerkelijke aandelenportefeuille afwijken van de strategisch gedefinieerde benchmark. TER staat voor total expense ratio en geeft onder meer de kosten weer die de beleggingsmanagers hebben gemaakt voor het voeren van hun (actief ) beleid. Om de operationele lasten en kosten te beperken wordt voor aandelenbelangen met een tracking error lager dan 1% geen actief beheer risico becijferd. De aandelenportefeuille van het pensioenfonds kent een tracking error van 4,56%. Hoogte buffer De buffer voor het feitelijk actief beheer risico bedraagt 20.183 (1,8%) en voor het strategisch actief beheer risico 15.118 (1,3%).
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
75
Rotterdam, 17 juni 2015
Namens het bestuur
C.H.J. Luijben
R.H.A. Nusteling
voorzitter secretaris
76
Pensioenfonds
Overige gegevens
Gebeurtenissen na balansdatum Gewijzigde pensioenregeling per 1 januari 2015 Het bestuur heeft in de bestuursvergadering van 5 maart 2015 besloten tot wijziging van de pensioenregeling 2006. Dit heeft geresulteerd in de pensioenregeling 2015. Deze wijziging is het gevolg van de aangepaste fiscale wet- en regelgeving en van de wijziging van de Pensioenwet (het nieuwe FTK). De sociale partners hebben besloten om de regeling te wijzigen, wat door het bestuur in het pensioenreglement is verwerkt. Voorname wijzigingen zijn: –– De pensioenleeftijd is verhoogd van 65 jaar naar 67 jaar. De tot 1 januari 2015 opgebouwde pensioenaanspraken worden omgezet naar leeftijd 67. –– Het opbouwpercentage is verlaagd van 2,20% naar 1,875%. Dit is het fiscaal maximaal toegestane opbouwpercentage. –– Het pensioengevend jaarsalaris is gemaximeerd op het fiscaal maximaal pensioengevend salaris (per 1 januari 2015: € 100.000,-). –– De toeslagverlening voor deelnemers wordt gebaseerd op de prijsontwikkeling in plaats van de loonontwikkeling. Voorts heeft het bestuur het pensioenreglement geherstructureerd. Gevolgen van het nieuwe FTK voor het fonds De beleidsdekkingsgraad van het fonds bedraagt ultimo 2014 110,5%. Ten opzichte van de dekkingsgraad van 106,3% zoals gerapporteerd eind 2014 ligt de beleidsdekkingsgraad 4,2%-punt hoger. Het feit dat de beleidsdekkingsgraad boven de dekkingsgraad ligt is het gevolg van de dalende rente in 2014. Vanaf 1 januari 2015 is de middeling uit de DNB-rentetermijnstructuur vervallen. De toegroei naar de UFR na looptijd 20 jaar blijft (voorlopig) behouden. Op basis van deze gewijzigde rentetermijnstructuur is de dekkingsgraad 102,0% eind 2014. Deze dekkingsgraad ligt aanzienlijk lager door de daling van de rente in de laatste 3 maanden van 2014. Op basis van de nieuwe rekenregels stijgt de vereiste dekkingsgraad op basis van het feitelijk beleggingsbeleid van 128,4% naar 134,4%. De vereiste dekkingsgraad op basis van het strategisch beleggingsbeleid stijgt van 121,5% naar 127,9%. Hierbij is rekening gehouden met de gewijzigde DNB-rentetermijnstructuur (dus exclusief middeling en met toegroei naar UFR) zoals die vanaf 1 januari 2015 geldt. De volgende tabel geeft een vergelijking tussen het vereist eigen vermogen op basis van het strategisch beleggingsbeleid zoals van toepassing was onder het nieuwe FTK en zoals van toepassing was onder het oude FTK. Het vereist eigen vermogen op basis van het strategisch beleggingsbeleid onder het nieuwe FTK bepaalt ook of het pensioenfonds in een situatie van herstel verkeert. Bij de berekening van het vereist eigen vermogen is in de volgende tabel, conform de berekening ultimo 2014, onder andere rekening gehouden met zwaardere schokken die door middel van een verzwaarde S2-berekening zijn verwerkt.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
77
2014
2014 nFTK
€ % € %
Renterisico (S1)
19.442 4,6 20.580 4,3
Zakelijke waarden risico (S2)
43.151
Valutarisico (S3)
15.843 1,5 13.783 0,8
Grondstoffenrisico (S4)
13,2
57.296
17,5
0 0,0 0 0,0
Kredietrisico (S5)
9.310 0,5 17.536 3,9
Verzekeringstechnisch risico (S6)
7.993
Concentratierisico (S8)
0,4
8.339
0,3
0 0,0 0 0,0
Actief beheer risico (S10)
15.118
Diversificatie-effect
-49.954
Vereist eigen vermogen
60.903
1,3
16.597
21,5
1,1
-51.755 82.376
27,9
Het vereist eigen vermogen stijgt met name door: –– De verzwaarde schokken die worden verondersteld voor het zakelijke waarden risico. –– Een stijging van het kredietrisico. Voorheen werd gerekend met een schok van 40% op de geldende creditspread. Nu dient als minimale schok 60 basispunten gehanteerd te worden. Deze schok loopt verder op naarmate de rating slechter dan AAA wordt. Uitgesloten van een kredietbuffer zijn Europese AAA beleggingen. –– De nieuw veronderstelde correlaties tussen S1 en S5, en S2 en S5 binnen de wortelformule van het vereist eigen vermogen. De beleidsdekkingsgraad eind 2014 is 110,5% en de vereiste dekkingsgraad op basis van het strategisch beleggingsbeleid onder het nieuwe FTK is 127,9%. Dit betekent dat de beleidsdekkingsgraad 17,4 procentpunt lager is dan de vereiste dekkingsgraad. Het fonds is daardoor op basis van de strategische beleggingsmix in een situatie van herstel. De minimaal vereiste dekkingsgraad is 104,1%, de beleidsdekkingsgraad is 110,5% en de actuele dekkingsgraad is 102,0%, rekening houdend met de DNB-rentetermijnstructuur die vanaf 2015 gaat gelden. De huidige beleidsdekkingsgraad, de actuele dekkingsgraad en de minimaal vereiste dekkingsgraad geven aan dat een pensioenverlaging als uiterste redmiddel op dit moment niet van toepassing is.
Resultaatbestemming In de statuten is geen bepaling opgenomen over de resultaatbestemming. Resultaatverdeling Het bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2014 te muteren in de algemene reserve.
78
Pensioenfonds
Uitvoering De uitvoering van de pensioenregeling, de financiële administratie en de actuariële advieswerkzaamheden van de Stichting zijn ondergebracht bij AZL N.V. te Heerlen. Het vermogensbeheer is gedelegeerd aan de beleggingscommissie. De beleggingsadministratie is uitgevoerd door BNY Mellon te Breda. De controle van de jaarrekening is uitgevoerd door Ernst & Young Accountants LLP te Den Haag. De controle van de technische voorzieningen berust bij Towers Watson Netherlands B.V. te Amstelveen, waarmerkend actuaris van het fonds.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
79
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas te Rotterdam is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: –– heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en –– heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. Mijn oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat op balansdatum van toepassing was. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort.
80
Pensioenfonds
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 132. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Het oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat tot en met 31 december 2014 van kracht was. Voor de volledigheid merk ik op dat, op basis van gegevens die door het pensioenfonds zijn aangeleverd en door mij op plausibiliteit gecontroleerd, mijn oordeel over de vermogenspositie per 1 januari 2015 op basis van het nieuw Financieel Toetsingskader niet zou zijn gewijzigd.
Amstelveen, 17 juni 2015
P.L.J. Janssen AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
81
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Verklaring over de jaarrekening 2014 Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2014 van Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas te Rotterdam gecontroleerd. Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas op 31 december 2014 en van het resultaat over 2014, in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). De jaarrekening bestaat uit: –– de balans per 31 december 2014; –– de staat van baten en lasten over 2014; en –– de toelichting met een overzicht van de belangrijke grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. De basis voor ons oordeel Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’. Wij zijn onafhankelijk van Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas (hierna de stichting) zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA). Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Materialiteit Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel. Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de jaarrekening als geheel bepaald op € 3,0 miljoen. De materialiteit is gebaseerd op 1% van het pensioenvermogen, zijnde het totaal van de pensioenverplichtingen en de reserves. Dit betreft het vermogen dat de basis vormt voor de berekening van de dekkingsgraad. Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn. Wij zijn met het bestuur overeengekomen dat wij aan het bestuur tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven € 150.000 rapporteren alsmede kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn. De kernpunten van onze controle In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten van onze controle hebben wij met het bestuur en het Verantwoordingsorgaan gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken.
82
Pensioenfonds
Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke oordelen over deze kernpunten. Waardering en toelichting van niet-(beurs)genoteerde beleggingen De beleggingen zijn een significante post op de balans van de stichting. Alle beleggingen dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. Voor een groot deel van de beleggingen is deze marktwaarde te verifiëren aan transacties die tot stand zijn gekomen op de financiële markten (marktprijzen), maar er zijn ook beleggingen die worden gewaardeerd op basis van onafhankelijke taxaties, netto contante waarde berekeningen of een andere geschikte methode, waaronder de intrinsieke waarde per participatie voor posities in fondsen. De waarderingsonzekerheid neemt toe bij (onafhankelijke) taxaties en netto contante waarde berekeningen en hangt samen met de beschikbaarheid en toepasbaarheid van marktgegevens. Bij de stichting betreffen dit met name de posities in hedgefondsen. De posities in niet-(beurs)genoteerde fondsen kennen eveneens relatief veel waarderingsonzekerheid doordat de waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fondsmanagers gecorrigeerd voor kasstromen tot aan balansdatum. In onze risico-inschatting houden wij rekening met het feit dat de onderliggende beleggingen in de niet-(beurs)genoteerde aandelen- en obligatiefondsen veelal genoteerde marktprijzen als basis van de waardering kennen hetgeen de schattingsonzekerheid verlaagt. De stichting heeft de waarderingsgrondslagen voor de beleggingen beschreven op pagina 51 en een nadere toelichting opgenomen in toelichting [1]. Uit deze toelichting blijkt dat per 31 december 2014 per saldo € 7,8 miljoen is belegd in hedgefondsen en dat € 33,2 miljoen is belegd in niet-(beurs)genoteerde aandelen- en obligatiefondsen. Dit betreft 13,3% van de totale beleggingen. Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de beleggingen per 31 december 2014. Voor de posities in derivaten hebben wij de interne beheersmaatregelen van het waarderingsproces onderzocht en met gebruikmaking van onze waarderingsexperts voor een selectie van derivaten de waardering en de daarbij gehanteerde uitgangspunten getoetst. Voor de posities in niet-(beurs)genoteerde fondsen hebben wij door middel van een deelwaarneming de aansluiting vastgesteld met gecontroleerde jaarverslagen 2014 alsmede de back-testing (met gecontroleerde jaarrekeningen) van de betreffende fondsen. Waardering van en toelichting ten aanzien van de technische voorzieningen De technische voorzieningen waaronder de voorziening pensioenverplichtingen betreffen een significante post in de balans van de stichting. De technische voorzieningen dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. De waardering is gevoelig voor de gehanteerde (actuariële) veronderstellingen en schattingselementen. Hier ligt een aantal belangrijke conventies aan ten grondslag namelijk dat voor de waardering uitgegaan wordt van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur alsmede de meeste recente informatie (tafels) omtrent de levensverwachting, zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap (AG). De tafels worden gecorrigeerd voor de ingeschatte ervaringssterfte bij de stichting, zijnde de fonds-specifieke ervaringssterfte. Deze veronderstellingen hebben tezamen met de hoogte van de kostenopslag, waaraan eveneens schattingen ten grondslag liggen, bijzondere aandacht gehad in onze controle. De stichting heeft de waarderingsgrondslagen voor de voorziening pensioenverplichtingen beschreven op pagina 52 en een nadere toelichting opgenomen in toelichting [6]. Uit deze toelichting blijkt dat een schattingswijziging heeft plaatsgevonden door toepassing van de in 2014 verschenen herziene prognosetafels. Volgens deze toelichting is de voorziening pensioenverplichtingen hierdoor € 1,1 miljoen verlaagd. Bij de controle hebben wij gebruik gemaakt van de werkzaamheden van de certificerend actuaris van de stichting. De certificerend actuaris onderzoekt onder meer de toereikendheid van de technische voorzieningen en de naleving van een aantal specifieke
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
83
wettelijke bepalingen. De certificerend actuaris heeft daarbij gebruikgemaakt van de door ons in het kader van de jaarrekeningcontrole onderzochte basisgegevens. Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel bij de jaarrekening hebben wij met de certificerend actuaris onze planning, werkzaamheden en verwachtingen afgestemd voor de controle. De rolverdeling en afspraken zijn vastgelegd en aan elkaar bevestigd. Daarnaast hebben wij met de certificerend actuaris de uitkomsten van de uitgevoerde werkzaamheden afgestemd. Tevens hebben wij onderling gegevens uitgewisseld met betrekking tot de uitgevoerde werkzaamheden en de uitkomsten daarvan. Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2014. Daartoe hebben wij ons een beeld gevormd van de redelijkheid van de aannames en schattingen van het bestuur met betrekking tot de gekozen actuariële grondslagen alsmede de uitkomsten van het actuariële grondslagenonderzoek en de gehanteerde waarderingsgrondslagen besproken met de certificerend actuaris. Hierbij hebben wij met inachtneming van het oordeel van de certificerend actuaris gelet op de besluitvorming van het bestuur, de recentheid van beschikbaar grondslagenonderzoek, de toetsing op de onderbouwing van de daarin opgenomen veronderstellingen, de uitkomsten van beschikbare tussentijdse evaluaties, de uitkomsten van de actuariële analyse over meerdere jaren en de aanwezigheid van een consistente gedragslijn. Uitvoering van vermogensbeheer en pensioenbeheer processen bij de uitvoeringsorganisatie De stichting heeft de pensioenuitvoering en het vermogensbeheer uitbesteed aan derde partijen. Het bestuur blijft conform wetgeving eindverantwoordelijk voor de gehele dienstverleningsketen. De financiële informatie die ontvangen wordt van deze partijen is opgenomen in de jaarrekening van de stichting. De stichting heeft dit toegelicht in de risicoparagraaf op pagina 30 van het jaarverslag. Voor zover relevant voor onze controle van de jaarrekening, hebben wij de juiste werking van interne beheersmaatregelen bij de uitvoeringsorganisatie(s) beoordeeld op basis van de ontvangen ISAE 3402 of soortgelijke rapportages. Verder hebben wij gegevensgerichte werkzaamheden uitgevoerd zoals cijferanalyses en deelwaarnemingen gericht op de uitkomsten van de relevante financiële informatiestromen. Verantwoordelijkheden van het bestuur voor de jaarrekening Het bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening en voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. In dit kader is het bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude. Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of de stichting in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om de stichting te liquideren of de activiteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening. Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.
84
Pensioenfonds
Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle fouten en fraude ontdekken. Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit: –– het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing; –– het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting; –– het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan; –– het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat de stichting haar continuïteit niet langer kan handhaven; –– het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen; en –– het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen. Wij communiceren met het bestuur en het Verantwoordingsorgaan onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing. Wij bevestigen aan het bestuur en het Verantwoordingsorgaan dat wij de relevante ethische voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd. Wij communiceren ook met het bestuur over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden en over de daarmee verband houdende maatregelen om onze onafhankelijkheid te waarborgen. Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis van alle zaken die wij met het bestuur en het Verantwoordingsorgaan hebben besproken. Wij beschrijven deze kernpunten in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang van het maatschappelijk verkeer is. Verklaring betreffende overige door wet- of regelgeving gestelde vereisten Verklaring betreffende het jaarverslag en de overige gegevens Wij vermelden op basis van de wettelijke verplichtingen onder Titel 9 Boek 2 BW (betreffende onze verantwoordelijkheid om te rapporteren over het jaarverslag en de overige gegevens):
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
85
–– dat wij geen tekortkomingen hebben geconstateerd naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de door Titel 9 Boek 2 BW vereiste overige gegevens zijn toegevoegd; –– dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening. Benoeming Wij zijn door het bestuur benoemd als accountant van de stichting. Ondergetekende treedt op als externe accountant met ingang van de controle van het boekjaar 2013.
Den Haag, 17 juni 2015
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. M.C. Spierings RA
86
Pensioenfonds
Bijlagen
Aangesloten ondernemingen per 31 december 2014 Hunter Douglas Europe B.V. 3 form B.V. Hunter Douglas N.V.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
87
Beleggingsoverzichten Overzicht beleggingen voor risico pensioenfonds 2014 2013
x € 1.000
%
Norm%
x € 1.000
%
Norm%
Aandelen Aandelen beleggingsfondsen
172.643 55,9 155.703 55,6
172.643 55,9 45,0 155.703 55,6 45,0
Vastrentende waarden Obligatie beleggingsfondsen
122.490 39,7 109.594 39,2
122.490 39,7 50,0 109.594 39,2 50,0
Derivaten Valutaderivaten: opties
-1.124
-0,4
1.188
0,4
Valutaderivaten: valutatermijncontracten 39 0,0 0 0,0
-1.085 -0,4 0,0 1.188 0,4 0,0
Overige beleggingen Hedgefunds
7.794 2,5 9.936 3,6
Liquiditeitenfonds
6.963 2,3 3.147 1,1
Vorderingen u.h.v. effectentransacties Totaal
88
0
0,0
247
0,1
14.757 4,8 5,0 13.330 4,8 5,0 308.805 100,0 100,0 279.815 100,0 100,0
Pensioenfonds
Overzicht achterstand toeslagverlening Voor actieve deelnemers:
Toeslag o.b.v.
Toegekende
loonontwikkeling
Cumulatieve
toeslag achterstand
Toeslag 1-1-2009
3,01%
0,00%
3,01%
Toeslag 1-1-2010
1,76%
0,00%
4,82%
Toeslag 1-1-2011
1,66%
0,00%
6,56%
Toeslag 1-1-2012
2,16%
0,00%
8,86%
Toeslag 1-1-2013
2,11%
0,00%
11,16%
Toeslag 1-1-2014
2,35%
0,00%
13,77%
Toeslag o.b.v.
Toegekende
Cumulatieve
Toeslag 1-1-2015
prijsindex
toeslag achterstand
0,59%
0,00%
14,44%
Toeslag o.b.v.
Toegekende
Cumulatieve
Voor inactieve deelnemers:
prijsindex
toeslag achterstand
Toeslag 1-1-2009
2,96%
0,00%
2,96%
Toeslag 1-1-2010
-0,11%
0,00%
2,85%
Toeslag 1-1-2011
1,38%
0,00%
4,27%
Toeslag 1-1-2012
2,75%
0,00%
7,14%
Toeslag 1-1-2013
2,10%
0,00%
9,39%
Toeslag 1-1-2014
1,68%
0,00%
11,23%
Toeslag 1-1-2015
0,59%
0,00%
11,88%
Per 1 januari 2015 is een nieuw pensioenreglement van kracht waarbij 1 indexatiepercentage van kracht is voor zowel de actieven als de inactieven.
Stichting Pensioenfonds Hunter Douglas Jaarverslag 2014
89