Memorandum van de Vrije Universiteit Brussel 2014-2019
2
Inhoud Abstract.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Vrije Universiteit Brussel: Feiten en Cijfers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Inleiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 1. Onderwijs. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 2. Stundentenvoorzieningen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 3. De internationale universiteit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 4. Onderzoek. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 5. Bouwen aan en voor de toekomst. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 6. Universitair Ziekenhuis Brussel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
3
Abstract De Vrije Universiteit Brussel is een internationaal georiënteerde universiteit in Brussel, het hart van Europa. Door het afleveren van hoogstaand onderzoek en onderwijs op maat, wil de Vrije Universiteit Brussel een actieve en geëngageerde bijdrage leveren tot een betere maatschappij. De Vrije Universiteit Brussel wil die rol in de toekomst kunnen blijven vervullen en heeft daarom een aantal aandachtspunten opgelijst.
Aandachtspunten Vrije Universiteit Brussel 2014-2019 ➲ Verdere verankering van de Brusselfinanciering in het financieringsdecreet. ➲ Het wegwerken van juridische hindernissen voor samenwerking met instel
lingen voor hoger onderwijs buiten de Vlaamse Gemeenschap.
➲ Structurele, financiële ondersteuning voor het in stand houden van de opleidingscapaciteit binnen de Tandheelkundige Kliniek met het oog op toekomstige noden. ➲ Rekening houdend met de cosmopolitische Brussel-context: een versoepeling van de taalregeling en quota om ten volle de internationaliseringsmissie van de universiteit te kunnen invullen. ➲ Politieke en financiële steun voor de ontwikkeling van een VUB-ULB Library & Learning Center en de renovatie van het VUB-zwembad. ➲ Waarborgen van de academische opdrachten van het universitair ziekenhuis door een halt toe te roepen aan de opeenvolgende besparingen en door via bijkomende financiering de reeds lang bestaande onderfinanciering van de universitaire ziekenhuizen ongedaan te maken.
4
Vrije Universiteit Brussel: Feiten en cijfers Historiek • 80 jaar universiteit in Brussel (ULB, 1834) • 45 jaar onafhankelijkheid van de Franstalige ULB (1969) • Basisprincipes:
- vrij onderzoek
- democratisch beheer
De VUB vandaag • 8 faculteiten • 13.000 studenten (= sterkste groeier met ruim 8% in 2013) • 15% internationale studenten • Universitaire Associatie Brussel (VUB + Erasmushogeschool Brussel) = 18.000 studenten • meer dan 50.000 alumni • 3.000 personeelsleden onder wie 500 professoren. De VUB vormt samen met het UZ Brussel de grootste Nederlandstalige werkgever in Brussel. • jaarlijkse omzet van 200 miljoen euro (VUB) / 300 miljoen euro (UZ Brussel) • 100% van de gevisiteerde bacheloropleidingen van de Vrije Universiteit Brussel verwerft een NVAO-accreditatie • 77 miljoen euro voor onderzoek waarvan
- 17,5% eigen onderzoeksmiddelen
- 45,5% projectfinanciering door overheden
- 16,5 % Vlaamse overheidsmiddelen voor fundamenteel
onderzoek (exclusief FWO-mandaten)
- 20,5% Inkomsten uit samenwerking met de privésector
• Internationale QS-ranking: van 204 naar 172 (2013) • Universitair Ziekenhuis (UZ Brussel)
- 721 bedden
- 50.000 gehospitaliseerde patiënten
- 288.000 raadplegingen (excl. spoed)
- 3.350 personeelsleden
• Groot onderzoek naar tevredenheid patiënten over ziekenhuisverblijf (2011): het UZ Brussel scoort 79/100 (= 3de plaats op 16 ziekenhuizen)
5
Inleiding Niemand kan eraan twijfelen dat de Vlaamse universiteiten een cruciale rol spelen in het vormgeven van de maatschappij van de toekomst. Niet alleen leveren we met ons onderwijs de kenniswerkers van morgen, in een brede waaier van onderzoeksdomeinen zetten we ook belangrijke bakens uit voor het aanpakken van de grote maatschappelijke uitdagingen. In onzekere sociaal-economische tijden vormen universiteiten vaak een houvast voor de samenleving. Onze vorsers zijn immers actief op terreinen als mobiliteit, milieu, armoede, gezondheidszorg, vergrijzing, economie of energie. Onze docenten dragen bij tot het vormen van kritisch denkende burgers die goed voorbereid zijn op het functioneren in een globaliserende samenleving. We mogen met trots stellen dat de kwaliteit van ons onderwijs en van ons onderzoek uitmuntend zijn. Tegelijk moeten we meer dan ooit bijzonder hard ons best doen om die goede positie te vrijwaren. De toegenomen internationalisering van het hoger onderwijs stelt ons voor behoorlijk wat uitdagingen. Toptalent aantrekken uit het buitenland is niet vanzelfsprekend. Lokaal talent in eigen huis houden al evenmin.
Een volwaardige Nederlandstalige universiteit in Brussel Met ruim 75.000 studenten is Brussel veruit de grootste studentenstad van het land. Door zijn meervoudige rol als hoofdstad, zijn internationale functie, zijn meertalige omgeving en sociale, culturele en economische dynamiek heeft Brussel alle troeven in handen om een toonaangevend nationaal en internationaal centrum voor hoger
“Het is voor Vlaanderen een opportuniteit en zelfs een voorrecht om een volwaardige Nederlandstalige universiteit te hebben in de hoofdstad van Europa.”
onderwijs en onderzoek te zijn met grote uitstraling. Het is voor Vlaanderen en Brussel dan ook een opportuniteit en zelfs een voorrecht om een volwaardige Nederlandstalige universiteit te hebben in de hoofdstad van Europa. De Vrije Universiteit Brussel heeft immers door haar ligging in de hoofdstad een aantal troeven die geen enkele andere universiteit in Vlaanderen te bieden heeft. De hoofdstad biedt als geen ander de nabijheid van politieke, gerechtelijke en bestuurlijke instanties, wat een troef is voor zowel studenten als onderzoekers in het domein van de politieke wetenschappen, de rechten en de criminologische wetenschappen. Daarnaast vormt Brussel de economische motor van het land, wat een uniek gegeven is voor domeinen zoals (toegepaste) economie, handelswetenschappen, bedrijfsmanagement, enz. En waar kan je beter talen (be)studeren dan in het meertalige Brussel? Ook op het vlak van cultuur en musea heeft het een aanbod op internationaal niveau, dat het aanbod van andere studentensteden ver overstijgt. De internationale merknaam Brussel of het meertalige, Europese en internationale karakter van de stad zijn bovendien grote opportuniteiten voor de toekomstige ontwikkeling van de Vrije Universiteit Brussel. In Brussel als Europese stad bij uitstek bestaat er voor de instellingen een groot onaangewend potentieel van buitenlandse studenten.
6
Net als het leerplichtonderwijs kan het hoger onderwijs in Brussel een hefboomfunctie vervullen voor de Vlaamse aanwezigheid in de stad en het Nederlandstalig- en tweetalige karakter van de stad. Net als cultuur kan het hoger onderwijs bijdragen tot de uitstraling van Brussel als hoofdstad van Vlaanderen en Brussel profileren als het venster op de wereld voor Vlaanderen. Het hoger onderwijs vormt een belangrijke schakel in de bescherming en versterking van de Vlaamse aanwezigheid in de hoofdstad. Tegelijk is het hoger onderwijs een belangrijke economische medespeler en een belangrijke werkgever en gebruiker van diensten in de stad. De hogescholen en instellingen leiden het personeel op dat de Brusselse arbeidsmarkt zo nodig heeft: meertalig en hoger opgeleid. Ook op sociaal en cultureel vlak dragen de instellingen bij tot de stedelijke ontwikkeling en de sociale cohesie.
De toekomst ligt in Brussel Als we de demografische vooruitzichten mogen geloven dan is er de komende jaren in Brussel een sterke toename te verwachten van het aantal jongeren onder de 25 jaar. In Brussel doet zich immers een fenomeen voor dat men elders in België niet vindt: vergroening zonder vergrijzing. De jongeren (0- tot 24-jarigen) en jongvolwassenen (25- tot 40-jarigen) maken het grootste deel van de bevolking uit: in 2008 respectievelijk 30,8% en 32,7% van de Brusselse bevolking. Hun aandeel zal volgens de prognoses ook blijven stijgen.1 Tegen 2020 zal Brussel zelfs een stijging kennen van 200.000 inwoners, vooral jongeren. De inwoners van Brussel zijn bovendien zeer divers en internationaal. Een deel kwam oorspronkelijk als gastarbeider uit noordelijk Afrika, vele anderen kwamen uit EU-landen naar Brussel als medewerker van een internationale organisatie, weer anderen kwamen als expat uit de Verenigde Staten of Oost-Europa. In 2005 was al 56 procent van de bevolking van niet-Belgische afkomst, tegen 2020 zal dat naar verwachting driekwart van de Brusselse bevolking zijn. Het is voor de Vrije Universiteit Brussel en voor het hoger onderwijs in Brussel in het algemeen nuttig om de evoluties in het basis- en secundair onderwijs te volgen. Verschillende tellingen en studies geven een duidelijke stijging weer van het aantal leerlingen in het Brusselse Nederlandstalige onderwijs (kleuter, basis en secundair). Daarnaast stelt men vast dat er zich in het Brusselse onderwijs een enorme afname van kinderen uit (homogeen) Nederlandstalige gezinnen voordoet. Dertig jaar geleden kwam de ruime meerderheid van de schoolgaande kinderen in het Nederlandstalige basis- en secundair onderwijs uit homogeen Nederlandstalige gezinnen, terwijl het nu nog om een kleine minderheid gaat. Die evolutie doet zich het sterkst voor in het basisonderwijs.2 Hieraan gekoppeld zien we ook dat in zowel kleuter, lager als secundair het aantal leerlingen van niet-westerse herkomst de afgelopen decennia sterk is gestegen. Het spreekt voor zich dat deze demografische evolutie grote gevolgen heeft voor het (hoger) onderwijs in Brussel. Het belang van een sterke Nederlandstalige en internationaal georiënteerde universiteit in Brussel zal enkel toenemen.
1 Eindrapport Task Force Brussel, Vlaamse Gemeenschap – VlaamseGemeenschapscommissie, januari 2012, http://brussel.vlaanderen.be/UserFiles/File/TFB_eindrapport_20120208.pdf, p. 11. 2 Eindrapport Task Force Brussel, Vlaamse Gemeenschap – VlaamseGemeenschapscommissie, januari 2012, http://brussel.vlaanderen.be/UserFiles/File/TFB_eindrapport_20120208.pdf, p. 54-64.
7
1. Onderwijs “Werken in een overwegend Franstalige en Engelstalige omgeving plaatst het Nederlandstalig (hoger) Onderwijs in Brussel in een meer nadelige positie ten opzichte van andere Vlaamse universiteiten en hogescholen.”
Het Brussels hoger onderwijs in een bijzondere situatie Een trend die de laatste jaren steeds duidelijker wordt is dat Vlaamse studenten steeds meer voor een universiteit of hogeschool in hun achtertuin kiezen. OostVlamingen, net als West-Vlamingen, kiezen massaal voor Gent, Antwerpenaars trekken naar de UA, alsmaar meer Limburgers geraken niet verder dan Hasselt. Die tendens naar regionalisering van de rekrutering heeft een negatieve invloed op de Brusselse onderwijsinstellingen. Wij werken nu eenmaal in een overwegend Franstalige en Engelstalige omgeving, waardoor het aantal potentiële studenten in de omgeving van de universiteit eerder beperkt is. Bovendien is de regionale concurrentie bikkelhard, want binnen het gebied Brussel - Vlaams-Brabant zijn er maar liefst drie universitaire instellingen: de Vrije Universiteit Brussel, de Hogeschool-Universiteit Brussel en de KU Leuven. Ook het imago van de hoofdstad vormt een groot probleem. Brussel mag dan al veruit de grootste studentenstad van het land zijn, in Vlaanderen is het imago van Brussel veel minder positief. De bekende clichés (onveilig, duur, verfranst) hebben wortel geschoten in brede lagen van de bevolking. Communautaire spanning maakte de hoofdstad daarenboven niet bepaald geliefder in Vlaanderen. Toch is Brussel tot nader order nog altijd de hoofdstad van datzelfde Vlaanderen. Dagelijks werken hier 350.000 pendelaars, van wie een meerderheid Vlamingen. De Vlaamse Overheid heeft de bijzondere positie van het Hoger Onderwijs in Brussel reeds erkend door middel van de Brusselmiddelen in het financieringsdecreet. De Vrije Universiteit Brussel pleit voor een verdere verankering van de Brusselfinanciering in het financieringsdecreet. Als Vlaanderen zijn invloed in de eigen hoofdstad niet wil verliezen – en gezien het economische, politieke en strategische belang van Brussel in Europa en de wereld is dat laatste geen optie – dan heeft de Vlaamse overheid geen andere keuze dan de Nederlandstalige aanwezigheid in Brussel te beschermen en te versterken. Het Nederlandstalig hoger onderwijs in Brussel vormt hierbij een cruciale schakel.
Administratieve vereenvoudiging en planlastvermindering Met de vele veranderingen in het hoger onderwijs van de voorbije jaren is voor de universiteiten ook de administratieve druk en de planlast toegenomen. Rekening houdend met de introductie van een nieuw kwaliteitszorg- en accreditatiesysteem blijven we pleiten voor planlastvermindering. Het parallel aanhouden van een dubbel systeem van kwaliteitszorg, nl. de instellingsreview en opleidingsvisitaties, is onaanvaardbaar. Daarnaast werden verschillende rapporten
8
opgemaakt met betrekking tot de evaluatie van de flexibilisering. Hierin werden heel wat knelpunten en suggesties tot vereenvoudiging van de regelgeving opgelijst. Gezien de analyses die werden gemaakt pleiten wij voor een vereenvoudiging van de regelgeving op korte termijn. Het decreet op de studentenvoorzieningen van 29 juni 2012 zorgde voor een zekere planlastvermindering door de afschaffing van het onderscheid tussen selectieve en universele voorzieningen, de hergroepering van de werkvelden en het opheffen van de beheersovereenkomsten. De samenstelling van de Stuvoraad, zeker in combinatie met de samenstelling van de studentenraad en de studentenraad van de associatie is echter een complexe zaak en zou grondig vereenvoudigd kunnen worden.
Samenwerking met een instelling buiten de Vlaamse Gemeenschap Samenwerking met instellingen voor hoger onderwijs buiten de Vlaamse Gemeenschap stuit vandaag vaak op allerhande juridische hindernissen. Zo zijn de criteria om te slagen voor een opleiding of opleidingsonderdeel verschillend in Vlaanderen en Franstalig België. In Vlaanderen behaalt men een credit van zodra men 10/20 heeft, in de Franse Gemeenschap werkt men nog met de norm van 12/20 om een opleidingsonderdeel te kunnen overdragen naar het volgend academiejaar. Verder is het te betalen studiegeld in de Franse Gemeenschap aanzienlijk hoger dan in Vlaanderen. Ook de modaliteiten voor vorm en inhoud van het diploma verschillen. Verschillende voorschriften maken dat we niet kunnen komen tot een diploma dat voldoet aan beide vereisten. Dit maakt gezamenlijke diplomering onmogelijk. Tenslotte is er de onderwijstaal (zie ook hoofdstuk 3). In de nieuwe taalregeling gaat men weinig flexibel om qua onderwijstaal (bijv. Engels) als men samenwerkt met een partner buiten de Vlaamse Gemeenschap. Ontdubbeling is steeds vereist. Het decreet stelt dermate zware vereisten aan een vrijstelling van equivalentie waardoor we dit artikel quasi nooit zullen kunnen toepassen. De Vrije Universiteit Brussel pleit dan ook voor het wegwerken van de juridische hindernissen voor samenwerking met instellingen voor hoger onderwijs buiten de Vlaamse Gemeenschap. In het bijzonder denken we hierbij aan de situatie waar universiteiten over de gemeenschappen heen gezamenlijke opleidingen organiseren die leiden tot een dubbel diploma. Voor dergelijke opleidingen zou het mogelijk moeten zijn om via een interuniversitair akkoord tussen gemeenschappen een unieke administratieve
“Verschillende voorschriften maken dat we niet kunnen komen tot een diploma dat voldoet aan de vereisten van zowel de Vlaamse als de Franse Gemeenschap. Dit maakt gezamenlijke diplomering onmogelijk.”
situatie te creëren voor alle studenten die deelnemen aan zulke programma’s. Hierbij denken we niet alleen aan het gelijktrekken van de inschrijvingsgelden en van de diplomamodaliteiten maar ook aan de mogelijkheid om tussen de deelnemende universiteiten middelen over te kunnen dragen.
9
Organisatie van het academiejaar Sinds de invoering van het flexibiliseringsdecreet werken de universiteiten voornamelijk met een semestersysteem. In de academische kalender hebben we dit semestersysteem niet ten volle kunnen doorvoeren en wordt nog gewerkt met het concept academiejaar. Om onderwijskundige en organisatorische redenen pleit de Vrije Universiteit Brussel voor een vernieuwde organisatie van het academiejaar.
Aanpassing van het toelatingsexamen geneeskunde Het toelatingsexamen arts/tandarts in Vlaanderen beoogt de instroom in de studie Geneeskunde/Tandarts af te remmen en op een niveau te brengen dat aansluit bij de behoeften van de samenleving. Het huidig systeem kent echter een aantal belangrijke probleempunten die maken dat het toelatingsexamen zijn doel stilaan voorbij schiet. Zo is er de vaststelling dat de beperking van de instroom gebaseerd is op onvoldoende onderbouwde cijfers. Het risico bestaat dat op korte termijn een onevenwicht gaat ontstaan tussen de uitstroom enerzijds en de maatschappelijke behoefte aan artsen, specialisten en tandartsen anderzijds. Bovendien dreigt een onevenwicht te ontstaan omdat de sterke instroombeperking in Vlaanderen niet nagevolgd wordt door de Franstalige universiteiten. Het is niet ondenkbaar dat het surplus aan Franstalige artsen zich in Vlaanderen en Brussel zal vestigen wanneer aan Vlaamse zijde een tekort aan artsen ontstaat. Specifiek voor wat Brussel betreft zien we dat de instroom van studenten uit het Brussels Gewest in een Nederlandstalige opleiding geneeskunde erg beperkt blijft (amper 1%). Dit vormt een acute bedreiging voor de Nederlandstalige medische zorgen in Brussel omdat er te weinig artsen gevormd worden die vertrouwd zijn met
“Zonder aanpassing van het systeem van het toelatingsexamen dreigt een overaanbod aan Franstalige artsen in Vlaanderen.”
de regio en de bevolkingsgroepen. Hierop aansluitend valt op dat allochtone jongeren zo goed als niet vertegenwoordigd zijn in de opleiding geneeskunde. Mogelijk is dit deels te wijten aan het feit dat het toelatingsexamen sterk selecteert op taal. Jongeren die van thuis uit het Nederlands niet volledig machtig zijn ondervinden een nadeel in een examen dat steeds meer de nadruk legt op de beheersing van (academisch) Nederlands. Het beoogde effect op studie-efficiëntie van het toelatingsexamen lijkt slechts ten dele bereikt te worden. De niet-geslaagde deelnemers schrijven zich immers massaal in voor de studie biomedische wetenschappen. Op die manier werkt het toelatingsexamen het systeem van ‘parkeerstudies’ in de hand. Dit is bovendien nefast voor de studenten voor wie biomedische wetenschappen de eerste keuze is. We stellen ook vast dat het toelatingsexamen geen rekening houdt met de zij-instroom. Er is een grote groep studenten die meermaals niet slaagde voor het toelatingsexamen maar intussen toch succesvol een Master Biomedische Wetenschappen behaalde. Deze studenten, die getoond hebben dat zij zowel de motivatie als het niveau hebben voor
10
een studie Geneeskunde, worden niet tot de studie toegelaten. Wel worden zij veelal direct geaccepteerd voor een studie Geneeskunde in Nederland. Tenslotte lijkt het toelatingsexamen te vroeg te selecteren. Het examen selecteert op het niveau van het zesde jaar secundair waar de verschillen in maturiteit erg groot zijn. Een selectie die later komt in het traject zou dit probleem deels kunnen opvangen. Hoewel nog veel cijfermateriaal ontbreekt lijkt de vraag niet zozeer of we het huidig systeem zullen verlaten, maar wanneer. Een combinatie van een ruimere instroom met een decentrale selectie naar Nederlands model, waarbij eventueel het huidig toelatingsexamen wordt behouden voor de wetenschappelijke component, maar waarbij de instellingen kiezen op basis van bijkomende elementen zoals motivatie en affiniteit met de zorgsector, zou een goede strategie zijn. Een nieuw in te stellen begeleidingscommissie voor het toelatingsexamen arts/tandarts kan worden gevraagd om de verschillende opties te onderzoeken.
Opleidingscapaciteit tandheelkunde Eind augustus 2013 trok de beroepsvereniging van Vlaamse tandartsen aan de alarmbel. Op korte termijn dreigt er in Vlaanderen een tekort aan tandartsen te ontstaan. Door de toenemende vergrijzing zal de vraag naar tandverzorging stelselmatig toenemen. Aan de Vrije Universiteit Brussel studeerden in 2005 de laatste tandartsen af. Tien jaar eerder was al vanuit rationalisatie-overwegingen besloten om de opleiding stop te zetten. Vandaag bestaat aan de VUB nog een tandheelkundige kliniek
“Zonder de opleidingscapaciteit aan de VUB zullen we binnen enkele jaren in Vlaanderen gewoonweg niet voldoende plaatsen hebben om tandartsen op te leiden.”
waar een beperkte activiteit aan wetenschappelijk onderzoek alsook een reguliere kliniekactiviteit plaatsvindt. De kliniek beschikt echter nog steeds over capaciteit om ook in opleiding te voorzien. In beperkte mate wordt de capaciteit nu al aangewend voor stagestudenten uit Gent. Om aan het nakende tekort aan tandartsen tegemoet te komen zal de bestaande capaciteit aan de andere universiteiten wellicht niet volstaan. Op dat moment dient zich uiteraard een uitwijkmogelijkheid aan naar de Tandheelkundige Kliniek van de VUB. Bovendien is er in Brussel nog altijd een duidelijke vraag naar een kwalitatief, Nederlandstalig zorgaanbod. De Vrije Universiteit Brussel kan, onder meer met de tandheelkundige kliniek, hierin een rol spelen. De Vrije Universiteit Brussel kan echter deze opleidingscapaciteit niet in stand houden zonder structurele financiële ondersteuning. We vragen dan ook aan de nieuwe Vlaamse regering een structurele financiering met het oog op de te verwachten vraag naar opleidingscapaciteit voor tandartsen. Het is duidelijk dat het volledig afbouwen en nadien weer opstarten van die opleidingscapaciteit op termijn een veel duurdere oplossing is.
11
12
We vragen aan de nieuwe Vlaamse Regering ➲ Verdere verankering van de Brusselfinanciering in het financieringsdecreet. ➲ Planlastvermindering voor wat evaluatie, accreditering en flexibilisering betreft. ➲ Vereenvoudiging van het samenstellen van de Stuvoraad. ➲ Het wegwerken van juridische hindernissen voor samenwerking met instellingen voor hoger onderwijs buiten de Vlaamse Gemeenschap. ➲ Een begeleidingscommissie voor het toelatingsexamen arts/tandarts op te richten om het systeem van het toelatingexamen arts-tandarts te herbekijken in functie van de demografische ontwikkelingen van onze samenleving en de projecties van de zorgvraag. ➲ Structurele, financiële ondersteuning voor het in stand houden van de opleidingscapaciteit binnen de Tandheelkundige Kliniek met het oog op toekomstige noden.
13
2. Studentenvoorzieningen “Studenten hechten tegenwoordig veel belang aan kwalitatieve, betaalbare studentenkamers en aan campussen die goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer.”
Via materiële en immateriële ondersteuning concretiseren de studentenvoorzieningen het studentgericht beleid van hun instelling. Ze vertrekken daarbij vanuit een beleidsvisie die door de Stuvoraad wordt vertaald in strategische doelstellingen in de diverse werkterreinen: studentenwerking, sociale dienstverlening, medische en psychologische dienstverlening, voeding, huisvesting en vervoer. De Vrije Universiteit Brussel pleit voor initiatieven die de vervoersmobiliteit bevorderen enerzijds en anderzijds voor initiatieven om voldoende betaalbare studentenkamers aan te bieden.
Mobiliteit Mobiliteit is belangrijk voor studenten. Bij de meeste instellingen voor hoger onderwijs liggen de campussen verspreid over verschillende locaties. Pendelen naar en tussen die campussen met het openbaar vervoer blijkt niet altijd even gemakkelijk. Veel van onze personeelsleden en een aanzienlijk deel van de studenten wonen in de Vlaamse Rand of daarbuiten. Dat komt omdat wonen in Brussel (kopen of huren) erg duur is. Daarbij komt nog dat de ontsluiting van onze campussen met het openbaar vervoer niet optimaal is. De VUB pleit daarom voor een betere ontsluiting van de campussen met het openbaar vervoer, onder meer binnen het GEN-netwerk en door goede tram- of busverbindingen met de Vlaamse Rand. Verder vragen we veilige fietsverbindingen tussen de universitaire campussen en de Vijfhoek en een
“Door haar ligging in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan de Vrije Universiteit Brussel, in tegenstelling tot de andere universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, geen mobiliteitsconvenant afsluiten met de Vlaamse overheid.”
verkeersveilige omgeving van onze campussen voor voetgangers.3 Tenslotte is ook een betere signalisatie naar onze campussen op de invalswegen gewenst. Door de minder goede bereikbaarheid van de campussen hebben personeelsleden en studenten soms 3 abonnementen (De Lijn, NMBS en MIVB) nodig om ter plaatse te raken. Dat drijft de prijs op. We zijn daarom voorstander van vervoermaatschappijoverkoepelende abonnementsystemen.4 Bovendien vraagt de VUB dat voor pendelverkeer tussen de campussen extra goedkope formules zouden aangeboden worden. Het prijskaartje weegt nog op een andere manier voor de Vrije Universiteit Brussel extra zwaar door. Immers, de Vrije Universiteit Brussel is de enige universiteit die geen toelage krijgt vanwege de Vlaamse Gemeenschap als gevolg van haar ligging in
3 In het kader van de renovatie van station Etterbeek is de bouw van een passerelle voorzien tussen het station en de Pleinlaan/de campus Etterbeek. De realisatie van een voetgangers en fietsersbrug zou bijdragen aan een veiliger campus- en stationsomgeving voor alle actieve weggebruikers. 4 Pas sinds dit jaar bestaat er een echt studentenabonnement bij de MIVB, los van cofinanciering van Vlaanderen of Wallonië. Dit moet in de volgende legislatuur zeker behouden blijven.
14
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest terwijl de woonplaats van de meerderheid der werknemers in Vlaanderen ligt. Door haar ligging in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan de Vrije Universiteit Brussel, in tegenstelling tot de andere universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, geen mobiliteitsconvenant afsluiten met de Vlaamse overheid. Ook de terugbetaling van het woon-werkverkeer weegt voor de Vrije Universiteit Brussel sterk door. De hogescholen kunnen voor het dekken van de vervoerskosten voor het woon-werkverkeer van hun personeel een beroep doen op bijkomende middelen van de Vlaamse Overheid. De universiteiten kunnen dit echter niet, niettegenstaande dit jaren geleden in een protocolakkoord voorzien was. Die ongelijke verdeling leidt ertoe dat universiteiten jaarlijks aanzienlijke inkomsten derven. Dit probleem stelt zich voor alle universiteiten maar is voor de Vrije Universiteit Brussel nog net iets belangrijker omwille van het hoogste percentage aan pendelaars en de minder gunstige bereikbaarheid van de campussen. De Vrije Universiteit Brussel blijft dan ook pleiten om aan de universiteiten de kostprijs terug te betalen van het woon-werkverkeer met het openbaar vervoer van hun personeelsleden, zoals dat gebeurt voor de andere onderwijsniveaus en voor de hogescholen.
Wetgeving arbeidsovereenkomsten van jobstudenten De wetgeving m.b.t. arbeidsovereenkomsten van jobstudenten is te complex. Vandaag geldt een systeem waarbij jobstudenten gedurende de eerste 50 tewerkgestelde dagen aan verminderd RSZ-tarief tewerkgesteld kunnen worden. Dit resulteert in een ingewikkeld telsysteem dat overlast veroorzaakt zowel bij de studenten als bij de werkgevers. De VUB vraagt te overwegen om de 50 dagen-regeling te vervangen door een systeem waarbij de student in bepaalde periodes (schoolvakanties) kan werken aan verminderd RSZ-tarief.
Financiering studentenvoorzieningen De financiering van de studentenvoorzieningen houdt onvoldoende rekening met de stijging van het aantal studenten: de sociale toelagen zijn nog altijd gebaseerd op de studentenaantallen van februari 2005 maar sindsdien nam de studentenpopulatie sterk toe. Bovendien worden de werkingsmiddelen uitgehold doordat de loonkosten sneller stijgen dan de betoelaging. De VUB pleit voor een betoelaging van de studentenvoorzieningen die rekening houdt met de globale evolutie van de kosten. In het nieuwe Stuvodecreet worden de bevoegdheden van de studentenvoorzieningen vrij open geformuleerd: er worden 6 grote werkvelden vooropgesteld en er wordt een afstemming voorzien met het beleid inzake onderwijs en gelijke kansen en diversiteit. Dit werd door de studentenvoorzieningen algemeen aanvaard als een goede evolutie. De Vrije Universiteit Brussel wenst echter uitdrukking te geven aan de bekommernis dat de huidige, goede dienstverlening niet gehypothekeerd mag worden door bijkomende opdrachten - in het bijzonder m.b.t. het internationaliseringsbeleid - waarvoor elders onvoldoende financiering gevonden wordt. De studentenvoorzieningen staan open voor innovatie en willen in die geest beleidsprioriteiten voor de toekomst mee uittekenen en ook vertalen in concreet beleid; gebruik makend van het adviesrecht van de Stuvoraad, ingebouwd in het Stuvodecreet. De studentenvoorzieningen vragen de nodige middelen om het beleid mee te helpen schragen.
Studentenhuisvesting Het stijgend aantal studenten, waaronder een toenemend aantal internationale studenten, zorgt ervoor dat er een steeds grotere vraag is naar betaalbare en kwalitatieve studentenkamers. Net zoals de meeste Brusselse universiteiten en hogescholen beschikt ook de VUB over een aanzienlijk aanbod aan studentenkamers in de nabijheid van haar twee campussen (Etterbeek en Jette). Studenten die niet terecht kunnen in kamers van de VUB vinden doorgaans hun gading in de vele kamers die via de privémarkt worden aangeboden.
15
“De regelgeving voor het (ver)bouwen en uitbaten van studentenkamers zou zich uitsluitend nog op gewestelijk niveau moeten situeren. De huidige versnippering is voor studenten, ouders en eigenaars erg verwarrend. “
Bij de uitbating van die kamers worden zowel de universiteit als private verhuurders geconfronteerd met versnipperde regelgeving. Ter illustratie: momenteel heffen 9 van de 19 van de Brusselse gemeenten een belasting op “verblijven andere dan het hoofdverblijf”. Niet elke gemeente heft deze belasting op dezelfde manier. Sommige heffen ze per kalenderjaar, anderen per academiejaar. Een huisbaas is in principe belasting op het verhuren van gemeubelde woningen verschuldigd, maar in 15 van de 19 gemeenten wordt deze belasting kwijtgescholden of aanzienlijk gereduceerd indien de woning bewoond wordt door een regelmatig ingeschreven student. De Vrije Universiteit Brussel vraagt dan ook dat men deze wirwar van regels zou vereenvoudigen en uniformiseren voor het hele Brusselse Gewest, uiteraard zonder naar een verhoging van allerhande taksen en vergoedingen te evolueren. Het Gewest kan op die manier een belangrijke motor zijn voor de verdere uitbouw van een kwalitatief aanbod studentenkamers in Brussel. Dit zou niet alleen de instellingen voor hoger onderwijs ten goede komen maar zou ook veel meer private investeerders aantrekken. Private investeerders die in Brussel een aanbod aan studentenkamers wensen uit te bouwen worden vandaag geconfronteerd met loodzware procedures. Die zijn vaak lang, ingewikkeld en duur en schrikken dus potentiële investeerders af. Veel gebouwen in Brussel lenen zich vandaag voor het onderbrengen van studentenkamers. We pleiten daarom voor een duidelijke regelgeving, uitsluitend op Gewestelijk niveau, die de herbestemming van gebouwen op Gewestelijk niveau (ook gezinswoningen, kantoorgebouwen en bovenverdiepingen van handelszaken) aanmoedigt, vereenvoudigt en verduidelijkt. Naast de vereenvoudiging van de bestemmingswijziging zou er een uitzondering moeten worden voorzien voor gezinswoningen waarin de huisbaas zelf woont en tot maximum 4 studentenkamers wil verhuren. De ‘gezinswoning’ behoudt op deze manier zijn bestemming, en is in overeenstemming met de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV), zonder de overdreven organisatiedrift van de Brusselse gemeenten of het Brusselse Gewest. Verder zou het een goede zaak zijn indien goedkope leningen voor de bouw en verbouwing van studentenhuisvesting zouden voorzien kunnen worden. We pleiten daarnaast voor het creëren van een aparte categorie binnen de Brusselse GSV (Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening) voor studentenkamers met ‘haalbare normen’. Naar analogie met het ‘Vlaamse Kamerdecreet’ zou er dus een Brusselse Kamerordonnantie moeten volgen. Die ordonnantie zou de specifieke normen en omschrijvingen waaraan een studentenhuis/kot moet voldoen, qua oppervlakte,
16
gem. ruimten, etc. (bij nieuwbouw, grondige renovatie & bestemmingswijziging) moeten vermelden. Hierop aansluitend zou het evalueren van koten, naar analogie met Vlaanderen, een taak van de Gewestelijke Overheid moeten worden én niet van Br(ik of de onderwijsinstellingen. Een bijkomende hindernis voor de uitbating van studentenhuisvesting in Brussel manifesteert zich via de Brusselse Huisvestingscode. Deze code steunt op een reeks formaliteiten die vervuld moeten worden om de veiligheid, gezondheid en het uitrustingsniveau van te huur aangeboden woningen te laten controleren. Ondanks vele beloftes werd in de nieuwe Huisvestingscode geen kader voor studentenhuisvesting opgenomen. Dit is een gemiste kans. Vergelijking aantal studenten vs beschikbare studentenkamers in enkele studentensteden Studentenstad
Aantal studenten
Studentenhuisvesting
Ratio
Brussel
74.000 (24 %)
8000 (CBRE)
11%
Antwerpen
30.000 (10%)
7.500 (CBRE)
25%
Louvain-la-Neuve
21.000 (7%)
6.500 (CBRE) / 7.754 (SEGEFA)
31%
Gent
67.000 (22%)
23.000 (CBRE)
34%
Leuven
45.000 (15%)
30.000 (CBRE)
67%
Luik
38.000 (13%)
11.800 (SEGEFA)
31%
Namen
13.000 (4%)
3.300 (SEGEFA)
25%
Bergen
14.000 (5%)
6.000 (SEGEFA)
41%
TOTAAL
302.000
96.100
32% (gem)
Één centraal aanspreekpunt voor studenten(zaken) in Brussel Waar steden als Antwerpen, Gent of Leuven echte partners zijn voor de universiteiten op hun grondgebied blijft Brussel helaas achterop. Een aanspreekpunt in Brussel, waar directies en rectoren en ook studenten of ouders terechtkunnen, zou al een immense stap voorwaarts zijn. Daarom pleit de Vrije Universiteit Brussel voor een minister van Studentenaangelegenheden in de Brusselse Regering. Deze minister moet een coördinerende functie vervullen om alles wat met hoger onderwijs in Brussel te maken heeft zoveel mogelijk te stroomlijnen. Hij/zij kan hierbij een tussenpersoon vormen in het beleid van de Stad, de Gemeenschapscommissies, de Gemeenschappen en het Gewest.
“Het is onbegrijpelijk dat de grootste studentenstad van het land geen beleidsverantwoordelijke voor studentenaangelegenheid heeft.”
17
Inschrijvingsgelden Met de regelmaat van de klok komt de discussie over een verhoging van de studiegelden naar boven. Het is geweten dat studenten geen fan zijn van een verhoging van de studiegelden, terwijl men op andere niveaus zo’n verhoging wel ziet zitten. In dit debat komen doorgaans een waaier aan argumenten aan bod. Zo wordt onder meer gewezen op het feit dat de kenniseconomie in Vlaanderen nood heeft aan veel hooggeschoolden en de vrees dat voor minder gegoede en minder kansrijke studenten de drempel naar het hoger onderwijs te hoog zou worden. Anderzijds is er het argument dat de huidige inschrijvingsgelden gelijkgetrokken moeten worden met Wallonië en dat een verhoging noodzakelijk is gezien de budgettair krappe tijden voor hogeronderwijsinstellingen. Gezien de grote impact van een aanpassing van de studiegelden is het noodzakelijk dat het debat erover met de juiste argumenten kan worden gevoerd. Daarom is het nodig dat er een studie uitgevoerd wordt enerzijds m.b.t. de studiekosten voor studenten hoger onderwijs en anderzijds over de financiering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, waarvan de studiegelden één aspect kunnen zijn.
De studiekosten hoger onderwijs Er is nood aan een meting van wat studeren kost voor een gemiddelde student. Verder moet nagegaan worden of de vandaag bestaande flankerende maatregelen (studietoelagen, kinderbijslag voor studerende volwassen kinderen, fiscale correcties voor studerende volwassen kinderen,…) voldoende zijn om studenten met financiële noden voldoende kansen op een opleiding hoger onderwijs te bieden. De impact van een eventuele verhoging van de inschrijvingsgelden moet onderzocht worden. Er moet een bench mark gemaakt worden met het buitenland zowel wat betreft studiegelden als wat betreft flankerende maatregelen.
De financiering hoger onderwijs Universiteiten kijken vandaag aan tegen een alsmaar toenemende kostenstructuur. Anderzijds zijn de middelen die de overheid toekent lang niet voldoende om alle noden te dekken. Het is verleidelijk om in dit soort discussies naar een verhoging van de inschrijvingsgelden te kijken. Er moet onderzocht worden of een verhoging van de studiegelden effectief aan deze problematiek zou verhelpen. Misschien zijn andere ingrepen in de financiering van het hoger onderwijs wel nuttiger of effectiever.
18
We vragen aan de nieuwe Vlaamse Regering ➲ Bijkomende middelen voor extra opdrachten die in het kader van het nieuwe Stuvo-decreet zijn ontstaan. ➲ Aanpassing van de betoelaging van de studentenvoorzieningen die rekening houdt met de globale evolutie van de kosten. ➲ Betere ontsluiting van de campussen met het openbaar vervoer en vervoermaatschappij overkoepelende abonnementsystemen met inbegrip van extra goedkope formules voor intercampusverkeer. ➲ Aan de universiteiten de kostprijs terugbetalen van het woon-werkverkeer met het openbaar vervoer van hun personeelsleden, zoals dat gebeurt voor de andere onderwijsniveaus en voor de hogescholen. ➲ Een globale studie over de financiering van het hoger onderwijs met daarin onder meer aandacht voor de impact van een eventuele verhoging van de inschrijvingsgelden.
We vragen aan de nieuwe Brusselse Regering ➲ Betere ontsluiting van de campussen met het openbaar vervoer en vervoermaatschappij overkoepelende abonnementsystemen met inbegrip van extra goedkope formules voor intercampusverkeer. ➲ Een duidelijke regelgeving uitsluitend op Gewestelijk niveau voor het (ver)bouwen en uitbaten van studentenkamers in Brussel. ➲ Meer aandacht voor de problematiek van de studentenkamers binnen de Brusselse Huisvestingscode en de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening. ➲ Een minister van Studentenaangelegenheden in de Brusselse Regering.
We vragen aan de nieuwe Federale Regering ➲ De 50 dagen-regeling voor jobstudenten vervangen door een systeem waarbij de studenten in bepaalde periodes (schoolvakanties) kunnen werken aan verminderd RSZ-tarief.
19
3. De internationale universiteit In het huidige geglobaliseerde onderwijslandschap moeten de Vlaamse universiteiten voortdurend inspanningen leveren om zich internationaal te handhaven. Heel veel van die inspanningen botsen vandaag op administratieve/juridische hindernissen en onaangepaste regelgeving. Omdat die regelgeving niet in de buurlanden bestaat (of soms zelfs in de andere gemeenschap verschillend is) lopen we internationaal een concurrentienadeel op.
Taalregeling Gezien de grote impact van de taalregeling op de werking van de universiteit pleit de Vrije Universiteit Brussel voor een globale evaluatie van de taalregeling. Hierbij dient bijzondere aandacht besteed te worden aan de uitvoerbaarheid met in het bijzonder de impact van de taalregeling op het personeelsstatuut, als de berekening en instandhouding van de quota voor het anderstalig opleidingsaanbod (6% en 35%) niet wijzigen. De huidige taalregeling, met beperking van het anderstalig aanbod en de taalvereisten voor buitenlandse professoren, is nefast voor de verdere internationalisering en onderzoekskwaliteit van de universiteit. De ligging van de VUB in Brussel verantwoordt op zichzelf een grotere soepelheid in anderstalig onderwijsaanbod. De Vrije Universiteit Brussel pleit er ook voor om de beperkingen in het huidige decreet weg te werken voor opleidingen op Masterniveau en om tot een versoepeling te komen op Bachelorniveau. Op die manier kunnen mobiliteitsvensters voor exchangestudenten eenvoudiger gepland worden. Inzake
de
taalregeling
wordt
ook
voor
meer
autonomie
voor
de
hogeronderwijsinstellingen gepleit. De hogeronderwijsinstellingen moeten zelf kunnen bepalen wat functioneel en nuttig is, zonder restrictieve regels. Geen of een te klein aanbod van Engelstalige opleidingen heeft immers een rechtstreekse impact op niet alleen inkomende maar ook op uitgaande mobiliteit (= reciprociteit in studentenmobiliteit met partnerinstellingen). Hogeronderwijsinstellingen zouden zelf
“De huidige taalregeling verhindert dat onze universiteiten zich internationaal tenvolle kunnen ontplooien”
hun portfolio in functie van hun eigen beleid en omgevingsfactoren moeten kunnen bepalen. Controle hierop kan via output en globale KPI’s. De taalregeling voor buitenlands talent zou bijgestuurd moeten worden. De decretaal voorziene taalregeling waarbij een buitenlands ZAP-lid na drie jaar een taalniveau B2 moet halen, zelfs al doceert hij/zij niet in het Nederlands, staat haaks op de inspanning om toptalent naar Vlaanderen-Brussel te halen (cfr. Brains back to Brussels; Odysseus, ERC grants,..). Een dergelijke strikte taalregeling maakt onze universiteiten een pak minder aantrekkelijk voor buitenlands talent. De internationale concurrentiestrijd voor talent wordt vandaag zeer fel gevoerd. De Vlaamse universiteiten ondervinden als gevolg van de taalregeling hierin een concurrentienadeel. Wat de onderwijstaal betreft, dient de docent meteen aan te tonen de onderwijstaal
20
op C1 niveau te beheersen. Dit creëert eveneens problemen bij de aanstelling van buitenlandse docenten: bij aanstelling is men vaak nog niet in het bezit van een bewijs van taalkennis op C1 niveau. Hierdoor zijn we genoodzaakt uitstekende kandidaten af te wijzen. In dergelijke gevallen pleiten we voor een overgangsfase van 1 tot 3 jaar om het vereiste niveau van kennis van de onderwijstaal te behalen.
Centraal Agentschap voor internationale Samenwerking in het Hoger Onderwijs Universiteiten en hogescholen zijn kenniscentra bij uitstek. Ze creëren kennis, verspreiden die en passen ze toe. Universiteiten en hogescholen kunnen een sleutelrol spelen in sociale innovatie, door in hun onderzoek en onderwijs antwoorden te zoeken op de maatschappelijke uitdagingen. In dat opzicht blijft ook de VUB inzetten op ontwikkelingssamenwerking. Ontwikkelingssamenwerking is vandaag een parallelle en dus een gedeelde verantwoordelijkheid, van zowel de federale als de Vlaamse overheid. De VUB blijft ijveren voor het continueren van het tweesporenbeleid op federaal en Vlaams niveau. Verder vragen we naar stabiliteit en duurzame financiering (o.a. ook voor lange termijnprojecten zoals IUC) zodat een consolidatie van opgebouwde expertise in UOS gegarandeerd blijft. Ontwikkelingssamenwerking kan pas ten volle resultaten opleveren als het op continue en duurzame wijze kan worden uitgebouwd. Ter bevordering van internationale samenwerking in het hoger onderwijs pleit de Vrije Universiteit Brussel voor de oprichting van een centraal agentschap voor Internationale Samenwerking in het Hoger Onderwijs. Dit agentschap zou in de eerste plaats een duplicatie van taken kunnen vermijden door als coördinerend orgaan op te treden voor de consolidatie van beursprogramma’s, selectiecommissies,.. Dit centraal agentschap zou verschillende subdivisies moeten bevatten waarbinnen de werking van VLIR-UOS, de promotie van het Hoger Onderwijs Vlaanderen-Brussel, beurzenprogramma’s, academische diplomatie, … een plaats krijgen. Het is belangrijk dat zo’n agentschap het accent op zowel Vlaanderen als Brussel legt (een issue dat trouwens moet gelden voor alle gemeenschapsmateries). Het agentschap zou daarnaast moeten voorzien in informatiesessies rond o.a. Europese projecten ter ondersteuning van de internationalisering van het hoger onderwijs. Tenslotte moet ook ontwikkelingssamenwerking een plaats binnen dit agentschap krijgen.
Overkoepelend orgaan VLIR-CIUF De Vrije Universiteit Brussel pleit voor het installeren van een overkoepelend orgaan VLIR-CIUF om samenwerking tussen de Gemeenschappen te ondersteunen. Dit orgaan zou actief moeten zijn op zowel onderwijsniveau (vb. in het kader van gezamenlijke programma’s het afstemmen van de start en organisatie van het academiejaar, regeling inschrijvingsgelden, taalaspect,…), op onderzoeksniveau5, op het niveau van valorisatie en op niveau van andere maatschappelijke bijdragen.
Uitgaande mobiliteit voor studenten en personeel In de loop der jaren hebben de verschillende instellingen en overheden tal van programma’s ontwikkeld om studenten te stimuleren een deel van hun opleiding in het buitenland te volgen. En dat is belangrijk want in een steeds internationaler wordende arbeidsmarkt moeten toekomstige arbeidskrachten zich leren aanpassen aan een economie die steeds meer wendbaarheid vraagt. Toch blijft het aantal studenten dat effectief een buitenlandse ervaring opdoet relatief laag. Als we in Vlaanderen-Brussel de Europese doelstelling van twintig procent studentenmobiliteit in 2020 willen bereiken, is er beleidsmatig dringend een inhaalbeweging nodig. Bijkomende financiering is nodig om de doelstellingen van Europa en van Vlaanderen te bereiken. Beleidsmakers onderschatten 5 Er was sprake van afschaffing van de federale onderzoeksgelden maar dit ligt nog ter discussie. Gemeenschappen moeten voldoende overleg plegen om op onderzoeksvlak samen te werken binnen een werkbaar financieringssysteem.
21
“Beleidsmakers onderschatten de werklast en de financiële noden om structurele in opleidingen ingebedde mobiliteit te realiseren.”
immers de werklast om structurele in opleidingen ingebedde mobiliteit te realiseren. Daarnaast is er nood aan campagnes i.s.m. werkgevers voor de sensibilisering van studenten en ouders. België is het land in de EU waar de studenten het jongst afstuderen, maar ze zijn dan ook weinig actief naast hun studies. Eigen ontwikkeling moet daarom meer als meerwaarde voor toetreding op de arbeidsmarkt naar voor gebracht worden. Tenslotte is het noodzakelijk dat er eenvormigheid komt in de modaliteiten voor internationale mobiliteit en beurzen, met globale KPI’s voor in- en uitgaande modaliteiten, en met een minimale interventie vanwege de overheden in de mobiliteitsprocessen zelf. Uitgaande mobiliteit is bovendien geen zaak van studenten alleen. Ook bij docenten en vorsers wordt een buitenlandse ervaring steeds belangrijker op het C.V. Maar ook hier ontbreekt het bij de universiteiten aan voldoende financiering en omkadering om dit naar behoren te faciliteren. Sensibilisering voor uitgaande mobiliteit van docenten is eveneens waardevol voor de studenten. Initiatieven zoals internationalisation@home en de verdere ontwikkeling op professioneel vlak van vorsers en docenten beginnen uiteraard bij de eigen mobiliteit van de vorser of docent zelf. Vandaag zoeken de universiteiten en het bedrijfsleven steeds meer naar vormen van samenwerking en interactie. Internationale stages spelen daar een voorname rol in. Daarom is het noodzakelijk dat de beleidsmakers dit ondersteunen door campagnes te lanceren naar het bedrijfsleven en bedrijfsorganisaties alsook samenwerking met de privésector uitbouwen om internationale stageplaatsen te voorzien (o.a. Belgische bedrijven met vestigingen in buitenland). Dergelijke stages horen een onderdeel te worden van de verwerving van internationale competenties door studenten. In dat opzicht moet ook gewezen worden op de voordelen voor bedrijven. Ze kunnen immers aan rekrutering doen via evaluatie op de werkvloer van de potentiële werknemers en dit in een internationale context.
Verblijfsvergunningen “De vertraagde administratie voor het uitreiken van verblijfsvergunningen aan niet-EER-studenten verhindert deze studenten om aan verplichte onderdelen van hun studie deel te nemen.”
22
Bij het rekruteren van buitenlandse studenten komt onvermijdelijk de problematiek van de tijdelijke verblijfsvergunningen kijken. Voor wat de joint masterprogramma’s betreft pleit de Vrije Universiteit Brussel voor overleg met Europa om te voorzien in een verblijfsvergunning voor studenten op
alle locaties waar hun joint programma plaatsvindt zodat verschillende aanvragen voor visum kunnen herleid worden tot één aanvraag (multi-landenaanvraag voor lange termijn). De Dienst Vreemdelingenzaken is hier voorstander van maar het probleem stoelt vooral op het ontbreken van internationale overeenkomsten. De VUB wordt ook elk jaar geconfronteerd met de problematiek van verblijfsvergunningen voor niet-EER studenten. De registratie bij een aantal Brusselse gemeenten neemt gemiddeld een aantal maanden in beslag (in bepaalde gevallen zelfs tot 8 maanden!). Buitenlandse studenten zijn afhankelijk van deze inschrijving voor een aantal belangrijke aspecten van hun verblijf: ziekteverzekering, gezinshereniging, reizen en een werkvergunning. Deze vertraagde administratie, bemoeilijkt de situatie voor buitenlandse studenten. Zo kunnen ze bijvoorbeeld niet participeren aan verplichte onderdelen van hun studie (zoals een field trip), zijn ze wettelijk niet in staat in een tewerkstelling te krijgen (o.a. als jobstudent), kunnen ze enkel ziekteverzekering aan een verhoogd tarief afsluiten en maken ze geen kans op gezinshereniging gedurende deze periode. Deze situatie geeft buitenlandse studenten (onterecht) een negatief beeld over de VUB terwijl het probleem zich louter op het niveau van de overheidsadministratie situeert.
23
24
We vragen aan de nieuwe Vlaamse Regering ➲ Versoepeling van de taalregeling om de verdere internationalisering van de universiteit(en) te kunnen waarborgen. ➲ Ondersteuning van ontwikkelingssamenwerking door het verder opnemen van het tweesporenbeleid FederaalVlaanderen (parallelle bevoegdheid) en door te zorgen voor stabiliteit en duurzame financiering zodat consolidatie van opgebouwde expertise in UOS gegarandeerd blijft. ➲ Opzetten van een centraal agentschap voor Internationale Samenwerking in het Hoger Onderwijs. ➲ Installeren van een overkoepelend orgaan VLIR-CIUF om samenwerking tussen de Gemeenschappen te ondersteunen. ➲ Uitgaande mobiliteit van studenten en personeel verhogen door bijkomende financiering voor de universiteiten, sensibilisering van studenten en ouders en het nastreven van eenvormigheid in de modaliteiten voor internationale mobiliteit en beurzen.
We vragen aan de nieuwe Brusselse Regering ➲ Geharmoniseerde en snelle registratie van buitenlandse studenten in de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
We vragen aan de nieuwe federale Regering ➲ Afsluiten van internationale overeenkomsten voor het uitreiken van verblijfsvergunningen aan studenten in een joint master programma. ➲ Aanpakken van de trage administratieve formaliteiten voor het uitreiken van een tijdelijke verblijfsvergunning voor niet-EER-studenten.
25
4. Onderzoek Welvaart en welzijn in Vlaanderen en Brussel hangen nauw samen met de mate van innovatie en vernieuwing. Als de bakermat van wetenschappelijk onderzoek vervullen de universiteiten hierin een belangrijke rol. Kwaliteitsvol wetenschappelijk onderzoek legt de basis voor onze toekomstige welvaart en helpt de samenleving om antwoorden te formuleren op complexe vraagstukken. Vandaag staan de Vlaamse universiteiten in heel wat domeinen van het wetenschappelijk onderzoek aan de top. Om die positie te behouden is het noodzakelijk dat de Vlaamse Regering het wetenschappelijk onderzoek aan de universiteiten blijft ondersteunen op verschillende manieren.
Governance en planlast De universiteiten en hogescholen zijn recent door een zeer belangrijke transitieperiode, gegaan waarbij een grote groep opleidingen geïntegreerd zijn binnen de universiteiten. Sinds oktober 2013 kunnen de universiteiten en de hogescholen ‘nieuwe stijl’ hun opdrachten hernemen en zich focussen op hun kerntaken. Inzake onderzoek ligt de verantwoordelijkheid voor het fundamentele en strategische basisonderzoek bij de universiteiten. Het is belangrijk dat de rol van de associaties in dit proces duidelijk gedefinieerd wordt. Vandaag zijn de associaties betrokken bij het beheer van diverse onderzoeksloketten of onderzoeksprogramma’s die verder volledig binnen de bevoegdheid / opdracht van de universiteiten ‘nieuwe stijl’ vallen (vb. Hercules, IOF, ...). Met het oog op correcte governancestructuren en het verlagen van de planlast van het beheer van voornoemde onderzoeksprogramma’s, is het raadzaam om de beheersverantwoordelijkheid terug te brengen op de correcte/verantwoorde niveaus.
Toegang tot de wetenschappelijke literatuur De Vlaamse Regering heeft in haar Beleidsnota 2009-2014 voor Wetenschap en
“De beheersverantwoordelijkheid voor onderzoeksprogramma’s waar de associaties in betrokken zijn moet teruggebracht worden op de correcte/verantwoorde niveaus.”
Innovatie als concreet actiepunt opgenomen dat ze streeft naar gelijke toegang tot de relevante wetenschappelijke literatuur voor elke vorser en student in Vlaanderen. In de nota, opgesteld bij de start van de Vlaamse Regering in 2009, werden volgende aandachtspunten in verband met universitaire bibliotheken opgelijst: • de hogere BTW op digitale journals t.o.v. gedrukte tijdschriften verhindert de snelle evolutie naar digitale bibliotheken. • publishers bieden package deals aan voor de digitale subscripties, waarvan de inhoud aan tijdschriften groter is dan bij het abonnement op gedrukte tijdschriften, maar ook de prijs verhoogd wordt. Hierdoor worden de uitgaven van de bibliotheken enerzijds groter en minder schaalbaar. • variërende wisselkoersen tussen dollar en euro beïnvloeden de koopkracht van de universitaire bibliotheken enorm.
26
• open access is gebaseerd op een nieuw business model dat zeer aantrekkelijke eigenschappen heeft, maar ook nadelen inhoudt indien de invoering niet gepaard zou gaan met structurele maatregelen. De publicatiestrategie en het publicatievolume van in Vlaanderen werkende onderzoekers mag niet al te veel afhangen van de financiële draagkracht, temeer daar publicatieoutput in alle financieringssleutels een belangrijke parameter is. Hoe deze gelijke toegang het best kan gerealiseerd worden, is een technische kwestie die momenteel volop onderzocht wordt. De universiteiten werken aan een gezamenlijk voorstel hieromtrent en vragen de overheid om de oplossingen die naar voren geschoven zullen worden te faciliteren.
Aanpak van de publicatiedruk bij (jonge) vorsers Eind augustus 2013 lanceerde een groep onderzoekers een oproep aan de overheid. Ze klagen daarin de toegenomen publicatiedruk aan. De initiatiefnemers richtten hun pijlen onder meer op de eenzijdige focus op kwantiteit ten nadele van kwaliteit. Ze wijzen daarbij ook naar een overdreven prestatiedruk die te zware eisen oplegt aan jonge onderzoekers (met alle sociale en psychologische gevolgen van dien) en de creatie van een bureaucratisch klimaat dat uitgaat van een cultuur van wantrouwen en een aanslag vormt op de beroepstrots van academici. De sterke aandacht die de vraag naar voldoende genuanceerde meetinstrumenten voor onderzoek kreeg, ligt ook de Vrije Universiteit Brussel nauw aan het hart. Rond deze problematiek is het vicerectoraat onderzoek reeds jaren actief in het bijzonder via een VUB-onderzoekslijn opgestart in de context van het Vlaamse Expertisecentrum O&O Monitoring (ECOOM), zonder dat hiervoor tot op heden extra overheidsfinanciering werd ingezet. De vaststelling dat betere meetinstrumenten nodig zijn die behulpzaam kunnen zijn bij de beoordeling van vorsers is niet nieuw. Aan de bron hiervan liggen bijvoorbeeld nieuwe financieringskanalen gericht op top-onderzoekers, maar ook de nood aan systemen om op een ‘objectieve’ wijze middelen te verdelen. Naar aanleiding hiervan startte de Vrije Universiteit Brussel reeds in 2007 een onderzoekstopic rond top-onderzoek binnen ECOOM.6 Hierbij wordt vertrokken vanuit begrippen die de onderzoekers zelf hanteren om excellent onderzoek te herkennen. Vanuit deze basis wordt gewerkt aan nieuwe meetinstrumenten die een voldoende juist beeld kunnen geven. Het CV van ieder onderzoeker is immers zeer gespecialiseerd, en dient met zorg te worden geplaatst binnen het eigen domein.
6 http://www.ecoom.be/nl/onderzoek/toponderzoek
27
28
We vragen aan de nieuwe Vlaamse Regering ➲ De beheersverantwoordelijkheid terug te brengen op de correcte/verantwoorde niveaus met het oog op correcte governancestructuren en het verlagen van de planlast van het beheer van onderzoeksprogramma’s waar de associaties betrokken zijn bij het beheer van diverse onderzoeksloketten of onderzoeksprogramma’s. ➲ Faciliteren van het gezamenlijk voorstel dat door de universiteiten wordt neergelegd in het kader van de toegang tot de wetenschappelijke literatuur. ➲ Nieuwe initiatieven te nemen en/of bestaande initiatieven te ondersteunen voor de ontwikkeling van betere meetinstrumenten die behulpzaam kunnen zijn bij de beoordeling van vorsers om een te eenzijdige focus op kwantiteit ten nadele van kwaliteit te vermijden.
29
5. Bouwen aan en voor de toekomst De Vrije Universiteit Brussel bouwt aan een dynamische Nederlandstalige en internationale universiteit en hanteert daarvoor niet alleen een Algemeen Strategisch Plan maar gaat ook daadwerkelijk met stenen aan de slag. We weten dat we de volgende jaren zullen blijven groeien maar om te groeien hebben we ook ruimte nodig onder de vorm van eigentijdse en duurzame infrastructuur. We bouwen verder aan een sterke VUB in de hoofdstad van Vlaanderen, België en Europa. We rekenen hierbij op de actieve steun van de Vlaamse overheid, want Vlaanderen heeft nood aan een stevige wetenschappelijke en intellectuele verankering in zijn eigen hoofdstad.
Investeringtoelage voor universiteiten Om de te verwachten toename aan (internationale) studenten op te vangen moet de Vrije Universiteit Brussel de komende jaren sterk investeren in haar infrastructuur. De investeringstoelagen die de Vrije Universiteit Brussel hiervoor ontvangt volstaan echter niet om alle noodzakelijke investeringen te dekken. Deze situatie is gelijkaardig voor alle universiteiten en werd reeds meermaals aangekaart bij de bespreking van het
“Slechts 22% van de kosten voor het onderhoud van het universitaire patrimonium wordt gedekt door de investeringstoelage die de universiteiten jaarlijks ontvangen. Voor bepaalde campussen gaat dit op korte termijn grote problemen opleveren”
financieringsdecreet en het integratiedecreet. Volgens recente VLIR-cijfers (2011) worden slechts 22% van de kosten voor het onderhoud van het universitaire patrimonium gedekt door deze investeringstoelage. Voor sommige instellingen gaat deze onderfinanciering op korte termijn problemen opleveren. Zeker als men de toenemende regulering inzake milieu, veiligheid, e.d. in rekening brengt. De minister van onderwijs heeft aangegeven dit probleem te behandelen in 2015. De VUB wenst vooral te argumenteren dat een herverdeling voor alle universiteiten naar het Vlaamse gemiddelde geen oplossing is en dat het gelijkschakelen enkel kan gerealiseerd worden via bijkomende middelen.
VUB-ULB Library & Learning Center Hoewel ze in de feiten twee aparte universiteiten zijn, bestaan er tussen de Vrije Universiteit Brussel en de Université Libre de Bruxelles al jarenlang goede contacten. Als gevolg van de globalisering maar ook omwille van rationalisatie van het onderwijslandschap zoeken beide universiteiten naar manieren om meer en beter samen te werken. Een van de ideeën die stilaan vormt krijgt is de bouw van een VUBULB Library & Learning Center. (LLC) Dit gebouw zou gesitueerd worden op de grens van de beide campussen (Oefenplein en La Plaine). Op die manier wordt het een prestigieus “hallmark” project dat de zichtbaarheid van de 2 campussen versterkt en de ontsluiting ervan verbetert. In de eerste plaats zou het Library & Learning Center dienen ter vervanging van de bestaande VUB en ULB-bibliotheken voor de wetenschappen en de
30
ingenieurswetenschappen. Dit laat toe om in de bestaande bibliotheken VUB en ULB mensen, ruimte en middelen vrij te maken voor andere prioriteiten. Het LLC zal echter veel meer dan alleen een bibliotheekruimte worden. Het krijgt, in navolging van voorbeelden uit het buitenland, een polyvalente functie als studie- en ontmoetingsruimte. Daarbij wordt specifiek de nadruk gelegd op het “lerende aspect”. Daarom zal het LLC ook onderdak bieden aan diensten voor studiebegeleiding en onderwijskundige ondersteuning. Om het lerende aspect maximaal te faciliteren zal voorzien worden in moderne informatica-infrastructuur en studeerruimtes voor studenten. Het LLC zal daarnaast dienen als een kruispunt waar universiteit en bedrijfsleven mekaar kunnen ontmoeten in een internationale en interdisciplinaire context. Het LLC zal een interdisciplinair knooppunt voor betekenisvolle ontmoetingen worden, aangespoord door een duurzame en toekomstgerichte community van studenten, onderzoekers en creatieve entrepreneurs. Zo is Agoria intussen een project aan het uitwerken rond het coördineren en groeperen van een aantal arbeidsmarkt georiënteerde ICT-opleidingen. Het geplande VUB/ULB-initiatief rond het Library & Learning Centre (LLC) is een uitgelezen kans om zowel architecturaal als inhoudelijk voor beide campussen in het bijzonder en voor Brussel in het algemeen, een nieuwe inspirerende landmark te creëren waar zowel jongeren, studenten, onderzoekers, professoren als een ruimer publiek graag vertoeven. De Vrije Universiteit Brussel vraagt daarom politieke en financiële steun voor dit project.
Renovatie van het zwembad op campus Etterbeek Het zwembad van de Vrije Universiteit Brussel werd gebouwd in 1989 en na bijna 25 jaar is renovatie dringend noodzakelijk. Alhoewel het zwembad zich op de campus van de VUB bevindt, trekt het een veel ruimer publiek dan enkel VUB-studenten en personeel aan. Brusselse scholen en clubs en ook veel individuele zwemmers uit de buurt, maken er dankbaar gebruik van. De renovatie, die zowel een aantal technische als comfortingrepen voorziet, is eveneens nodig om te voldoen aan de huidige
“Het gebrek aan voldoende zwembaden voor een breed publiek in Brussel zorgt ervoor dat veel scholen zeer onregelmatig of zelfs geen zwemlessen meer kunnen organiseren.”
reglementering in Brussel. Ze werd becijferd op 6 miljoen euro.
31
De renovatie van het zwembad op de VUB-campus kan niet los gezien worden van de globale problematiek van de zwembaden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest telt vandaag 18 zwembaden die toegankelijk en betaalbaar zijn voor een breed publiek. Hiermee zit Brussel onder de BLOSO-norm van 0,014 vierkante meter per inwoner. Concreet betekent dit dat Brussel slechts 62,5 procent haalt.7 Als we bovendien in ogenschouw nemen hoeveel zwembaden er tijdelijk gesloten zijn voor renovatie, dan ligt die norm eigenlijk nog lager. Zwemclubs moeten daardoor hun werking opschorten en veel scholen kunnen zeer onregelmatig of zelfs geen zwemlessen meer organiseren. Het VUB-zwembad draagt sinds de opening bij tot de sociaal maatschappelijke rol die de universiteit inneemt in Brussel en t.o.v. bewoners uit de omliggende gemeenten. Uit de exploitatiecijfers blijkt dat meer dan 60% van de bezetting van de sportinfrastructuur op de Campus Oefenplein wordt ingevuld door niet-VUB organisaties en/of individuele gebruikers. Ter illustratie: In 2012 telde het zwembad afgerond 84.500 bezoeken waarvan de helft via scholen en sportclubs uit de omgeving en de andere helft individuele bezoekers. (Zowel studenten en personeel van de VUB, als bewoners uit de omliggende gemeenten). 40 organisaties huren het zwembad buiten de publieke uren waaronder 11 Nederlandstalige scholen uit Brussel en 8 sportclubs (4 ervan erkend door de VGC). De Vrije Universiteit Brussel vraagt dat Brusselse en Vlaamse beleidsmakers de maatschappelijke functie van het VUB-zwembad binnen Brussel zouden erkennen en deze ook concretiseren via subsidiëring van de renovatie van het VUB-zwembad.
Ontwikkeling van de kazernes aan de Generaal Jacqueslaan Op termijn zal een deel van de 3.500 federale politieagenten verhuizen naar het centrum van Brussel. Aangezien deze kazernes zich vlakbij de VUB/ULB-campus te Etterbeek bevinden dient zich hier een opportuniteit aan voor de ontwikkeling van deze site tot een geïntegreerd project via PPS met als functies onder meer studentenkamers, flats voor (jonge) onderzoekers/ leerkrachten/docenten, een basisschool (meertalig), horeca en winkels en leefruimtes. Het feit dat VUB en ULB hier de handen in mekaar slaan zal een meerwaarde betekenen voor Brussel als internationaal centrum van kennis en onderwijs. De Vrije Universiteit Brussel vraagt om voldoende betrokken te worden in de discussies rond de herbestemming van de kazernes van de federale politie aan de Generaal Jacqueslaan.
Huis van het Kind De Vrije Universiteit Brussel beschikt over 2 kinderdagverblijven: een kribbe in Etterbeek voor opvang van 63 kinderen en een kribbe in Jette voor 91 kinderen. Het huidig gebouw van de kribbe in Jette loopt op zijn einde inzake de normen voor veiligheid en comfort. Daarenboven vertoont de kribbe een overbezetting en dan nog blijven de noden groter dan het aanbod. Om een antwoord te bieden aan deze verschillende eisen en opportuniteiten, wordt er geopteerd voor een nieuwbouw. De Vrije Universiteit Brussel wil van de gelegenheid gebruik maken om een breder concept te introduceren onder de naam “Huis van het Kind”. Dit project zou naast een uitbreiding van de capaciteit voor kinderopvang ook voorzien in onder meer een consultatie- en ontmoetingsruimte en een basisschool. De aanwezigheid van een school in de buurt van een kribbe en omgekeerd kan een pluspunt betekenen voor beide. Uit verschillende studies blijkt dat het aantal kinderen in het lager en secundair onderwijs in Brussel de komende jaren fors zal toenemen. De druk op het bestaande aanbod aan scholen maar ook het aanbod aan kinderopvang in Brussel zal dus alleen maar toenemen. Met haar project “Huis van het Kind” wil de Vrije Universiteit hieraan tegemoet komen. Het project kan als een voorbeeld dienen voor andere plaatsen in Brussel waar zich dezelfde noden aandienen. De Vrije Universiteit Brussel vraagt dan ook politieke steun voor de realisatie van dit project.
7 Zonder Océade op de Heizel, dat volgend jaar de deuren sluit komt Brussel op 59,6 procent van de Bloso-norm.
32
Renovatie van het Koninklijk Conservatorium Brussel Vanuit zijn rijke internationale traditie leidt het Koninklijk Conservatorium Brussel (KCB) getalenteerde studenten op tot excellente musici met een onderzoekende houding. Het majestueuze concertgebouw van het KCB in Brussel is velen niet onbekend. Het gebouw is dringend aan renovatie toe. Het dossier wordt echter bemoeilijkt door het feit dat drie overheden in dit verhaal betrokken partij zijn: de Vlaamse en Franse Gemeenschap als voogdijoverheden voor de opleidingen en de federale overheid (via de Regie der Gebouwen) als eigenaar van het gebouw. Onenigheid over wie de renovatie moet betalen leidt al jaren tot een stilstand. Ondertussen is de staat van het gebouw zienderogen verslechterd. Bij winterweer in maart 2013 moest het Conservatorium zelfs onverwacht concerten afgelasten omdat er waterschade was opgetreden aan het podium en de parterre. Als associatiepartner van de Erasmushogeschool Brussel voelt de Vrije universiteit Brussel zich betrokken bij de problematiek. Begin oktober 2013 verschenen berichten in de media dat er eindelijk geld zou worden vrijgemaakt voor de renovatie. We doen daarom een oproep aan de betrokken overheden om de gedane beloftes omtrent de renovatie na te komen. Het gebouw is niet alleen cultuurhistorisch van grote waarde maar vormt ook een fundamenteel onderdeel van het Koninklijk Conservatorium Brussel als artistiek opleidingscentrum.
33
34
We vragen aan de nieuwe Vlaamse Regering ➲ Gelijkschakeling van de investeringtoelage voor universiteiten via bijkomende middelen en niet via een herverdeling voor alle universiteiten naar het Vlaamse gemiddelde. ➲ Politieke en financiële steun voor de ontwikkeling van een VUB-ULB Library & Learning Center. ➲ Erkennen van de maatschappelijke functie van het VUB-zwembad binnen Brussel en subsidiëring van de renovatie van het VUB-zwembad. ➲ Politieke steun voor de realisatie van een nieuw gebouw voor kinderopvang te Jette, in het kader van het brede project “Huis van het Kind”.
We vragen aan de nieuwe Brusselse Regering ➲ Politieke en financiële steun voor de ontwikkeling van een VUB-ULB Library & Learning Center. ➲ Erkennen van de maatschappelijke functie van het VUB-zwembad binnen Brussel en subsidiëring van de renovatie van het VUB-zwembad.
We vragen aan de nieuwe Federale Regering ➲ Om de Vrije Universiteit Brussel voldoende te betrekken in de discussies rond de herbestemming van de kazernes van de federale politie aan de Generaal Jacqueslaan. ➲ Inspanningen om de renovatie van het Koninklijk Conservatorium Brussel spoedig te laten starten.
35
6. Universitair Ziekenhuis Brussel Het Universitair Ziekenhuis Brussel streeft op regionaal, nationaal en internationaal vlak naar een totaalpakket aan erkende gezondheidsdiensten van de hoogste kwaliteit dat zowel basisgeneeskundige zorg als spitstechnologie omvat en toegankelijk is voor iedereen. Daarnaast oefent het Universitair Ziekenhuis Brussel ook een onderwijsopdracht uit en organiseert het wetenschappelijk onderzoek. Het universitair ziekenhuis vervult met andere woorden naast haar academische opdracht ook een belangrijke sociaal maatschappelijke rol, onder meer als ankerpunt voor de Nederlandstalige patiënten uit de regio. De meest recent uitgevaardigde besparingsmaatregelen van de overheid in de ziekenhuissector zullen echter een grote impact op de werking van het UZ Brussel hebben. In 2014 zal het UZ Brussel, naast de oorspronkelijke voorziene besparingen ten belope van 8 miljoen euro, bijkomend 7 miljoen euro middelen moeten ontberen. In totaal zullen de opeenvolgende besparingen van de voorbije jaren geleid hebben tot een recurrente jaarlijkse budgetbeperking voor het ziekenhuis van om en bij de 15 miljoen euro. Daardoor dreigt het UZ Brussel in 2014 voor het eerst sinds lang tegen een deficitair bedrijfsresultaat aan te kijken. De bijkomende besparingsmaatregelen wegen vooral voor de universitaire ziekenhuizen extra zwaar door. De samenloop van besparingen, samen met de reeds lang bestaande onderfinanciering van de Universitaire Ziekenhuizen, dreigt de academische opdrachten van de universitaire ziekenhuizen te hypothekeren. Hoewel het UZ Brussel vandaag niet behoort tot de groep van structureel ongezonde en bedreigde ziekenhuizen wil het, gezien zijn maatschappelijke en academische opdracht, niet terecht komen in een deficitaire situatie. De Vrije Universiteit Brussel vraagt daarom dat de overheid zich zou bezinnen over de besparingsvoorstellen in de ziekenhuissector en zich daarbij bewust zou worden van de precaire situatie die hierdoor ontstaat voor de universitaire ziekenhuizen. Om hun academische opdracht te kunnen blijven vervullen is bijkomende financiering noodzakelijk.
36
We vragen aan de nieuwe Federale Regering ➲ Waarborgen van de academische opdrachten van het universitair ziekenhuis door een halt toe te roepen aan de opeenvolgende besparingen en door via bijkomende financiering de reeds lang bestaande onderfinanciering van de universitaire ziekenhuizen ongedaan te maken.
37
38
39
al 03-14/150 ex.
Vrije Universiteit Brussel | Pleinlaan 2 | 1050 Brussel