Vrije Universiteit Brussel
Metropolitaan kerngebied: Ruggengraat voor een sterke kenniseconomie? Vandaele, Wiet; Vanderstraeten, Geoffrey; Meijers, Evert; Van Meeteren, Michiel; Boussauw, Kobe; Sansen, Joren; Storme, Tom; Louw, Erik; Derudder, Ben; Witlox, Frank Published in: Ruimte
Publication date: 2015 Document Version Early version, also known as pre-print Link to publication
Citation for published version (APA): Vandaele, W., Vanderstraeten, G., Meijers, E., Van Meeteren, M., Boussauw, K., Sansen, J., ... Witlox, F. (2015). Metropolitaan kerngebied: Ruggengraat voor een sterke kenniseconomie?. Ruimte 28 (blz. 50-53).
General rights Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal Take down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.
Download date: 11. jul. 2016
Metropolitaan Kerngebied: ruggengraat voor een sterke kenniseconomie? Onderzoek en visievorming naar het kanaliseren van bevolkingsgroei en bijbehorende stedelijke ontwikkeling voor de uitbouw van een economisch performante stedelijke agglomeratie
In de gemondialiseerde diensten- en kenniseconomie zijn steden opnieuw belangrijke groeipolen. Waar men tot ver in de jaren ‘80 nog sprak van 'de stedelijke crisis', staat de stad als motor van groei weer hoog op de onderzoeks- en beleidsagenda’s. In de steden vindt de grootste economische groei plaats, is meer tewerkstelling en komen de meeste innovaties tot stand. Wiet Vandaele I Geoffrey Vanderstraeten I Ruimte Vlaanderen, afdeling Juridische en Beleidsontwikkeling Evert Meijers IMichiel van Meeteren I Kobe Boussauw I Joren Sansen I Tom Storme I Erik Louw I Ben Derudder I Frank Witlox I Consortium UGent-VUB-TU Delft
Tot de beginjaren van het nieuwe millennium waren voorspellingen over de ‘death of distance’ legio. Door de opmars van nieuwe communicatietechnologieën zouden afstand en nabijheid weinig rol meer spelen. Wat nieuwe technologieën echter extra in de verf zetten, is het feit dat persoonlijke interactie voor veel economische activiteiten fundamenteel is en blijft. Al dan niet tijdelijke clustering, een minimale dichtheid en dito voorzieningenniveau blijven belangrijke condities voor economisch succes. Dergelijke condities vinden we vooral in stedelijke omgevingen. Vanuit ruimtelijk-economisch standpunt zijn grotere agglomeraties steeds ‘beter’: hoe groter de functionele stad, hoe meer kansen er zijn op interessante jobs en hoe groter het aanbod aan gespecialiseerde voorzieningen (lees: opera’s, musea, universiteiten,…). Dat zijn belangrijke randvoorwaarden om hooggeschoolde, kosmopolitische werknemers aan te trekken. Vanuit werkgeversperspectief biedt een grotere stad ook een grotere, meer diverse en gespecialiseerde ‘pool’ aan werknemers, een grotere afzetmarkt en meer gespecialiseerde infrastructuur. Bovendien zijn er meer opportuniteiten voor horizontale en verticale samenwerking tussen bedrijven. Niet alle steden hebben dezelfde potenties om zich te ontwikkelen tot tewerkstellingscentra of innovatiepolen. De Vlaamse steden zijn relatief klein, zeker vanuit internationaal perspectief. Elk apart komt geen Vlaamse stad in de buurt van de minimale bevolkingsomvang die bijdraagt aan het floreren van belangrijke metropolen als Londen, Parijs en New York. Nochtans bestaat er wellicht een onderdrempel, een ‘kritische massa’ dus, die als noodzakelijk wordt beschouwd voor productiviteit, specialisatie en innovatie.
De krachten bundelen Om een significante positie in te nemen in de wereldeconomie, en bewoners en bedrijven optimale ontplooiingsmogelijkheden te bieden, zullen de Vlaamse steden meer agglomeratievoordelen moeten weten te organiseren. De vraag is hoe? Het lijkt weinig wenselijk om in te zetten op de ontwikkeling van één groot aaneengegroeid stedelijk gebied. Dergelijke omgevingen, zoals de Aziatische of Amerikaanse megasteden, laten namelijk heel wat te wensen over op het vlak van milieu- en woonkwaliteit, congestie en ‘leefbaarheid’. Een gepaste functionele integratie van verschillende nabijgelegen stedelijke regio’s binnen Vlaanderen, maar ook in interactie met stedelijke regio’s over de gewest- en landsgrenzen heen (niet in het minst met Brussel), geniet daarom de voorkeur. Het kan zorgen voor de ontwikkeling van levendige stedelijke plekken met een complementair en divers pakket van hoogwaardige voorzieningen en woon- en werkmilieus. Tegelijkertijd biedt de kleinschaligheid van stedelijke kernen mogelijkheden op vlak van levenskwaliteit, door nabijheid van voorzieningen en open ruimte. Het departement Ruimte Vlaanderen liet twee studieopdrachten uitvoeren, getiteld ‘Kritische massa’ en ‘Topvoorzieningen’, om te onderzoeken in welke mate de potenties er zijn en benut worden in het centrale verstedelijkte deel van Vlaanderen om die agglomeratievoordelen te organiseren. Deze regio wordt in de beleidsnota van de minister van Omgeving geïdentificeerd als belangrijk ontwikkelingsgebied met de naam ‘Metropolitaan Kerngebied’ en omvat o.a. de steden Antwerpen, Brussel, Gent, Leuven en Mechelen. Een groot deel van de toekomstige bevolkingsgroei in Vlaanderen en Brussel komt in dit gebied terecht, het biedt werk aan een groot deel van de Belgen en beschikt over heel wat hoogwaardige voorzieningen. Bovendien wordt het gebied gekenmerkt door een hoge dichtheid aan infrastructuren, in bijzonder voor openbaar vervoer, en beschikt het met de luchthaven Brussel Nationaal en HST-stations over verschillende internationale toegangspoorten. In de belangrijke OV-knooppunten in dit gebied is het dan ook wenselijk een ambitieus ontwikkelingsprogramma te formuleren en zo als sterke ruimtelijke ruggengraat voor een Vlaanderen als competitie regio in de wereldeconomie te fungeren.
Onderzoeken kritische massa en topvoorzieningen ‘Kritische Massa’ onderzocht in hoeverre de stedelijke regio’s in het Metropolitaan Kerngebied over voldoende omvang beschikken en welke ruimtelijke ontwikkeling kan bijdragen aan het functioneren als economisch performante agglomeratie. ‘Topvoorzieningen’ analyseerde voor een aantal sectoren de ruimtelijke spreiding en concentratie van voorzieningen van internationale allure, zowel binnen Vlaanderen als in vergelijkbare (Europese) monocentrische gebieden. Meer bepaald werden voor de sectoren Sport, Cultuur, Toerisme, Kennis en Zorg ‘topvoorzieningen’ gedefinieerd, geoperationaliseerd, geïnventariseerd, gekarteerd en geanalyseerd. Drempels gehaald, echte top ontbreekt Uit eerder onderzoek bleek de minimaal wenselijke omvang van een volgroeide metropoolregio ongeveer 1,5 miljoen inwoners, wil deze een rol van betekenis spelen in de mondiale kenniseconomie. Desondanks is vanuit economisch perspectief het streven naar een grotere functionele metropoolregio wenselijk, door beter functionerende arbeidsmarkten en een toegenomen kans op clustervorming. In combinatie met voorwaarden als leefbaarheid en maximale pendelbereidheid, kan gesteld dat een
economisch performante agglomeratie ook voldoende compact moet zijn, intern en extern goed geconnecteerd en zo weinig mogelijk afhankelijk van – minder duurzaam – transport over de weg. Als inwonersaantallen van de stedelijke regio’s in het Kerngebied samengeteld worden (samen meer dan vijf miljoen), hoeft het geen betoog dat die minimale massa beschikbaar is. Samen met een goede interne connectiviteit verklaart dit waarom het gebied ook in internationale vergelijkingen goed scoort op vlak van economische prestaties. Kijken we naar voorzieningenniveau, zien we dat Vlaanderen in de onderzochte sectoren internationaal hoog scoort, en binnen een aantal niches tot de Europese top behoort (toeristisch potentieel, kennis). Over de gehele linie beschikt het Kerngebied echter over minder topvoorzieningen dan men zou verwachten van een agglomeratie van vijf miljoen inwoners. Voor culturele evenementen en faciliteiten van wereldklasse (muziekconcerten, operahuizen) of sportieve topevenementen scoren we lager dan we op basis van een internationale vergelijking inschatten. Nochtans spelen dergelijke topvoorzieningen een belangrijke rol in het zich profileren als een aantrekkelijke metropool. Belangrijke verklaring is dat Vlaanderen een diepgewortelde traditie kent in het lokaal aanbieden van een toegankelijk en volledig voorzieningenpakket. Zo’n ‘dicht-bij-de-mensen-beleid’ zien we binnen de sectoren zorg, onderwijs, sport en cultuur. In de praktijk betekent dit dat het voorzieningenniveau afgestemd wordt op de omvang van plaatsen. Dit biedt tal van voordelen, maar heeft als keerzijde dat topvoorzieningen met internationale allure moeizaam een voedingsbodem vinden. Interactie tussen stedelijke regio’s: zaak van overlap en gelaagdheid Hoewel het Kerngebied als ‘geheel’ de minimale drempels haalt, is de vraag in welke mate dit gebied nu als een samenhangend geheel functioneert. In ‘Kritische Massa’ werden daarom regionale woonmarkten, jobgeografie en het transportsysteem met elkaar geconfronteerd. Om de massa te vergroten zijn overlappingen en gelaagdheden tussen arbeidsmarktgebieden en regionale woonmarkten bijzonder relevant. Het gaat immers om de plekken (‘overlapgemeenten’) waar versterking van de woonmarkt kan leiden tot gelijktijdige versterking van de arbeidsmarkt van meerdere stedelijke regio’s in het Kerngebied. Als we de toekomstige bevolkingsgroei in het Kerngebied willen inzetten om woon- en arbeidsmarkt van de regio te versterken, zijn gemeenten waartussen nu al overlap en gelaagdheid bestaat de meest interessante plekken. De gemeenten tussen Antwerpen en Brussel rondom Mechelen zijn een belangrijk voorbeeld. Daarnaast zijn gemeenten interessant die deze overlapping en gelaagdheid vandaag niet vertonen, maar op grond van hun ligging en bereikbaarheid op termijn wel zouden kunnen krijgen (Dendermonde, Lokeren). Gefocuste en gefaseerde ontwikkeling Een te ruime omschrijving van het Kerngebied heeft als gevaar een te verspreide ontwikkeling die te weinig agglomeratievoordelen genereert. Om de massa binnen het Kerngebied optimaal in te zetten moet er juist een gerichte focus zijn, waarbij een beperkt aantal goed OV-ontsloten groeikernen worden geselecteerd, om zo een compacte ontwikkeling te faciliteren. Uit de woonmarkt-analyse blijken agglomeratievoordelen zich voornamelijk op de as AntwerpenBrussel in de bouwgrondprijzen te reflecteren, met een uitloper in de Voorkempen en een eiland van hogere prijzen rond Gent. Dit vertaalt zich in een Brusselse en Antwerpse woonmarkt die samen een
erg groot gebied bedekken, dat een belangrijke economische ontwikkelingsas vormt. De Leuvense woon- en arbeidsmarkt maakt duidelijk deel uit van dit centrale gebied, maar het statuut van Gent en tussengebieden (Sint-Niklaas, Aalst, Dendermonde) is minder duidelijk. De goede spoorverbindingen leveren wel een argument voor verdere ontwikkeling en verdichting. De studie stelt voor de gewenste compacte ontwikkeling te faseren, te beginnen met knooppunten binnen de agglomeraties van Brussel en Antwerpen en de as ertussen. Een gerichte exploitatie van het OV-netwerk moet gecombineerd worden met een rigoureuze selectie van ontwikkelingslocaties. In een later stadium kan dit gebied opgerekt worden richting Lokeren, Dendermonde en Gent. Dergelijk gefaseerd ontwikkelingsmodel oefent permanent druk uit op grond-, woon- en kantorenmarkten en levert zo een prikkel om hoogwaardiger, denser en efficiënter te ontwikkelen.
Topvoorzieningen stimuleren Dergelijk ontwikkelingsperspectief moet samenvallen met het stimuleren van topvoorzieningen. Aandacht gaan naar lokale inbedding en lokaal gebruik van de voorziening, om de duurzaamheid ervan te garanderen. In veel sectoren zien we een tendens naar opschaling of wordt minstens de noodzaak onderschreven. Beleidsaanbevelingen voor het stimuleren van topvoorzieningen richten zich op de ruimtelijke condities daarvoor. We onderscheiden drie leidende principes: (1) Van duplicatie naar complementariteit Streven naar ‘complete steden’ (in concurrentie, wat leidt tot dubbel aanbod) zou, wat topvoorzieningen betreft, beter ingeruild worden voor een streven naar een volledig aanbod aan topvoorzieningen op het niveau van het Kerngebied. De studie toont dat de verschillende steden een verschillende aantrekkingskracht hebben op topvoorzieningen die kan worden benut. (2) Van nabijheid tot bereikbaarheid De status topvoorziening vereist een belangrijke stedelijke massa binnen een redelijke reistijd. Dit vraagt betere afstemming tussen ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen. De plekken gekenmerkt door een ‘bereikbaarheidspiek’ met het OV zijn het meest geschikt om topvoorzieningen te lokaliseren. Een ‘metropolitaan vervoerssysteem’ moet gericht zijn op die pieken. (3) Van fragmentatie naar integratie De polycentrische structuur van het Kerngebied maakt dat de vereiste kritische massa voor topvoorzieningen wel bestaat, maar gefragmenteerd is. Een verdere integratie van steden leidt tot een beter topvoorzieningenpeil. Basisvereisten zijn een goede verbindende infrastructuur en het ontwikkelen van een regionale oriëntatie bij bestuurders.
Tot slot Toen eind jaren ‘90 de Vlaamse Ruit als planningsconcept werd gelanceerd werd er reeds op gewezen dat centraal-Vlaanderen alle kenmerken had van een functionele metropool, behalve de bijhorende verbeelding en dito samenwerking. Twintig jaar later zien we dat grote steden alleen nog maar
belangrijker zijn geworden, maar dat in Vlaanderen de omslag in het denken om die metropool ook ten dienste van economie en ecologie te ontwikkelen nog altijd niet is gemaakt. Het studiewerk laat zien dat er met gecoördineerde investeringen en samenwerking tussen de Vlaamse steden, Brussel en een federaal instituut als de NMBS nog veel kritische massa en topvoorzieningen voor Vlaanderen en omstreken te winnen zijn. Dat vraagt om een omslag in het denken waarin verdelende rechtvaardigheid wellicht op een hoger schaalniveau wordt geïnterpreteerd. Op haar beurt vraagt dat weer om een grootschaliger metropolitane ruimtelijke verbeelding en identiteit.
Van Meeteren, M., Boussauw, K., Sansen, J., Storme, T., Louw, E., Meijers, E., De Vos, J., Derudder, B. & Witlox, F., (2015). Syntheserapport Kritische Massa, uitgevoerd in opdracht van Ruimte Vlaanderen. http://www.ruimtevlaanderen.be/NL/Diensten/Onderzoek/Studies Storme, T., Meijers, E., van Meeteren, M., Sansen, J., Louw, E., Koelemaij, J., Boussauw, K., Derudder, B., Witlox, F. (2015). Syntheserapport Topvoorzieningen, uitgevoerd in opdracht van Ruimte Vlaanderen. http://www.ruimtevlaanderen.be/NL/Diensten/Onderzoek/Studies Sansen, J., Storme, T., Meijers, E., van Meeteren, M., Louw, E., Koelemaij, J., Boussauw, K., Derudder, B., Witlox, F. (2015). Atlas der Topvoorzieningen, uitgevoerd in opdracht van Ruimte Vlaanderen. http://www.ruimtevlaanderen.be/NL/Diensten/Onderzoek/Studies Van Meeteren, M., Boussauw, K., Sansen, J., Storme, T., Louw, E., Meijers, E., De Vos, J., Derudder, B. & Witlox, F., (2015). Verdiepingsrapport Kritische Massa, uitgevoerd in opdracht van Ruimte Vlaanderen. http://www.ruimtevlaanderen.be/NL/Diensten/Onderzoek/Studies Storme, T., Meijers, E., van Meeteren, M., Sansen, J., Louw, E., Koelemaij, J., Boussauw, K., Derudder, B. & Witlox, F., (2015). Verdiepingsrapport Topvoorzieningen, uitgevoerd in opdracht van Ruimte Vlaanderen. http://www.ruimtevlaanderen.be/NL/Diensten/Onderzoek/Studies