Brandweer Sliedrecht postadres: Postbus 16, 3360 AA Sliedrecht bezoekadres: Middeldiepstraat 44, 3361 VT Sliedrecht, tel. (0184) 480140, fax. (0184) 421949
Vraag en antwoord gebruiksvergunningen en brandpreventie.
Pagina 1
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraag
Inhoud
Vraag
Blz.
Mag een vluchtdeur naar binnen draaien en hoeveel personen mogen door naar binnen draaiende vluchtdeur? Wat wordt er bedoeld met “zonder gebruikmaking van losse voorwerpen” te openen zijn? Voor welke opslag van gevaarlijke stoffen is een gebruiksvergunning vereist? (bij welke hoeveelheid zie bladzijde 15) Welke leges dienen te worden berekend als er sprake is van een “grote inrichting” maar er staat maar een klein gebouw, bijvoorbeeld tankstation? Heeft elk gebouw van een bedrijf apart een gebruiksvergunning nodig? Moet de noodverlichting zijn aansloten op een eigen zekeringgroep? Mag een vluchtdeur ook voor andere doeleinden gebruikt worden? Moet bij de brandweersleutelbuis op de gevel een bordje met het pictogram “Sleuteltje” worden aangebracht? Welke driehoeks-sleutelafmetingen voor de brandweerresetknop in de brandmeldcentrale gebruikt de brandweer Sliedrecht (aanwezigheid brandweerresetknop)? Moet vluchtwegaanduiding altijd branden?
3
Welke kwaliteit moet een niet-geëiste brandmeld-/ontruimingsinstallaties hebben? Bij welke hoeveelheid van een opgeslagen brandgevaarlijke stof is het noodzakelijke een gebruiksvergunning aan te vragen? Is een ontruimingsalarminstallatie altijd in geval van bestaande bouw noodzakelijk bij een gebouw met 2 verdiepingen? Procedure toepassing bestuursdwang met spoed. Protocol uitvoering eenvoudige brandproef Richtlijn gebruik brandweersleutelbuis Mag de ruimte/hal voor de liften waarop toegangsdeuren van woningen uitkomen worden gezien/aangemerkt als een sluis voor de brandweerlift? Moet een toegangsdeur van een wooneenheid in een verzorgingstehuis zelfsluitend zijn?
Pagina 2
4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 15 22 23 24 25 26 27
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraag
Vraag: Mag een vluchtdeur naar binnen draaien en hoeveel personen mogen door naar binnen draaiende vluchtdeur? Voorschriften: Nieuwbouw
Bestaande bouw
Afdeling 2.19, §2.19.1, artikel 2.171 Bouwbesluit
Afdeling 2.19, §2.19.2, artikel 2.180 Bouwbesluit
Basiseis, lid 1: vluchtdeur moet in de vluchtrichting draaien
Basiseis, Lid 1: Vluchtdeur moet in de vluchtrichting draaien als het totale oppervlak van de, op deze deur, aangewezen rookcompartimenten groter is dan het oppervlak genoemd in tabel 2.175.
Uitzondering lid 2: Onder het genoemde oppervlak in tabel 2.166 is de draairichtingseis niet aanwezig. Relatie rookcompartiment lid 3: De toegangsdeur van een rookcompartiment (artikel 2.148 lid 4) groter dat het oppervlak genoemd in tabel 2.145.2 en alle deuren in de rookvrije vluchtroute moeten in de vluchtrichting draaien.
Relatie rookcompartiment lid 2: De toegangsdeur van een rookcompartiment (artikel 2.152 lid 3) groter dat het oppervlak genoemd in tabel 2.1502 en alle deuren in de rookvrije vluchtroute moeten in de vluchtrichting draaien.
Nieuwbouw
Bestaande bouw
Afdeling 2.17, §2.19.1, artikel 2.146 lid 8 Bouwbesluit
Afdeling 2.17, §2.19.2, artikel 2.176 Bouwbesluit
Opm.: ingeval van nieuwbouw naar binnen draaiende vluchtdeur alleen toegestaan bij kleine gebruiksoppervlakten (zie antwoord vraag 1).
Opm. Dit artikel geeft alleen de minimale breedte en hoogte van de vrije doorgang in een vluchtroute.
Conclusie: - Bij bezettingsgraad B1 draairichting in vluchtrichting - Afhankelijk van de gebruiksfunctie zie tabel 2.145.1
De toelichting bij dit artikel legt een directe relatie tussen de breedte van de doorgang en het gebruik., namelijk het aantal personen dat er in de aangrenzende ruimten mogen. Gebruiksbeperking opleggen via gebruiksvergunning. Artikel 6.1.1 Bouwverordening. Er wordt in de Bouwverordening geen verdere berekeningsmethode gegeven. Derhalve als onderbouwing gebruiken de Algemene Richtlijnen Ontvluchting en Redding (A.R.O.R.). Deze stelt dat er door deze deur niet meer dan 25 personen mogen.
Antwoord: In principe alleen toegestaan afhankelijk van de bezettingsgraad en functie zie tabel 2.166 (bijvoorbeeld B1 30 m2, B2 75 m2). In een oude (bestaande) situatie is er een ruimer oppervlak van kracht, zie tabel 2.175 van het bouwbesluit (bijvoorbeeld bijeenkomstfunctie geen sport 300 m2). In een nieuwe situatie is een naar binnen draaiende deur alleen toegestaan in een situatie waarbij er weinig gebruikers in de ruimte aanwezig zijn. De bezettingsgraad bepaald het maximaal aantal gebruikers. In een bestaande situatie is het aantal gebruikers per ruimte relevant. Hierbij wordt er een relatie gelegd met de A.R.O.R. die stelt dat er maximaal 25 personen door zo een deur mogen.
Pagina 3
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraag
Vraag: Wat wordt er bedoeld met “zonder gebruikmaking van losse voorwerpen” te openen zijn? Voorschriften: Nieuwbouw
Bestaande bouw
Afdeling 2.18, §2.18.1, artikel 2.154 Bouwbesluit
Afdeling 2.18 §2.18.2, artikel 2.161 Bouwbesluit
Basiseis, lid 1: geen deuren met sleutels in de vluchtroute.
Zie nieuwbouw
Opm.: er wordt in de toelichting geen nadere definitie voor het begrip sleutels gegeven. In publicaties wordt aangegeven dat een panieksluiting dringend wordt aanbevolen bij ruimten met vele personen. Een knopcilinder is toegestaan in kantoren.
Antwoord: In het Bouwbesluit wordt het woorden “zonder sleutels“. De woorden “knopcilinder” en “panieksluiting” worden niet genoemd. Echter de geest van het voorschrift is dat er een onbelemmerde ontvluchting mogelijk moet zijn. Indien er veel personen door een deur moeten kunnen moet deze, ook als het slot onder spanning staat, te openen zijn. Daar waar veel bezoekers/gebruikers aanwezig zijn “panieksluiting” of “paniekslot” toepassen (b.v. discotheek, horecagelegenheid).
Pagina 4
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraag
Vraag: Voor welke opslag van gevaarlijke stoffen is een gebruiksvergunning vereist? Voorschrift: Vergunningplicht: Artikel 6.1.1 lid 1 van de Bouwverordening regelt de verplichting tot het hebben van een gebruiksvergunning voor een bouwwerk. Criteria: Eén van de criteria wordt genoemd in lid 1b en luid: “bedrijfsmatig de stoffen zullen worden opgeslagen die in de Regeling Bouwbesluit materialen zijn omschreven als brandbaar, brandbevorderend en bij brand gevaar opleverend;”
Antwoord: In het voorschrift Artikel 6.1.1 lid 1b staan een tweetal essentiële onderdelen, namelijk bedrijfsmatig en Regeling Bouwbesluit materialen. In de Regeling Bouwbesluit materialen worden geen hoeveelheden genoemd. Een gebruiksvergunning is verplicht indien aan een drietal voorwaarden wordt voldaan: - Er moet sprake zijn van een bedrijfsmatige opslag. - De opgeslagen stoffen moeten genoemd zijn in de Regeling Bouwbesluit materialen. - Voldoende hoeveelheid aanwezig zijn. Dit is niet nader ingevuld en per situatie worden beoordeeld. Regel, huishoudelijke hoeveelheid in klein verpakking is niet vergunningplichtig.
Pagina 5
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraag
Vraag: Welke leges dienen te worden berekend als er sprake is van een “grote inrichting” maar er staat maar een klein gebouw, bijvoorbeeld tankstation? Voorschrift: Legesberekening: Artikel VIII lid J van de Legesverordening regelt de legesberekening voor een gebruiksvergunning. Criteria: De hoogte van de leges is gekoppeld aan het oppervlakte van een bouwwerk (lid 1) en ingeval van een wijziging aan de vergroting (> 10%) van een inrichting.
Antwoord: Als er sprake is van een tankstation zijn de brandstoffen opgeslagen in grote ondergrondse soms bovengrondse opslagtanks. Hiervan kan geen specifiek (grond-) oppervlak worden berekend. Alleen het grondoppervlak van alle opstallen zijn maatgevend voor de legesberekening. Onder deze opstallen vallen alle bouwwerken, zoals de winkel-/kassagebouw, eventuele opslagruimte, grondoppervlak luifel of als er geen luifel is het grondoppervlak van de pompen. De ondergrondse- en bovengrondse opslagtanks worden niet meegerekend. Opmerking: Overigens hebben dit soort bedrijven altijd een Milieuvergunning nodig. Ook hiervoor zijn leges verschuldigd
.
Pagina 6
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraag
Vraag: Heeft elk gebouw van een bedrijf apart een gebruiksvergunning nodig? Voorschrift: Grondslag: Artikel 6.1.1 van de Bouwverordening regelt de (gebruiks-)vergunningplicht. Criteria: Lid 1 gebruikt de omschrijving “een bouwwerk in gebruik hebben”.
Antwoord: Het voorschrift heeft het over een bouwwerk. Dit is enkelvoud en suggereert dat voor elk bouwwerk (dus gebouw) een aparte gebruiksvergunning vereist zou zijn. Dit houdt tevens in dat per bouwwerk moet worden getoetst of deze valt binnen de genoemde criteria in artikel 6.1.1. van de Bouwverordening en derhalve wel onder de vergunningplicht valt. Opmerking: Voor de legesberekening moet het totale oppervlakte van alle tot die gebruiksvergunning behorende gebouwen worden gerekend.
Pagina 7
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraag
Vraag: Moet de noodverlichting zijn aansloten op een eigen zekeringgroep? Voorschriften: Nieuwbouw:
Bestaande bouw:
Grondslag: Volgens artikel 2.49 leden 1 en 2 van het Bouwbesluit moet de voorziening van electriciteit en noodstroom voldoen aan bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften. Artikel 1.4 van de ministeriële regeling stelt dat de electrische installaties moeten voldoen aan de NEN 1010, uitgave 1962. De NEN 1010 stelt geen eis dat een noodverlichting op gebruiksgroep moet worden aangesloten. Artikel 2.59 Bouwbesluit regelt de aanwezigheidplicht. Artikel 2.60 Bouwbesluit de eisen noodverlichting (b.v. 1 lux/m2)
Grondslag: Volgens artikel 2.55 van het Bouwbesluit moet de voorziening van electriciteit en noodstroom voldoen aan bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften. Artikel 2.66 Bouwbesluit regelt de aanwezigheidplicht. Artikel 2.67 Bouwbesluit de eisen noodverlichting (b.v. 1 lux/m2) ---- Zie verder bij nieuwbouw ----
Antwoord: Neen, noodverlichting moet niet op een aparte zekeringsgroep worden aangesloten. Het is zelfs aan te raden de noodverlichting op een gebruiksgroep aan te sluiten. Zo wordt een defecte zekering snel ler gesignaleerd en staan de noodverlichtingsarmaturen zo kort mogelijk zonder spanning zodat de werking ook in de toekomst gewaarborgd kan zijn. Opmerking: Om een goede controle op de werking te kunnen uitvoeren wordt aangeraden op de installatie van noodverlichtingsarmaturen met een zogenaamde resetknop.
Pagina 8
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraag
Vraag: Mag een vluchtdeur ook voor andere doeleinden gebruikt worden? Voorschriften: Nieuwbouw:
Bestaande bouw:
Grondslag: Het gebruik van uitgangen en vluchtwegen wordt geregeld in artikel 1 van bijlage 4 van de Bouwverordening. Deze bijlage is van toepassing via de artikel 6.1.1 en 6.2.1 van de Bouwverordening.
geen voorschriften zie nieuwbouw
Criteria: In het genoemde voorschrift wordt alleen geregeld dat de vluchtweg (dus deur) altijd vrij en bruikbaar moet zijn.
Antwoord: De voorschriften geven niet aan dat een vluchtdeur niet voor andere doeleinden mag worden gebruikt. Echter door dit andere gebruik mag het vluchtdoel van de deur niet in gevaar komen.
Pagina 9
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraag
Vraag: Moet bij de brandweersleutelbuis op de gevel een bordje met het pictogram “Sleuteltje” worden aangebracht? Voorschrift: Er is al alleen een verplichting tot aanwezigheid van een brandweersleutelbuis als op enig voorschrift een brandmeldcentrale vereist is. De reden hiervan is dat er bij een geëiste brandmeldcentrale een snelle inzet van de brandweer mogelijk zal zijn. Een voorwaarde is dan wel dat er zo snel mogelijk “water op het vuur” moet kunnen worden gebracht. Een snelle toetreding kan dan alleen worden gewaarborgd indien een brandweersleutelbuis aanwezig is.
Antwoord: Neen, dit opschrift is niet verplicht. Mede uit veiligheidsoverwegingen (inbraak) niet aanbrengen.
Pagina 10
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraa
Vraag: Welke driehoeks-sleutelafmetingen voor de brandweerresetknop in de brandmeld-centrale gebruikt de brandweer Sliedrecht (aanwezigheid brandweerresetknop)? Voorschriften: Nieuwbouw:
Bestaande bouw:
Grondslag: Paragraaf 6 van de Bouwverordening (nieuw) regelt de voorschriften inzake brandveiligheidsinstallaties. Deze voorschriften verwijzen naar de NEN 2535. Artikel 6.5.1.15 van de NEN 2535 geeft de afmetingen aan van de voorziening voor het gebruik van een driehoekssleutel.
In de bestaande installaties is er nog geen eis voor de aanwezigheid van een brandweerresetknop.
Antwoord: Voorziening voor een sleutel passend op een verzonken aangebrachte driekante pen met zijden van 8 mm binnen een rand met een binnenmiddellijn van 17 mm. Let op: De sleutel heeft een driekant gat van 10 mm x 10 mm x 10 mm.
Pagina 11
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraa
Vraag: Moet vluchtwegaanduiding altijd branden? Voorschrift: Grondslag: Op grond van artikel 2.6.9 lid 1 van de Bouwverordening (nieuw) moet in zowel bestaande als nieuwe situaties een vluchtwegaanduiding aanwezig zijn in de gebruiksfuncties beschreven in bijlage 12 van de Bouwverordening. Lid 2 van het zelfde artikel verplicht de aansluiting van de vluchtwegaanduiding op een noodstroomvoorziening als deze noodstroomvoorziening op grond van enig voorschrift geëist wordt. Voorts moet met de zichtbaarheidsaspecten rekening worden gehouden volgens de NEN 1838 uitgave 1999.
Antwoord: Ja, indien het om een donkere ruimte gaat en hierin zijn personen aanwezig dan moet de vluchtwegaanduiding branden. Ook moet, indien er noodverlichting aanwezig, de vluchtwegaanduiding van een noodstroomvoorziening zijn voorzien die bij stroomuitval een uur blijft branden.
Pagina 12
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraa
Vraag: Welke kwaliteit moet niet-geëiste brandmeld-/ontruimingsinstallaties hebben? Probleemstelling: Het komt voor dat er door eigenaren niet-geëiste installaties met door melding naar de gemeenschappelijke meldcentrale (in Dordrecht) worden aangebracht in gebouwen. Dit kan bijvoorbeeld omdat de verzekering dit wenst. Hierbij bestaat de mogelijk dat een installatie niet wordt aangebracht conform de van overheidswege geldende voorschriften. De brandweer kan in die situatie geconfronteerd worden met foutieve of onduidelijke meldingen. Dit legt een ongewenste belasting op aan de brandweerorganisatie. Antwoord: Ingeval van een niet-geëiste installatie met doormelding naar de gemeenschappelijke meldcentrale moet deze voldoen aan de geldende overheidsvoorschriften. Hiervoor mag het geodkopere doormeldingssysteem SM40 (voorkeur SM88) gebruik worden. Tevens dient de eigenaar installatie-tekeningen te overleggen aan de brandweer. Toelichting: De brandweer mag niet geconfronteerd worden met foutieve en onvolledige meldingen. Dit kan een inzet ernstig vertragen, hetgeen weer gevolgen kan hebben voor het beheersbaar krijgen van de calamiteit. De brandweer moet bij een uitruk naar een gebouw met een brandmeldinstallatie een zo vertouwd mogelijke installatie-omgeving aantreffen met alle voor hen gebruikelijke componenten, zoals bijvoorbeeld brandmeldpaneel, resetschakelaar en indicatoren. Ondanks dat er bij een niet-geëiste installatie geen bestuursrechtelijke sanctie mogelijk is kan er wel privaatrechtelijk een beperking opgelegd worden, bijvoorbeeld ontkoppeling doormelding.
Pagina 13
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraa
Vraag: Wie is verantwoordelijkheid voor de brandmeld-/ontruimingsinstallaties Probleemstelling: De eigenaar van een gebouw “voelt” zich niet onderhoudsplichtig voor brandveiligheidsinstallatie-voorzieningen die in de verhuurde onderdelen van het gebouw zijn aangebracht. Hierdoor heeft de brandweer een probleem met de controle op de geëiste kwaliteit van de gehele brandveiligheidsinstallaties. Gebouwen waar dit bijvoorbeeld het geval is, zijn winkelcentra en bedrijfsverzamelgebouwen. Antwoord: De brandweer ziet de eigenaar als installatie-verantwoordelijke voor de gehele gemeenschappelijke brandveiligheidsinstallatie en zal deze ook daadwerkelijk aanschrijven indien er onderdelen (ook in de verhuurde gedeelten), na een inspectie, niet in orde blijken te zijn. Indien een winkelorganisatie in een winkelcentrum zelf een brandmeld- en/of een ontruimingsinstallatie heeft geïnstalleerd, is deze zelf verantwoordelijk voor deze installatie en zal door de brandweer, indien nodig, hiervoor worden aangesproken. Toelichting: De eigenaar heeft de gemeenschappelijke installaties tijdens de bouw van het gebouw aangebracht. Deze investering maakt onder andere deel uit van de vaste huur component voor de huurberekening. Voorts is deze installatie aard en nagelvast aan het gebouw gemonteerd en moet als eigendom van de eigenaar worden beschouwd. Bescherming van de installatie vindt plaats via het huurkontrakt. Hierdoor kunnen wijzigingen door de huurder altijd pas plaatsvinden na goedkeuring van de eigenaar. Voor de onderhoudskosten kan de eigenaar binnen de huurstelling de servicekosten-component gebruiken. Deze kunnen (moeten) achteraf aan de huurder verantwoord worden. Met deze instrumenten (huurkontrakt en servicekosten) kan een eigenaar op eenvoudige wijze het goede functioneren van de brandveiligeheids-installaties waarborgen. Derhalve is dit de motivering waarom de brandweer dan ook de eigenaar aanspreekt ingeval van gebreken.
Pagina 14
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraa
Vraag: Bij welke hoeveelheid van een opgeslagen brandgevaarlijke stof is het noodzakelijke een gebruiksvergunning aan te vragen ? Voorschrift Op grond van artikel 6.1.1 lid 1b van de Bouwverordening wordt de noodzaak van het hebben van een gebruiksvergunning verplicht gesteld voor: “het bedrijfsmatig opslaan van stoffen die in de Regeling Bouwbesluit materialen zijn omschreven als brandbaar, brandbevorderend en bij brand gevaar opleverd”. Toelichting: In de Regeling Bouwbesluit materialen staat wel brandgevaarlijke materialen omschreven. Echter niet de hoeveelheden. Afgevraagd moet worden of een literfles net zo gevaarlijk zou zijn als bijvoorbeeld een vat van dezelfde stof. Redelijkerwijs is er natuurlijk een duidelijk verschil in het brandgevaar. Een benadering van deze problematiek kan worden gezocht in het begrip “huishoudelijke hoeveelheid”. Dit is verankerd in artikel 6.2.2. en bijlage 5 van de Bouwverordening. Uitgangssituatie is: de voor een brandgevaarlijke opslag van een huishoudelijke hoeveelheid stof bij bedrijfsmatig gebruik is geen gebruiksvergunning vereist. Huishoudelijke hoeveelheid: Voor het bepalen of er sprake is van een huishoudelijke hoeveelheid wordt gebruik gemaakt van het schema in bijlage 5 van de Bouwverordening. De bijgevoegde formulieren 1 t/m 5 kunnen als hulpmiddel dienen. Lasapparaat (Sliedrechts beleid): Een uitzondering vormt het gebruik van alleen een lasapparaat. Ondanks dat een gasfles vaak meer dan 5 liter gas bevat is er bij een gebruik van gekeurde flessen en de opstelling op een daartoe vervaardigde laskar of onderstel niet een direct brandgevaar aanwezig dat hiervoor voor een brandveilig gebruik vooraf een gebruiksvergunning nodig is. Hierdoor hebben kleine garage’s met alleen een lasapparaat in de werkplaats en verder geen brandgevaarlijke stoffen geen gebruiksvergunning nodig.
Pagina 15
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraa
Brandweer Sliedrecht postadres : Postbus 16, 3360 AA Sliedrecht bezoekadres : Middeldiepstraat 44, 3361 VT Sliedrecht, tel. 0184-480140, fax. 0184-421949
Bepaling noodzaak aanvraag gebruiksvergunning opslag gevaarlijke stoffen
FORMULIER 1 (start-formulier) Algemene Gegevens Adres Functie gebouw Ruimteomschrijving Brandbare stof maatgevend. Invul instructie formulier 1:
- Kruis in de kolom “Aankruisen wat van toepassing is” aan welke stofgroep van toepassing is. - Vul vervolgens het formulier invullen welke in kolom “Vervolgactie” is aangegeven Omschrijving brandgevaarlijke stoffengroep
GROEP 1: Vloeistoffen met een vlampunt lager dan 21° C (NEN-EN 57), zoals ruwe aardolie, aceton, benzeen, benzine, brandspiritus, petroleumether, zwavelwaterstof. Brandbare gassen, zoals acetyleen (5liter=0.9kg), butaan, etheen, koolmonoxide, methaan, propaan, waterstof. Vaste stoffen (zeer licht ontvlambare en zeer snel verbrandende vaste stoffen), zoals celluloid, houtwol, magnesiumpoeder. GROEP 2: Vloeistoffen met een vlampunt van 21° C tot en met 55° C (NEN-EN 57), zoals kerosine, petroleum, terpentine Brandbare gassen: Zuurstof en makkelijk ontledende oxidatiemiddelen, zoals natriumperoxide, organische peroxiden, ozon. GROEP 3: Vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 55° C niet hoger dan 100° C (ISO 2719), zoals dieselolie, gasolie, huisbrandolie. Vaste stoffen, zoals kamfer, metablokjes, naftaline, zwavel. GROEP 4: Vloeistoffen met een hoger vlampunt dan 100° C, zoals aardnootolie, glycerine, olijfolie, stookolie. Vaststoffen: matig ontvlambare, zoals briketten, eierkolen, houtblokken, paraffinewas. Onbrandbare met mogelijkheid tot ontploffing, zoals ammoniumnitraat, mengmest. Moeilijk ontleedbare oxidatiemiddelen, zoals chroomzuuranhydride, kalumpermangaat, natriumchloraat, purofaten.
Pagina 16
Aankruisen wat van toepassing is
Vervolgactie
Ga naar formulier 2
Ga naar formulier 3 Ga naar formulier 4 Geen gebruiksvergunnin g vereist.
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraa
Brandweer Sliedrecht postadres : Postbus 16, 3360 AA Sliedrecht bezoekadres : Middeldiepstraat 44, 3361 VT Sliedrecht, tel. 0184-480140, fax. 0184-421949
FORMULIER 2 (stofgroep 1) Invul instructie formulier 2:
- Begin bij Vraag 1. - Beantwoord de vraag, door aankruising, met Ja of Nee. - Ga naar de volgende vraag zoals aangegeven achter het aangekruisde antwoord. of - neem kennis van de EIND-conclusie, namelijk wel of geen gebruiksvergunning vereist.
Vraag
Toetsingscriterium
1.
Vindt de opslag binnenhuis plaats ?
Vraag
Toetsingscriterium
2.
Vindt de opslag plaats in een berging waarvan de vloer, ramen, deuren en de afdekking een brandwerendheid bezitten van minimaal 30 minuten ?
Vraag
Toetsingscriterium
3.
Vindt een opslag plaats in deugdelijk vaatwerk en met een maximale hoeveelheid van 5 liter ? of Één lasapparaat bestaande uit goedgekeurde en daarvoor vervaardigde flessen opgesteld op een daarvoor vervaardigde laswagen of draagbaar onderstel.
Vraag
Toetsingscriterium
4.
Vindt de opslag plaats in deugdelijk goed gesloten vaatwerk tot maximale 25 liter ? In vaatwerk met een maximale inhoud van 20 liter ? of In een reservoir voor een verbrandingsmotor, een verwarmingstoestel, of ander warmte-ontwikkelend toestel ? of Één lasapparaat bestaande uit goedgekeurde en daarvoor vervaardigde flessen opgesteld op een daarvoor vervaardigde laswagen of draagbaar onderstel.
Pagina 17
Uitkomst (aankruisen) Ja Nee Uitkomst (aankruisen) Ja Nee
Uitkomst (aankruisen) Ja
Nee
Uitkomst (aankruisen) Ja
Nee
Actie Ga naar vraag 2 Ga naar vraag 4 Actie Ga naar vraag 4 Ga naar vraag 3
Actie Geen gebruiksvergunning vereist (EINDE). Gebruiksvergunning vereist (EINDE)
Actie Geen gebruiksvergunning (EINDE) Gebruiksvergunning vereist (EINDE)
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraa
Brandweer Sliedrecht postadres : Postbus 16, 3360 AA Sliedrecht bezoekadres : Middeldiepstraat 44, 3361 VT Sliedrecht, tel. 0184-480140, fax. 0184-421949
FORMULIER 3 (Stofgroep 2) Invul instructie formulier 3:
- Begin bij Vraag 1. - Beantwoord de vraag, door aankruising, met Ja of Nee. - Ga naar de volgende vraag zoals aangegeven achter het aangekruisde antwoord. of - neem kennis van de EIND-conclusie, namelijk wel of geen gebruiksvergunning vereist.
Vraag
Toetsingscriterium
1.
Vindt de opslag binnenhuis plaats ?
Vraag
Toetsingscriterium
2.
Vindt de opslag plaats in gesloten deugdelijk vaatwerk bestemd tot berging van maximaal 200 liter en onder voorwaarden van: - op ten hoogste 2 meter van een andere woning of gebouw. n.v.t. indien: vaatwerk bestaat uit onbrandbaar materiaal met een brandwerendheid van minimaal 30 minuten. - in een schuur op 2 meter van een gebouw. n.v.t. indien: op minder dan 2 meter(of aangebouwd) indien de berging een brandwerendheid bezit van minimaal 30 minuten. - In een box in een woongebouw waarvan de wanden en deur een minimale brandwerendheid bezitten van 30 minuten. De vloer tussen box en de boven gelegen ruimte een brandwerendheid bezit van minimaal 60 minuten en bezwijken van 90 minuten. - Op een plat dak of balkon van onbrandbaar materiaal met een brandwerendheid van minimaal 30 minuten op 2 meter van bebouwing. n.v.t. indien: op minder dan 2 meter van bebouwing indien het vaatwerk een minimale brandwerendheid bezit van 30 minuten.
Uitkomst (aankruisen) Ja Nee Uitkomst (aankruisen) Ja
Vraag
Toetsingscriterium
3.
Vindt de opslag plaats in een berging waarvan de vloer, ramen, deuren en afdekking een brandwerendheid bezitten van minimaal 20 minuten?
Pagina 18
Nee
Actie Ga naar vraag 3 Ga naar vraag 2
Actie Geen gebruiksvergunning vereist (EINDE). Gebruiksvergunning vereist (EINDE)
Uitkomst (aankruisen) Ja Nee
Actie Ga naar vraag 5 Ga naar vraag 4
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraa
FORMULIER 3 (vervolg) Vraag
Toetsingscriterium
4.
Vindt de opslag plaats vindt van maximaal 60 liter in deugdelijk vaatwerk voor de berging van maximaal 20 liter?
Uitkomst (aankruisen) Ja
Nee
Vraag
Toetsingscriterium
5.
Vindt de opslag plaats van maximaal 200 liter in deugdelijk vaatwerk voor de berging van maximaal 200 liter ?
Uitkomst (aankruisen) Ja
Nee
Pagina 19
Actie Geen gebruiksvergunning vereist (EINDE). Gebruiksvergunning vereist (EINDE). Actie Geen gebruiksvergunning vereist (EINDE). Gebruiksvergunning vereist (EINDE).
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraa
Brandweer Sliedrecht postadres : Postbus 16, 3360 AA Sliedrecht bezoekadres : Middeldiepstraat 44, 3361 VT Sliedrecht, tel. 0184-480140, fax. 0184-421949
FORMULIER 4 (Stofgroep 3) Invul instructie formulier 3:
- Begin bij Vraag 1. - Beantwoord de vraag, door aankruising, met Ja of Nee. - Ga naar de volgende vraag zoals aangegeven achter het aangekruisde antwoord. of - neem kennis van de EIND-conclusie, namelijk wel of geen gebruiksvergunning vereist.
Vraag
Toetsingscriterium
1.
Vindt de opslag binnenhuis plaats ?
Vraag
Toetsingscriterium
2.
1. Vindt de opslag plaats van maximaal 225 liter in gesloten deugdelijk vaatwerk bestemd tot berging van maximaal 20 liter.
Uitkomst (aankruisen) Ja Nee Uitkomst (aankruisen) Ja Nee
Actie Ga naar vraag 3 Ga naar vraag 2
Actie Geen gebruiksvergunning vereist (EINDE). Gebruiksvergunning vereist (EINDE)
2. Vindt de opslag plaats van tussen 225 liter en 400 liter in gesloten deugdelijk vaatwerk bestemd tot berging van maximaal 200 liter en onder voorwaarden van: - op ten hoogste 2 meter van een andere woning of gebouw. n.v.t. indien: vaatwerk bestaat uit onbrandbaar materiaal met een brandwerendheid van minimaal 30 minuten. - in een schuur op 2 meter van een gebouw. n.v.t. indien: op minder dan 2 meter(of aangebouwd) indien de berging een brandwerendheid bezit van minimaal 30 minuten. Vraag
Toetsingscriterium
3.
Vindt de opslag plaats in een berging waarvan de vloer, ramen, deuren en afdekking een brandwerendheid bezitten van minimaal 20 minuten?
Pagina 20
Uitkomst (aankruisen) Ja Nee
Actie Ga naar vraag 5 Ga naar vraag 4
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraa
FORMULIER 4 (vervolg) Vraag
Toetsingscriterium
4.
Vindt de opslag plaats vindt van maximaal 60 liter in deugdelijk vaatwerk voor de berging van maximaal 20 liter?
Uitkomst (aankruisen) Ja
Nee
Vraag
Toetsingscriterium
5.
Vindt de opslag plaats van maximaal 200 liter in deugdelijk vaatwerk voor de berging van maximaal 200 liter ?
Uitkomst (aankruisen) Ja
Nee
Pagina 21
Actie Geen gebruiksvergunning vereist (EINDE). Gebruiksvergunning vereist (EINDE). Actie Geen gebruiksvergunning vereist (EINDE). Gebruiksvergunning vereist (EINDE).
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraa
Vraag: Is een ontruimingsalarminstallatie altijd in geval van bestaande bouw noodzakelijk bij een gebouw met 2 verdiepingen?
Voorschrift: Volgens het door de gemeente Sliedrecht vastgestelde brandpreventief beleid bestaande gebouwen is voor de navolgende gebruiksfuncties de aanwezigheid een ontruimingsalarminstallatie verplicht: - Bijeenkomstfunctie, > 1000 m2 of meer dan één bouwlaag. - Celfunctie - Gezondheidsfunctie, > 500 m2 of vloer hoger dan 5 m. - Logiesfunctie, > 500 m2 of vloer hoger dan 5 m. - Kantoorfunctie, > 500 m2 of meer dan één bouwlaag. - Onderwijsfunctie, > 1000 m2 of meer dan één bouwlaag. - Winkelfunctie, > 1000 m2 of meer dan één bouwlaag. - Sportfunctie, > 1000 m2 of meer dan één bouwlaag. - Woonfunctie (bejaardenhuizen). - Woonfunctie (kamerverhuurbedrijf), niet. - Industriefunctie, niet bij lichte industrie.
Probleemstelling: Ingeval van meer dan één bouwlaag is bij de meeste gebruiksfuncties een ontruimingsalarminstallatie verplicht. Echter de situatie komt voor dat er formeel wel sprake is van een tweede verdieping, maar deze is zo klein dat afgevraagd kan worden of de verplichte aanwezigheid van een ontruimingsalarminstallatie wel redelijkerwijs noodzakelijk is. Praktijk situatie zijn bijvoorbeeld, een magazijnverdieping, een verdieping of zolder van een kerkgebouw, een technische ruimte op het dak.
Antwoord: In geval van een kleine verdieping bij de bijeenkomst-, kantoor- en industriefunctie mag onder voorwaarden de verplichte ontruimingsalarminstallatie worden vervangen door gekoppelde rookmelders op netspanning zoals deze mogen worden toegepast in woningen. Deze voorwaarden zijn: - er sprake is van een kleine “verdieping” met een maximaal oppervlak van 75 m2 bestaande uit één verkeersruimte, één gebruiksruimte en één vluchtmogelijkheid of een maximaal oppervlak van 200 m2, meerdere gebruiksruimten en twee vluchtmogelijkheden. - er een automatische ontdekking van rook/brand plaatsvindt - er een automatische interne alarmering plaatsvindt, - de vluchtroute voldoet aan alle voorwaarden die zijn vastgelegd in het brandpreventief beleid bestaande gebouwen, - er niet meer dan 30 meter door rook hoeft te worden gelopen. Toelichting: Een ontruimingsalarm installatie heeft als doel, alle aanwezigen in een gebouw, in geval van een calamiteit, via een akoestisch signaal, te alarmeren het gebouw te verlaten. Om dat een verdieping door middel van bijvoorbeeld aanschreeuwen of het rennen via een trap en dan aanschreeuwen moeilijk te alarmeren is, wordt een ontruimingsalarminstallatie bij meer dan één verdieping verplicht gesteld. Voor de bijeenkomst-, kantoor- en industriefunctie wordt onder voorwaarden een gelijkwaardigheidsoplossing toegestaan. Deze voorwaarden moeten garanties geven dat, de verdieping als klein kan worden aangemerkt, er automatisch gedetecteerd en intern gealarmeerd wordt via een akoestisch signaal en niet te lang door de rook hoeft te worden gelopen. Bij de keuze van de van toepassing zijnde gebruiksfuncties is betrokken dat de aanwezigen gezond zijn en enige bekendheid hebben met het gebouw.
Pagina 22
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraa
Vraag: Welke handhavingprocedure moet er worden toegepast als er een ernstige brandgevaarlijk gebruik plaatsvindt ( toepassing bestuursdwang met spoed).
Juridische grondslag: Artikel 125 Gemeentewet, Mogelijkheid om door de gemeente bestuursdwang toe te passen. Artikel 5:32 lid 5 Algemene wet bestuursrecht, Mogelijkheid om bestuursdwang onder spoed toe te passen. 28 oktober 2003, mandaatbesluit ambtenaren brandveiligheidscontrole van burgemeester en wethouders om indien noodzakelijk bestuursdwang onder spoed toe te mogen passen. Aangewezen ambtenaren zijn: J. Doedeijns, J.J.L. Staal (mandaathouders)
Stappen toepassing bestuursdwang met spoed: 1. Door controle ambtenaar wordt een brandgevaarlijk gebruik geconstateerd. 2. Er worden concrete afspraken gemaakt met diegene die in staat is het brandgevaarlijk gebruik op te heffen. opm.: concreet is: exact afspreken wat er moet worden gedaan en wanneer dit moet zijn uitgevoerd.
3a. Indien wordt voldaan aan de afspraak geen verdere actie. Bij geen resultaat afspraak: 3b. Bepalen wat de ernst is van de brandgevaarlijke situatie. opm.: een ernstige situatie is aanwezig als er een direct gevaar voor de mens (bezoekers en/of hulpverleners aanwezig is. Bijvoorbeeld noodverlichting en/of vluchtwegaanduiding en/of kleine blusmiddelen niet in orde
5a. Indien er geen direct gevaar aanwezig is kan een handhavingprocedure worden gestart met een redelijke uitvoeringstermijn. 5b. Indien er wel direct gevaar aanwezig is moet er (telefonisch) overleg plaatsvinden met J. Doedeijns of J.J.L. Staal (mandaathouders). 6. Als uit het overleg blijkt dat er handhavend en met spoed moet worden opgetreden komt de mandaathouder ter plaatse. Deze deelt de gebruiker mondeling mede dat de brandgevaarlijke situatie onmiddellijk zal moeten worden opgeheven en als dit niet gebeurt er bestuursdwang onder spoed, op de kosten van de gebruiker, zal worden toegepast. Er wordt dan handelend opgetreden. opm.:
Handelend kan betekenen, zelf de brandgevaarlijke situatie wegnemen, b.v. verwijderen bouwzeil of iemand laten komen die dit op kosten van de gebruiker uitvoert.
7. Achteraf op de eerste werkdag wordt er door de controle-ambtenaar een proces-verbaal opgesteld en door de mandaathouder een rapportage voor burgemeester en wethouders.
Pagina 23
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraa
Protocol eenvoudige brandproef Juridische grondslag: Artikel 6.1.1 lid 2 van de Bouwverordening geeft de mogelijkheid om aan de gebruiksvergunning voorwaarden, o.a. met betrekking tot stoffering en versieringen, te verbinden. Er mogen derhalve geen brandgevaarlijke versieringen worden opgehangen of neergelegd worden in een gebouw waarvoor een gebruiksvergunning is afgegeven. Artikel 6.2.1 lid 2 van de Bouwverordening (vangnet artikel geen gebruiksvergunning vereist) verbied het gebruik van een gebouw niet zijnde een woonwagen, woning en … te gebruiken in strijd met bijlage 4 van de Bouwverordening. Artikel 2 van bijlage 4 verbied het gebruik van brandgevaarlijke versieringen.
Eenvoudige brandproef: Als u twijfelt of het materiaal brandvertragend is, kunt u dit met een eenvoudige proef zelf testen. Daarbij gaat u als volgt te werk: - U neemt een monster (5 x 25 cm) van het materiaal - U zorgt voor en emmer water bij de proef - U gaat naar Buiten en houdt een uiteinde van het monster gedurende minimaal 5 seconden in een vlam zoals bijvoorbeeld van een aansteker of lucifer - Wanneer het proefstuk heeft vlam gevat of nadat 5 seconden of nadat 5 seconden zijn verstreken neemt u de ontstekingsbron weg Het materiaal voldoet als aan alle van de volgende voorwaarden is voldaan: a. Tijdens de verhitting zijn geen druppels vrijgekomen (al of niet brandend of druipend) b. Tijdens de verhitting zijn geen roetvlokken vrijgekomen c. Het materiaal heeft geen vlam gevat of de vlammen zijn gedoofd ONMIDDELLIJK nadat de aansteker of lucifer is weggenomen Voor eventuele vragen kunt u bellen met de preventiemedewerker van de brandweer Sliedrecht, deze is bereikbaar onder het telefoonnummer 0184-480140.
Pagina 24
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraa
Richtlijn toepassing brandweersleutelbuis brandweer Sliedrecht Voorschrift: Situatie 1 (brandmeldcentrale) In de Bouwverordening zijn de gebruiksfuncties benoemd waarbij de aanwezigheid van een brandmeldcentrale verplicht zijn. De filosofie hierachter is dat door een snelle detectie van een brand een snellere repressieve inzet (water op het vuur) door de brandweer mogelijk is. Om een snelle binnentreding van de brandweer te garanderen is een brandweersleutelbuis verplicht. Situatie 2 (rook-/warmteventilatie) Bij de toepassing van richtlijn beheersbaarheid van brand bestaat de mogelijkheid rook-/warmteventilatie toe te passen. Echter voor de berekening wordt ervan uit gegaan dat de brandweer snel de brand ontdenkt en hierop een inzet kan plegen. Om een snelle binnentreding te garanderen is een brandweersleutelbuis verplicht. Beleid gemeente Sliedrecht: In combinatie met een geëiste brandmeldcentrale en de toepassing van rook-/warmteventilatie is het aanbrengen van een brandweersleutelbuis verplicht. In alle andere gevallen vindt de plaatsing in nauw overleg met de brandweer plaats. Voor de plaatsing gelden de volgende voorwaarden: - het toepassen van een brandweersleutelbuis vindt alleen plaats in overleg met de brandweer. - in principe moet deze geplaatst worden in de directe nabijheid van de brandweeringang of op een andere plaats in overleg met de brandweer. - in de brandweersleutelbuis moet de toegangssleutel tot het gebouw aanwezig zijn. Elke andere toegevoegde sleutel moet duurzaam gelabeld zijn met hierop de gebruikstoepassing. - de eigenaar/gebruiker van het pand waarvoor de brandweersleutelbuis wordt geplaatst is verantwoordelijk voor de juiste sleutel(s) in de brandweersleutelbuis. opmerking:
Verkeerde sleutels in de buis of het niet kunnen openen van de buis kan tot gevolg hebben dat de toegang tot het onderhavige pand met schade moet worden verkregen.
- de eigenaar/gebruiker van het pand is verantwoordelijk voor het in goede staat houden en toegankelijk houden van de brandweersleutelbuis. - andere toepassingen van brandweersleutelbuis vinden alleen in overleg met de brandweer plaats.
Pagina 25
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraa
Vraag: Mag de ruimte/hal voor de liften waarop toegangsdeuren van woningen uitkomen worden gezien/aangemerkt als een sluis voor de brandweerlift? Voorschrift: - Op grond van artikel 2.184 lid 1 Bouwbesluit moet het beoordeelde gebouw worden voorzien van een brandweerlift. - Op grond van artikel 1.1 lid 2 Bouwbesluit moet een brandweerlift voldoen aan de eisen gesteld in de NEN-EN 81-1, bijlage Z.4. - Volgens artikel Z.4.5. sub a van de NEN-EN 81-1 moet de schacht van een brandweerlift in verband met de afvoer van rook aan de bovenzijde geventileerd worden. - In artikel Z.4.5. sub b van de NEN-EN 81-1 worden de prestatie-eisen voor het ventileren aangegeven. - Volgens artikel Z.4.5. sub c van de NEN-EN 81-1 moet de ventilatie mechanisch zijn als er geventileerd wordt via een open verbinding door de machinekamer. - Volgens artikel Z.4.5. sub d van de NEN-EN 81-1 hoeven de ventilatie-openingen niet te zijn aangebracht (dus geen rookventilatie) als de toegangen tot de liftschacht dusdanig zijn geconstrueerd dat er geen rook de schacht kan binnen dringen (sluis). Een dergelijke situatie mag worden geacht aanwezig te zijn als: “de schachttoegangen zijn aangebracht in trappenhuizen die door rookkerende constructies van de rest van het gebouw zijn gescheiden”; “de schachttoegangen zijn aangebracht in een lifthal die van de overige ruimten is gescheiden door een rookkerende constructie” Antwoord: De ruimte voor de brandweerlift voldoet niet aan het gestelde in artikel Z.4.5. sub d van NEN-EN 81-1. De toegangsdeuren van de woningen zijn niet zelfsluitend en bieden derhalve geen garantie voor een rookvrije ruimte (sluis). Het voorschrift in artikelen 2.103, 2.107 en 2.138 lid 2 van het Bouwbesluit (niet zelfsluitendheid van toegangsdeuren van een woning) staan hier los van. Dit voorschriften leggen alleen een relatie met een brandcompartiment en rookcompartiment bedoeld in de artikelen 2.106 en 2.136 van het Bouwbesluit en niet de “sluis” als bedoeld in artikel Z 4.5. sub d van de NEN-EN 81-1 Oplossing: Door een ventilatievoorziening in de schacht van de brandweerlift toe te passen conform artikel Z4.5. sub a,b, en c NEN-EN 81-1 is de ontworpen situatie mogelijk.
Pagina 26
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraa
Vraag: Moet een toegangsdeur van een wooneenheid in een verzorgingstehuis zelfsluitend zijn? Voorschrift: - Artikel 2.115 Bouwbesluit verwijst voor een “Verdere beperking van uitbreiding van brand” naar tabel 2.115 van het Bouwbesluit. - Tabel 2.115 Bouwbesluit geeft aan dat artikel 2.119 BB wel van toepassing is bij de gezondheidszorgfunctie (gedeelte aan bed gebonden patiënten), maar niet bij de gezondheidszorgfunctie (overige gedeelten). - Artikel 2.119 Bouwbesluit geeft aan dat elke deur in een scheiding voor een subbrandcompartiment zelfsluitend moet zijn. Literatuur/info: Door de inspectie VROM is een rapportage (juni 2004) opgesteld van een onderzoek naar 30 zorginstellingen. Op bladzijde 23 onder punt 4.1.6 wordt de eis voor een zelfsluitende deur bij het subbrandcompartiment genoemd en gesuggereerd dat deze vereist is. In bijlage A van hoofdstuk 6 van de uitgave “Brandbeveiligingsinstallaties” van het NVBR wordt als gelijkwaardigheid voor subbrandcompartimentering bij woningen bij de toepassing van een woningsprinklerinstallatie een rookcompartimentering van 30 minuten toegestaan.
Antwoord: - Binnen de zorg wordt de extramurale zorg steeds belangrijker. - Er worden door corporaties steeds vaker bij huurwoningen een zorgpakket aangeboden. - Hierdoor kunnen burgers steeds langer intensieve zorg ontvangen in hun vertrouwde huislijke omgeving. - dit kan zorg zijn voor aan bed gebonden patiënten. - Er vindt door deze zorgbenadering een gebruiksverschuiving plaats van woonfunctie naar de gezondheidszorgfunctie. - In die situatie moet de wooneenheid waar zorg wordt verleend (of de mogelijkheid wordt geboden) als brand- of subbrandcompartiment gezien worden voor de gezondheidszorgfunctie. Basiseis: - De zelfsluitendheid van de voordeur is in deze situatie verplicht (tabel 2.115, artikel 2119 BB). Gelijkwaardigheid: In geval van een calamiteit bij het ontstaan van brand zijn er vuur(warmte)verschijnselen en rookproductie. Voor het ontstaan van rook bied de zelfsluitende deur garanties dat de rook niet wordt verspreid via de verkeersruimten naar de rest van het gebouw. Bij een gelijkwaardigheidsoplossing voor de zelfsluitende voordeur moeten met de volgende uitgangspunten rekening worden gehouden: - bij het ontstaan van brand moet er zo snel mogelijk een blussing plaatsvinden waardoor zo weinig mogelijk rook en stoom wordt geproduceerd; - indien er toch rook ontstaat of er een smeulbrand plaats vindt moet deze zo snel mogelijk gedetecteerd worden zodat een snelle hulpverlening kan plaats vinden. Om de genoemde situatie te waarborgen en derhalve een niet-zelfsluitende voordeur toe te staan moeten de volgende voorzieningen aanwezig zijn: - de voordeuren moeten zijn voorzien van een intelligente deur-sluit-inrichting die in geval van brand ervoor zorgt dat deze van zelf sluit. OF - het gehele gebouw moet zijn voorzien van een life-safety sprinkler installatie. EN - het gehele gebouw moet zijn voorzien van een rookdetectie. opmerking: Op 20 januari 2004 zijn in een woonunit van Parkzicht de gordijnen in de brand gevlogen. Dit ging gepaard met rook ontwikkeling. Deze rook bleek zich vrij snel te verspreiden over de gang van de verdieping en andere woonunits waarvan de deuren open stonden. Deze rookverspreiding naar de andere woonunits zou voorkomen zijn worden als de deuren zelfsluitend waren uitgevoerd.
Pagina 27
-- versie maart 2005 --C:\Documents and Settings\Administrator.GSCPQ0002\Local Settings\Temp\Vraa