Voorwoord VOORWOORD Dit handboek bevat informatie over Triumph-motorfietsen Tiger 800 en Tiger 800XC. Bewaar dit handboek voor de eigenaar altijd bij de motorfiets en raadpleeg de informatie wanneer nodig.
Waarschuwing, voorzichtig en let op
Voorzichtig
In dit handboek voor de eigenaar wordt belangrijke informatie op de volgende manier gepresenteerd:
Dit voorzichtig-symbool geeft speciale instructies of procedures aan, die schade aan of vernieling van apparatuur tot gevolg kunnen hebben wanneer deze niet strikt worden opgevolgd.
Waarschuwing Dit waarschuwing-symbool geeft speciale instructies of procedures aan, die persoonlijk letsel of levensgevaar tot gevolg kunnen hebben wanneer deze niet correct worden opgevolgd.
Let op: •
Dit let op-symbool geeft punten van speciaal belang voor efficiëntere en gemakkelijkere bediening aan.
1
Voorwoord Waarschuwingslabels
Geluiddempingssysteem
Dit symbool (links) wordt op bepaalde plaatsen op de motorfiets weergegeven. Het symbool betekent 'VOORZICHTIG: RAADPLEEG HET HANDBOEK' en wordt gevolgd door een grafische voorstelling van het betreffende onderwerp.
Wijzigen van het geluiddempingssysteem is verboden. Eigenaars worden gewaarschuwd dat het wettelijk verboden is om: •
een onderdeel of ontwerpcomponent, bedoeld voor geluiddemping en verwerkt in elk nieuw voertuig, vóór de verkoop of aflevering aan de uiteindelijke koper, of tijdens het gebruik, te verwijderen of buiten werking te stellen door welke persoon dan ook - om andere redenen dan voor onderhoud, reparatie of vervanging - en
•
het voertuig te gebruiken, nadat zo’n onderdeel of ontwerpcomponent is verwijderd of buiten werking is gesteld.
Probeer nooit de motorfiets te berijden of een aanpassing uit te voeren zonder de in dit handboek beschreven relevante instructies te raadplegen. Zie pagina 12 voor de plaatsen van alle labels met dit symbool. Dit symbool wordt, indien nodig, ook weergegeven op de pagina’s die de relevante informatie bevatten.
Onderhoud Om een lang, veilig en probleemvrij gebruik van uw motorfiets te garanderen, dient het onderhoud te worden uitgevoerd door een erkende Triumph-dealer. Alleen een erkende Triumph-dealer beschikt over de noodzakelijke kennis, apparatuur en vakkundigheid om uw Triumph-motorfiets goed te onderhouden. Bezoek de Triumph-website op www.triumph.co.uk of neem telefonisch contact op met de bevoegde distributeur in uw land voor informatie over de dichtstbijzijnde Triumph-dealer. De adressen worden ook vermeld in het bij dit handboek geleverde servicerecordboek.
2
Terreinrijden De Tiger 800XC is bedoeld voor gebruik op de weg en licht terreinrijden. De Tiger 800 is uitsluitend bedoeld voor gebruik op de weg.
Voorwoord Handboek voor de eigenaar Dank u voor het kiezen van een Triumphmotorfiets. Deze motorfiets is het resultaat van Triumph’s toepassing van beproefde technieken, grondige tests en het voortdurend streven naar superieure betrouwbaarheid, veiligheid en prestaties. Lees voordat u gaat rijden dit handboek aandachtig door om volledig vertrouwd te raken met de werking van de bedieningselementen, de kenmerken, de capaciteiten en de beperkingen van uw motorfiets. Dit handboek bevat tips voor veilig rijden, maar omvat niet alle technieken en vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het veilig berijden van een motorfiets. Triumph beveelt ten stelligste aan dat alle motorrijders de nodige lessen nemen om een veilige bediening van deze motorfiets te garanderen. Dit handboek is bij uw plaatselijke dealer tevens beschikbaar in het:
Waarschuwing Dit handboek voor de eigenaar en alle overige instructies die bij uw motorfiets worden geleverd, maken integraal deel uit van uw motorfiets en moeten bij de motorfiets blijven, ook wanneer deze wordt doorverkocht. Iedereen die uw motorfiets gaat berijden, dient dit handboek en alle overige instructies die bij uw motorfiets worden geleverd, aandachtig te lezen om volledig vertrouwd te raken met de werking van de bedieningselementen, de kenmerken, de capaciteiten en de beperkingen van uw motorfiets. Leen uw motorfiets niet aan anderen uit, want het berijden ervan zonder vertrouwd te zijn met de werking van de bedieningselementen, de kenmerken, de capaciteiten en de beperkingen van de motorfiets kan leiden tot een ongeval.
•
Duits;
Praat met Triumph
•
Engels;
•
Frans;
Onze relatie met u stopt niet bij de aankoop van uw Triumph. Uw feedback over de ervaringen tijdens aankoop en bezit zijn zeer belangrijk voor ons om onze producten en diensten voor u te ontwikkelen. Help ons daarom ervoor te zorgen dat uw dealership uw e-mailadres heeft en dat bij ons registreert. U ontvangt dan van ons op uw e-mailadres een uitnodiging voor een onlineklanttevredenheidsonderzoek waar u ons deze feedback kunt geven.
•
Italiaans;
•
Japans;
•
Spaans;
•
Zweeds.
Het Triumph-team.
3
Voorwoord Informatie De informatie in deze uitgave is gebaseerd op de meest recente, op het moment van publicatie beschikbare informatie. Triumph behoudt zich het recht voor te allen tijde, zonder voorafgaande mededeling of verplichting, wijzigingen aan te brengen. Niets uit deze publicatie mag - in zijn geheel of gedeeltelijk - worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van Triumph Motorcycles Limited. © Copyright 10.2010 Triumph Motorcycles Limited, Hinckley, Leicestershire, Groot-Brittannië. Publicatie onderdeelnummer 3855183 versie 1.
Inhoudsopgave Dit handboek bevat een aantal verschillende hoofdstukken. Onderstaande inhoudsopgave helpt u het begin van elk hoofdstuk op te zoeken, waar u - in het geval van grotere hoofdstukken - een meer gedetailleerde inhoudsopgave aantreft, die u helpt het betreffende onderwerp te vinden. Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 Waarschuwingslabels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 Omschrijving van onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Serienummers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 Algemene informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 Het berijden van de motorfiets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 Accessoires, belading en passagiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71 Onderhoud en afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75 Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127 Specificaties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
4
Voorwoord – Veiligheid voorop VOORWOORD – VEILIGHEID VOOROP De motorfiets Waarschuwing Waarschuwing De Tiger 800XC is bedoeld voor licht terreinrijden. Extreem terreinrijden kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing De Tiger 800 is uitsluitend bedoeld voor gebruik op de weg. Hij is niet geschikt voor gebruik in ruw terrein. Gebruik in ruw terrein kan het verliezen van de controle over de motorfiets veroorzaken, wat kan leiden tot een ongeval met letsel of de dood als gevolg.
Waarschuwing Deze motorfiets is niet ontworpen voor het trekken van een aanhanger of het gebruik van een zijspan. Het gebruik van een zijspan en/of aanhanger kan het verliezen van de controle over de motorfiets of een ongeval tot gevolg hebben.
Deze motorfiets is ontworpen voor het gebruik als tweewielig voertuig voor het vervoeren van een berijder alleen of een berijder met één passagier. Het totale gewicht van de berijder, een eventuele passagier, accessoires en bagage mag niet hoger zijn dan het maximale laadvermogen van: Tiger 800 - 225 kg; Tiger 800XC - 223 kg.
Waarschuwing Deze motorfiets is uitgerust met een katalysator onder de motor, die samen met het uitlaatsysteem zeer hoge temperaturen kan bereiken wanneer de motor draait. Brandbare materialen, zoals gras, hooi/stro, bladeren, kleding en bagage enz. kunnen ontbranden wanneer ze in contact komen met een willekeurig onderdeel van het uitlaatsysteem en de katalysator; zorg er altijd voor dat brandbare materialen niet in aanraking kunnen komen met het uitlaatsysteem of de katalysator.
5
Voorwoord – Veiligheid voorop Brandstof en uitlaatgassen Waarschuwing BENZINE IS UITERST BRANDBAAR: Schakel de motor altijd uit vóór u gaat tanken. Niet tanken of de vuldop van de tank openen terwijl u rookt of in de buurt van open vuur (vlammen). Zorg ervoor dat tijdens het tanken geen brandstof op de motor, de uitlaatpijpen of de dempers wordt gemorst. Indien brandstof wordt ingeslikt, ingeademd of in de ogen komt, dient direct medische hulp te worden ingeroepen. Indien benzine op de huid terechtkomt, dient deze onmiddellijk te worden gewassen met water en zeep en met brandstof verontreinigde kleding dient onmiddellijk te worden uitgetrokken. Contact met brandstof kan brandwonden en andere ernstige huidaandoeningen veroorzaken.
Waarschuwing De motor nooit in een afgesloten ruimte starten of laten draaien. De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen binnen korte tijd bewusteloosheid en de dood tot gevolg hebben. Gebruik uw motorfiets uitsluitend in de open lucht of in een ruimte met afdoende ventilatie.
6
Valhelm en kleding Waarschuwing Bij het berijden van de motorfiets dienen de berijder en de passagier altijd valhelm, oogbescherming, handschoenen, laarzen, broek (nauw aansluitend rond de knieën en de enkels) en een felgekleurd jack te dragen. Felgekleurde kleding verhoogt de zichtbaarheid van de berijder (of de passagier) voor andere weggebruikers aanzienlijk. Hoewel volledige bescherming niet mogelijk is, kan het dragen van de juiste beschermende kleding het risico op verwondingen bij het berijden van uw motorfiets verlagen.
Voorwoord – Veiligheid voorop Parkeren Waarschuwing Waarschuwing
Een valhelm is een van de belangrijkste uitrustingsstukken, omdat deze bescherming biedt tegen hoofdletsel. Uw valhelm en die van uw passagier dienen met zorg te worden gekozen en comfortabel en stevig om het hoofd te passen. Een felgekleurde helm verhoogt de zichtbaarheid van de berijder (of passagier) voor andere weggebruikers aanzienlijk.
Altijd de motor uitschakelen en de contactsleutel verwijderen voordat u uw motorfiets onbeheerd achterlaat. Door het verwijderen van de contactsleutel wordt het risico van gebruik door onbevoegde en onervaren personen verkleind.
Een valhelm met open voorzijde biedt enige bescherming bij een ongeval, maar een integraalhelm biedt betere bescherming.
Zet de motorfiets in de eerste versnelling om te voorkomen dat deze van de standaard rolt.
Draag altijd een vizier of een goedgekeurde beschermende bril voor beter zicht en ter bescherming van uw ogen.
Denk aan het volgende als u uw motorfiets parkeert:
De motor en het uitlaatsysteem zijn na het rijden sterk verhit. Parkeer NOOIT op plaatsen waar voetgangers, dieren en/of kinderen de motorfiets kunnen aanraken. Parkeer nooit op een zachte ondergrond of op een hellend oppervlak. Indien de motorfiets onder deze omstandigheden wordt geparkeerd, kan deze omvallen.
cbma
Zie voor nadere informatie het hoofdstuk 'Het berijden van de motorfiets' in dit handboek voor de eigenaar.
7
Voorwoord – Veiligheid voorop Onderdelen en accessoires Waarschuwing De eigenaar dient erop te letten, dat goedgekeurde onderdelen, accessoires en wijzigingen voor een Triumph-motorfiets uitsluitend door Triumph officieel goedgekeurde onderdelen zijn die door een erkende Triumph-dealer op de motorfiets worden aangebracht. Het is met name bijzonder gevaarlijk om onderdelen of accessoires aan te brengen of te vervangen waarvoor het noodzakelijk is om het elektrische of het brandstofsysteem te demonteren, of hierop uitbreidingen aan te brengen. Dergelijke aanpassingen kunnen de veiligheid in gevaar brengen. Het aanbrengen van niet-goedgekeurde onderdelen, accessoires of wijzigingen kunnen een nadelig effect hebben op het rijgedrag, de stabiliteit en andere aspecten van de werking van de motorfiets, waardoor een ongeval kan worden veroorzaakt dat kan leiden tot letsel of de dood. Triumph accepteert geen aansprakelijkheid voor gebreken die zijn veroorzaakt door het aanbrengen van niet-goedgekeurde onderdelen, accessoires of wijzigingen of door het aanbrengen van goedgekeurde onderdelen, accessoires of wijzigingen door onbevoegd personeel.
8
Onderhoud/apparatuur Waarschuwing Raadpleeg uw erkende Triumph-dealer indien u twijfelt aan de juiste of veilige werking van deze Triumph-motorfiets. Onthoud dat het blijven gebruiken van een niet goed werkende motorfiets een fout kan verergeren en de veiligheid in gevaar kan brengen.
Waarschuwing Controleer of alle wettelijk vereiste apparatuur is gemonteerd en correct functioneert. Verwijderen of wijzigen van de verlichting, dempers, uitstoot- en geluiddempingssystemen van de motorfiets kunnen een overtreding van de wet betekenen. Onjuiste of niet toegestane aanpassingen kunnen een nadelig effect hebben op het rijgedrag, de stabiliteit en andere aspecten van de werking van de motorfiets, waardoor een ongeval kan worden veroorzaakt met letsel of de dood als gevolg.
Voorwoord – Veiligheid voorop Het rijden Waarschuwing Indien de motorfiets betrokken is bij een ongeval, aanrijding of valpartij dient deze voor inspectie en reparatie naar een erkende Triumph-dealer te worden gebracht. Elk ongeval kan schade aan de motorfiets veroorzaken, die –indien niet op de juiste wijze gerepareerd –een tweede ongeval kan veroorzaken met letsel of de dood als gevolg.
Waarschuwing De motorfiets nooit berijden indien u moe bent of onder invloed verkeert van alcohol of andere verdovende middelen. Het berijden van een motorfiets onder invloed van alcohol of andere verdovende middelen is verboden. Het berijden van een motorfiets terwijl u moe bent of onder invloed van alcohol of andere verdovende middelen verkeert, vermindert het vermogen van de berijder om de motorfiets onder controle te houden waardoor een ongeval kan worden veroorzaakt.
Waarschuwing Alle rijders moeten in het bezit zijn van een rijbewijs voor motorfietsen. Het zonder rijbewijs besturen van een motorfiets is verboden en kan gerechtelijke vervolging tot gevolg hebben. Het rijden op een motorfiets zonder formele training in de juiste rijtechnieken die nodig zijn om een rijbewijs te halen, is gevaarlijk en kan resulteren in verlies van de controle over de motorfiets en een ongeluk.
9
Voorwoord – Veiligheid voorop
Waarschuwing Rijd altijd defensief en draag de elders in dit voorwoord genoemde beschermende uitrusting. Onthoud dat een motorfiets bij een ongeval minder bescherming biedt dan een auto.
Waarschuwing Deze Triumph-motorfiets mag de wettelijk geldende snelheidslimieten niet overschrijden. Het met hoge snelheid op een motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn, aangezien de tijd om op bepaalde verkeerssituaties te reageren bij hogere snelheden aanzienlijk wordt verkort. Pas de snelheid altijd aan aan eventueel gevaarlijke rijomstandigheden, zoals slecht weer of druk verkeer.
Waarschuwing Wees altijd bedacht op veranderingen in het wegdek, het verkeer en de wind en pas uw rijgedrag hierop aan. Alle tweewielige voertuigen zijn onderhevig aan krachten van buitenaf die een ongeval kunnen veroorzaken. Deze krachten zijn onder andere: •
Windstoten voertuigen;
van
passerende
•
Gaten in de weg, oneffenheden of beschadigingen in het wegdek;
•
Slecht weer;
•
Fouten van de berijder.
Rijd altijd met matige snelheid en vermijd druk verkeer, totdat u zich volledig vertrouwd hebt gemaakt met het rijgedrag en de rijeigenschappen van de motorfiets. Overschrijd nooit de wettelijk geldende snelheidslimiet.
Waarschuwing Overhellen onder een onveilige hoek kan instabiliteit, verlies van controle over de motorfiets of een ongeval veroorzaken.
10
Voorwoord – Veiligheid voorop Handgrepen en voetsteunen Waarschuwing Waarschuwing De berijder dient het voertuig onder controle te houden door te allen tijde de handen aan het stuur te houden. De besturing en stabiliteit van de motorfiets worden nadelig beïnvloed indien de berijder het stuur loslaat, hetgeen kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
De berijder en de passagier dienen tijdens het berijden van het voertuig altijd de voetsteunen te gebruiken. Door de voetsteunen te gebruiken wordt voor zowel de berijder als de passagier het risico op onbedoeld contact met onderdelen van de motorfiets verminderd en wordt ook de kans op verwondingen, veroorzaakt door het vast komen zitten van kledingstukken, verminderd.
11
Waarschuwingslabels WAARSCHUWINGSLABELS De op deze en de volgende pagina’s beschreven labels maken u attent op belangrijke veiligheidsinformatie in dit handboek. Voordat u de motorfiets gaat berijden, dient u ervoor te zorgen dat alle berijders alle informatie, waarop deze labels betrekking hebben, hebben begrepen en naleven.
Plaats van de waarschuwingslabels - Tiger 800 en Tiger 800XC Windscherm (pagina 100)
Inrijden (pagina 54)
Koelvloeistof (pagina 85)
R.P.M.
Versnellingsstand (pagina 60)
cgjs_1
12
6 5 4 3 2 N 1
Aandrijfketting (pagina 92)
Banden (pagina 106)
Waarschuwingslabels Plaats van de waarschuwingslabels - Tiger 800 en Tiger 800XC (vervolg) Voorzichtig Alle waarschuwingslabels en stickers, met uitzondering van het label over inrijden, worden op de motorfiets aangebracht met een sterke lijm. In sommige gevallen worden labels aangebracht voorafgaand aan het aanbrengen van de laklaag. Daarom zal elke poging om de waarschuwingslabels te verwijderen, schade veroorzaken aan lakwerk of carrosserie. Dagelijkse veiligheidscontrole (pagina 55)
Loodvrije brandstof (pagina 45)
Helm (pagina 6)
Motorolie (pagina 82) cgjr_1
13
Omschrijving van onderdelen OMSCHRIJVING VAN ONDERDELEN Tiger 800 1
2
14
1. 2. 3. 4. 5. 6.
3
13
Koplamp Richtingaanwijzers voor Fitting elektrische accessoires Brandstoftank en tankdop Accu en zekeringdozen Gereedschapsset/opberglocatie beugelslot 7. Zadelslot
14
4
12
11
5
6
10 9
8. Achterwielafsteller 9. Aandrijfketting 10.Zijstandaard 11. Schakelpedaal 12.Drukdop radiateur/ koelvloeistofreservoir 13.Remklauw voorrem 14.Remschijf voorrem
7
8
Omschrijving van onderdelen OMSCHRIJVING VAN ONDERDELEN Tiger 800 (vervolg)
15
16
28
17
27
15.Achterlicht 16.Vloeistofreservoir achterrem 17. Olievuldop 18.Spiegel 19.Koplampafsteller 20.Scherm 21. Koelvloeistofexpansiereservoir 22.Voorvork
18
19
20
26 25
24
23
21
22
23.Koppelingskabel 24.Kijkglas motoroliepeil 25.Rempedaal achterrem 26.Stelschroef voorbelasting vering achterwielophanging 27.Achterremklauw 28.Remschijf achterrem
15
Omschrijving van onderdelen Tiger 800XC 1
2
14
1. 2. 3. 4. 5. 6.
3
13
Koplamp Richtingaanwijzers voor Fitting elektrische accessoires Brandstoftank en tankdop Accu en zekeringdozen Gereedschapsset/opberglocatie beugelslot 7. Zadelslot
16
4
12
5
11
6
10 9
8. Achterwielafsteller 9. Aandrijfketting 10.Zijstandaard 11. Schakelpedaal 12.Drukdop radiateur/ koelvloeistofreservoir 13.Remklauw voorrem 14.Remschijf voorrem
7
8
Omschrijving van onderdelen Tiger 800XC (vervolg)
15
16
30
29
17
18
28
27 26
15.Achterlicht 16.Vloeistofreservoir achterrem 17. Olievuldop 18.Handbeschermers 19.Spiegel 20.Koplampafsteller 21. Scherm 22.Koelvloeistofexpansiereservoir 23.Voorvork
19
20
21
25
24
22
23
24.Koppelingskabel 25.Kijkglas motoroliepeil 26.Rempedaal achterrem 27.Stelschroef voorbelasting achterwielophanging 28.Stelschroef voor demping terugvering achterschokdemper 29.Achterremklauw 30.Achterremschijf
17
Omschrijving van onderdelen Alle modellen (Tiger 800 afgebeeld) 1
cgjo
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
18
2
14
3
4
13
Koppelingshendel Passeerknop Dimschakelaar koplamp Scherm boordcomputer Snelheidsmeter Toerenteller Vloeistofreservoir voorrem
5
12
6
7
11
8
9
10
8. Motorstopschakelaar 9. Remhendel voorrem 10.Startknop 11. Contactschakelaar 12.Fitting elektrische accessoires 13.Richtingaanwijzerschakelaar 14.Claxonknop
Serienummers SERIENUMMERS VoertuigIdentificatieNummer (VIN)
Motorserienummer
1
FJMI
cgiv
1. VIN-nummer (Tiger 800 afgebeeld) Het VoertuigIdentificatieNummer (VIN) is in het voorste stuurgedeelte van het frame geslagen. Het staat ook op een plaatje dat is vastgeklonken op het frame aan de linkerkant van het stuurhoofd.
1. Motorserienummer (Tiger 800 afgebeeld) Het motorserienummer is direct boven het koppelingsdeksel in het motorcarter geslagen. Noteer het motorserienummer in de ruimte hieronder.
Noteer het voertuigidentificatienummer (VIN) in de daarvoor bestemde ruimte hieronder.
19
Serienummers
Deze pagina met opzet blanco
20
Algemene informatie ALGEMENE INFORMATIE Inhoudsopgave Lay-out instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 Snelheidsmeter en kilometerteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Boordcomputer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Kilometerteller/dagteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 Dagteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 Dagteller nulstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Kilometerteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 Klok instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 Eenheden wijzigen (Brits, Amerikaans of metrisch) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 ABS uitschakelen (alleen modellen met ABS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Controlelampje onderhoudsinterval . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Brandstofmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 Bandspanningscontrole-systeem (TPMS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 Functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Serienummer bandspanningssensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Systeemweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Sensorbatterijen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bandspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vervangende banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
31 32 32 33 34 34
Waarschuwingslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35 Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Brandstofniveau laag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Neutraal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Waarschuwingslampje lage oliedruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Waarschuwingslampje storing motormanagementsysteem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Controlelamp alarminstallatie/startonderbreker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bandspanningswaarschuwings-lampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
35 35 35 35 35 35 36 36 37
21
Algemene informatie Contactsleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38 Contactschakelaar/stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39 Standen contactschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40 Stelschroef remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 Schakelaars rechterstuurstang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42 Motorstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42 Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42 Schakelaars linkerstuurstang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 Dimschakelaar koplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Passeerknop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
43 43 43 43
Stuurstangafstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 Brandstofvoorziening/tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 Brandstoftype. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 Tankdop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 Brandstoftank vullen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 Gereedschapsset en handboek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Zadels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48 Zadelonderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Achterzadel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Berijderszadel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoogteverstelling berijderszadel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
48 49 50 50
Helmhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 Opslag voor Triumph-beugelslot (accessoire) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52 Fitting elektrische accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53 Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54 Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 Dagelijkse veiligheidscontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
22
Algemene informatie Lay-out instrumentenpaneel 2
1
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
23
22 1. 2. 3. 4. 5.
21
20
19
Klok Controlelampje onderhoudsinterval Snelheidsmeter Brandstofmeter Waarschuwingslampje storing motormanagement 6. Lampjes wisselen versnelling 7. Indicator linkerrichtingaanwijzer 8. Waarschuwingslampje ABS (uitsluitend modellen met ABS) 9. 'Rode zone' toerenteller 10.Waarschuwingslampje bandspanning (mits bandspanningscontrolesysteem (TPMS) gemonteerd is) (TPMS is niet beschikbaar op Tiger 800XCmodellen) 11. Indicator rechterrichtingaanwijzer 12.Neutraal-indicator 13.Indicator grootlicht
18
17
16
15 14
13
14.Indicator brandstofniveau laag 15.Controlelampje status alarminstallatie/startonderbreker (alarminstallatie is optionele accessoire) 16.Toerenteller 17. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur te hoog 18.Waarschuwingslampje lage oliedruk 19.Bandspanningsdisplay (mits bandspanningscontrolesysteem (TPMS) gemonteerd is) (TPMS is niet beschikbaar op Tiger 800XCmodellen) 20.Het scherm 21. Scherm temperatuur koelvloeistof 22.Knop B 23.Knop A
23
Algemene informatie Snelheidsmeter en kilometerteller De digitale snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van de motorfiets aan. De cijfers geven de rijsnelheid van de motorfiets aan in veelvouden van 1 mijl (of kilometer) per uur.
Boordcomputer 2
De elektronische kilometerteller en de twee dagtellers bevinden zich in het displayscherm. Meer informatie over de werking van de kilometerteller en de dagtellers vindt u op de volgende pagina's.
1
Toerenteller De toerenteller geeft het motortoerental weer in omwentelingen per minuut - omw/min. Aan het einde van het toerentellerbereik bevindt zich de 'rode zone'. Indien het motortoerental per minuut (omw/min) in de rode zone wordt weergegeven, ligt dit boven het aanbevolen maximale motortoerental en ook boven het motortoerental dat de beste prestaties levert.
Voorzichtig
cgjp_1
1. Het scherm 2. Knop A Om de informatie in de boordcomputer weer te laten geven, drukt u op de knop 'A' tot de gewenste display wordt weergegeven en laat u de knop los. De display geeft achtereenvolgens weer: •
Dagteller 1
•
Dagteller 2
•
Bandspanningscontrolesysteem mits gemonteerd (alleen beschikbaar als accessoire bij Tiger 800modellen)
•
Set up
Laat het motortoerental nooit oplopen tot in de 'rode zone', dit kan leiden tot ernstige motorschade.
24
Algemene informatie Opmerking: •
Het bandspanningscontrolesysteem (TPMS) is een accessoire die door uw erkende Triumphdealer moet worden gemonteerd. Het TPMS-display wordt vervolgens geactiveerd door uw erkende Triumph-dealer (TPMS is niet beschikbaar bij Tiger 800XCmodellen).
Kilometerteller/dagteller 1
2
3 4
5
cgjp_9
1. 2. 3. 4. 5.
Knop A Knop B Display kilometerteller/dagteller Dagteller 1 Dagteller 2
Dagteller Elke dagteller geeft de afstand weer, die door de motorfiets werd afgelegd, de reistijd, gemiddeld brandstofverbruik, momenteel brandstofverbruik en gemiddelde snelheid sinds de betreffende, weergegeven dagteller op nul werd gesteld. Om de informatie van de dagteller weer te geven, zet u het contact in de stand AAN. Druk op knop 'A' tot de gewenste dagteller in het displayscherm wordt weergegeven en laat de knop dan los.
25
Algemene informatie Druk op knop 'B' tot de gewenste display wordt weergegeven. De display geeft achtereenvolgens weer: •
Reisafstand
•
Resterende actieradius
•
Reistijd
•
Gemiddeld brandstofverbruik
•
Momenteel brandstofverbruik
•
Gemiddelde snelheid
Elk display toont de volgende informatie die berekend is vanaf het moment dat de dagteller voor het laatst is teruggesteld op nul:
Waarschuwing Probeer niet om tijdens het rijden te schakelen tussen de weergavestanden van de kilometerteller en de dagteller of de dagteller opnieuw in te stellen want dit kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Dagteller nulstellen
De totale afgelegde reisafstand.
Voor het op nul stellen van een dagtellers, de betreffende dagteller selecteren en weergeven en vervolgens knop 'B' gedurende 2 seconden indrukken. Na 2 seconden wordt de weergegeven dagteller op nul gesteld.
Resterende actieradius
Let op:
Dit is een aanduiding van de afstand die waarschijnlijk zal kunnen worden afgelegd op de brandstof die nog in de tank aanwezig is.
•
Reisafstand
Reistijd De totale verstreken tijd. Gemiddeld brandstofverbruik Een melding van het gemiddelde brandstofverbruik. Nadat de display is teruggezet, geeft hij streepjes weer, totdat 0,1 km is afgelegd. Momenteel brandstofverbruik Een aanduiding van het brandstofverbruik op een bepaald moment. Gemiddelde snelheid De gemiddelde snelheid wordt berekend vanaf de laatste reset van de boordcomputer. Nadat de display is teruggezet, geeft de display streepjes weer, totdat 1 km is afgelegd.
26
Wanneer een dagteller op nul wordt gesteld, worden reistijd, gemiddeld brandstofverbruik en gemiddelde snelheid voor die dagteller ook op nul gesteld.
Om de dagteller te sluiten, drukt u op knop 'A' tot de gewenste display wordt weergegeven en laat u de knop los.
Algemene informatie Kilometerteller Wanneer het contact ingeschakeld wordt, wordt de kilometerteller gedurende 3 seconden weergegeven, waarna vervolgens de laatst geselecteerde dagteller wordt getoond. De kilometerteller geeft de totale door de motorfiets afgelegde afstand weer. Om de kilometerteller weer te geven terwijl de motor stilstaat en in neutraal staat, drukt u op knop 'A' tot set up (instelling) zichtbaar is in het displayscherm, laat u de knop los en drukt u vervolgens op knop 'B'. Druk op knop 'A' tot de kilometerteller wordt weergegeven en laat de knop los. Om de kilometerteller te sluiten, drukt u op knop 'A' tot rEturn (terug) zichtbaar is in het scherm, laat u de knop los en drukt u vervolgens op knop 'B'. Trip 1 wordt weergegeven in het displayscherm.
Klok instellen Waarschuwing Probeer onder het rijden niet de klok af te stellen, dit kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Om de klok te resetten terwijl de motorfiets stilstaat en in neutraal staat, indrukken en loslaten en het contact in de stand AAN draaien. Druk op knop 'A' tot set up zichtbaar is in het displayscherm en laat de knop los. Druk op knop 'B' en t-SEt (tijd instellen) wordt weergegeven. Druk opnieuw op knop 'B' en de 24 Hr- of 12 Hr-klokweergave wordt getoond. Druk op knop 'A' om de gewenste klokweergave te selecteren en druk vervolgens op knop 'B'. De urenweergave begint te knipperen en het woord Hour (uur) wordt weergegeven in het displayscherm. Voor het instellen van de uurweergave eerst controleren of de uurweergave nog steeds knippert en het woord Hour nog steeds wordt weergegeven. Druk op knop 'A' om de instelling te wijzigen. Elke keer indrukken van de knop verandert de instelling met één cijfer. Indien de knop ingedrukt wordt gehouden, verspringt de display continu in stappen van één cijfer. Druk als de juiste urenweergave wordt weergegeven op knop 'B'. De minutenweergave begint te knipperen en het woord Min (minuten) wordt weergegeven in het displayscherm. De minuutweergave wordt op dezelfde manier ingesteld als de uurweergave.
27
Algemene informatie Zodra zowel uren als minuten correct zijn ingesteld, drukt u op knop 'B' om te bevestigen en t-SEt wordt weergegeven in het displayscherm. Druk u op knop 'A' tot rEturn zichtbaar is en druk vervolgens op knop 'B'. Trip 1 wordt weergegeven in het displayscherm.
2 5
3
Eenheden wijzigen (Brits, Amerikaans of metrisch) Units (eenheden) beschikt over vier instelbare weergavestanden, zoals hieronder beschreven: •
mpg - Britse gallons;
•
mpg US - Amerikaanse gallons;
•
L/100 km - metrisch;
•
km/L - metrisch.
Elk scherm toont de volgende informatie: mpg (Britse gallons) De snelheidsmeter en de kilometerteller worden weergegeven in mijlen. Het brandstofverbruik wordt gemeten in Britse gallons.
6
1
4
cgjp_2
1. 2. 3. 4.
Klokdisplay Afbeelding uren Afbeelding minuten Displayscherm (Hour geselecteerd voor instelling) 5. Knop A 6. Knop B
mpg US (Amerikaanse gallons) De snelheidsmeter en de kilometerteller worden weergegeven in mijlen. Het brandstofverbruik wordt gemeten in Amerikaanse gallons. L/100 km (metrisch) De snelheidsmeter en de kilometerteller worden weergegeven in kilometers. Het brandstofverbruik wordt gemeten in liters brandstof per 100 km. km/L (metrisch) De snelheidsmeter en de kilometerteller worden weergegeven in kilometers. Het brandstofverbruik wordt gemeten in kilometers per liter brandstof.
28
Algemene informatie
Waarschuwing Probeer tijdens het rijden niet de eenheden te wijzigen, want dit kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Om de weergave van de eenheden te openen terwijl de motorfiets stilstaat en in neutraal staat, indrukken en loslaten en het contact in de stand AAN draaien. Druk op knop 'A' tot set up zichtbaar is in het displayscherm, laat de knop los en druk vervolgens op knop 'B'. Druk op knop 'A' tot UnitS (eenheden) zichtbaar is in het scherm, laat de knop los en druk vervolgens op knop 'B'.
2
3
Druk op knop 'A' tot het gewenste display wordt weergegeven en laat de knop los. De display geeft achtereenvolgens weer: •
mpg - Britse gallons;
•
mpg US - Amerikaanse gallons;
•
L/100 km - metrisch;
•
km/L - metrisch.
Modellen zonder TPMS: Druk op knop 'B' en raak de knoppen 'A' of 'B' niet aan tot UnitS wordt weergegeven in het displayscherm. Wanneer UnitS wordt weergegeven in het displayscherm, drukt u op knop 'A' tot rEturn zichtbaar is, laat u de knop los en drukt u vervolgens op knop 'B'. Trip 1 wordt weergegeven in het displayscherm. Modellen met TPMS: Druk op knop 'B' en raak de knoppen 'A' of 'B' niet opnieuw aan tot PSI of bAr wordt weergegeven. Druk op knop 'A' tot de gewenste bandspanningseenheden worden weergegeven en laat de knop los. Druk op knop 'B' en wacht tot UnitS wordt weergegeven, druk vervolgens op knop ’A’ en wanneer rEturn wordt weergegeven, drukt u op knop B. Trip 1 wordt weergegeven in het displayscherm.
1
cgjp_3
1. Het scherm 2. Knop A 3. Knop B
29
Algemene informatie ABS uitschakelen (alleen modellen met ABS)
Controlelampje onderhoudsinterval
Het is mogelijk om het ABS-systeem tijdelijk uit te schakelen. Het ABS-systeem kan niet permanent worden uitgeschakeld, het wordt weer ingeschakeld wanneer het contact uiten weer ingeschakeld wordt.
2
Waarschuwing Wanneer ABS uitgeschakeld is, functioneert het remsysteem verder als een remsysteem zonder ABS. In deze situatie kan te hard remmen een blokkering van de wielen veroorzaken, hetgeen kan leiden tot verlies van controle en een ongeval.
1 cgjp_4
1. Onderhoudscontrolelampje 2. Resterende afstand
ABS uitschakelen Om de functie ABS uitschakelen te bereiken, zet u het contact in de stand AAN. Druk op knop 'A' tot set up zichtbaar is in het displayscherm, laat de knop los en druk vervolgens op knop 'B'. Druk op knop 'A' tot ABS weergegeven en laat de knop los.
wordt
Door op knop 'B' te drukken, wordt het ABSsysteem uitgeschakeld; het bericht ABS OFF (ABS UIT) wordt gedurende 2 seconden weergegeven en het waarschuwingslampje ABS gaat branden. ABS inschakelen Om het ABS-systeem in te schakelen, schakelt u het contact uit en in.
30
Wanneer het contact wordt ingeschakeld en de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt 800 km of minder is, wordt het onderhoudssymbool gedurende 3 seconden weergegeven en in de klok wordt de resterende afstand tot de volgende onderhoudsbeurt getoond. Wanneer de resterende afstand 0 km is, blijft het onderhoudssymbool ingeschakeld tot het onderhoud uitgevoerd is en het systeem door uw erkende Triumph-dealer is gereset. Wanneer het onderhoud achterstallig is, wordt de afstand weergegeven als een negatief getal.
Algemene informatie Brandstofmeter
Bandspanningscontrolesysteem (TPMS) Opmerking: •
TPMS is een accessoireoptie alleen voor Tiger 800-modellen. Het is niet beschikbaar voor Tiger 800XC-modellen.
1 Functie cgjp_5
1. Brandstofmeter De brandstofmeter geeft de hoeveelheid brandstof in de tank aan. Terwijl het contact ingeschakeld is, wordt het brandstofniveau aangegeven door het aantal blokjes dat in de display wordt weergegeven. Als de brandstoftank vol is, worden alle 12 blokjes weergegeven, als de tank leeg is, worden geen blokjes weergegeven. Andere aanduidingen geven brandstofniveaus tussen vol en leeg weer. Wanneer er 2 blokjes worden weergegeven, gaat het waarschuwingslampje Brandstofniveau laag branden en 5 seconden later schakelt het displayscherm over naar de weergave 'Bereik' (zie pagina 26). Hiermee wordt aangegeven dat er ongeveer nog 4,5 liter brandstof in de tank is en er bij de eerstvolgende mogelijkheid dient te worden getankt.
Bandspanningssensoren zijn bij het voor- en het achterwiel gemonteerd. Deze sensoren meten de luchtdruk in de band en verzenden de drukgegevens naar de instrumenten. Deze sensoren verzenden de gegevens pas wanneer de motorfiets harder rijdt dan 20 km/h. In het weergavegedeelte worden twee streepjes getoond tot het bandspanningssignaal is ontvangen. Het bandspanningscontrolesysteem (TPMS) is een ingebouwde accessoire die door uw erkende Triumph-dealer moet worden gemonteerd. Het TPMS-display in de instrumenten wordt alleen ingeschakeld wanneer het systeem ingebouwd is. Op de velg wordt een sticker aangebracht om de positie van de bandspanningssensor aan te geven die zich vlakbij het ventiel bevindt.
Na het tanken, worden de gegevens van de brandstofmeter en de resterende actieradius alleen bijgewerkt tijdens het rijden op de motorfiets. Afhankelijk van de rijstijl kan het bijwerken tot 5 minuten duren.
31
Algemene informatie Serienummer bandspanningssensor Het serienummer voor de bandspanningssensor is afgedrukt op een label dat aan de sensor is bevestigd. De dealer kan dit nummer nodig hebben voor onderhoud of diagnose. Wanneer het bandspanningscontrolesysteem op de motorfiets gemonteerd wordt, dient u te controleren of de serienummers van de spanningssensoren van voor- en achterband door de dealer in de ruimtes hieronder genoteerd zijn.
Systeemweergave
Waarschuwing Probeer nooit onder het rijden te wisselen tussen de weergavemodi voor voor- en achterband, dit kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
5
Spanningssensor voorband
1 3
Spanningssensor achterband
4 6 cgjp_6
1. 2. 3. 4. 5. 6.
32
TPMS-symbool Bandspanningsweergave Voorband, geïdentificeerd Achterband, geïdentificeerd Knop A Knop B
2
Algemene informatie Om de bandspanningsweergave weer te geven, zet u het contact in de stand AAN. Druk op knop 'A' tot psi of bAr zichtbaar is in het displayscherm en laat de knop los. Druk op knop 'B' om de voor- of de achterbandspanning te selecteren en laat de knop los. Wanneer het bandspanningscontrolesysteem geselecteerd is, wordt —— psi of bAr zichtbaar in het displayscherm tot de motorfiets een snelheid van meer dan 20 km heeft bereikt en het bandspanningssignaal is ontvangen. Om de bandspanningsweergave te sluiten, drukt u op knop 'A' tot de gewenste weergave wordt getoond en laat u de knop los.
Sensorbatterijen Wanneer de batterijspanning in een spanningssensor laag is, wordt LO bAt (lege batt.) weergegeven en het TPMS-symbool geeft aan welke wielsensor een lage batterijspanning heeft. Wanneer de batterijen volledig leeg zijn, worden alleen strepen weergegeven in het displayscherm, het rode TPMS-waarschuwingslampje brandt en het TPMS-symbool knippert continu. Neem contact op met uw erkende Triumph-dealer om de sensor te laten vervangen en het nieuwe serienummer te laten noteren in de daarvoor bestemde ruimtes op pagina 32.
5 1 3
4 2 cgjp_7
1. 2. 3. 4. 5.
TPMS-symbool Het scherm Voorband, geïdentificeerd Achterband, geïdentificeerd TPMS-waarschuwingslampje
Wanneer het TPMS-symbool gedurende 10 seconden knippert terwijl de contactschakelaar in de stand AAN is gedraaid en vervolgens blijft branden, is er een storing in het TPMS-systeem. Neem contact op met uw erkende Triumph-dealer om de storing te laten verhelpen.
33
Algemene informatie Bandspanning
Vervangende banden
De bandspanningen die in uw instrumentenpaneel worden getoond, geven de actuele bandspanning weer op het moment waarop de weergave is geselecteerd. Dit kan afwijken van de bandspanning die ingesteld is wanneer de banden koud zijn, omdat de banden warmer worden tijdens het rijden, waardoor de lucht in de band uitzet en de bandspanning toeneemt. Bij de koude bandspanningswaarden die door Triumph worden opgegeven, is hiermee rekening gehouden.
Wanneer banden worden vervangen, moet u altijd uw erkende Triumph-dealer de banden laten monteren en dient u ervoor te zorgen dat ze weten dat er bandspanningssensoren in de wielen zijn gemonteerd (zie pagina 111).
Eigenaren moeten de bandspanningen uitsluitend aanpassen wanneer de banden koud zijn, met behulp van een nauwkeurige bandspanningsmeter (zie pagina 108) en mogen niet de bandspanningsweergave op het instrumentenpaneel gebruiken.
Waarschuwing Het bandspanningscontrolesysteem mag niet worden gebruikt als een bandspanningsmeter tijdens het aanpassen van de bandspanningen. Voor de juiste bandspanning controleert u altijd de bandspanningen wanneer de banden koud zijn en gebruikt u een nauwkeurige bandspanningsmeter (zie pagina 108). Het gebruik van het TPMS-systeem voor het instellen van de bandspanningen kan resulteren in verkeerde bandspanningen wat leidt tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
34
Algemene informatie Waarschuwingslampjes Richtingaanwijzers Indien de richtingaanwijzerschakelaar naar links of naar rechts wordt gedrukt, knippert de indicator van de richtingaanwijzer in hetzelfde tempo als de richtingaanwijzer.
Grootlicht Wanneer het contact wordt ingeschakeld en de koplampschakelaar is ingesteld op 'grootlicht', gaat het waarschuwingslampje voor grootlicht branden.
Brandstofniveau laag De indicator brandstofniveau laag gaat branden wanneer er nog circa 4,5 liter brandstof in de tank aanwezig is.
Neutraal De neutraal-indicator geeft aan dat de transmissie in neutraal staat (geen versnelling ingeschakeld). Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de transmissie in neutraal staat terwijl de contactschakelaar in de stand AAN staat.
Waarschuwingslampje lage oliedruk Als bij draaiende motor de oliedruk gevaarlijk laag wordt, gaat het waarschuwingslampje lage oliedruk in de toerenteller branden.
Voorzichtig Schakel de motor direct uit indien het waarschuwingslampje lage oliedruk gaat branden. De motor niet opnieuw starten voordat de storing is verholpen. Indien de motor draait terwijl het waarschuwingslampje lage oliedruk brandt, kan ernstige motorschade ontstaan. Het waarschuwingslampje lage oliedruk in de toerenteller gaat branden, als het contact wordt ingeschakeld en de motor niet draait.
Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur Als bij draaiende motor de koelvloeistoftemperatuur gevaarlijk hoog wordt, gaat het waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur in de toerenteller branden.
Voorzichtig Schakel de motor direct uit indien het waarschuwingslampje hogekoelvloeistoftemperatuur gaat branden. De motor niet opnieuw starten voordat de storing is verholpen. Indien de motor draait terwijl het waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur brandt, kan ernstige motorschade ontstaan.
35
Algemene informatie Het waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur in de toerenteller gaat branden, als het contact wordt ingeschakeld en de motor niet draait.
Waarschuwingslampje storing motormanagementsysteem Het waarschuwingslampje storing motormanagementsysteem gaat even branden wanneer het contact wordt ingeschakeld (om aan te geven dat het systeem werkt), maar mag niet branden wanneer de motor draait. Indien het waarschuwingslampje gaat branden terwijl de motor draait, betekent dit dat er een storing is opgetreden in een of meer systemen die door het motormanagementsysteem worden geregeld. In dergelijke gevallen schakelt het motormanagementsysteem over naar 'thuisbreng-modus', zodat de rit kan worden voortgezet indien de storing niet zo ernstig is dat de motor niet kan draaien.
Let op: •
Als het waarschuwingslampje knippert als het contact wordt ingeschakeld, neem dan zo snel mogelijk contact op met een erkende Triumph-dealer om deze situatie te verhelpen. Onder deze omstandigheden zal de motor niet starten.
Controlelamp alarminstallatie/startonderbreker Dit Triumph-model is uitgerust met een motorstartonderbreker die geactiveerd wordt wanneer de contactschakelaar in de stand UIT wordt gedraaid. Wanneer de motorfiets met een origineel Triumph-alarm als accessoire is uitgerust, werkt de startonderbreker als gebruikelijk, maar de controlelamp van de alarminstallatie/startonderbreker werkt zoals hieronder beschreven. Met ingebouwde alarminstallatie
Waarschuwing Verlaag de snelheid en rijd niet langer door dan noodzakelijk is terwijl dit waarschuwingslampje brandt. De storing kan de motorprestaties, de uitlaatemissies en het brandstofverbruik negatief beïnvloeden. Verlaagde motorprestaties kunnen gevaarlijke rijomstandigheden veroorzaken, die kunnen leiden tot verlies van controle en een ongeval. Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende Triumph-dealer, om de storing te laten inspecteren en verhelpen.
36
De controlelamp van de alarminstallatie/ startonderbreker gaat alleen branden wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden zoals beschreven in de instructies van de originele Triumph-alarminstallatie (accessoire). Zonder ingebouwde alarminstallatie Wanneer de contactschakelaar in de stand UIT is gedraaid, knippert de alarminstallatie/ startonderbreker-lamp gedurende 24 uur om aan te geven dat de startonderbreker ingeschakeld is. Wanneer de contactschakelaar in de stand AAN is gedraaid, zijn startonderbreker en indicatielampje uitgeschakeld.
Algemene informatie Als het indicatielampje blijft branden, betekent dit dat er een storing in de startonderbreker is, die nader moet worden onderzocht. Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende Triumph-dealer, om de storing te laten inspecteren en verhelpen.
Bandspanningswaarschuwingslampje Opmerking: •
ABS-lampje (anti-blokkeerremsysteem) (uitsluitend op modellen met ABS) Wanneer de contactschakelaar in de stand AAN wordt gedraaid, is het normaal dat het waarschuwingslampje ABS gaat knipperen. Het lampje blijft knipperen na het starten van de motor, tot de motorfiets voor het eerst een snelheid van meer dan 10 km/h heeft bereikt, waarna het lampje dooft. Behalve wanneer het ABS-systeem uitgeschakeld is (zie pagina 30) of er een storing aanwezig is, mag het lampje niet gaan branden tot de motor opnieuw wordt gestart. Als het lampje op enig ander moment onder het rijden gaat branden, betekent dit dat er een storing in het ABS is opgetreden, die nader moet worden onderzocht.
TPMS is een accessoireoptie alleen voor Tiger 800-modellen. Het is niet beschikbaar voor Tiger 800XC-modellen. Het bandspanningswaarschuwingslampje werkt samen met het bandspanningscontrolesysteem (zie pagina 31).
Het waarschuwingslampje gaat alleen branden wanneer de bandspanning voor of achter onder de aanbevolen spanningswaarde ligt. Het gaat niet branden wanneer de bandspanning te hoog is. Wanneer het waarschuwingslampje brandt, wordt in het weergavegebied automatisch het TPMS-symbool getoond dat aangeeft welke band een te lage bandspanning heeft met de bijbehorende bandspanning.
1 2
Waarschuwing Als het ABS niet werkt, functioneert het remsysteem verder als een niet-ABS remsysteem. Rijd niet langer door dan noodzakelijk is terwijl dit lampje brandt. Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende Triumph-dealer, om de storing te laten inspecteren en verhelpen. In deze situatie kan te hard remmen een blokkering van de wielen veroorzaken, hetgeen kan leiden tot verlies van controle en een ongeval.
3 cgjp_8
1. TPMS-symbool 2. Achterband, geïdentificeerd 3. Bandspanning
Zie ook Remmen op pagina 61.
37
Algemene informatie De bandspanning waarbij het waarschuwingslampje gaat branden, is temperatuurgecompenseerd tot 20°C maar de numerieke drukweergave die daar bij hoort, is dat niet (zie pagina 109). Zelfs wanneer de numerieke weergave de standaard bandspanning precies of ongeveer aangeeft terwijl het waarschuwingslampje brandt, wordt een lage bandspanning aangegeven en is een lekke band de meest waarschijnlijke oorzaak.
Contactsleutel
1
Waarschuwing Zet de motorfiets stil wanneer het bandspanningswaarschuwingslampje gaat branden. Rij niet op de motorfiets tot de banden gecontroleerd zijn en de bandspanningen zich op hun aanbevolen spanning bevinden wanneer ze koud zijn.
ceom
1. Sleutelnummerlabel De contactsleutel wordt, behalve voor het bedienen van stuurslot/contactschakelaar, gebruikt voor het openen van het zadelslot en de tankdop. Bij aflevering vanuit de fabriek, worden twee sleutels meegeleverd en een label waarop het sleutelnummer is vermeld. Noteer het sleutelnummer en bewaar de reservesleutel en het sleutellabel op een veilige plaats, niet in de buurt van de motorfiets.
38
Algemene informatie
Bestel vervangende sleutels altijd bij uw erkende Triumph-dealer. Vervangende sleutels moeten door uw erkende Triumphdealer worden 'gekoppeld' aan de startonderbreker van de motorfiets.
Voorzichtig
Contactschakelaar/stuurslot
PU
3 SH
4
O FF
ON
In de sleutel is een transponder aangebracht om de motorstartonderbreker uit te schakelen. Om er zeker van te zijn dat de startonderbreker correct functioneert, altijd maar een van de twee contactsleutels in de buurt van de contactschakelaar houden. Wanneer twee contactsleutels in de buurt van de schakelaar worden gehouden, kan het signaal tussen de transponder en de motorstartonderbreker onderbroken worden. In zo'n situatie blijft de motorstartonderbreker actief, tot een van de contactsleutels verwijderd wordt.
2 P
5 1 1. 2. 3. 4. 5.
Contactschakelaar/stuurslot Stand VERGRENDELD Stand UIT Stand AAN Stand PARKEREN
Bewaar de reservesleutel niet bij de motorfiets, omdat hierdoor de beveiliging in gevaar wordt gebracht.
39
Algemene informatie Standen contactschakelaar Deze schakelaar heeft vier, met een sleutel bediende standen. De sleutel kan uitsluitend uit de contactschakelaar worden verwijderd, indien deze in de stand UIT, VERGRENDELD of P (PARKEREN) staat. Stand VERGRENDELD: Draai de stuurstang naar links tot de pijl op de bovenste kroonplaat uitgelijnd is met de contactsleutel.
Waarschuwing Om redenen van beveiliging en veiligheid de contactschakelaar altijd in de stand UIT plaatsen en de sleutel verwijderen wanneer de motorfiets onbeheerd wordt achtergelaten. Onbevoegd gebruik van de motorfiets kan leiden tot verwonding van de berijder, medeweggebruikers en voetgangers en beschadiging van de motorfiets.
Waarschuwing 1 2
cgil
1. Pijl op bovenste kroonplaat 2. Contactsleutel De sleutel in de stand UIT draaien, de sleutel indrukken en loslaten en volgens in de stand VERGRENDELD draaien. PARKEREN: Draai de sleutel vanuit de stand VERGRENDELD in de stand P (PARKEREN). Het stuurslot blijft ingeschakeld en de positielichten blijven ingeschakeld. Let op: •
40
Laat het stuurslot niet gedurende langere tijd in de stand P (PARKEREN) ingeschakeld, aangezien dit leidt tot ontladen van de accu.
Het stuurslot wordt ingeschakeld wanneer de sleutel in de contactschakelaar steekt en deze in de stand VERGRENDELD of P (PARKEREN) wordt gezet. Draai de sleutel nooit onder het rijden in de stand VERGRENDELD of P (PARKEREN), omdat hierdoor het stuurslot kan worden ingeschakeld. Een ingeschakeld stuurslot leidt tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Algemene informatie Stelschroef remhendel Waarschuwing Probeer nooit onder het rijden de hendel af te stellen, dit kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
2 1
Gebruik na het afstellen van de hendel de motorfiets eerst ergens waar geen verkeer is, om vertrouwd te raken met de nieuwe afstelling. Leen uw motorfiets niet uit aan anderen, omdat iemand de hendels kan afstellen op een manier die u niet gewend bent en dit kan leiden tot verlies van controle en een ongeval.
1. Stelwieltje 2. Driehoekige markering De hendel van de voorrem is voorzien van een stelmechanisme. Met dit stelmechanisme kan de afstand tussen de handgreep en de hendel worden ingesteld op één van vier standen en worden aangepast aan de spanwijdte van de hand van de berijder. Om de hendel af te stellen, de hendel naar voren drukken en het stelwieltje op een van de genummerde standen met de driehoekige markering op de hendelhouder draaien. De afstand tussen de handgreep en de losgelaten hendel is het kleinst wanneer het stelwieltje is ingesteld op stand 4 en het grootst wanneer dit is ingesteld op stand 1.
41
Algemene informatie Schakelaars rechterstuurstang
Let op: •
1
Hoewel de motorstopschakelaar de motor uitschakelt, worden hierdoor niet alle elektrische circuits uitgeschakeld. Dit kan leiden tot problemen met het opnieuw starten van de motor door een ontladen accu. Normaliter dient uitsluitend de contactschakelaar te worden gebruikt om de motor te stoppen.
Voorzichtig ccmh
Laat de contactschakelaar niet in de stand AAN staan wanneer de motor niet draait, omdat dit kan leiden tot schade aan elektrische onderdelen en het ontladen van de accu.
2
1. Motorstopschakelaar 2. Startknop
Motorstopschakelaar De contactschakelaar moet in de stand AAN staan en de motorstopschakelaar moet in de stand DRAAIEN staan om met de motorfiets te kunnen rijden. De motorstopschakelaar is bedoeld voor gebruik in een noodgeval. Indien zich een noodgeval voordoet waarbij het uitschakelen van de motor noodzakelijk is, zet u de motorstopschakelaar in de stand STOPPEN.
Startknop De startknop bedient de elektrische starter. Om de starter te kunnen inschakelen, moet de koppelingshendel tegen de handgreep worden getrokken. Let op: •
Ook wanneer de koppelingshendel tegen de handgreep is getrokken, werkt de starter niet indien de zijstandaard is uitgeklapt en een versnelling is ingeschakeld.
Als de motor loopt, functioneert de startknop als beginsignaal voor de rondetimer. Als u kort op de startknop drukt, begint de rondetimer met het registreren van de volgende ronde.
42
Algemene informatie Schakelaars linkerstuurstang
Richtingaanwijzerschakelaar Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar naar links of naar rechts wordt geduwd, knippert ook de indicator van de betreffende richtingaanwijzer. De schakelaar indrukken en loslaten om de richtingaanwijzers uit te schakelen.
4
Claxonknop
1 3
ccmg
1. 2. 3. 4.
2
Dimschakelaar koplamp Richtingaanwijzerschakelaar Claxonknop Passeerknop
Wanneer de claxonknop wordt ingedrukt en het contact in de stand AAN staat, klinkt de claxon.
Passeerknop Wanneer de passeerknop wordt ingedrukt, wordt het grootlicht van de koplamp ingeschakeld. Dit blijft branden zolang de knop ingedrukt wordt gehouden, en gaat uit zodra de knop wordt losgelaten.
Dimschakelaar koplamp
Stuurstangafstelling
Met de dimschakelaar van de koplamp kan dimlicht of grootlicht worden ingeschakeld. Druk de schakelaar naar voren om grootlicht in te schakelen. Trek de schakelaar naar achteren om dimlicht in te schakelen. Indien grootlicht is ingeschakeld, brandt de indicator grootlicht.
Het bereik van de stuurstang is ongeveer 20 mm instelbaar.
Let op: •
Op dit model is geen aan/uitschakelaar voor verlichting aangebracht. De koplamp, het achterlicht en de kentekenplaatverlichting gaan automatisch branden wanneer het contact in de stand AAN wordt gedraaid.
Waarschuwing Het is raadzaam om de stuurstangverstellingen te laten uitvoeren door een getrainde monteur van een erkende Triumph-dealer. Het afstellen van de stuurstang door een monteur die niet werkzaam is bij een erkende Triumphdealer is, kan van invloed zijn op de hanteerbaarheid, stabiliteit of andere aspecten van de werking van de motorfiets die kunnen resulteren in een verlies van controle over de motorfiets met een ongeval als gevolg.
43
Algemene informatie
Waarschuwing Controleer voordat met de werkzaamheden wordt begonnen of de motor stabiel staat en goed wordt ondersteund. Hierdoor wordt verwonding van de monteur en schade aan de motorfiets voorkomen. Opmerking: •
Bij deze procedure wordt ervan uitgegaan dat de stuurstang zich in de standaardpositie bevindt, zoals afgeleverd van de fabriek. Wanneer de stuurstang al eens eerder is afgesteld, zoals hieronder beschreven, moeten de boutposities worden teruggezet.
Til de stuurstang uit de stuurstangverhogers en ondersteun hem met de hulp van een assistent. Draai beide verhogers 180° en lijn de boutgaten uit. Plaats de stuurstang terug op de verhogers. Plaats de bovenste klemmen terug en zet ze met de twee 10 mm-schroefdraadbouten vast in de achterste boutposities. Op dit moment de bouten niet volledig vastdraaien. Draai de stuurstang dusdanig dat het middelste geëtste (langere) merkteken op de stuurstang uitgelijnd is met de splitlijn op de bovenste klemmen/verhogers.
1
Om de stuurstang in te stellen, draait u de achterste klembouten (8 mm schroefdraad) los en verwijdert u deze en draait u vervolgens de voorste klemen verhogerbouten (10 mm schroefdraad) los.
2 3
1 ceic
1. Bovenste klem 2. Splitlijn klem 3. Middelste merkteken
2
Draai de 10 mm-bouten vast met 35 Nm. Breng de 8 mm-bouten weer aan in de voorste posities en draai ze vast met 26 Nm.
cgil
1. 10 mm-bevestigingen 2. 8 mm-bevestigingen
44
Algemene informatie Brandstofvoorziening/tanken Waarschuwing
Brandstoftype Pb
Uw Triumph-motor is ontworpen voor loodvrije benzine en levert optimale prestaties indien het juiste type benzine wordt gebruikt. Voor de Tiger 800- en Tiger 800XC-modellen kan loodvrije benzine met een octaangehalte van 91 of hoger worden gebruikt.
Voorzichtig Het uitlaatsysteem is uitgerust met een katalysator om het emissieniveau terug te brengen. De katalysator kan onherstelbaar beschadigen indien de brandstoftank helemaal leeg wordt gereden of indien het brandstofniveau zeer laag is. Zorg ervoor dat u altijd voldoende brandstof heeft voor uw rit.
Om de gevaren in verband met tanken te minimaliseren, dienen de volgende veiligheidsinstructies altijd in acht te worden genomen: Benzine (brandstof) is uiterst brandbaar en kan onder bepaalde omstandigheden exploderen. Zet voordat u gaat tanken de contactschakelaar in de stand UIT. Niet roken. Maak geen gebruik van een mobiele telefoon. Zorg ervoor dat de voor het tanken gebruikte ruimte goed geventileerd is en geen vlam- of vonkbronnen bevat. Hieronder valt ook apparatuur met een waakvlam. Vul de tank nooit zo vol, dat het brandstofniveau in de hals van de vulpijp stijgt. Warmteopname uit zonlicht of andere bronnen kan leiden tot uitzetten en uitlopen van de brandstof, waardoor brandgevaar ontstaat. Controleer na het tanken altijd of de tankdop goed gesloten en afgesloten is.
Voorzichtig Het gebruik van gelode benzine is in de meeste landen, staten of regio's verboden. Het gebruik van gelode benzine beschadigt de katalysator.
Omdat benzine (brandstof) uiterst brandbaar is, kan een benzinelek of het morsen van benzine, of het niet in acht nemen van de hiervoor genoemde veiligheidsinstructies, brand veroorzaken, met schade aan eigendommen, persoonlijk letsel of de dood als gevolg.
45
Algemene informatie Tankdop
Brandstoftank vullen Voorkom het vullen van de tank onder regenachtige of stoffige omstandigheden, omdat dit kan leiden tot verontreiniging van de brandstof.
1 2
Voorzichtig Verontreinigde brandstof kan onderdelen van het brandstofsysteem beschadigen. Vul de brandstoftank langzaam om morsen te voorkomen. Vul de tank niet boven de onderzijde van de hals van de vulpijp. Hierdoor blijft ruimte voor een luchtlaag, zodat de brandstof in de tank kan uitzetten als gevolg van warmteopname vanuit de motorfiets of zonlicht.
cbmm1
1. Tankdop 2. Sleutel Open de afdekklep van het slot om de tankdop te openen. Steek de sleutel in het slot en draai de sleutel rechtsom.
1
Voor sluiten en afsluiten van de tankdop, de dop met de sleutel in het slot op zijn plaats drukken tot het slot 'vastklikt'. Verwijder de sleutel en sluit de klep.
2
Voorzichtig Het sluiten van de tankdop wanneer de sleutel niet in het slot zit, leidt tot beschadiging van de dop, de tank en het slotmechanisme.
46
cbdf
1. Maximaal brandstofniveau 2. Hals van de vulpijp 3. Luchtruimte
3
Algemene informatie Standaard Waarschuwing
Zijstandaard
Teveel brandstof vullen kan leiden tot morsen. Indien brandstof wordt gemorst, dient deze direct en volledig te worden opgenomen en dienen de hiervoor gebruikte materialen op een veilige manier te worden afgevoerd. Zorg ervoor dat tijdens het tanken geen brandstof op de motor, de uitlaatpijpen, de banden of andere onderdelen van de motorfiets wordt gemorst. Omdat benzine (brandstof) uiterst brandbaar is, kan een benzinelek of het morsen van benzine, of het niet in acht nemen van de hiervoor genoemde veiligheidsinstructies, brand veroorzaken, met schade aan eigendommen, persoonlijk letsel of de dood als gevolg. Bij of op de banden gemorste brandstof vermindert de grip van de band op de weg. Hierdoor ontstaan gevaarlijke rijomstandigheden, die kunnen leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Controleer na het tanken altijd of de tankdop goed gesloten en afgesloten is.
Gereedschapsset en handboek De gereedschapsset bevindt zich onder het achterzadel.
1 cgiu
1. Zijstandaard Dit model is uitgerust met een zijstandaard waarop de motorfiets kan worden geparkeerd.
Waarschuwing De motorfiets is voorzien van een interlocksysteem, zodat niet met de motorfiets kan worden gereden terwijl de zijstandaard is uitgeklapt. Probeer nooit te rijden met de zijstandaard uitgeklapt en wijzig nooit iets aan het interlocksysteem, omdat dit kan leiden tot gevaarlijke rijomstandigheden met verlies van controle over de motorfiets en een ongeval als gevolg.
Het handboek bevindt zich onder het achterzadel.
47
Algemene informatie Let op: •
Draai wanneer de zijstandaard wordt gebruikt de stuurstang volledig naar links en laat de motorfiets in de eerste versnelling staan.
Controleer wanneer de zijstandaard werd gebruikt, voor u gaat rijden of de zijstandaard volledig is ingeklapt nadat u op de motorfiets bent gaan zitten. Zie voor nadere informatie over veilig parkeren het hoofdstuk 'Het berijden van de motorfiets'.
Zadels Zadelonderhoud Om schade aan zadel of diens afdekking te voorkomen, mag men het zadel niet laten vallen of deze tegen een oppervlak plaatsen dat het zadel of de afdekking ervan kan beschadigen. Zie pagina 125 informatie.
voor
zadelreinigings-
Voorzichtig Om schade aan het zadel en diens afdekking te voorkomen, mag men het zadel niet laten vallen. Plaats het zadel niet tegen de motorfiets of enig ander oppervlak waardoor zadel of afdekking beschadigd kan raken. Plaats het zadel in plaats daarvan met de zadelafdekking omhoog op een schone, vlakke ondergrond die is afgedekt met een zachte doek. Plaats geen voorwerpen op het zadel, waardoor de zadelafdekking beschadigd of vervuild kan raken.
48
Algemene informatie Om het zadel weer te plaatsen, de twee beugels van het zadel onder de bevestigingshaken op het subframe aanbrengen en het zadel aan de achterzijde omlaag drukken om dit te vergrendelen.
Achterzadel
1 2 cgie
1. Zadelslot Het zadelslot bevindt zich op het achterspatbord, onder de achterlichtunit. Om het zadel te verwijderen, de startsleutel in het zadelslot steken en linksom draaien terwijl de achterzijde van het zadel omlaag wordt gedrukt. Hierdoor komt het zadel los van de vergrendeling en kan dit naar achteren worden geschoven om het volledig van de motorfiets te verwijderen.
2
1
cgif
1. Achterzadelbeugels 2. Bevestigingshaken subframe
Waarschuwing Na het opnieuw aanbrengen het zadel stevig beetpakken en omhoog trekken, om te voorkomen dat het niet correct is bevestigd en onder het rijden losschiet. Indien het zadel niet goed is vergrendeld, komt het los van het slot. Een loszittend of losgeschoten zadel kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden.
49
Algemene informatie Berijderszadel
Hoogteverstelling berijderszadel
1
2 1 5
3
cgig
1. Berijderszadel Om het berijderszadel te verwijderen, verwijdert u het achterzadel (zie pagina 49). Pak het berijderszadel aan beide zijden beet en schuif het naar achteren en omhoog om het volledig van de motorfiets te verwijderen. Om het zadel weer terug te plaatsen, schuift u de voorste rail in de beugel aan de achterkant van de brandstoftank en brengt u de achterste rail aan in de achterste beugels. Druk de achterkant van het zadel stevig omlaag. Plaats het achterzadel terug (zie pagina 49).
cgih
1. 2. 3. 4.
Berijderszadel Voorste hoogteverstelling zadel Achterste hoogteverstelling zadel Hoogtepositie laag zadel (achterzijde getoond) 5. Hoogtepositie hoog zadel (achterzijde getoond) Het berijderszadel kan ongeveer 25 mm in hoogte worden versteld. Het berijderszadel afstellen: Verwijder het berijderszadel (zie pagina 50). stel de beide hoogteverstelllingen van het zadel naar wens af in de hogere of lagere positie. Zorg ervoor dat beide verstellingsrails volledig in hun beugels op het zadel vallen. Plaats het pagina 50).
50
4
berijderszadel
terug
(zie
Algemene informatie Helmhaak Waarschuwing Verstel altijd beide zadelhoogteverstellingen. Door slechts een hoogteverstelling te verstellen, kan het zadel wellicht niet correct worden bevestigd.
Met behulp van de helmhaak kan een helm aan de motorfiets worden bevestigd. De helmhaak bevindt zich aan de linkerkant van de motorfiets onder het zadel.
Het gebruik van de motorfiets met een onjuist gemonteerd zadel kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden.
1
Waarschuwing Gebruik na het afstellen van het zadel de motorfiets eerst ergens waar geen verkeer is, om vertrouwd te raken met de nieuwe zadelpositie. Het gebruik van de motorfiets met het zadel in een onbekende positie kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden.
cgif
1. Helmhaak
51
Algemene informatie Om een helm aan de motorfiets te bevestigen, verwijdert u het zadel en haakt u de kinband van de helm over de haak. Zorg ervoor dat het vlakke gedeelte boven de haak niet geblokkeerd wordt door de helmband, omdat hierdoor het achterzadel niet correct in de vergrendeling valt.
Opslag voor Triumphbeugelslot (accessoire) Onder het achterzadel bevindt zich een ruimte voor het opbergen van het Triumphbeugelslot (accessoire) (beschikbaar bij uw Triumph-dealer). Berg het slot als volgt op: Maak de band los waarmee gereedschapsset is vastgezet.
de
Plaats het beugelgedeelte van het slot op de steunelementen van het achterspatbord, waarbij de open uiteinden van het slot naar de achterzijde van de motorfiets gericht zijn.
1
Zet het beugelgedeelte vast met behulp van de band voor de gereedschapsset, zoals hieronder weergegeven. Plaats het slotelement in de bak in het achterspatbord. cgif
1. Vlakke gedeelte helmhaak Om de helm vast te zetten, plaats u het zadel weer terug en sluit u het zadel.
Waarschuwing Rij nooit op de motorfiets terwijl (een) helm(en) aan de helmhaak zijn bevestigd. Wanneer met de motorfiets wordt gereden terwijl (een) helm(en) aan de helmhaak zijn bevestigd, kan dit de motorfiets uit evenwicht brengen, wat kan resulteren in verlies van controle en een ongeval.
Voorzichtig Voorkom dat helmen tegen de hete geluiddemper liggen. Hierdoor kunnen helmen beschadigd worden.
52
Algemene informatie Plaats het achterzadel slotelement vast te zetten.
terug
om
het
Fitting elektrische accessoires
3 1
2 2
4
1 cgil
cgir
1. Beugelgedeelte slot 2. Slotsteunelementen achterspatbord 3. Band gereedschapsset (gereedschapsset verwijderd voor de duidelijkheid) 4. Slotelement
1. Fitting elektrische accessoires De motorfiets is voorzien van een fitting voor elektrische accessoires, gemonteerd naast het contactslot. De fitting levert een elektrische voeding van 12 volt. De fitting is beveiligd met een zekering van 10 A, daarom geen accessoires met een stroomafname van meer dan 10 A op de fitting aansluiten. Via uw erkende Triumph-dealer is een steker verkrijgbaar, die met de accessoirefitting kan worden gebruikt.
53
Algemene informatie Inrijden
Zowel tijdens als na het inrijden:
R.P.M.
•
Een koude motor nooit met een hoog toerental laten draaien.
•
De motor nooit overbelasten. Altijd een lagere versnelling inschakelen voordat de motor begint te 'protesteren'.
•
Rijd nooit met onnodig hoge motortoerentallen. Het inschakelen van een hogere versnelling heeft een positieve invloed op het brandstofverbruik, vermindert het lawaai en is beter voor het milieu.
cboa
Met inrijden wordt het proces bedoeld dat tijdens de eerste gebruiksuren van een nieuwe motorfiets plaatsvindt. Met name de inwendige wrijving in de motor is hoger wanneer de onderdelen nieuw zijn. Later, wanneer de onderdelen van de motor zijn 'ingereden', wordt deze inwendige wrijving aanzienlijk minder. Indien gedurende een zekere periode voorzichtig wordt gereden, blijft de uitlaatemissie laag en worden de prestaties, de brandstofbesparing en de levensduur van de motor en de overige onderdelen geoptimaliseerd. Gedurende de eerste 800 kilometer: •
Niet met volgas rijden.
•
Hoge motortoerentallen voorkomen.
•
Niet gedurende langere tijd met één bepaald hoog of laag motortoerental rijden.
•
Niet agressief wegrijden, stoppen of accelereren, behalve in noodgevallen.
•
Niet met een hogere snelheid rijden dan 3/4 van de topsnelheid.
beslist
Van 800 tot 1.500 kilometer: •
54
Het motortoerental mag gedurende korte tijd worden opgevoerd tot maximaal.
Algemene informatie Veilig gebruik
Controleer:
Dagelijkse veiligheidscontrole
Brandstof: Voldoende voorraad in de tank, geen brandstoflekkage (pagina 45). Motorolie: Juiste peil op de oliepeilstok. Voeg indien nodig olie met de juiste specificatie toe. Geen lekkage uit de motor of de oliekoeler (pagina 82).
cbob
Aandrijfketting: (pagina 92).
Juiste
afstelling
Controleer elke dag voordat u gaat rijden de volgende punten. De hiervoor benodigde tijd is minimaal, maar de controles leveren wel een bijdrage aan de veiligheid en betrouwbaarheid van uw motorfiets.
Banden/wielen: Controleer en corrigeer de bandenspanning (bij koude banden). Profieldiepte/slijtage, beschadigingen aan banden/wielen, lekke banden, enz. (pagina 106).
Indien u tijdens deze controle een onregelmatigheid constateert, dient u het hoofdstuk Onderhoud en afstelling te raadplegen of contact op te nemen met een erkende Triumph-dealer, zodat de vereiste werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd om uw motorfiets in veilige staat te brengen.
Moeren, bouten, bevestigingsmiddelen: Voer een visuele controle uit van alle onderdelen van de stuurinrichting en de ophanging, de assen en de bedieningselementen, controleer of alle onderdelen goed vastzitten of bevestigd zijn. Controleer de gehele motorfiets op loszittende/beschadigde bevestigingsmiddelen.
Waarschuwing Indien deze controles niet elke dag voordat u gaat rijden worden uitgevoerd, kan ernstige schade aan de motorfiets en een ongeval met persoonlijk letsel of de dood het gevolg zijn.
Sturen: Soepel maar niet te los van aanslag tot aanslag. De bedieningskabels mogen niet blijven hangen (pagina 101). Remmen: Trek de remhendel in en trap het rempedaal in om op correcte weerstand te controleren. Controleer hendels/pedalen met een te grote vrije slag voordat weerstand wordt ondervonden en indien een van de bedieningselementen sponsachtig aanvoelt (pagina 96). Remblokken: Er dient op alle remblokken meer dan 1,5 mm frictiemateriaal aanwezig te zijn (pagina 97). Remvloeistofpeil: Geen remvloeistoflekkage. Het remvloeistofpeil in beide reservoirs dient zich tussen de MAX- en MIN-markeringen te bevinden (pagina 98).
55
Algemene informatie Voorvorken: Soepel lekkage aan de (pagina 103).
bewegen. Geen vorkafdichtingen
Gasbediening: De speling gashandgreep dient 2 - 3 mm te Controleer of de gashandgreep blijven hangen teruggaat naar de stand (pagina 88).
van de bedragen. zonder te stationaire
Koppeling: Soepele werking en de juiste hoeveelheid speling (pagina 91). Koelvloeistof: Geen koelvloeistoflekkage. Controleer het koelvloeistofpeil in het expansiereservoir (bij koude motor) (pagina 85).
56
Elektrische installatie: Alle lichten en de claxon werken correct (pagina 38). Motorstopschakelaar: De stopschakelaar schakelt de motor uit (pagina 58). Standaards: Gaat door veerspanning terug naar volledig ingeklapte stand. Terughaalveren niet zwak of beschadigd (pagina 47).
Het berijden van de motorfiets HET BERIJDEN VAN DE MOTORFIETS Inhoudsopgave De motor uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 De motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 Wegrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 Versnelling inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61 ABS (anti-blokkeerremsysteem) - (mits gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66 Punten van overweging bij het rijden met hoge snelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Sturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Banden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Koelvloeistof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Elektrische installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Overige . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
68 68 68 68 68 68 69 69 69 69
57
Het berijden van de motorfiets De motor uitschakelen 3
1 SH
ON
PU
4 O FF
P
1. 2. 3. 4. 5.
5
2
ccmh
Motorstopschakelaar Startknop Neutraal-indicator Stand AAN Contactschakelaar
Sluit de gasklep volledig.
De motor starten Controleer of de motorstopschakelaar in de stand DRAAIEN staat. Controleer of de transmissie in neutraal staat. Zet het contact aan.
Zet de transmissie in neutraal.
Let op:
Zet het contact uit.
•
Selecteer de eerste versnelling. Zet de motorfiets op een stevige, egale ondergrond op de zijstandaard. Schakel het stuurslot in.
Voorzichtig Normaliter dient de motor te worden uitgeschakeld door de contactschakelaar in de stand UIT te zetten. De motorstopschakelaar is uitsluitend bedoeld voor gebruik in een noodgeval. Laat het contact niet ingeschakeld als de motor is uitgeschakeld. Dit kan beschadiging van het elektrische systeem tot gevolg hebben.
58
Wanneer het contact wordt ingeschakeld, beweegt de wijzer van de toerenteller snel van nul naar maximum en weer terug naar nul. De waarschuwingslampjes op het instrumentenpaneel gaan branden en vervolgens weer uit (behalve de lampjes die blijven branden tot de motor wordt gestart - zie 'Waarschuwingslampjes' op pagina 35). Het is niet noodzakelijk om te wachten tot de wijzers weer op nul staan voordat de motor wordt gestart.
Het berijden van de motorfiets •
•
In de sleutel is een transponder aangebracht om de motorstartonderbreker uit te schakelen. Om er zeker van te zijn dat de startonderbreker correct functioneert, altijd maar een van de twee contactsleutels in de buurt van de contactschakelaar houden. Wanneer twee contactsleutels in de buurt van de schakelaar worden gehouden, kan het signaal tussen de transponder en de motorstartonderbreker onderbroken worden. In zo'n situatie blijft de motor-startonderbreker actief, tot een van de contactsleutels verwijderd wordt. Bij zeer koude weersomstandigheden de gasklep gedeeltelijk openen om de koude start te vergemakkelijken. Sluit het gas weer als de motor is gestart.
Trek de koppelingshendel helemaal tegen de handgreep. Laat de gasklep volledig dicht en druk op de startknop tot de motor start.
Waarschuwing Nooit de motor starten of laten draaien in een afgesloten ruimte. Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen binnen korte tijd bewusteloosheid en de dood tot gevolg hebben. Gebruik uw motorfiets uitsluitend in de open lucht of in een ruimte met afdoende ventilatie.
Voorzichtig Druk de starter niet langer dan 5 seconden onafgebroken in, omdat dit oververhitting van de startmotor en ontlading van de accu tot gevolg heeft. Wacht 15 seconden alvorens de starter opnieuw in te drukken, zodat de startmotor kan afkoelen en de accuspanning kan herstellen. Laat de motor niet langdurig stationair draaien, omdat dit oververhitting en motorschade kan veroorzaken.
Voorzichtig Het waarschuwingslampje lage oliedruk dient kort na het starten van de motor uit te gaan. Wanneer het waarschuwingslampje lage oliedruk na het starten van de motor blijft branden, de motor onmiddellijk uitschakelen en de oorzaak vaststellen. Indien de motor met een te lage oliedruk draait, ontstaat ernstige motorschade. •
Deze motorfiets is uitgerust met startblokkeerschakelaars. Deze schakelaars voorkomen dat de elektrische starter werkt wanneer de transmissie niet in neutraal staat met de zijstandaard uitgeklapt.
•
Als de zijstandaard bij draaiende motor omlaag wordt geklapt terwijl de transmissie niet in neutraal staat, stopt de motor, ongeacht de stand van de koppeling.
59
Het berijden van de motorfiets Wegrijden
Versnelling inschakelen
Trek de koppelingshendel helemaal tegen de handgreep en schakel de 1e versnelling in. Geef een beetje gas en laat de koppelingshendel langzaam opkomen. Open wanneer de koppeling begint aan te grijpen de gasklep iets verder, zodat het toerental van de motor hoog genoeg is om afslaan van de motor te voorkomen.
1
cgiu
1. Schakelpedaal Sluit de gasklep en trek gelijktijdig de koppelingshendel tegen de handgreep. Schakel naar de eerstvolgende hogere of lagere versnelling. Open de gasklep gedeeltelijk en laat gelijktijdig de koppelingshendel los. Gebruik altijd de koppeling om een andere versnelling in te schakelen. 6 5 4 3 2 N 1
Waarschuwing Zorg ervoor dat de gasklep in de lagere versnellingen niet te ver of te snel wordt geopend, omdat hierdoor het voorwiel van de grond wordt getild (een 'wheelie') en het achterwiel grip verliest (wielspin). Open de gasklep altijd voorzichtig, vooral wanneer u niet vertrouwd bent met de motorfiets, omdat een 'wheelie' of wielspin kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
60
Het berijden van de motorfiets Remmen
Let op: •
Het schakelmechanisme is van het 'positive stop'-type. Dit betekent dat na elke beweging van schakelpedaal, slechts één versnelling omhoog of omlaag kan worden geschakeld.
Waarschuwing Schakel niet naar een lagere versnelling bij snelheden die te hoge motortoerentallen (omw/min) veroorzaken. Hierdoor kan het achterwiel blokkeren, wat leidt tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Bovendien kan motorschade ontstaan. Schakelen naar een lagere versnelling dient zodanig te worden uitgevoerd, dat lage motortoerentallen gegarandeerd zijn.
1
cgjj
1. Remhendel voorrem
Waarschuwing DENK BIJ HET REMMEN AAN HET VOLGENDE: Laat het gas helemaal los en de koppeling ingeschakeld, zodat de motor een bijdrage kan leveren aan het afremmen van de motorfiets. Schakel steeds één versnelling omlaag, zodat de transmissie in de 1e versnelling staat wanneer de motorfiets volledig stil staat. Gebruik bij het remmen altijd beide remmen tegelijk. Normaliter dient de voorrem iets sterker te worden gebruikt dan de achterrem. Schakel naar een lagere versnelling of zet de motor in vrijloop om te voorkomen dat de motor afslaat. De remmen nooit vergrendelen, omdat dit kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
61
Het berijden van de motorfiets
Waarschuwing
1 cgit
1. Rempedaal achterrem
Waarschuwing Negeer indien een noodstop moet worden gemaakt het omlaag schakelen en concentreer u op het zo hard mogelijk inknijpen en intrappen van de voor- en achterrem zonder te slippen. Berijders moeten noodstops oefenen in een verkeersvrij gebied (zie ABSwaarschuwingen hieronder/hierboven). Triumph beveelt ten stelligste aan dat alle motorrijders de nodige lessen nemen, waarin ook veilig remmen aan de orde komt. Een onjuiste remtechniek kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
62
Wees bij het remmen (ongeacht of al dan niet ABS is geïnstalleerd), accelereren en bochten rijden altijd uiterst voorzichtig, omdat onvoorzichtigheid kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Het gebruiken van alleen de voor- of achterrem vermindert de algehele remkracht. Bijzonder hard remmen kan blokkeren van een van de wielen veroorzaken, wat kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval (zie ABS-waarschuwingen hieronder). Indien mogelijk altijd vóór het inrijden van een bocht de snelheid terugnemen of remmen, omdat het terugnemen van gas of remmen in een bocht wielslip kan veroorzaken, wat kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Bij rijden in natte of regenachtige omstandigheden en op losse wegdekken, wordt het stuur- en remvermogen sterk verminderd. Onder deze omstandigheden dienen al uw acties soepel te verlopen. Plotseling accelereren, remmen of draaien kan verlies van controle over de motorfiets en een ongeval veroorzaken.
Het berijden van de motorfiets
Waarschuwing Bij het afdalen van een lange, steile helling dient gebruik te worden gemaakt van de remwerking van de motor door naar een lagere versnelling te schakelen en dienen de remmen met tussenpozen te worden gebruikt. Voortdurend remmen kan de remmen oververhitten, waardoor de remkracht sterk wordt verminderd. Rijden met uw voet op het rempedaal of uw handen op de remhendel kan het remlicht inschakelen, waardoor andere weggebruikers foutieve informatie krijgen. Bovendien kunnen de remmen oververhit raken, waardoor de remkracht sterk wordt verminderd.
Waarschuwing Wanneer de motorfiets op losse, natte of modderige wegen wordt gebruikt, kan het remvermogen verminderen als gevolg van stof, modder of vocht dat zich op de remmen ophoopt. Rem onder dergelijke omstandigheden altijd vroeger om ervoor te zorgen dat de remoppervlakken worden gereinigd door de remhandeling. Het gebruik van de motorfiets met remmen die verontreinigd zijn met stof, modder of vocht kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden.
Laat de motorfiets niet met uitgeschakelde motor uitrollen en laat de motor niet opslepen. De druksmering van de transmissie werkt uitsluitend wanneer de motor draait. Onvoldoende smering kan schade aan of vastlopen van de transmissie veroorzaken, wat kan leiden tot plotseling verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
63
Het berijden van de motorfiets ABS (anti-blokkeerremsysteem) (mits gemonteerd)
Waarschuwing Indien geïnstalleerd, voorkomt ABS dat de wielen blokkeren, waardoor de effectiviteit van het remsysteem in noodgevallen en bij het rijden op gladde oppervlakken wordt geoptimaliseerd. De mogelijk kortere remweg die ABS onder bepaalde omstandigheden mogelijk maakt, zijn geen alternatief voor goed rijgedrag. Houd u altijd aan de wettelijk geldende snelheidslimiet. Rijd altijd met de nodige zorgvuldigheid en aandacht en verlaag de snelheid altijd in overeenstemming met de weers-, weg- en verkeersomstandigheden.
Waarschuwingslampje ABS Het ABS-lampje gaat branden om aan te geven dat de ABSfunctie niet beschikbaar is, of dat het ABS door berijder uitgeschakeld is (zie pagina 30). Het is normaal dat het lampje brandt na het starten van de motor en tot de motorfiets een snelheid hoger dan 10 km/h heeft bereikt. Behalve wanneer er een storing aanwezig is of het systeem uitgeschakeld is, mag het lampje niet gaan branden tot de motor opnieuw wordt gestart. Als het lampje op enig ander moment onder het rijden gaat branden, betekent dit dat er een storing in het ABS is opgetreden, die nader moet worden onderzocht. Opmerking: •
Normaliter zal de berijder de ABSwerking ervaren als een steviger gevoel of een pulsatie van de remhendel en het rempedaal. Aangezien het ABS geen geïntegreerd remsysteem is en het de voor- en achterrem niet tegelijkertijd regelt, kan deze pulsatie kan voelbaar zijn in de hendel, het pedaal, of beide.
•
Het ABS kan worden geactiveerd door plotselinge opof neerwaartse veranderingen in het wegoppervlak.
In de bochten is altijd extra voorzichtigheid geboden. Als de remmen in een bocht worden gebruikt, kan ABS het gewicht en de vaart van de motorfiets niet compenseren. Hetgeen kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Onder bepaalde omstandigheden kan een motorfiets met ABS een langere remweg hebben dan een gelijkwaardige motorfiets zonder ABS.
64
Het berijden van de motorfiets
Waarschuwing Als het ABS niet werkt, functioneert het remsysteem verder als een niet-ABS remsysteem. Rijd niet langer door dan noodzakelijk is terwijl dit lampje brandt. In het geval van een storing, neemt u zo snel mogelijk contact op met een erkende Triumph-dealer, om de storing te laten inspecteren en verhelpen. In deze situatie kan te hard remmen een blokkering van de wielen veroorzaken, hetgeen kan leiden tot verlies van controle en een ongeval.
Waarschuwing De ABS-computer werkt op basis van vergelijking van de relatieve snelheid van de voor- en achterwielen. Het gebruik van niet-goedgekeurde banden kan de wielsnelheid beïnvloeden en de ABSfunctie buiten werking stellen, wat kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval onder omstandigheden waarbij de ABS normaliter zou werken.
Waarschuwing Het ABS-waarschuwingslampje gaat branden als het achterwiel langer dan 30 seconden met hoge snelheid wordt aangedreven, terwijl de motorfiets op een standaard staat. Deze reactie is normaal. Wanneer het contact is uitgeschakeld en de motorfiets opnieuw wordt gestart, gaat het waarschuwingslampje branden tot de motorfiets een snelheid van meer dan 30 km/h bereikt.
65
Het berijden van de motorfiets Parkeren
Let op: •
ccms
Zet de transmissie in neutraal en draai de contactschakelaar in de stand UIT. Schakel het stuurslot in om diefstal te bemoeilijken. Parkeer altijd op een stevige, egale ondergrond om te voorkomen dat de motorfiets omvalt. Dit is met name belangrijk wanneer in het terrein wordt geparkeerd. Parkeer op een helling altijd met de voorzijde naar het hogere gedeelte gericht, om te voorkomen dat de motorfiets van de standaard rolt. Zet de motorfiets in de eerste versnelling om te voorkomen dat deze wegrolt. Parkeer op een lateraal (zijwaarts) aflopend oppervlak altijd zo dat de helling de motorfiets in de richting van de zijstandaard duwt. Parkeer nooit op een zijwaarts aflopend oppervlak met een helling van meer dan 6° en parkeer nooit met de voorzijde van de motorfiets naar de aflopende zijde gekeerd.
66
Bij parkeren in het donker wanneer er verkeer in de buurt is, of bij parkeren op een plaats waar het gebruik van parkeerlichten wettelijk verplicht is, dienen het achterlicht, het kentekenplaatlicht en de positielichten te blijven branden, door de contactschakelaar in de stand P (PARKEREN) te draaien.
Laat de contactschakelaar niet gedurende langere tijd in de stand P (PARKEREN) gedraaid, aangezien dit leidt tot ontladen van de accu.
Waarschuwing Parkeer nooit op een zacht of op een hellend oppervlak. Indien de motorfiets onder deze omstandigheden wordt geparkeerd, kan deze omvallen met schade aan eigendommen of persoonlijk letsel als gevolg.
Het berijden van de motorfiets
Waarschuwing Benzine is uiterst brandbaar en kan onder bepaalde omstandigheden exploderen. Controleer bij parkeren in een garage of andere ruimte, of deze goed geventileerd is en de motorfiets niet in de buurt staat van vlam- of vonkbronnen. Hieronder valt ook apparatuur met een waakvlam. Wanneer bovenstaand advies niet wordt opgevolgd, kan er brand ontstaan met schade aan eigendommen of persoonlijk letsel als gevolg.
Punten van overweging bij het rijden met hoge snelheid Waarschuwing Deze Triumph-motorfiets mag de wettelijk geldende snelheidslimieten niet overschrijden. Het met hoge snelheid op een motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn, aangezien de tijd om op bepaalde verkeerssituaties te reageren bij hogere snelheden aanzienlijk wordt verkort. Verlaag de snelheid altijd in overeenstemming met de weers- en verkeersomstandigheden.
Waarschuwing De motor en het uitlaatsysteem zijn na het rijden sterk verhit. Parkeer NOOIT op plaatsen waar voetgangers en kinderen de motorfiets kunnen aanraken. Het aanraken van een willekeurig deel van de motor of het uitlaatsysteem dat heet is kan brandwonden op de onbeschermde huid veroorzaken.
Waarschuwing Gebruik deze Triumph-motorfiets alleen met hoge snelheden tijdens wedstrijden op voor ander verkeer afgesloten weggedeelten of gesloten circuits. Het rijden met hoge snelheden is voorbehouden aan rijders die les hebben gehad in de technieken die noodzakelijk zijn voor het rijden met hoge snelheden en die vertrouwd zijn met de rijkarakteristieken van de motorfiets onder alle omstandigheden. Het rijden met hoge snelheden is onder alle andere omstandigheden gevaarlijk en kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
67
Het berijden van de motorfiets Remmen
Waarschuwing De rijkarakteristieken van een motorfiets zijn bij hoge snelheden anders dan bij de vertrouwde wettelijke snelheden. Probeer niet met hoge snelheden te rijden tenzij u hierin geoefend bent en beschikt over de hiervoor noodzakelijke vaardigheden, aangezien incorrecte bediening tot een ernstig ongeval kan leiden.
Waarschuwing De genoemde punten zijn uiterst belangrijk en dienen altijd in acht te worden genomen. Een probleem, dat bij normale snelheden wellicht niet wordt opgemerkt, kan bij hogere snelheden aanzienlijk worden verergerd.
Algemeen Zorg ervoor dat de motorfiets wordt onderhouden overeenkomstig de periodieke onderhoudskaart.
Sturen Controleer of het stuur soepel draait, zonder overmatige speling of klemmen. Zorg ervoor dat de bedieningskabels het sturen niet hinderen.
Bagage Controleer of de bagagekoffers dicht en gesloten zijn en stevig aan de motorfiets zijn bevestigd.
68
Controleer of de voor- en achterrem correct werken.
Banden Het rijden met hoge snelheden leidt tot versnelde bandenslijtage. Banden die in goede staat verkeren zijn van essentieel belang voor het rijden met hoge snelheden. Controleer de algehele staat van de banden, controleer en corrigeer de bandenspanning (bij koude banden) en controleer de wielbalans. Zet na het controleren van de bandenspanning de ventieldoppen goed vast. Raadpleeg de hoofdstukken Onderhoud en Specificaties voor informatie over het controleren van de banden en veilig gebruik van de banden.
Brandstof Zorg voor voldoende brandstof, aangezien rijden met hoge snelheden het brandstofverbruik opvoert.
Voorzichtig Het uitlaatsysteem is uitgerust met een katalysator om het emissieniveau terug te brengen. De katalysator kan onherstelbaar beschadigen indien de brandstoftank helemaal leeg wordt gereden of indien het brandstofniveau zeer laag is. Zorg ervoor dat u altijd voldoende brandstof heeft voor uw rit.
Het berijden van de motorfiets Motorolie
Elektrische installatie
Controleer of het motoroliepeil correct is. Zorg bij het bijvullen voor olie van de juiste kwaliteitsgraad en het juiste type.
Controleer of de koplamp, het achter-/remlicht, de richtingaanwijzers, de claxon, enz. goed werken.
Koelvloeistof
Overige
Controleer of het koelvloeistofpeil op de bovenste vloeistofpeilmarkering in het expansiereservoir ligt. (Controleer het peil altijd bij een koude motor.)
Kijk of alle bevestigingsmiddelen stevig vastzitten.
69
Het berijden van de motorfiets
Deze pagina met opzet blanco
70
Accessoires en belading ACCESSOIRES EN BELADING De toevoeging van accessoires en het vervoer van extra gewicht kunnen het rijgedrag van de motorfiets nadelig beïnvloeden, hetgeen veranderingen in stabiliteit veroorzaakt en rijden met lagere snelheden noodzakelijk maakt. De volgende informatie is samengesteld als leidraad in verband met de mogelijke gevaren van toevoeging van accessoires aan een motorfiets en het vervoer van passagiers en extra lading. Stel de koplampstand af om extra ladingen te compenseren, zie pagina 121.
Waarschuwing Geen accessoires aanbrengen of bagage vervoeren die de controle over de motorfiets in gevaar brengt. Controleer of accessoires en belading geen belemmering vormen voor de zichtbaarheid van verlichtings-componenten, de bodemspeling, overhellingsvermogen (d.w.z. hellings-hoek), bediening, wielloop, voorvork-beweging, zicht in alle richtingen of enig ander aspect van de werking van de motorfiets.
Waarschuwing Onjuiste belading kan onveilige rijomstandigheden tot gevolg hebben, die kunnen leiden tot een ongeval. Zorg er altijd voor dat de vervoerde lading gelijkmatig over beide zijden van de motorfiets is verdeeld. Zorg ervoor dat de lading stevig is vastgebonden, zodat deze onder het rijden niet kan bewegen.
Waarschuwing Met deze motorfiets mag niet harder worden gereden dan de wettelijke snelheidsbeperking behalve op speciaal daarvoor bestemde afgesloten terreinen.
Controleer regelmatig of de lading stevig is vastgebonden (maar nooit onder het rijden) en zorg ervoor dat de lading niet over de achterzijde van de motorfiets uit steekt. Overschrijd nooit laadvermogen:
het
maximale
Tiger 800 - 225 kg; Tiger 800XC - 223 kg. Dit maximale laadvermogen is het gecombineerde gewicht van de berijder, de passagier, de aangebrachte accessoires en de belading.
71
Accessoires en belading
Waarschuwing Gebruik deze Triumph-motorfiets alleen met hoge snelheden tijdens wedstrijden op voor ander verkeer afgesloten weggedeelten of gesloten circuits. Het rijden met hoge snelheden is voorbehouden aan rijders die les hebben gehad in de technieken die noodzakelijk zijn voor het rijden met hoge snelheden en die vertrouwd zijn met de rijkarakteristieken van de motorfiets onder alle omstandigheden. Het rijden met hoge snelheden is onder alle andere omstandigheden gevaarlijk en kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
72
Waarschuwing Uw passagier moet worden verteld dat hij of zij verlies van de controle over de motorfiets kan veroorzaken door het maken van plotselinge bewegingen of door de verkeerde zitpositie in te nemen. De berijder moet de passagier als volgt instrueren: •
Het is belangrijk dat de passagier onder het rijden stil zit en de werking van de motorfiets niet belemmert.
•
Zijn of haar voeten op passagiersvoetsteunen houdt stevig vasthoudt aan zadelbeugel of de middel of heupen van de berijder.
•
Vertel de passagier hoe hij of zij tegelijk met de berijder in de bochten moet overhellen, en niet mag overhellen tenzij de berijder dit ook doet.
de en de de
Accessoires en belading
Waarschuwing Vervoer geen dieren op uw motorfiets. Een dier kan plotselinge en onberekenbare bewegingen maken die kunnen resulteren in het verlies van de controle over de motorfiets en een ongeluk.
Waarschuwing De hanteerbaarheid en het remvermogen van een motorfiets worden beïnvloed door de aanwezigheid van een passagier. De berijder dient, wanneer een passagier wordt vervoerd, rekening te houden met deze veranderingen. Het vervoeren van een passagier wordt afgeraden indien de berijder geen les heeft gehad in het vervoeren van een passagier en de veranderingen in rijkarakteristieken die dit met zich meebrengt niet kent. Indien geen rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van een passagier, kan verlies van controle over de motorfiets en een ongeval het gevolg zijn.
Waarschuwing Probeer nooit voorwerpen op te bergen tussen het frame en de brandstoftank. Dit kan het stuurvermogen belemmeren en verlies van controle over de motorfiets veroorzaken, hetgeen leidt tot een ongeval. Het bevestigen van gewicht aan het stuur of de voorvork verhoogt de massa van de stuurinrichting en kan resulteren in het verlies van stuurcontrole en een ongeval.
X
X
Waarschuwing Geen passagiers vervoeren die niet lang genoeg zijn om de aangebrachte voetsteunen te kunnen bereiken. Een passagier die niet lang genoeg is om de voetsteunen te bereiken, kan niet stevig op de motorfiets zitten en kan instabiliteit veroorzaken, hetgeen leidt tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
73
Accessoires en belading
Waarschuwing Rijd met een van accessoires voorziene motorfiets, of een motorfiets die op een of andere wijze beladen is, nooit harder dan 130 km/h. Onder beide omstandigheden mag er niet harder dan 130 km/h worden gereden, ook wanneer de wettelijke maximumsnelheden dit wel toestaan. De aangebrachte accessoires en/of lading brengen veranderingen in de stabiliteit en de hanteerbaarheid van de motorfiets met zich mee. Indien geen rekening wordt gehouden met veranderingen in de stabiliteit van de motorfiets, kan verlies van controle over de motorfiets of een ongeval het gevolg zijn. De absolute snelheidsgrens van 130 km/h dient te worden verlaagd indien nietgoedgekeurde accessoires worden aangebracht of de motorfiets wordt gebruikt met onjuiste belading, afgesleten banden, slechte algehele staat van de motorfiets en slechte wegof weersomstandigheden.
74
Waarschuwing Als het passagierszadel wordt gebruikt voor het vervoeren van kleine voorwerpen, mogen deze niet zwaarder wegen dan 5 kg, mogen deze de controle over de motorfiets niet belemmeren, moeten deze stevig worden bevestigd en mogen deze niet uitsteken voorbij de zijkant of de achterzijde van de motorfiets. Het vervoeren van voorwerpen die zwaarder wegen dan 5 kg, die niet goed zijn bevestigd, die de controle over de motorfiets belemmeren of uitsteken voorbij de zijkant of achterzijde van de motorfiets, kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Zelfs wanneer kleine voorwerpen correct aangebracht zijn op de achterste zitplaats moet de maximumsnelheid van de motorfiets worden verlaagd naar 130 km/h.
Onderhoud en afstellingen ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN Inhoudsopgave Periodiek onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78 Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82 Oliepeil inspecteren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Olie verversen en oliefilter vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Oliespecificatie en kwaliteitsgraad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
82 83 84 85
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85 Roestwerende middelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Koelvloeistofpeil inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Koelvloeistofpeil corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Koelvloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Radiateur en slangen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
85 86 87 87 87
Gasbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88 Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89 Afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 Koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92 Afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92 Aandrijfketting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92 Ketting invetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Controle – op speling van de ketting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Speling aandrijfketting afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Slijtage ketting en kettingtandwiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
93 93 94 95
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 Inspectie van remslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 Inremmen van nieuwe remblokken en remschijven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 Compensatie remblokslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 Schijfremvloeistof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98 Remvloeistofpeil voorrem inspecteren en corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 Remvloeistofpeil achterrem inspecteren en corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 Remlichtschakelaars. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
75
Onderhoud en afstellingen Windscherm reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 Stuurinrichting/wiellagers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .101 Stuurinrichting inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .101 Lagers van de stuurinrichting (spilkoplagers) op speling controleren . . . . . . . . . . . . . . . 102 Wiellagers inspecteren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102 Voorwielophanging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 Voorvork inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 Achterwielophanging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104 Afstelschema ophanging - Tiger 800 uitsluitend . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afstelschema ophanging - Tiger 800XC uitsluitend . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afstellen achterophanging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Voorbelasting vering afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Demping terugvering instellen - alleen Tiger 800XC-modellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
104 104 105 105 105
Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106 Bandspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108 Bandenslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109 Aanbevolen minimale profieldiepte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109 Vervangen van banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .111 Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .114 Accu verwijderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115 Accu afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115 Accuonderhoud. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115 Accuontlading . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .116 Accuonderhoud tijdens stalling of onregelmatig gebruik van de motorfiets . . . . . . . . . .116 Laden van de accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .116 Accu plaatsen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .117 Zekeringdozen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .118 Omschrijving van de zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .118 Koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 Koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 Koplamp afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 Gloeilamp van de koplamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .121 Achterlicht/ Kentekenplaatverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122 Achterlicht/
76
Onderhoud en afstellingen Kentekenplaatverlichting vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122 Lampje richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123 Gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123 Reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123 Voorbereiding op het wassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Voorzichtig. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Na het wassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Zadelonderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongelakte aluminium onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Uitlaatsysteem reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Wassen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Drogen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
123 124 124 125 125 125 125 125 125
77
Onderhoud en afstellingen Periodiek onderhoud Om de motorfiets in veilige en betrouwbare staat te houden, moeten het onderhoud en de afstellingen, zoals in dit hoofdstuk beschreven, worden uitgevoerd zoals gespecificeerd in het dagelijkse inspectieschema en in overeenstemming met de periodieke onderhoudskaart. De volgende informatie omvat de te volgen procedures voor de dagelijkse inspectie en het uitvoeren van enkele eenvoudige onderhouds- en afstelwerkzaamheden.
Waarschuwing Speciaal gereedschap, kennis en training zijn noodzakelijk om de onderhoudswerkzaamheden correct uit te voeren die in het de periodieke onderhoudskaart vermeld staan. Alleen een erkende Triumph-dealer beschikt over deze kennis en uitrusting. Aangezien onjuist uitgevoerd of achterstallig onderhoud tot gevaarlijke rijomstandigheden kan leiden, dient het periodiek onderhoud aan deze motorfiets altijd te worden uitgevoerd door een erkende Triumph-dealer.
78
Waarschuwing Al het onderhoud is van essentieel belang en mag niet worden verzuimd. Onjuist onderhoud en onjuiste afstellingen kunnen leiden tot slecht functioneren van één of meerdere onderdelen van de motorfiets. Een slecht functionerende motorfiets kan leiden tot verlies van controle en een ongeval. Het weer, de terreingesteldheid en de geografische ligging zijn van invloed op het onderhoud. Het onderhoudsschema dient te worden aangepast aan de specifieke omgeving waarin het voertuig wordt gebruikt en aan de eisen van de eigenaar. Aangezien onjuist uitgevoerd of achterstallig onderhoud tot gevaarlijke rijomstandigheden kan leiden, dient het periodiek onderhoud aan deze motorfiets altijd te worden uitgevoerd door een erkende Triumph-dealer. Triumph Motorcycles accepteert geen verantwoordelijkheid voor schade of letsel ten gevolge van onjuist onderhoud of door de eigenaar uitgevoerde onjuiste aanpassingen.
Onderhoud en afstellingen Onderhoudswerkzaamheid
Gereden afstand in kilometer of verstreken periode, wat het eerst wordt bereikt Eerste service
A-service
B-service
C-service
D-service
Elke
800 1 maand
10.000 1 jaar
20.000 2 jaar
30.000 3 jaar
40.000 4 jaar
Dag
•
•
•
•
•
Motorolie - verversen
-
•
•
•
•
•
Motorolie en oliefilter - verversen/vervangen
-
•
•
•
•
•
Klepspeling - controleren/afstellen
-
•
•
Luchtfilter - vervangen
-
•
•
Autoscan - voer een volledige autoscan uit met de Triumph diagnostische tool
-
•
•
Motoroliekoeler - controleren op lekkage
• •
Motor ECM - controleren op opgeslagen DTC's
•
ABS ECM - controleer op opgeslagen DTC's Bougies - controleren
-
Bougies - vervangen
-
Gasklephuizen - balanceren
-
•
• •
•
•
•
• •
•
•
•
•
•
Gaskabels - controleren/afstellen
Dag
•
•
•
•
•
Koelsysteem - controleren op lekkage
Dag
•
•
•
•
•
Koelvloeistofpeil - controleren/corrigeren
Dag
•
•
Koelvloeistof - verversen
• •
-
•
Brandstofsysteem - controleren op lekkage, schuurplekken, enz.
Dag
•
•
•
•
•
Verlichting, instrumenten en elektrische installatie controleren
Dag
•
•
•
•
•
Stuurinrichting - controleren op onbelemmerd bewegen
Dag
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Spilkoplagers - controleren/afstellen
-
Spilkoplagers - invetten
-
•
•
79
Onderhoud en afstellingen Onderhoudswerkzaamheid
Vorken - controleren op lekkage/soepele beweging Vorkolie - verversen
Gereden afstand in kilometer of verstreken periode, wat het eerst wordt bereikt Eerste service
A-service
B-service
C-service
D-service
Elke
800 1 maand
10.000 1 jaar
20.000 2 jaar
30.000 3 jaar
40.000 4 jaar
Dag
•
•
•
•
• •
Dag
•
•
Remblok - slijtageniveau controleren
Dag
•
Hoofdremcilinders - controleren op vloeistoflekkage
Dag
Remklauwen - controleren op vloeistoflekkage en ingevreten zuigers
Dag
Remvloeistofpeil - controleren
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Remvloeistof - verversen
Achterwielophangingsmechanisme - controleren/smeren
Elke 2 jaar
•
-
Aandrijfketting - invetten Aandrijfketting - controleren op slijtage Speling aandrijfketting - controleren/afstellen
Schuurstrip aandrijfketting - vervangen
•
Elke 300 km Elke 800 km Dag
•
-
•
•
•
•
•
•
•
•
Bevestigingsmiddelen - visueel inspecteren op stevig vastzitten
Dag
•
•
•
•
•
Wielen - inspecteren op beschadiging
Dag
•
•
•
•
•
Wielen - controleer de wielen op gebroken of beschadigde spaken en controleer de spaakspanning (alleen Tiger 800XC-modellen)
Dag
•
•
•
•
•
-
•
•
•
•
•
Bandenslijtage/bandenbeschadiging - controleren
Dag
•
•
•
•
•
Bandenspanning - controleren/corrigeren
Dag
•
•
•
•
•
Koppelingskabel - controleren/afstellen
Dag
•
•
•
•
•
Zijstandaard - werking controleren
Dag
•
•
•
•
•
-
•
•
•
•
•
Wiellagers - controleren op slijtage/soepele werking
Secundaire uitlaatklembouten - controle/aanpassen
80
Onderhoud en afstellingen Onderhoudswerkzaamheid
Gereden afstand in kilometer of verstreken periode, wat het eerst wordt bereikt Eerste service
A-service
B-service
C-service
D-service
800 1 maand
10.000 1 jaar
20.000 2 jaar
30.000 3 jaar
40.000 4 jaar
Schuifonderstel rek (accessoire) - controleer op de juiste werking‡
•
•
•
•
•
Kofferkoppelstang (accessoire) - controleer op de juiste werking en afstelling‡
•
•
•
•
•
Elke
Brandstof- en ontdampslangen* - vervangen
-
•
*Ontdampsysteem is alleen voor bepaalde markten op de modellen gemonteerd. ‡Alleen indien gemonteerd.
81
Onderhoud en afstellingen Motorolie
Oliepeil inspecteren
1 cbnz
Zorg ervoor dat de motorolie op het juiste peil is, ververs de olie en vervang het oliefilter overeenkomstig de eisen betreffende het periodieke onderhoud, zodat de motor, de transmissie en de koppeling goed blijven functioneren.
4
3
2
Waarschuwing Gebruik van de motorfiets met onvoldoende, verslechterde of vervuilde motorolie heeft versnelde motorslijtage tot gevolg en kan leiden tot het vastlopen van de motor of de transmissie. Vastlopen van de motor of de transmissie kan leiden tot plotseling verlies van controle en een ongeval.
cgii
1. Vulopening 2. Kijkglas 3. Oliepeil (weergegeven is het correcte peil) 4. Oliepeilmarkeringen carter
Waarschuwing Nooit de motor starten of laten draaien in een afgesloten ruimte. Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen binnen korte tijd bewusteloosheid en de dood tot gevolg hebben. Gebruik uw motorfiets uitsluitend in de open lucht of in een ruimte met afdoende ventilatie.
Voorzichtig Indien de motor met onvoldoende olie draait, ontstaat motorschade. Wanneer het indicatielampje lage oliedruk blijft branden, de motor onmiddellijk uitschakelen en de oorzaak vaststellen.
82
Onderhoud en afstellingen Start de motor en laat deze circa vijf minuten stationair draaien.
Olie verversen en oliefilter vervangen
Stop de motor en wacht tenminste drie minuten zodat de olie tot rust komt. Controleer het in het kijkglas zichtbare oliepeil. Het oliepeil is correct, indien de olie zichtbaar is in het kijkglas op een punt midden tussen de bovenste (maximum) en de onderste (minimum) horizontale lijnen die op het carter zijn aangebracht.
1
2
Let op: •
Een nauwkeurige indicatie van het oliepeil wordt alleen aangegeven wanneer de motor zijn normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt en de motorfiets rechtop staat (niet op de zijstandaard).
Indien het nodig is om het oliepeil te corrigeren, de olievulplug verwijderen en beetje bij beetje olie toevoegen, totdat het in het kijkglas weergegeven peil correct is. Zodra het juiste peil is bereikt de olievulplug aanbrengen en vastdraaien.
cgip
1. Olieaftapplug 2. Oliefilter De motorolie en het filter dienen te worden ververst/vervangen overeenkomstig de eisen van het periodieke onderhoud.
Waarschuwing Langdurig of herhaaldelijk contact met motorolie kan leiden tot uitdroging, irritatie en ontsteking van de huid. Bovendien bevat afgewerkte motorolie schadelijke stoffen, die huidkanker kunnen veroorzaken. Draag altijd geschikte beschermende kleding en vermijd contact van de huid met afgewerkte olie. Laat de motor goed opwarmen, schakel vervolgens de motor uit en zet de motorfiets op een egale ondergrond rechtop vast. Plaats een opvangbak onder de motor. Verwijder de olieaftapplug.
83
Onderhoud en afstellingen
Waarschuwing De olie kan heet zijn. Voorkom contact met de hete olie door het dragen van geschikte beschermende kleding, handschoenen, oogbescherming, enz. Contact met hete olie kan brandblaren of brandwonden veroorzaken. Het oliefilter losdraaien en verwijderen met Triumph-onderhoudsgereedschap T3880313. Voer het gebruikte oliefilter op een milieuvriendelijke manier af. Smeer een dun laagje schone motorolie op de afdichtring van het nieuwe oliefilter. Plaats het oliefilter en draai dit vast met 10 Nm. Nadat de olie volledig is afgetapt, een nieuwe afdichtring op de aftapplug aanbrengen. Plaats de plug en draai deze vast met 25 Nm. Vul de motor met gedeeltelijk of volledig synthetische 10W/40- of 10W/50-motorolie voor motorfietsen, die voldoet aan specificatie API SH (of hoger) en JASO MA, zoals Castrol Power 1 Racing 4T 10W-40 (volledig synthetisch). Start de motor en laat deze gedurende ten minste 30 seconden stationair draaien.
Voorzichtig Indien het motortoerental wordt verhoogd tot hoger dan stationair toerental voordat de olie alle delen van de motor heeft bereikt, kan schade aan de motor of vastlopen van de motor het gevolg zijn. Het motortoerental pas opvoeren nadat de motor 30 seconden heeft gedraaid, zodat de olie volledig kan circuleren.
84
Voorzichtig Indien de oliedruk te laag is, gaat het waarschuwingslampje lage oliedruk branden. Wanneer dit lampje blijft branden terwijl de motor draait, de motor onmiddellijk uitschakelen en de oorzaak vaststellen. Indien de motor met een te lage oliedruk draait, ontstaat motorschade. Controleer of het waarschuwingslampje lage oliedruk kort na het starten uitgaat. Schakel de motor uit en controleer het oliepeil opnieuw. Zo nodig corrigeren.
Afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters afvoeren Ter bescherming van het milieu mag olie nooit op de grond, in het riool of de afvoer of in waterlopen worden gegoten. Gooi gebruikte oliefilters niet weg met het normale huisvuil. In geval van twijfel kunt u contact opnemen met de plaatselijke autoriteiten.
Onderhoud en afstellingen Oliespecificatie en kwaliteitsgraad Triumph high performance-brandstofinjectiemotoren zijn ontworpen voor het gebruik van gedeeltelijk of volledig synthetische 10W/40- of 10W/50- motorolie voor motorfietsen, die voldoet aan specificatie API SH (of hoger) en JASO MA, zoals Castrol Power 1 Racing 4T 10W-40 (volledig synthetisch). Voeg geen chemische additieven toe aan de motorolie. De motorolie smeert ook de koppeling en een additief kan slippen van de koppeling veroorzaken. Gebruik geen minerale, plantaardige of nietzuiverende olie, geen op castor gebaseerde olie en geen olie die niet voldoet aan de vereiste specificatie. Het gebruik van deze oliën kan onmiddellijke en ernstige schade aan de motor veroorzaken.
Koelsysteem Controleer, om er zeker van te zijn dat de motor doeltreffend wordt gekoeld, dagelijks voordat u gaat rijden het koelvloeistofpeil en vul koelvloeistof bij indien het peil te laag is.
cbob
Let op: •
Wanneer de motorfiets de fabriek verlaat, bevat het koelsysteem een voor alle seizoenen geschikte Hybrid Organic Acid Technologykoelvloeistof (ook bekend onder de naam Hybrid OAT of HOAT). Deze antivries is groen van kleur, bevat een 50% ethyleenglycoloplossing en heeft een bevriezingspunt van -35°C.
Roestwerende middelen Het gebruik van roestwerende chemicaliën in de koelvloeistof is van essentieel belang om het koelsysteem te beschermen tegen roestvorming. Indien de gebruikte koelvloeistof geen roestwerende middelen bevat, hopen roest en aanslag zich op in de koelmantel en de radiateur van het koelsysteem. Hierdoor raken de koelvloeistofkanalen verstopt en verslechtert de werking van het koelsysteem aanzienlijk.
85
Onderhoud en afstellingen Koelvloeistofpeil inspecteren
Waarschuwing HD4X Hybrid OAT-koelvloeistof bevat roestwerende middelen en antivries, dat geschikt is voor aluminium motoren en radiateurs. Gebruik de koelvloeistof altijd overeenkomstig de instructies van de fabrikant.
Let op: •
Het koelvloeistofpeil moet worden gecontroleerd wanneer de motor koud is (op kamerof omgevingstemperatuur).
Koelvloeistof die antivries en roestwerende middelen bevatten, bevatten giftige chemicaliën, die schadelijk zijn voor het menselijk lichaam.- Nooit antivries of koelvloeistof van de motorfiets inslikken.
2
Let op: •
HD4X Hybrid OAT-koelvloeistof die door Triumph wordt geleverd, is vooraf gemengd en hoeft voor het vullen of bijvullen van het koelsysteem niet te worden verdund.
3
1
cgii
1. Expansiereservoir 2. MAX-markering 3. MIN-markering Zet de motorfiets rechtop op een vlakke ondergrond. Het expansiereservoir kan vanaf de rechterzijde van de motorfiets worden bekeken, onder en aan de voorzijde van de brandstoftank. Controleer het koelvloeistofpeil in het expansiereservoir. Het koelvloeistofpeil moet zich tussen de markeringen MAX en de MIN bevinden. Indien het koelvloeistofpeil lager is dan het minimumpeil, moet koelvloeistof worden bijgevuld.
86
Onderhoud en afstellingen Let op:
Koelvloeistofpeil corrigeren
•
Indien het koelvloeistofpeil wordt gecontroleerd omdat de koelvloeistof oververhit is geraakt, dient ook het peil in de radiateur te worden gecontroleerd en zo nodig te worden gecorrigeerd.
•
In noodgevallen mag ook gedestilleerd water aan het koelsysteem worden toegevoegd. De koelvloeistof moet echter zo snel mogelijk worden afgetapt en het koelsysteem opnieuw worden gevuld met HD4X Hybrid OATkoelvloeistof.
Waarschuwing Expansiereservoir en drukdop van de radiateur niet verwijderen terwijl de motor heet is. Wanneer de motor heet is, is ook de koelvloeistof in het radiateur heet en staat deze onder druk. Contact met hete, onder druk staande koelvloeistof veroorzaakt brandblaren en brandwonden.
1
2
cgis
1. Expansiereservoir (brandstoftank verwijderd voor de duidelijkheid) 2. Expansiereservoirdop Laat de motor afkoelen. De dop van het expansiereservoir kan worden verwijderd vanaf de rechterzijde van de motorfiets, tussen de voorzijde van de brandstoftank en het frame. Verwijder de dop van het expansiereservoir en vul koelvloeistofmengsel bij door de vulopening, totdat het peil de MAXmarkering bereikt. Plaats de kap terug.
Voorzichtig Wanneer hard water wordt gebruikt in het koelsysteem, veroorzaakt dat kalkaanslag in de motor en radiateur, waardoor het rendement van het koelsysteem aanzienlijk wordt verminderd. Een lager rendement van het koelsysteem kan ertoe leiden dat de motor oververhit raakt en ernstig beschadigd raakt.
Koelvloeistof verversen Laat de koelvloeistof verversen door een erkende Triumph-dealer, overeenkomstig de eisen van het periodieke onderhoud.
Radiateur en slangen Controleer de radiateurslangen op scheuren of beschadigingen en de slangklemmen op goed vastzitten overeenkomstig de eisen van het periodieke onderhoud. Laat defecte onderdelen vervangen door uw erkende Triumph-dealer.
87
Onderhoud en afstellingen Controleer de grille en de koelribben van de radiateur op verontreiniging door insecten, bladeren of modder. Eventuele verontreinigingen verwijderen door schoonspuiten met water onder lage druk.
Gasbediening
2
Waarschuwing
1
De ventilator werkt automatisch wanneer de motor draait. Houd handen en kleding uit de buurt van de ventilator, contact met een draaiende ventilator kan letsel veroorzaken.
Voorzichtig Gebruik van hogedrukspuiten, zoals worden gebruikt in autowasstraten of voor huishoudelijk gebruik, kunnen de koelribben van de radiateur beschadigen, lekkage veroorzaken en de efficiëntie van de radiateur verminderen. De luchtstroom door de radiateur niet belemmeren of afbuigen door het aanbrengen van niet-goedgekeurde accessoires, zowel vóór de radiateur als achter de koelventilator. Belemmering van de luchtstroom door de radiateur kan oververhitting veroorzaken, hetgeen tot motorschade kan leiden.
88
cgjj
1. Gasbediening 2. Correcte afstelling 2 - 3 mm
Waarschuwing De gashandgreep regelt de gaskleppen in de gasklephuizen. Indien de gaskabels onjuist zijn afgesteld, ofwel te strak of te los, kan de gasklep moeilijk worden bediend en worden de prestaties nadelig beïnvloed. De gashandgreep op speling controleren overeenkomstig de eisen van het periodiek onderhoud en zo nodig opnieuw afstellen.
Onderhoud en afstellingen
Waarschuwing Let altijd op veranderingen in hoe de gasklep 'aanvoelt' en laat het gasklepsysteem door uw erkende Triumph-dealer controleren zodra u veranderingen bemerkt. Veranderingen kunnen worden veroorzaakt door slijtage in het mechanisme, waarvan het blijven hangen van de gasklep het gevolg kan zijn. Een onjuist afgestelde, hangende of vastzittende gasklep kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden.
Controleer of de gasklep soepel en zonder al te grote krachtsinspanning opengaat en of deze dichtgaat zonder te blijven hangen. Laat indien een probleem wordt opgemerkt en in geval van twijfel het gasklepsysteem controleren door een erkende Triumphdealer. Controleer of de gashandgreep een speling van 2 - 3 mm heeft, indien de handgreep licht heen en weer wordt gedraaid. Indien de speling te groot of te klein is, adviseert Triumph deze correct te laten afstellen door een erkende Triumph-dealer. In een noodgeval kan de gasklepafstelling echter als volgt worden uitgevoerd:
Inspectie
Waarschuwing Gebruik van de motorfiets met onjuist afgestelde, onjuist gelegde, hangende of beschadigde gaskabels belemmert de correcte werking van de gasklep, hetgeen tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden. Laat de gasklep altijd controleren en afstellen door uw erkende Triumph-dealer om onjuist afgestelde en onjuist gelegde gaskabels en voortdurend gebruik van de motorfiets met een hangende of beschadigde gasklep te voorkomen.
89
Onderhoud en afstellingen Verwijder het zadel.
Afstelling
Maak de accu los, eerst de accumassakabel (zwart).
1
Verwijder de brandstoftank.
3
2
Draai de borgmoeren van de afstellers van de openkabel los. Draai de afsteller van de openkabel aan de handgreepzijde zodanig dat in beide richtingen evenveel wordt gecorrigeerd. Draai de afsteller van de openkabel aan de gasklephuiszijde van de kabel, om deze 2 - 3 mm speling te geven aan de handgreep. Draai de borgmoer vast.
6
Voer eventueel kleine aanpassingen uit met de afsteller aan de handgreepzijde om 2 - 3 mm speling te geven. Draai de borgmoer van de afsteller vast.
cgio
5 4
Controleer met volledig gesloten gasklep of de sluitkabel 2 - 3 mm speling heeft aan de gasklepnok, die bevestigd is aan de gasklephuizen. Voer indien nodig aan de gasklephuiszijde op dezelfde manier aanpassingen uit als bij de openkabel, tot een speling van 2 - 3 mm aanwezig is. Draai de borgmoeren van de afsteller vast.
cgjj
1. 2. 3. 4. 5.
Openkabel Sluitkabel Afstellerborgmoeren openkabel Gashandgreep Openkabel – punt voor spelingsmeting 6. Sluitkabel – punt voor spelingsmeting
90
Onderhoud en afstellingen Koppeling Waarschuwing Controleer of alle borgmoeren van de afstellers van alle kabels zijn vastgedraaid, aangezien een loszittende borgmoer kan resulteren in een gasklep die blijft hangen. Een onjuist afgestelde, hangende of vastzittende gasklep kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden.
2 1
Plaats de brandstoftank terug. ccpe
Sluit de accu weer accupluskabel (rood).
aan,
eerst
de
Monteer het zadel van de berijder. Controleer of de gasklep soepel en zonder al te grote krachtsinspanning opengaat en of deze dichtgaat zonder te blijven hangen. Rijd voorzichtig naar uw dichtstbijzijnde erkende Triumph-dealer en laat het gasklepsysteem grondig controleren alvorens verder te rijden.
1. Koppelingshendel 2. 2 - 3 mm Deze motorfiets is uitgerust met een via een kabel bediende koppeling. Indien het koppelingspedaal overmatige speling heeft, kan de koppeling niet volledig ontkoppelen. Dit veroorzaakt problemen bij het schakelen en in neutraal zetten. Dit kan leiden tot het afslaan van de motor en kan de motor slechts met moeite onder controle worden gehouden. Indien het koppelingspedaal echter onvoldoende speling heeft, kan de koppeling niet volledig gekoppeld worden, hetgeen slippen van de koppeling veroorzaakt en prestatievermindering en vroegtijdige slijtage van de koppeling tot gevolg heeft. Speling van het koppelingspedaal dient te worden gecontroleerd overeenkomstig de eisen van het periodiek onderhoud.
91
Onderhoud en afstellingen Inspectie
Aandrijfketting
Controleer of de koppelingshandgreep aan de hendel 2 - 3 mm speling heeft. Indien de speling te groot of te klein is, dient deze te worden gecorrigeerd.
Afstelling Draai de stelschroefhuls tot de juiste hoeveelheid speling van de koppelingshendel is bereikt. Indien de juiste afstelling niet met de hendelafsteller kan worden bereikt, dient de kabelafsteller aan de onderzijde van de kabel te worden gebruikt. Draai de borgmoer van de afsteller los. Draai de buitenste kabelafsteller tot de speling aan de koppelingshendel 2 - 3 mm bedraagt. Draai de borgmoer vast.
cbnz
Voor de veiligheid en ter voorkoming van excessieve slijtage dient de aandrijfketting te worden gecontroleerd, afgesteld en ingevet overeenkomstig de eisen van het periodiek onderhoud. Controleren, afstellen en invetten moeten bij extreme omstandigheden vaker worden uitgevoerd, zoals bij rijden op zouthoudende en zanderige wegen. Indien de ketting sterk is gesleten of onjuist is afgesteld (ofwel te strak of te los) kan de ketting van de kettingtandwielen lopen of breken. Daarom moet een versleten of beschadigde ketting altijd door een erkende Triumph-dealer worden vervangen door een origineel Triumph-reserveonderdeel.
Waarschuwing Een te losse of versleten ketting, of een ketting die breekt of van de kettingwielen loopt, kan vasthaken aan het motorkettingwiel of het achterwiel blokkeren. Een ketting die blijft haken aan het motorkettingwiel zal de berijder verwonden en leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Ook het blokkeren van het achterwiel leidt tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
92
Onderhoud en afstellingen Ketting invetten Invetten is elke 300 kilometer noodzakelijk, evenals na rijden in nat weer, op natte wegen en op enig moment dat de ketting droog lijkt.
Controle – op speling van de ketting
Gebruik speciaal kettingvet, zoals aanbevolen in het hoofdstuk Specificaties. Breng de smering aan op de zijkanten van de rollers en laat de motorfiets dan minimaal 8 uur ongebruikt staan ('s nachts is ideaal). Hierdoor kan het smeervet doordringen in de O-ringen e.d. van de ketting. Veeg alvorens te gaan rijden overtollig smeervet af. Als de ketting zeer vuil is, dient deze eerst te worden gereinigd alvorens smeervet aan te brengen zoals hierboven beschreven.
1 cgjt
1. Positie maximale speling
Voorzichtig Gebruik geen hogedrukspuit om de ketting te reinigen, aangezien dit de onderdelen van de ketting kan beschadigen.
Waarschuwing Controleer voordat met de werkzaamheden wordt begonnen of de motor stabiel staat en goed wordt ondersteund. Hierdoor wordt verwonding van de monteur en schade aan de motorfiets voorkomen. Zet de motorfiets op een vlakke ondergrond en houdt deze rechtop zonder dat er gewicht op rust. Draai het achterwiel door tegen de motorfiets te duwen om de plek te vinden waar de ketting het strakst is en meet de verticale speling van de ketting in het midden tussen de kettingwielen.
93
Onderhoud en afstellingen Speling aandrijfketting afstellen Tiger 800 De verticale beweging van de aandrijfketting moet binnen het bereik 15 - 25 mm liggen. Tiger 800XC De verticale beweging van de aandrijfketting moet binnen het bereik 20 - 30 mm liggen.
2 1
Herhaal de controle van de afstelling van de aandrijfketting. Zo nodig opnieuw corrigeren.
Waarschuwing Gebruik van de motorfiets met losse afstelborgmoeren of een losse asmoer kan leiden tot een slechte stabiliteit en hanteerbaarheid van de motorfiets. Deze instabiliteit en verminderde hanteerbaarheid kunnen verlies van controle over de motorfiets of een ongeval tot gevolg hebben. Controleer de werking van de achterrem. Corrigeer indien noodzakelijk.
Waarschuwing
cdga
3
1. Stelbout 2. Borgmoer stelbout 3. Asmoer achterwiel Draai de wielasmoer los. Maak de borgmoeren los van zowel de linker-als de rechterkettingafstelbout. Verplaats de afstelbouten evenveel en draai de bouten met de klok mee om de kettingspeling te vergroten en tegen de klok in om de kettingspeling te verminderen. Als de juiste hoeveelheid kettingspeling is afgesteld, drukt u het wiel stevig tegen de afstelbout aan. Draai de beide afstelborgmoeren vast met 20 Nm en de asmoer van het achterwiel met 110 Nm.
94
Het is gevaarlijk om de motorfiets met defecte remmen te gebruiken; een erkende Triumph-dealer dient het defect te verhelpen voordat u weer op de motorfiets gaat rijden. Indien het defect niet wordt verholpen, verslechtert de effectiviteit van de remwerking, wat kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets of een ongeval.
Onderhoud en afstellingen Slijtage ketting en kettingtandwiel
Draai het achterwiel en controleer de aandrijfketting op beschadigde rollers en op losse pennen en schakels. Controleer ook de kettingwielen op ongelijk of overmatig afgesleten of beschadigde tanden.
1 VERSLETEN TAND (MOTORKETTINGWIEL)
VERSLETEN TAND (KETTINGWIEL ACHTER)
2 cgjt
1. Meten over een lengte van 20 schakels 2. Gewicht Verwijder de kettingbeschermer. Strek de ketting door een gewicht van 10 - 20 kg aan de ketting te hangen. Meet de lengte van 20 schakels op het rechte gedeelte van de ketting, van het midden van de 1e pen tot het midden van de 21e pen. Aangezien de ketting ongelijk kan afslijten, dient de meting op verschillende plaatsen te worden herhaald.
ccol
(Kettingwielslijtage geaccentueerd weergegeven voor illustratieve doeleinden)
Als een en ander niet in orde is, dienen de aandrijfketting en/of de kettingtandwielen door een erkende Triumph-dealer te worden vervangen. Plaats de kettingbeschermer terug.
Als de lengte groter is dan de maximale gebruiksgrens van 319 mm, moet de ketting worden vervangen.
95
Onderhoud en afstellingen Remmen Waarschuwing Het gebruik van niet-goedgekeurde kettingen kan resulteren in een gebroken ketting of een van de kettingtandwielen gelopen ketting.
Inspectie van remslijtage
1
Gebruik een echte Triumph-ketting zoals aangegeven in de TriumphOnderdelencatalogus.
2
Verwaarloos nooit het onderhoud van de ketting en laat kettingen altijd installeren door een erkende Triumph-dealer.
Voorzichtig Als de kettingtandwielen zijn afgesleten, moeten de kettingtandwielen en de aandrijfketting altijd tezamen worden vervangen. Het vervangen van afgesleten kettingtandwielen zonder gelijktijdige vervanging van de aandrijfketting, leidt tot voortijdige slijtage van de nieuwe kettingtandwielen.
96
cbmz
1. Remblokken 2. Minimale dikte van de voering De remblokken dienen te worden gecontroleerd overeenkomstig de eisen van het periodiek onderhoud en te worden vervangen indien deze zijn afgesleten tot de minimale dikte of minder. Indien de voeringdikte van een van de remblokken (voorremmen of achterremmen) minder is dan 1,5 mm, oftewel dat het remblok is afgesleten tot de onderzijde van de groeven, moeten alle remblokken op het wiel worden vervangen.
Onderhoud en afstellingen Inremmen van nieuwe remblokken en remschijven Na het vervangen van remschijven en/of remblokken bij de motorfiets, adviseren wij een periode van voorzichtig inremmen waardoor de prestaties en de lange levensduur van de remschijven en de remblokken worden geoptimaliseerd. De aanbevolen afstand voor het inremmen van nieuwe remblokken en remschijven is 300 kilometer. Na het inbouwen van nieuwe remschijven en/of remblokken moet men voorzichtig rijden en rekening houden met grotere remafstanden tijdens de inremperiode.
Waarschuwing De remblokslijtage neemt toe wanneer de motorfiets veelvuldig voor terreinrijden wordt gebruikt. Controleer de remblokken altijd vaker wanneer de motorfiets voor terreinrijden wordt gebruikt en vervang de remblokken voordat ze tot of voorbij de minimumonderhoudsdikte zijn gesleten. Rijden met versleten remblokken verslechtert de effectiviteit van de remwerking, wat kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets of een ongeval.
Compensatie remblokslijtage
Waarschuwing Remblokken dienen altijd als wielset te worden vervangen. Aan de voorzijde, waar twee remklauwen op hetzelfde wiel zijn bevestigd, moeten alle remblokken in beide remklauwen worden vervangen. Het vervangen van afzonderlijke remblokken verlaagt de remkracht en kan een ongeval veroorzaken. Na het vervangen van de remblokken dient u uiterst voorzichtig te rijden tot de nieuwe remblokken zijn 'ingereden'.
De slijtage van remschijven en remblokken wordt automatisch gecompenseerd en is niet van invloed op de werking van de remhendel of het rempedaal. De voor- en achterremmen bevatten geen onderdelen die afstelling behoeven.
Waarschuwing Indien de remhendel of het rempedaal zacht aanvoelt wanneer dit wordt gebruikt, of indien de hendel of het pedaal een bijzonder grote vrije slag hebben, kan er lucht in de remleidingen aanwezig zijn of kunnen de remmen defect zijn. Het is gevaarlijk om de motorfiets onder deze omstandigheden te gebruiken, een erkende Triumph-dealer dient het defect te verhelpen voordat u gaat rijden. Het rijden met defecte remmen kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden.
97
Onderhoud en afstellingen Schijfremvloeistof Inspecteer het peil van de remvloeistof in beide reservoirs en ververs de remvloeistof overeenkomstig de eisen van het periodiek onderhoud. Gebruik uitsluitend DOT 4 vloeistof zoals aanbevolen in het hoofdstuk Specificaties. De remvloeistof dient ook te worden ververst indien deze verontreinigd is, of het vermoeden bestaat dat deze verontreinigd is, door vocht of een andere vervuilende stof.
Waarschuwing Remvloeistof is vochtaantrekkend, dat betekent dat vocht uit de lucht door remvloeistof wordt geabsorbeerd. Het geabsorbeerde vocht verlaagt het kookpunt van de remvloeistof aanzienlijk, waardoor de remmen aan remkracht verliezen. Ververs de remvloeistof daarom altijd overeenkomstig de eisen van het periodiek onderhoud. Gebruik altijd nieuwe remvloeistof uit een verzegelde container, gebruik nooit vloeistof uit een onverzegelde container of uit een container die al was geopend. Meng geen remvloeistof van verschillende merken of kwaliteiten. Controleer de aansluitingen, afsluitingen en verbindingsstukken van het remsysteem op vloeistoflekkage en controleer ook de remleidingen op barsten, slijtage en beschadigingen. Verhelp altijd alle defecten voordat u gaat rijden. Indien een van deze instructies niet wordt opgevolgd, kunnen gevaarlijke rijomstandigheden ontstaan, die kunnen leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
98
Onderhoud en afstellingen Remvloeistofpeil voorrem inspecteren en corrigeren
Remvloeistofpeil achterrem inspecteren en corrigeren
2
1
1
3
2 j
1. Remvloeistofreservoir voorrem, bovenste vloeistofpeilmarkering 2. Onderste markering vloeistofpeil
1. Vloeistofreservoir achterrem 2. Bovenste vloeistofpeilmarkering 3. Onderste vloeistofpeilmarkering
Het remvloeistofpeil in de reservoirs dient zich tussen de bovenste en de onderste markeringen te bevinden (indien de reservoirs zich in horizontale stand bevinden).
Het vloeistofpeil controleren:
Om het vloeistofpeil van de rem te inspecteren, het vloeistofpeil dat zichtbaar is in het glas aan de voorzijde van het reservoir controleren.
Verwijder de reservoirdop. Vul het reservoir tot de bovenste vloeistofpeilmarkering met nieuwe DOT 4-vloeistof uit een verzegelde container.
Om het vloeistofpeil te corrigeren, de bouten in de dop losdraaien en de dop losmaken. Let hierbij op de stand van de membraandichting.
Plaats de reservoirdop en zorg er daarbij voor dat de membraandichting correct is geplaatst.
het reservoir is zichtbaar vanaf de rechterzijde van de motorfiets, vóór de uitlaattussenpijp, onder het berijderszadel. Het vloeistofpeil aanpassen:
Vul het reservoir tot de bovenste vloeistofpeilmarkering met nieuwe DOT 4vloeistof uit een verzegelde container. Plaats de dop en zorg er daarbij voor dat de membraandichting correct tussen de dop en het reservoir is geplaatst. Draai de kapbevestigingsschroeven vast met 1,5 Nm.
99
Onderhoud en afstellingen Windscherm reinigen Waarschuwing Indien er een aanzienlijke daling van het vloeistofpeil in een van beide reservoirs heeft plaatsgevonden, dient u uw erkende Triumph-dealer te raadplegen voordat u gaat rijden. Het gebruik van de motorfiets met een te laag remvloeistofpeil of remvloeistoflekkage is gevaarlijk en vermindert de remkracht aanzienlijk, hetgeen kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Remlichtschakelaars Het remlicht wordt onafhankelijk door ofwel de voorrem of de achterrem in werking gesteld. Indien het contact in de stand AAN staat en het remlicht niet werkt wanneer de voorremhendel wordt gebruikt of het rempedaal voor de achterrem wordt ingetrapt, dient de storing door een erkende Triumph-dealer te worden opgespoord en verholpen.
Waarschuwing Het rijden op een motorfiets met defecte remlichten is verboden en gevaarlijk. Het gebruik van een motorfiets met defecte remlichten kan een ongeval en verwonding van de berijder en medeweggebruikers veroorzaken.
100
Reinig het windscherm met een milde zeepoplossing of reinigingsmiddel en handwarm water. Na reinigen goed afspoelen en vervolgens drogen met een zachte, pluisvrije doek.
Voorzichtig Producten zoals ruitenreiniger, insectenverwijderaar, waterafstotende middelen, schuurmiddelen, benzine of krachtige oplosmiddelen, zoals alcohol, aceton, tetrachloormethaan (vlekkenwater) enz. beschadigen het windscherm. Voorkom contact van deze stoffen met het scherm. Wanneer de transparantie van het windscherm wordt verminderd door krassen of oxidatie die niet kan worden verwijderd, moet het windscherm worden vervangen.
Onderhoud en afstellingen Stuurinrichting/wiellagers Waarschuwing Voorzichtig
Probeer nooit onder het rijden het windscherm te reinigen, omdat het loslaten van de handgrepen verlies van controle over het voertuig en een ongeval kan veroorzaken.
Zorg ervoor dat de motorfiets stevig op een geschikte steun staat, om tijdens de inspectie het risico op letsel door een omvallende motorfiets te voorkomen. Geen extreme kracht uitoefenen op de wielen of de wielen krachtig heen en weer slingeren, omdat dit de motorfiets uit evenwicht kan brengen en letsel kan veroorzaken doordat de motorfiets van zijn steun valt.
Het gebruik van de motorfiets met een beschadigd of bekrast windscherm belemmert het voorwaartse zicht van de berijder. Een belemmering van het voorwaartse zicht is gevaarlijk en kan leiden tot een ongeval met letsel of de dood als gevolg.
Voorzichtig Bijtende stoffen, zoals accuzuur, beschadigen het windscherm. Voorkom contact van bijtende stoffen met het windscherm.
Zorg ervoor dat de steunblokken geen schade aan het carter kunnen veroorzaken.
Stuurinrichting inspecteren Spilkoplagers (stuurinrichting) smeren en controleren overeenkomstig de eisen van het periodieke onderhoud. Let op: •
Inspecteer de wiellagers altijd gelijktijdig met de lagers van de stuurinrichting.
101
Onderhoud en afstellingen Lagers van de stuurinrichting (spilkoplagers) op speling controleren
Waarschuwing Het gebruik van de motorfiets met onjuist afgestelde of defecte lagers van de stuurinrichting (spilkoplagers) is gevaarlijk en kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden. Verwijder de steun en zet de motorfiets op de zijstandaard.
Wiellagers inspecteren Indien de wiellagers in het voor- of achterwiel speling in de wielnaaf toestaan, lawaai maken of als het wiel niet soepel ronddraait, dient een erkende Triumph-dealer de wiellagers te inspecteren. De wiellagers dienen te worden geïnspecteerd binnen de in de periodieke onderhoudskaart gespecificeerde intervallen.
Stuurinrichting op speling controleren Inspectie Zet de motorfiets rechtop op een vlakke ondergrond. Licht het voorwiel van de grond ondersteun de motorfiets.
en
Staande aan de voorzijde van de motorfiets, het onderste gedeelte van de voorvorken vasthouden en proberen deze heen en weer te bewegen. Indien er speling wordt geconstateerd in de lagers van de stuurinrichting (spilkoplagers), dient een erkende Triumph-dealer deze te inspecteren en te corrigeren voordat u gaat rijden.
102
Zet de motorfiets rechtop op een vlakke ondergrond. Licht het voorwiel van de grond en ondersteun de motorfiets. Staande aan de zijkant van de motorfiets de bovenzijde van het voorwiel voorzichtig heen en weer bewegen. Indien er speling wordt geconstateerd, dient een erkende Triumph-dealer deze te inspecteren en te corrigeren voordat u gaat rijden. Verander de positie van de hefinrichting en herhaal de procedure voor het achterwiel.
Onderhoud en afstellingen Voorwielophanging Waarschuwing Het gebruik van de motorfiets met versleten of beschadigde voor- of achterwiellagers is gevaarlijk en kan verminderde hanteerbaarheid en instabiliteit veroorzaken, wat tot een ongeval kan leiden. In geval van twijfel dient de motorfiets door een erkende Triumph-dealer te worden geïnspecteerd voordat u gaat rijden. Verwijder de steun en zet de motorfiets op de zijstandaard.
Voorvork inspecteren Inspecteer elke vork op tekenen van beschadiging, krassen op het schuifstuk en olielekkage. Indien beschadiging of lekkage wordt geconstateerd, dient een erkende Triumphdealer te worden geraadpleegd. Controleer de vorken als volgt op soepel bewegen: •
Zet de motorfiets op een vlakke ondergrond.
•
De handgrepen vasthouden, de voorremhendel aantrekken en de vorken een paar keer op en neer pompen.
•
Indien u stroefheid of overmatige stugheid constateert, dient een erkende Triumph-dealer te worden geraadpleegd.
Waarschuwing Het gebruik van de motorfiets met defecte of beschadigde ophanging is gevaarlijk en kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden.
Waarschuwing Probeer nooit units van de ophanging te demonteren, omdat alle units olie onder druk bevatten. Onder druk staande olie kan huid- en oogletsel veroorzaken.
103
Onderhoud en afstellingen Achterwielophanging Afstelschema ophanging Tiger 800 uitsluitend Belasting
Voorbelasting veer¹
Solo rijden
30
Berijder en bagage
0
Berijder en passagier of berijder, passagier en bagage
0
De standaardinstellingen van de ophanging zorgen voor een comfortabele rit en goede hanteerbaarheid bij algemeen, solo gebruik. Het bovenstaande schema toont de geadviseerde instellingen voor de achterwielophanging. Een verhoging van de voorbelasting vering zorgt voor een hardere demping, een verlaging in de voorbelasting- vering voor een zachtere demping. De demping moet worden afgesteld afhankelijk van de wegomstandigheden en de voorbelasting vering.
¹ Aantal klikken linksom vanuit de positie volledig rechtsom (hardst).
Waarschuwing
Afstelschema ophanging Tiger 800XC uitsluitend Voorbelasting veer¹
Demping terugvering²
Solo rijden
24
1,5
Berijder en bagage
0
1
Berijder en passagier of berijder, passagier en bagage
0
0,5
Terreinrijden
0
Belasting
Opmerking: •
0,5
¹ Aantal klikken linksom vanuit de positie volledig rechtsom (hardst). ² Aantal klikken linksom vanuit de positie volledig rechtsom (hardst).
104
Zorg ervoor dat de correcte balans tussen voor- en achterwielophanging in stand wordt gehouden. Een onjuiste balans in de wielophanging kan de rijkarakteristieken aanzienlijk veranderen en leiden tot verlies van controle en een ongeval. Raadpleeg de schema's voor de voor- en achterwielinstellingen voor meer informatie of raadpleeg uw dealer.
De Tiger 800 en de Tiger 800XC worden af fabriek geleverd met de achterwielophanging ingesteld op de standaardinstellingen, zoals in het betreffende afstelschema ophanging wordt getoond (zie pagina 104).
Onderhoud en afstellingen •
Deze kaarten zijn slechts een richtlijn. De instelling kan aan het gewicht van de berijder en persoonlijke voorkeuren worden aangepast. Raadpleeg de volgende pagina's voor informatie betreffende het afstellen van de ophanging.
Om de voorbelasting van de veer te wijzigen, de gegroefde stelschroef rechtsom draaien om de voorbelasting te verhogen en linksom draaien om deze te verlagen. Opmerking: •
De instelling wordt gemeten volgens het aantal 'klikken' linksom van de stelschroef vanuit de positie volledig rechtsom (hardst).
•
De Tiger 800 wordt af fabriek geleverd met de voorbelasting van de vering afgesteld op 30 'klikken' linksom vanuit de positie volledig rechtsom.
•
De Tiger 800XC wordt af fabriek geleverd met de voorbelasting van de vering afgesteld op 24 'klikken' linksom vanuit de positie volledig rechtsom.
Afstellen achterophanging De voorbelasting vering van de achterwielophangingsunit van de Tiger 800 kan worden afgesteld. De voorbelasting van de vering en demping terugvering van de achterwielophangingsunit van de Tiger 800XC kan worden afgesteld.
Voorbelasting vering afstellen
1 cgjm
1. Stelschroef voorbelasting vering De stelschroef voor voorbelasting van de veer bevindt zich aan de rechterzijde van de motorfiets, bovenaan de achterwielophangingsunit.
105
Onderhoud en afstellingen Demping terugvering instellen alleen Tiger 800XC-modellen
Banden
cboa
1
cgji
1. Stelschroef demping terugvering De afsteller voor de demping terugvering bevindt zich onderaan de achterwielophangingsunit en is vanaf beide zijden van de motorfiets bereikbaar. Om de demping terugvering te wijzigen, de gegroefde stelschroef rechtsom draaien om de voorbelasting te verhogen en linksom draaien om deze te verlagen. Opmerking: •
De instelling wordt gemeten volgens het aantal slagen linksom van de stelschroef vanuit de positie volledig rechtsom (hardst).
•
De Tiger 800XC wordt af fabriek geleverd met de afsteller demping terugvering afgesteld op 1,5 slagen linksom vanuit de positie volledig rechtsom.
106
T908044
Typische bandmarkering Tiger 800XC-modellen zijn voorzien van spaakwielen, waarbij een band moet worden gebruikt die geschikt is voor gebruik met een binnenband.
Waarschuwing Indien een spaakwiel zonder binnenband wordt gebruikt, kan de band leeglopen, wat kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Onderhoud en afstellingen Tiger 800-modellen zijn uitgerust met binnenbandloze banden, ventielen en wielvelgen. Gebruik uitsluitend banden die met 'TUBELESS' zijn gemerkt, en binnenbandloze ventielen op velgen, die met 'SUITABLE FOR TUBELESS TYRES' zijn gemerkt.
Waarschuwing Leg geen banden met binnenband om binnenbandloze velgen. De hiel van de band kan niet goed in de velg vallen en de band kan over de velg slippen, hetgeen snel leeglopen van de band veroorzaakt, wat verlies van controle over het voertuig en een ongeval tot gevolg kan hebben. Leg geen binnenband in een binnenbandloze band. Dit veroorzaakt wrijving in de band, en de hittevorming die hiervan het gevolg is, kan de band doen barsten, wat tot snel leeglopen van de band, verlies van controle over het voertuig en een ongeval kan leiden.
cfhb
Typische bandmarkering binnenbandloze band
cgiq
Wielmarkering Binnenbandloze velg
107
Onderhoud en afstellingen
Waarschuwing Binnenbanden mogen uitsluitend worden gebruikt bij motorfietsen met spaakwielen en banden met de aanduiding 'TUBE TYPE'. Sommige goedgekeurde merken banden met de aanduiding 'TUBELESS' kunnen geschikt zijn voor gebruik met een binnenband. Indien dit het geval is, is de flank van de band voorzien van een tekst, waarin wordt gemeld dat het gebruik van een binnenband is toegestaan (zie afbeelding hieronder). Gebruik van een binnenband in een band die aangeduid is met 'TUBELESS' en NIET aangeduid is als geschikt voor gebruik met een binnenband, of gebruik van een binnenband op een lichtmetalen velg die aangeduid is met 'SUITABLE FOR TUBELESS TYRES' zal het leeglopen van de band tot gevolg hebben wat resulteert in verlies van controle over de motorfiets en een ongeluk.
108
ON
TUB FIT E TYP AT UB E RIM E
Typische bandmarkering binnenbandloze band geschikt voor gebruik met een binnenband
Bandspanning De juiste bandspanning zorgt voor optimale stabiliteit en rijcomfort en verlengt de levensduur van de banden. Controleer altijd de bandenspanning voordat u gaat rijden, wanneer de banden koud zijn. De bandspanning dagelijks controleren en zo nodig corrigeren (zie hoofdstuk Specificaties voor correcte bandspanning). U kunt uw wielen en banden ook laten controleren door uw erkende Triumph-dealer.
Onderhoud en afstellingen Bandspanningscontrolesysteem (mits ingebouwd) De bandspanningen die op uw instrumenten worden aangegeven, geven de werkelijke bandspanning weer op het moment waarop de weergave is gekozen. Dit kan afwijken van de bandspanning die is ingesteld toen de banden koud waren, omdat banden kunnen opwarmen tijdens het rijden, waardoor de lucht in de band kan uitzetten en de bandspanning toeneemt. Bij de koude bandspanningswaarden die door Triumph worden opgegeven, is hiermee rekening gehouden. Eigenaren moeten de bandspanningen uitsluitend aanpassen wanneer de banden koud zijn, met behulp van een nauwkeurige bandspanningsmeter en ze mogen niet de bandspanningsweergave op het instrumentenpaneel gebruiken.
Waarschuwing Onjuiste bandenspanning veroorzaakt abnormale profielslijtage en instabiliteit, hetgeen tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden. Te lage bandenspanning kan tot gevolg hebben dat de band op de velg slipt of van de velg loskomt. Te hoge bandenspanning veroorzaakt instabiliteit en versnelde profielslijtage. Beide toestanden zijn gevaarlijk, omdat deze tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kunnen leiden.
Waarschuwing Bandspanningen die verlaagd zijn voor terreinrijden verminderen de stabiliteit op de weg. Zorg er altijd voor dat de bandspanningen ingesteld zijn, zoals beschreven in het hoofdstuk Specificatie voor gebruik op de weg. Gebruik van de motorfiets met verkeerde bandspanningen kan resulteren in verlies van controle van de motorfiets en een ongeval.
Bandenslijtage
cboa
Al naargelang het profiel van de band slijt, wordt de band gevoeliger voor lekken. Naar schatting wordt 90% van alle bandproblemen veroorzaakt gedurende de laatste 10% van de levensduur van het profiel (90% afgesleten). Het is daarom niet raadzaam om banden te gebruiken tot deze helemaal zijn afgesleten.
Aanbevolen minimale profieldiepte Meet de profieldiepte met een dieptevoeler overeenkomstig de periodieke onderhoudskaart en vervang banden die zijn afgesleten tot de wettelijk toegestane minimale profieldiepte, zoals aangegeven in onderstaande tabel: Minder dan 130 km/h
2 mm
Meer dan 130 km/h
Achter 3 mm Voor 2 mm
109
Onderhoud en afstellingen
Waarschuwing Met deze motorfiets mag niet harder worden gereden dan de wettelijke snelheidsbeperking behalve op speciaal daarvoor bestemde afgesloten terreinen.
Waarschuwing Gebruik deze Triumph-motorfiets alleen met hoge snelheden tijdens wedstrijden op voor ander verkeer afgesloten weggedeelten of gesloten circuits. Het rijden met hoge snelheden is voorbehouden aan rijders die les hebben gehad in de technieken die noodzakelijk zijn voor het rijden met hoge snelheden en die vertrouwd zijn met de rijkarakteristieken van de motorfiets onder alle omstandigheden. Het rijden met hoge snelheden is onder alle andere omstandigheden gevaarlijk en kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing Het gebruik van de motorfiets met te ver afgesleten banden is gevaarlijk en heeft een negatieve invloed op de tractie, de stabiliteit en de hanteerbaarheid, wat tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden. Indien een band lek is, loopt deze vaak zeer langzaam leeg. Controleer de banden altijd nauwkeurig op lekken. Controleer banden op inkepingen, vastzittende spijkers en andere scherpe voorwerpen. Het gebruik van de motorfiets met lekke of beschadigde banden heeft een negatieve invloed op de stabiliteit en de hanteerbaarheid van de motorfiets, wat tot verlies van de controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden. Controleer de velgen op deuken en vervormingen en de spaken op loszitten en beschadiging. Het gebruik van de motorfiets met beschadigde of defecte velgen, spaken of banden is gevaarlijk en kan tot verlies van controle en een ongeval leiden. Raadpleeg voor het vervangen van banden of een veiligheidsinspectie van de velgen, spaken en banden altijd een erkende Triumph-dealer.
110
Onderhoud en afstellingen Vervangen van banden
Opmerking: •
Waarschuwing Binnenbanden mogen uitsluitend worden gebruikt bij motorfietsen met spaakwielen en banden met de aanduiding 'TUBE TYPE'. Gebruik van een binnenband bij een band met de aanduiding 'TUBELESS' en/of op een lichtmetalen velg kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing Leg geen banden met binnenband om binnenbandloze velgen. De hiel van de band kan niet goed in de velg vallen en de band kan over de velg slippen, hetgeen snel leeglopen van de band veroorzaakt, wat verlies van controle over het voertuig en een ongeval tot gevolg kan hebben. Leg geen binnenband in een binnenbandloze band. Dit veroorzaakt wrijving in de band, en de hittevorming die hiervan het gevolg is, kan de band doen barsten, wat tot snel leeglopen van de band, verlies van controle over het voertuig en een ongeval kan leiden.
Sommige goedgekeurde merken banden met de aanduiding 'TUBELESS' kunnen geschikt zijn voor gebruik met een binnenband. Indien dit het geval is, is de flank van de band voorzien van een tekst, waarin wordt gemeld dat het gebruik van een binnenband is toegestaan.
Alle Triumph-motorfietsen worden zorgvuldig en uitgebreid getest in een breed scala aan rijomstandigheden om te garanderen dat voor ieder model de meest effectieve bandencombinatie wordt goedgekeurd. Het is van essentieel belang dat goedgekeurde banden en binnenbanden (indien gemonteerd), gemonteerd in goedgekeurde combinaties, worden gekozen wanneer u vervangende onderdelen koopt. Het gebruik van niet-goedgekeurde banden en binnenbanden, of goedgekeurde banden en binnenbanden in niet-goedgekeurde combinaties, kan tot instabiliteit van en verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden. Bij modellen met ABS kunnen afwijkende wielsnelheden, veroorzaakt door nietgoedgekeurde banden, de werking van de ABS-computer negatief beïnvloeden. Zie het hoofdstuk Specificaties voor gedetailleerde informatie over goedgekeurde combinaties van banden en binnenbanden. Laat banden en binnenbanden altijd monteren en balanceren door een erkende Triumph-dealer, die over de noodzakelijke kennis en vakbekwaamheid beschikt om een veilige en effectieve montage te garanderen.
111
Onderhoud en afstellingen Bandspanningscontrolesysteem (alleen bij modellen voorzien van TPMS)
Voorzichtig Op de velg wordt een sticker aangebracht om de positie van de bandspanningssensor aan te geven. Bij het vervangen van de banden moet voorzichtig te werk worden gegaan om schade aan de bandspanningssensoren te vermijden. Laat uw banden altijd door uw erkende Triumph-dealer monteren en vertel de monteur dat er bandspanningssensoren op de wielen zijn gemonteerd.
Waarschuwing Als een band of binnenband lek raakt, moeten de band en de binnenband worden vervangen. Indien een lekke band en binnenband niet worden vervangen, of indien de motorfiets met een gerepareerde band of binnenband wordt gebruikt, kunnen instabiliteit, verlies van controle over de motorfiets en een ongeval het gevolg zijn.
112
Waarschuwing Indien het vermoeden bestaat dat de band of de binnenband beschadigd is, zoals na het raken van een stoeprand, dient een erkende Triumph-dealer de band zowel inals uitwendig te inspecteren en ook de binnenband te inspecteren. Een beschadiging van de band is niet altijd van buitenaf zichtbaar. Het gebruik van de motorfiets met beschadigde banden kan tot verlies van controle en een ongeval leiden.
Onderhoud en afstellingen
Waarschuwing Raadpleeg wanneer vervanging van de banden of binnenbanden noodzakelijk is, uw erkende Triumph-dealer, die ervoor zorgt dat de juiste combinatie van goedgekeurde banden en binnenbanden wordt gekozen en gemonteerd overeenkomstig de instructies van de fabrikant van de banden en binnenbanden. Indien banden en binnenbanden werden vervangen, dienen de banden en binnenbanden de tijd te krijgen om zich op de velg te nestelen (circa 24 uur). Rijd gedurende deze periode voorzichtig, omdat een niet goed genestelde band of binnenband instabiliteit, verlies van controle over de motorfiets of een ongeval kan veroorzaken. In het begin hebben de nieuwe banden en binnenbanden niet dezelfde rijkarakteristieken als de oude banden en binnenbanden en moet de berijder voldoende afstand afleggen (ongeveer 160 km) om gewend te raken aan de nieuwe rijkarakteristieken.
Waarschuwing Vervolg Het gebruik van de motorfiets met onjuist genestelde banden of binnenbanden of onjuiste bandspanning, of indien de berijder niet is gewend aan de rijkarakteristieken, kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden.
Waarschuwing Banden en binnenbanden die gebruikt zijn op een rollen-vermogenstestbank kunnen beschadigd zijn. In sommige gevallen is de schade niet zichtbaar aan de buitenzijde van de band. Na dergelijk gebruik dienen de banden en binnenbanden te worden vervangen, omdat het gebruik van een beschadigde band of binnenband tot instabiliteit, verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden.
De bandspanning dient 24 uur na montage te worden gecontroleerd en gecorrigeerd en de banden en binnenbanden dienen te worden geïnspecteerd op correcte ligging. Zo nodig dient een en ander te worden gecorrigeerd. Dezelfde controles en correcties dienen opnieuw te worden uitgevoerd, wanneer na de montage 160 km is afgelegd. Vervolg
113
Onderhoud en afstellingen Accu Waarschuwing Nauwkeurig balanceren van de wielen is noodzakelijk voor een veilig en stabiel rijgedrag van de motorfiets. Geen balanceergewichten verwijderen of wijzigen. Een onjuiste wielbalans kan instabiliteit veroorzaken, hetgeen leidt tot verlies van controle en een ongeval. Indien de wielen moeten worden gebalanceerd, zoals na vervanging van een band of binnenband, dient u zich tot een erkende Triumph-dealer te wenden. Gebruik uitsluitend zelfklevende gewichten. Vastgeklemde gewichten kunnen het wiel en de band of de binnenband beschadigen, hetgeen kan leiden tot leeglopen van de band, verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing Onder bepaalde omstandigheden kan een accu explosieve gassen produceren; vonken, vuur en sigaretten uit de buurt houden. Zorg tijdens het opladen of het gebruik van een accu in een afgesloten ruimte voor voldoende ventilatie. De accu bevat zwavelzuur (accuzuur). Contact met de huid of de ogen kan ernstige brandwonden veroorzaken. Draag beschermende kleding en gezichtsbescherming. Indien accuzuur op de huid komt, deze onmiddellijk met overvloedig water afspoelen. Indien accuzuur in de ogen komt, deze gedurende ten minste 15 minuten met overvloedig water spoelen en DIRECT MEDISCHE HULP INROEPEN. Indien accuzuur wordt ingeslikt, grote hoeveelheden water drinken en DIRECT MEDISCHE HULP INROEPEN. HOUD ACCUZUUR BUITEN BEREIK VAN KINDEREN.
114
HET
Onderhoud en afstellingen
Waarschuwing
Waarschuwing
De accu bevat schadelijke stoffen. Houd kinderen uit de buurt van de accu, ongeacht of deze al dan niet in de motorfiets is gemonteerd. Geen startkabels op de accu aansluiten, geen contact maken met de accukabels onderling en de polariteit van de kabels niet omkeren, omdat elk van deze handelingen een vonk kan veroorzaken waardoor de accugassen kunnen ontbranden, hetgeen het gevaar van persoonlijk letsel met zich meebrengt.
Zorg dat de accupolen het frame van de motorfiets niet aanraken, aangezien dit kortsluiting of een vonk kan veroorzaken, waardoor de accugassen kunnen ontbranden, hetgeen het gevaar van persoonlijk letsel met zich meebrengt.
Accu afvoeren Indien de accu moet worden vervangen, dient de oude accu te worden ingeleverd bij een milieustraat, die voorkomt dat de gevaarlijke stoffen uit de accu in het milieu terechtkomen.
Accu verwijderen Accuonderhoud
4
Reinig de accu met een schone, droge doek. Controleer of de kabelaansluitingen schoon zijn.
Waarschuwing 3 2 1 cgjk
1. 2. 3. 4.
Accu Minpool (zwart) Pluspool (rood) Accubeugel
Verwijder het berijderszadel. Verwijder de accubeugel. Maak de accukabels los, eerst de massakabel (zwart). Neem de accu uit het accuhuis.
Het accuzuur van de accu is bijtend en giftig en veroorzaakt letsel op onbeschermde huid. Nooit accuzuur inslikken of in contact laten komen met de huid. Om letsel te voorkomen dient bij het werken aan de accu altijd oog- en huidbescherming te worden gedragen. De accu is van het gesloten type en heeft geen onderhoud nodig, behalve het controleren van de spanning en het routinematig opladen bijvoorbeeld tijdens stalling. Corrigeren van het zuurniveau in de accu is niet mogelijk; de afdichtstrip mag niet worden verwijderd.
115
Onderhoud en afstellingen Accuontlading
Voorzichtig Het laadniveau in de accu moet worden gehandhaafd om de acculevensduur te maximaliseren. Wanneer het acculaadniveau niet wordt gehandhaafd, kan dat ernstige interne schade aan de accu veroorzaken. Onder normale omstandigheden zal het laadsysteem van de motorfiets de accu volledig geladen houden. Wanneer de motorfiets niet wordt gebruikt, zal de accu geleidelijk ontladen, als gevolg van een normaal proces dat zelfontlading wordt genoemd: de klok, geheugen van de motorregelmodule (ECM), hoge omgevingstemperaturen of het toevoegen van elektrische beveiligingssystemen of andere elektrische accessoires verhogen alle de snelheid van de accuontlading. Door de accu los te koppelen van de motorfiets tijdens het stallen zal de snelheid van het ontladen worden verlaagd.
Accuonderhoud tijdens stalling of onregelmatig gebruik van de motorfiets Tijdens de stalling of het onregelmatige gebruik van de motorfiets controleert u de accuspanning wekelijks met een digitale voltmeter. Volg de instructies van de fabrikant die bij de meter zijn geleverd. Wanneer de accuspanning onder 12,7 volt daalt, moet de accu worden geladen (zie pagina 116).
116
Door een accu te laten ontladen of in ontladen toestand te laten, zelfs gedurende een korte periode, veroorzaakt sulfatisering van de loodplaten. Sulfatisering is een normaal onderdeel van het chemische proces in de accu, maar na verloop van tijd kan het zwavelzuurzout gaan kristalliseren op de platen, waardoor herstel moeilijk of onmogelijk is. Deze permanente schade wordt niet gedekt door de motorfietsgarantie, omdat dit niet het gevolg is van een productiedefect. Door de accu volledig geladen te houden, wordt de kans op bevriezing ervan in koude omstandigheden verminderd. Door de accu te laten bevriezen, wordt ernstige interne schade aan de accu veroorzaakt.
Laden van de accu Voor hulp bij het selecteren van een acculader, het controleren van de accuspanning of het laden van de accu, neemt u contact op met uw lokale, erkende Triumph-dealer.
Onderhoud en afstellingen
Waarschuwing De accu produceert explosieve gassen vonken, vuur en sigaretten uit de buurt houden. Zorg tijdens het opladen of het gebruik van een accu in een afgesloten ruimte voor voldoende ventilatie. De accu bevat zwavelzuur (accuzuur). Contact met de huid of de ogen kan ernstige brandwonden veroorzaken. Draag beschermende kleding en gezichtsbescherming. Indien accuzuur op de huid komt, deze onmiddellijk met overvloedig water afspoelen. Indien accuzuur in de ogen komt, deze gedurende ten minste 15 minuten met overvloedig water spoelen en DIRECT MEDISCHE HULP INROEPEN. Indien accuzuur wordt ingeslikt, grote hoeveelheden water drinken en DIRECT MEDISCHE HULP INROEPEN. HOUD ACCUZUUR BUITEN BEREIK VAN KINDEREN.
HET
Voor langere stallingsperioden (langer dan twee weken) moet de accu uit de motorfiets worden verwijderd en continu worden geladen met behulp van een door Triumph goedgekeurde onderhoudslader. Op soortgelijke wijze moet de accu uit de motorfiets worden verwijderd voordat deze wordt geladen wanneer de acculading onvoldoende is om de motorfiets te starten.
Accu plaatsen
Waarschuwing Zorg dat de accupolen het frame van de motorfiets niet aanraken, aangezien dit kortsluiting of een vonk kan veroorzaken, waardoor de accugassen kunnen ontbranden, hetgeen het gevaar van persoonlijk letsel met zich meebrengt. Plaats de accu in het accuhuis. Sluit de accu weer accupluskabel (rood).
aan,
eerst
de
Smeer een dun laagje vet op de polen om roestvorming te voorkomen. Bedek de pluspool met de beschermkap.
Voorzichtig
Plaats de accubeugel. Monteer het berijderszadel.
Gebruik geen autosnellader omdat de accu hierdoor overladen en beschadigd kan worden. Wanneer de accuspanning onder 12,7 volt daalt, moet de accu worden geladen met behulp van een door Triumph goedgekeurde acculader. Volg altijd de instructies die bij de acculader zijn geleverd.
117
Onderhoud en afstellingen Zekeringdozen
Omschrijving van de zekeringen Een doorgebrande zekering is herkenbaar aan het uitvallen van alle systemen die door de betreffende zekering worden beveiligd. Gebruik bij het controleren op doorgebrande zekeringen de tabellen om vast te stellen welke zekering is doorgebrand.
2
1
cgjk
1. Voorste zekeringdoos 2. Achterste zekeringdoos De zekeringdozen bevinden zich onder het zadel van de berijder. Om toegang te krijgen tot de zekeringdozen moet eerst het berijderszadel worden verwijderd.
Waarschuwing Een doorgebrande zekering altijd vervangen door een nieuwe zekering met de juiste waarde (zoals gespecificeerd op het deksel van de zekeringdoos) en nooit een zekering met een hogere waarde plaatsen. Het gebruik van een onjuiste zekering kan leiden tot een elektrisch probleem, wat tot schade aan de motorfiets, verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden.
118
De identificatienummers van de zekeringen die in de tabellen worden genoemd, komen overeen met de nummers die op de deksels van de zekeringdozen staan afgedrukt, zoals hieronder getoond. Reservezekeringen zijn haaks op de hoofdzekeringen aangebracht en moeten worden vervangen wanneer ze worden gebruikt.
Onderhoud en afstellingen 4
5 10 15
20
5
5
15
1 15A
15
OPEN
3
20
15
6 15A
10
2 15A
5 5A
3 10A
10
4 10A
10
10
4 20A
20
15
15
5 15A ACC
3 10A
20
OPEN 6 EMPTY
1 20A ABS
2
2 20A ABS
1
Voorzijde van de motorfiets
cebw
1. Deksel voorste zekeringdoos 2. Voorste zekeringdoos 3. Reservezekeringen
4. Achterste zekeringdoos 5. Deksel achterste zekeringdoos
Voorste zekeringdoos
Achterste zekeringdoos
Beveiligd circuit
Plaats
Waarde (Amp)
Beveiligd circuit
Plaats
Waarde (Amp)
Koelventilator
1
15
ABS
1
20
Hulpverlichting
2
15
ABS
2
20
Extra verlichting
3
10
3
10
Verwarmde handgrepen
4
10
Alarminstallatie, instrumenten, ECM
Accessoirefittingen
5
15
Niet gebruikt
6
-
Motormanagement
4
20
Alarminstallatie, diagnostische stekker, instrumenten
5
5
Dim- en grootlicht, startrelais
6
15
Opmerking: •
De elektromagneet starter heeft een extra 30 A-zekering, die direct aan de elektromagneet bevestigd is, onder het berijderszadel.
119
Onderhoud en afstellingen Koplampen Koplampen
Waarschuwing Pas uw rijsnelheid aan aan het zicht en de weersomstandigheden waaronder de motorfiets wordt gebruikt. Controleer of de lichtstraal zo is afgesteld, dat het wegdek voldoende ver vooruit wordt verlicht zonder het tegemoetkomende verkeer te verblinden. Een onjuist afgestelde koplamp kan het zicht verminderen, wat tot een ongeval kan leiden.
Koplamp afstellen Elke koplamp kan worden afgesteld door middel van schroeven voor de horizontale en verticale afstelling aan de achterzijde van elke koplamp. Daarnaast is de koplamp voorzien van een gemakkelijk toegankelijke afsteller voor de verticale afstelling wanneer de motorfiets volledig beladen is.
3
1
Waarschuwing
2
Probeer nooit onder het rijden de koplamp af te stellen. Iedere poging om onder het rijden de koplamp af te stellen, kan verlies van controle en een ongeval tot gevolg hebben.
cgim
1. Horizontale afstelschroef 2. Verticale stelschroef 3. Koplampafstelhendel voor beladen toestanden Koplamp inschakelen met dimlicht.
Voorzichtig Wanneer de motorfiets wordt gebruikt op een gesloten circuit, wordt u wellicht gevraagd om het zichtbare oppervlak van de koplamp af te plakken. Wanneer de koplamp is afgeplakt, zal deze oververhit raken en het buitenoppervlak vervormen. Om vervorming van de koplamp te voorkomen, altijd de koplampen loskoppelen wanneer ze worden afgeplakt om de motorfiets op een gesloten circuit te gebruiken.
120
Draai de verticale stelschroef op de koplamp met de klok mee om de lichtbundel te verhogen of tegen de klok in om de bundel te verlagen. Draai de horizontale stelschroef rechtsom om de lichtstraal naar rechts te verplaatsen of linksom om de lichtstraal naar links te verplaatsen. Schakel de koplampen uit als de lichtstralen naar tevredenheid zijn afgesteld.
Onderhoud en afstellingen Gloeilamp van de koplamp vervangen
Koplampafstelhendel voor beladen toestanden
Voorzichtig Het gebruik van niet-goedgekeurde koplampgloeilampen kan resulteren in schade aan het koplamplens.
1
Gebruik een originele Triumphkoplampgloeilamp zoals aangegeven in de Triumph-Onderdelencatalogus.
2 cgin
1. Koplampafstelhendel (onbeladen positie) 2. Koplampafstelhendel (beladen positie)
Laat reservegloeilampen van de koplamp aanbrengen door een erkende Triumphdealer. De koplamp hoeft niet te worden verwijderd als een gloeilamp moet worden vervangen.
3 1
Voor normale (onbeladen) omstandigheden moet de koplampafstelhendel in de horizontale stand (1) worden gezet. Voor beladen omstandigheden draait u de koplampafsteller omlaag tot deze stopt (2). Hierdoor wordt de koplampstraal met ongeveer 2° verlaagd.
2
cgjn
1. Draadklem gloeilamp (rechter getoond) 2. Haak draadklem gloeilamp 3. Gloeilamp
121
Onderhoud en afstellingen Gloeilamp voor positielicht vervangen
Waarschuwing De gloeilampen worden tijdens het gebruik sterk verhit. Laat de gloeilamp afkoelen alvorens deze beet te pakken. Het glazen gedeelte van de gloeilamp niet aanraken. Indien het glas wordt aangeraakt of vuil wordt, dient dit met alcohol te worden gereinigd voordat de gloeilamp weer wordt gebruikt.
2 1
Het vervangen van een gloeilamp: Verwijder het berijderszadel. Maak de accu los, eerst de accumassakabel (zwart). Verwijder de gloeilampafdekking van de te vervangen gloeilamp door deze linksom te draaien.
ccoj
1. Lamphouder 2. Gloeilamp positieverlichting
Haal de lamp uit de fitting.
Het positielicht is in het midden van de koplamp gemonteerd. Als u een gloeilamp wilt vervangen, verwijdert u de vier bevestigingen en verwijdert u de koplampomhulling, maakt u de rubberen houder los van de koplamp en trekt u de gloeilamp er uit.
Voor het plaatsen wordt de verwijderingsprocedure omgekeerd.
Voor het plaatsen wordt de verwijderingsprocedure omgekeerd.
Maak de multistekker los van de lamp. Maak de draadklem los uit de haak van de koplampeenheid en draai deze weg van de gloeilamp zoals afgebeeld.
Achterlicht/ Kentekenplaatverlichting Achterlicht/ Kentekenplaatverlichting vervangen De achterlichtunit is een gesealde, onderhoudsvrije LED-unit. De kentekenplaatverlichting is een geïntegreerd onderdeel van de achterlichtunit.
122
Onderhoud en afstellingen Lampje richtingaanwijzers Gloeilamp vervangen
1
2 celc
1. Richtingaanwijzerlens 2. Bevestigingsschroef De lens op elke richtingaanwijzer wordt op zijn plaats gehouden door een bevestigingsschroef die zich in de lens van de lamp bevindt. Draai de schroef los en verwijder de lens om toegang te verkrijgen tot de gloeilamp en deze te vervangen.
Reinigen Veelvuldige en regelmatige reiniging vormt een essentieel onderdeel van het onderhoud van uw motorfiets. Regelmatige reiniging zorgt ervoor dat uw motorfiets lang mooi blijft. Reiniging met koud water waaraan een voor voertuigen geschikt reinigingsmiddel is toegevoegd, is altijd belangrijk, maar in het bijzonder na blootstelling aan zeewind, zeewater, rijden op stoffige of modderige wegen en in de winter, wanneer zout wordt gestrooid tegen ijs en sneeuw. Gebruik geen huishoudelijke reinigingsmiddelen, omdat het gebruik van dergelijke producten versnelde roestvorming tot gevolg heeft. Hoewel onder de garantiebepalingen van uw motorfiets dekking wordt gegeven voor het roesten van bepaalde onderdelen, mag van de eigenaar worden verwacht dat hij/zij dit redelijke advies opvolgt, waardoor de motorfiets tegen roest is beschermd en er mooi uitziet.
Voorbereiding op het wassen Voordat u uw motorfiets wast, dienen voorzorgsmaatregelen te worden genomen om te voorkomen dat water binnendringt in de volgende onderdelen. Achterste opening van de uitlaten: bedekken met een plastic zak, vastgezet met elastiekjes. Koppelings- en remhendels, schakelaarhuizen op de handgrepen: bedekken met plastic zakken. Contactschakelaar en stuurslot: het sleutelgat met tape afplakken. Verwijder sieraden en siervoorwerpen, zoals ringen, horloges, ritssluitingen of riemgespen die krassen of andere schade kunnen veroorzaken aan gelakte of gepolijste oppervlakken.
123
Onderhoud en afstellingen Gebruik verschillende reinigingssponzen of reinigingsdoeken voor het wassen van gelakte/gepolijste oppervlakken en chassisoppervlakken. Chassisoppervlakken (zoals wielen en spatbordonderzijden) zijn blootgesteld aan wegvuil en stof met hogere kraseigenschappen, waardoor gelakte of gepolijste oppervlakken kunnen krassen wanneer dezelfde spons of reinigingsdoeken worden gebruikt.
Voorzichtig Geen water onder druk op de volgende onderdelen spuiten: •
Instrumenten;
•
Remcilinders en remklauwen;
•
Onder de brandstoftank;
•
Spilkoplagers;
•
Luchtinlaatopening berijderszadel.
onder
Let op: •
Hoog alkalische zeepsoorten laten een restant achter op gelakte oppervlakken en kunnen ook watervlekken veroorzaken. Gebruik voor het schoonmaken altijd een reinigingsmiddel met een lage alkalische waarde.
Na het wassen Verwijder de plastic zakken en de tape en reinig de luchtinlaatopeningen. Smeer de scharnieren, bouten en moeren. Test de remmen voordat u de motorfiets gaat gebruiken. Start de motor en laat deze 5 minuten draaien. Zorg voor voldoende ventilatie in verband met de uitlaatgassen.
het
Gebruik een droge doek om waterresten te verwijderen. Maak om roestvorming te voorkomen de motorfiets volledig droog.
Voorzichtig Als er water wordt gesproeid rond de luchtinlaat kan dat in de luchtkamer en de motor terecht komen en beide beschadigen.
Voorzichtig Het gebruik van hogedrukspuiten wordt afgeraden. Bij het gebruik van hogedrukspuiten kan water in de lagers en andere onderdelen worden geperst, waardoor voortijdige slijtage door roestvorming en gebrek aan smering wordt veroorzaakt.
124
Waarschuwing Nooit de remschijven in de was zetten of smeren. Dit kan leiden tot verlies van remkracht en een ongeval. Reinig de remschijven met een geschikte vetvrije remschijfreiniger.
Onderhoud en afstellingen Let op:
Zadelonderhoud
•
Voorzichtig Voor het reinigen van het zadel wordt het gebruik van chemicaliën of hogedrukreinigers afgeraden. Het gebruik van chemicaliën of hogedrukreinigers kan de zadelafdekking beschadigd worden. Reinig het zadel met een spons of een reinigingsdoek met zeep en water om zijn uitstraling te behouden.
Ongelakte aluminium onderdelen Bij sommige modellen dienen onderdelen zoals rem- en koppelingshendels, wielen, motordeksels, bovenste en onderste kroonplaten op de juiste manier te worden gereinigd om het uiterlijk ervan in stand te houden. Neem contact op met uw dealer wanneer u niet zeker weet welke componenten van uw motorfiets ongelakte aluminium onderdelen zijn. Gebruik een geschikte aluminiumreiniger zonder schurende of bijtende stoffen. Reinig aluminium onderdelen regelmatig, in het bijzonder na gebruik in slecht weer, wanneer alle aluminium onderdelen na elk gebruik van de motorfiets handmatig dienen te worden gewassen en gedroogd. Garantieaanspraken als onvoldoende onderhoud gehonoreerd.
gevolg worden
van niet
Uitlaatsysteem reinigen Alle delen van het uitlaatsysteem van uw motorfiets dienen regelmatig te worden gereinigd, om het uiterlijk ervan in stand te houden.
Het uitlaatsysteem moet voor het wassen zijn afgekoeld om vlekvorming te voorkomen.
Wassen Maak een mengsel van koud water en een milde autoreiniger. Gebruik geen zeep met een hoog alkalisch gehalte, zoals in commerciële wasstraten wordt gebruikt, omdat deze een residu achterlaat. Was het uitlaatsysteem met een zachte doek. Gebruik geen krassende schuursponsjes of staalwol. Deze beschadigen de finishlaag. Spoel het uitlaatsysteem grondig af. Zorg ervoor dat er geen zeep of water in de knaldempers terechtkomt.
Drogen Het uitlaatsysteem met een zachte doek zo goed mogelijk drogen. Laat de motor niet draaien om het uitlaatsysteem te drogen, aangezien hierdoor vlekken ontstaan.
Bescherming Wrijf wanneer het uitlaatsysteem droog is 'Motorex 645 Clean and Protect' op het oppervlak.
Voorzichtig Het gebruik van schurende reinigingsmiddelen beschadigt het systeem en dient te worden vermeden. Regelmatig gebruik van een beschermingsmiddel wordt aanbevolen, omdat dit zowel bescherming biedt als het uiterlijk van het uitlaatsysteem in stand houdt.
125
Onderhoud en afstellingen
Deze pagina met opzet blanco
126
Stalling STALLING Voorbereiding op stalling Reinig en droog de complete motorfiets grondig. Vul de brandstoftank met het juiste type loodvrije brandstof en voeg een brandstofstabilisator (indien beschikbaar) toe, volgens de instructies van de fabrikant van de brandstofstabilisator.
Waarschuwing Benzine is uiterst brandbaar en kan onder bepaalde omstandigheden exploderen. Zet het contact uit. Niet roken. Zorg ervoor dat de ruimte goed geventileerd is en geen vlam- of vonkbronnen bevat, zoals apparaten met een waakvlam. Verwijder de bougie uit iedere cilinder en giet enkele druppels (5 ml) motorolie in iedere cilinder. Dek de bougiegaten af met een doek of een poetslap. Met de motorstopschakelaar in de stand DRAAIEN, drukt u enkele seconden op de startknop om de cilinderwand van olie te voorzien. Monteer de bougies, aanhalen met 12 Nm. Ververs de motorolie en vervang het filter (zie pagina 83). Controleer en corrigeer zo nodig bandspanningen (zie pagina 133).
de
Plaats de motorfiets op een rek, zodat beide wielen niet op de vloer staan. (Indien dit niet mogelijk is, planken onder het voor- en achterwiel plaatsen om te voorkomen dat de banden in contact komen met vocht.)
Spuit roestwerende olie (er is een breed scala aan producten op de markt en uw dealer kan u lokaal advies bieden) op alle ongelakte metalen oppervlakken om roesten te voorkomen. Voorkom dat olie op rubberen onderdelen en remschijven of in de remklauwen terechtkomt. Smeer de aandrijfketting en stel deze zo nodig af (zie pagina 93). Zorg ervoor dat het koelsysteem gevuld is met een koelvloeistof met een mengsel van 50% koelvloeistof en 50% gedestilleerd water (let op: de HD4X Hybrid OATkoelvloeistof, zoals geleverd door Triumph, is voorgemengd en hoeft niet te worden verdund) (zie pagina 85). Verwijder de accu en bewaar deze op een plaats die blootstelling aan direct zonlicht, vocht of temperaturen onder 0°C voorkomt. Tijdens stalling moet de accu een langzame lading krijgen (een ampère of minder) ongeveer elke twee weken (zie pagina 114). Stal de motorfiets in een koele, droge ruimte, uit het zonlicht en met een minimaal dagelijks temperatuurverschil. Trek een geschikte poreuze hoes over de motorfiets, om deze vrij te houden van stof en vuil. Voorkom het gebruik van kunststoffen of soortgelijke niet-ventilerende, gecoate materialen die de luchtstroming beperken en waardoor warmte en vocht zich kunnen ophopen.
127
Stalling Voorbereidingen na stalling Monteer de accu (indien verwijderd) (zie pagina 117). Wanneer de motorfiets langer dan vier maanden gestald is, vervangt u de motorolie (zie pagina 83). Alle punten controleren, zoals genoemd in het hoofdstuk Dagelijkse veiligheidscontrole. Uit elke cilinder de bougie verwijderen voordat de motor wordt gestart. De motorfiets op de zijstandaard zetten.
128
Via de startmotor de motor diverse keren rondzwengelen, totdat het oliedruklampje uitgaat. De bougies terugzetten, vastdraaien met 12 Nm en de motor starten. Controleer en corrigeer zo nodig bandspanningen (zie pagina 133).
de
Het gehele voertuig grondig reinigen. Controleer de remmen op correcte werking. Maak een proefrit met de motorfiets op lage snelheid.
Specificaties SPECIFICATIES Tiger 800
Tiger 800XC
Totale lengte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2215 mm
2215 mm
Totale breedte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
795 mm
865 mm
Totale hoogte. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1350 mm
1390 mm
Wielbasis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1530 mm
1545 mm
Zadelhoogte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
813 mm
847 mm
Nat gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
210 kg
215 kg
Maximaal laadvermogen . . . . . . . . . . . . .
225 kg
223 kg
Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Lijnmotor, 3 cilinders
Lijnmotor, 3 cilinders
Cilinderinhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
800 cc
800 cc
Boring x slag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
74 x 61,94 mm
74 x 61,94 mm
Compressieverhouding. . . . . . . . . . . . . . .
11,1:1
11,1:1
Cilindernummering. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Van links naar rechts
Van links naar rechts
Cilindervolgorde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1 links
1 links
Bestellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1-2-3
1-2-3
Startsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Elektrische startmotor
Elektrische startmotor
Afmetingen
Gewichten
Motor
129
Specificaties Tiger 800
Tiger 800XC
Maximaal vermogen (DIN 70020) . . . . .
70 kW bij 9300 omw/min (95pk)
70 kW bij 9300 omw/min (95pk)
Max. koppel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
79 Nm bij 7850 omw/min
79 Nm bij 7850 omw/min
Druksmering (oliecarter)
Druksmering (oliecarter)
Droog vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4,1 liter
4,1 liter
Olie verversen/oliefilter vervangen. . . . . .
3,6 liter
3,6 liter
Alleen olie vervangen . . . . . . . . . . . . . . . .
3,4 liter
3,4 liter
Koelvloeistoftype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Triumph HD4X Hybrid OAT-koelvloeistof
Triumph HD4X Hybrid OAT-koelvloeistof
Verhouding water/antivries. . . . . . . . . . . .
50/50 (voorgemengd geleverd door Triumph)
50/50 (voorgemengd geleverd door Triumph)
Koelvloeistofinhoud. . . . . . . . . . . . . . . . . .
2,4 liter
2,4 liter
Thermostaat opent bij (nominaal) . . . . . .
71°C
71°C
Prestaties
Smering Smering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Motorolie-inhoud
Koeling
130
Specificaties Tiger 800
Tiger 800XC
Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Elektronische brandstofinjectie
Elektronische brandstofinjectie
Injectoren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Elektromagnetisch gestuurd
Elektromagnetisch gestuurd
Brandstofpomp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Verzonken elektrisch
Verzonken elektrisch
Brandstofdruk (nominaal) . . . . . . . . . . . . .
3 bar
3 bar
Octaangehalte 91 RON, loodvrij
Octaangehalte 91 RON, loodvrij
19,0 liter
19,0 liter
Ontstekingssysteem . . . . . . . . . . . . . . . . .
Digitaal inductief
Digitaal inductief
Elektronische toerentalbegrenzer (omw/min). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
10.000 (omw/min)
10.000 (omw/min)
Bougie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
NGK CR9EK
NGK CR9EK
Elektrodenafstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
0,7 mm
0,7 mm
Afstandtolerantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
+0,05/-0,1 mm
+0,05/-0,1 mm
Brandstofsysteem
Brandstof Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Tankinhoud (motorfiets rechtop). . . . . . . . . . . . . . . . . . Ontsteking
131
Specificaties Tiger 800
Tiger 800XC
Soort transmissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6 versnellingen, constant ineengrijpend
6 versnellingen, constant ineengrijpend
Type koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Natte plaatkoppeling
Natte plaatkoppeling
Eindoverbrengingsketting. . . . . . . . . . . . .
DID O-ring, 120 schakels
DID O-ring, 122 schakels
Primaire overbrengingsverhouding . . . . .
1,667:1 (85/51)
1,667:1 (85/51)
Transmissie
Overbrengingsgetallen: Eindoverbrengingsverhouding . . . . . . . . .
3,125:1 (50/16)
3,125:1 (50/16)
e
2,313:1 (37/16)
2,313:1 (37/16)
e
1,857:1 (39/21)
1,857:1 (39/21)
e
3 ................................
1,500:1 (36/24)
1,500:1 (36/24)
4e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1,285:1 (27/21)
1,285:1 (27/21)
5e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1,136:1 (25/22)
1,136:1 (25/22)
6e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1,043:1 (24/23)
1,043:1 (24/23)
1 ................................ 2 ................................
132
Specificaties Tiger 800
Tiger 800XC
Maat voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
100/90 - 19
90/90 - 21
Maat achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
150/70 - 17
150/70 - 17
Voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2,5 bar
2,5 bar
Achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2,9 bar
2,9 bar
Banden Bandenmaten:
Wegbandspanning (koud):
Waarschuwing Gebruik de aanbevolen banden ALLEEN in de genoemde combinaties. Combineer geen banden van verschillende fabrikanten en combineer geen banden met verschillende specificaties van dezelfde fabrikant, aangezien dit verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan veroorzaken. Tiger 800
Tiger 800XC
Optie 1, voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Pirelli Scorpion Trail
Bridgestone Battle Wing BW501 G
Optie 1, achter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Pirelli Scorpion Trail
Bridgestone Battle Wing BW502
Goedgekeurde wegbanden:
Optie 2, voor. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Pirelli Scorpion Trail
Optie 2, achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Pirelli Scorpion Trail
133
Specificaties
Waarschuwing Het gebruik van banden die geschikt zijn voor twee doeleinden zal de stabiliteit van de motorfiets verminderen. Rij altijd met lagere snelheden op een motorfiets met banden die geschikt zijn voor twee doeleinden. De toegestane maximumsnelheid (zoals hieronder aangegeven) moet worden aangegeven door een sticker die dusdanig is aangebracht, dat hij duidelijk zichtbaar is voor de berijder. Gebruik van de motorfiets boven de toegestane maximumsnelheid kan resulteren in verlies van controle van de motorfiets en een ongeluk. Uitsluitend Tiger 800XC Goedgekeurde banden voor twee doeleinden (voor terreinrijden en rijden op de verharde weg)* Optie 2, voor. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Metzeler MCE Karoo 2 (T)
Optie 2, achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Metzeler MCE Karoo (T)
* De toegestane maximumsnelheid voor banden die geschikt zijn voor twee doeleinden is 96 km/h.
Waarschuwing Bandspanningen die verlaagd zijn voor terreinrijden verminderen de stabiliteit op de weg. Zorg er altijd voor dat de bandspanningen ingesteld zijn, zoals beschreven op pagina 133 voor gebruik op de weg. Rijden op de motorfiets met verkeerde bandspanningen kan resulteren in verlies van controle van de motorfiets en een ongeval. Uitsluitend Tiger 800XC Terreinbandspanning (koud): Voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1,5 bar
Achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1,5 bar
134
Specificaties Tiger 800
Tiger 800XC
Accutype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
YTX-16BS
YTX-16BS
Accucapaciteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12 volt, 14 Ah
12 volt, 14 Ah
Wisselstroomdynamo . . . . . . . . . . . . . . . .
12 volt, 41,5 A bij 4.000 omw/min
12 volt, 41,5 A bij 4.000 omw/min
Koplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2 x 12 volt, 55/60 watt, H4 halogeen
2 x 12 volt, 55/60 watt, H4 halogeen
Achter-/remlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LED
LED
Richtingaanwijzers. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12 volt, 10 watt
12 volt, 10 watt
Naloop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
23,9°
24,3°
Spoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
92,4 mm
95,3 mm
Elektrische installatie
Frame
135
Specificaties Alle modellen Aantrekmomenten Oliefilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
10 Nm
Olieaftapplug. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
25 Nm
Bougie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12 Nm
Wielas achterwiel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
110 Nm
Borgmoer kettingafsteller . . . . . . . . . . . . . . . .
20 Nm
Vloeistoffen en smeermiddelen Motorolie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gedeeltelijk of volledig synthetische 10W/40of 10W/50-motorolie voor motorfietsen, die voldoet aan specificatie API SH (of hoger) en JASO MA, zoals Castrol Power 1 Racing 4T 10W-40 (volledig synthetisch)
Rem- en koppelingsvloeistof. . . . . . . . . . . . . .
DOT 4 rem- en koppelingsvloeistof
Koelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Triumph HD4X Hybrid OAT-koelvloeistof
Lagers en draaipennen . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Vet volgens NLGI 2-specificatie
Aandrijfketting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Kettingspray geschikt voor O-ringkettingen
136
Index INDEX A
C
Aandrijfketting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92 Afstelling speling . . . . . . . . . . . . . . . . 94 Controle op slijtage . . . . . . . . . . . . . . 95 Smering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93 Spelinginspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . 93 Aantrekmomenten . . . . . . . . . . . . . . . . . 136 Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71 Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 Afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115 Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115 Plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 Verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115 Vullen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 Achterlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122 Achterwielophanging Demping terugvering . . . . . . . . . . . 105 Voorbelasting vering . . . . . . . . . . . . 105 Achterzadel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129 Afstellen achterophanging . . . . . . . . . . . 104 Afstelschema achterwielophanging Tiger 800 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104 Afstelschema achterwielophanging Tiger 800XC. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Compensatie remblokslijtage . . . . . . . . . . 97
B Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106 Bandenslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . 109 Bandspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . 108 Minimale profieldiepte . . . . . . . . . . 109 Vervangen van banden. . . . . . . . . . . 111 Berijderszadel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 Brandstof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 Brandstofsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 Brandstofvoorziening . . . . . . . . . . . . . . . . 45 Brandstoftank vullen . . . . . . . . . . . . . 46 Brandstoftype. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 Tankdop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
D Dagelijkse controles . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
E Elektrische installatie . . . . . . . . . . . . . . . . 135
F Frame. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
G Gasbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88 Gereedschapsset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Gewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
I Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Instrumentenpaneel Dagteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Eenheden veranderen . . . . . . . . . . . . Klok instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Snelheidsmeter. . . . . . . . . . . . . . . . . . Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
54 25 28 27 24 24
K Kentekenplaatverlichting. . . . . . . . . . . . . 122 Koelsysteem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85 Koelvloeistofpeil inspecteren . . . . . . . 86 Peil corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87 Roestwerende middelen . . . . . . . . . . 85 Wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87 Koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 Afstelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 Gloeilamp vervangen. . . . . . . . . . . . 121 Koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 Afstelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92 Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
137
Index L
Stelschroef rem- en koppelingshendel. . . . . . . . . . . . . . . . 41 Verlichtingsschakelaars . . . . . . . . . . 100
Lampje richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . 123
M Motor De motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . 58 De motor uitschakelen . . . . . . . . . . . 58 Serienummer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129 Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82 Kwaliteitsgraad en specificatie . . . . . . 85 Olie en filters afvoeren . . . . . . . . . . . 84 Olie verversen en oliefilter vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83 Oliepeil inspecteren. . . . . . . . . . . . . . 82
S
Omschrijving van onderdelen . . . . . . . . . . 14 Ontsteking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 Schakelaar/stuurslot. . . . . . . . . . . . . . 39 Sleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Schakelaars linkerstuurstang. . . . . . . . . . . 43 Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 Dimschakelaar koplamp . . . . . . . . . . 43 Passeerknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . 43 Schakelaars rechterstuurstang . . . . . . . . . 42 Motorstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . 42 Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42 Smering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 Stalling Voorbereiding op stalling . . . . . . . . 127 Voorbereidingen na stalling . . . . . . 128 Standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Stuurinrichting/wiellagers . . . . . . . . . . . . 101 Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
P
T
Prestaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 Punten van overweging bij het rijden met hoge snelheid . . . . . . . . . . . . . 67
Transmissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
O
R Reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123 Bescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125 Drogen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125 Na het wassen . . . . . . . . . . . . . . . . . 124 Ongelakte aluminium onderdelen . 125 Uitlaatsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 125 Voorbereiding . . . . . . . . . . . . . . . . . 123 Voorzichtig. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124 Wassen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125 Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 Controle op slijtage . . . . . . . . . . . . . . 96 Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61 Schijfremvloeistof. . . . . . . . . . . . . . . . 98
138
V Veiligheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Brandstof en uitlaatgassen . . . . . . . . . . 6 Handgrepen en voetsteunen. . . . . . . 11 Het rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Motorfiets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Onderdelen en accessoires . . . . . . . . . 8 Onderhoud/apparatuur . . . . . . . . . . . . 8 Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Valhelm en kleding . . . . . . . . . . . . . . . 6 Versnellingen Versnelling inschakelen . . . . . . . . . . . 60 Vloeistoffen en smeermiddelen . . . . . . . 136 VoertuigIdentificatieNummer . . . . . . . . . . 19 Voorwielophanging. . . . . . . . . . . . . . . . . 103 Controle vork . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Index W
Z
Waarschuwingen Plaats van de waarschuwingslabels. . . 12 Waarschuwing, voorzichtig en let op . . 1 Waarschuwingslabels. . . . . . . . . . . . . . . 2 Waarschuwingslampjes . . . . . . . . . . . . . . 35 Windscherm reinigen . . . . . . . . . . . . . . . 100
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48 Zekeringdoos . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
139
Index
Deze pagina met opzet blanco
140