Voorwoord VOORWOORD Dit handboek bevat informatie over Triumph-motorfietsen van het type Bonneville, Bonneville SE, Bonneville T100 inclusief de Steve McQueen™ Edition, Bonneville 110th Edition, Thruxton en Scrambler. Bewaar dit handboek voor de eigenaar altijd bij de motorfiets.
Waarschuwing, voorzichtig en let op
Voorzichtig
In dit handboek voor de eigenaar wordt belangrijke informatie op de volgende manier gepresenteerd:
Dit voorzichtig-symbool geeft speciale instructies of procedures aan, die schade aan of vernieling van apparatuur tot gevolg kunnen hebben wanneer deze niet strikt worden opgevolgd.
Waarschuwing Dit waarschuwing-symbool geeft speciale instructies of procedures aan, die persoonlijk letsel of levensgevaar tot gevolg kunnen hebben wanneer deze niet correct worden opgevolgd.
Let op: •
Dit let op-symbool geeft punten van speciaal belang voor efficiëntere en gemakkelijkere bediening aan.
1
Voorwoord Waarschuwingslabels
Geluiddempingssysteem
Dit symbool (links) wordt op bepaalde plaatsen op de motorfiets weergegeven. Het symbool betekent 'VOORZICHTIG: RAADPLEEG HET HANDBOEK' en wordt gevolgd door een grafische voorstelling van het betreffende onderwerp.
Wijzigen van het geluiddempingssysteem is verboden.
Probeer nooit de motorfiets te berijden of een aanpassing uit te voeren zonder de in dit handboek beschreven relevante instructies te raadplegen. Zie pagina's 12 tot 13 voor de plaatsen van alle labels met dit symbool. Dit symbool wordt, indien nodig, ook weergegeven op de pagina's die de relevante informatie bevatten.
Onderhoud Om een lang, veilig en probleemvrij gebruik van uw motorfiets te garanderen, dient het onderhoud altijd te worden uitgevoerd door een erkende Triumph-dealer. Alleen een erkende Triumph-dealer beschikt over de noodzakelijke kennis, apparatuur en vakkundigheid om uw Triumph-motorfiets goed te onderhouden. Bezoek de Triumph-website op www.triumph.co.uk of neem telefonisch contact op met de bevoegde distributeur in uw land voor informatie over de dichtstbijzijnde Triumph-dealer. De adressen worden ook vermeld in het bij dit handboek geleverde servicerecordboek.
2
Eigenaars worden gewaarschuwd dat het wettelijk verboden is om: a)
een onderdeel of ontwerpcomponent, bedoeld voor geluiddemping en verwerkt in elk nieuw voertuig, vóór de verkoop of aflevering aan de uiteindelijke koper, of tijdens het gebruik, te verwijderen of buiten werking te stellen door welke persoon dan ook - om andere redenen dan voor onderhoud, reparatie of vervanging - en
b) het voertuig te gebruiken, nadat zo'n onderdeel of ontwerpcomponent is verwijderd of buiten werking is gesteld.
Voorwoord Handboek voor de eigenaar Dank u voor het kiezen van een Triumphmotorfiets. Deze motorfiets is het resultaat van Triumph's toepassing van beproefde technieken, grondige tests en het voortdurend streven naar superieure betrouwbaarheid, veiligheid en prestaties. Lees voordat u gaat rijden dit handboek aandachtig door om volledig vertrouwd te raken met de werking van de bedieningselementen, de kenmerken, de capaciteiten en de beperkingen van uw motorfiets. Dit handboek bevat tips voor veilig rijden, maar omvat niet alle technieken en vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het veilig berijden van een motorfiets. Triumph beveelt ten stelligste aan dat alle motorrijders de nodige lessen nemen om een veilige bediening van deze motorfiets te garanderen. Dit handboek is bij uw plaatselijke dealer tevens beschikbaar in het: •
Braziliaans Portugees;
•
Duits;
•
Engels;
•
Frans;
•
Italiaans;
•
Japans;
•
Spaans;
•
Zweeds.
Waarschuwing Dit handboek voor de eigenaar en alle overige instructies die bij uw motorfiets worden geleverd, maken integraal deel uit van uw motorfiets en moeten bij de motorfiets blijven, ook wanneer deze wordt doorverkocht. Iedereen die uw motorfiets gaat berijden, dient dit handboek en alle overige instructies die bij uw motorfiets worden geleverd, aandachtig te lezen om volledig vertrouwd te raken met de werking van de bedieningselementen, de kenmerken, de capaciteiten en de beperkingen van uw motorfiets. Leen uw motorfiets niet aan anderen uit, want het berijden ervan zonder vertrouwd te zijn met de werking van de bedieningselementen, de kenmerken, de capaciteiten en de beperkingen van de motorfiets kan leiden tot een ongeval.
Praat met Triumph Onze relatie met u stopt niet bij de aankoop van uw Triumph. Uw feedback over de ervaringen tijdens aankoop en bezit zijn zeer belangrijk voor ons om onze producten en diensten voor u te ontwikkelen. Help ons daarom ervoor te zorgen dat uw dealerbedrijf uw e-mailadres heeft en dat bij ons registreert. U ontvangt dan van ons op uw e-mailadres een uitnodiging voor een online-klanttevredenheidsonderzoek waar u ons deze feedback kunt geven. Het Triumph-team
3
Voorwoord Informatie De informatie in deze uitgave is gebaseerd op de meest recente, op het moment van publicatie beschikbare informatie. Triumph behoudt zich het recht voor te allen tijde, zonder voorafgaande mededeling of verplichting, wijzigingen aan te brengen. Niets uit deze publicatie mag - in zijn geheel of gedeeltelijk - worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van Triumph Motorcycles Limited. © Copyright 11.2011 Triumph Motorcycles Limited, Hinckley, Leicestershire, Groot-Brittannië. Publicatie onderdeelnummer 3856591 versie 4.
Inhoudsopgave Dit handboek bevat een aantal verschillende hoofdstukken. Onderstaande inhoudsopgave helpt u het begin van elk hoofdstuk op te zoeken, waar u - in het geval van grotere hoofdstukken - een meer gedetailleerde inhoudsopgave aantreft, die u helpt het betreffende onderwerp te vinden. Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 Waarschuwingslabels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 Omschrijving van onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Serienummers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 Algemene informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 Het berijden van de motorfiets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 Accessoires, belading en passagiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 Onderhoud en afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59 Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .113 Specificaties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115
4
Voorwoord – Veiligheid voorop VOORWOORD – VEILIGHEID VOOROP De motorfiets
Motorfiets met eenpersoonszadel: Steve McQueen™ Edition
Waarschuwing Deze motorfiets is uitsluitend bedoeld voor gebruik op de weg. Hij is niet geschikt voor gebruik op ruw terrein. Gebruik op ruw terrein kan het verliezen van de controle over de motorfiets veroorzaken, wat kan leiden tot een ongeval met letsel of de dood als gevolg.
Waarschuwing Dit model is ontworpen voor gebruik als een tweewielig voertuig dat slechts één bestuurder/bestuurster kan vervoeren. Besturing van dit model met een passagier is gevaarlijk en kan tot verlies van controle en een ongeval leiden.
Waarschuwing Deze motorfiets is niet ontworpen voor het trekken van een aanhanger of het gebruik van een zijspan. Het gebruik van een zijspan en/of aanhanger kan het verliezen van de controle over de motorfiets of een ongeval tot gevolg hebben.
Waarschuwing Deze motorfiets is ontworpen voor gebruik als tweewielig voertuig voor vervoeren van een berijder alleen of berijder met één passagier (indien passagierszadel is aangebracht).
het het een een
Het totale gewicht van de berijder, een eventuele passagier, accessoires en bagage mag het maximale laadvermogen van 200 kg niet overschrijden.
5
Voorwoord – Veiligheid voorop Brandstof en uitlaatgassen Waarschuwing
Het rijden Waarschuwing
Schakel de motor altijd uit vóór u gaat tanken.
De motorfiets nooit berijden indien u moe bent of onder invloed verkeert van alcohol of andere verdovende middelen.
Niet tanken of de vuldop van de tank openen terwijl u rookt of in de buurt van open vuur (vlammen).
Het berijden van een motorfiets onder invloed van alcohol of andere verdovende middelen is verboden.
Zorg ervoor dat tijdens het tanken geen brandstof op de motor, de uitlaatpijpen of de dempers wordt gemorst.
Het berijden van een motorfiets terwijl u moe bent of onder invloed van alcohol of andere verdovende middelen verkeert, vermindert het vermogen van de berijder om de motorfiets onder controle te houden waardoor een ongeval kan worden veroorzaakt.
BENZINE IS UITERST BRANDBAAR:
Indien brandstof wordt ingeslikt, ingeademd of in de ogen komt, dient direct medische hulp te worden ingeroepen. Indien benzine op de huid terechtkomt, dient deze onmiddellijk te worden gewassen met water en zeep en met brandstof verontreinigde kleding dient onmiddellijk te worden uitgetrokken. Contact met brandstof kan brandwonden en andere ernstige huidaandoeningen veroorzaken.
Waarschuwing De motor nooit in een afgesloten ruimte starten of laten draaien. De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen binnen korte tijd bewusteloosheid en de dood tot gevolg hebben. Gebruik uw motorfiets uitsluitend in de open lucht of in een ruimte met afdoende ventilatie.
6
Waarschuwing Alle rijders moeten in het bezit zijn van een rijbewijs voor motorfietsen. Het zonder rijbewijs besturen van een motorfiets is verboden en kan gerechtelijke vervolging tot gevolg hebben. Het rijden op een motorfiets zonder formele training in de juiste rijtechnieken die nodig zijn om een rijbewijs te halen, is gevaarlijk en kan resulteren in verlies van de controle over de motorfiets en een ongeluk.
Voorwoord – Veiligheid voorop
Waarschuwing Rijd altijd defensief en draag de elders in dit voorwoord genoemde beschermende uitrusting. Onthoud dat een motorfiets bij een ongeval minder bescherming biedt dan een auto.
Waarschuwing Deze Triumph-motorfiets mag de wettelijk geldende snelheidslimieten niet overschrijden. Het met hoge snelheid op een motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn, aangezien de tijd om op bepaalde verkeerssituaties te reageren bij hogere snelheden aanzienlijk wordt verkort. Pas de snelheid altijd aan aan eventueel gevaarlijke rijomstandigheden, zoals slecht weer of druk verkeer.
Waarschuwing Wees altijd bedacht op veranderingen in het wegdek, het verkeer en de wind en pas uw rijgedrag hierop aan. Alle tweewielige voertuigen zijn onderhevig aan krachten van buitenaf die een ongeval kunnen veroorzaken. Deze krachten zijn onder andere: •
Windstoten voertuigen;
van
passerende
•
Gaten in de weg, oneffenheden of beschadigingen in het wegdek;
•
Slecht weer;
•
Fouten van de berijder.
Rijd altijd met matige snelheid en vermijd druk verkeer, totdat u zich volledig vertrouwd hebt gemaakt met het rijgedrag en de rijeigenschappen van de motorfiets. Overschrijd nooit de wettelijk geldende snelheidslimiet.
7
Voorwoord – Veiligheid voorop Valhelm en kleding Waarschuwing Waarschuwing Bij het berijden van de motorfiets dienen de berijder en de passagier altijd valhelm, oogbescherming, handschoenen, broek (nauw aansluitend rond de knieën en de enkels) en een felgekleurd jack te dragen. Felgekleurde kleding verhoogt de zichtbaarheid van de berijder (of de passagier) voor andere weggebruikers aanzienlijk. Hoewel volledige bescherming niet mogelijk is, kan het dragen van de juiste beschermende kleding het risico op verwondingen bij het berijden van uw motorfiets verlagen.
Een valhelm is een van de belangrijkste uitrustingsstukken, omdat deze bescherming biedt tegen hoofdletsel. Uw valhelm en die van uw passagier dienen met zorg te worden gekozen en comfortabel en stevig om het hoofd te passen. Een felgekleurde helm verhoogt de zichtbaarheid van de berijder (of passagier) voor andere weggebruikers aanzienlijk. Een valhelm met open voorzijde biedt enige bescherming bij een ongeval, maar een integraalhelm biedt betere bescherming. Draag altijd een vizier of een goedgekeurde beschermende bril voor beter zicht en ter bescherming van uw ogen.
cbma
8
Voorwoord – Veiligheid voorop Handgrepen en voetsteunen Waarschuwing De berijder dient het voertuig onder controle te houden door te allen tijde de handen aan het stuur te houden. De besturing en stabiliteit van de motorfiets worden nadelig beïnvloed indien de berijder het stuur loslaat, hetgeen kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing De berijder en de passagier dienen tijdens het berijden van het voertuig altijd de voetsteunen te gebruiken. Door de voetsteunen te gebruiken wordt voor zowel de berijder als de passagier het risico op onbedoeld contact met onderdelen van de motorfiets verminderd en wordt ook de kans op verwondingen, veroorzaakt door het vast komen zitten van kledingstukken, verminderd.
Parkeren Waarschuwing Altijd de motor uitschakelen en de contactsleutel verwijderen voordat u uw motorfiets onbeheerd achterlaat. Door het verwijderen van de contactsleutel wordt het risico van gebruik door onbevoegde en onervaren personen verkleind. Denk aan het volgende als u uw motorfiets parkeert: Zet de motorfiets in de eerste versnelling om te voorkomen dat deze van de standaard rolt. De motor en het uitlaatsysteem zijn na het rijden sterk verhit. Parkeer NOOIT op plaatsen waar voetgangers, dieren en/of kinderen de motorfiets kunnen aanraken. Parkeer nooit op een zachte ondergrond of op een hellend oppervlak. Indien de motorfiets onder deze omstandigheden wordt geparkeerd, kan deze omvallen. Zie voor nadere informatie het hoofdstuk 'Het berijden van de motorfiets' in dit handboek voor de eigenaar.
9
Voorwoord – Veiligheid voorop Onderdelen en accessoires Waarschuwing De eigenaar dient erop te letten, dat goedgekeurde onderdelen, accessoires en wijzigingen voor een Triumph-motorfiets uitsluitend door Triumph officieel goedgekeurde onderdelen zijn die door een erkende Triumph-dealer op de motorfiets worden aangebracht. Het is met name bijzonder gevaarlijk om onderdelen of accessoires aan te brengen of te vervangen waarvoor het noodzakelijk is om het elektrische of het brandstofsysteem te demonteren, of hierop uitbreidingen aan te brengen. Dergelijke aanpassingen kunnen de veiligheid in gevaar brengen. Het aanbrengen van niet-goedgekeurde onderdelen, accessoires of wijzigingen kunnen een nadelig effect hebben op het rijgedrag, de stabiliteit en andere aspecten van de werking van de motorfiets, waardoor een ongeval kan worden veroorzaakt dat kan leiden tot letsel of de dood. Triumph accepteert geen aansprakelijkheid voor gebreken die zijn veroorzaakt door het aanbrengen van niet-goedgekeurde onderdelen, accessoires of wijzigingen of door het aanbrengen van goedgekeurde onderdelen, accessoires of wijzigingen door onbevoegd personeel.
10
Onderhoud/apparatuur Waarschuwing Raadpleeg uw erkende Triumph-dealer indien u twijfelt aan de juiste of veilige werking van deze Triumph-motorfiets. Onthoud dat het blijven gebruiken van een niet goed werkende motorfiets een fout kan verergeren en de veiligheid in gevaar kan brengen.
Waarschuwing Door het gebruik van een motorfiets waarvan de hellingshoekindicators tot voorbij de maximale limiet zijn afgesleten (wanneer 10 mm of meer van het afgeronde uiteinde van een van de voetsteunen is afgesleten) kan deze onder een onveilige hoek overhellen. De afstelling van de afstelstang van het rempedaal mag nooit worden gewijzigd, aangezien hierdoor de hellingshoek, waaronder de hellingshoekindicatoren contact maken met de bodem, negatief wordt beïnvloed. Overhellen onder een onveilige hoek kan instabiliteit, verlies van controle over de motorfiets of een ongeval veroorzaken, hetgeen letsel of de dood tot gevolg kan hebben.
Voorwoord – Veiligheid voorop
Waarschuwing Controleer of alle wettelijk vereiste apparatuur is gemonteerd en correct functioneert. Verwijderen of wijzigen van de verlichting, dempers, uitstoot- en geluiddempingssystemen van de motorfiets kunnen een overtreding van de wet betekenen. Onjuiste of niet toegestane aanpassingen kunnen een nadelig effect hebben op het rijgedrag, de stabiliteit en andere aspecten van de werking van de motorfiets, waardoor een ongeval kan worden veroorzaakt met letsel of de dood als gevolg.
Waarschuwing Indien de motorfiets betrokken is bij een ongeval, aanrijding of valpartij dient deze voor inspectie en reparatie naar een erkende Triumph-dealer te worden gebracht. Elk ongeval kan schade aan de motorfiets veroorzaken, die –indien niet op de juiste wijze gerepareerd –een tweede ongeval kan veroorzaken met letsel of de dood als gevolg.
11
Waarschuwingslabels WAARSCHUWINGSLABELS Plaats van de waarschuwingslabels De op deze en de volgende pagina's beschreven labels maken u attent op belangrijke veiligheidsinformatie in dit handboek. Voordat u de motorfiets gaat berijden, dient u ervoor te zorgen dat alle berijders alle informatie, waarop deze labels betrekking hebben, hebben begrepen en naleven.
Dagelijkse veiligheidscontrole (pagina 43)
T908002
Aandrijfketting (pagina 75)
12
Banden (pagina 90)
Motorolie (pagina 66)
Waarschuwingslabels WAARSCHUWINGSLABELS Plaats van de waarschuwingslabels (vervolg)
Loodvrije brandstof (pagina 36)
Helm (pagina 8)
P
T908003
5 4 3 2 N 1
Versnellingsstand (pagina 48)
13
Omschrijving van onderdelen OMSCHRIJVING VAN ONDERDELEN Omschrijving van onderdelen - Bonneville, Bonneville SE, Bonneville T100 inclusief de Steve McQueen™ Edition en Bonneville 110th Edition (Bonneville T100 afgebeeld)
1
11 10
12
3
2 4
T908004
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
14
5
8
Richtingaanwijzers voor Koplamp Achterlicht Oliekoeler Richtingaanwijzers achter Zijstandaard Schakelpedaal Remschijf voorrem
9
15
7 16 6 14 13
9. Remklauw voorrem 10.Brandstoftank 11. Tankdop 12.Accu 13.Remschijf achterrem 14.Achterremklauw 15.Koppelingskabel 16.Chokebediening
Omschrijving van onderdelen OMSCHRIJVING VAN ONDERDELEN Omschrijving van onderdelen - Bonneville, Bonneville SE, Bonneville T100 inclusief de Steve McQueen™ Edition en Bonneville 110th Edition (vervolg)
22
T908005
24
23
17
17. Aandrijfketting 18.Vloeistofreservoir achterrem 19.Rempedaal achterrem 20.Olievulplug
18
19 21 20
21. Kijkglas oliepeil 22.Voorvork 23.Achterwielophangingsunit 24.Geluiddemper
15
Omschrijving van onderdelen Omschrijving van onderdelen - Thruxton
1
2
8
11
9
4
15
10
16 12
6
7
3
14
i
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
16
Richtingaanwijzers voor Koplamp Achterlicht Oliekoeler Richtingaanwijzers achter Zijstandaard Schakelpedaal Remschijf voorrem
9. Remklauw voorrem 10.Brandstoftank 11. Tankdop 12.Accu 13.Remschijf achterrem 14.Achterremklauw 15.Koppelingskabel 16.Chokebediening
13
5
Omschrijving van onderdelen Omschrijving van onderdelen - Thruxton (vervolg)
23
24
18
17
20
19
22
21
ccih
17. Aandrijfketting 18.Vloeistofreservoir achterrem 19.Rempedaal achterrem 20.Olievulplug
21. Kijkglas oliepeil 22.Voorvork 23.Achterwielophangingsunit 24.Geluiddemper
17
Omschrijving van onderdelen Omschrijving van onderdelen - Scrambler
1
2
11 10
16 12
3
cdnd
8
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
18
9
4
Richtingaanwijzers voor Koplamp Achterlicht Oliekoeler Richtingaanwijzers achter Zijstandaard Schakelpedaal Remschijf voorrem
15 7
6
14
9. Remklauw voorrem 10.Brandstoftank 11. Tankdop 12.Accu 13.Remschijf achterrem 14.Achterremklauw 15.Koppelingskabel 16.Chokebediening
13
5
Omschrijving van onderdelen Omschrijving van onderdelen - Scrambler (vervolg)
23
20
22
cdnc
24
17
18
17. Aandrijfketting 18.Vloeistofreservoir achterrem 19.Rempedaal achterrem 20.Olievulplug
19
21
21. Kijkglas oliepeil 22.Voorvork 23.Achterwielophangingsunit 24.Geluiddemper
19
Omschrijving van onderdelen Omschrijving van onderdelen - alle modellen 1
2
3
8
9
Zie hieronder
14
4
5
6
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
20
13 7
Koppelingshendel Dimschakelaar koplamp Richtingaanwijzerschakelaar Claxonknop Contactschakelaar Snelheidsmeter Waarschuwingslampjes Vloeistofreservoir voorrem
6
12 10 7
9. Remhendel voorrem 10.Motorstopschakelaar 11. Toerenteller (indien gemonteerd) 12.Startknop 13.Stuurslot 14.Passeerknop (alleen Thruxton en Scrambler)
11
Serienummers SERIENUMMERS VoertuigIdentificatieNummer (VIN)
Motorserienummer
1
1 ccil
1. Motorserienummer ccik
Het motorserienummer is direct boven de kettingwielafdekking van de aandrijfketting in het carter geslagen.
1. Plaats VIN-nummer
Noteer het voertuigidentificatienummer (VIN) in de ruimte hieronder.
1
ccij
Noteer het motorserienummer in de ruimte hieronder.
1. Plaats VIN-plaatje Het voertuigidentificatienummer is in het balhoofd geslagen. Het wordt bovendien vermeld op een plaatje, dat direct achter het balhoofd aan de linkerzijde van de motorfiets op het frame is geklonken.
21
Serienummers
Deze pagina met opzet blanco
22
Algemene informatie ALGEMENE INFORMATIE Inhoudsopgave Instrumenten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 Snelheidsmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Kilometerteller/dagteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Dagteller nulstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Klok instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 Toerenteller (indien aanwezig) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 Waarschuwingslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Neutraal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Waarschuwingslampje storing motor-managementsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Brandstofniveau laag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Lage oliedruk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
28 28 28 28 28 28
Contactsleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 Contactschakelaar. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Plaats van de schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Werking van de schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Standen contactschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Stuurslotsleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 Schakelaars rechterstuurstang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 Motorstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 Schakelaars linkerstuurstang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 Dimschakelaar koplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Richtingaanwijzer-schakelaar. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Passeerknop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
33 33 34 34
Stelschroef rem- en koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 Hitteschild (alleen Thruxton) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
23
Algemene informatie Brandstof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36 Brandstoftype. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36 Tanken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36 Tankdop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 Brandstoftank vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 Zijpaneel (alle modellen behalve de Scrambler) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38 Rechterzijpaneel (alleen Scrambler). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39 Linkerzijpaneel (alleen Scrambler) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39 Zadel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40 Zadelonderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40 Standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 Handboek voor de eigenaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42 Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 Dagelijkse veiligheidscontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
24
Algemene informatie Instrumenten Bonneville
1
9
10
11
7
6
3
2
5
4
Bonneville SE, Bonneville T100 inclusief de Steve McQueen™ Edition, Bonneville 110th Edition, Scrambler en Thruxton
11
9
1
10
6
8 5 4
3
7 2
cayb
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Snelheidsmeter Kilometerteller Reset-knop Waarschuwingslampje lage oliedruk Neutraal-indicator Indicator grootlicht Lampje richtingaanwijzers
8. Plaats van de toerenteller (indien gemonteerd) 9. Waarschuwingslampje storing motormanagement (MIL) 10.Indicator brandstofniveau laag 11. Indicator status alarminstallatie (alarminstallatie is optionele accessoire)
25
Algemene informatie Snelheidsmeter De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van de motorfiets aan.
Kilometerteller/dagteller
2
Om tussen de weergavemodi van kilometerteller en dagteller te schakelen, drukt u de reset-knop in en laat deze weer los zodra de gewenste weergave wordt getoond. De display geeft achtereenvolgens weer: •
Odometer (Kilometerteller)
•
Trip meter 1 (Dagteller 1)
•
Trip meter 2 (Dagteller 2)
•
Klok.
Dagteller nulstellen Voor het op nul stellen van een van beide dagtellers, de betreffende dagteller selecteren en weergeven en vervolgens de reset-knop gedurende 2 seconden indrukken. Na 2 seconden wordt de weergegeven dagteller op nul gesteld.
1 1. Kilometerteller/dagteller/klok 2. Reset-knop De kilometerteller geeft de totale door de motorfiets afgelegde afstand weer. Er zijn twee dagtellers. Elke dagteller geeft de afstand weer, die door de motorfiets werd afgelegd sinds de betreffende meter op nul werd gesteld.
Waarschuwing Probeer niet om tijdens het rijden te schakelen tussen de afbeeldingsmodus van de snelheidsmeter en de dagteller of de dagteller opnieuw in te stellen want dit lan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
26
Algemene informatie Klok instellen Waarschuwing
Zodra zowel uren als minuten correct zijn ingesteld, raakt u de reset-knop gedurende 6 seconden niet aan, waarna de weergave automatisch stopt met knipperen.
Probeer onder het rijden niet de klok af te stellen, dit kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Om de klok in te stellen, zet u het contact in de stand AAN. Druk op reset-knop tot de klok zichtbaar is in het displayscherm en laat de knop los. Houd vervolgens de reset-knop 4 seconden ingedrukt. Na 4 seconden wordt 24 Hr or 12 Hr (24 uur of 12 uur) knipperend getoond. Druk op de resetknop tot de gewenste klokweergave wordt weergegeven en laat de knop los. Wanneer de correcte weergave wordt getoond, raakt u de resetknop niet aan tot de klok wordt getoond met een knipperende uurweergave. Voor het instellen van de uurweergave eerst controleren of de uurweergave nog steeds knippert. Druk op de reset-knop om de instelling te wijzigen. Elke keer indrukken van de knop verandert de instelling met één cijfer. Indien de knop ingedrukt wordt gehouden, verspringt de display continu in stappen van één cijfer. Wanneer de juiste uurweergave wordt getoond, raakt u de reset-knop gedurende 6 seconden niet aan. De minuutweergave gaat automatisch knipperen. De minuutweergave wordt op dezelfde manier ingesteld als de uurweergave.
. .
2
3
1
cayb
1. Klokdisplay 2. Afbeelding uren 3. Afbeelding minuten
Toerenteller (indien aanwezig) De toerenteller geeft het motortoerental weer in omwentelingen per minuut - omw/min. Aan de rechterzijde op de wijzerplaat van de toerenteller wordt de 'rode zone' aangeduid. Indien het motortoerental per minuut (omw/min) in de rode zone wordt weergegeven, ligt dit boven het aanbevolen maximale motortoerental en ook boven het motortoerental dat de beste prestaties levert.
Voorzichtig Laat het motortoerental nooit oplopen tot in de 'rode zone', dit kan leiden tot ernstige motorschade.
27
Algemene informatie Waarschuwingslampjes Waarschuwing
Richtingaanwijzers
Verlaag de snelheid en rijd niet langer door dan noodzakelijk is terwijl dit waarschuwingslampje brandt. De storing kan de motorprestaties, de uitlaatemissies en het brandstofverbruik negatief beïnvloeden. Verlaagde motorprestaties kunnen gevaarlijke rijomstandigheden veroorzaken, die kunnen leiden tot verlies van controle en een ongeval. Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende Triumph-dealer, om de storing te laten inspecteren en verhelpen.
Wanneer de richtingaanwijzers ingeschakeld zijn, knippert het waarschuwingslampje van de richtingaanwijzers met dezelfde snelheid.
Grootlicht Wanneer de koplampen worden ingeschakeld en de koplampschakelaar is ingesteld op 'grootlicht', gaat het waarschuwingslampje voor grootlicht branden.
Neutraal De neutraal-indicator geeft aan dat de transmissie in neutraal staat (geen versnelling ingeschakeld). Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de transmissie in neutraal staat terwijl de contactschakelaar in de stand AAN staat.
Waarschuwingslampje storing motormanagementsysteem Het waarschuwingslampje storing motormanagementsysteem gaat branden wanneer het contact wordt ingeschakeld (om aan te geven dat het systeem werkt), maar mag niet branden wanneer de motor draait. Indien het waarschuwingslampje gaat branden terwijl de motor draait, betekent dit dat er een storing is opgetreden in een of meer systemen die door het motormanagementsysteem worden geregeld. In dergelijke gevallen schakelt het motormanagementsysteem over naar 'thuisbreng-modus', zodat de rit kan worden voortgezet indien de storing niet zo ernstig is dat de motor niet kan draaien.
28
Let op: •
Als het storingslampje knippert als het contact wordt ingeschakeld, neem dan zo snel mogelijk contact op met een erkende Triumphdealer om deze situatie te verhelpen. Onder deze omstandigheden zal de motor niet starten.
Brandstofniveau laag De indicator brandstofniveau laag gaat branden wanneer er nog circa 3,5 liter brandstof in de tank aanwezig is.
Lage oliedruk Het waarschuwingslampje lage oliedruk gaat branden als de oliedruk gevaarlijk laag is (of als het contact in de stand AAN staat terwijl de motor niet draait). Als de motor draait, blijft het lampje uit als er voldoende oliedruk aanwezig is.
Algemene informatie Als de motor wordt gestart altijd controleren of het lampje gaat branden als het contact in de stand AAN staat, en uitgaat zodra de motor is gestart.
Contactsleutel 2
Voorzichtig Schakel de motor direct uit indien het waarschuwingslampje lage oliedruk gaat branden. De motor niet opnieuw starten voordat de storing is verholpen. Indien de motor draait terwijl het waarschuwingslampje lage oliedruk brandt, kan ernstige motorschade ontstaan.
1 ceom
1. Sleutelnummerlabel 2. Reservesleutelblad De contactsleutel bedient uitsluitend de contactschakelaar. Het stuurslot wordt met een andere sleutel bediend. Bij aflevering vanuit de fabriek worden twee contactsleutels meegeleverd, samen met een label waarop het sleutelnummer is vermeld en een reservesleutelblad voor gebruikt met het Triumph-alarmsysteem dat als accessoire wordt geleverd. Noteer het sleutelnummer en bewaar de reservesleutel, het sleutelblad en het sleutellabel op een veilige plaats, niet in de buurt van de motorfiets. Een reservesleutel kan worden geleverd door een erkende Triumph-dealer, en wordt vervaardigd op basis van het sleutelnummer of als kopie van de originele sleutel.
Voorzichtig Bewaar de reservesleutel niet bij de motorfiets, omdat hierdoor de beveiliging in gevaar wordt gebracht.
29
Algemene informatie Contactschakelaar 4
Om de schakelaar terug naar UIT te draaien, de sleutel linksom draaien.
Standen contactschakelaar Motor uit. Alle elektrische circuits uit.
3
Motor aan. Alle elektrische apparatuur kan worden gebruikt.
2
Motor uit. Achterlichten, zijverlichting en kentekenplaatverlichting aan, alle overige elektrische circuits uitgeschakeld.
P
1 T908011
1. 2. 3. 4.
Contactschakelaar Stand UIT Stand AAN Stand P (PARKEREN)
Waarschuwing
Plaats van de schakelaar
Om redenen van beveiliging en veiligheid het contact altijd in de stand UIT of PARKEREN zetten en de sleutel verwijderen voordat u de motorfiets onbeheerd achterlaat.
De contactschakelaar bevindt zich op de koplampsteunbeugel aan de linkerzijde van de motorfiets.
Werking van de schakelaar Deze schakelaar heeft drie met een sleutel bediende standen. De sleutel kan uitsluitend uit de contactschakelaar worden verwijderd, indien deze in de stand UIT of P (PARKEREN) staat. Om de schakelaar van UIT naar AAN te draaien, de sleutel in de schakelaar steken en rechtsom in de stand AAN draaien. Om de schakelaar van AAN naar PARKEREN te draaien, de slotcilinder dieper in het slot duwen en de schakelaar rechtsom in de stand PARKEREN draaien. Gebruik de stand PARKEREN uitsluitend als de motorfiets gedurende korte tijd wordt geparkeerd in een situatie waarin de positielampen moeten blijven branden.
30
Onbevoegd gebruik van de motorfiets kan leiden tot verwonding van de gebruiker, medeweggebruikers en voetgangers en beschadiging van de motorfiets. Let op: •
Laat de contactschakelaar niet gedurende langere tijd in de stand P staan, aangezien dit leidt tot ontladen van de accu.
Algemene informatie Stuurslotsleutel
Stuurslot
1
1 2 T908012 T908013
1. Label stuurslotsleutel De stuurslotsleutel bedient uitsluitend het stuurslot. De contactschakelaar wordt met een andere sleutel bediend. Bij aflevering vanuit de fabriek, worden twee stuurslotsleutels meegeleverd en een label waarop het sleutelnummer is vermeld. Noteer het sleutelnummer en bewaar de reservesleutel en het sleutellabel op een veilige plaats, niet in de buurt van de motorfiets. Een reservesleutel kan worden geleverd door een erkende Triumph-dealer, en wordt vervaardigd op basis van het sleutelnummer of als kopie van de originele sleutel.
1. Afdekking stuurslot 2. Stuurslot Dit slot heeft twee met een sleutel bediende standen. De sleutel kan in zowel de stand geactiveerd als gedeactiveerd worden verwijderd. Om het slot te activeren de sleutel erin steken en het gehele slot linksom draaien en tegelijkertijd naar binnen duwen. Tegelijkertijd het stuur volledig naar links draaien tot het slot inschakelt (op dat moment draait het slot en beweegt het naar binnen).
Voorzichtig Bewaar de reservesleutel niet bij de motorfiets, omdat hierdoor de beveiliging in gevaar wordt gebracht.
31
Algemene informatie Om het stuurslot te deactiveren de sleutel erin steken, het stuur licht draaien om eventuele belasting van het slot weg te nemen en de sleutel verder linksom draaien tot het slot naar buiten springt. De sleutel verwijderen.
Schakelaars rechterstuurstang 1
Waarschuwing Het stuurslot moet altijd vóór het rijden worden gedeactiveerd, omdat het bij geactiveerd stuurslot niet mogelijk is om het stuur te draaien en de motorfiets te besturen. Rijden zonder de mogelijkheid de motorfiets te besturen kan leiden tot verlies van controle en een ongeval.
2
ccmh
1. Motorstopschakelaar (Scrambler afgebeeld) 2. Startknop
Motorstopschakelaar De contactschakelaar moet in de stand AAN staan en de motorstopschakelaar moet in de stand DRAAIEN staan om met de motorfiets te kunnen rijden. De motorstopschakelaar is bedoeld voor gebruik in een noodgeval. Indien zich een noodgeval voordoet waarbij het uitschakelen van de motor noodzakelijk is, zet u de motorstopschakelaar in de stand STOPPEN. Let op: •
32
Hoewel de motorstopschakelaar de motor stopt, schakelt deze niet alle elektrische circuits uit. Normaliter dient de contactschakelaar te worden gebruikt om de motor te stoppen.
Algemene informatie Schakelaars linkerstuurstang Voorzichtig 4
Laat de contactschakelaar niet in de stand AAN staan wanneer de motor niet draait, omdat dit kan leiden tot schade aan elektrische onderdelen en de accu.
Startknop De startknop bedient de elektrische starter. Om de starter te kunnen inschakelen, moet de koppelingshendel tegen de handgreep worden getrokken. Let op: •
•
Ook wanneer de koppelingshendel tegen de handgreep is getrokken, werkt de starter niet indien de zijstandaard is uitgeklapt en een versnelling is ingeschakeld. Op dit moment zijn op geen van de Triumph-modellen nog verlichtingsschakelaars aangebracht. In plaats daarvan gaan de koplampen en achterlichten automatisch branden als het contact in de stand AAN staat.
1 ccmg
1. 2. 3. 4.
3
2
Dimschakelaar koplamp Richtingaanwijzerschakelaar Claxonknop Passeerknop (indien gemonteerd)
Dimschakelaar koplamp Met de dimschakelaar van de koplamp kan dimlicht of grootlicht worden ingeschakeld. Druk de schakelaar naar voren om grootlicht in te schakelen. Trek de schakelaar naar achteren om dimlicht in te schakelen. Indien grootlicht is ingeschakeld, brandt het waarschuwingslampje voor grootlicht.
Richtingaanwijzerschakelaar Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar naar links of naar rechts wordt geduwd, knippert ook de indicator van de betreffende richtingaanwijzer. De knop in het midden van de schakelaar indrukken en loslaten om de richtingaanwijzers uit te schakelen.
33
Algemene informatie Claxonknop Wanneer de claxonknop wordt ingedrukt en het contact in de stand AAN staat, klinkt de claxon. PASS
Stelschroef rem- en koppelingshendel
Passeerknop
1
Wanneer de passeerknop wordt ingedrukt, wordt het grootlicht van de koplamp ingeschakeld. Dit blijft branden zolang de knop ingedrukt wordt gehouden, en gaat uit zodra de knop wordt losgelaten.
cblc
1. Stelwieltje hendel De hendels van de voorrem en de koppeling zijn voorzien van een stelmechanisme (alle modellen uitgezonderd de Bonneville T100 en Thruxton). Met deze stelmechanismen kan de afstand tussen de handgreep en de hendel worden ingesteld op een van vier standen en worden aangepast aan de spanwijdte van de hand van de berijder. Om een hendel af te stellen, de hendel naar voren drukken en het stelwieltje op een van de genummerde standen met de driehoekige markering op het draaipunt van de hendel draaien (hierboven afgebeeld met stand 4). De afstand tussen de handgreep en de losgelaten hendel is het kleinst wanneer het stelwieltje is ingesteld op stand 4 en het grootst wanneer dit is ingesteld op stand 1.
34
Algemene informatie Hitteschild (alleen Thruxton) Waarschuwing Probeer nooit onder het rijden de hendels af te stellen, dit kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Gebruik na het afstellen van de hendels de motorfiets eerst ergens waar geen verkeer is, om vertrouwd te raken met de nieuwe hendelafstellingen. Leen uw motorfiets niet uit aan anderen, omdat iemand de hendels kan afstellen op een manier die u niet gewend bent en dit kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
1
cbky
1. Hitteschild Aan beide zijden van de motorfiets zijn hitteschilden op de cilinderkop aangebracht. De hitteschilden zijn aangebracht om de knieën van de berijder te beschermen tegen contact met de cilinderkop, die tijdens het rijden en gedurende enige tijd daarna heet is.
Waarschuwing Verwijder nooit de hitteschilden van de cilinderkop en repareer of vervang altijd beschadigde of loszittende hitteschilden. Het verwijderen van een van de hitteschilden kan contact van het been van de berijder met hete onderdelen van de motor tot gevolg hebben. Contact met hete motoronderdelen kan brandblaren en andere huidbeschadigingen veroorzaken.
35
Algemene informatie Brandstof
Tanken Waarschuwing
Pb cbny
Brandstoftype Uw Triumph-motor is ontworpen voor loodvrije benzine en levert optimale prestaties indien het juiste type benzine wordt gebruikt. Gebruik altijd loodvrije benzine met een octaangehalte van minimaal 91.
Om de gevaren in verband met het omgaan met brandstof te minimaliseren, dienen de volgende veiligheidsinstructies altijd in acht te worden genomen: Benzine (brandstof) is uiterst brandbaar en kan onder bepaalde omstandigheden exploderen. Zet voordat u gaat tanken de contactschakelaar in de stand UIT. Niet roken.
Voorzichtig In veel landen zijn de uitlaatsystemen van deze modellen voorzien van katalysators, die zorgen voor een lagere uitstoot van schadelijke stoffen. De katalysators kunnen onherstelbaar beschadigen indien de brandstoftank helemaal leeg wordt gereden of indien het brandstofniveau zeer laag is. Zorg ervoor dat u altijd voldoende brandstof heeft voor uw rit.
Voorzichtig Het gebruik van gelode benzine is in sommige landen, staten of regio's verboden. Het gebruik van gelode benzine beschadigt de katalysator.
36
Maak geen gebruik van een mobiele telefoon. Zorg ervoor dat de voor het tanken gebruikte ruimte goed geventileerd is en geen vlam- of vonkbronnen bevat. Hieronder valt ook apparatuur met een waakvlam. Vul de tank nooit dusdanig dat het brandstofpeil tot in de vulpijp stijgt. Warmteopname uit zonlicht of andere bronnen kan leiden tot uitzetten en uitlopen van de brandstof, waardoor brandgevaar ontstaat. Controleer na het tanken altijd of de tankdop goed gesloten is. Omdat benzine (brandstof) uiterst brandbaar is, kan een benzinelek of het morsen van benzine, of het niet in acht nemen van de hiervoor genoemde veiligheidsinstructies, brand veroorzaken, met schade aan eigendommen, persoonlijk letsel of de dood als gevolg.
Algemene informatie Tankdop
Brandstoftank vullen Voorkom het vullen van de tank onder regenachtige of stoffige omstandigheden, omdat dit kan leiden tot verontreiniging van de brandstof.
Voorzichtig 1
1. Tankdop Om de tankdop te openen, de dop linksom draaien en omhoog tillen van de tankvulpijp.
Verontreinigde brandstof kan onderdelen van het brandstofsysteem beschadigen. Vul de brandstoftank langzaam om morsen te voorkomen. Vul de tank niet boven de onderzijde van de hals van de vulpijp. Hierdoor blijft ruimte voor een luchtlaag, zodat de brandstof in de tank kan uitzetten als gevolg van warmteopname vanuit de motorfiets of zonlicht.
Om de dop te sluiten, de dop op de tankvulpijp plaatsen en rechtsom draaien, tot de dop de vulpijp volledig afsluit. In de volledig gesloten positie, voorkomt een ratelmechanisme het te stevig vastdraaien van de dop, doordat het buitenste deel van de dop onafhankelijk van het binnenste deel kan draaien.
1
2
3
cbdf
1. Brandstofpeil 2. Vulpijp 3. Luchtruimte Controleer na het tanken altijd of de tankdop goed gesloten en afgesloten is.
37
Algemene informatie
Waarschuwing
Zijpaneel (alle modellen behalve de Scrambler)
Teveel brandstof vullen kan leiden tot morsen.
1
Indien brandstof (benzine) wordt gemorst, dient deze volledig te worden opgenomen en dient de hiervoor gebruikte doek op een veilige manier te worden afgevoerd.
3
Zorg ervoor dat tijdens het tanken geen brandstof (benzine) op de motor, de uitlaatpijpen, de banden of andere onderdelen van de motorfiets wordt gemorst. Omdat benzine (brandstof) uiterst brandbaar is, kan een benzinelek of het morsen van benzine, of het niet in acht nemen van de hiervoor genoemde veiligheidsinstructies, brand veroorzaken, met schade aan eigendommen, persoonlijk letsel of de dood als gevolg. Bij of op de banden gemorste brandstof (benzine) vermindert de grip van de band op de weg. Hierdoor ontstaan gevaarlijke rijomstandigheden, die leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
2 T908018
1. Zijpaneel 2. Bevestigingsbout 3. Gereedschap voor verwijderen zadel Het paneel aan de rechterzijde kan worden verwijderd om toegang te krijgen tot de zekeringdoos, het gereedschap voor verwijderen van het zadel, het vloeistofreservoir van de achterrem, enz. Om het zijpaneel te verwijderen, de bevestigingsbout met schroefdraad van het paneel met een munt losdraaien. Til het paneel op tot het loskomt van de geleidingspennen en verwijder het paneel vervolgens van de motorfiets. Plaats het zijpaneel over de geleidingspennen om het weer aan te brengen, plaats de bevestigingsbout met schroefdraad en draai deze met een munt vast. Ten slotte het paneel stevig vastpakken en controleren of het goed vastzit.
38
Algemene informatie Rechterzijpaneel (alleen Scrambler)
Linkerzijpaneel (alleen Scrambler) 1
2 1
3
2 cdnf
T908018
1. Zijpaneel 2. Geleidingspennen/rubber ringen Het paneel aan de rechterzijde kan worden verwijderd om toegang te krijgen tot de zekeringdoos. Om het zijpaneel te verwijderen, de bovenzijde van het paneel van de motorfiets omhoog trekken tot het loskomt van de geleidingspennen (de rubber ringen moeten blijven zitten) en het paneel vervolgens optillen en van de motorfiets verwijderen. Plaats de onderste geleidingpennen om het zijpaneel weer aan te brengen en druk stevig op het paneel om dit in de rubber ringen vast te zetten. Controleer of het zijpaneel goed op zijn plaats zit op de bovenste en onderste geleidingspennen.
1. Zijpaneel 2. Bevestigingsbout 3. Gereedschap voor verwijderen zadel Het paneel aan de linkerzijde kan worden verwijderd om toegang te krijgen tot het gereedschap voor verwijderen van het zadel. Om het zijpaneel te verwijderen, de bevestigingsbout met schroefdraad van het paneel met een munt losdraaien. Til het paneel op tot het loskomt van de geleidingspennen en verwijder het paneel vervolgens van de motorfiets. Plaats het zijpaneel over de geleidingspennen om het weer aan te brengen, plaats de bevestigingsbout met schroefdraad en draai deze met een munt vast. Ten slotte het paneel stevig vastpakken en controleren of het goed vastzit.
Ten slotte het paneel stevig vastpakken en controleren of het goed vastzit.
39
Algemene informatie Zadel
Verwijder de bevestigingsbouten uit de achterzijde van het zadel, verzamel de getrapte hulzen en til het zadel omhoog van het frame.
1
Zadelonderhoud Om schade aan zadel of diens afdekking te voorkomen, mag men het zadel niet laten vallen of deze tegen een oppervlak plaatsen dat het zadel of de afdekking ervan kan beschadigen.
3
2
3
1. Zadel 2. Bevestiging 3. Getrapte huls Het zadel kan worden verwijderd om toegang te krijgen tot de accu, het handboek voor de eigenaar, enz. Een inbussleutel, opgeborgen achter het rechterzijpaneel van de modellen Bonneville, Bonneville SE, Bonneville T100 en Thruxton en achter het linkerzijpaneel van de Scrambler, is bijgeleverd voor het verwijderen van de zadelschroeven. Om toegang te krijgen tot de inbussleutel, het rechterzijpaneel verwijderen (linkerzijpaneel bij Scrambler-modellen) zoals eerder in dit hoofdstuk werd beschreven. Bij alle modellen behalve de Scrambler bevindt de inbussleutel zich in een houder onder de zekeringdoos. Bij Scrambler-modellen bevindt de inbussleutel zich in een houder tussen de twee achterste relais.
40
Voorzichtig Om schade aan het zadel en diens afdekking te voorkomen, mag men het zadel niet laten vallen. Plaats het zadel niet tegen de motorfiets of enig ander oppervlak waardoor zadel of afdekking beschadigd kan raken. Plaats het zadel in plaats daarvan met de zadelafdekking omhoog op een schone, vlakke ondergrond die is afgedekt met een zachte doek. Plaats geen voorwerpen op het zadel, waardoor de zadelafdekking beschadigd of vervuild kan raken. Om het zadel weer aan te brengen, het zadel op het frame plaatsen. Let er daarbij op dat de geleidingstong correct onder de brandstoftankbrug is aangebracht. Breng tenslotte de getrapte hulzen weer aan en draai de zadelbevestigingsbouten vast. Berg de inbussleutel op in de daarvoor bestemde ruimte en plaats het rechter/linker zijpaneel terug.
Algemene informatie Standaard Waarschuwing
Zijstandaard
De motorfiets is voorzien van een interlocksysteem, zodat niet met de motorfiets kan worden gereden terwijl de zijstandaard is uitgeklapt. Probeer nooit te rijden met de zijstandaard uitgeklapt en wijzig nooit iets aan het interlocksysteem, omdat dit kan leiden tot gevaarlijke rijomstandigheden met verlies van controle over de motorfiets en een ongeval als gevolg.
1
Let op: • T908020
1. Zijstandaard Dit model is uitgerust met een zijstandaard waarop de motorfiets kan worden geparkeerd.
Draai wanneer de zijstandaard wordt gebruikt de stuurstang volledig naar links en laat de motorfiets in de eerste versnelling staan.
Controleer wanneer vóór het rijden de zijstandaard werd gebruikt, of deze volledig is ingeklapt voordat u op de motorfiets gaat zitten.
Handboek voor de eigenaar
Zie voor nadere informatie over veilig parkeren het hoofdstuk 'Het berijden van de motorfiets'.
Toegang tot het handboek wordt verkregen door het zadel te verwijderen.
Het handboek voor de eigenaar is opgeborgen in de ruimte tussen het achterste spatscherm en het zadel.
41
Algemene informatie Inrijden
Van 800 tot 1.500 kilometer:
Met inrijden wordt het proces bedoeld dat tijdens de eerste gebruiksuren van een nieuwe motorfiets plaatsvindt. Met name de inwendige wrijving in de motor is hoger wanneer de onderdelen nieuw zijn. Later, wanneer de onderdelen van de motor zijn 'ingereden', wordt deze inwendige wrijving aanzienlijk minder. Indien gedurende een zekere periode voorzichtig wordt gereden, blijft de uitlaatemissie laag en worden de prestaties, de brandstofbesparing en de levensduur van de motor en de overige onderdelen geoptimaliseerd. Gedurende de eerste 800 kilometer:
42
•
Niet met volgas rijden.
•
Hoge motortoerentallen voorkomen.
•
Niet gedurende langere tijd met één bepaald hoog of laag motortoerental rijden.
•
Niet agressief wegrijden, stoppen of accelereren, behalve in noodgevallen.
•
Niet met een hogere snelheid rijden dan 3/4 van de topsnelheid.
beslist
•
Het motortoerental mag gedurende korte tijd worden opgevoerd tot maximaal.
Zowel tijdens als na het inrijden: •
Een koude motor nooit met een hoog toerental laten draaien.
•
De motor nooit overbelasten. Altijd een lagere versnelling inschakelen voordat de motor begint te 'protesteren'.
•
Rijd nooit met onnodig hoge motortoerentallen. Het inschakelen van een hogere versnelling heeft een positieve invloed op het brandstofverbruik, vermindert het lawaai en is beter voor het milieu.
Algemene informatie Veilig gebruik
Controleer:
Dagelijkse veiligheidscontrole
Brandstof: Voldoende voorraad in de tank, geen brandstoflekkage (pagina 37). Motorolie: Correct niveau in kijkglas. Voeg indien nodig olie met de juiste specificatie toe (pagina 66).
Controleer elke dag voordat u gaat rijden de volgende punten. De hiervoor benodigde tijd is minimaal, maar de controles leveren wel een bijdrage aan de veiligheid en betrouwbaarheid van uw motorfiets. Indien u tijdens deze controle een onregelmatigheid constateert, dient u het hoofdstuk Onderhoud en afstelling te raadplegen of contact op te nemen met een erkende Triumph-dealer, zodat de vereiste werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd om uw motorfiets in veilige staat te brengen.
Waarschuwing Indien deze controles niet elke dag voordat u gaat rijden worden uitgevoerd, of de motorfiets wordt gebruikt terwijl een van de hieronder genoemde storingen of defecten aanwezig is, kan ernstige schade aan de motorfiets, verlies van controle over de motorfiets of een ongeval het gevolg zijn.
Banden/wielen: Controleer en corrigeer de bandspanning (bij koude banden). Profieldiepte/slijtage (min 2,0 mm profieldiepte), beschadiging aan band/wiel en losse/gebroken spaken, lekke banden enz. (pagina 122). Aandrijfketting: Controleer aandrijfketting op correcte afstelling en smering (pagina 75). Moeren, bouten, bevestigingsmiddelen: Voer een visuele controle uit van alle onderdelen van de stuurinrichting en de ophanging, de assen en de bedieningselementen, controleer of alle onderdelen goed vastzitten of bevestigd zijn. Controleer de gehele motorfiets op loszittende/beschadigde bevestigingsmiddelen. Sturen: Soepel maar niet te los van aanslag tot aanslag. De bedieningskabels mogen niet blijven hangen (pagina 85). Remmen: Trek de remhendel in en trap het rempedaal in om op correcte weerstand te controleren. Controleer hendels/pedalen met een te grote vrije slag voordat weerstand wordt ondervonden en indien een van de bedieningselementen sponsachtig aanvoelt (pagina 79). Remblokken: Er dient op alle remblokken meer dan 1,5 mm frictiemateriaal aanwezig te zijn (pagina 79). Remvloeistofpeil: Geen remvloeistoflekkage. Het remvloeistofpeil in beide reservoirs dient zich tussen de MAX- en MINmarkeringen te bevinden (pagina 80).
43
Algemene informatie Geen
Elektrische installatie: Alle lichten en de claxon werken correct (pagina 25).
van de bedragen. zonder te stationaire
Motorstopschakelaar: De stopschakelaar schakelt de motor uit (pagina 32/46).
Voorvorken: Soepel bewegen. vorkolielekkage (pagina 87). Gasbediening: De speling gashandgreep dient 2 - 3 mm te Controleer of de gashandgreep blijven hangen teruggaat naar de stand (pagina 70).
Koppeling: Soepele werking en de juiste hoeveelheid speling (pagina 73).
44
Standaard: Gaat door veerspanning terug naar volledig ingeklapte stand. Terughaalveren niet zwak of beschadigd (pagina 41).
Het berijden van de motorfiets HET BERIJDEN VAN DE MOTORFIETS Inhoudsopgave De motor uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 De motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Wegrijden/versnelling inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48 Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 Punten van overweging bij het rijden met hoge snelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Sturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Banden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Elektrische installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Overige . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
54 54 54 54 54 54 54 54 54
45
Het berijden van de motorfiets 3
4
1
ccjh
1. 2. 3. 4. 5.
2
Motorstopschakelaar Startknop Neutraal-indicator Choke Contactschakelaar
Voorzichtig Normaliter dient de motor te worden uitgeschakeld door de contactschakelaar in de stand UIT te zetten. De motorstopschakelaar is uitsluitend bedoeld voor gebruik in een noodgeval. Laat het contact niet ingeschakeld als de motor is uitgeschakeld. Dit kan beschadiging van het elektrische systeem tot gevolg hebben.
De motor uitschakelen •
46
5
Sluit de gasklep volledig.
•
Zet de transmissie in neutraal.
•
Zet het contact uit.
•
Selecteer de eerste versnelling.
•
Zet de motorfiets op een stevige, egale ondergrond op de zijstandaard.
•
Verwijder de contactsleutel uit de contactschakelaar.
•
Het stuurslot pagina 31).
activeren
(zie
Het berijden van de motorfiets De motor starten •
Het stuurslot deactiveren.
•
Controleer of de motorstopschakelaar in de stand DRAAIEN staat.
•
Plaats de contactsleutel en draai de contactschakelaar in de stand AAN.
•
Controleer of de transmissie in neutraal staat.
•
Trek de koppelingshendel helemaal tegen de handgreep.
•
Wanneer de motor koud is, trekt u de choke open waarbij u de volgende richtlijnen aanhoudt: Boven een luchttemperatuur van 25 °C trekt u de choke uit tot de eerste stand. Onder een luchttemperatuur van 25 °C trekt u de choke volledig uit.
•
Wanneer de motor gedeeltelijk op temperatuur is, trekt u de choke uit tot de eerste stand.
•
Laat de gasklep volledig dicht en druk op de startknop tot de motor start.
•
Laat de koppelingshendel langzaam los.
•
Tijdens het warmdraaien de choke geleidelijk iets induwen, om te voorkomen dat het toerental van de motor te hoog wordt of de motor afslaat.
•
Als de motor warm genoeg is om zonder choke stationair te draaien, de chokeknop volledig induwen.
•
Controleer als de motor heet is of de choke volledig is ingeduwd.
Waarschuwing Nooit de motor starten of laten draaien in een afgesloten ruimte. Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen binnen korte tijd bewusteloosheid en de dood tot gevolg hebben. Gebruik uw motorfiets uitsluitend in de open lucht of in een ruimte met afdoende ventilatie.
Voorzichtig Deze Triumph-motorfiets is luchtgekoeld en heeft dus een luchtstroming over de cilinders en kop nodig om een correcte bedrijfstemperatuur van de motor in stand te houden. Lange periodes van stationair draaien of lange afstanden rijden met lage snelheden, zoals bij stilstaand of langzaam rijdend verkeer, kan oververhitting en ernstige beschadiging van de motor tot gevolg hebben.
Voorzichtig Druk de starter niet langer dan 5 seconden onafgebroken in, omdat dit oververhitting van de startmotor en ontlading van de accu tot gevolg heeft. Wacht 15 seconden alvorens de starter opnieuw in te drukken, zodat de startmotor kan afkoelen en de accuspanning kan herstellen.
47
Het berijden van de motorfiets
Voorzichtig
Wegrijden/versnelling inschakelen
Het waarschuwingslampje lage oliedruk dient uit te gaan zodra de motor start.
1
Wanneer het waarschuwingslampje lage oliedruk na het starten van de motor blijft branden, de motor onmiddellijk uitschakelen en de oorzaak vaststellen.
5 4 3
Indien de motor met een te lage oliedruk draait, ontstaat ernstige motorschade.
2
Let op:
N
•
1
•
48
Deze motorfiets is uitgerust met startblokkeerschakelaars. Deze schakelaars voorkomen dat de elektrische starter werkt wanneer de transmissie niet in neutraal staat met de zijstandaard uitgeklapt.
T908023
1. Schakelpedaal - alle modellen •
Trek de koppelingshendel helemaal tegen de handgreep en schakel de 1e versnelling in. Geef een beetje gas en laat de koppelingshendel langzaam opkomen. Open wanneer de koppeling begint aan te grijpen de gasklep iets verder, zodat het toerental van de motor hoog genoeg is om afslaan van de motor te voorkomen.
•
Sluit de gasklep en trek gelijktijdig de koppelingshendel tegen de handgreep. Schakel naar de eerstvolgende hogere of lagere versnelling. Open de gasklep gedeeltelijk en laat gelijktijdig de koppelingshendel los. Gebruik altijd de koppeling om een andere versnelling in te schakelen.
Als de zijstandaard bij draaiende motor omlaag wordt geklapt terwijl de transmissie niet in neutraal staat, stopt de motor, ongeacht de stand van de koppeling.
Het berijden van de motorfiets Remmen Waarschuwing Zorg ervoor dat de gasklep in de lagere versnellingen niet te ver of te snel wordt geopend, omdat hierdoor het voorwiel van de grond wordt getild (een 'wheelie') en het achterwiel grip verliest (wielspin). Open de gasklep altijd voorzichtig, vooral wanneer u niet vertrouwd bent met de motorfiets, omdat een 'wheelie' of wielspin kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Let op: •
1
T908024
Het schakelmechanisme is van het 'positive stop'-type. Dit betekent dat na elke beweging van schakelpedaal, slechts één versnelling omhoog of omlaag kan worden geschakeld.
1. Achterrempedaal - alle modellen
1
Waarschuwing Schakel niet naar een lagere versnelling bij snelheden die te hoge motortoerentallen (omw/min) veroorzaken. Hierdoor kan het achterwiel blokkeren, wat leidt tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Bovendien kan motorschade ontstaan. Schakelen naar een lagere versnelling dient voor elke versnelling bij gemiddelde toerentallen te worden uitgevoerd.
T908025
1. Voorremhendel - alle modellen
49
Het berijden van de motorfiets
Waarschuwing DENK BIJ HET REMMEN AAN HET VOLGENDE: Laat het gas helemaal los en de koppeling ingeschakeld, zodat de motor een bijdrage kan leveren aan het afremmen van de motorfiets. Schakel steeds één versnelling omlaag, zodat de transmissie in de 1e versnelling staat wanneer de motorfiets volledig stil staat. Gebruik bij het remmen altijd beide remmen tegelijk. Normaliter dient de voorrem iets sterker te worden gebruikt dan de achterrem. Schakel naar een lagere versnelling of zet de motor in vrijloop om te voorkomen dat de motor afslaat. De remmen nooit vergrendelen, omdat dit kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing Negeer indien een noodstop moet worden gemaakt het omlaag schakelen en concentreer u op het zo hard mogelijk inknijpen en intrappen van de voor- en achterrem zonder te slippen. Oefen het maken van een noodstop op een terrein zonder verkeer. Triumph beveelt ten stelligste aan dat alle motorrijders de nodige lessen nemen, waarin ook veilig remmen aan de orde komt. Een onjuiste remtechniek kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
50
Waarschuwing Wees bij het remmen, accelereren en bochten rijden altijd uiterst voorzichtig, omdat onvoorzichtigheid kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Het gebruiken van alleen de voor- of achterrem vermindert de algehele remkracht. Bijzonder hard remmen kan blokkeren van een van de wielen veroorzaken, wat kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Indien mogelijk altijd vóór het inrijden van een bocht de snelheid terugnemen of remmen, omdat het terugnemen van gas of remmen in een bocht wielslip kan veroorzaken, wat kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Bij rijden in natte of regenachtige omstandigheden en op losse wegdekken, wordt het stuur- en remvermogen sterk verminderd. Onder deze omstandigheden dienen al uw acties soepel te verlopen. Plotseling accelereren, remmen of draaien kan verlies van controle over de motorfiets en een ongeval veroorzaken.
Het berijden van de motorfiets Parkeren Waarschuwing Bij het afdalen van een lange, steile helling dient gebruik te worden gemaakt van de remwerking van de motor door naar een lagere versnelling te schakelen en dienen de remmen met tussenpozen te worden gebruikt. Voortdurend remmen kan de remmen oververhitten, waardoor de remkracht sterk wordt verminderd. Rijden met uw voet op het rempedaal of uw handen op de remhendel kan het remlicht inschakelen, waardoor andere weggebruikers foutieve informatie krijgen. Bovendien kunnen de remmen oververhit raken, waardoor de remkracht sterk wordt verminderd. Laat de motorfiets niet met uitgeschakelde motor uitrollen en laat de motor niet opslepen. De druksmering van de transmissie werkt uitsluitend wanneer de motor draait. Onvoldoende smering kan schade aan of vastlopen van de transmissie veroorzaken, wat kan leiden tot plotseling verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
cciu
Zet de transmissie in neutraal en draai de contactschakelaar in de stand UIT. Schakel het stuurslot in om diefstal te bemoeilijken. Parkeer altijd op een stevige, egale ondergrond om te voorkomen dat de motorfiets omvalt. Parkeer op een helling altijd met de voorzijde naar het hogere gedeelte gericht, om te voorkomen dat de motorfiets van de standaard rolt. Parkeer op een lateraal (zijwaarts) aflopend oppervlak altijd zo dat de helling de motorfiets in de richting van de zijstandaard duwt. Parkeer nooit op een zijwaarts aflopend oppervlak met een helling van meer dan 6° en parkeer nooit met de voorzijde van de motorfiets naar de aflopende zijde gekeerd.
51
Het berijden van de motorfiets Let op: •
Bij parkeren in het donker wanneer er verkeer in de buurt is, of bij parkeren op een plaats waar het gebruik van parkeerlichten wettelijk verplicht is, dienen het achterlicht, de kentekenplaatverlichting en de positielichten te blijven branden, door de contactschakelaar in de stand P (PARKEREN) te draaien.
Laat de contactschakelaar niet gedurende langere tijd in de stand P (PARKEREN) gedraaid, aangezien dit leidt tot ontladen van de accu. Controleer voordat u wegrijdt zijstandaard volledig is ingeklapt.
of
Benzine is uiterst brandbaar en kan onder bepaalde omstandigheden exploderen. Controleer bij parkeren in een garage of andere ruimte, of deze goed geventileerd is en de motorfiets niet in de buurt staat van vlam- of vonkbronnen. Hieronder valt ook apparatuur met een waakvlam. Wanneer bovenstaand advies niet wordt opgevolgd, kan er brand ontstaan met schade aan eigendommen of persoonlijk letsel als gevolg.
de
Waarschuwing Parkeer nooit op een zacht of op een hellend oppervlak. Indien de motorfiets onder deze omstandigheden wordt geparkeerd, kan deze omvallen met schade aan eigendommen of persoonlijk letsel als gevolg.
52
Waarschuwing
Waarschuwing De motor en het uitlaatsysteem zijn na het rijden sterk verhit. Parkeer NOOIT op plaatsen waar voetgangers en kinderen de motorfiets kunnen aanraken. Het aanraken van een willekeurig deel van de motor of het uitlaatsysteem dat heet is kan brandwonden op de onbeschermde huid veroorzaken.
Het berijden van de motorfiets Punten van overweging bij het rijden met hoge snelheid Waarschuwing Deze Triumph-motorfiets mag de wettelijk geldende snelheidslimieten niet overschrijden. Het met hoge snelheid op een motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn, aangezien de tijd om op bepaalde verkeerssituaties te reageren bij hogere snelheden aanzienlijk wordt verkort. Verlaag de snelheid altijd in overeenstemming met de weers- en verkeersomstandigheden.
Waarschuwing Gebruik deze Triumph-motorfiets alleen met hoge snelheden tijdens wedstrijden op voor ander verkeer afgesloten weggedeelten of gesloten circuits. Het rijden met hoge snelheden is voorbehouden aan rijders die les hebben gehad in de technieken die noodzakelijk zijn voor het rijden met hoge snelheden en die vertrouwd zijn met de rijkarakteristieken van de motorfiets onder alle omstandigheden.
Waarschuwing De rijkarakteristieken van een motorfiets zijn bij hoge snelheden anders dan bij de vertrouwde wettelijke snelheden. Probeer niet met hoge snelheden te rijden tenzij u hierin geoefend bent en beschikt over de hiervoor noodzakelijke vaardigheden, aangezien incorrecte bediening tot een ernstig ongeval kan leiden.
Waarschuwing De genoemde punten zijn uiterst belangrijk en dienen altijd in acht te worden genomen. Een probleem, dat bij normale snelheden wellicht niet wordt opgemerkt, kan bij hogere snelheden aanzienlijk worden verergerd.
Het rijden met hoge snelheden is onder alle andere omstandigheden gevaarlijk en kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
53
Het berijden van de motorfiets Algemeen
Brandstof
Zorg ervoor dat de motorfiets wordt onderhouden overeenkomstig de periodieke onderhoudskaart.
Zorg voor voldoende brandstof, aangezien rijden met hoge snelheden het brandstofverbruik opvoert.
Sturen Controleer of het stuur soepel draait, zonder overmatige speling of klemmen. Zorg ervoor dat de bedieningskabels het sturen niet hinderen.
Bagage Controleer of de bagagekoffers dicht en gesloten zijn en stevig aan de motorfiets zijn bevestigd.
Voorzichtig Het uitlaatsysteem is uitgerust met een katalysator om het emissieniveau terug te brengen. De katalysator kan onherstelbaar beschadigen indien de brandstoftank helemaal leeg wordt gereden of indien het brandstofniveau zeer laag is. Zorg ervoor dat u altijd voldoende brandstof heeft voor uw rit.
Remmen
Motorolie
Controleer of de voor- en achterrem correct werken.
Controleer of het oliepeil correct is. Zorg bij het bijvullen voor olie van de juiste kwaliteitsgraad en het juiste type.
Banden Het rijden met hoge snelheden leidt tot versnelde bandenslijtage, goede banden zijn van essentieel belang voor veilig rijden. Controleer de algehele staat van de banden, controleer en corrigeer de bandspanning (bij koude banden) en controleer de wielbalans. Zet na het controleren van de bandspanning de ventieldoppen goed vast. Raadpleeg de hoofdstukken Onderhoud en Specificaties voor informatie over het controleren van de banden en veilig gebruik van de banden.
54
Elektrische installatie Controleer of de koplamp, het achter-/ remlicht, de richtingaanwijzers, de claxon, enz. goed werken.
Overige Controleer of alle bevestigingsmiddelen vastzitten en of alle veiligheidsvoorzieningen in goede staat verkeren.
Accessoires en belading ACCESSOIRES EN BELADING De toevoeging van accessoires en het vervoer van extra gewicht kunnen het rijgedrag van de motorfiets nadelig beïnvloeden, hetgeen veranderingen in stabiliteit veroorzaakt en rijden met lagere snelheden noodzakelijk maakt. De volgende informatie is samengesteld als leidraad in verband met de mogelijke gevaren van toevoeging van accessoires aan een motorfiets en het vervoer van passagiers en extra lading.
Waarschuwing Onjuiste belading kan onveilige rijomstandigheden tot gevolg hebben, die kunnen leiden tot een ongeval. Zorg er altijd voor dat de vervoerde lading gelijkmatig over beide zijden van de motorfiets is verdeeld. Zorg ervoor dat de lading stevig is vastgebonden, zodat deze onder het rijden niet kan bewegen. Controleer regelmatig of de lading stevig is vastgebonden (maar nooit onder het rijden) en zorg ervoor dat de lading niet over de achterzijde van de motorfiets uit steekt. Overschrijd nooit het laadvermogen van 200 kg.
Waarschuwing Het model Steve McQueen™ Edition is ontworpen voor gebruik als een tweewielig voertuig dat slechts één bestuurder/ bestuurster kan vervoeren. Besturing van dit model met een passagier is gevaarlijk en kan tot verlies van controle en een ongeval leiden.
Waarschuwing Geen accessoires aanbrengen of bagage vervoeren die de controle over de motorfiets in gevaar brengt. Controleer of accessoires en belading geen belemmering vormen voor uw zicht of de werking van de verlichtingscomponenten, of de bodemspeling of het overhellingsvermogen (hellingshoek), de bediening, de wielloop, de voorvorkbeweging of enig ander aspect van de werking van de motorfiets beïnvloeden.
maximale
Dit maximale laadvermogen is het gecombineerde gewicht van de berijder, de passagier en alle belading.
55
Accessoires en belading
Waarschuwing Rijd met een van accessoires voorziene motorfiets, of een motorfiets die op een of andere wijze beladen is, nooit harder dan 130 km/h. Onder beide omstandigheden mag er niet harder dan 130 km/h worden gereden, ook wanneer de wettelijke maximumsnelheden dit wel toestaan.
Waarschuwing
De aangebrachte accessoires en/of lading brengen veranderingen in de stabiliteit en de hanteerbaarheid van de motorfiets met zich mee.
Gebruik deze Triumph-motorfiets alleen met hoge snelheden tijdens wedstrijden op voor ander verkeer afgesloten weggedeelten of gesloten circuits. Het rijden met hoge snelheden is voorbehouden aan rijders die les hebben gehad in de technieken die noodzakelijk zijn voor het rijden met hoge snelheden en die vertrouwd zijn met de rijkarakteristieken van de motorfiets onder alle omstandigheden.
Indien geen rekening wordt gehouden met veranderingen in de stabiliteit van de motorfiets, kan verlies van controle over de motorfiets of een ongeval het gevolg zijn.
Het rijden met hoge snelheden is onder alle andere omstandigheden gevaarlijk en kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
De absolute snelheidsgrens van 130 km/h dient te worden verlaagd indien nietgoedgekeurde accessoires worden aangebracht of de motorfiets wordt gebruikt met onjuiste belading, afgesleten banden, slechte algehele staat van de motorfiets en slechte wegof weersomstandigheden.
Waarschuwing Met deze motorfiets mag niet harder worden gereden dan de wettelijke snelheidsbeperking behalve op speciaal daarvoor bestemde afgesloten terreinen.
56
Waarschuwing De hanteerbaarheid en het remvermogen van een motorfiets worden beïnvloed door de aanwezigheid van een passagier. De berijder dient, wanneer een passagier wordt vervoerd, rekening te houden met deze veranderingen. Het vervoeren van een passagier wordt afgeraden indien de berijder geen les heeft gehad in het vervoeren van een passagier en de veranderingen in rijkarakteristieken die dit met zich meebrengt niet kent. Indien geen rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van een passagier, kan verlies van controle over de motorfiets en een ongeval het gevolg zijn.
Accessoires en belading
Waarschuwing
Waarschuwing
Uw passagier moet worden verteld dat hij of zij verlies van de controle over de motorfiets kan veroorzaken door het maken van plotselinge bewegingen of door de verkeerde zitpositie in te nemen.
Vervoer geen dieren op uw motorfiets. Een dier kan plotselinge en onberekenbare bewegingen maken die kunnen resulteren in het verlies van de controle over de motorfiets en een ongeluk.
De berijder moet de passagier als volgt instrueren: •
•
•
Het is belangrijk dat de passagier onder het rijden stil zit en de werking van de motorfiets niet belemmert. Zijn of haar voeten op passagiersvoetsteunen houdt stevig vasthoudt aan zadelbeugel of de middel of heupen van de berijder.
de en de de
Vertel de passagier hoe hij of zij tegelijk met de berijder in de bochten moet overhellen, en niet mag overhellen tenzij de berijder dit ook doet.
Waarschuwing Geen passagiers vervoeren die niet lang genoeg zijn om de aangebrachte voetsteunen te kunnen bereiken. Een passagier die niet lang genoeg is om de voetsteunen te bereiken, kan niet stevig op de motorfiets zitten en kan instabiliteit veroorzaken, hetgeen leidt tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing Probeer nooit voorwerpen op te bergen tussen het frame en de stuurinrichting. Dit kan het stuurvermogen belemmeren en verlies van controle over de motorfiets veroorzaken, hetgeen leidt tot een ongeval. Het bevestigen van gewicht aan het stuur of de voorvork verhoogt de massa van de stuurinrichting en kan resulteren in het verlies van stuurcontrole en een ongeval.
57
Accessoires en belading
Waarschuwing Als het passagierszadel wordt gebruikt voor het vervoeren van kleine voorwerpen, mogen deze niet zwaarder wegen dan 5 kg, mogen deze de controle over de motorfiets niet belemmeren, moeten deze stevig worden bevestigd en mogen deze niet uitsteken voorbij de zijkant of de achterzijde van de motorfiets. Het vervoeren van voorwerpen die zwaarder wegen dan 5 kg, die niet goed zijn bevestigd, die de controle over de motorfiets belemmeren of uitsteken voorbij de zijkant of achterzijde van de motorfiets, kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Zelfs wanneer kleine voorwerpen correct aangebracht zijn op de achterste zitplaats moet de maximumsnelheid van de motorfiets worden verlaagd naar 130 km/h.
58
Waarschuwing De maximale, veilige belasting voor het bagagerek van een motorfiets met eenpersoonszadel is 5 kg. Overschrijd nooit deze belastingsgrens, omdat dit instabiliteit kan veroorzaken, wat kan leiden tot verlies van controle en een ongeval.
Onderhoud en afstelling ONDERHOUD EN AFSTELLING Inhoudsopgave Periodiek onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62 Periodiek onderhoud noteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66 Oliepeil inspecteren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Olie verversen en oliefilter vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gebruikte motorolie afvoeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Oliespecificatie en kwaliteitsgraad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
67 67 69 69
Gashandgreep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71 Afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71 Koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73 Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73 Afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74 Aandrijfketting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75 Ketting invetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75 Speling aandrijfketting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 Kettingslijtage controleren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77 Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79 Remblokslijtage controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Inremmen van nieuwe remblokken en remschijven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Compensatie remblokslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Remlichtschakelaars. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Remvloeistofpeil voorrem inspecteren en corrigeren - Bonneville T100 inclusief de Steve McQueen™ Edition, Bonneville 110th Edition en Thruxton . . . . . . . . Remvloeistofpeil voorrem inspecteren en corrigeren - Bonneville, Bonneville SE en Scrambler. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Remvloeistofpeil achterrem inspecteren en corrigeren - Bonneville, Bonneville SE, Bonneville T100 inclusief de Steve McQueen™ Edition, Bonneville 110th Edition en Thruxton . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Remvloeistofpeil achterrem inspecteren en corrigeren - Scrambler . . . . . . . . . . . . . . . . .
79 79 80 80 80 82 83
83 84
59
Onderhoud en afstelling Stuurinrichting/wiellagers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85 Stuurinrichting inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85 Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86 Wiellagers inspecteren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86 Voorwielophanging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87 Voorvork inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ophanging afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Voorophanging afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afstellen achterophanging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Geadviseerde afstelling van de ophanging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
87 87 87 88 89
Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 Bandspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bandenslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Aanbevolen minimale profieldiepte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Banden vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
92 93 93 94
Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 Accu afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98 Accu verwijderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98 Accuonderhoud. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 Accuontlading . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 Accuontlading tijdens stalling of onregelmatig gebruik van de motorfiets. . . . . . . . . . . 100 Laden van de accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 Accu plaatsen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .101 Zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102 Plaats van de zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102 Zekeringen vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102 Omschrijving van de zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 Koplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104 Koplamp afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104 Gloeilamp voor koplamp/ positielicht vervangen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 Achterlicht/Kentekenplaatverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106 Achterlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106 Gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106 Lampje richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106 Gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
60
Onderhoud en afstelling Reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 Voorbereiding op het wassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 Voorzichtig. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108 Na het wassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108 Zadelonderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109 Ongelakte aluminium onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109 Uitlaatsysteem reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .110 Windscherm (accessoire) reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .111
61
Onderhoud en afstelling Periodiek onderhoud Om de motorfiets in veilige en betrouwbare staat te houden, moeten het onderhoud en de afstellingen, zoals in dit hoofdstuk beschreven, worden uitgevoerd zoals gespecificeerd in het dagelijkse inspectieschema en in overeenstemming met de periodieke onderhoudskaart. De volgende informatie omvat de te volgen procedures voor de dagelijkse inspectie en het uitvoeren van enkele eenvoudige onderhouds- en afstelwerkzaamheden.
62
Waarschuwing Speciaal gereedschap, kennis en training zijn noodzakelijk om de onderhoudswerkzaamheden correct uit te voeren die in het de periodieke onderhoudskaart vermeld staan. Alleen een erkende Triumph-dealer beschikt over deze kennis en uitrusting. Aangezien onjuist uitgevoerd of achterstallig onderhoud tot gevaarlijke rijomstandigheden kan leiden, dient het periodiek onderhoud aan deze motorfiets altijd te worden uitgevoerd door een erkende Triumph-dealer.
Onderhoud en afstelling Onderhoudswerkzaamheid
Gereden afstand in kilometer of verstreken periode, wat het eerst wordt bereikt Eerste service
A-service
B-service
C-service
D-service
Elke
800 1 maand
10.000 1 jaar
20.000 2 jaar
30.000 3 jaar
40.000 4 jaar
Dag
•
•
•
•
•
Motorolie - verversen
-
•
•
•
•
•
Oliefilter - vervangen
-
•
•
•
•
•
Klepspeling - controleren/afstellen
-
•
•
Luchtfilter - vervangen
-
•
•
Bougies - controleren
-
Bougies - vervangen
-
Autoscan - voer een volledige autoscan uit met de diagnostische tool van Triumph
-
Brandstoffilter - vervangen
-
Motor en oliekoeler - controleren op lekkage
•
• •
•
•
•
• •
•
• •
Brandstofsysteem - controleren op lekkage, schuurplekken, enz.
Dag
•
•
•
•
•
Gaskabels - controleren/afstellen
Dag
•
•
•
•
•
Verlichting, instrumenten en elektrische installatie controleren
Dag
•
•
•
•
•
Stuurinrichting - controleren op onbelemmerd bewegen
Dag
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Spilkoplagers - controleren/afstellen
-
Spilkoplagers - invetten
-
Vorken - controleren op lekkage/soepele beweging
Vorkolie - verversen
Remvloeistofpeil - controleren
Remvloeistof - verversen
Dag
• •
•
•
• •
•
-
Dag
•
•
•
•
•
•
Elke 2 jaar
63
Onderhoud en afstelling Onderhoudswerkzaamheid
Gereden afstand in kilometer of verstreken periode, wat het eerst wordt bereikt Eerste service
A-service
B-service
C-service
D-service
Elke
800 1 maand
10.000 1 jaar
20.000 2 jaar
30.000 3 jaar
40.000 4 jaar
Dag
•
•
•
•
•
Hoofdremcilinders - controleren op vloeistoflekkage
-
•
•
•
•
•
Remklauwen - controleren op vloeistoflekkage en ingevreten zuigers
-
•
•
•
•
•
Remblokken - slijtage controleren
Aandrijfketting - invetten
Elke 300 km
Aandrijfketting - controleren op slijtage
Elke 800 km
Speling aandrijfketting - controleren/afstellen
Dag
•
Schuurstrip aandrijfketting - controleren
•
•
•
•
•
•
•
•
Bevestigingsmiddelen - visueel inspecteren op stevig vastzitten
Dag
•
•
•
•
•
Wielen - inspecteren op beschadiging
Dag
•
•
•
•
•
Spaken (indien gemonteerd) - controleer de wielen op gebroken of beschadigde spaken/controleer de spaakspanning
Dag
•
•
•
•
•
-
•
•
•
•
•
Bandenslijtage/bandenbeschadiging - controleren
Dag
•
•
•
•
•
Bandspanning - controleren/corrigeren
Dag
•
•
•
•
•
Koppelingskabel - controleren/afstellen
Dag
•
•
•
•
•
Zijstandaard - werking controleren
Dag
•
•
•
•
•
Wiellagers - controleren op slijtage/soepele werking
Secundair luchtinjectiesysteem - controleren/reinigen
-
Brandstof- en dampslangen* - vervangen
-
*Verdampingssysteem is alleen voor bepaalde markten op de modellen gemonteerd.
64
•
• •
Onderhoud en afstelling Periodiek onderhoud noteren
Waarschuwing Al het onderhoud is van essentieel belang en mag niet worden verzuimd. Onjuist onderhoud en onjuiste afstellingen kunnen leiden tot slecht functioneren van één of meerdere onderdelen van de motorfiets. Een slecht functionerende motorfiets is gevaarlijk en kan leiden tot een ongeval. Het weer, de terreingesteldheid en de geografische ligging zijn van invloed op het onderhoud. Het onderhoudsschema dient te worden aangepast aan de specifieke omgeving waarin het voertuig wordt gebruikt en aan de eisen van de eigenaar. Aangezien onjuist uitgevoerd of achterstallig onderhoud tot gevaarlijke rijomstandigheden kan leiden, dient het periodiek onderhoud aan deze motorfiets altijd te worden uitgevoerd door een erkende Triumph-dealer. Triumph Motorcycles accepteert geen verantwoordelijkheid voor schade of letsel ten gevolge van onjuist onderhoud of door de eigenaar uitgevoerde onjuiste aanpassingen.
Notitie in servicehandboek Elke keer dat voor periodiek onderhoud van uw motorfiets naar uw erkende Triumphdealer gaat, dient u uw servicehandboek te overhandigen aan de receptiemedewerker van uw dealer. Het servicehandboek is uw bewijs dat de procedures in het kader van periodiek onderhoud zijn uitgevoerd, zoals vereist onder de voorwaarden van de garantie op de motorfiets. Controleer als u de motorfiets na de onderhoudsbeurt gaat ophalen altijd of uw servicehandboek is voorzien van een stempel en of de datum van het onderhoud en de actuele kilometertellerstand zijn genoteerd. Deze informatie is nodig in het geval u aanspraak doet op de garantie en verhoogt bovendien de waarde van uw motorfiets voor toekomstige eigenaars.
65
Onderhoud en afstelling Motorolie 1
4
2
3
T908027
Waarschuwing 1. Vulopening 2. Kijkglas 3. Oliepeil (weergegeven is het correcte peil) 4. Oliepeilmarkeringen carter Zorg ervoor dat de motorolie op het juiste peil is, ververs de olie en vervang het oliefilter overeenkomstig de eisen betreffende het periodieke onderhoud, zodat de motor, de transmissie en de koppeling goed blijven functioneren.
66
Gebruik van de motorfiets met onvoldoende, verslechterde of vervuilde motorolie heeft versnelde motorslijtage tot gevolg en kan leiden tot het vastlopen van de motor of de transmissie. Vastlopen van de motor of de transmissie kan leiden tot verlies van controle en een ongeval.
Onderhoud en afstelling Oliepeil inspecteren Start de motor en laat deze circa vijf minuten stationair draaien.
Olie verversen en oliefilter vervangen
Stop de motor en wacht tenminste drie minuten zodat de olie tot rust komt. Controleer het in het kijkglas zichtbare oliepeil. Het oliepeil is correct, indien de olie zichtbaar is in het kijkglas op een punt midden tussen de twee horizontale lijnen die op het carter zijn aangebracht. Let op: •
Een nauwkeurige indicatie van het oliepeil wordt alleen gegeven wanneer de motor zijn normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt en de motorfiets rechtop staat (niet op de zijstandaard).
Indien het nodig is om het oliepeil te corrigeren, de olievulplug verwijderen en beetje bij beetje olie toevoegen, totdat het in het kijkglas weergegeven peil correct is. Zodra het juiste peil is bereikt de olievulplug aanbrengen en vastdraaien.
Waarschuwing Indien de motorfiets kortgeleden heeft gereden, is het uitlaatsysteem sterk verhit. Laat het uitlaatsysteem geruime tijd afkoelen alvorens werkzaamheden aan of bij het uitlaatsysteem uit te voeren, aangezien het aanraken van een onderdeel van een verhit uitlaatsysteem brandwonden kan veroorzaken.
T908028
1
1. Olieaftapplug
Waarschuwing Langdurig of herhaaldelijk contact met motorolie kan leiden tot uitdroging, irritatie en ontsteking van de huid. Bovendien bevat afgewerkte motorolie mogelijk schadelijke gifstoffen, die kanker kunnen veroorzaken. Draag beschermende kleding en voorkom contact met de huid. De motorolie en het filter dienen te worden ververst/vervangen overeenkomstig de eisen van het periodieke onderhoud. •
Laat de motor goed warmdraaien en schakel de motor vervolgens uit.
•
Plaats een olieopvangbak onder de motor.
•
Verwijder de gemonteerd)
•
Verwijder de motorolieaftapplug.
onderkuip
(indien
67
Onderhoud en afstelling •
Nadat de olie volledig is afgetapt, een nieuwe afdichtring op de aftapplug aanbrengen. Plaats de plug en draai deze vast met 25 Nm.
•
Monteer de onderkuip en draai de bouten vast met 18 Nm.
Waarschuwing De olie kan heet zijn. Voorkom contact met de hete olie door het dragen van geschikte beschermende kleding, handschoenen, oogbescherming, enz. Contact met hete olie kan brandblaren of brandwonden veroorzaken.
Waarschuwing Indien de motorfiets kortgeleden heeft gereden, is het uitlaatsysteem sterk verhit. Laat het uitlaatsysteem geruime tijd afkoelen alvorens werkzaamheden aan of bij het uitlaatsysteem uit te voeren, aangezien het aanraken van een onderdeel van een verhit uitlaatsysteem brandwonden kan veroorzaken. •
Verwijder de olievulplug.
•
Vul de motor met olie (zie pagina 69) tot de olie in het kijkglas te zien is.
•
Bij Scrambler-modellen kan een geschikte trechter noodzakelijk zijn om de olie in de vulopening te gieten.
•
Niet te veel olie vullen of de hoeveelheden uit het hoofdstuk Specificaties overschrijden.
•
Start de motor en laat deze gedurende ten minste 30 seconden stationair draaien.
1
T908029
1. Oliefilter •
68
Het oliefilter losdraaien en verwijderen met Triumphonderhoudsgereedschap T3880313.
•
Oliefilter afvoeren.
•
Vul het nieuwe oliefilter vooraf met nieuwe motorolie.
•
Smeer een laagje schone motorolie op de afdichtring van het nieuwe oliefilter. Plaats het oliefilter en draai dit vast met 10 Nm.
Onderhoud en afstelling Gebruikte motorolie afvoeren
Voorzichtig Indien het motortoerental wordt verhoogd tot hoger dan stationair toerental voordat de olie alle delen van de motor heeft bereikt, kan schade aan de motor of vastlopen van de motor het gevolg zijn. Het motortoerental pas opvoeren nadat de motor 30 seconden heeft gedraaid, zodat de olie volledig kan circuleren. •
Controleer of het waarschuwingslampje lage oliedruk kort na het starten uitgaat.
Voorzichtig Indien de oliedruk te laag is, gaat het waarschuwingslampje lage oliedruk branden. Als dit waarschuwingslampje blijft branden terwijl de motor draait, de motor onmiddellijk uitschakelen en de oorzaak vaststellen. Indien de motor met een te lage oliedruk draait, ontstaat motorschade. •
Schakel het contact uit, controleer het oliepeil volgens de hiervoor beschreven procedure en vul olie bij totdat het peil tussen de minimummarkering en de maximummarkering in het kijkglas ligt.
Ter bescherming van het milieu mag olie nooit op de grond, in het riool of de afvoer of in waterlopen worden gegoten. Gebruikte motorolie volgens de regels afvoeren. In geval van twijfel kunt u contact opnemen met de plaatselijke autoriteiten.
Oliespecificatie en kwaliteitsgraad De Triumph highperformancemotoren met brandstofinjectie zijn ontwikkeld voor het gebruik van 10W/40 of 15W/50 semisynthetische of geheel synthetische motorfietsolie die voldoet aan de specificaties van API SH (of hoger) en JASO MA, zoals Castrol Power 1 Racing 4T 10W-40 (geheel synthetische) motorolie, in sommige landen verkocht als Castrol Power RS Racing 4T 10W-40 (geheel synthetisch).
Voorzichtig Voeg geen chemische additieven toe aan de motorolie. De motorolie smeert ook de koppeling en een additief kan slippen van de koppeling veroorzaken. Gebruik geen minerale, plantaardige of niet-zuiverende olie, geen op castor gebaseerde olie en geen olie die niet voldoet aan de vereiste specificatie. Het gebruik van deze oliën kan onmiddellijke en ernstige schade aan de motor veroorzaken. Zorg ervoor dat er tijdens het olie verversen en het bijvullen van het oliereservoir geen stoffen van buitenaf in het carter terechtkomen.
69
Onderhoud en afstelling Gashandgreep Waarschuwing 2 1
De gashandgreep regelt de gaskleppen in de gasklephuizen. Indien de gaskabels onjuist zijn afgesteld, ofwel te strak of te los, kan de gasklep moeilijk worden bediend en worden de prestaties nadelig beïnvloed. De gashandgreep op speling controleren overeenkomstig de eisen van het periodiek onderhoud en zo nodig opnieuw afstellen.
ccqc
1. Gashandgreep 2. 2 - 3 mm
Let altijd op veranderingen in hoe de gasklep 'aanvoelt' en laat het gasklepsysteem door uw erkende Triumph-dealer controleren zodra u veranderingen bemerkt. Veranderingen kunnen worden veroorzaakt door slijtage in het mechanisme, waarvan het blijven hangen van de gasklep het gevolg kan zijn. Een onjuist afgestelde, hangende of vastzittende gasklep kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden.
70
Onderhoud en afstelling Inspectie
Afstelling
Waarschuwing 1
Gebruik van de motorfiets met onjuist afgestelde, onjuist gelegde, hangende of beschadigde gaskabels kan de correcte werking van de gasklep belemmeren, hetgeen tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden.
2
Laat de gasklep altijd controleren en afstellen door uw erkende Triumph-dealer om onjuist afgestelde en onjuist gelegde gaskabels en voortdurend gebruik van de motorfiets met een hangende of beschadigde gasklep te voorkomen.
cciq
1. Afsteller openkabel - handgreepzijde 2. Sluitkabel
Let op: •
Controleer of de gasklep soepel en zonder al te grote krachtsinspanning opengaat en of deze dichtgaat zonder te blijven hangen. Laat indien een probleem wordt opgemerkt en in geval van twijfel het gasklepsysteem controleren door een erkende Triumph-dealer.
•
Controleer of de gashandgreep een speling van 2 - 3 mm heeft, indien de handgreep licht heen en weer wordt gedraaid.
•
Indien de speling te groot of te klein is, adviseert Triumph deze correct te laten afstellen door een erkende Triumph-dealer. In een noodgeval kunnen afstellingen van de gasklep echter als volgt worden uitgevoerd:
•
Kleine aanpassingen kunnen worden uitgevoerd met de afstellers aan de handgreepzijde van de gasklep. Wanneer op deze wijze een correcte instelling niet kan worden bereikt, moeten de afstellers bij het gasklephuis worden gebruikt. De openkabel moet eerst worden afgesteld, vervolgens de sluitkabel. •
Verwijder het zadel.
•
Maak de accu los, accumassakabel (zwart).
•
Plaats de afsteller van de openkabel aan de handgreepzijde zodanig dat deze in beide richtingen evenveel wordt gecorrigeerd.
eerst
de
71
Onderhoud en afstelling •
Stel de afsteller van de openkabel aan de gasklephuiszijde van de kabel in zodat deze de handgreep een speling van 2 - 3 mm geeft. Draai de borgmoer vast.
1
3
Waarschuwing Controleer of beide borgmoeren van de afstellers van beide kabels zijn vastgedraaid, aangezien een loszittende borgmoer kan resulteren in een gasklep die blijft hangen. Een onjuist afgestelde, hangende of vastzittende gasklep kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden.
2 4
•
Sluit de accu weer aan, eerst de accupluskabel (rood).
•
Plaats het zadel.
•
Controleer of de gasklep soepel en zonder al te grote krachtsinspanning opengaat en of deze dichtgaat zonder te blijven hangen.
•
Rijd voorzichtig naar uw dichtstbijzijnde erkende Triumphdealer en laat het gasklepsysteem grondig controleren alvorens verder te rijden.
ccip
1. 2. 3. 4.
72
Borgmoeren Afsteller openkabel Afsteller sluitkabel Sluitkabel - punt voor spelingsmeting •
Voer eventueel kleine aanpassingen uit met de afsteller aan de handgreepzijde van de kabel om 2 - 3 mm speling te geven. Draai de borgmoer vast.
•
Controleer met volledig gesloten gasklep of de sluitkabel 2 - 3 mm speling heeft aan de gasklepnok, die bevestigd is aan de gasklephuizen. Voer indien nodig de afstelling uit zoals bij de openkabel. Draai de borgmoer vast.
Onderhoud en afstelling Koppeling 1
Inspectie
2
1
3 T908032
1. Koppelingskabel Deze motorfiets is uitgerust met een via een kabel bediende koppeling. Indien het koppelingspedaal overmatige speling heeft, kan de koppeling niet volledig ontkoppelen, waardoor de motor kan afslaan en problemen bij het inschakelen van een andere versnelling kunnen optreden. Daarnaast kan, indien het koppelingspedaal te weinig speling heeft, de koppeling niet volledig koppelen, wat slippen van de koppeling tot gevolg heeft.
T908033
1. Hendel 2. Afsteller (hendelzijde) 3. 2 - 3 mm •
Controleer of de koppelingshandgreep aan de hendel op het in bovenstaande afbeelding weergegeven punt 2 - 3 mm speling heeft.
•
Indien de speling te groot of te klein is, dient deze te worden gecorrigeerd.
Speling van het koppelingspedaal dient te worden gecontroleerd overeenkomstig de eisen van het periodiek onderhoud.
73
Onderhoud en afstelling Afstelling
1
T908034
1. Afsteller (motorzijde) Let op: •
74
Alleen op de modellen Thruxton en Bonneville T100 inclusief de Steve McQueen™ Edition en de Bonneville 110th Edition zijn gekartelde borgmoeren gemonteerd. De modellen Bonneville, Bonneville SE en Scrambler zijn voorzien van een afsteller met ratelmechanisme. •
Draai de gekartelde borgmoer aan de hendelzijde van de koppelingskabel los en draai de stelschroefhuls tot de koppelingshendel de juiste speling heeft.
•
Draai de gekartelde borgmoer vast bij de koppelingshendel.
•
Indien de juiste afstelling niet met de hendelafsteller kan worden bereikt, dient de afsteller aan de motorzijde van de kabel te worden gebruikt.
•
Draai de borgmoer van de afsteller los.
•
Draai de buitenste kabelafsteller tot de speling aan de koppelingshendel 2 - 3 mm bedraagt.
•
Draai de borgmoer vast.
•
Gebruik de hendelafsteller om indien nodig kleine aanpassingen uit te voeren.
•
Controleer of alle borgmoeren aan beide zijden van de kabel zijn vastgezet.
Onderhoud en afstelling Aandrijfketting
Voor de veiligheid en ter voorkoming van excessieve slijtage dient de aandrijfketting te worden gecontroleerd, afgesteld en ingevet overeenkomstig de eisen van het periodiek onderhoud. Controleren, afstellen en invetten moeten bij extreme omstandigheden vaker worden uitgevoerd, zoals bij rijden op stoffige, natte, zouthoudende of zanderige wegen. Indien de ketting sterk is gesleten of onjuist is afgesteld (ofwel te strak of te los) kan de ketting van de kettingtandwielen lopen of breken.
Waarschuwing Een te losse of versleten ketting, of een ketting die breekt of van de kettingwielen loopt, kan vasthaken aan het motorkettingwiel of het achterwiel blokkeren. Een ketting die vasthaakt aan het motorkettingwiel kan de berijder verwonden en leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Ketting invetten
Invetten is elke 300 kilometer noodzakelijk, evenals na rijden in nat weer, op natte wegen en op enig moment dat de ketting droog lijkt. Gebruik speciaal kettingvet, zoals aanbevolen in het hoofdstuk Specificaties. •
Breng kettingvet aan op beide zijden van de rollers. Hierdoor kan de olie doordringen in de rollers en bussen van de ketting. Breng eveneens olie aan op de 'X'-ringen van de ketting. Veeg overtollige olie af.
•
Als de ketting zeer vuil is, dient deze eerst met paraffine te worden gereinigd alvorens smeervet aan te brengen zoals hierboven beschreven.
Voorzichtig Gebruik geen hogedrukspuit om de ketting te reinigen, aangezien dit de onderdelen van de ketting kan beschadigen.
Ook het blokkeren van het achterwiel leidt tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
75
Onderhoud en afstelling Afstelling
Speling aandrijfketting
•
Indien de speling van de ketting te groot of te klein is, dient deze als volgt correct te worden afgesteld:
•
Draai de wielasmoer los.
•
Beweeg beide afstellers evenveel en draai de stelbouten rechtsom om de speling van de ketting te vergroten en linksom om de speling van de ketting te verkleinen.
1 T908035
1. Positie maximale speling
1
Inspectie
76
•
Zet de motorfiets op een stevige, egale ondergrond op de zijstandaard.
•
Draai het achterwiel om te bepalen in welke stand de ketting het strakst zit en meet de verticale beweging van de ketting halverwege tussen de kettingwielen.
•
Voor de Thruxton en Scrambler moet de verticale beweging van de aandrijfketting 30 - 40 mm bedragen.
•
Voor alle andere modellen moet de verticale beweging van de aandrijfketting 15 - 30 mm bedragen.
3 T908036
2
1. Asmoer achterwiel 2. Afstellers 3. Markeringen wieluitlijning •
Als de correcte hoeveelheid kettingspeling is afgesteld, de wielasmoer van het achterwiel vastdraaien met 85 Nm.
•
Haal de afstellers linksom aan met 5 Nm.
•
Controleer of de markeringen voor wieluitlijning aan beide zijden van de motorfiets op dezelfde plaats samenvallen. Zo nodig corrigeren indien incorrect.
Onderhoud en afstelling •
Draai het achterwiel en herhaal de controle van de afstelling van de aandrijfketting. Zo nodig opnieuw corrigeren.
Kettingslijtage controleren
1
Waarschuwing Gebruik van de motorfiets met een losse wielas kan de hanteerbaarheid en de stabiliteit van de motorfiets negatief beïnvloeden. Deze instabiliteit en verminderde hanteerbaarheid kunnen verlies van controle over de motorfiets of een ongeval tot gevolg hebben.
10-20 KG
2 T908037
•
Controleer de werking van de achterrem.
1. Meten over een lengte van 20 schakels 2. Gewicht •
Verwijder de kettingbeschermer.
•
Strek de ketting door een gewicht van 10 - 20 kg aan de ketting te hangen.
•
Meet de lengte van 20 schakels op het rechte gedeelte van de ketting, van het midden van de 1e pen tot het midden van de 21e pen. Aangezien de ketting ongelijk kan afslijten, dient de meting op verschillende plaatsen te worden herhaald.
•
Als de lengte groter is dan de maximale gebruiksgrens van 321 mm, moet de ketting worden vervangen.
•
Draai het achterwiel en controleer de aandrijfketting op beschadigde rollers en op losse pennen en schakels.
77
Onderhoud en afstelling •
Verwijder ook de kettingwielafdekking en inspecteer de kettingwielen op ongelijk of overmatig afgesleten of beschadigde tanden.
AFGESLETEN TAND (MOTORKETTINGWIEL)
AFGESLETEN TAND (KETTINGWIEL ACHTER)
Waarschuwing Het gebruik van niet-goedgekeurde kettingen kan resulteren in een gebroken ketting of een van de kettingtandwielen gelopen ketting. In beide gevallen kan het achterwiel blokkeren, wat leidt tot ernstige schade aan of verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Gebruik om veiligheidsredenen een originele door Triumph geleverde ketting, zoals gespecificeerd in de Triumphonderdelencatalogus.
T509--33
Verwaarloos nooit het onderhoud van de ketting en laat kettingen altijd installeren door een erkende Triumph-dealer.
Kettingwielslijtage is geaccentueerd weergegeven •
•
78
Als een en ander niet in dienen de aandrijfketting kettingtandwielen door een Triumph-dealer te vervangen.
orde is, en de erkende worden
Plaats de kettingbeschermer en de kettingwielafdekking.
Voorzichtig Als de kettingtandwielen zijn afgesleten, moeten de kettingtandwielen en de aandrijfketting altijd tezamen worden vervangen. Het vervangen van afgesleten kettingtandwielen zonder gelijktijdige vervanging van de aandrijfketting, leidt tot voortijdige slijtage van de nieuwe kettingtandwielen.
Onderhoud en afstelling Remmen
1 2 T908039
1. Dikte van de voering 2. 1,5 mm groefdiepte
Remblokslijtage controleren De remblokken dienen te worden gecontroleerd overeenkomstig de eisen van het periodiek onderhoud en te worden vervangen indien deze zijn afgesleten tot de minimale dikte of minder. Indien de voeringdikte van een van de remblokken (voorremmen of achterremmen) minder is dan 1,5 mm, oftewel dat het remblok is afgesleten tot de onderzijde van de groeven, moeten alle remblokken op het wiel worden vervangen.
Inremmen van nieuwe remblokken en remschijven Na het vervangen van remschijven en/of remblokken bij de motorfiets, adviseren wij een periode van voorzichtig inremmen waardoor de prestaties en de lange levensduur van de remschijven en de remblokken worden geoptimaliseerd. De aanbevolen afstand voor het inremmen van nieuwe remblokken en remschijven is 300 kilometer. Na het inbouwen van nieuwe remschijven en/of remblokken moet men voorzichtig rijden en rekening houden met grotere remafstanden tijdens de inremperiode.
Waarschuwing Remblokken dienen altijd als wielset te worden vervangen. Aan de voorzijde, waar twee remklauwen op hetzelfde wiel kunnen zijn bevestigd, moeten alle remblokken in beide remklauwen worden vervangen. Het vervangen van afzonderlijke remblokken verlaagt de remkracht en kan verlies van controle over de motorfiets en een ongeval veroorzaken. Na het vervangen van de remblokken dient u uiterst voorzichtig te rijden tot de nieuwe remblokken zijn 'ingereden'.
79
Onderhoud en afstelling Compensatie remblokslijtage
Remlichtschakelaars
De slijtage van remschijven en remblokken wordt automatisch gecompenseerd en is niet van invloed op de werking van de remhendel of het rempedaal. De voor- en achterremmen bevatten geen onderdelen die afstelling behoeven.
Het remlicht wordt onafhankelijk door ofwel de voorrem of de achterrem in werking gesteld. Indien het remlicht niet werkt wanneer de voorremhendel wordt gebruikt of het rempedaal voor de achterrem wordt ingetrapt, dient het defect door uw erkende Triumph-dealer te worden gecontroleerd en gerepareerd.
Waarschuwing Indien de remhendel of het rempedaal zacht aanvoelt wanneer dit wordt gebruikt, of indien de hendel of het pedaal een bijzonder grote vrije slag hebben, kan er lucht in de remleidingen aanwezig zijn of kunnen de remmen defect zijn. Het is gevaarlijk om de motorfiets onder deze omstandigheden te gebruiken en het defect moet door een erkende Triumphdealer worden verholpen voordat u gaat rijden. Het rijden met defecte remmen kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden.
Waarschuwing Het rijden op een motorfiets met defecte remlichten is verboden en gevaarlijk. Het gebruik van een motorfiets met defecte remlichten kan een ongeval en verwonding van de berijder en medeweggebruikers veroorzaken.
Remvloeistof Inspecteer het peil van de remvloeistof in beide reservoirs en ververs de remvloeistof overeenkomstig de eisen van het periodiek onderhoud. Voor de voorrem uitsluitend DOT 4-vloeistof gebruiken. Aan de achterzijde mag voor alle modellen vloeistof met specificatie DOT 3 of DOT 4 worden gebruikt, behalve voor de Scrambler. Voor Scrambler-modellen mag alleen vloeistof met DOT 4-specificatie worden gebruikt. De remvloeistof dient te worden ververst indien deze verontreinigd is, of het vermoeden bestaat dat deze verontreinigd is door vocht of een andere vervuilende stof.
80
Onderhoud en afstelling
Waarschuwing Indien de remvloeistof in een van de reservoirs verontreinigd of vermoedelijk verontreinigd is, dient u uw erkende Triumph-dealer te raadplegen voordat u gaat rijden. Verontreinigde remvloeistof kan leiden tot defecte remmen. Het rijden met defecte remmen kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden.
Waarschuwing Indien er een aanzienlijke daling van het vloeistofpeil in een van beide reservoirs heeft plaatsgevonden, dient u uw erkende Triumph-dealer te raadplegen voordat u gaat rijden. Het gebruik van de motorfiets met een te laag remvloeistofpeil of remvloeistoflekkage is gevaarlijk en vermindert de remkracht aanzienlijk, hetgeen kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing Remvloeistof is vochtaantrekkend, dat betekent dat vocht uit de lucht door remvloeistof wordt geabsorbeerd. Het geabsorbeerde vocht verlaagt het kookpunt van de remvloeistof aanzienlijk, waardoor de remmen aan remkracht verliezen. Ververs de remvloeistof daarom altijd overeenkomstig de eisen van het periodiek onderhoud. Gebruik altijd nieuwe remvloeistof uit een verzegelde container, gebruik nooit vloeistof uit een onverzegelde container of uit een container die al was geopend. Meng geen remvloeistof van verschillende merken of kwaliteiten. Controleer de aansluitingen, afsluitingen en verbindingsstukken van het remsysteem op vloeistoflekkage en controleer ook de remleidingen op barsten, slijtage en beschadigingen. Verhelp altijd alle defecten voordat u gaat rijden. Indien een van deze instructies niet wordt opgevolgd, kunnen gevaarlijke rijomstandigheden ontstaan, die kunnen leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
81
Onderhoud en afstelling Remvloeistofpeil voorrem inspecteren en corrigeren Bonneville T100 inclusief de Steve McQueen™ Edition, Bonneville 110th Edition en Thruxton
1
2 T908040
1. Bovenste vloeistofpeilmarkering, voorrem 2. Onderste vloeistofpeilmarkering, voorrem
82
•
Om het vloeistofniveau van voorrem te inspecteren, vloeistofpeil dat zichtbaar is in glas aan de voorzijde van reservoir controleren.
de het het het
•
Het remvloeistofpeil dient zich tussen de bovenste en de onderste markeringen te bevinden (indien het reservoir zich in horizontale stand bevindt).
•
Om het vloeistofpeil te corrigeren, de bouten in de dop losdraaien en de dop losmaken. Let hierbij op de stand van de membraandichting.
•
Vul het reservoir tot de bovenste vloeistofpeilmarkering met nieuwe DOT 4-vloeistof uit een verzegelde container.
•
Plaats de dop en zorg er daarbij voor dat de membraandichting correct tussen de dop en het reservoir is geplaatst.
•
Draai de bouten in de dop.
Onderhoud en afstelling Remvloeistofpeil voorrem inspecteren en corrigeren Bonneville, Bonneville SE en Scrambler
Remvloeistofpeil achterrem inspecteren en corrigeren Bonneville, Bonneville SE, Bonneville T100 inclusief de Steve McQueen™ Edition, Bonneville 110th Edition en Thruxton
1 3
2
1 2
jajc
1. Bovenste vloeistofpeilmarkering, voorrem 2. Onderste vloeistofpeilmarkering, voorrem 3. Borgclip
UPPE
R
LOW ER
ccis
1. Bovenste markering, achterrem 2. Onderste markering, achterrem
•
Het remvloeistofpeil in de reservoirs dient zich tussen de bovenste en de onderste markeringen te bevinden (indien de reservoirs zich in horizontale stand bevinden).
•
Om het vloeistofpeil van de achterrem te controleren, het rechterzijpaneel verwijderen zoals beschreven in het hoofdstuk Algemene informatie.
•
Verwijder de borgclip.
•
•
Verwijder de reservoirdop.
•
Vul het reservoir tot de bovenste vloeistofpeilmarkering met nieuwe DOT 4-vloeistof uit een verzegelde container.
Het remvloeistofpeil in het achterreservoir dient zich tussen de bovenste en de onderste markeringen te bevinden.
•
Om het vloeistofpeil te corrigeren, het reservoir losmaken van de luchtfilterkast, zonder hierbij de verbindingsslang los te maken.
•
De bouten in de dop losdraaien en de dop losmaken. Let hierbij op de stand van de membraandichting.
•
•
Plaats de reservoirdop en zorg er daarbij voor dat de membraandichting correct is geplaatst. Plaats de borgclip.
83
Onderhoud en afstelling •
Vul het reservoir tot de bovenste vloeistofpeilmarkering met nieuwe DOT 3- of DOT 4-vloeistof uit een verzegelde container.
•
Plaats de reservoirdop en zorg er daarbij voor dat de membraandichting correct tussen de dop en het reservoir is geplaatst. Draai de bouten in de dop.
•
Bevestig het reservoir aan de luchtfilterkast door de oorspronkelijke bevestiging vast te zetten.
•
Breng het rechterzijpaneel aan.
Remvloeistofpeil achterrem inspecteren en corrigeren Scrambler
1
3
2
cdng
1. Bovenste markering, achterrem 2. Onderste markering, achterrem 3. Bevestiging reservoirdop
84
•
Het vloeistofpeil van de achterrem is zichtbaar vanaf de rechterzijde hiervoor hoeft het reservoir of het paneel niet te worden verwijderd.
•
Het remvloeistofpeil in het achterreservoir dient zich tussen de bovenste en de onderste markeringen te bevinden, terwijl de motorfiets rechtop op een standaard staat.
•
Om het vloeistofpeil van achterrem te corrigeren, bevestigingen waarmee reservoirdop aan het frame bevestigd losmaken en reservoirdop verwijderen.
de de de is de
Onderhoud en afstelling •
Verwijder de dop, let hierbij op de plaats van het membraan aan de binnenzijde.
Stuurinrichting/wiellagers
•
Vul het reservoir tot de bovenste vloeistofpeilmarkering met nieuwe DOT 4-vloeistof uit een verzegelde container, terwijl de motorfiets rechtop op een standaard staat.
Spilkoplagers (stuurinrichting) smeren en controleren overeenkomstig de eisen van het periodieke onderhoud.
•
Plaats de reservoirdop en zorg er daarbij voor dat de membraandichting correct tussen de dop en het reservoir is geplaatst.
•
•
Bevestig de reservoirdop aan het frame en zet het vast met de twee eerder verwijderde bevestigingen. Draai de bevestigingen vast met 7 Nm.
Stuurinrichting inspecteren
Let op: Inspecteer de wiellagers altijd gelijktijdig met de lagers van de stuurinrichting.
Waarschuwing Zorg ervoor dat de motorfiets stevig op een steun staat, om tijdens de inspectie het risico op letsel door een omvallende motorfiets te voorkomen. Geen extreme kracht uitoefenen op de wielen of de wielen krachtig heen en weer slingeren, omdat dit de motorfiets uit evenwicht kan brengen en letsel kan veroorzaken doordat de motorfiets van zijn steun valt. Zorg ervoor dat de steunblokken geen schade aan de olieleidingen of het oliefilter onder het carter kunnen veroorzaken.
85
Onderhoud en afstelling Wiellagers inspecteren Indien de wiellagers in het voor- of achterwiel speling in de wielnaaf toestaan, lawaai maken of als het wiel niet soepel ronddraait, dient een erkende Triumph-dealer de wiellagers te inspecteren. De wiellagers dienen te worden geïnspecteerd binnen de in de periodieke onderhoudskaart gespecificeerde intervallen.
T908042
Stuurinrichting op speling controleren
•
Zet de motorfiets rechtop op een vlakke ondergrond.
•
Het voorwiel van de grond tillen.
•
Beweeg de bovenzijde van het voorwiel voorzichtig heen en weer.
•
Indien er speling wordt geconstateerd, dient een erkende Triumph-dealer deze te inspecteren en te corrigeren voordat u gaat rijden.
•
Verander de positie van hefinrichting en herhaal procedure voor het achterwiel.
Inspectie •
Zet de motorfiets rechtop op een vlakke ondergrond.
•
Het voorwiel van de grond tillen.
•
Houd het onderste gedeelte van de voorvorken vast en probeer deze voor- en achteruit te bewegen.
•
Indien er speling wordt geconstateerd, dient een erkende Triumph-dealer deze te inspecteren en te corrigeren voordat u gaat rijden.
Waarschuwing Het gebruik van de motorfiets met onjuist afgestelde of defecte lagers van de stuurinrichting kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden. •
86
Verwijder de steun en zet de motorfiets op de zijstandaard.
de de
Waarschuwing Het gebruik van de motorfiets met versleten of beschadigde wiellagers kan verminderde hanteerbaarheid en instabiliteit veroorzaken, wat tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden. In geval van twijfel dient de motorfiets door een erkende Triumphdealer te worden geïnspecteerd voordat u gaat rijden. •
Verwijder de steun en zet de motorfiets op de zijstandaard.
Onderhoud en afstelling Voorwielophanging Voorvork inspecteren •
Inspecteer elke vorkstijl op tekenen van beschadiging, krassen op het schuifstuk en olielekkage.
•
Indien beschadiging of lekkage wordt geconstateerd, dient een erkende Triumph-dealer te worden geraadpleegd.
Controleer de vorken als volgt op soepel bewegen: •
Zet de motorfiets op een vlakke ondergrond.
•
De handgrepen vasthouden, de voorremhendel aantrekken en de vorken een paar keer op en neer pompen.
Ophanging afstellen Alle modellen behalve de Thruxton hebben niet-instelbare voorvering. Alleen de Thruxton is voorzien van instelbare voorvering.
Waarschuwing Probeer nooit units van de ophanging te demonteren, omdat alle units olie onder druk bevatten. Onder druk staande olie kan huid- en oogletsel veroorzaken.
Voorophanging afstellen
1
Let op: •
Indien u stroefheid of overmatige stugheid constateert, dient een erkende Triumph-dealer te worden geraadpleegd.
Waarschuwing Het gebruik van de motorfiets met defecte of beschadigde ophanging kan de motorfiets beschadigen en verlies van controle over de motorfiets en een ongeval veroorzaken.
cbkx1
1. Stelschroef voorbelasting voorophanging - uitsluitend Thruxton Om de voorbelasting van de veer te wijzigen, de stelschroef rechtsom (erin) draaien om de voorbelasting te verhogen en linksom (eruit) draaien om de voorbelasting te verlagen. Stel de stelschroeven van de voorbelasting altijd zo af, dat op beide vorken een gelijk aantal schaalstreepjes zichtbaar is. Elk schaalstreepje moet in lijn staan met het bovenste oppervlak van de vorkkap.
87
Onderhoud en afstelling Afstellen achterophanging
Waarschuwing Controleer of de stelschroeven op beide voorwielophangingen op dezelfde waarde zijn afgesteld. Verschillende afstellingen voor links en rechts beïnvloeden de hanteerbaarheid en de stabiliteit, hetgeen tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden.
1
Let op: •
De motorfiets wordt door de fabriek geleverd met de stelschroef voor de voorbelasting afgesteld op 4 zichtbare schaalstreepjes.
T908043
1. Stelschroeven voorbelasting achterophanging - alle modellen De standaardinstellingen van de voorbelasting van de achterophanging zorgen voor een comfortabele rit en goede hanteerbaarheid bij algemeen, solo gebruik. De tabel (ommezijde) toont geadviseerde instellingen voor voorbelasting van de achterwielophanging onder verschillende beladingen. Om de afstelling van de voorbelasting van de achterophanging te wijzigen, dient een hiervoor geschikt gereedschap in de opening van de stelring te worden gestoken. Draai de stelring rechtsom om de voorbelasting van de veer te verhogen en linksom om de voorbelasting van de veer te verlagen.
88
Onderhoud en afstelling
Waarschuwing Controleer of de stelschroeven op beide achterophangingen op dezelfde waarde zijn afgesteld. Verschillende afstellingen voor links en rechts beïnvloeden de hanteerbaarheid en de stabiliteit, hetgeen tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden.
Geadviseerde afstelling van de ophanging De afstellingen van de stelschroef voorzijde refereren aan het aantal zichtbare schaalstreepjes. In totaal zijn er zeven standen van de stelschroef mogelijk. In stand een is de veer maximaal voorbelast. De afstelling van de stelschroef wordt geteld vanaf stand een, in stand een is de stelschroef volledig linksom gedraaid. In totaal zijn er vijf standen van de stelschroef mogelijk. In stand een is de veer minimaal voorbelast.
Bonneville T100, Bonneville 110th Edition, Thruxton en Scrambler Belading
Stand stelschroef voor*
Stand stelschroef achter
Solo rijden slapper
6
1
Solo rijden standaard
4
2
Solo rijden steviger
2
3
Berijder en passagier
2
5
*Alleen Thruxton Steve McQueen™ Edition Belasting
Waarschuwing Zorg ervoor dat de correcte balans tussen voor- en achterophanging in stand wordt gehouden. Een onjuiste balans in de wielophanging kan de rijkarakteristieken aanzienlijk veranderen en leiden tot verlies van controle en een ongeval. Zie de kaart voor meer informatie of raadpleeg een erkende Triumph-dealer.
Stand stelschroef achter
Solo rijden - slapper
1
Solo rijden - standaard
2
Solo rijden - steviger
3
89
Onderhoud en afstelling Banden
Bonneville en Bonneville SE Belading
Stand stelschroef achter
Solo rijden - standaard
1
Solo rijden - steviger
3
Berijder en passagier
5
cboa
Let op: •
De in de tabel genoemde informatie kan uitsluitend als richtlijn worden gebruikt, indien de berijder en de passagier elk 90 kg of minder wegen. De instelling dient te worden verhoogd voor zwaardere berijders en passagiers en op basis van de persoonlijke voorkeur.
T908044
Typische bandmarkering
De modellen Bonneville T100, Bonneville 110th Edition inclusief de Steve McQueen™ Edition, Thruxton en Scrambler zijn voorzien van spaakwielen, waarvoor een band moet worden gebruikt die geschikt is voor gebruik van een binnenband.
Waarschuwing Indien een spaakwiel zonder binnenband wordt gebruikt, kan de band leeglopen, wat kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
90
Onderhoud en afstelling De modellen Bonneville en Bonneville SE zijn uitgerust met binnenbandloze banden, ventielen en wielvelgen. Gebruik uitsluitend banden die met 'TUBELESS' zijn gemerkt, en binnenbandloze ventielen op velgen, die met 'SUITABLE FOR TUBELESS TYRES' zijn gemerkt.
Waarschuwing Leg geen banden met binnenband om binnenbandloze velgen. De hiel van de band kan niet goed in de velg vallen en de band kan over de velg slippen, hetgeen snel leeglopen van de band veroorzaakt, wat verlies van controle over het voertuig en een ongeval tot gevolg kan hebben. Leg geen binnenband in een binnenbandloze band. Dit veroorzaakt wrijving in de band, en de hittevorming die hiervan het gevolg is, kan de band doen barsten, wat tot snel leeglopen van de band, verlies van controle over het voertuig en een ongeval kan leiden.
T509--37
Typische bandmarkering binnenbandloze band
Wielmarkering Binnenbandloze velg
91
Onderhoud en afstelling Bandspanning
Waarschuwing Binnenbanden mogen uitsluitend worden gebruikt bij motorfietsen met spaakwielen en banden met de aanduiding 'TUBE TYPE'. Sommige goedgekeurde merken banden met de aanduiding 'TUBELESS' kunnen geschikt zijn voor gebruik met een binnenband. Indien dit het geval is, is de flank van de band voorzien van een tekst, waarin wordt gemeld dat het gebruik van een binnenband is toegestaan (zie afbeelding hieronder). Gebruik van een binnenband in een band die aangeduid is met 'TUBELESS' en NIET aangeduid is als geschikt voor gebruik met een binnenband, of gebruik van een binnenband op een lichtmetalen velg die aangeduid is met 'SUITABLE FOR TUBELESS TYRES' zal het leeglopen van de band tot gevolg hebben wat resulteert in verlies van controle over de motorfiets en een ongeluk.
ON
TUB FIT E TYP AT UB E RIM E
Typische bandmarkering binnenbandloze band geschikt voor gebruik met een binnenband
92
De juiste bandspanning zorgt voor optimale stabiliteit en rijcomfort en verlengt de levensduur van de banden. Controleer altijd de bandspanning voordat u gaat rijden, wanneer de banden koud zijn. De bandspanning dagelijks controleren en zo nodig corrigeren (zie hoofdstuk Specificaties voor correcte bandspanning). U kunt uw wielen en banden ook laten controleren door uw erkende Triumph-dealer.
Waarschuwing Onjuiste bandspanning veroorzaakt abnormale profielslijtage en instabiliteit, hetgeen tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden. Te lage bandspanning kan tot gevolg hebben dat de band op de velg slipt of van de velg loskomt. Te hoge bandspanning veroorzaakt instabiliteit en versnelde profielslijtage. Beide toestanden zijn gevaarlijk, omdat deze tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kunnen leiden.
Onderhoud en afstelling Bandenslijtage
Waarschuwing Al naargelang het profiel van de band slijt, wordt de band gevoeliger voor lekken. Naar schatting wordt 90 % van alle bandproblemen veroorzaakt gedurende de laatste 10 % van de levensduur van het profiel (90 % afgesleten). Het is daarom niet raadzaam om banden te gebruiken tot deze helemaal zijn afgesleten.
Aanbevolen minimale profieldiepte Meet de profieldiepte met een dieptevoeler overeenkomstig de periodieke onderhoudskaart en vervang banden die zijn afgesleten tot de wettelijk toegestane minimale profieldiepte, zoals aangegeven in onderstaande tabel: Minder dan 130 km/h
2 mm
Meer dan 130 km/h
Achter 3 mm Voor 2 mm
Met deze motorfiets mag niet harder worden gereden dan de wettelijke snelheidsbeperking behalve op speciaal daarvoor bestemde afgesloten terreinen.
Waarschuwing Gebruik deze Triumph-motorfiets alleen met hoge snelheden tijdens wedstrijden op voor ander verkeer afgesloten weggedeelten of gesloten circuits. Het rijden met hoge snelheden is voorbehouden aan rijders die les hebben gehad in de technieken die noodzakelijk zijn voor het rijden met hoge snelheden en die vertrouwd zijn met de rijkarakteristieken van de motorfiets onder alle omstandigheden. Het rijden met hoge snelheden is onder alle andere omstandigheden gevaarlijk en kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
93
Onderhoud en afstelling Banden vervangen
Waarschuwing Het gebruik van de motorfiets met te ver afgesleten banden is gevaarlijk en heeft een negatieve invloed op de tractie, de stabiliteit en de hanteerbaarheid, wat tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden. Indien een band lek is, loopt deze vaak zeer langzaam leeg. Controleer de banden altijd nauwkeurig op lekken. Controleer banden op inkepingen, vastzittende spijkers en andere scherpe voorwerpen. Het gebruik van de motorfiets met lekke of beschadigde banden heeft een negatieve invloed op de stabiliteit en de hanteerbaarheid van de motorfiets, wat tot verlies van de controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden. Controleer de velgen op deuken en vervormingen en de spaken op loszitten en beschadiging. Het gebruik van de motorfiets met beschadigde of defecte velgen, spaken of banden is gevaarlijk en kan tot verlies van controle en een ongeval leiden. Raadpleeg voor het vervangen van banden of een veiligheidsinspectie van de velgen, spaken en banden altijd een erkende Triumph-dealer.
94
Waarschuwing Binnenbanden mogen uitsluitend worden gebruikt bij motorfietsen met spaakwielen en banden met de aanduiding 'TUBE TYPE'. Gebruik van een binnenband bij een band met de aanduiding 'TUBELESS' en/of op een lichtmetalen velg kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing Leg geen banden met binnenband om binnenbandloze velgen. De hiel van de band kan niet goed in de velg vallen en de band kan over de velg slippen, hetgeen snel leeglopen van de band veroorzaakt, wat verlies van controle over het voertuig en een ongeval tot gevolg kan hebben. Leg geen binnenband in een binnenbandloze band. Dit veroorzaakt wrijving in de band, en de hittevorming die hiervan het gevolg is, kan de band doen barsten, wat tot snel leeglopen van de band, verlies van controle over het voertuig en een ongeval kan leiden.
Onderhoud en afstelling Let op: •
Sommige goedgekeurde merken banden met de aanduiding 'TUBELESS' kunnen geschikt zijn voor gebruik met een binnenband. Indien dit het geval is, is de flank van de band voorzien van een tekst, waarin wordt gemeld dat het gebruik van een binnenband is toegestaan.
Alle Triumph-motorfietsen worden zorgvuldig en uitgebreid getest in een breed scala aan rijomstandigheden om te garanderen dat voor ieder model de meest effectieve bandencombinatie wordt goedgekeurd. Het is van essentieel belang dat goedgekeurde banden en binnenbanden (indien gemonteerd), gemonteerd in goedgekeurde combinaties, worden gekozen wanneer u vervangende onderdelen koopt. Het gebruik van niet-goedgekeurde banden en binnenbanden, of goedgekeurde banden en binnenbanden in niet-goedgekeurde combinaties, kan tot instabiliteit van en verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden. Zie het hoofdstuk Specificaties voor gedetailleerde informatie over goedgekeurde combinaties van banden en binnenbanden. Laat banden en binnenbanden altijd monteren en balanceren door een erkende Triumph-dealer, die over de noodzakelijke kennis en vakbekwaamheid beschikt om een veilige en effectieve montage te garanderen.
Waarschuwing Als een band of binnenband lek raakt, moeten de band en de binnenband worden vervangen. Indien een lekke band en binnenband niet worden vervangen, of indien de motorfiets met een gerepareerde band of binnenband wordt gebruikt, kunnen instabiliteit, verlies van controle over de motorfiets en een ongeval het gevolg zijn.
Waarschuwing Indien het vermoeden bestaat dat de band of de binnenband beschadigd is, zoals na het raken van een stoeprand, dient een erkende Triumph-dealer de band zowel in-als uitwendig te inspecteren en ook de binnenband te inspecteren. Een beschadiging van de band is niet altijd van buitenaf zichtbaar. Het gebruik van de motorfiets met beschadigde banden kan tot verlies van controle en een ongeval leiden.
95
Onderhoud en afstelling
Waarschuwing Raadpleeg wanneer vervanging van de banden of binnenbanden noodzakelijk is, uw erkende Triumph-dealer, die ervoor zorgt dat de juiste combinatie van goedgekeurde banden en binnenbanden wordt gekozen en gemonteerd overeenkomstig de instructies van de fabrikant van de banden en binnenbanden. Indien banden en binnenbanden werden vervangen, dienen de banden en binnenbanden de tijd te krijgen om zich op de velg te nestelen (circa 24 uur). Rijd gedurende deze periode voorzichtig, omdat een niet goed genestelde band of binnenband instabiliteit, verlies van controle over de motorfiets of een ongeval kan veroorzaken. In het begin hebben de nieuwe banden en binnenbanden niet dezelfde rijkarakteristieken als de oude banden en binnenbanden en moet de berijder voldoende afstand afleggen (ongeveer 160 km) om gewend te raken aan de nieuwe rijkarakteristieken. De bandspanning dient 24 uur na montage te worden gecontroleerd en gecorrigeerd en de banden en binnenbanden dienen te worden geïnspecteerd op correcte ligging. Zo nodig dient een en ander te worden gecorrigeerd. Dezelfde controles en correcties dienen opnieuw te worden uitgevoerd, wanneer na de montage 160 km is afgelegd. /Vervolg
96
Waarschuwing /Vervolg Het gebruik van de motorfiets met onjuist genestelde banden of binnenbanden of onjuiste bandspanning, of indien de berijder niet is gewend aan de rijkarakteristieken, kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden.
Waarschuwing Banden en binnenbanden die gebruikt zijn op een rollen-vermogenstestbank kunnen beschadigd zijn. In sommige gevallen is de schade niet zichtbaar aan de buitenzijde van de band. Na dergelijk gebruik dienen de banden en binnenbanden te worden vervangen, omdat het gebruik van een beschadigde band of binnenband tot instabiliteit, verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden.
Onderhoud en afstelling Accu Waarschuwing Nauwkeurig balanceren van de wielen is noodzakelijk voor een veilig en stabiel rijgedrag van de motorfiets. Geen balanceergewichten verwijderen of wijzigen. Een onjuiste wielbalans kan instabiliteit veroorzaken, hetgeen leidt tot verlies van controle en een ongeval. Indien de wielen moeten worden gebalanceerd, zoals na vervanging van een band of binnenband, dient u zich tot een erkende Triumph-dealer te wenden. Gebruik uitsluitend zelfklevende gewichten. Vastgeklemde gewichten kunnen het wiel en de band of de binnenband beschadigen, hetgeen kan leiden tot leeglopen van de band, verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
d
Waarschuwing Onder bepaalde omstandigheden kan een accu explosieve gassen produceren; vonken, vuur en sigaretten uit de buurt houden. Zorg tijdens het opladen of het gebruik van een accu in een afgesloten ruimte voor voldoende ventilatie. De accu bevat zwavelzuur (accuzuur). Contact met de huid of de ogen kan ernstige brandwonden veroorzaken. Draag beschermende kleding en gezichtsbescherming. Indien accuzuur op de huid komt, deze onmiddellijk met overvloedig water afspoelen. Indien accuzuur in de ogen komt, deze gedurende ten minste 15 minuten met overvloedig water spoelen en DIRECT MEDISCHE HULP INROEPEN. Indien accuzuur wordt ingeslikt, grote hoeveelheden water drinken en DIRECT MEDISCHE HULP INROEPEN. HOUD ACCUZUUR BUITEN BEREIK VAN KINDEREN.
HET
97
Onderhoud en afstelling Accu verwijderen
Waarschuwing
3
De accu bevat schadelijke stoffen. Houd kinderen uit de buurt van de accu, ongeacht of deze al dan niet in de motorfiets is gemonteerd. Geen startkabels op de accu aansluiten, geen contact maken met de accukabels onderling en de polariteit van de kabels niet omkeren, omdat elk van deze handelingen een vonk kan veroorzaken waardoor de accugassen kunnen ontbranden, hetgeen het gevaar van persoonlijk letsel met zich meebrengt.
Accu afvoeren
1
4 2
T908045
1. 2. 3. 4.
Accu Minpool (-) Pluspool (+) Motormanagementmodule (ECM) •
Verwijder het zadel zoals beschreven in het hoofdstuk Algemene informatie.
•
Maak de accukabels los, eerst de massakabel (zwart).
•
Verwijder de accubeugel.
•
Neem de accu uit het accuhuis.
Let op: •
Indien de accu moet worden vervangen, dient de oude accu te worden ingeleverd bij een milieustraat, die voorkomt dat de gevaarlijke stoffen uit de accu in het milieu terechtkomen.
98
De motormanagementmodule (ECM) bevindt zich aan de achterzijde van de accuplaat en is via de accu aan de motorfiets bevestigd. Zorg ervoor dat de ECM niet wordt verstoord tijdens het verwijderen of monteren van de accu.
Onderhoud en afstelling Accuontlading
Waarschuwing Zorg dat de accupolen het frame van de motorfiets nooit aanraken, aangezien dit kortsluiting of een vonk kan veroorzaken, waardoor de accugassen kunnen ontbranden, hetgeen het gevaar van persoonlijk letsel en schade aan de motorfiets met zich meebrengt.
Accuonderhoud Reinig de accu met een schone, droge doek. Controleer of de kabelaansluitingen schoon zijn.
Waarschuwing Het accuzuur van de accu is bijtend en giftig en veroorzaakt letsel op onbeschermde huid. Nooit accuzuur inslikken of in contact laten komen met de huid. Om letsel te voorkomen dient bij het werken aan de accu altijd oog- en huidbescherming te worden gedragen.
Voorzichtig Het laadniveau in de accu moet worden gehandhaafd om de acculevensduur te maximaliseren. Wanneer het acculaadniveau niet wordt gehandhaafd, kan dat ernstige interne schade aan de accu veroorzaken. Onder normale omstandigheden zal het laadsysteem van de motorfiets de accu volledig geladen houden. Wanneer de motorfiets niet wordt gebruikt, zal de accu geleidelijk ontladen, als gevolg van een normaal proces dat zelfontlading wordt genoemd: de klok, geheugen van de motorregelmodule (ECM), hoge omgevingstemperaturen of het toevoegen van elektrische beveiligingssystemen of andere elektrische accessoires verhogen alle de snelheid van de accuontlading. Door de accu los te koppelen van de motorfiets tijdens het stallen zal de snelheid van het ontladen worden verlaagd.
De accu is van het gesloten type en heeft geen onderhoud nodig, behalve het controleren van de spanning en het routinematig opladen bijvoorbeeld tijdens stalling. Corrigeren van het zuurniveau in de accu is niet mogelijk; de afdichtstrip mag niet worden verwijderd.
99
Onderhoud en afstelling Accuontlading tijdens stalling of onregelmatig gebruik van de motorfiets Tijdens de stalling of het onregelmatige gebruik van de motorfiets controleert u de accuspanning wekelijks met een digitale voltmeter. Volg de instructies van de fabrikant die bij de meter zijn geleverd. Wanneer de accuspanning onder 12,7 volt daalt, moet de accu worden geladen (zie pagina 100). Door een accu te laten ontladen of in ontladen toestand te laten, zelfs gedurende een korte periode, veroorzaakt sulfatisering van de loodplaten. Sulfatisering is een normaal onderdeel van het chemische proces in de accu, maar na verloop van tijd kan het zwavelzuurzout gaan kristalliseren op de platen, waardoor herstel moeilijk of onmogelijk is. Deze permanente schade wordt niet gedekt door de motorfietsgarantie, omdat dit niet het gevolg is van een productiedefect. Door de accu volledig geladen te houden, wordt de kans op bevriezing ervan in koude omstandigheden verminderd. Door de accu te laten bevriezen, wordt ernstige interne schade aan de accu veroorzaakt.
Laden van de accu Voor hulp bij het selecteren van een acculader, het controleren van de accuspanning of het laden van de accu, neemt u contact op met uw lokale, erkende Triumph-dealer.
Waarschuwing De accu produceert explosieve gassen vonken, vuur en sigaretten uit de buurt houden. Zorg tijdens het opladen of het gebruik van een accu in een afgesloten ruimte voor voldoende ventilatie. De accu bevat zwavelzuur (accuzuur). Contact met de huid of de ogen kan ernstige brandwonden veroorzaken. Draag beschermende kleding en gezichtsbescherming. Indien accuzuur op de huid komt, deze onmiddellijk met overvloedig water afspoelen. Indien accuzuur in de ogen komt, deze gedurende ten minste 15 minuten met overvloedig water spoelen en DIRECT MEDISCHE HULP INROEPEN. Indien accuzuur wordt ingeslikt, grote hoeveelheden water drinken en DIRECT MEDISCHE HULP INROEPEN. HOUD ACCUZUUR BUITEN BEREIK VAN KINDEREN.
100
HET
Onderhoud en afstelling Accu plaatsen
Voorzichtig Gebruik geen autosnellader omdat de accu hierdoor overladen en beschadigd kan worden. Wanneer de accuspanning onder 12,7 volt daalt, moet de accu worden geladen met behulp van een door Triumph goedgekeurde acculader. Verwijder de accu altijd uit de motorfiets en volg de instructies die bij de acculader zijn geleverd. Voor langere stallingsperioden (langer dan twee weken) moet de accu uit de motorfiets worden verwijderd en continu worden geladen met behulp van een door Triumph goedgekeurde onderhoudslader. Op soortgelijke wijze moet de accu uit de motorfiets worden verwijderd voordat deze wordt geladen wanneer de acculading onvoldoende is om de motorfiets te starten.
Waarschuwing Zorg dat de accupolen het frame van de motorfiets nooit aanraken, aangezien dit kortsluiting of een vonk kan veroorzaken, waardoor de accugassen kunnen ontbranden, hetgeen het gevaar van persoonlijk letsel en schade aan de motorfiets met zich meebrengt. •
Zorg ervoor dat de motormanagementmodule (ECM) en diens afdekking correct gemonteerd zijn achter de accu.
•
Plaats de accu in het accuhuis.
•
Sluit de accukabels weer aan, eerst de accupluskabel (rood).
•
Smeer een dun laagje vet op de polen om roestvorming te voorkomen.
•
Bedek de pluspool beschermkap.
•
Plaats de accubeugel.
•
Breng het zadel opnieuw aan zoals beschreven in het hoofdstuk Algemene informatie.
met
de
101
Onderhoud en afstelling Zekeringen
Zekeringen vervangen
Plaats van de zekeringen De zekeringen bevinden zich in de zekeringdoos achter het rechterzijpaneel.
Indien een zekering onder het rijden doorbrandt, het elektrische systeem onderzoeken om de oorzaak vast te stellen en de zekering vervolgens vervangen door een nieuwe zekering met dezelfde (correcte) stroomwaarde.
Waarschuwing Een doorgebrande zekering altijd vervangen door een nieuwe zekering met de correcte stroomwaarde (zoals gespecificeerd op het deksel van de zekeringdoos) en nooit een zekering met een hogere waarde plaatsen.
T908046
1. Zekeringdoos
102
1
Het gebruik van een zekering met een onjuiste waarde kan leiden tot een elektrisch probleem, wat tot schade aan de motorfiets, verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden.
Onderhoud en afstelling Omschrijving van de zekeringen De zekeringen kunnen worden herkend aan een nummer dat in de behuizing van de zekeringdoos is aangebracht, naast elke zekering, zoals hieronder weergegeven. Deze nummers komen overeen met het nummer dat in de tabel aan ommezijde vermeld staan. Zekeringen zonder een identificatienummer zijn reservezekeringen en moeten worden vervangen wanneer ze worden gebruikt. 10
10
5
11
10
10
10
20
15
2
3
4
5
30
9
30
8
5
10 1
7
10
6
Beschermde circuits
Zekeringwaarde (amp.)
1
Niet gebruikt
-
2
Alarminstallatie, diagnostische stekker
10
3
Accessoirefitting, GPS
10
4
Niet gebruikt
-
5
Motormanagementsysteem
20
6
Hoofdvoeding contactschakelaar, verlichting instrumentenpaneel
10
7
Richtingaanwijzers, remlicht, claxon
10
8
Positielicht,
5
9
Dim-/grootlicht
10
10
Positielichten
5
11
Hoofdzekering accu
30
30
Zekeringnr.
1
2
Omschrijving van de zekeringen Een doorgebrande zekering is herkenbaar aan het uitvallen van alle systemen die door de betreffende zekering worden beveiligd. Gebruik bij het controleren op doorgebrande zekeringen onderstaande tabel om vast te stellen welke zekering is doorgebrand.
Let op: •
De zekeringdoos bevat alleen reservezekeringen van 30, 20 en 10 amp. Op de motorfiets moet ook een reservezekering van 5 amp. aanwezig zijn.
103
Onderhoud en afstelling Koplamp
Koplamp afstellen •
Horizontale afstelling van de koplampstraal gebeurt met de schroef in de rand van de koplamp. Draai de schroef rechtsom om de lichtstraal naar links te verplaatsen of linksom om de lichtstraal naar rechts te verplaatsen.
•
Verticale afstelling van de koplampstraal gebeurt door losdraaien van de bevestigingsbouten van de koplampunit, waarna de stand van de koplampunit kan worden gewijzigd.
•
Draai de bevestigingsbouten vast nadat de afstelling is voltooid.
Waarschuwing Pas uw rijsnelheid aan aan het zicht en de weersomstandigheden waaronder de motorfiets wordt gebruikt. Controleer of de lichtstraal zo is afgesteld, dat het wegdek voldoende ver vooruit wordt verlicht zonder het tegemoetkomende verkeer te verblinden. Een onjuist afgestelde koplamp kan het zicht verminderen, wat tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden.
Waarschuwing Probeer nooit onder het rijden de koplamp af te stellen. Iedere poging om onder het rijden de koplamp af te stellen, kan verlies van controle en een ongeval tot gevolg hebben.
2 T908047
1
1. Horizontale afstelschroef 2. Verticale afstelinrichtingen
104
Let op: •
Wijzigingen aan de horizontale afstelschroeven veranderen de verticale afstelling van de koplampstraal in lichte mate. Houd altijd rekening met extra afstellingen om deze factor te compenseren.
Onderhoud en afstelling •
Gloeilamp voor koplamp/ positielicht vervangen
Voor het plaatsen wordt de verwijderingsprocedure omgekeerd.
1
2
2 T908048
1
3
T908049
1. Bouten in rand van de koplamp (1 van 2) 2. Koplampkom •
Maak de accu los, accumassakabel (zwart).
•
Verwijder de bouten uit de rand van de koplamp.
•
Maak de koplamp met rand los van de koplampkom.
•
Ondersteun de lamp, maak de multipin-stekker los van de gloeilamp en de twee steekverbindingen van het positielicht.
•
Verwijder de rubber stofhoes.
•
Maak de draadklem gloeilamp los.
•
De gloeilamp verwijderd.
•
Om de gloeilamp van het positielicht te verwijderen, de gloeilamphouder van het koplamphuis losmaken en de gloeilamp losmaken.
kan
nu
eerst
1. Draadklem 2. Gloeilamp van de koplamp 3. Parkeerlicht
van
de
de
worden
Waarschuwing De accu niet aansluiten voordat het montageproces is voltooid. Te vroeg aansluiten van de accu kan ontbranding van de accugassen tot gevolg hebben, hetgeen het gevaar van letsel met zich meebrengt.
Waarschuwing De gloeilamp wordt tijdens het gebruik sterk verhit. Laat de gloeilamp afkoelen alvorens deze beet te pakken.
Voorzichtig Sluit de accu weer accupluskabel (rood).
aan,
eerst
de
105
Onderhoud en afstelling Achterlicht/Kentekenplaatve rlichting
Lampje richtingaanwijzers
Achterlicht
2 2
1
T908051
T908050
1
1. Bouten achterlichtlens 2. Gloeilamp
1. Lensbout richtingaanwijzer 2. Gloeilamp
Gloeilamp vervangen •
De lens op elke richtingaanwijzer wordt door twee bouten op zijn plaats gehouden.
•
Draai de schroeven los en verwijder de lens om toegang te verkrijgen tot de gloeilamp en deze te vervangen.
Gloeilamp vervangen •
Draai de bouten los waarmee de lens van het achterlicht is bevestigd.
•
Verwijder de lens.
•
De gloeilamp heeft een bajonetfitting. Om de gloeilamp te verwijderen, voorzichtig naar binnen duwen en linksom draaien.
•
Voor het plaatsen wordt de verwijderingsprocedure omgekeerd.
106
Onderhoud en afstelling Reinigen
Voorbereiding op het wassen
Veelvuldige en regelmatige reiniging vormt een essentieel onderdeel van het onderhoud van uw motorfiets. Regelmatige reiniging zorgt ervoor dat uw motorfiets lang mooi blijft. Reiniging met koud water waaraan een voor voertuigen geschikt reinigingsmiddel is toegevoegd, is altijd belangrijk, maar in het bijzonder na blootstelling aan zeewind, zeewater, rijden op stoffige of modderige wegen en in de winter, wanneer zout wordt gestrooid tegen ijs en sneeuw. Gebruik geen huishoudelijke reinigingsmiddelen, omdat het gebruik van dergelijke producten versnelde roestvorming tot gevolg heeft.
Voordat u uw motorfiets wast, dienen voorzorgsmaatregelen te worden genomen om te voorkomen dat water binnendringt in de volgende onderdelen.
Hoewel onder de garantiebepalingen van uw motorfiets dekking wordt gegeven voor het roesten van bepaalde onderdelen, mag van de eigenaar worden verwacht dat hij/zij dit redelijke advies opvolgt, waardoor de motorfiets tegen roest is beschermd en er mooi uitziet.
Verwijder sieraden en siervoorwerpen, zoals ringen, horloges, ritssluitingen of riemgespen die krassen of andere schade kunnen veroorzaken aan gelakte of gepolijste oppervlakken.
•
Achterste opening van de uitlaten: bedekken met een plastic zak, vastgezet met elastiekjes.
•
Koppelingsen remhendels, schakelaarhuizen op de handgrepen: bedekken met plastic zakken.
•
Contactschakelaar en stuurslot: De sleutelgaten met tape afplakken.
Gebruik verschillende reinigingssponzen of reinigingsdoeken voor het wassen van gelakte/gepolijste oppervlakken en chassisoppervlakken. Chassisoppervlakken (zoals wielen en spatbordonderzijden) zijn blootgesteld aan wegvuil en stof met hogere kraseigenschappen, waardoor gelakte of gepolijste oppervlakken kunnen krassen wanneer dezelfde sponzen of reinigingsdoeken worden gebruikt.
107
Onderhoud en afstelling Voorzichtig
Na het wassen
Geen water onder druk op de volgende onderdelen spuiten: •
Instrumenten;
•
Remcilinders en remklauwen;
•
Onder de brandstoftank;
•
Aandrijfketting en spilkoplagers.
•
Verwijder de elastiekjes, de plastic zakken en de tape en reinig de luchtinlaatopeningen.
•
Smeer de scharnieren, bouten en moeren.
•
Test de remmen voordat u de motorfiets gaat gebruiken.
•
Start de motor en laat deze 5 minuten draaien. Zorg voor voldoende ventilatie in verband met de uitlaatgassen.
•
Gebruik een droge doek om waterresten te verwijderen. Maak om roestvorming te voorkomen de motorfiets volledig droog.
Voorzichtig Spuit geen water op of achter het linker zijpaneel. Het luchtinlaatkanaal van de motor bevinden zich achter het linker zijpaneel. Water dat in dit gebied wordt gespoten, kan in de luchtfilterkast en de motor terechtkomen, waardoor schade aan beide onderdelen ontstaat.
Waarschuwing Voorzichtig Het gebruik van hogedrukspuiten wordt afgeraden. Bij het gebruik van hogedrukspuiten kan water in de lagers en andere onderdelen worden geperst, waardoor voortijdige slijtage door roestvorming en gebrek aan smering wordt veroorzaakt. Let op: •
108
Hoog alkalische zeepsoorten laten een restant achter op gelakte oppervlakken en kunnen ook watervlekken veroorzaken. Gebruik voor het schoonmaken altijd een reinigingsmiddel met een lage alkalische waarde.
Nooit de remschijven in de was zetten of smeren. Dit kan leiden tot verlies van remkracht en een ongeval. Reinig de remschijven met een geschikte vetvrije remschijfreiniger.
Onderhoud en afstelling Zadelonderhoud
Ongelakte aluminium onderdelen •
Bij sommige modellen dienen onderdelen zoals remen koppelingshendels, wielen, motordeksels, bovenste en onderste kroonplaten op de juiste manier te worden gereinigd om het uiterlijk ervan in stand te houden. Neem contact op met uw dealer wanneer u niet zeker weet welke componenten van uw motorfiets ongelakte aluminium onderdelen zijn.
•
Gebruik een reinigingsmiddel voor aluminium van een bekend merk.
•
Reinig aluminium onderdelen regelmatig, in het bijzonder na gebruik in slecht weer, wanneer alle aluminium onderdelen na elk gebruik van de motorfiets handmatig dienen te worden gewassen en gedroogd.
•
Uitsluitend bij Thruxtonen Scrambler-modellen, dient extra zorg te worden besteed aan de gecoate uiteinden van de cilinderkopvinnen. Deze moeten na elk gebruik van de motorfiets worden gereinigd en gedroogd.
•
Garantieaanspraken als gevolg van onvoldoende onderhoud worden niet gehonoreerd.
Voorzichtig Voor het reinigen van het zadel wordt het gebruik van chemicaliën of hogedrukreinigers afgeraden. Wanneer chemicaliën of hogedrukreinigers worden gebruikt, kan de zadelafdekking beschadigd raken. Reinig het zadel met een spons of een reinigingsdoek met zeep en water om zijn uitstraling te behouden.
109
Onderhoud en afstelling Uitlaatsysteem reinigen Alle delen van het uitlaatsysteem van uw motorfiets dienen regelmatig te worden gereinigd, om het uiterlijk ervan in stand te houden. Deze instructies gelden zowel voor chroom als voor geborsteld roestvrij stalen en koolstofvezel onderdelen. Let op: •
Het uitlaatsysteem moet voor het wassen zijn afgekoeld om vlekvorming te voorkomen.
Wassen •
•
Maak een mengsel van koud water en een milde autoreiniger. Gebruik geen zeep met een hoog alkalisch gehalte, zoals in commerciële wasstraten wordt gebruikt, omdat deze een residu achterlaat. Was het uitlaatsysteem met een zachte doek. Gebruik geen krassende schuursponsjes of staalwol. Deze beschadigen de finishlaag.
•
Spoel het uitlaatsysteem grondig af.
•
Zorg ervoor dat er geen zeep of water in de uitlaten terechtkomt.
Drogen •
110
Droog het uitlaatsysteem volledig met een zachte doek. Laat de motor niet draaien om het uitlaatsysteem te drogen, aangezien hierdoor vlekken ontstaan.
Bescherming •
Wrijf wanneer het uitlaatsysteem droog is 'Motorex 645 Clean and Protect' op het oppervlak.
Voorzichtig Het gebruik van producten die siliconen bevatten, veroorzaakt verkleuring van het chroom en dient te worden vermeden. Ook het gebruik van schurende reinigingsmiddelen beschadigt het uitlaatsysteem en dient te worden vermeden. •
Regelmatig gebruik van een beschermingsmiddel wordt aanbevolen, omdat dit zowel bescherming biedt als het uiterlijk van het uitlaatsysteem in stand houdt.
Onderhoud en afstelling Windscherm (accessoire) reinigen
Waarschuwing
Reinig het windscherm met een milde zeepoplossing of reinigingsmiddel en handwarm water. Na reinigen goed afspoelen en vervolgens drogen met een zachte, pluisvrije doek.
Voorzichtig Producten zoals ruitenreiniger, insectenverwijderaar, waterafstotende middelen, schuurmiddelen, benzine of krachtige oplosmiddelen, zoals alcohol, aceton, tetrachloormethaan (vlekkenwater) enz. beschadigen het windscherm. Voorkom contact van deze stoffen met het windscherm. Wanneer de transparantie van het windscherm wordt verminderd door krassen of oxidatie die niet kan worden verwijderd, moet het windscherm worden vervangen.
Probeer nooit onder het rijden het windscherm te reinigen, omdat het loslaten van de handgrepen verlies van controle over het voertuig en een ongeval kan veroorzaken. Het gebruik van de motorfiets met een beschadigd of bekrast windscherm belemmert het voorwaartse zicht van de berijder. Een belemmering van het voorwaartse zicht is gevaarlijk en kan leiden tot een ongeval met letsel of de dood als gevolg.
Voorzichtig Bijtende stoffen, zoals accuzuur, beschadigen het windscherm. Voorkom contact van bijtende stoffen met het windscherm.
111
Onderhoud en afstelling
Deze pagina met opzet blanco
112
Stalling STALLING Voorbereiding op stalling Het gehele voertuig grondig reinigen. Vul de brandstoftank met het juiste type loodvrije brandstof en voeg een brandstofstabilisator (indien beschikbaar) toe, volgens de instructies van de fabrikant van de brandstofstabilisator.
Waarschuwing Benzine (brandstof) is uiterst brandbaar en kan onder bepaalde omstandigheden exploderen. Zet het contact uit. Niet roken. Zorg ervoor dat de ruimte goed geventileerd is en geen vlam- of vonkbronnen bevat, zoals apparaten met een waakvlam. Verwijder de bougie uit iedere cilinder en giet enkele druppels (5 ml) motorolie in iedere cilinder. Dek de bougiegaten af met een doek of een poetslap. Met de motorstopschakelaar in de stand DRAAIEN, drukt u enkele seconden op de startknop om de cilinderwand van olie te voorzien. Monteer de bougies, aanhalen met 20 Nm.
Ververs de motorolie en vervang het filter (zie pagina 67). Controleer en corrigeer zo nodig bandspanningen (zie pagina 122).
de
Plaats de motorfiets op een rek, zodat beide wielen niet op de vloer staan. (Indien dit niet mogelijk is, planken onder het voor- en achterwiel plaatsen om te voorkomen dat de banden in contact komen met vocht.) Spuit roestwerende olie (er is een breed scala aan producten op de markt en uw dealer kan u lokaal advies bieden) op alle ongelakte metalen oppervlakken om roesten te voorkomen. Voorkom dat olie op rubberen onderdelen en remschijven of in de remklauwen terechtkomt. Smeer de aandrijfketting en stel deze zo nodig af (zie pagina 75). Verwijder de accu en bewaar deze op een plaats die blootstelling aan direct zonlicht, vocht of temperaturen onder 0 °C voorkomt. Tijdens stalling moet de accu een langzame lading krijgen (een ampère of minder) ongeveer elke twee weken (zie pagina 97).
113
Stalling Voorbereidingen na stalling
De motorfiets op de zijstandaard zetten.
Monteer de accu (indien verwijderd) (zie pagina 97).
Via de startmotor de motor diverse keren rondzwengelen, totdat het oliedruklampje uitgaat.
Wanneer de motorfiets langer dan vier maanden gestald is, vervangt u de motorolie (zie pagina 67).
De bougies terugzetten, vastdraaien met 20 Nm en de motor starten.
Alle punten controleren, zoals genoemd in het hoofdstuk Dagelijkse veiligheidscontrole (zie pagina 43).
Controleer en corrigeer zo nodig bandspanningen (zie pagina 122).
Uit elke cilinder de bougie verwijderen voordat de motor wordt gestart.
Maak een proefrit met de motorfiets op lage snelheid.
114
de
Controleer de remmen op correcte werking.
Specificaties SPECIFICATIES Bonneville en Bonneville SE
Bonneville T100 inclusief de Steve McQueen™ Edition en Bonneville 110th Edition
Prestaties Maximaal vermogen (95/1/EC) . . . . . . . 68 PS bij 7.400 omw/min
68 PS bij 7.400 omw/min
Maximaal koppel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68 Nm bij 5.800 omw/min
68 Nm bij 5.800 omw/min
Afmetingen Totale lengte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.115 mm
2.230 mm
Totale breedte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 790 mm
740 mm
Totale hoogte. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.130 mm
1.100 mm
Wielbasis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.490 mm
1.500 mm
Zadelhoogte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 740 mm
775 mm
Droog gewicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225 kg
230 kg
Maximaal laadvermogen . . . . . . . . . . . . 200 kg (berijder, passagier en accessoires)
200 kg
Motor Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Luchtgekoelde, parallelle tweecilinder met een ontstekings-hoek van 360°
Luchtgekoelde, parallelle tweecilinder met een ontstekings-hoek van 270°
Cilinderinhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 865 cc
865 cc
Boring x slag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 x 68 mm
90 x 68 mm
115
Specificaties Bonneville en Bonneville SE
Bonneville T100 inclusief de Steve McQueen™ Edition en Bonneville 110th Edition
Compressieverhouding. . . . . . . . . . . . . . 10,2:1
10,2:1
Cilindernummering. . . . . . . . . . . . . . . . . Van links naar rechts
Van links naar rechts
Volgorde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-2
1-2
Ontstekingsvolgorde. . . . . . . . . . . . . . . . 1-2
1-2
Startsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Elektrische startmotor
Elektrische startmotor
Smering Smering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Oliecarter
Oliecarter
Richtlijnen motorolie-inhoud (droog vullen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4,5 liter
4,5 liter
(olie verversen en oliefilter vervangen). . 3,8 liter
3,8 liter
(alleen olie vervangen) . . . . . . . . . . . . . . 3,3 liter
3,3 liter
Let op: Controleer altijd de markering op het kijkglas voor het correcte peil.
116
Specificaties Thruxton
Scrambler
Prestaties Maximaal vermogen (95/1/EC) . . . . . . . 69 PS bij 7.400 omw/min
59 PS bij 6.800 omw/min
Maximaal koppel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69 Nm bij 5.800 omw/min
68 Nm bij 4.750 omw/min
Afmetingen Totale lengte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.150 mm
2.213 mm
Totale breedte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 830 mm
860 mm
Totale hoogte. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.095 mm
1.202 mm
Wielbasis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.490 mm
1.500 mm
Zadelhoogte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 820 mm
825 mm
Droog gewicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 230 kg
230 kg
Maximaal laadvermogen . . . . . . . . . . . . 200 kg (berijder, passagier en accessoires)
200 kg
Motor Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Luchtgekoelde, parallelle tweecilinder met een ontstekings-hoek van 360°
Luchtgekoelde, parallelle tweecilinder met een ontstekings-hoek van 270°
Cilinderinhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 865 cc
865 cc
Boring x slag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 x 68 mm
90 x 68 mm
Compressieverhouding. . . . . . . . . . . . . . 10,2:1
9,2:1
Cilindernummering. . . . . . . . . . . . . . . . . Van links naar rechts
Van links naar rechts
Volgorde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-2
1-2
117
Specificaties Thruxton
Scrambler
Ontstekingsvolgorde. . . . . . . . . . . . . . . . 1-2
1-2
Startsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Elektrische startmotor
Elektrische startmotor
Smering Smering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Oliecarter
Oliecarter
Richtlijnen motorolie-inhoud (droog vullen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4,5 liter
4,5 liter
(olie verversen en oliefilter vervangen). . 3,8 liter
3,8 liter
(alleen olie vervangen) . . . . . . . . . . . . . . 3,3 liter
3,3 liter
Let op: Controleer altijd de markering op het kijkglas voor het correcte peil.
118
Specificaties Alle modellen Brandstofsysteem Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Sequentiële, elektronische brandstofinjectie Brandstofpomp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verzonken elektrisch Brandstofdruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3,0 bar Brandstof Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Loodvrij (minimaal 91 RON) Tankinhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 liter Uitstootregeling Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Dubbele katalysatoren en voorkatalysatoren met secundaire luchtinjectie Ontsteking Ontstekingssysteem . . . . . . . . . . . . . . . . Digitaal elektronisch Bougie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . NGK DPR8EA-9 Elektrodenafstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . 0,8 - 0,9 mm
119
Specificaties Bonneville en Bonneville SE
Bonneville T100 inclusief de Steve McQueen™ Edition en Bonneville 110th Edition
Transmissie Soort transmissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 versnellingen, constant 5 versnellingen, constant ineengrijpend ineengrijpend Type koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Natte plaatkoppeling
Natte plaatkoppeling
Primaire aandrijving . . . . . . . . . . . . . . . . Tandwiel
Tandwiel
Eindoverbrenging . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ketting DID 525 VM2 104 schakels eindeloos
Ketting DID 525 VM2 104 schakels eindeloos
Primaire overbrengingsverhouding . . . . 1,74:1 (62/108)
1,74:1 (62/108)
Eindoverbrengingsverhouding . . . . . . . . 2,39:1 (18/43)
2,39:1 (18/43)
Overbrengingsverhoudingen: 1e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,73:1 (41/15)
2,73:1 (41/15)
2e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1,95:1 (37/19)
1,95:1 (37/19)
e
3 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1,55:1 (34/22)
1,55:1 (34/22)
4e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1,29:1 (31/24)
1,29:1 (31/24)
e
5 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1,07:1 (29/27)
120
1,07:1 (29/27)
Specificaties Thruxton
Scrambler
Transmissie Soort transmissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 versnellingen, constant 5 versnellingen, constant ineengrijpend ineengrijpend Type koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Natte plaatkoppeling
Natte plaatkoppeling
Primaire aandrijving . . . . . . . . . . . . . . . . Tandwiel
Tandwiel
Eindoverbrenging . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ketting DID 525 VM2 106 schakels eindeloos
Ketting DID 525 VM2 104 schakels eindeloos
Primaire overbrengingsverhouding . . . . 1,74:1 (62/108)
1,74:1 (62/108)
Eindoverbrengingsverhouding . . . . . . . . 2,39:1 (18/43)
2,39:1 (18/43)
Overbrengingsverhoudingen: 1e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,73:1 (41/15)
2,73:1 (41/15)
2e .
1,95:1 (37/19)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1,95:1 (37/19)
3e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1,55:1 (34/22)
1,55:1 (34/22)
4e .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1,29:1 (31/24)
1,29:1 (31/24)
5e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1,07:1 (29/27)
1,07:1 (29/27)
121
Specificaties Bonneville en Bonneville SE
Bonneville T100 inclusief de Steve McQueen™ Edition en Bonneville 110th Edition
Banden Bandspanning (koud) Voor Solo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,27 bar
2,27 bar
Volledig beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,27 bar
2,27 bar
Achter Solo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,82 bar
2,82 bar
Volledig beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,82 bar
2,82 bar
Voorkeur 1 Voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Metzeler ME Z4 110/70-17
Metzeler ME 33 Laser 100/90-19
Achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Metzeler ME Z2 130/80-R17
Metzeler ME Z2 130/80-R17
Voorkeur 2 Voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . N.v.t.
N.v.t.
Achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . N.v.t.
N.v.t.
Waarschuwing Gebruik aanbevolen bandenopties ALLEEN in de genoemde combinaties. Combineer geen banden van verschillende fabrikanten en combineer geen banden met verschillende specificaties van dezelfde fabrikant.
122
Specificaties Thruxton
Scrambler
Banden Bandspanning (koud) Voor Solo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,27 bar
2,07 bar
Volledig beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,62 bar
2,07 bar
Achter Solo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,82 bar
2,82 bar
Volledig beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,82 bar
2,82 bar
Voorkeur 1 Voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Metzeler ME33 100/90-18
Bridgestone TW101 100/90-19
Achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Metzeler MEZ2 130/80-17
Bridgestone TW42 130/80-17
Waarschuwing Gebruik aanbevolen bandenopties ALLEEN in de genoemde combinaties. Combineer geen banden van verschillende fabrikanten en combineer geen banden met verschillende specificaties van dezelfde fabrikant.
123
Specificaties Bonneville en Bonneville SE
Bonneville T100 inclusief de Steve McQueen™ Edition en Bonneville 110th Edition
Elektrische installatie Accu. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 V 10 ampère-uur
12 V 10 ampère-uur
Wisselstroomdynamo . . . . . . . . . . . . . . . 23 A bij 2.000 omw/min 23 A bij 2.000 omw/min 25 A bij 6.000 omw/min 25 A bij 6.000 omw/min Koplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 V 60/55 W Halogeen H4
12 V 60/55 W Halogeen H4
Achter-/remlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 V 5/21 W
12 V 5/21 W
Richtingaanwijzers. . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 V 10 W
12 V 10 W
Frame Naloop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27°
28°
Spoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106 mm
110 mm
Aantrekmomenten Oliefilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Nm
10 Nm
Carteraftapplug . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 Nm
25 Nm
Bougie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Nm
20 Nm
Onderkuip . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . N.v.t.
18 Nm
124
Specificaties Bonneville en Bonneville SE
Bonneville T100 inclusief de Steve McQueen™ Edition en Bonneville 110th Edition
Vloeistoffen en smeermiddelen Motorolie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10W/40 of 10W/50 semisynthetische of geheel synthetische motorfietsolie die voldoet aan de specificaties van API SH (of hoger) en JASO MA, zoals CastrolPower 1 Racing 4T 10W-40 (geheel synthetische) motorolie, in sommige landen verkocht als Castrol Power RS Racing 4T 10W-40 (geheel synthetisch). Rem- en koppelingsvloeistof. . . . . . . . . . DOT 4 rem- en koppelingsvloeistof Lagers en draaipennen . . . . . . . . . . . . . . Vet volgens NLGI 2-specificatie Aandrijfketting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kettingspray geschikt voor O-ringkettingen
125
Specificaties Thruxton
Scrambler
Elektrische installatie Accu. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 V 10 ampère-uur
12 V 10 ampère-uur
Wisselstroomdynamo . . . . . . . . . . . . . . . 23 A bij 2.000 omw/min 23 A bij 2.000 omw/min 25 A bij 6.000 omw/min 25 A bij 6.000 omw/min Koplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 V 60/55 W Halogeen H4
12 V 60/55 W Halogeen H4
Achter-/remlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 V 5/21 W
12 V 5/21 W
Richtingaanwijzers. . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 V 10 W
12 V 10 W
Frame Naloop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27°
27,8°
Spoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 mm
105 mm
Aantrekmomenten Oliefilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Nm
10 Nm
Carteraftapplug . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 Nm
25 Nm
Bougie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Nm
20 Nm
Vloeistoffen en smeermiddelen Motorolie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10W/40 of 10W/50 semisynthetische of geheel synthetische motorfietsolie die voldoet aan de specificaties van API SH (of hoger) en JASO MA, zoals Castrol Power 1 Racing 4T 10W-40 (geheel synthetische) motorolie, in sommige landen verkocht als Castrol Power RS Racing 4T 10W-40 (geheel synthetisch). Rem- en koppelingsvloeistof. . . . . . . . . . DOT 4 rem- en koppelingsvloeistof Lagers en draaipennen . . . . . . . . . . . . . . Vet volgens NLGI 2-specificatie Aandrijfketting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kettingspray geschikt voor O-ringkettingen
126
Index INDEX A
H
Aandrijfketting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75 Afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 Ketting invetten . . . . . . . . . . . . . . . . . 75 Kettingslijtage controleren. . . . . . . . . 77 Speling aandrijfketting. . . . . . . . . . . . 76 Accessoires en belading . . . . . . . . . . . . . . 55 Accu Afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98 Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 Verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98 Achterlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106 Gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . 106
Handboek voor de eigenaar. . . . . . . . . . . 41 Hitteschild . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
B Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 Aanbevolen minimale profieldiepte . 93 Banden vervangen . . . . . . . . . . . . . . 94 Bandenslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93 Bandspanning . . . . . . . . . 92, 122, 123 Brandstof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36, 119 Brandstofsysteem. . . . . . . . . . . . . . . . 119 Brandstoftank vullen . . . . . . . . . . . . . 37 Brandstoftype. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36 Tankdop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36 Brandstoftank vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
D Dagelijkse veiligheidscontrole . . . . . . . . . 43
G Gasbediening Afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71 Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71 Gasbediening: Gashandgreep . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 Gashandgreep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
I Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Instrumenten Lay-out instrumentenpaneel . . . . . . . Snelheidsmeter. . . . . . . . . . . . . . . . . . Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Waarschuwingslampjes . . . . . . . . . . .
42 25 26 27 28
K Koplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104, 105 Afstelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104 Gloeilamp voor positielicht vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 Koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73 Afstelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74 Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
L Lampje richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . 106 Gloeilamp vervangen. . . . . . . . . . . . 106 Lay-out instrumentenpaneel Klok instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
M Motor De motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . De motor uitschakelen. . . . . . . . . . . . Motorstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . Serienummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Motorolie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gebruikte motorolie afvoeren . . . . . . Oliespecificatie en kwaliteitsgraad . . . Peil inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . .
47 46 32 21 66 69 69 67
127
Index O Omschrijving van onderdelen Bonneville, Bonneville SE, Bonneville T100, Bonneville T100 Steve McQueen™ edition en Bonneville 110th edition . . . . . . . . . . 14 Thruxton . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 Omschrijving van onderdelen Scrambler . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Ontsteking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 Schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Sleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 Stuurslot. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 Stuurslotsleutel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 Ophanging Afstellen achterophanging . . . . . . . . 88 Geadviseerde afstelling . . . . . . . . . . . 89 Ophanging afstellen . . . . . . . . . . . . . 87 Voorophanging afstellen . . . . . . . . . . 87 Voorvork inspecteren . . . . . . . . . . . . 87
P Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 Periodiek onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 62
R Reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 Na het wassen . . . . . . . . . . . . . . . . . 108 Ongelakte aluminium onderdelen . 109 Uitlaatsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110 Voorbereiding op het wassen . . . . . 107 Voorzichtig. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108 Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79 Compensatie remblokslijtage . . . . . . 80 Remblokslijtage controleren . . . . . . . 79 Remlichtschakelaars. . . . . . . . . . . . . . 80 Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 Remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
128
Remvloeistofpeil achterrem . . . . . 83, 84 Remvloeistofpeil voorrem . . . . . . . . . 82 Stelschroef rem- en koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . 34 Rijden met hoge snelheid. . . . . . . . . . . . . 53
S Schakelaars linkerstuurstang. . . . . . . . . . . 33 Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 Dimschakelaar koplamp . . . . . . . . . . 33 Passeerknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . 33 Schakelaars rechterstuurstang . . . . . . . . . 32 Motorstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . 32 Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115 Aantrekmomenten. . . . . . . . . . 124, 126 Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . 115, 117 Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123 Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 Brandstofsysteem . . . . . . . . . . . . . . . 119 Elektrische installatie. . . . . . . . . 124, 126 Frame . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124, 126 Motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115, 117 Ontsteking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 Prestaties. . . . . . . . . . . . . . . . . . 115, 117 Smering . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116, 118 Transmissie. . . . . . . . . . . . . . . . 120, 121 Uitstootregeling . . . . . . . . . . . . . . . . 119 Vloeistoffen en smeermiddelen . . . . . . . . . . . . 125, 126 Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 Voorbereiding op stalling . . . . . . . . 113 Voorbereidingen na stalling . . . . . . 114 Standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 Stuurinrichting/wiellagers Wiellagers inspecteren . . . . . . . . . . . . 86
Index V
Z
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 Veiligheid voorop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Brandstof en uitlaatgassen. . . . . . . . . . . 6 De motorfiets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Handgrepen en voetsteunen . . . . . . . . 9 Het rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 Onderdelen en accessoires . . . . . . . . . 10 Onderhoud/apparatuur. . . . . . . . . . . . 10 Parkeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Valhelm en kleding . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Versnellingen Wegrijden/versnelling inschakelen . . 48 VoertuigIdentificatieNummer (VIN) . . . . . . 21 Voorwielophanging . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Zadel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40 Zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102 Omschrijving van de zekeringen . . 103 Plaats van de zekeringen . . . . . . . . . 102 Zekeringen vervangen. . . . . . . . . . . 102 Zijpanelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
W Waarschuwingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 Handboek voor de eigenaar . . . . . . . . . 3 Informatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Plaats van de waarschuwingslabels. . . 12 Waarschuwing, voorzichtig en let op . . 1 Waarschuwingslampjes . . . . . . . . . . . 28 Waarschuwingslabels . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Waarschuwingslampjes Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 Neutraal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . 28 Waarschuwingslampje lage oliedruk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 Windscherm (accessoire) reinigen . . . . . . 111
129
Index
Deze pagina met opzet blanco
130