Voorwoord VOORWOORD Dit handboek bevat informatie over Triumph-motorfietsen van het type Speed Triple en Speed Triple R. Bewaar dit handboek voor de eigenaar altijd bij de motorfiets en raadpleeg de informatie wanneer nodig.
Waarschuwing, voorzichtig en let op
Voorzichtig
In dit handboek voor de eigenaar wordt belangrijke informatie op de volgende manier gepresenteerd:
Dit voorzichtig-symbool geeft speciale instructies of procedures aan, die schade aan of vernieling van apparatuur tot gevolg kunnen hebben wanneer deze niet strikt worden opgevolgd.
Waarschuwing Dit waarschuwing-symbool geeft speciale instructies of procedures aan, die persoonlijk letsel of levensgevaar tot gevolg kunnen hebben wanneer deze niet correct worden opgevolgd.
Let op: •
Dit let op-symbool geeft punten van speciaal belang voor efficiëntere en gemakkelijkere bediening aan.
1
Voorwoord Waarschuwingslabels
Geluiddempingssysteem
Dit symbool (links) wordt op bepaalde plaatsen op de motorfiets weergegeven. Het symbool betekent 'VOORZICHTIG: RAADPLEEG HET HANDBOEK' en wordt gevolgd door een grafische voorstelling van het betreffende onderwerp.
Wijzigen van het geluiddempingssysteem is verboden. Eigenaars worden gewaarschuwd dat het wettelijk verboden is om: •
een onderdeel of ontwerpcomponent, bedoeld voor geluiddemping en verwerkt in elk nieuw voertuig, vóór de verkoop of aflevering aan de uiteindelijke koper, of tijdens het gebruik, te verwijderen of buiten werking te stellen door welke persoon dan ook - om andere redenen dan voor onderhoud, reparatie of vervanging - en.
•
het voertuig te gebruiken, nadat zo'n onderdeel of ontwerpcomponent is verwijderd of buiten werking is gesteld.
Probeer nooit de motorfiets te berijden of een aanpassing uit te voeren zonder de in dit handboek beschreven relevante instructies te raadplegen. Zie pagina's 12 en 13 voor de positie van alle labels met dit symbool. Dit symbool wordt, indien nodig, ook weergegeven op de pagina's die de relevante informatie bevatten.
Onderhoud Om een lang, veilig en probleemvrij gebruik van uw motorfiets te garanderen, dient het onderhoud te worden uitgevoerd door een erkende Triumph-dealer. Alleen een erkende Triumph-dealer beschikt over de noodzakelijke kennis, apparatuur en vakkundigheid om uw Triumph-motorfiets goed te onderhouden. Bezoek de Triumph-website op www.triumph.co.uk of neem telefonisch contact op met de bevoegde distributeur in uw land voor informatie over de dichtstbijzijnde Triumph-dealer. De adressen worden ook vermeld in het bij dit handboek geleverde servicerecordboek.
Startonderbreker en bandenspanningscontrolesyst eem Dit apparaat voldoet aan punt 15 van de FCC-richtlijnen. Het gebruik van dit apparaat is gebonden aan de volgende twee voorwaarden: •
Het apparaat mag geen verstoring veroorzaken van radiosignalen;
•
Het apparaat moet in staat zijn alle ontvangen verstorende signalen te verwerken, inclusief de verstoringen die mogelijk ongewenst functies in werking stellen.
Door aanpassingen of modificaties aan het apparaat vervalt mogelijk het recht van de gebruiker dit apparaat toe te passen.
2
Voorwoord Handboek voor de eigenaar Dank u voor het kiezen van een Triumphmotorfiets. Deze motorfiets is het resultaat van Triumph's toepassing van beproefde technieken, grondige tests en het voortdurend streven naar superieure betrouwbaarheid, veiligheid en prestaties. Lees voordat u gaat rijden dit handboek aandachtig door om volledig vertrouwd te raken met de werking van de bedieningselementen, de kenmerken, de capaciteiten en de beperkingen van uw motorfiets. Dit handboek bevat tips voor veilig rijden, maar omvat niet alle technieken en vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het veilig berijden van een motorfiets. Triumph beveelt ten stelligste aan dat alle motorrijders de nodige lessen nemen om een veilige bediening van deze motorfiets te garanderen. Dit handboek is tevens beschikbaar in het:
Waarschuwing Dit handboek voor de eigenaar en alle overige instructies die bij uw motorfiets worden geleverd, maken integraal deel uit van uw motorfiets en moeten bij de motorfiets blijven, ook wanneer deze wordt doorverkocht. Iedereen die uw motorfiets gaat berijden, dient dit handboek en alle overige instructies die bij uw motorfiets worden geleverd, aandachtig te lezen om volledig vertrouwd te raken met de werking van de bedieningselementen, de kenmerken, de capaciteiten en de beperkingen van uw motorfiets. Leen uw motorfiets niet aan anderen uit, want het berijden ervan zonder vertrouwd te zijn met de werking van de bedieningselementen, de kenmerken, de capaciteiten en de beperkingen van de motorfiets kan leiden tot een ongeval.
•
Duits;
•
Engels;
Praat met Triumph
•
Frans;
•
Italiaans;
•
Japans;
•
Spaans;
•
Zweeds.
Onze relatie met u stopt niet bij de aankoop van uw Triumph. Uw feedback over de ervaringen tijdens aankoop en bezit zijn zeer belangrijk voor ons om onze producten en diensten voor u te ontwikkelen. Help ons daarom ervoor te zorgen dat uw dealerbedrijf uw e-mailadres heeft en dat bij ons registreert. U ontvangt dan van ons op uw e-mailadres een uitnodiging voor een online-klanttevredenheidsonderzoek waar u ons deze feedback kunt geven. Het Triumph-team.
3
Voorwoord Informatie De informatie in deze uitgave is gebaseerd op de meest recente, op het moment van publicatie beschikbare informatie. Triumph behoudt zich het recht voor te allen tijde, zonder voorafgaande mededeling of verplichting, wijzigingen aan te brengen. Niets uit deze publicatie mag - in zijn geheel of gedeeltelijk - worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van Triumph Motorcycles Limited. © Copyright 08.2011 Triumph Motorcycles Limited, Hinckley, Leicestershire, Groot-Brittannië. Publicatie onderdeelnummer 3852724 versie 1.
Inhoudsopgave Dit handboek bevat een aantal verschillende hoofdstukken. Onderstaande inhoudsopgave helpt u het begin van elk hoofdstuk op te zoeken, waar u - in het geval van grotere hoofdstukken - een meer gedetailleerde inhoudsopgave aantreft, die u helpt het betreffende onderwerp te vinden. Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 Waarschuwingslabels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 Omschrijving van onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Serienummers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 Algemene informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 Het berijden van de motorfiets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61 Accessoires, belading en passagiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73 Onderhoud en afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77 Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 Specificaties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
4
Voorwoord – Veiligheid voorop VOORWOORD – VEILIGHEID VOOROP De motorfiets Waarschuwing Waarschuwing Deze motorfiets is uitsluitend bedoeld voor gebruik op de weg. Hij is niet geschikt voor gebruik op ruw terrein. Gebruik op ruw terrein kan het verliezen van de controle over de motorfiets veroorzaken, wat kan leiden tot een ongeval met letsel of de dood als gevolg.
Deze motorfiets is ontworpen voor gebruik als tweewielig voertuig voor vervoeren van een berijder alleen of berijder met één passagier (indien passagierszadel is aangebracht).
het het een een
Het totale gewicht van de berijder, een eventuele passagier, accessoires en bagage mag het maximale laadvermogen van 195 kg niet overschrijden.
Waarschuwing Deze motorfiets is niet ontworpen voor het trekken van een aanhanger of het gebruik van een zijspan. Het gebruik van een zijspan en/of aanhanger kan het verliezen van de controle over de motorfiets of een ongeval tot gevolg hebben.
5
Voorwoord – Veiligheid voorop Brandstof en uitlaatgassen Waarschuwing
Het rijden Waarschuwing
Schakel de motor altijd uit vóór u gaat tanken.
De motorfiets nooit berijden indien u moe bent of onder invloed verkeert van alcohol of andere verdovende middelen.
Niet tanken of de vuldop van de tank openen terwijl u rookt of in de buurt van open vuur (vlammen).
Het berijden van een motorfiets onder invloed van alcohol of andere verdovende middelen is verboden.
Zorg ervoor dat tijdens het tanken geen brandstof op de motor, de uitlaatpijpen of de dempers wordt gemorst.
Het berijden van een motorfiets terwijl u moe bent of onder invloed van alcohol of andere verdovende middelen verkeert, vermindert het vermogen van de berijder om de motorfiets onder controle te houden waardoor een ongeval kan worden veroorzaakt.
BENZINE IS UITERST BRANDBAAR:
Indien brandstof wordt ingeslikt, ingeademd of in de ogen komt, dient direct medische hulp te worden ingeroepen. Indien benzine op de huid terechtkomt, dient deze onmiddellijk te worden gewassen met water en zeep en met brandstof verontreinigde kleding dient onmiddellijk te worden uitgetrokken. Contact met brandstof kan brandwonden en andere ernstige huidaandoeningen veroorzaken.
Waarschuwing De motor nooit in een afgesloten ruimte starten of laten draaien. De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen binnen korte tijd bewusteloosheid en de dood tot gevolg hebben. Gebruik uw motorfiets uitsluitend in de open lucht of in een ruimte met afdoende ventilatie.
6
Waarschuwing Alle rijders moeten in het bezit zijn van een rijbewijs voor motorfietsen. Het zonder rijbewijs besturen van een motorfiets is verboden en kan gerechtelijke vervolging tot gevolg hebben. Het rijden op een motorfiets zonder formele training in de juiste rijtechnieken die nodig zijn om een rijbewijs te halen, is gevaarlijk en kan resulteren in verlies van de controle over de motorfiets en een ongeluk.
Voorwoord – Veiligheid voorop
Waarschuwing Rijd altijd defensief en draag de elders in dit voorwoord genoemde beschermende uitrusting. Onthoud dat een motorfiets bij een ongeval minder bescherming biedt dan een auto.
Waarschuwing Deze Triumph-motorfiets mag de wettelijk geldende snelheidslimieten niet overschrijden. Het met hoge snelheid op een motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn, aangezien de tijd om op bepaalde verkeerssituaties te reageren bij hogere snelheden aanzienlijk wordt verkort. Pas de snelheid altijd aan aan eventueel gevaarlijke rijomstandigheden, zoals slecht weer of druk verkeer.
Waarschuwing Wees altijd bedacht op veranderingen in het wegdek, het verkeer en de wind en pas uw rijgedrag hierop aan. Alle tweewielige voertuigen zijn onderhevig aan krachten van buitenaf die een ongeval kunnen veroorzaken. Deze krachten zijn onder andere: •
Windstoten voertuigen;
van
passerende
•
Gaten in de weg, oneffenheden of beschadigingen in het wegdek;
•
Slecht weer;
•
Fouten van de berijder.
Rijd altijd met matige snelheid en vermijd druk verkeer, totdat u zich volledig vertrouwd hebt gemaakt met het rijgedrag en de rijeigenschappen van de motorfiets. Overschrijd nooit de wettelijk geldende snelheidslimiet.
7
Voorwoord – Veiligheid voorop Valhelm en kleding Waarschuwing Waarschuwing Bij het berijden van de motorfiets dienen de berijder en de passagier altijd valhelm, oogbescherming, handschoenen, laarzen, broek (nauw aansluitend rond de knieën en de enkels) en een felgekleurd jack te dragen. Felgekleurde kleding verhoogt de zichtbaarheid van de berijder (of de passagier) voor andere weggebruikers aanzienlijk. Hoewel volledige bescherming niet mogelijk is, kan het dragen van de juiste beschermende kleding het risico op verwondingen bij het berijden van uw motorfiets verlagen.
Een valhelm is een van de belangrijkste uitrustingsstukken, omdat deze bescherming biedt tegen hoofdletsel. Uw valhelm en die van uw passagier dienen met zorg te worden gekozen en comfortabel en stevig om het hoofd te passen. Een felgekleurde helm verhoogt de zichtbaarheid van de berijder (of passagier) voor andere weggebruikers aanzienlijk. Een valhelm met open voorzijde biedt enige bescherming bij een ongeval, maar een integraalhelm biedt betere bescherming. Draag altijd een vizier of een goedgekeurde beschermende bril voor beter zicht en ter bescherming van uw ogen.
cbma
8
Voorwoord – Veiligheid voorop Handgrepen en voetsteunen Waarschuwing De berijder dient het voertuig onder controle te houden door te allen tijde de handen aan het stuur te houden. De besturing en stabiliteit van de motorfiets worden nadelig beïnvloed indien de berijder het stuur loslaat, hetgeen kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing De berijder en de passagier dienen tijdens het berijden van het voertuig altijd de voetsteunen te gebruiken. Door de voetsteunen te gebruiken wordt voor zowel de berijder als de passagier het risico op onbedoeld contact met onderdelen van de motorfiets verminderd en wordt ook de kans op verwondingen, veroorzaakt door het vast komen zitten van kledingstukken, verminderd.
Parkeren Waarschuwing Altijd de motor uitschakelen en de contactsleutel verwijderen voordat u uw motorfiets onbeheerd achterlaat. Door het verwijderen van de contactsleutel wordt het risico van gebruik door onbevoegde en onervaren personen verkleind. Denk aan het volgende als u uw motorfiets parkeert: Zet de motorfiets in de eerste versnelling om te voorkomen dat deze van de standaard rolt. De motor en het uitlaatsysteem zijn na het rijden sterk verhit. Parkeer NOOIT op plaatsen waar voetgangers, dieren en/of kinderen de motorfiets kunnen aanraken. Parkeer nooit op een zachte ondergrond of op een hellend oppervlak. Indien de motorfiets onder deze omstandigheden wordt geparkeerd, kan deze omvallen. Zie voor nadere informatie het hoofdstuk 'Het berijden van de motorfiets' in dit handboek voor de eigenaar.
9
Voorwoord – Veiligheid voorop Onderdelen en accessoires Waarschuwing De eigenaar dient erop te letten, dat goedgekeurde onderdelen, accessoires en wijzigingen voor een Triumph-motorfiets uitsluitend door Triumph officieel goedgekeurde onderdelen zijn die door een erkende Triumph-dealer op de motorfiets worden aangebracht. Het is met name bijzonder gevaarlijk om onderdelen of accessoires aan te brengen of te vervangen waarvoor het noodzakelijk is om het elektrische of het brandstofsysteem te demonteren, of hierop uitbreidingen aan te brengen. Dergelijke aanpassingen kunnen de veiligheid in gevaar brengen. Het aanbrengen van niet-goedgekeurde onderdelen, accessoires of wijzigingen kunnen een nadelig effect hebben op het rijgedrag, de stabiliteit en andere aspecten van de werking van de motorfiets, waardoor een ongeval kan worden veroorzaakt dat kan leiden tot letsel of de dood. Triumph accepteert geen aansprakelijkheid voor gebreken die zijn veroorzaakt door het aanbrengen van niet-goedgekeurde onderdelen, accessoires of wijzigingen of door het aanbrengen van goedgekeurde onderdelen, accessoires of wijzigingen door onbevoegd personeel.
10
Onderhoud/apparatuur Waarschuwing Raadpleeg uw erkende Triumph-dealer indien u twijfelt aan de juiste of veilige werking van deze Triumph-motorfiets. Onthoud dat het blijven gebruiken van een niet goed werkende motorfiets een fout kan verergeren en de veiligheid in gevaar kan brengen.
Waarschuwing Door het gebruik van een motorfiets waarvan de hellingshoekindicator tot voorbij de maximale limiet is afgesleten (wanneer 5 mm van de hellingshoekindicator resteert) kan deze onder een onveilige hoek overhellen. Overhellen onder een onveilige hoek kan instabiliteit, verlies van controle over de motorfiets of een ongeval veroorzaken.
1
1. Hellingshoekindicator
Voorwoord – Veiligheid voorop
Waarschuwing Controleer of alle wettelijk vereiste apparatuur is gemonteerd en correct functioneert. Verwijderen of wijzigen van de verlichting, dempers, uitstoot- en geluiddempingssystemen van de motorfiets kunnen een overtreding van de wet betekenen. Onjuiste of niet toegestane aanpassingen kunnen een nadelig effect hebben op het rijgedrag, de stabiliteit en andere aspecten van de werking van de motorfiets, waardoor een ongeval kan worden veroorzaakt met letsel of de dood als gevolg.
Waarschuwing Indien de motorfiets betrokken is bij een ongeval, aanrijding of valpartij dient deze voor inspectie en reparatie naar een erkende Triumph-dealer te worden gebracht. Elk ongeval kan schade aan de motorfiets veroorzaken, die –indien niet op de juiste wijze gerepareerd –een tweede ongeval kan veroorzaken met letsel of de dood als gevolg.
11
Waarschuwingslabels WAARSCHUWINGSLABELS De op deze en de volgende pagina's beschreven labels maken u attent op belangrijke veiligheidsinformatie in dit handboek. Voordat u de motorfiets gaat berijden, dient u ervoor te zorgen dat alle berijders alle informatie, waarop deze labels betrekking hebben, hebben begrepen en naleven.
Plaats van de waarschuwingslabels Inrijden (pagina 57)
Bandspanningscontrole (mits ingebouwd) (pagina 38)
R.P.M.
chcw_1
Versnellingsstand (pagina 64)
12
6 5 4 3 2 N 1
Banden (pagina 112)
Aandrijfketting (pagina 95)
Waarschuwingslabels Plaats van de waarschuwingslabels (vervolg) Voorzichtig Alle waarschuwingslabels en stickers, met uitzondering van het label over inrijden, worden op de motorfiets aangebracht met een sterke lijm. In sommige gevallen worden labels aangebracht voorafgaand aan het aanbrengen van de laklaag. Daarom zal elke poging om de waarschuwingslabels te verwijderen, schade veroorzaken aan lakwerk of carrosserie.
Dagelijkse veiligheid (pagina 58)
Loodvrije brandstof (pagina 52)
Helm (pagina 8)
chcv_1
Koelvloeistof (pagina 87)
Motorolie (pagina 83)
13
Omschrijving van onderdelen OMSCHRIJVING VAN ONDERDELEN
1
2
3
4
5
6
7
8
chcw_2
9
10 11 12
1. Koplamp 2. Drukdop radiateur/koelvloeistofreservoir 3. Tankdop 4. Brandstoftank 5. Koelvloeistofexpansiereservoir 6. Zadelslot 7. Geluiddemper
14
13 14
15
8. Achterlicht 9. Remschijf voorrem 10.Remklauw voorrem 11. Richtingaanwijzers voor 12.Oliekoeler 13.Zijstandaard 14.Schakelpedaal 15.Aandrijfketting
Omschrijving van onderdelen OMSCHRIJVING VAN ONDERDELEN
16
17
18
19
20
chcv_2
21
22
23
16.Geluiddemper 17. Gereedschapsset 18. Vloeistofreservoir achterrem 19.Accu 20.Voorvork 21. Remschijf achterrem
24
25
26
22.Achterremklauw 23.Achterwielophangingsunit 24.Rempedaal achterrem 25.Olievuldop/peilstok 26.Koppelingskabel
15
Omschrijving van onderdelen Omschrijving van onderdelen (vervolg) 1
2
11
3
4
12
5
13
6
7
14
8
9
10
15
cgfs
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
16
Koppelingshendel Passeerknop Dimschakelaar koplamp Snelheidsmeter Scherm boordcomputer Toerenteller Waarschuwingslampjes Vloeistofreservoir voorrem
9. Motorstopschakelaar 10.Remhendel voorrem 11. Claxonknop 12.Richtingaanwijzerschakelaar 13.Contactschakelaar 14.Startonderbreker 15.Startknop
Serienummers SERIENUMMERS VoertuigIdentificatieNummer (VIN)
Motorserienummer
1
1
ccmy
1. Motorserienummer cget
1. VIN nummer Het voertuigidentificatienummer is aan de rechterkant in het balhoofdgedeelte van het frame geslagen. Het staat ook op een plaatje dat aan de linkerkant van het balhoofd is vastgeklonken.
Het motorserienummer is direct boven het koppelingsdeksel in het motorcarter geslagen. Noteer het motorserienummer in de ruimte hieronder.
Noteer het voertuigidentificatienummer (VIN) in de daarvoor bestemde ruimte hieronder.
17
Serienummers
Deze pagina met opzet blanco
18
Algemene informatie ALGEMENE INFORMATIE Inhoudsopgave Lay-out instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 Snelheidsmeter en kilometerteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 Boordcomputer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 Kilometerteller/dagteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Dagteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Dagteller nulstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 Kilometerteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Klok instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Eenheden wijzigen (Brits, Amerikaans of metrisch) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 ABS uitschakelen(alleen modellen met ABS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 Controlelampje onderhoudsinterval . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 Lampjes wisselen versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Standen van de lampjes voor het wisselen van versnelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Instellen van grenzen lampjes wisselen versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De ingestelde snelheid veranderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Lampjes wisselen versnelling in de stand OFF (uit) schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
30 30 31 32
Rondetimer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 Gegevensopslagmodus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 Registratie nieuwe ronde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 Gegevensophaalmodus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35 Meter koelvloeistoftemperatuur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 Brandstofmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 Bandspanningscontrole-systeem (TPMS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38 Functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Serienummer bandspanningssensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Sensor voorzijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Sensor achterzijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Systeemweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Sensorbatterijen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
38 39 39 39 40 41
19
Algemene informatie Bandspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 Vervangende banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42 Waarschuwingslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42 Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Brandstofniveau laag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Neutraal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Waarschuwingslampje lage oliedruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Waarschuwingslampje storing motormanagementsysteem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Controlelamp alarminstallatie/startonderbreker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bandspanningswaarschuwings-lampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
42 42 42 42 42 43 43 44 45
Contactsleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 Contactschakelaar/stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Motorstartonderbreker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Standen contactschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48 Stelschroef rem- en koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 Schakelaars rechterstuurstang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 Motorstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 Schakelaars linkerstuurstang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 Dimschakelaar koplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Passeerknop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
51 51 51 51
Brandstofvoorziening/tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52 Brandstoftype. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52 Tankdop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53 Brandstoftank vullen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53 Standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54 Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
20
Algemene informatie Gereedschapsset en handboek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 Zadelonderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 Dagelijkse veiligheidscontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
21
Algemene informatie Lay-out instrumentenpaneel 2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
23
22
21
20
19
18
17
16
15 14
13
chdo
1. 2. 3. 4. 5.
Klok Controlelampje onderhoudsinterval Snelheidsmeter Brandstofmeter Waarschuwingslampje storing motormanagement 6. Lampjes wisselen versnelling 7. Indicator linkerrichtingaanwijzer 8. Waarschuwingslampje ABS (uitsluitend modellen met ABS) 9. 'Rode zone' toerenteller 10.Bandspanningswaarschuwingslampje (mits ingebouwd) 11. Indicator rechterrichtingaanwijzer 12.Neutraal-indicator 13.Indicator grootlicht
22
14.Indicator brandstofniveau laag 15.Indicator status alarminstallatie/startonderbreker (alarminstallatie is optionele accessoire) 16.Toerenteller 17. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur te hoog 18.Waarschuwingslampje lage oliedruk 19.Bandspanningsweergave (mits ingebouwd) 20.Het scherm 21. Scherm temperatuur koelvloeistof 22.Knop B 23.Knop A
Algemene informatie Snelheidsmeter en kilometerteller De digitale snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van de motorfiets aan. De cijfers geven de rijsnelheid van de motorfiets aan in veelvouden van 1 kilometer per uur.
Boordcomputer 2
De elektronische kilometerteller en de twee dagtellers bevinden zich in het displayscherm. Meer informatie over de werking van de kilometerteller en de dagtellers vindt u op de volgende pagina's.
1
Toerenteller De toerenteller geeft het motortoerental weer in omwentelingen per minuut - omw/min. Aan het einde van het toerentellerbereik bevindt zich de 'rode zone'. Indien het motortoerental per minuut (omw/min) in de rode zone wordt weergegeven, ligt dit boven het aanbevolen maximale motortoerental en ook boven het motortoerental dat de beste prestaties levert.
Voorzichtig Laat het motortoerental nooit oplopen tot in de 'rode zone', dit kan leiden tot ernstige motorschade.
cfio_12
1. Het scherm 2. Knop A Om de informatie in de boordcomputer weer te laten geven, drukt u op de knop 'A' tot de gewenste display wordt weergegeven en laat u de knop los. De display geeft achtereenvolgens weer: •
Dagteller 1;
•
Dagteller 2;
•
Rondetimer;
•
Bandspanningscontrolesysteem mits ingebouwd;
•
Set up.
23
Algemene informatie Opmerking: •
•
•
De rondetimer (Lap) wordt alleen weergegeven wanneer deze ingeschakeld is in set up (zie pagina 33). Het bandspanningscontrolesysteem (TPMS) is een accessoire die door uw erkende Triumphdealer moet worden gemonteerd. Het TPMS-display wordt dan geactiveerd door uw erkende Triumph-dealer.
Kilometerteller/dagteller 1
3
2
Set up (instelling) is alleen beschikbaar wanneer de motorfiets stilstaat en in neutraal staat. cfin_12
1. 2. 3. 4. 5.
4
5
Knop A Knop B Display kilometerteller/dagteller Dagteller 1-display Dagteller 2-display
Dagteller Elke dagteller geeft de afstand weer, die door de motorfiets werd afgelegd, de reistijd, gemiddeld brandstofverbruik, momenteel brandstofverbruik en gemiddelde snelheid sinds de betreffende, weergegeven dagteller op nul werd gesteld. Om de informatie van de dagteller weer te geven, zet u het contact in de stand AAN. Druk op knop 'A' tot de gewenste dagteller in het displayscherm wordt weergegeven en laat de knop dan los.
24
Algemene informatie Druk op knop 'B' tot de gewenste display wordt weergegeven. De display geeft achtereenvolgens weer: •
Reisafstand;
•
Resterende actieradius;
•
Reistijd;
•
Gemiddeld brandstofverbruik;
•
Momenteel brandstofverbruik;
•
Gemiddelde snelheid.
Gemiddelde snelheid De gemiddelde snelheid wordt berekend vanaf de laatste reset van de boordcomputer. Nadat de display is teruggezet, geeft de display streepjes weer, totdat 1 km is afgelegd.
Waarschuwing Probeer niet om tijdens het rijden te schakelen tussen de afbeeldingsmodus van de kilometerteller en de dagteller of de dagteller opnieuw in te stellen want dit lan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Elk display toont de volgende informatie die berekend is vanaf het moment dat de dagteller voor het laatst is teruggesteld op nul: Reisafstand De totale afgelegde reisafstand.
Dagteller nulstellen
Resterende actieradius
Reistijd
Voor het op nul stellen van een dagtellers, de betreffende dagteller selecteren en weergeven en vervolgens knop 'B' gedurende 2 seconden indrukken. Na 2 seconden wordt de weergegeven dagteller op nul gesteld.
De totale verstreken tijd.
Let op:
Gemiddeld brandstofverbruik
•
Dit is een aanduiding van de afstand die waarschijnlijk zal kunnen worden afgelegd op de brandstof die nog in de tank aanwezig is.
Een melding van het gemiddelde brandstofverbruik. Nadat de display is teruggezet, geeft hij streepjes weer, totdat 0,1 km is afgelegd. Momenteel brandstofverbruik Een aanduiding van het brandstofverbruik op een bepaald moment.
Wanneer een dagteller op nul wordt gesteld, worden reistijd, gemiddeld brandstofverbruik en gemiddelde snelheid voor die dagteller ook op nul gesteld.
Om de dagteller te sluiten, drukt u op knop 'A' tot de gewenste display wordt weergegeven en laat u de knop los.
25
Algemene informatie Kilometerteller Wanneer het contact ingeschakeld wordt, wordt de kilometerteller gedurende 3 seconden weergegeven, waarna vervolgens de laatst geselecteerde dagteller wordt getoond.
Klok instellen Waarschuwing
De kilometerteller geeft de totale door de motorfiets afgelegde afstand weer.
Probeer onder het rijden niet de klok af te stellen, dit kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Om de kilometerteller weer te geven, terwijl de motorfiets stilstaat en in neutraal staat, drukt u op knop 'A' tot set up (instelling) zichtbaar is in het displayscherm, laat u de knop los en drukt u vervolgens op knop 'B'. Druk op knop 'A' tot de kilometerteller wordt weergegeven en laat de knop los.
Om de klok terug te zetten, terwijl de motorfiets stilstaat en in neutraal staat, zet u het contact in de stand AAN. Druk op knop 'A' tot set up zichtbaar is in het displayscherm en laat de knop los. Druk op knop 'B' en t-SEt (tijd instellen) wordt weergegeven.
Om de kilometerteller te sluiten, drukt u op knop 'A' tot rEturn (terug) zichtbaar is in het scherm, laat u de knop los en drukt u vervolgens op knop 'B'. Trip 1 (dagteller 1) wordt weergegeven in het displayscherm.
Druk opnieuw op knop 'B' en de 24 Hr- of 12 Hr-klokweergave wordt getoond. Druk op knop 'A' om de gewenste klokweergave te selecteren en druk vervolgens op knop 'B'. De urenweergave begint te knipperen en het woord Hour (uur) wordt weergegeven in het displayscherm. Voor het instellen van de uurweergave eerst controleren of de uurweergave nog steeds knippert en het woord Hour nog steeds wordt weergegeven. Druk op knop 'A' om de instelling te wijzigen. Elke keer indrukken van de knop verandert de instelling met één cijfer. Indien de knop ingedrukt wordt gehouden, verspringt de display continu in stappen van één cijfer. Druk als de juiste urenweergave wordt weergegeven op knop 'B'. De minutenweergave begint te knipperen en het woord Min (minuten) wordt weergegeven in het displayscherm. De minuutweergave wordt op dezelfde manier ingesteld als de uurweergave.
26
Algemene informatie Zodra zowel uren als minuten correct zijn ingesteld, drukt u op knop 'B' om te bevestigen en t-SEt wordt weergegeven in het displayscherm. Druk u op knop 'A' tot rEturn zichtbaar is en druk vervolgens op knop 'B'. Trip 1 wordt weergegeven in het displayscherm.
3
2 5
Eenheden wijzigen (Brits, Amerikaans of metrisch) Units (eenheden) beschikt over vier instelbare weergavestanden, zoals hieronder beschreven: •
mpg - Britse gallons;
•
mpg US - Amerikaanse gallons;
•
L/100 km - metrisch;
•
km/L - metrisch.
Elk scherm toont de volgende informatie: mpg (Britse gallons)
4 6 cfiq_12
1. 2. 3. 4.
De snelheidsmeter en de kilometerteller worden weergegeven in mijlen. Het brandstofverbruik wordt gemeten in Britse gallons. mpg US (Amerikaanse gallons)
1
Klokdisplay Afbeelding uren Afbeelding minuten Displayscherm (Hour geselecteerd voor instelling) 5. Knop A 6. Knop B
De snelheidsmeter en de kilometerteller worden weergegeven in mijlen. Het brandstofverbruik wordt gemeten in Amerikaanse gallons. L/100 km (metrisch) De snelheidsmeter en de kilometerteller worden weergegeven in kilometers. Het brandstofverbruik wordt gemeten in liters brandstof per 100 km. km/L (metrisch) De snelheidsmeter en de kilometerteller worden weergegeven in kilometers. Het brandstofverbruik wordt gemeten in kilometers per liter brandstof.
27
Algemene informatie
Waarschuwing Probeer tijdens het rijden niet de eenheden te wijzigen, want dit kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Om de weergave van de eenheden te openen, terwijl de motorfiets stilstaat en in neutraal staat, zet u het contact in de stand AAN. Druk op knop 'A' tot set up zichtbaar is in het displayscherm, laat de knop los en druk vervolgens op knop 'B'. Druk op knop 'A' tot UnitS (eenheden) zichtbaar is in het scherm, laat de knop los en druk vervolgens op knop 'B'.
2
1. Het scherm 2. Knop A 3. Knop B
28
•
mpg - Britse gallons;
•
mpg US - Amerikaanse gallons;
•
L/100 km - metrisch;
•
km/L - metrisch.
Modellen zonder TPMS: Druk op knop 'B' en raak de knoppen 'A' of 'B' niet aan tot UnitS wordt weergegeven in het displayscherm. Wanneer UnitS wordt weergegeven in het displayscherm, drukt u op knop 'A' tot rEturn zichtbaar is, laat u de knop los en drukt u vervolgens op knop 'B'. Trip 1 wordt weergegeven in het displayscherm. Modellen met TPMS: Druk op knop 'B' en raak de knoppen 'A' of 'B' niet aan tot PSI of bAr wordt weergegeven. Druk op knop 'A' tot de gewenste bandspanningseenheden worden weergegeven en laat de knop los. Druk op de knop 'B' en wacht tot UnitS wordt weergegeven, druk vervolgens op knop 'A' en wanneer rEturn wordt weergegeven, drukt u op knop B. Trip 1 wordt weergegeven in het displayscherm.
ABS uitschakelen(alleen modellen met ABS)
3 cfir_12
Druk op knop 'A' tot het gewenste display wordt weergegeven en laat de knop los. De display geeft achtereenvolgens weer:
1
Het is mogelijk om het ABS-systeem tijdelijk uit te schakelen. Het ABS-systeem kan niet permanent worden uitgeschakeld, het wordt weer ingeschakeld wanneer het contact uiten weer ingeschakeld wordt.
Algemene informatie Controlelampje onderhoudsinterval
Waarschuwing Wanneer ABS uitgeschakeld is, functioneert het remsysteem verder als een remsysteem zonder ABS. In deze situatie kan te hard remmen een blokkering van de wielen veroorzaken, hetgeen kan leiden tot verlies van controle en een ongeval.
2
ABS uitschakelen Om de functie ABS uitschakelen te bereiken, zet u het contact in de stand AAN. Druk op knop 'A' tot set up zichtbaar is in het displayscherm, laat de knop los en druk vervolgens op knop 'B'. Druk op knop 'A' tot ABS weergegeven en laat de knop los.
wordt
Door op knop 'B' te drukken, wordt het ABSsysteem uitgeschakeld; het bericht ABS OFF (ABS UIT) wordt gedurende 2 seconden weergegeven en het waarschuwingslampje ABS gaat branden. ABS inschakelen Om het ABS-systeem in te schakelen, schakelt u het contact uit en in.
1
cfio_16
1. Onderhoudscontrolelampje 2. Resterende afstand Wanneer het contact wordt ingeschakeld en de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt 800 km of minder is, wordt gedurende 3 seconden het onderhoudssymbool weergegeven en in de klok wordt de resterende afstand tot de volgende onderhoudsbeurt getoond. Wanneer de resterende afstand 0 km is, blijft het onderhoudssymbool ingeschakeld, tot het onderhoud is uitgevoerd en het systeem gereset is door uw erkende Triumph-dealer. Wanneer het onderhoud achterstallig is, wordt de afstand weergegeven als een negatief getal.
29
Algemene informatie Lampjes wisselen versnelling De lampjes voor het wisselen van versnelling zijn een visuele indicatie van wanneer u moet schakelen. De lampjes voor het wisselen van versnelling zijn allemaal blauw.
Standen van de lampjes voor het wisselen van versnelling De lampjes voor het wisselen van versnelling hebben vier programmeerbare werkstanden die hieronder worden beschreven. •
3 LED-stand: De eerste drie lampjes gaan branden wanneer de ingestelde grens is bereikt en gaan pas weer uit als de snelheid onder de ingestelde grens komt.
•
6 LED-stand: Alle zes lampjes worden verlicht als de ingestelde grens is bereikt en gaan pas weer uit als de snelheid onder de ingestelde grens komt.
•
Stand OFF: De lampjes voor het wisselen van versnelling zijn uitgeschakeld.
•
Stand SE: De lampjes gaan in stappen van 250 omw/min branden, tot de ingestelde limiet is bereikt. Bij de ingestelde limiet zijn alle zes lampjes verlicht.
2 3
4
1
chdo_1
1. 2. 3. 4.
Het scherm Lampjes wisselen versnelling Knop A Knop B
Instellen van grenzen lampjes wisselen versnelling De lampjes voor het wisselen van versnelling werken niet onder 3.500 omw/min om te voorkomen dat de lampjes werken bij stationair lopen. Om de standen lampjes voor wisselen versnelling te wijzigen, terwijl de motorfiets stilstaat en in neutraal staat, zet u het contact in de stand AAN. Druk op knop 'A' tot set up zichtbaar is in het displayscherm, laat de knop los en druk vervolgens op knop 'B'.
30
Algemene informatie Druk op knop 'A' tot SHIFt (schakelen) zichtbaar is in het scherm, druk vervolgens op knop 'B'. De huidige stand wordt weergegeven en de bijhorende lampjes wisselen versnelling gaan branden. Druk op knop 'A' tot de gewenste stand voor lampjes wisselen versnelling wordt weergegeven en druk dan op knop 'B'. De display geeft achtereenvolgens weer: •
SE (Schaal-stand);
•
3 (3 LED-stand);
•
6 (6 LED-stand);
•
OFF (uit, lampjes versnelling uitgeschakeld).
Wanneer de stand lampjes wisselen versnelling geselecteerd is, beweegt de naald van de toerenteller naar de laatste ingestelde positie. De omw/min worden getoond in het displayscherm waarbij de 1.000-eenheden knipperen.
2
wisselen
Opmerking: •
De motorfiets wordt af fabriek geleverd met de lampjes voor wisselen versnelling ingesteld op de 6-LED-stand bij 3.500 omw/min.
1
3
1
chdo_3
1. 1.000 omw/min-eenheden 2. Knop A 3. Knop B
De ingestelde snelheid veranderen
3
Als u de instelling wilt wijzigen in stappen van 1.000 omw/min, drukt u op de knop 'A'. Elke keer dat u knop 'A' indrukt, wordt de instelling verhoogd in stappen van 1.000 omw/min tot de maximum omw/mingrens. Wanneer de maximum omw/mingrens bereikt is, keert de instelling terug naar 3.500 omw/min.
4
2
chdo_2
1. 2. 3. 4.
Lampjes wisselen versnelling Displayscherm (stand 3 afgebeeld) Knop A Knop B
Let op: •
Wanneer de 1.000-omw/mineenheden ingesteld zijn op de maximum toerentalgrens, wordt SHIFt getoond.
31
Algemene informatie Wanneer de correcte instelling wordt getoond, drukt u op knop 'B' en beginnen de 100 omw/min-eenheden te knipperen.
Druk op knop 'A' tot rEturn zichtbaar is in het displayscherm, druk vervolgens op knop 'B'. Trip 1 wordt weergegeven in het displayscherm.
Lampjes wisselen versnelling in de stand OFF (uit) schakelen
2
Om de stand OFF te selecteren, controleert u of OFF in het displayscherm wordt weergegeven. Druk op knop 'B' en SHIFt wordt weergegeven in het displayscherm. Druk op knop 'A' tot rEturn zichtbaar is in het displayscherm, druk vervolgens op knop 'B'. Trip 1 wordt weergegeven in het displayscherm.
3
1 1
chdo_3
1. 100 omw/min-eenheden 2. Knop A 3. Knop B De instelling kan nu worden gewijzigd in stappen van 100 omw/min, ook weer tot de maximum toerentalgrens. Let op: •
Wanneer in deze stand 900 wordt bereikt, wordt bij de volgende keer dat knop 'A' wordt ingedrukt, het display teruggezet naar 000.
Elke keer dat u knop 'A' indrukt, wordt de instelling verhoogd in stappen van 100 omw/min. Wanneer de correcte instelling wordt getoond, wordt met het indrukken van knop 'B' de instelling bevestigd, SHIFt wordt weergegeven in het displayscherm en alle lampjes wisselen versnelling gaan knipperen.
32
2 chdo_5
1. Lampjes wisselen versnelling 2. Displayscherm (stand OFF afgebeeld)
Algemene informatie Rondetimer
Maximumsnelheid De maximaal bereikte snelheid per ronde en het rondenummer. Gemiddelde snelheid
2
De gemiddelde snelheid per ronde en het rondenummer. Gereisde afstand De afgelegde afstand per ronde en het rondenummer. De rondetimer in- of uitschakelen Om de rondetimer in of uit te schakelen, terwijl de motorfiets stilstaat en in neutraal staat, zet u het contact in de stand AAN.
1 cfio_1
1. Het scherm 2. Knop A De rondetimer geeft de volgende informatie: rondetijd, aantal ronden, gemiddelde snelheid, maximale snelheid en de afgelegde afstand. Elk scherm toont de volgende informatie: Rondetijd De tijd die verstreken is tijdens de ronde (het rondenummer wordt afgebeeld in de snelheidsmeterdisplay). Er wordt informatie opgeslagen van elke ronde sinds de laatste reset. Opmerking: •
De rondetimer wordt na 100 minuten teruggezet op nul.
Druk op knop 'A' tot set up zichtbaar is in het displayscherm en laat de knop los. Druk vervolgens op knop 'B'. Druk op knop 'A' tot Lap (ronde) zichtbaar is en laat de knop los, druk vervolgens op knop 'B'. ON (aan) of OFF (uit) knippert in het displayscherm. Druk op knop 'A' om de gewenste weergave te selecteren en druk vervolgens op knop 'B'. Raak de knoppen 'A' of 'B' niet aan tot Lap wordt weergegeven in het displayscherm. Druk vervolgens op knop 'A' en laat deze los wanneer rEturn (terug) zichtbaar is en druk vervolgens op knop 'B'. Trip 1 wordt weergegeven in het displayscherm. De rondetimer heeft twee werkstanden: de gegevensopslagmodus en de gegevensophaalmodus.
Aantal ronden Het aantal ronden sinds de laatste reset wordt afgebeeld. De rondetimer kan maximaal 50 ronden opslaan.
33
Algemene informatie Om de gegevensopslagmodus te selecteren, zet u het contact in de stand AAN.
Waarschuwing Probeer nooit onder het rijden te wisselen tussen de werkstanden van de rondetimer, dit kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Gegevensopslagmodus
1
2
Druk op knop 'A' tot Lap zichtbaar is op het displayscherm en laat de knop los, druk vervolgens op knop 'B'. L01 en een stopwatchpictogram worden weergegeven op de snelheidsmeterdisplay en de rondetimer wordt zichtbaar op het displayscherm. Als u op de startknop drukt (terwijl alleen de motor loopt) start de rondetimer. De display toont de rondetijd in minuten, seconden en honderdsten van een seconde, en het stopwatchpictogram brandt.
Registratie nieuwe ronde
3
cfiv_11
1. Rondedisplay 2. Stopwatchpictogram 3. Rondetijd Opmerking: •
34
De gegevensopslagmodus en de gegevensophaalmodus zijn alleen actief wanneer de rondetimer (lap) ingeschakeld is.
ccmh_1
1
1. Startknop Als u aan het einde van de ronde weer op de startknop drukt, wordt het begin van een nieuwe ronde geregistreerd. De display toont gedurende 5 seconden de laatste rondetijd en vervolgens het nieuwe rondenummer gedurende 5 seconden. Na deze tijd wordt op de display van de snelheidsmeter het huidige rondenummer getoond en wordt op het displayscherm de huidige rondetijd getoond.
Algemene informatie Gegevensophaalmodus
1
2
4
Als u de gegevensophaalmodus opstart, wordt de rondetijd van de eerste ronde afgebeeld. Het rondenummer wordt afgebeeld op de plaats van de snelheidsmeterdisplay.
1
2
4
5 3
cfiv_12
1. 2. 3. 4. 5.
Rondenummer Stopwatchpictogram Rondetimer Knop A Knop B
De gegevensophaalmodus kan op twee manieren worden opgestart: •
Als het contact in de stand AAN staat, drukt u op knop 'B', terwijl de rondetimer wordt weergegeven.
•
In de Gegevensophaalmodus, met draaiende motor en stilstaande motorfiets, drukt u gedurende 2 seconden op de startknop. Dan wordt op de display weer 'Lap' afgebeeld. Van daaruit drukt u op knop 'B'.
5 cfiv_12
1. 2. 3. 4. 5.
3
Rondenummer Stopwatchpictogram Rondetimer Knop A Knop B
Druk op knop 'A' tot de gewenste ronde (met een maximum van 50 ronden) wordt weergegeven.
Opmerking: •
U kunt geen toegang krijgen tot de gegevensophaalmodus terwijl de motorfiets rijdt.
35
Algemene informatie Druk op knop 'B' en laat deze los om in onderstaande volgorde door de beschikbare gegevens te bladeren: •
Gemiddelde snelheid (per ronde of van het totaal van alle ronden);
•
Maximale snelheid (per ronde of de maximaal behaalde snelheid);
•
Afgelegde afstand (per ronde of van het totaal van alle ronden);
•
Rondetijd.
1
2
4
5 cfiw_11
3
1. Rondenummer 2. Stopwatchpictogram 3. Gegevensophaalmodus (gemiddelde snelheid afgebeeld) 4. Knop A 5. Knop B De snelheid en de afstand worden afgebeeld in kilometers of mijlen, afhankelijk van de eenheden die worden afgebeeld door de snelheidsmeter.
36
Rondetimer resetten en afsluiten Om de rondetimer te resetten en af te sluiten, drukt u 2 seconden op knop 'B'. Na 2 seconden wordt de rondetimer gereset en wordt Lap weergegeven op het displayscherm. Dan worden de opgeslagen gegevens van alle opgeslagen ronden gewist. Om de gegevensophaalmodus af te sluiten zonder de rondetimer te resetten, houdt u knop 'A' gedurende 2 seconden ingedrukt, Lap wordt weergegeven op het displayscherm. Druk op knop 'A' tot het gewenste display wordt weergegeven en laat de knop los.
Algemene informatie Meter koelvloeistoftemperatuur
Brandstofmeter 2
1
1
cfik_1
1. Meter koelvloeistoftemperatuur De meter koelvloeistoftemperatuur geeft de temperatuur van de motorkoelvloeistof aan. Als het contact wordt ingeschakeld, worden alle 8 blokjes in de display weergegeven. Als de motor koud wordt gestart, geeft de display 1 blokje weer. Zodra de temperatuur stijgt, worden in de display meer blokjes weergegeven. Als de motor warm wordt gestart, toont de display het bijbehorende aantal blokjes, afhankelijk van de motortemperatuur.
1. Brandstofmeter 2. Knop B De brandstofmeter geeft de hoeveelheid brandstof in de tank aan. Terwijl het contact ingeschakeld is, wordt het brandstofniveau aangegeven door het aantal blokjes dat in de display wordt weergegeven. Als de brandstoftank vol is, worden alle 12 blokjes weergegeven, als de tank leeg is, worden geen blokjes weergegeven. Andere aanduidingen geven brandstofniveaus tussen vol en leeg weer.
Het normale temperatuurbereik is 3 tot 5 blokjes. Als de temperatuur van de koelvloeistof te hoog wordt, toont de display 8 blokjes en begint te knipperen. Het waarschuwingslampje hogekoelvloeistoftemperatuur in de toerenteller gaat eveneens branden.
37
Algemene informatie Wanneer 2 blokjes worden weergegeven, gaat het waarschuwingslampje brandstofniveau laag branden. Hiermee wordt aangegeven dat er ongeveer nog 4,5 liter brandstof in de tank is en er bij de eerstvolgende mogelijkheid dient te worden getankt. Wanneer een dagteller wordt weergegeven, kan het rijbereik totdat de tank leeg is worden weergegeven door herhaald op knop 'B' te drukken, totdat het bereik zichtbaar is. Na het tanken, worden de gegevens van de brandstofmeter en de resterende actieradius alleen bijgewerkt tijdens het rijden op de motorfiets. Afhankelijk van de rijstijl kan het bijwerken tot 5 minuten duren.
Bandspanningscontrolesysteem (TPMS) (Uitsluitend op modellen met TPMS)
Waarschuwing De toepassing van het TPMS-systeem ontslaat u niet van de verplichting dagelijks de bandenspanning te controleren. Controleer de bandenspanning wanneer de banden koud zijn en gebruik een nauwkeurige bandenspanningsmeter (zie pagina 113). Het gebruik van het TPMS-systeem voor het instellen van de bandenspanningen kan resulteren in verkeerde bandenspanningen wat leidt tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Functie Bandspanningssensoren zijn bij het voor- en het achterwiel gemonteerd. Deze sensoren meten de luchtdruk in de band en verzenden de drukgegevens naar de instrumenten. Deze sensoren verzenden de gegevens pas wanneer de motorfiets harder rijdt dan 20 km/h. In het weergavegedeelte worden twee streepjes getoond tot het bandspanningssignaal is ontvangen. Het bandspanningscontrolesysteem (TPMS) is een ingebouwde accessoire die door uw erkende Triumph-dealer moet worden gemonteerd. Het TPMS-display in de instrumentengroep wordt alleen geactiveerd wanneer het systeem gemonteerd is.
38
Algemene informatie Op de velg wordt een sticker aangebracht om de positie van de bandspanningssensor aan te geven die zich vlakbij het ventiel bevindt.
Serienummer bandspanningssensor Het serienummer van elke bandenspanningssensor is afgedrukt op een label dat op de sensor is aangebracht. De dealer kan dit nummer nodig hebben voor onderhoud of diagnose.
Wanneer het TPMS-systeem als accessoire op de motorfiets gemonteerd wordt, dient u te controleren of de serienummers van de spanningssensoren van voor- en achterband door de dealer in de ruimtes hieronder genoteerd zijn.
Sensor voorzijde
Sensor achterzijde
Wanneer het TPMS-systeem af fabriek gemonteerd is, worden in de onderstaande ruimten labels geplaatst met de serienummers van de sensoren aan de vooren achterzijde.
39
Algemene informatie Om de bandspanningsweergave weer te geven, zet u het contact in de stand AAN.
Systeemweergave
Druk op knop 'A' tot psi of bAr zichtbaar is in het displayscherm en laat de knop los.
Waarschuwing Probeer nooit onder het rijden te wisselen tussen de weergavemodi voor voor- en achterband, dit kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
5 1 3 F R
4 2
6 cfio_14
1. 2. 3. 4. 5. 6.
40
TPMS-symbool Bandspanningsweergave Voorband, geïdentificeerd Achterband, geïdentificeerd Knop A Knop B
Druk op knop 'B' om de voor- of de achterbandspanning te selecteren en laat de knop los. Wanneer het bandspanningscontrolesysteem geselecteerd is, wordt —— psi of bAr zichtbaar in het displayscherm tot de motorfiets een snelheid van meer dan 20 km/h heeft bereikt en het bandspanningssignaal is ontvangen. Om de bandspanningsweergave te sluiten, drukt u op knop 'A' tot de gewenste weergave wordt getoond en laat u de knop los.
Algemene informatie Sensorbatterijen
Bandspanning
Wanneer de batterijspanning in een spanningssensor laag is, wordt LO bAt (lege batt.) weergegeven en het TPMS-symbool geeft aan welke wielsensor een lage batterijspanning heeft. Wanneer de batterijen volledig leeg zijn, worden alleen strepen weergegeven in het displayscherm, het rode TPMS-waarschuwingslampje brandt en het TPMS-symbool knippert continu. Neem contact op met uw erkende Triumph-dealer om de sensor te laten vervangen en het nieuwe serienummer te laten noteren in de daarvoor bestemde ruimtes op pagina 39.
De bandspanningen die in uw instrumentenpaneel worden getoond, geven de actuele bandspanning weer op het moment waarop de weergave is geselecteerd. Dit kan afwijken van de bandspanning die is ingesteld toen de banden koud waren, omdat banden kunnen opwarmen tijdens het rijden, waardoor de lucht in de band kan uitzetten en de spanning toeneemt. Bij de koude bandspanningswaarden die door Triumph worden opgegeven, is hiermee rekening gehouden.
5
3
1
Eigenaren moeten de bandspanningen uitsluitend aanpassen wanneer de banden koud zijn, met behulp van een nauwkeurige bandspanningsmeter (zie pagina 113) en mogen niet de bandspanningsweergave op het instrumentenpaneel gebruiken.
Waarschuwing
2 hd
1. 2. 3. 4. 5.
4
6
TPMS-symbool Het scherm Voorband, geïdentificeerd Achterband, geïdentificeerd TPMS-waarschuwingslampje
Er is een storing in het TPMS-systeem wanneer het TPMS-symbool continu knippert en het TPMS-waarschuwingslampje blijft branden terwijl de contactschakelaar in de stand Aan staat. Neem contact op met uw erkende Triumph-dealer om de storing te laten verhelpen.
Het bandspanningscontrolesysteem mag niet worden gebruikt als een bandspanningsmeter tijdens het aanpassen van de bandspanningen. Voor de juiste bandspanning controleert u altijd de bandspanningen wanneer de banden koud zijn en gebruikt u een nauwkeurige bandspanningsmeter (zie pagina 113). Het gebruik van het TPMS-systeem voor het instellen van de bandspanningen kan resulteren in verkeerde bandspanningen wat leidt tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
41
Algemene informatie Vervangende banden Wanneer banden vervangen worden, zorgt u ervoor dat de monteurs geïnformeerd zijn over de gemonteerde bandspanningssensoren op de wielen en laat u altijd een erkende Triumph-dealer uw banden monteren (zie pagina 116).
Waarschuwingslampjes Richtingaanwijzers Indien de richting-aanwijzerschakelaar naar links of naar rechts wordt gedrukt, knippert de indicator van de richtingaanwijzer in hetzelfde tempo als de richtingaanwijzer.
Grootlicht Wanneer het contact wordt ingeschakeld en de koplampschakelaar is ingesteld op 'grootlicht', gaat het waarschuwingslampje voor grootlicht branden.
Brandstofniveau laag De indicator brandstofniveau laag gaat branden wanneer er nog circa 4,5 liter brandstof in de tank aanwezig is.
Neutraal De neutraal-indicator geeft aan dat de transmissie in neutraal staat (geen versnelling ingeschakeld). Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de transmissie in neutraal staat terwijl de contactschakelaar in de stand AAN staat.
Waarschuwingslampje lage oliedruk Als bij draaiende motor de oliedruk gevaarlijk laag wordt, gaat het waarschuwingslampje lage oliedruk in de toerenteller branden.
42
Algemene informatie
Voorzichtig Schakel de motor direct uit indien het waarschuwingslampje lage oliedruk gaat branden. De motor niet opnieuw starten voordat de storing is verholpen. Indien de motor draait terwijl het waarschuwingslampje lage oliedruk brandt, kan ernstige motorschade ontstaan. Het waarschuwingslampje lage oliedruk in de toerenteller gaat branden, als het contact wordt ingeschakeld en de motor niet draait.
Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur Als bij draaiende motor de koelvloeistoftemperatuur gevaarlijk hoog wordt, gaat het waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur in de toerenteller branden.
Voorzichtig Schakel de motor direct uit indien het waarschuwingslampje hogekoelvloeistoftemperatuur gaat branden. De motor niet opnieuw starten voordat de storing is verholpen. Indien de motor draait terwijl het waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur brandt, kan ernstige motorschade ontstaan.
Het waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur in de toerenteller gaat branden, als het contact wordt ingeschakeld en de motor niet draait.
Waarschuwingslampje storing motormanagementsysteem Het waarschuwingslampje storing motormanagementsysteem gaat branden wanneer het contact wordt ingeschakeld (om aan te geven dat het systeem werkt), maar mag niet branden wanneer de motor draait. Indien het waarschuwingslampje gaat branden terwijl de motor draait, betekent dit dat er een storing is opgetreden in een of meer systemen die door het motormanagementsysteem worden geregeld. In dergelijke gevallen schakelt het motormanagementsysteem over naar de 'thuis-breng-modus', zodat de rit kan worden voortgezet indien de storing niet zo ernstig is dat de motor niet kan draaien.
Waarschuwing Verlaag de snelheid en rijd niet langer door dan noodzakelijk is terwijl dit waarschuwingslampje brandt. De storing kan de motorprestaties, de uitlaatemissies en het brandstofverbruik negatief beïnvloeden. Verlaagde motorprestaties kunnen gevaarlijke rijomstandigheden veroorzaken, die kunnen leiden tot verlies van controle en een ongeval. Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende Triumph-dealer, om de storing te laten inspecteren en verhelpen.
43
Algemene informatie Let op:
Zonder ingebouwde alarminstallatie
•
Wanneer de contactschakelaar in de stand UIT is gedraaid, knippert de alarminstallatie/ startonderbreker-lamp gedurende 24 uur om aan te geven dat de startonderbreker ingeschakeld is. Wanneer de contactschakelaar in de stand AAN is gedraaid, zijn startonderbreker en indicatielampje uitgeschakeld.
Als het waarschuwingslampje knippert als het contact wordt ingeschakeld, neem dan zo snel mogelijk contact op met een erkende Triumph-dealer om deze situatie te verhelpen. Onder deze omstandigheden zal de motor niet starten.
Controlelamp alarminstallatie/startonderbreker Dit Triumph-model is uitgerust met een motorstartonderbreker die geactiveerd wordt wanneer de contactschakelaar in de stand UIT wordt gedraaid. Wanneer de motorfiets voorzien is van een optioneel in te bouwen alarminstallatie, werkt de startonderbreker als normaal, maar de alarminstallatie/ startonderbreker-lamp werkt zoals hieronder beschreven. Met ingebouwde alarminstallatie De alarminstallatie/startonderbreker-lamp gaat alleen branden wanneer is voldaan aan de voorwaarden zoals beschreven in de instructies van een optioneel in te bouwen alarminstallatie.
44
Als het indicatielampje blijft branden, betekent dit dat er een storing in de startonderbreker is, die nader moet worden onderzocht. Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende Triumph-dealer, om de storing te laten inspecteren en verhelpen. ABS-lampje (anti-blokkeerremsysteem) (uitsluitend op modellen met ABS) Wanneer de contactschakelaar in de stand AAN wordt gedraaid, is het normaal dat het ABSwaarschuwingslampje knippert. Het lampje blijft knipperen na het starten van de motor tot de motorfiets voor het eerst een snelheid van meer dan 10 km/u bereikt, waarna het lampje dooft. Behalve wanneer het ABS-systeem is uitgeschakeld (zie pagina 28), of wanneer een storing aanwezig is, mag het lampje niet gaan branden tot de motor opnieuw wordt gestart.
Algemene informatie Als het lampje op enig ander moment onder het rijden gaat branden, betekent dit dat er een storing in het ABS is opgetreden, die nader moet worden onderzocht.
Waarschuwing Als het ABS niet werkt, functioneert het remsysteem verder als een niet-ABS remsysteem. Rijd niet langer door dan noodzakelijk is terwijl dit lampje brandt. Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende Triumph-dealer, om de storing te laten inspecteren en verhelpen. In deze situatie kan te hard remmen een blokkering van de wielen veroorzaken, hetgeen kan leiden tot verlies van controle en een ongeval.
Bandspanningswaarschuwingslampje (Uitsluitend op modellen met TPMS) Het bandspanningswaarschuwingslampje werkt samen met het bandspanningscontrolesysteem (zie pagina 38). Het waarschuwingslampje gaat alleen branden wanneer de bandspanning voor of achter onder de aanbevolen spanningswaarde ligt. Het gaat niet branden wanneer de bandspanning te hoog is. Wanneer het waarschuwingslampje brandt, wordt in het weergavegebied automatisch het TPMS-symbool getoond dat aangeeft welke band een te lage bandspanning heeft met de bijbehorende bandspanning.
Zie ook Remmen op pagina 65.
1 2 R
3 cfio_17
1. TPMS-symbool 2. Achterband, geïdentificeerd 3. Bandspanning
45
Algemene informatie De bandspanning waarbij het waarschuwingslampje gaat branden, heeft een temperatuurcompensatie tot 20°C maar de weergave van de numerieke spanningswaarde die erbij hoort, heeft dat niet (zie pagina 41). Zelfs wanneer de numerieke weergave de standaard bandspanning precies of ongeveer aangeeft terwijl het waarschuwingslampje brandt, wordt een lage bandspanning aangegeven en is een lekke band de meest waarschijnlijke oorzaak.
Contactsleutel
1
Waarschuwing Zet de motorfiets stil wanneer het bandspanningswaarschuwingslampje gaat branden. Rij niet op de motorfiets tot de banden gecontroleerd zijn en de bandspanningen zich op hun aanbevolen spanning bevinden wanneer ze koud zijn.
ceom
1. Sleutelnummerlabel De contactsleutel wordt, behalve voor het bedienen van stuurslot/contactschakelaar, gebruikt voor het openen van het zadelslot en de tankdop. Bij aflevering vanuit de fabriek, worden twee sleutels meegeleverd en een label waarop het sleutelnummer is vermeld. Noteer het sleutelnummer en bewaar de reservesleutel en het sleutellabel op een veilige plaats, niet in de buurt van de motorfiets. In de sleutel is een transponder aangebracht om de motorstartonderbreker uit te schakelen. Om er zeker van te zijn dat de startonderbreker correct functioneert, altijd maar een van de twee contactsleutels in de buurt van de contactschakelaar houden. Wanneer twee contactsleutels zich in de buurt van de schakelaar bevinden, kan het inschakelsignaal tussen de transponder en de motorstartonderbreker worden verstoord. In die situatie blijft de motorstartonderbreker ingeschakeld tot een van de twee contactsleutels verwijderd is.
46
Algemene informatie Contactschakelaar/stuurslot 3
Voorzichtig Bewaar de reservesleutel niet bij de motorfiets, omdat hierdoor de beveiliging in gevaar wordt gebracht.
SH
4
O FF
ON
PU
Bestel vervangende sleutels altijd bij uw erkende Triumph-dealer. Vervangende sleutels moeten door uw erkende Triumphdealer worden 'gekoppeld' aan de startonderbreker van de motorfiets.
2 P
5 1 1. 2. 3. 4. 5.
Contactschakelaar/stuurslot Stand VERGRENDELD Stand UIT Stand AAN Stand PARKEREN
Motorstartonderbreker De behuizing van de contactslotcilinder fungeert als een antenne voor de motorstartonderbreker. Wanneer het contactslot in de stand UIT wordt gedraaid en de contactsleutel wordt verwijderd, is de motorstartonderbreker ingeschakeld (zie pagina 44). De motorstartonderbreker wordt uitgeschakeld wanneer de contactsleutel in de contactschakelaar steekt en in de stand AAN wordt gedraaid.
47
Algemene informatie Standen contactschakelaar Deze schakelaar heeft vier, met een sleutel bediende standen. De sleutel kan uitsluitend uit de contactschakelaar worden verwijderd, indien deze in de stand UIT, VERGRENDELD of P (PARKEREN) staat. Stand VERGRENDELD: Draai het stuur volledig naar links, draai de sleutel in de stand OFF, druk de sleutel in en laat hem los en draai de sleutel vervolgens in de stand VERGRENDELD. PARKEREN: Draai de sleutel vanuit de stand VERGRENDELD in de stand P (PARKEREN). Het stuurslot blijft ingeschakeld. Let op: •
Laat het stuurslot niet gedurende langere tijd in de stand P (PARKEREN) ingeschakeld, aangezien dit leidt tot ontladen van de accu.
Waarschuwing Om redenen van beveiliging en veiligheid de contactschakelaar altijd in de stand UIT plaatsen en de sleutel verwijderen wanneer de motorfiets onbeheerd wordt achtergelaten. Onbevoegd gebruik van de motorfiets kan leiden tot verwonding van de berijder, medeweggebruikers en voetgangers en beschadiging van de motorfiets.
48
Waarschuwing Het stuurslot wordt ingeschakeld wanneer de sleutel in de contactschakelaar steekt en deze in de stand VERGRENDELD of P (PARKEREN) wordt gezet. Draai de sleutel nooit onder het rijden in de stand VERGRENDELD of P (PARKEREN), omdat hierdoor het stuurslot kan worden ingeschakeld. Een ingeschakeld stuurslot leidt tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Algemene informatie Stelschroef rem- en koppelingshendel
Remhendel
1
De hendels van de voorrem en de koppeling zijn voorzien van een stelmechanisme. Met afstellers kan de afstand tussen de handgreep en de hendels worden ingesteld aan de spanwijdte van de hand van de berijder.
2
Koppelingshendel
3
2 cggq
1. Remhendel 2. Stelschroef 4
Om de remhendel af te stellen, duwt u de hendel naar voren en draait u de stelschroef in om de afstand te vergroten of uit om de afstand tot de stuurstang te verkleinen.
2
1 3
cggr_1
1
1. Koppelingshendel 2. Stelwieltje 3. Driehoekige markering Om de koppelingshendel af te stellen, de hendel naar voren drukken en het stelwieltje op een van de genummerde standen met de driehoekige markering op de hendelhouder draaien. De afstand tussen de handgreep en de losgelaten hendel is het kleinst wanneer het stelwieltje is ingesteld op stand 4 en het grootst wanneer dit is ingesteld op stand 1.
Waarschuwing Probeer nooit onder het rijden de hendels af te stellen, dit kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Gebruik na het afstellen van de hendels de motorfiets eerst ergens waar geen verkeer is, om vertrouwd te raken met de nieuwe afstelling. Leen uw motorfiets niet uit aan anderen, omdat iemand de hendels kan afstellen op een manier die u niet gewend bent en dit kan leiden tot verlies van controle en een ongeval.
49
Algemene informatie Schakelaars rechterstuurstang
Let op: •
1
Hoewel de motorstopschakelaar de motor uitschakelt, worden hierdoor niet alle elektrische circuits uitgeschakeld. Dit kan leiden tot problemen met het opnieuw starten van de motor door een ontladen accu. Normaliter dient uitsluitend de contactschakelaar te worden gebruikt om de motor te stoppen.
Voorzichtig ccmh
Laat de contactschakelaar niet in de stand AAN staan wanneer de motor niet draait, omdat dit kan leiden tot schade aan elektrische onderdelen en het ontladen van de accu.
2
1. Motorstopschakelaar 2. Startknop
Motorstopschakelaar De contactschakelaar moet in de stand AAN staan en de motorstopschakelaar moet in de stand DRAAIEN staan om met de motorfiets te kunnen rijden. De motorstopschakelaar is bedoeld voor gebruik in een noodgeval. Indien zich een noodgeval voordoet waarbij het uitschakelen van de motor noodzakelijk is, zet u de motorstopschakelaar in de stand STOPPEN.
50
Startknop De startknop bedient de elektrische starter. Om de starter te kunnen inschakelen, moet de koppelingshendel tegen de handgreep worden getrokken. Let op: •
Ook wanneer de koppelingshendel tegen de handgreep is getrokken, werkt de starter niet indien de zijstandaard is uitgeklapt en een versnelling is ingeschakeld.
Algemene informatie Schakelaars linkerstuurstang
Richtingaanwijzerschakelaar Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar naar links of naar rechts wordt geduwd, knippert ook de indicator van de betreffende richtingaanwijzer. De schakelaar indrukken en loslaten om de richtingaanwijzers uit te schakelen.
4
Claxonknop
1 3
ccmg
1. 2. 3. 4.
2
Dimschakelaar koplamp Richtingaanwijzerschakelaar Claxonknop Passeerknop
Wanneer de claxonknop wordt ingedrukt en het contact in de stand AAN staat, klinkt de claxon.
Passeerknop Wanneer de passeerknop wordt ingedrukt, wordt het grootlicht van de koplamp ingeschakeld. Dit blijft branden zolang de knop ingedrukt wordt gehouden, en gaat uit zodra de knop wordt losgelaten.
Dimschakelaar koplamp Met de dimschakelaar van de koplamp kan dimlicht of grootlicht worden ingeschakeld. Druk de schakelaar naar voren om grootlicht in te schakelen. Trek de schakelaar naar achteren om dimlicht in te schakelen. Indien grootlicht is ingeschakeld, brandt de indicator grootlicht. Let op: •
Op dit model is geen aan/uitschakelaar voor verlichting aangebracht. De koplamp, het achterlicht en de kentekenplaatverlichting gaan automatisch branden wanneer het contact in de stand AAN wordt gedraaid.
51
Algemene informatie Brandstofvoorziening/tanken Waarschuwing
Brandstoftype Pb
Uw Triumph-motor is ontworpen voor loodvrije benzine en levert optimale prestaties indien het juiste type benzine wordt gebruikt. Gebruik altijd loodvrije benzine met een octaangehalte van 95.
Voorzichtig In alle landen, behalve Australië en Nieuw-Zeeland is het uitlaatsysteem voorzien van een katalysator, die zorgt voor een lagere uitstoot van schadelijke stoffen. De katalysator kan onherstelbaar beschadigen indien de brandstoftank helemaal leeg wordt gereden of indien het brandstofniveau zeer laag is. Zorg ervoor dat u altijd voldoende brandstof heeft voor uw rit.
Om de gevaren in verband met tanken te minimaliseren, dienen de volgende veiligheidsinstructies altijd in acht te worden genomen: Benzine (brandstof) is uiterst brandbaar en kan onder bepaalde omstandigheden exploderen. Zet voordat u gaat tanken de contactschakelaar in de stand UIT. Niet roken. Maak geen gebruik van een mobiele telefoon. Zorg ervoor dat de voor het tanken gebruikte ruimte goed geventileerd is en geen vlam- of vonkbronnen bevat. Hieronder valt ook apparatuur met een waakvlam. Vul de tank nooit zo vol, dat het brandstofniveau in de hals van de vulpijp stijgt. Warmteopname uit zonlicht of andere bronnen kan leiden tot uitzetten en uitlopen van de brandstof, waardoor brandgevaar ontstaat. Controleer na het tanken altijd of de tankdop goed gesloten en afgesloten is.
Voorzichtig Het gebruik van gelode benzine is in de meeste landen, staten of regio's verboden. Het gebruik van gelode benzine beschadigt de katalysator (indien aanwezig).
52
Omdat benzine (brandstof) uiterst brandbaar is, kan een benzinelek of het morsen van benzine, of het niet in acht nemen van de hiervoor genoemde veiligheidsinstructies, brand veroorzaken, met schade aan eigendommen, persoonlijk letsel of de dood als gevolg.
Algemene informatie Tankdop
Brandstoftank vullen Voorkom het vullen van de tank onder regenachtige of stoffige omstandigheden, omdat dit kan leiden tot verontreiniging van de brandstof.
Voorzichtig
2 1
Verontreinigde brandstof kan onderdelen van het brandstofsysteem beschadigen. Vul de brandstoftank langzaam om morsen te voorkomen. Vul de tank niet boven de onderzijde van de hals van de vulpijp. Hierdoor blijft ruimte voor een luchtlaag, zodat de brandstof in de tank kan uitzetten als gevolg van warmteopname vanuit de motorfiets of zonlicht.
1. Tankdop 2. Sleutel Open de afdekklep van het slot om de tankdop te openen. Steek de sleutel in het slot en draai de sleutel rechtsom.
1
Voor sluiten en afsluiten van de tankdop, de dop met de sleutel in het slot op zijn plaats drukken tot het slot 'vastklikt'. Verwijder de sleutel en sluit de klep.
2
3
Voorzichtig Het sluiten van de tankdop wanneer de sleutel niet in het slot zit, leidt tot beschadiging van de dop, de tank en het slotmechanisme.
cbdf
1. Maximaal brandstofniveau 2. Hals van de vulpijp 3. Luchtruimte
53
Algemene informatie Standaard Waarschuwing
Zijstandaard
Teveel brandstof vullen kan leiden tot morsen. Indien brandstof wordt gemorst, dient deze direct en volledig te worden opgenomen en dienen de hiervoor gebruikte materialen op een veilige manier te worden afgevoerd. Zorg ervoor dat tijdens het tanken geen brandstof op de motor, de uitlaatpijpen, de banden of andere onderdelen van de motorfiets wordt gemorst. Omdat benzine (brandstof) uiterst brandbaar is, kan een benzinelek of het morsen van benzine, of het niet in acht nemen van de hiervoor genoemde veiligheidsinstructies, brand veroorzaken, met schade aan eigendommen, persoonlijk letsel of de dood als gevolg. Bij of op de banden gemorste brandstof vermindert de grip van de band op de weg. Hierdoor ontstaan gevaarlijke rijomstandigheden, die kunnen leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Controleer na het tanken altijd of de tankdop goed gesloten en afgesloten is.
54
1
cgey
1. Zijstandaard Dit model is uitgerust met een zijstandaard waarop de motorfiets kan worden geparkeerd.
Waarschuwing De motorfiets is voorzien van een interlocksysteem, zodat niet met de motorfiets kan worden gereden terwijl de zijstandaard is uitgeklapt. Probeer nooit te rijden met de zijstandaard uitgeklapt en wijzig nooit iets aan het interlocksysteem, omdat dit kan leiden tot gevaarlijke rijomstandigheden met verlies van controle over de motorfiets en een ongeval als gevolg.
Algemene informatie Let op: •
Zadelslot
Draai wanneer de zijstandaard wordt gebruikt de stuurstang volledig naar links en laat de motorfiets in de eerste versnelling staan.
1
Controleer wanneer vóór het rijden de zijstandaard werd gebruikt, of deze volledig is ingeklapt voordat u op de motorfiets gaat zitten. Zie voor nadere informatie over veilig parkeren het hoofdstuk 'Het berijden van de motorfiets'. cgex
1. Zadelslot
Gereedschapsset en handboek De gereedschapsset en het handboek bevinden zich beide onder het zadel.
Het zadelslot bevindt zich aan de linkerzijde van de motorfiets, op het frame onder het zadel. Om het zadel te verwijderen, de startsleutel in het zadelslot steken en linksom draaien terwijl de achterzijde van het zadel omlaag wordt gedrukt. Hierdoor komt het zadel los van de vergrendeling en kan dit naar achteren worden geschoven om het volledig van de motorfiets te verwijderen. Aan de onderzijde van het zadel bevindt zich de brandstoftanksteun.
1
2 1. Zadel 2. Brandstoftanksteun
55
Algemene informatie Zadelonderhoud Om schade aan zadel of diens afdekking te voorkomen, mag men het zadel niet laten vallen of deze tegen een oppervlak plaatsen dat het zadel of de afdekking ervan kan beschadigen. Zie pagina 131 informatie.
voor
zadelreinigings-
Voorzichtig Om schade aan het zadel en de afdekking te voorkomen, mag men het zadel niet laten vallen. Plaats het zadel niet tegen de motorfiets of enig ander oppervlak waardoor zadel of afdekking beschadigd kan raken. Plaats het zadel in plaats daarvan met de zadelafdekking omhoog op een schone, vlakke ondergrond die is afgedekt met een zachte doek. Plaats geen voorwerpen op het zadel, waardoor de zadelafdekking beschadigd of vervuild kan raken. Om het zadel weer te plaatsen, de lip van het zadel onder de brandstoftank steken en het zadel aan de achterzijde omlaag drukken om dit te vergrendelen. Een klik is hoorbaar wanneer het zadel volledig in de vergrendeling vastklikt.
56
Waarschuwing Na het opnieuw aanbrengen het zadel stevig beetpakken en omhoog trekken, om te voorkomen dat het niet correct is bevestigd en onder het rijden losschiet. Indien het zadel niet goed in het slot is vergrendeld, komt het los uit het slot. Een loszittend of losgeschoten zadel kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden. Sjorhaken Aan de onderzijde van het zadel bevinden zich de sjorhaken. De sjorhaken zijn ontworpen om een lading tot 3,5 kg vast te zetten op het zadel met behulp van een touw. Om de sjorhaken te bereiken en te kunnen gebruiken, verwijdert u het zadel (zie pagina 55). Maak de haken los uit de binnenste klem en kantel ze rond en zet ze goed vast in de buitenste klemmen.
Algemene informatie Plaats het zadel weer terug, zoals beschreven op pagina 56.
1
2
1
3 cgfq
1. Sjorhaken 2. Binnenste klemmen 3. Buitenste klemmen
Waarschuwing Als het zadel wordt gebruikt voor het vervoeren van kleine voorwerpen, mogen deze niet zwaarder wegen dan 3,5 kg, mogen deze de controle over de motorfiets niet belemmeren, moeten deze stevig worden bevestigd en mogen deze niet uitsteken voorbij de zijkant of de achterzijde van de motorfiets. Het vervoeren van voorwerpen die zwaarder wegen dan 3,5 kg, die niet goed zijn bevestigd, die de controle over de motorfiets belemmeren of uitsteken voorbij de zijkant of achterzijde van de motorfiets, kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Zelfs wanneer kleine voorwerpen correct aangebracht zijn op de achterste zitplaats moet de maximumsnelheid van de motorfiets worden verlaagd naar 130 km/h.
Inrijden
Met inrijden wordt het proces bedoeld dat tijdens de eerste gebruiksuren van een nieuwe motorfiets plaatsvindt. Met name de inwendige wrijving in de motor is hoger wanneer de onderdelen nieuw zijn. Later, wanneer de onderdelen van de motor zijn 'ingereden', wordt deze inwendige wrijving aanzienlijk minder. Indien gedurende een zekere periode voorzichtig wordt gereden, blijft de uitlaatemissie laag en worden de prestaties, de brandstofbesparing en de levensduur van de motor en de overige onderdelen geoptimaliseerd. Gedurende de eerste 800 kilometer: •
Niet met volgas rijden.
•
Hoge motortoerentallen voorkomen.
•
Niet gedurende langere tijd met één bepaald hoog of laag motortoerental rijden.
•
Niet agressief wegrijden, stoppen of accelereren, behalve in noodgevallen.
•
Niet met een hogere snelheid rijden dan 3/4 van de topsnelheid.
beslist
Van 800 tot 1.500 kilometer: •
Het motortoerental mag gedurende korte tijd worden opgevoerd tot maximaal.
57
Algemene informatie Zowel tijdens als na het inrijden: •
Een koude motor nooit met een hoog toerental laten draaien.
•
De motor nooit overbelasten. Altijd een lagere versnelling inschakelen voordat de motor begint te 'protesteren'.
•
Rijd nooit met onnodig hoge motortoerentallen. Het inschakelen van een hogere versnelling heeft een positieve invloed op het brandstofverbruik, vermindert het lawaai en is beter voor het milieu.
Veilig gebruik Dagelijkse veiligheidscontrole
Controleer elke dag voordat u gaat rijden de volgende punten. De hiervoor benodigde tijd is minimaal, maar de controles leveren wel een bijdrage aan de veiligheid en betrouwbaarheid van uw motorfiets. Indien u tijdens deze controle een onregelmatigheid constateert, dient u het hoofdstuk Onderhoud en afstelling te raadplegen of contact op te nemen met een erkende Triumph-dealer, zodat de vereiste werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd om uw motorfiets in veilige staat te brengen.
Waarschuwing Indien deze controles niet elke dag voordat u gaat rijden worden uitgevoerd, kan ernstige schade aan de motorfiets en een ongeval met persoonlijk letsel of de dood het gevolg zijn.
58
Algemene informatie Controleer: Brandstof: Voldoende voorraad in de tank, geen brandstoflekkage (zie pagina 52). Motorolie: Controleer en corrigeer het oliepeil met behulp van de oliepeilstok. Voeg indien nodig olie met de juiste specificatie toe. Geen lekkage uit de motor of de oliekoeler (zie pagina 83). Aandrijfketting: pagina 95).
Juiste
afstelling
(zie
Banden/wielen: Controleer en corrigeer de bandspanning (bij koude banden). Profieldiepte/slijtage, beschadigingen aan banden/wielen, lekke banden, enz. (zie pagina 112). Moeren, bouten, bevestigingsmiddelen: Voer een visuele controle uit van alle onderdelen van de stuurinrichting en de ophanging, de assen en de bedieningselementen, controleer of alle onderdelen goed vastzitten of bevestigd zijn. Controleer de gehele motorfiets op loszittende/beschadigde bevestigingsmiddelen. Sturen: Soepel maar niet te los van aanslag tot aanslag. De bedieningskabels mogen niet blijven hangen (zie pagina 103). Remmen: Trek de remhendel in en trap het rempedaal in om op correcte weerstand te controleren. Controleer hendels/pedalen met een te grote vrije slag voordat weerstand wordt ondervonden en indien een van de bedieningselementen sponsachtig aanvoelt (zie pagina 99).
Remblokken: Er dient op de remblokken van de voorremmen meer dan 1,0 mm frictiemateriaal aanwezig te zijn en meer dan 1,5 mm voor de achterremmen (zie pagina 99). Remvloeistofpeil: Geen remvloeistoflekkage. Het remvloeistofpeil in beide reservoirs dient zich tussen de MAX- en MIN-markeringen te bevinden (zie pagina 102). Voorvorken: lekkage aan pagina 105).
Soepel bewegen. Geen de vorkafdichtingen (zie
Gasbediening: Speling gashandgreep 2 - 3 mm onder alle stuurhoeken. Controleer of de gashandgreep zonder te blijven hangen, teruggaat naar de stationaire stand (zie pagina 91). Koppeling: Soepele werking en de juiste hoeveelheid speling (zie pagina 94) onder alle stuurhoeken. Koelvloeistof: Geen koelvloeistoflekkage. Controleer het koelvloeistofpeil in het expansiereservoir (bij koude motor) (zie pagina 87). Elektrische installatie: Alle lichten en de claxon werken correct (zie pagina 46). Motorstopschakelaar: De stopschakelaar schakelt de motor uit (zie pagina 62). Standaard: Gaat door veerspanning terug naar volledig ingeklapte stand. Terughaalveren niet zwak of beschadigd (zie pagina 54).
59
Algemene informatie
Deze pagina met opzet blanco
60
Het berijden van de motorfiets HET BERIJDEN VAN DE MOTORFIETS Inhoudsopgave De motor uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62 De motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62 Wegrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63 Versnelling inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 Uitsluitend modellen met ABS (anti-blokkeerremsysteem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67 Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69 Punten van overweging bij het rijden met hoge snelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71 Sturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71 Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71 Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71 Banden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71 Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71 Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72 Koelvloeistof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72 Elektrische installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72 Overige . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
61
Het berijden van de motorfiets De motor uitschakelen 3
1
OFF
ON
5
2 1. 2. 3. 4. 5.
Motorstopschakelaar Startknop Neutraal-indicator Stand AAN Contactschakelaar
P
4
De motor starten Controleer of de motorstopschakelaar in de stand DRAAIEN staat. Controleer of de transmissie in neutraal staat.
Sluit de gasklep volledig.
Trek de koppelingshendel helemaal tegen de handgreep.
Zet de transmissie in neutraal.
Zet het contact aan.
Zet het contact uit. Selecteer de eerste versnelling. Zet de motorfiets op een stevige, egale ondergrond op de zijstandaard. Schakel het stuurslot in.
Voorzichtig Normaliter dient de motor te worden uitgeschakeld door de contactschakelaar in de stand UIT te zetten. De motorstopschakelaar is uitsluitend bedoeld voor gebruik in een noodgeval. Laat het contact niet ingeschakeld als de motor is uitgeschakeld. Dit kan beschadiging van het elektrische systeem tot gevolg hebben.
62
Let op: •
Wanneer het contact wordt ingeschakeld, beweegt de naald van de toerenteller snel van nul naar maximum en weer terug naar nul. De waarschuwingslampjes op het instrumentenpaneel gaan branden en vervolgens weer uit (behalve de lampjes die blijven branden tot de motor wordt gestart - zie pagina 42. Het is niet noodzakelijk om te wachten tot de naald weer op nul staan voordat de motor wordt gestart.
Het berijden van de motorfiets •
Bij zeer koude weersomstandigheden de gasklep gedeeltelijk openen om de koude start te vergemakkelijken. Sluit het gas weer als de motor is gestart.
Laat de gasklep volledig dicht en druk op de startknop tot de motor start. Laat de koppelingshendel langzaam los.
Waarschuwing Nooit de motor starten of laten draaien in een afgesloten ruimte. Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen binnen korte tijd bewusteloosheid en de dood tot gevolg hebben. Gebruik uw motorfiets uitsluitend in de open lucht of in een ruimte met afdoende ventilatie.
Voorzichtig Druk de starter niet langer dan 5 seconden onafgebroken in, omdat dit oververhitting van de startmotor en ontlading van de accu tot gevolg heeft. Wacht 15 seconden alvorens de starter opnieuw in te drukken, zodat de startmotor kan afkoelen en de accuspanning kan herstellen. Laat de motor niet langdurig stationair draaien, omdat dit oververhitting en motorschade kan veroorzaken.
Voorzichtig Het waarschuwingslampje lage oliedruk dient kort na het starten van de motor uit te gaan. Wanneer het waarschuwingslampje lage oliedruk na het starten van de motor blijft branden, de motor onmiddellijk uitschakelen en de oorzaak vaststellen. Indien de motor met een te lage oliedruk draait, ontstaat ernstige motorschade. •
Deze motorfiets is uitgerust met startblokkeerschakelaars. Deze schakelaars voorkomen dat de elektrische starter werkt wanneer de transmissie niet in neutraal staat met de zijstandaard uitgeklapt.
•
Als de zijstandaard bij draaiende motor omlaag wordt geklapt terwijl de transmissie niet in neutraal staat, stopt de motor, ongeacht de stand van de koppeling.
Wegrijden Trek de koppelingshendel helemaal tegen de handgreep en schakel de 1e versnelling in. Geef een beetje gas en laat de koppelingshendel langzaam opkomen. Open wanneer de koppeling begint aan te grijpen de gasklep iets verder, zodat het toerental van de motor hoog genoeg is om afslaan van de motor te voorkomen.
63
Het berijden van de motorfiets Versnelling inschakelen
Let op: •
Het schakelmechanisme is van het 'positive stop'-type. Dit betekent dat na elke beweging van schakelpedaal, slechts één versnelling omhoog of omlaag kan worden geschakeld.
Waarschuwing 1
cgez
1. Schakelpedaal Sluit de gasklep en trek gelijktijdig de koppelingshendel tegen de handgreep. Schakel naar de eerstvolgende hogere of lagere versnelling. Open de gasklep gedeeltelijk en laat gelijktijdig de koppelingshendel los. Gebruik altijd de koppeling om een andere versnelling in te schakelen.
Waarschuwing Zorg ervoor dat de gasklep in de lagere versnellingen niet te ver of te snel wordt geopend, omdat hierdoor het voorwiel van de grond wordt getild (een 'wheelie') en het achterwiel grip verliest (wielspin). Open de gasklep altijd voorzichtig, vooral wanneer u niet vertrouwd bent met de motorfiets, omdat een 'wheelie' of wielspin kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
64
Schakel niet naar een lagere versnelling bij snelheden die te hoge motortoerentallen (omw/min) veroorzaken. Hierdoor kan het achterwiel blokkeren, wat leidt tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Bovendien kan motorschade ontstaan. Schakelen naar een lagere versnelling dient zodanig te worden uitgevoerd, dat lage motortoerentallen gegarandeerd zijn.
Het berijden van de motorfiets Remmen
1
1 cggg
1. Rempedaal achterrem cghm
1. Remhendel voorrem
Waarschuwing Waarschuwing DENK BIJ HET REMMEN AAN HET VOLGENDE: Laat het gas helemaal los en de koppeling ingeschakeld, zodat de motor een bijdrage kan leveren aan het afremmen van de motorfiets. Schakel steeds één versnelling omlaag, zodat de transmissie in de 1e versnelling staat wanneer de motorfiets volledig stil staat. Gebruik bij het remmen altijd beide remmen tegelijk. Normaliter dient de voorrem iets sterker te worden gebruikt dan de achterrem.
Negeer indien een noodstop moet worden gemaakt het omlaag schakelen en concentreer u op het zo hard mogelijk inknijpen en intrappen van de voor- en achterrem zonder te slippen. Oefen het maken van een noodstop op een terrein zonder verkeer. (Zie ABS-waarschuwingen.) Triumph beveelt ten stelligste aan dat alle motorrijders de nodige lessen nemen, waarin ook veilig remmen aan de orde komt. Een onjuiste remtechniek kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Schakel naar een lagere versnelling of zet de motor in vrijloop om te voorkomen dat de motor afslaat. De remmen nooit vergrendelen, omdat dit kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
65
Het berijden van de motorfiets
Waarschuwing Wees bij het remmen (ongeacht of al dan niet ABS is geïnstalleerd), accelereren en bochten rijden altijd uiterst voorzichtig, omdat onvoorzichtigheid kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Het gebruiken van alleen de voor- of achterrem vermindert de algehele remkracht. Bijzonder hard remmen kan blokkeren van een van de wielen veroorzaken, wat kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval (zie ABS-waarschuwing). Indien mogelijk altijd vóór het inrijden van een bocht de snelheid terugnemen of remmen, omdat het terugnemen van gas of remmen in een bocht wielslip kan veroorzaken, wat kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Bij rijden in natte of regenachtige omstandigheden en op losse wegdekken, wordt het stuur- en remvermogen sterk verminderd. Onder deze omstandigheden dienen al uw acties soepel te verlopen. Plotseling accelereren, remmen of draaien kan verlies van controle over de motorfiets en een ongeval veroorzaken.
66
Waarschuwing Bij het afdalen van een lange, steile helling dient gebruik te worden gemaakt van de remwerking van de motor door naar een lagere versnelling te schakelen en dienen de remmen met tussenpozen te worden gebruikt. Voortdurend remmen kan de remmen oververhitten, waardoor de remkracht sterk wordt verminderd. Rijden met uw voet op het rempedaal of uw handen op de remhendel kan het remlicht inschakelen, waardoor andere weggebruikers foutieve informatie krijgen. Bovendien kunnen de remmen oververhit raken, waardoor de remkracht sterk wordt verminderd. Laat de motorfiets niet met uitgeschakelde motor uitrollen en laat de motor niet opslepen. De druksmering van de transmissie werkt uitsluitend wanneer de motor draait. Onvoldoende smering kan schade aan of vastlopen van de transmissie veroorzaken, wat kan leiden tot plotseling verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Het berijden van de motorfiets Uitsluitend modellen met ABS (antiblokkeerremsysteem)
Waarschuwing ABS voorkomt dat de wielen blokkeren, waardoor de effectiviteit van het remsysteem in noodgevallen en bij het rijden op gladde oppervlakken wordt geoptimaliseerd. De mogelijk kortere remweg die ABS onder bepaalde omstandigheden mogelijk maakt, zijn geen alternatief voor goed rijgedrag. Houd u altijd aan de wettelijk geldende snelheidslimiet. Rijd altijd met de nodige zorgvuldigheid en aandacht en verlaag de snelheid altijd in overeenstemming met de weers-, weg- en verkeersomstandigheden. In de bochten is altijd extra voorzichtigheid geboden. Als de remmen in een bocht worden gebruikt, kan ABS het gewicht en de vaart van de motorfiets niet compenseren. Hetgeen kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwingslampje ABS Wanneer de contactschakelaar in de stand AAN wordt gedraaid, is het normaal dat het waarschuwingslampje ABS gaat knipperen. (zie pagina 44). Wanneer het waarschuwingslampje ABS continu brandt, geeft dit aan dat de ABS-functie niet beschikbaar is omdat: •
de ABS-functie door de berijder is uitgeschakeld (zie pagina 28);
•
zich in het ABS-systeem een storing voordoet die onderzocht dient te worden.
Als het lampje tijdens het rijden gaat branden, betekent dit dat er een storing in het ABS is opgetreden, die nader moet worden onderzocht. Opmerking: •
Normaliter zal de berijder de ABSwerking ervaren als een steviger gevoel of een pulsatie van de remhendel en het rempedaal. Aangezien het ABS geen geïntegreerd remsysteem is en het de voor- en achterrem niet tegelijkertijd regelt, kan deze pulsatie kan voelbaar zijn in de hendel, het pedaal, of beide.
•
Het ABS kan worden geactiveerd door plotselinge opof neerwaartse veranderingen in het wegoppervlak.
Onder bepaalde omstandigheden kan een motorfiets met ABS een langere remweg hebben dan een gelijkwaardige motorfiets zonder ABS.
67
Het berijden van de motorfiets
Waarschuwing Als het ABS niet werkt, functioneert het remsysteem verder als een niet-ABS remsysteem. Rijd niet langer door dan noodzakelijk is terwijl dit lampje brandt. Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende Triumph-dealer, om de storing te laten inspecteren en verhelpen. In deze situatie kan te hard remmen een blokkering van de wielen veroorzaken, hetgeen kan leiden tot verlies van controle en een ongeval.
Waarschuwing Het ABS-waarschuwingslampje gaat branden als het achterwiel langer dan 30 seconden met hoge snelheid wordt aangedreven, terwijl de motorfiets op een standaard staat. Deze reactie is normaal. Wanneer het contact is uitgeschakeld en de motorfiets opnieuw wordt gestart, gaat het waarschuwingslampje branden tot de motorfiets een snelheid van meer dan 30 km/h bereikt.
68
Waarschuwing De ABS-computer werkt op basis van vergelijking van de relatieve snelheid van de voor- en achterwielen. Het gebruik van niet-goedgekeurde banden kan de wielsnelheid beïnvloeden en de ABSfunctie buiten werking stellen, wat kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval onder omstandigheden waarbij de ABS normaliter zou werken.
Het berijden van de motorfiets Parkeren
Let op: •
ccms_1
Zet de transmissie in neutraal en draai de contactschakelaar in de stand UIT. Schakel het stuurslot in om diefstal te bemoeilijken. Parkeer altijd op een stevige, egale ondergrond om te voorkomen dat de motorfiets omvalt. Parkeer op een helling altijd met de voorzijde naar het hogere gedeelte gericht, om te voorkomen dat de motorfiets van de standaard rolt. Zet de motorfiets in de eerste versnelling om te voorkomen dat deze wegrolt.
Bij parkeren in het donker wanneer er verkeer in de buurt is, of bij parkeren op een plaats waar het gebruik van parkeerlichten wettelijk verplicht is, dienen het achterlicht, het kentekenplaatlicht en de positielichten te blijven branden, door de contactschakelaar in de stand P (PARKEREN) te draaien.
Laat de contactschakelaar niet gedurende langere tijd in de stand P (PARKEREN) gedraaid, aangezien dit leidt tot ontladen van de accu.
Waarschuwing Parkeer nooit op een zacht of op een hellend oppervlak. Indien de motorfiets onder deze omstandigheden wordt geparkeerd, kan deze omvallen met schade aan eigendommen of persoonlijk letsel als gevolg.
Parkeer op een lateraal (zijwaarts) aflopend oppervlak altijd zo dat de helling de motorfiets in de richting van de zijstandaard duwt. Parkeer nooit op een zijwaarts aflopend oppervlak met een helling van meer dan 6° en parkeer nooit met de voorzijde van de motorfiets naar de aflopende zijde gekeerd.
69
Het berijden van de motorfiets
Waarschuwing Benzine is uiterst brandbaar en kan onder bepaalde omstandigheden exploderen. Controleer bij parkeren in een garage of andere ruimte, of deze goed geventileerd is en de motorfiets niet in de buurt staat van vlam- of vonkbronnen. Hieronder valt ook apparatuur met een waakvlam. Wanneer bovenstaand advies niet wordt opgevolgd, kan er brand ontstaan met schade aan eigendommen of persoonlijk letsel als gevolg.
Punten van overweging bij het rijden met hoge snelheid Waarschuwing Deze Triumph-motorfiets mag de wettelijk geldende snelheidslimieten niet overschrijden. Het met hoge snelheid op een motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn, aangezien de tijd om op bepaalde verkeerssituaties te reageren bij hogere snelheden aanzienlijk wordt verkort. Verlaag de snelheid altijd in overeenstemming met de weers- en verkeersomstandigheden.
Waarschuwing De motor en het uitlaatsysteem zijn na het rijden sterk verhit. Parkeer NOOIT op plaatsen waar voetgangers en kinderen de motorfiets kunnen aanraken. Het aanraken van een willekeurig deel van de motor of het uitlaatsysteem dat heet is kan brandwonden op de onbeschermde huid veroorzaken.
Waarschuwing Gebruik deze Triumph-motorfiets alleen met hoge snelheden tijdens wedstrijden op voor ander verkeer afgesloten weggedeelten of gesloten circuits. Het rijden met hoge snelheden is voorbehouden aan rijders die les hebben gehad in de technieken die noodzakelijk zijn voor het rijden met hoge snelheden en die vertrouwd zijn met de rijkarakteristieken van de motorfiets onder alle omstandigheden. Het rijden met hoge snelheden is onder alle andere omstandigheden gevaarlijk en kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
70
Het berijden van de motorfiets Remmen
Waarschuwing De rijkarakteristieken van een motorfiets zijn bij hoge snelheden anders dan bij de vertrouwde wettelijke snelheden. Probeer niet met hoge snelheden te rijden tenzij u hierin geoefend bent en beschikt over de hiervoor noodzakelijke vaardigheden, aangezien incorrecte bediening tot een ernstig ongeval kan leiden.
Waarschuwing De genoemde punten zijn uiterst belangrijk en dienen altijd in acht te worden genomen. Een probleem, dat bij normale snelheden wellicht niet wordt opgemerkt, kan bij hogere snelheden aanzienlijk worden verergerd.
Controleer of de voor- en achterrem correct werken.
Banden Het rijden met hoge snelheden leidt tot versnelde bandenslijtage. Banden die in goede staat verkeren zijn van essentieel belang voor het rijden met hoge snelheden. Controleer de algehele staat van de banden, controleer en corrigeer de bandspanning (bij koude banden) en controleer de wielbalans. Zet na het controleren van de bandspanning de ventieldoppen goed vast. Raadpleeg de hoofdstukken Onderhoud en Specificaties voor informatie over het controleren van de banden en veilig gebruik van de banden.
Brandstof Zorg voor voldoende brandstof, aangezien rijden met hoge snelheden het brandstofverbruik opvoert.
Algemeen Zorg ervoor dat de motorfiets wordt onderhouden overeenkomstig de periodieke onderhoudskaart.
Sturen Controleer of het stuur soepel draait, zonder overmatige speling of klemmen. Zorg ervoor dat de bedieningskabels het sturen niet hinderen.
Bagage Controleer of de bagagekoffers dicht en gesloten zijn en stevig aan de motorfiets zijn bevestigd.
Voorzichtig In alle landen, behalve Australië en Nieuw-Zeeland is het uitlaatsysteem voorzien van een katalysator, die zorgt voor een lagere uitstoot van schadelijke stoffen. De katalysator kan onherstelbaar beschadigen indien de brandstoftank helemaal leeg wordt gereden of indien het brandstofniveau zeer laag is. Zorg ervoor dat u altijd voldoende brandstof heeft voor uw rit.
71
Het berijden van de motorfiets Motorolie
Elektrische installatie
Controleer of het motoroliepeil correct is. Zorg bij het bijvullen voor olie van de juiste kwaliteitsgraad en het juiste type.
Controleer of de koplamp, het achter-/remlicht, de richtingaanwijzers, de claxon, enz. goed werken.
Koelvloeistof
Overige
Controleer of het koelvloeistofpeil op de bovenste vloeistofpeilmarkering in het expansiereservoir ligt. (Controleer het peil altijd bij een koude motor.)
Kijk of alle bevestigingsmiddelen stevig vastzitten.
72
Accessoires en belading ACCESSOIRES EN BELADING De toevoeging van accessoires en het vervoer van extra gewicht kunnen het rijgedrag van de motorfiets nadelig beïnvloeden, hetgeen veranderingen in stabiliteit veroorzaakt en rijden met lagere snelheden noodzakelijk maakt. De volgende informatie is samengesteld als leidraad in verband met de mogelijke gevaren van toevoeging van accessoires aan een motorfiets en het vervoer van passagiers en extra lading.
Waarschuwing
Waarschuwing Geen accessoires aanbrengen of bagage vervoeren die de controle over de motorfiets in gevaar brengt. Controleer of accessoires en belading geen belemmering vormen voor de zichtbaarheid van verlichtingscomponenten, de bodemspeling, overhellingsvermogen (d.w.z. hellingshoek), bediening, wielloop, voorvorkbeweging, zicht in alle richtingen of enig ander aspect van de werking van de motorfiets.
Onjuiste belading kan onveilige rijomstandigheden tot gevolg hebben, die kunnen leiden tot een ongeval. Zorg er altijd voor dat de vervoerde lading gelijkmatig over beide zijden van de motorfiets is verdeeld. Zorg ervoor dat de lading stevig is vastgebonden, zodat deze onder het rijden niet kan bewegen. Controleer regelmatig of de lading stevig is vastgebonden (maar nooit onder het rijden) en zorg ervoor dat de lading niet over de achterzijde van de motorfiets uit steekt. Overschrijd nooit het laadvermogen van 195 kg.
maximale
Dit maximale laadvermogen is het gecombineerde gewicht van de berijder, de passagier, de aangebrachte accessoires en de belading.
73
Accessoires en belading
Waarschuwing Rijd met een van accessoires voorziene motorfiets, of een motorfiets die op een of andere wijze beladen is, nooit harder dan 130 km/h. Onder beide omstandigheden mag er niet harder dan 130 km/h worden gereden, ook wanneer de wettelijke maximumsnelheden dit wel toestaan. De aangebrachte accessoires en/of lading brengen veranderingen in de stabiliteit en de hanteerbaarheid van de motorfiets met zich mee. Indien geen rekening wordt gehouden met veranderingen in de stabiliteit van de motorfiets, kan verlies van controle over de motorfiets of een ongeval het gevolg zijn. De absolute snelheidsgrens van 130 km/h dient te worden verlaagd indien nietgoedgekeurde accessoires worden aangebracht of de motorfiets wordt gebruikt met onjuiste belading, afgesleten banden, slechte algehele staat van de motorfiets en slechte wegof weersomstandigheden.
74
Waarschuwing Met deze motorfiets mag niet harder worden gereden dan de wettelijke snelheidsbeperking behalve op speciaal daarvoor bestemde afgesloten terreinen.
Waarschuwing Gebruik deze Triumph-motorfiets alleen met hoge snelheden tijdens wedstrijden op voor ander verkeer afgesloten weggedeelten of gesloten circuits. Het rijden met hoge snelheden is voorbehouden aan rijders die les hebben gehad in de technieken die noodzakelijk zijn voor het rijden met hoge snelheden en die vertrouwd zijn met de rijkarakteristieken van de motorfiets onder alle omstandigheden. Het rijden met hoge snelheden is onder alle andere omstandigheden gevaarlijk en kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Accessoires en belading
Waarschuwing
Waarschuwing
Uw passagier moet worden verteld dat hij of zij verlies van de controle over de motorfiets kan veroorzaken door het maken van plotselinge bewegingen of door de verkeerde zitpositie in te nemen.
Vervoer geen dieren op uw motorfiets. Een dier kan plotselinge en onberekenbare bewegingen maken die kunnen resulteren in het verlies van de controle over de motorfiets en een ongeluk.
De berijder moet de passagier als volgt instrueren: •
Het is belangrijk dat de passagier onder het rijden stil zit en de werking van de motorfiets niet belemmert.
•
Zijn of haar voeten op passagiersvoetsteunen houdt stevig vasthoudt aan zadelbeugel of de middel of heupen van de berijder.
de en de de
•
Vertel de passagier hoe hij of zij tegelijk met de berijder in de bochten moet overhellen, en niet mag overhellen tenzij de berijder dit ook doet.
Waarschuwing De hanteerbaarheid en het remvermogen van een motorfiets worden beïnvloed door de aanwezigheid van een passagier. De berijder dient, wanneer een passagier wordt vervoerd, rekening te houden met deze veranderingen. Het vervoeren van een passagier wordt afgeraden indien de berijder geen les heeft gehad in het vervoeren van een passagier en de veranderingen in rijkarakteristieken die dit met zich meebrengt niet kent. Indien geen rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van een passagier, kan verlies van controle over de motorfiets en een ongeval het gevolg zijn.
75
Accessoires en belading
Waarschuwing Geen passagiers vervoeren die niet lang genoeg zijn om de aangebrachte voetsteunen te kunnen bereiken. Een passagier die niet lang genoeg is om de voetsteunen te bereiken, kan niet stevig op de motorfiets zitten en kan instabiliteit veroorzaken, hetgeen leidt tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing Als het passagierszadel wordt gebruikt voor het vervoeren van kleine voorwerpen, mogen deze niet zwaarder wegen dan 3,5 kg, mogen deze de controle over de motorfiets niet belemmeren, moeten deze stevig worden bevestigd en mogen deze niet uitsteken voorbij de zijkant of de achterzijde van de motorfiets. Het vervoeren van voorwerpen die zwaarder wegen dan 3,5 kg, die niet goed zijn bevestigd, die de controle over de motorfiets belemmeren of uitsteken voorbij de zijkant of achterzijde van de motorfiets, kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval. Zelfs wanneer kleine voorwerpen correct aangebracht zijn op de achterste zitplaats moet de maximumsnelheid van de motorfiets worden verlaagd naar 130 km/h.
76
Onderhoud en afstelling ONDERHOUD EN AFSTELLING Inhoudsopgave Periodiek onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80 Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83 Oliepeil inspecteren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Olie verversen en oliefilter vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Oliespecificatie en kwaliteitsgraad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
84 85 86 86
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87 Roestwerende middelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Koelvloeistofpeil inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Koelvloeistofpeil corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Koelvloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Radiateur en slangen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
87 88 88 89 89
Brandstoftank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 Omhoogbrengen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 Omlaagbrengen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 Gasbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92 Koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94 Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 Afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 Aandrijfketting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 Ketting invetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Controle – op speling van de ketting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Speling aandrijfketting afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Slijtage ketting en kettingtandwiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
96 96 97 98
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 Inspectie van remslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 Inremmen van nieuwe remblokken en remschijven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 Compensatie remblokslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 Schijfremvloeistof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .101 Remvloeistofpeil inspecteren en corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
77
Onderhoud en afstelling Remlichtschakelaars. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 Stuurinrichting/wiellagers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 Stuurinrichting inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 Lagers van de stuurinrichting (spilkoplagers) op speling controleren . . . . . . . . . . . . . . . 104 Wiellagers inspecteren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104 Voorwielophanging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 Voorvork inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 Afstelschema ophanging - Speed Triple . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106 Afstelschema ophanging - Speed Triple R . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106 Instelling voorwielophanging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 Instellen demping terugvering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108 Instellen demping compressie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109 Afstellen achterwielophanging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109 Instellen demping terugvering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .110 Instellen demping compressie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .111 Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112 Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .113 Bandenslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .114 Aanbevolen minimale profieldiepte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .114 Banden vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115 Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .118 Accu verwijderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .119 Accu afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 Accuonderhoud. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 Accuontlading . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 Accuontlading tijdens stalling of onregelmatig gebruik van de motorfiets. . . . . . . . . . . .121 Laden van de accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .121 Accu plaatsen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122 Zekeringdozen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122 Omschrijving van de zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123 Koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125 Koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125 Gloeilamp van de koplamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126 Achterlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128 Vervangen achterlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
78
Onderhoud en afstelling Lampje richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128 Gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128 Kentekenplaatverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129 Gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129 Reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 Voorbereiding op het wassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 Voorzichtig. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 Na het wassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .131 Zadelonderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .131 Ongelakte aluminium onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .131 Uitlaatsysteem reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 Wassen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 Drogen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 Bescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
79
Onderhoud en afstelling Periodiek onderhoud Om de motorfiets in veilige en betrouwbare staat te houden, moeten het onderhoud en de afstellingen, zoals in dit hoofdstuk beschreven, worden uitgevoerd zoals gespecificeerd in het dagelijkse inspectieschema en in overeenstemming met de periodieke onderhoudskaart. De volgende informatie omvat de te volgen procedures voor de dagelijkse inspectie en het uitvoeren van enkele eenvoudige onderhouds- en afstelwerkzaamheden.
Waarschuwing Speciaal gereedschap, kennis en training zijn noodzakelijk om de onderhoudswerkzaamheden correct uit te voeren die in het de periodieke onderhoudskaart vermeld staan. Alleen een erkende Triumph-dealer beschikt over deze kennis en uitrusting. Aangezien onjuist uitgevoerd of achterstallig onderhoud tot gevaarlijke rijomstandigheden kan leiden, dient het periodiek onderhoud aan deze motorfiets altijd te worden uitgevoerd door een erkende Triumph-dealer.
80
Waarschuwing Al het onderhoud is van essentieel belang en mag niet worden verzuimd. Onjuist onderhoud en onjuiste afstellingen kunnen leiden tot slecht functioneren van één of meerdere onderdelen van de motorfiets. Een slecht functionerende motorfiets kan leiden tot verlies van controle en een ongeval. Het weer, de terreingesteldheid en de geografische ligging zijn van invloed op het onderhoud. Het onderhoudsschema dient te worden aangepast aan de specifieke omgeving waarin het voertuig wordt gebruikt en aan de eisen van de eigenaar. Aangezien onjuist uitgevoerd of achterstallig onderhoud tot gevaarlijke rijomstandigheden kan leiden, dient het periodiek onderhoud aan deze motorfiets altijd te worden uitgevoerd door een erkende Triumph-dealer. Triumph Motorcycles accepteert geen verantwoordelijkheid voor schade of letsel ten gevolge van onjuist onderhoud of door de eigenaar uitgevoerde onjuiste aanpassingen.
Onderhoud en afstelling Onderhoudswerkzaamheid
Gereden afstand in kilometer of verstreken periode, wat het eerst wordt bereikt Eerste service
A-service
B-service
C-service
D-service
Elke
800 1 maand
10.000 1 jaar
20.000 2 jaar
30.000 3 jaar
40.000 4 jaar
Motoroliekoeler - controleren op lekkage
-
•
•
•
•
•
Motorolie - verversen
-
•
•
•
•
•
Oliefilter - vervangen
-
•
•
•
•
•
Klepspeling - controleren
-
•
•
Luchtfilter - vervangen
-
•
•
Autoscan - voer een volledige autoscan uit met de Triumph diagnostische tool
-
ABS ECM - controleren op opgeslagen DTC's Bougies - controleren
-
Bougies - vervangen
-
Gasklephuizen - balanceren
-
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
• •
•
•
•
•
•
Gaskabels - controleren/afstellen
Dag
•
•
•
•
•
Koelsysteem - controleren op lekkage
Dag
•
•
•
•
•
Koelvloeistofpeil - controleren/corrigeren
Dag
•
•
Koelvloeistof - verversen
• •
-
•
Brandstofsysteem - controleren op lekkage
Dag
•
•
•
•
•
Verlichting, instrumenten en elektrische installatie controleren
Dag
•
•
•
•
•
Stuurinrichting - controleren op onbelemmerd bewegen
Dag
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Spilkoplagers - controleren/afstellen
-
Spilkoplagers - invetten
-
Vorken - controleren op lekkage/soepele beweging Vorkolie - verversen
Dag -
• •
•
•
• •
• •
81
Onderhoud en afstelling Onderhoudswerkzaamheid
Remvloeistofpeil - controleren Remvloeistof - verversen
Gereden afstand in kilometer of verstreken periode, wat het eerst wordt bereikt Eerste service
A-service
B-service
C-service
D-service
Elke
800 1 maand
10.000 1 jaar
20.000 2 jaar
30.000 3 jaar
40.000 4 jaar
Dag
•
•
•
•
•
•
-
•
Dag
•
•
•
•
•
Hoofdremcilinders – controleren op olielekkage
-
•
•
•
•
•
Remklauwen - controleren op lekkage en ingevreten zuigers
-
•
•
•
•
•
Achterwielophangingsmechanisme - controleren/smeren
-
Slijtage remblokken - controleren
•
Aandrijfketting - invetten Aandrijfketting - controleren op slijtage Speling aandrijfketting - controleren/afstellen Schuurstrip aandrijfketting - controleren
•
Elke 300 km Elke 800 km Dag
•
-
•
•
•
•
•
•
•
•
Bevestigingsmiddelen - visueel inspecteren op stevig vastzitten
Dag
•
•
•
•
•
Wielen - inspecteren op beschadiging
Dag
•
•
•
•
•
•
•
Naaldlager achterwiel - invetten
-
Wiellagers - controleren op slijtage/soepele werking
-
•
•
•
•
•
Bandenslijtage/bandenbeschadiging - controleren
Dag
•
•
•
•
•
Bandenspanning - controleren/corrigeren
Dag
•
•
•
•
•
Koppelingskabel - controleren/afstellen
Dag
•
•
•
•
•
Secundair luchtinjectiesysteem - controleren
•
-
•
Dag
•
•
•
•
•
Uitlaatklembouten - controle/aanpassen
-
•
•
•
•
•
Brandstof- en ontdampslangen - vervangen*
-
Zijstandaard - werking controleren
*Ontdampsysteem is alleen voor bepaalde markten op de modellen gemonteerd.
82
•
Onderhoud en afstelling Motorolie Waarschuwing
Zorg ervoor dat de motorolie op het juiste peil is, ververs de olie en vervang het oliefilter overeenkomstig de eisen betreffende het periodieke onderhoud, zodat de motor, de transmissie en de koppeling goed blijven functioneren.
Gebruik van de motorfiets met onvoldoende, verslechterde of vervuilde motorolie heeft versnelde motorslijtage tot gevolg en kan leiden tot het vastlopen van de motor of de transmissie. Vastlopen van de motor of de transmissie kan leiden tot plotseling verlies van controle en een ongeval.
83
Onderhoud en afstelling Oliepeil inspecteren
3 2
4 1
ccpu_1
1. 2. 3. 4.
Vulopening Olievulplug/peilstok Bovenste markering Onderste markering
Let op: •
Een nauwkeurige indicatie van het oliepeil wordt alleen aangegeven wanneer de motorolie zijn normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt, de motorfiets rechtop staat (niet op de zijstandaard) en wanneer de vulplug/peilstok helemaal op zijn plaats is geduwd.
Waarschuwing Nooit de motor starten of laten draaien in een afgesloten ruimte. Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen binnen korte tijd bewusteloosheid en de dood tot gevolg hebben. Gebruik uw motorfiets uitsluitend in de open lucht of in een ruimte met afdoende ventilatie.
84
Voorzichtig Indien de motor met onvoldoende olie draait, ontstaat motorschade. Wanneer het indicatielampje lage oliedruk blijft branden, de motor onmiddellijk uitschakelen en de oorzaak vaststellen. Start de motor en laat deze circa vijf minuten stationair draaien. Schakel de motor uit en wacht ten minste drie minuten om de olie te laten bezinken. Terwijl de motorfiets rechtop staat, verwijdert u de vulplug/peilstok, veeg deze schoon en steekt u hem zover mogelijk in het cilinderblok. Verwijder de vulplug/peilstok. Het oliepeil wordt aangegeven door de lijnen op de vulplug/peilstok. Bij een vol reservoir moet het aangegeven oliepeil gelijk zijn met de bovenste markering op de peilstok. Voeg, indien het oliepeil lager is dan de onderste markering, beetje bij beetje olie toe, totdat het juiste peil is bereikt. Plaats wanneer het juiste peil is bereikt, de vulplug/peilstok terug.
Onderhoud en afstelling Olie verversen en oliefilter vervangen
Waarschuwing De olie kan heet zijn. Voorkom contact met de hete olie door het dragen van geschikte beschermende kleding, handschoenen, oogbescherming, enz. Contact met hete olie kan brandblaren of brandwonden veroorzaken. Het oliefilter losdraaien en verwijderen met Triumph-onderhoudsgereedschap T3880313. Voer het gebruikte oliefilter op een milieuvriendelijke manier af.
2 1 cggs
1. Olieaftapplug 2. Oliefilter De motorolie en het filter dienen te worden ververst/vervangen overeenkomstig de eisen van het periodieke onderhoud.
Waarschuwing Langdurig of herhaaldelijk contact met motorolie kan leiden tot uitdroging, irritatie en ontsteking van de huid. Bovendien bevat afgewerkte motorolie schadelijke stoffen, die huidkanker kunnen veroorzaken. Draag altijd geschikte beschermende kleding en vermijd contact van de huid met afgewerkte olie.
Smeer een dun laagje schone motorolie op de afdichtring van het nieuwe oliefilter. Plaats het oliefilter en draai dit vast met 10 Nm. Breng de olieaftapplug met een nieuwe afdichtring aan en draai de plug vast met 25 Nm. Vul de motor met 10W/40 of 10W/50 semisynthetische of geheel synthetische motorfietsolie die voldoet aan de specificaties van API SH (of hoger) en JASO MA, zoals Castrol Power 1 Racing 4T 10W-40 (geheel synthetische) motorolie, in sommige landen verkocht als Castrol Power RS Racing 4T 10W-40 (geheel synthetisch). Start de motor en laat deze gedurende ten minste 30 seconden stationair draaien.
Laat de motor goed opwarmen, schakel vervolgens de motor uit en zet de motorfiets op een egale ondergrond rechtop vast. Plaats een opvangbak onder de motor. Verwijder de olieaftapplug.
85
Onderhoud en afstelling Oliespecificatie en kwaliteitsgraad
Voorzichtig Indien het motortoerental wordt verhoogd tot hoger dan stationair toerental voordat de olie alle delen van de motor heeft bereikt, kan schade aan de motor of vastlopen van de motor het gevolg zijn. Het motortoerental pas opvoeren nadat de motor 30 seconden heeft gedraaid, zodat de olie volledig kan circuleren.
Voorzichtig Indien de oliedruk te laag is, gaat het waarschuwingslampje lage oliedruk branden. Wanneer dit lampje blijft branden terwijl de motor draait, de motor onmiddellijk uitschakelen en de oorzaak vaststellen. Indien de motor met een te lage oliedruk draait, ontstaat motorschade. Controleer of het waarschuwingslampje lage oliedruk kort na het starten uitgaat. Schakel het contact uit, controleer het oliepeil volgens de hiervoor beschreven procedure en vul olie bij tot het peil tussen de minimummarkering en de maximummarkering op de peilstok ligt.
Afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters afvoeren Ter bescherming van het milieu mag olie nooit op de grond, in het riool of de afvoer of in waterlopen worden gegoten. Gooi gebruikte oliefilters niet weg met het normale huisvuil. In geval van twijfel kunt u contact opnemen met de plaatselijke autoriteiten.
86
De Triumph highperformancemotoren met brandstofinjectie zijn ontwikkeld voor het gebruik van 10W/40 of 15W/50 semisynthetische of geheel synthetische motorfietsolie die voldoet aan de specificaties van API SH (of hoger) en JASO MA, zoals Castrol Power 1 Racing 4T 10W-40 (geheel synthetische) motorolie, in sommige landen verkocht als Castrol Power RS Racing 4T 10W-40 (geheel synthetisch). Voeg geen chemische additieven toe aan de motorolie. De motorolie smeert ook de koppeling en een additief kan slippen van de koppeling veroorzaken. Gebruik geen minerale, plantaardige of nietzuiverende olie, geen op castor gebaseerde olie en geen olie die niet voldoet aan de vereiste specificatie. Het gebruik van deze oliën kan onmiddellijke en ernstige schade aan de motor veroorzaken.
Onderhoud en afstelling Koelsysteem Waarschuwing HD4X Hybrid OAT-koelvloeistof bevat roestwerende middelen en antivries, dat geschikt is voor aluminium motoren en radiateurs. Gebruik de koelvloeistof altijd overeenkomstig de instructies van de fabrikant.
Controleer, om er zeker van te zijn dat de motor doeltreffend wordt gekoeld, dagelijks voordat u gaat rijden het koelvloeistofpeil en vul koelvloeistof bij indien het peil te laag is.
Koelvloeistof die antivries en roestwerende middelen bevatten, bevatten giftige chemicaliën, die schadelijk zijn voor het menselijk lichaam.- Nooit antivries of koelvloeistof van de motorfiets inslikken.
Let op: •
Wanneer de motorfiets de fabriek verlaat, bevat het koelsysteem een voor alle seizoenen geschikte Hybrid Organic Acid Technologykoelvloeistof (ook bekend onder de naam Hybrid OAT of HOAT). Deze antivries is groen van kleur, bevat een 50% ethyleenglycoloplossing en heeft een bevriezingspunt van -35°C.
Let op: •
HD4X Hybrid OAT-koelvloeistof die door Triumph wordt geleverd, is vooraf gemengd en hoeft voor het vullen of bijvullen van het koelsysteem niet te worden verdund.
Roestwerende middelen Het gebruik van roestwerende chemicaliën in de koelvloeistof is van essentieel belang om het koelsysteem te beschermen tegen roestvorming. Indien de gebruikte koelvloeistof geen roestwerende middelen bevat, hopen roest en aanslag zich op in de koelmantel en de radiateur van het koelsysteem. Hierdoor raken de koelvloeistofkanalen verstopt en verslechtert de werking van het koelsysteem aanzienlijk.
87
Onderhoud en afstelling Koelvloeistofpeil inspecteren
Koelvloeistofpeil corrigeren
4
Waarschuwing
2
1
3 cgfa
1. Afdekking koelvloeistofexpansiereservoir 2. MAX-markering 3. MIN-markering 4. Expansiereservoir Zet de motorfiets rechtop op een vlakke ondergrond.
Verwijder nooit de drukdop van de radiateur terwijl de motor heet is. Wanneer de motor heet is, is ook de koelvloeistof in het radiateur heet en staat deze onder druk. Contact met hete, onder druk staande koelvloeistof veroorzaakt brandblaren en brandwonden. Laat de motor afkoelen. Om het expansiereservoir te kunnen bereiken, brengt u de brandstoftank omhoog en ondersteunt u hem (zie pagina 90). Verwijder de dop van het expansiereservoir en vul koelvloeistofmengsel bij door de vulopening, totdat het peil de MAXmarkering op de afdekking van het expansiereservoir bereikt.
2
Het koelvloeistofpeil in het expansiereservoir kan aan de linkerkant worden gecontroleerd zonder het verwijderen van afdekkingen.
1
Controleer het koelvloeistofpeil in het expansiereservoir. Het koelvloeistofpeil moet zich tussen de aanduidingen MAX en MIN bevinden die in de afdekking van het expansiereservoir zijn aangebracht. Indien het koelvloeistofpeil lager is dan het minimumpeil, moet koelvloeistof worden bijgevuld. cgeu
1. Expansiereservoir 2. Tankdop Plaats de kap terug. Laat de brandstoftank zakken en zet hem vast (zie pagina 91).
88
Onderhoud en afstelling Let op:
Radiateur en slangen
•
Indien het koelvloeistofpeil wordt gecontroleerd omdat de koelvloeistof oververhit is geraakt, dient ook het peil in de radiateur te worden gecontroleerd en zo nodig te worden gecorrigeerd.
Controleer de radiateurslangen op scheuren of beschadigingen en de slangklemmen op goed vastzitten overeenkomstig de eisen van het periodieke onderhoud. Laat defecte onderdelen vervangen door uw erkende Triumph-dealer.
•
In noodgevallen mag ook gedestilleerd water aan het koelsysteem worden toegevoegd. De koelvloeistof moet echter zo snel mogelijk worden afgetapt en het koelsysteem opnieuw worden gevuld met HD4X Hybrid OATkoelvloeistof.
Controleer de koelribben van de radiateur op verontreiniging door insecten, bladeren of modder. Eventuele verontreinigingen verwijderen door schoonspuiten met water onder lage druk.
Voorzichtig Wanneer hard water wordt gebruikt in het koelsysteem, veroorzaakt dat kalkaanslag in de motor en radiateur, waardoor het rendement van het koelsysteem aanzienlijk wordt verminderd. Een lager rendement van het koelsysteem kan ertoe leiden dat de motor oververhit raakt en ernstig beschadigd raakt.
Koelvloeistof verversen Laat de koelvloeistof verversen door een erkende Triumph-dealer, overeenkomstig de eisen van het periodieke onderhoud.
Waarschuwing De ventilator werkt automatisch wanneer de motor draait. Houd handen en kleding uit de buurt van de ventilator, contact met een draaiende ventilator kan letsel veroorzaken.
Voorzichtig Gebruik van hogedrukspuiten, zoals worden gebruikt in autowasstraten of voor huishoudelijk gebruik, kunnen de koelribben van de radiateur beschadigen, lekkage veroorzaken en de efficiëntie van de radiateur verminderen. De luchtstroom door de radiateur niet belemmeren of afbuigen door het aanbrengen van niet-goedgekeurde accessoires, zowel vóór de radiateur als achter de koelventilator. Belemmering van de luchtstroom door de radiateur kan oververhitting veroorzaken, hetgeen tot motorschade kan leiden.
89
Onderhoud en afstelling Brandstoftank
Verwijder de voorste bevestigingen voor de brandstoftank.
Omhoogbrengen Verwijder het zadel (zie pagina 55) en verwijder de brandstoftanksteun uit zijn locatie in de zadelbasis. Berg het zadel op zoals beschreven op pagina 56.
1 2
1
cgff
1. Bevestigingen 2. Brandstoftank Kantel de brandstoftank aan de voorkant omhoog. Terwijl u de brandstoftank omhoog houdt, plaatst u de brandstoftanksteun in de steunpunten op de luchtkast en de brandstoftank.
2 cgfp_1
1. Zadel 2. Brandstoftanksteun Verwijder de drie bevestigingen en verwijder het voorste paneel van de brandstoftank.
2 3
1 2
4
2 cgfo
1. Voorste paneel 2. Bevestigingen
90
2
cgfh
1. 2. 3. 4.
Brandstoftanksteun Brandstoftank Steunpunt, brandstoftank Steunpunt, luchtkast
1
Onderhoud en afstelling Omlaagbrengen
Gasbediening
Terwijl u de brandstoftank vasthoudt, verwijdert u de brandstoftanksteun en laat u de brandstoftank zakken. Monteer de voorste bevestigingen weer en draai deze vast met 4 Nm.
2
Plaats het voorste paneel terug en draai de bevestigingen vast met 2 Nm. Breng de brandstoftanksteun goed aan in diens locatie in het zadel. Plaats het zadel (zie pagina 55).
1 cghm_1
1. Gashandgreep 2. Correcte afstelling 2 - 3 mm
Waarschuwing De gashandgreep regelt de gaskleppen in de gasklephuizen. Indien de gaskabels onjuist zijn afgesteld, ofwel te strak of te los, kan de gasklep moeilijk worden bediend en worden de prestaties nadelig beïnvloed. De gashandgreep op speling controleren overeenkomstig de eisen van het periodiek onderhoud en zo nodig opnieuw afstellen.
91
Onderhoud en afstelling Inspectie
Waarschuwing Let altijd op veranderingen in hoe de gasklep 'aanvoelt' en laat het gasklepsysteem door uw erkende Triumph-dealer controleren zodra u veranderingen bemerkt. Veranderingen kunnen worden veroorzaakt door slijtage in het mechanisme, waarvan het blijven hangen van de gasklep het gevolg kan zijn. Een onjuist afgestelde, hangende of vastzittende gasklep kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden.
Waarschuwing Gebruik van de motorfiets met onjuist afgestelde, onjuist gelegde, hangende of beschadigde gaskabels belemmert de correcte werking van de gasklep, hetgeen tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden. Laat de gasklep altijd controleren en afstellen door uw erkende Triumph-dealer om onjuist afgestelde en onjuist gelegde gaskabels en voortdurend gebruik van de motorfiets met een hangende of beschadigde gasklep te voorkomen. Controleer of de gasklep soepel en zonder al te grote krachtsinspanning opengaat en of deze dichtgaat zonder te blijven hangen. Laat indien een probleem wordt opgemerkt en in geval van twijfel het gasklepsysteem controleren door een erkende Triumphdealer. Controleer of de gashandgreep een speling van 2 - 3 mm heeft, terwijl de handgreep licht heen en weer wordt gedraaid bij alle stuurhoeken.
92
Onderhoud en afstelling Indien de speling te groot of te klein is, adviseert Triumph deze correct te laten afstellen door een erkende Triumph-dealer. In een noodgeval kan de gasklepafstelling echter als volgt worden uitgevoerd:
3
2
4
1 Maak de accu los, eerst de accumassakabel (zwart).
1. Afsteller openkabel 2. Afsteller sluitkabel 3. Sluitkabel – punt voor spelingsmeting 4. Openkabel – punt voor spelingsmeting
Verwijder de brandstoftank. Draai de borgmoeren van de afstellers van de openkabel los.
Verwijder het zadel (zie pagina 55). Verwijder de drie bevestigingen en verwijder het voorste paneel van de brandstoftank.
1
Draai de afsteller van de openkabel aan de gasklephuiszijde van de kabel, om deze aan de handgreep 2 - 3 mm speling te geven. Draai de borgmoer vast met 2,5 Nm. Voer eventueel kleine aanpassingen uit met de afsteller aan de handgreepzijde van de kabel om 2 - 3 mm speling te geven. Draai de borgmoer vast.
2
2
Draai de afsteller van de openkabel aan de handgreepzijde zodanig dat in beide richtingen evenveel wordt gecorrigeerd.
2
Controleer met volledig gesloten gasklep of de sluitkabel 2 - 3 mm speling heeft aan de gasklepnok, die bevestigd is aan de gasklephuizen. Voer indien nodig aan de gasklephuiszijde op dezelfde manier aanpassingen uit als bij de openkabel, tot een speling van 2 - 3 mm aanwezig is.
cgfo
1. Voorste paneel 2. Bevestigingen
93
Onderhoud en afstelling Koppeling Waarschuwing Controleer of alle borgmoeren van de afstellers van alle kabels zijn vastgedraaid, aangezien een loszittende borgmoer kan resulteren in een gasklep die blijft hangen.
2
Een onjuist afgestelde, hangende of vastzittende gasklep kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden. Plaats de brandstoftank terug. Sluit de accu weer accupluskabel (rood).
aan,
eerst
2 - 3 mm
de
Plaats het voorste paneel terug op de brandstoftank en draai de bevestigingen vast met 2 Nm. Plaats het zadel (zie pagina 56). Controleer of de gasklep soepel en zonder al te grote krachtsinspanning opengaat en of deze dichtgaat zonder te blijven hangen. Rijd voorzichtig naar uw dichtstbijzijnde erkende Triumph-dealer en laat het gasklepsysteem grondig controleren alvorens verder te rijden.
1
cggr
1. Koppelingshendel 2. Stelschroef 3. Correcte afstelling 2 - 3 mm Deze motorfiets is uitgerust met een via een kabel bediende koppeling. Indien het koppelingspedaal overmatige speling heeft, kan de koppeling niet volledig ontkoppelen. Dit veroorzaakt problemen bij het schakelen en in neutraal zetten. Dit kan leiden tot het afslaan van de motor en kan de motor slechts met moeite onder controle worden gehouden. Indien het koppelingspedaal echter onvoldoende speling heeft, kan de koppeling niet volledig gekoppeld worden, hetgeen slippen van de koppeling veroorzaakt en prestatievermindering en vroegtijdige slijtage van de koppeling tot gevolg heeft. Speling van het koppelingspedaal dient te worden gecontroleerd overeenkomstig de eisen van het periodiek onderhoud.
94
Onderhoud en afstelling Aandrijfketting
Inspectie Controleer of de koppelingshandgreep aan de hendel 2 - 3 mm speling heeft. Indien de speling te groot of te klein is, dient deze te worden gecorrigeerd.
Afstelling Draai de afsteller op de koppelingshendel tot de juiste hoeveelheid speling van de koppelingshendel is bereikt bij alle stuurhoeken. Indien de juiste afstelling niet met de hendelafsteller kan worden bereikt, dient de kabelafsteller aan de onderzijde van de kabel te worden gebruikt. Draai de borgmoer van de afsteller los. Draai de buitenste kabelafsteller tot de speling aan de koppelingshendel 2 - 3 mm bedraagt. Draai de borgmoer vast.
Voor de veiligheid en ter voorkoming van excessieve slijtage dient de aandrijfketting te worden gecontroleerd, afgesteld en ingevet overeenkomstig de eisen van het periodiek onderhoud. Controleren, afstellen en invetten moeten bij extreme omstandigheden vaker worden uitgevoerd, zoals bij rijden op zouthoudende en zanderige wegen. Indien de ketting sterk is gesleten of onjuist is afgesteld (ofwel te strak of te los) kan de ketting van de kettingtandwielen lopen of breken. Daarom moet een versleten of beschadigde ketting altijd door een erkende Triumph-dealer worden vervangen door een origineel Triumph-reserveonderdeel.
Waarschuwing 2
1
Een te losse of versleten ketting, of een ketting die breekt of van de kettingwielen loopt, kan vasthaken aan het motorkettingwiel of het achterwiel blokkeren. Een ketting die blijft haken aan het motorkettingwiel zal de berijder verwonden en leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
caqz
1. Koppelingskabel 2. Stelschroef
Ook het blokkeren van het achterwiel leidt tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
95
Onderhoud en afstelling Ketting invetten Invetten is elke 300 kilometer noodzakelijk, evenals na rijden in nat weer, op natte wegen en op enig moment dat de ketting droog lijkt.
Controle – op speling van de ketting
Gebruik speciaal kettingvet, zoals aanbevolen in het hoofdstuk Specificaties. Breng de smering aan op de zijkanten van de rollers en laat de motorfiets dan minimaal 8 uur ongebruikt staan ('s nachts is ideaal). Dan kan de olie doordringen tot de O-ringen van de ketting etc. Veeg alvorens te gaan rijden overtollig smeervet af. Als de ketting zeer vuil is, dient deze eerst te worden gereinigd alvorens smeervet aan te brengen zoals hierboven beschreven.
1 1. Positie maximale speling
Voorzichtig Gebruik geen hogedrukspuit om de ketting te reinigen, aangezien dit de onderdelen van de ketting kan beschadigen.
Waarschuwing Controleer voordat met de werkzaamheden wordt begonnen of de motor stabiel staat en goed wordt ondersteund. Hierdoor wordt verwonding van de monteur en schade aan de motorfiets voorkomen. Zet de motorfiets op een vlakke ondergrond en houdt deze rechtop zonder dat er gewicht op rust. Draai het achterwiel door tegen de motorfiets te duwen om de plek te vinden waar de ketting het strakst is en meet de verticale speling van de ketting in het midden tussen de kettingwielen. De verticale beweging van de aandrijfketting moet 21 - 30 mm bedragen.
96
Onderhoud en afstelling Speling aandrijfketting afstellen
Waarschuwing Gebruik van de motorfiets met een niet goed vastgedraaide achterste naaf/ klembout van de excentrische afsteller, kan de hanteerbaarheid en de stabiliteit negatief beïnvloeden, hetgeen tot instabiliteit en verminderde hanteerbaarheid van de motorfiets kan leiden. Deze instabiliteit en verminderde hanteerbaarheid kunnen verlies van controle over de motorfiets of een ongeval tot gevolg hebben. Controleer de werking van de achterrem. Corrigeer indien noodzakelijk.
1. Klembout van de afsteller 2. C-spanner 3. Excentrische afsteller
Waarschuwing
Draai de klembout van de afsteller los Draai met behulp van de C-spanner gereedschapsset de achterste excentrische afsteller (rechtsom om draaien, linksom om vast te draaien) aandrijfketting correct is afgesteld.
uit de naaf/ los te tot de
Draai de klembout vast met 55 Nm. Herhaal de controle van de afstelling van de aandrijfketting. Zo nodig opnieuw corrigeren.
Het is gevaarlijk om de motorfiets met defecte remmen te gebruiken, een erkende Triumph-dealer dient het defect te verhelpen voordat u weer op de motorfiets gaat rijden. Indien het defect niet wordt verholpen, verslechtert de effectiviteit van de remwerking, wat kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets of een ongeval.
97
Onderhoud en afstelling Slijtage ketting en kettingtandwiel
Controleer ook de kettingwielen op ongelijk of overmatig afgesleten of beschadigde tanden.
6%23,%4%. 4!.$ -/4/2+%44).'7)%,
2 1. Meten over een lengte van 20 schakels 2. Gewicht Strek de ketting door een gewicht van 10 - 20 kg aan de ketting te hangen. Meet de lengte van 20 schakels op het rechte gedeelte van de ketting, van het midden van de 1e pen tot het midden van de 21e pen. Aangezien de ketting ongelijk kan afslijten, dient de meting op verschillende plaatsen te worden herhaald. Als de lengte groter is dan de maximale gebruiksgrens van 320 mm, moet de ketting worden vervangen. Draai het achterwiel en controleer de aandrijfketting op beschadigde rollers en op losse pennen en schakels.
98
6%23,%4%. 4!.$ +%44).'7)%, !#(4%2
+ETTINGWIELSLIJTAGE GEACCENTUEERD WEERGEGEVEN VOOR ILLUSTRATIEVE DOELEINDEN CCOL
Als een en ander niet in orde is, dienen de aandrijfketting en/of de kettingtandwielen door een erkende Triumph-dealer te worden vervangen.
Waarschuwing Het gebruik van niet-goedgekeurde kettingen kan resulteren in een gebroken ketting of een van de kettingtandwielen gelopen ketting. Gebruik een originele Triumph-ketting, zoals gespecificeerd in de Triumphonderdelencatalogus. Verwaarloos nooit het onderhoud van de ketting en laat kettingen altijd installeren door een erkende Triumph-dealer.
Onderhoud en afstelling Remmen Voorzichtig
Inspectie van remslijtage
Als de kettingtandwielen zijn afgesleten, moeten de kettingtandwielen en de aandrijfketting altijd tezamen worden vervangen.
1 2
Het vervangen van afgesleten kettingtandwielen zonder gelijktijdige vervanging van de aandrijfketting, leidt tot voortijdige slijtage van de nieuwe kettingtandwielen.
2 ceyl_1_1
1. Weergegeven is de remklauw van de Speed Triple 2. Remblokken De remblokken dienen te worden gecontroleerd overeenkomstig de eisen van het periodiek onderhoud en te worden vervangen indien deze zijn afgesleten tot de minimale dikte of minder. Wanneer de voeringdikte van een remblok minder is dan 1,0 mm (voor) of 1,5 mm (achter), vervangt u alle remblokken van het wiel.
99
Onderhoud en afstelling
Waarschuwing Wanneer nieuwe remblokken van een bekend merk worden gemonteerd, dient u te controleren of de remankerplaat van het remblok minimaal 4,5 mm dik is. Worden remblokken gemonteerd met een remankerplaat die dunner is dan 4,5 mm, dan kan dit leiden tot defecte remmen als gevolg van mogelijk verlies van het remblok wanneer deze slijt. Remblokken die door Triumph voor dit model worden geleverd, hebben een remankerplaat die minimaal 4,5 mm dik is. Zorg ervoor dat vervangende remblokken altijd door uw Triumph-dealer worden geleverd en gemonteerd.
4,5 mm
Inremmen van nieuwe remblokken en remschijven Na het vervangen van remschijven en/of remblokken bij de motorfiets, adviseren wij een periode van voorzichtig inremmen waardoor de prestaties en de lange levensduur van de remschijven en de remblokken worden geoptimaliseerd. De aanbevolen afstand voor het inremmen van nieuwe remblokken en remschijven is 300 kilometer. Na het inbouwen van nieuwe remschijven en/of remblokken moet men voorzichtig rijden en rekening houden met grotere remafstanden tijdens de inremperiode.
Waarschuwing Remblokken dienen altijd als wielset te worden vervangen. Aan de voorzijde, waar twee remklauwen op hetzelfde wiel zijn bevestigd, moeten alle remblokken in beide remklauwen worden vervangen. Het vervangen van afzonderlijke remblokken verlaagt de remkracht en kan een ongeval veroorzaken. Na het vervangen van de remblokken dient u uiterst voorzichtig te rijden tot de nieuwe remblokken zijn 'ingereden'.
1 2 cezg_1
1. Weergegeven is de draagplaat van de Speed Triple 2. Remblok
100
Compensatie remblokslijtage De slijtage van remschijven en remblokken wordt automatisch gecompenseerd en is niet van invloed op de werking van de remhendel of het rempedaal. De voor- en achterremmen bevatten geen onderdelen die afstelling behoeven.
Onderhoud en afstelling
Waarschuwing Indien de remhendel of het rempedaal zacht aanvoelt wanneer dit wordt gebruikt, of indien de hendel of het pedaal een bijzonder grote vrije slag hebben, kan er lucht in de remleidingen aanwezig zijn of kunnen de remmen defect zijn. Het is gevaarlijk om de motorfiets onder deze omstandigheden te gebruiken, een erkende Triumph-dealer dient het defect te verhelpen voordat u gaat rijden. Het rijden met defecte remmen kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden.
Schijfremvloeistof Inspecteer het peil van de remvloeistof in beide reservoirs en ververs de remvloeistof overeenkomstig de eisen van het periodiek onderhoud. Gebruik uitsluitend DOT 4 vloeistof zoals aanbevolen in het hoofdstuk Specificaties. De remvloeistof dient ook te worden ververst indien deze verontreinigd is, of het vermoeden bestaat dat deze verontreinigd is, door vocht of een andere vervuilende stof.
Waarschuwing Remvloeistof is vochtaantrekkend, dat betekent dat vocht uit de lucht door remvloeistof wordt geabsorbeerd. Het geabsorbeerde vocht verlaagt het kookpunt van de remvloeistof aanzienlijk, waardoor de remmen aan remkracht verliezen. Ververs de remvloeistof daarom altijd overeenkomstig de eisen van het periodiek onderhoud. Gebruik altijd nieuwe remvloeistof uit een verzegelde container, gebruik nooit vloeistof uit een onverzegelde container of uit een container die al was geopend. Meng geen remvloeistof van verschillende merken of kwaliteiten. Controleer de aansluitingen, afsluitingen en verbindingsstukken van het remsysteem op vloeistoflekkage en controleer ook de remleidingen op barsten, slijtage en beschadigingen. Verhelp altijd alle defecten voordat u gaat rijden. Indien een van deze instructies niet wordt opgevolgd, kunnen gevaarlijke rijomstandigheden ontstaan, die kunnen leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
101
Onderhoud en afstelling Remvloeistofpeil inspecteren en corrigeren
1
jajc_1
Waarschuwing Indien er een aanzienlijke daling van het vloeistofpeil in een van beide reservoirs heeft plaatsgevonden, dient u uw erkende Triumph-dealer te raadplegen voordat u gaat rijden. Het gebruik van de motorfiets met een te laag remvloeistofpeil of remvloeistoflekkage is gevaarlijk en vermindert de remkracht aanzienlijk, hetgeen kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
2 3
1. Remvloeistofreservoir voor, MAXvloeistofpeilmarkering 2. MIN-vloeistofpeilmarkering
1
Het remvloeistofpeil in de reservoirs dient zich tussen de MAX- en de MINmarkeringen te bevinden (indien de reservoirs zich in horizontale stand bevinden).
2
Verwijder de afdekking van het reservoir. Vul het reservoir tot de bovenste vloeistofpeilmarkering met nieuwe DOT 4vloeistof uit een verzegelde container. Plaats de reservoirdop en zorg er daarbij voor dat de membraandichting correct is geplaatst. Draai de kapbevestigingsschroeven vast met 1 Nm.
102
cggv
1. Vloeistofreservoir achterrem 2. Bovenste vloeistofpeilmarkering 3. Onderste vloeistofpeilmarkering
Onderhoud en afstelling Remlichtschakelaars
Stuurinrichting/wiellagers
Het remlicht wordt onafhankelijk door ofwel de voorrem of de achterrem in werking gesteld. Indien het contact in de stand AAN staat en het remlicht niet werkt wanneer de voorremhendel wordt gebruikt of het rempedaal voor de achterrem wordt ingetrapt, dient de storing door een erkende Triumph-dealer te worden opgespoord en verholpen.
Waarschuwing Zorg ervoor dat de motorfiets stevig op een geschikte steun staat, om tijdens de inspectie het risico op letsel door een omvallende motorfiets te voorkomen. Geen extreme kracht uitoefenen op de wielen of de wielen krachtig heen en weer slingeren, omdat dit de motorfiets uit evenwicht kan brengen en letsel kan veroorzaken doordat de motorfiets van zijn steun valt.
Waarschuwing Het rijden op een motorfiets met defecte remlichten is verboden en gevaarlijk. Het gebruik van een motorfiets met defecte remlichten kan een ongeval en verwonding van de berijder en medeweggebruikers veroorzaken.
Zorg ervoor dat de steunblokken geen schade aan het carter kunnen veroorzaken.
Stuurinrichting inspecteren Spilkoplagers (stuurinrichting) smeren en controleren overeenkomstig de eisen van het periodieke onderhoud. Let op: •
Inspecteer de wiellagers altijd gelijktijdig met de lagers van de stuurinrichting.
103
Onderhoud en afstelling Verwijder de steun en zet de motorfiets op de zijstandaard.
Lagers van de stuurinrichting (spilkoplagers) op speling controleren
Wiellagers inspecteren Indien de wiellagers in het voor- of achterwiel speling in de wielnaaf toestaan, lawaai maken of als het wiel niet soepel ronddraait, dient een erkende Triumph-dealer de wiellagers te inspecteren. De wiellagers dienen te worden geïnspecteerd binnen de in de periodieke onderhoudskaart gespecificeerde intervallen. Zet de motorfiets rechtop op een vlakke ondergrond. Licht het voorwiel van de grond en ondersteun de motorfiets.
Zet de motorfiets rechtop op een vlakke ondergrond. Licht het voorwiel van de grond ondersteun de motorfiets.
en
Staande aan de voorzijde van de motorfiets, het onderste gedeelte van de voorvorken vasthouden en proberen deze naar voren en naar achteren te bewegen. Indien er speling wordt geconstateerd in de lagers van de stuurinrichting (spilkoplagers), dient een erkende Triumph-dealer deze te inspecteren en te corrigeren voordat u gaat rijden.
Waarschuwing Het gebruik van de motorfiets met onjuist afgestelde of defecte lagers van de stuurinrichting (spilkoplagers) is gevaarlijk en kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden.
104
Staande aan de zijkant van de motorfiets de bovenzijde van het voorwiel voorzichtig heen en weer bewegen. Indien er speling wordt geconstateerd, dient een erkende Triumph-dealer deze te inspecteren en te corrigeren voordat u gaat rijden. Verander de positie van de hefinrichting en herhaal de procedure voor het achterwiel.
Waarschuwing Het gebruik van de motorfiets met versleten of beschadigde voor- of achterwiellagers is gevaarlijk en kan verminderde hanteerbaarheid en instabiliteit veroorzaken, wat tot een ongeval kan leiden. In geval van twijfel dient de motorfiets door een erkende Triumph-dealer te worden geïnspecteerd voordat u gaat rijden. Verwijder de steun en zet de motorfiets op de zijstandaard.
Onderhoud en afstelling Voorwielophanging Voorvork inspecteren Inspecteer elke vork op tekenen van beschadiging, krassen op het schuifstuk en olielekkage. Indien beschadiging of lekkage wordt geconstateerd, dient een erkende Triumphdealer te worden geraadpleegd.
Waarschuwing Probeer nooit units van de ophanging te demonteren, omdat alle units olie onder druk bevatten. Onder druk staande olie kan huid- en oogletsel veroorzaken.
Controleer de vorken als volgt op soepel bewegen: •
Zet de motorfiets op een vlakke ondergrond.
•
De handgrepen vasthouden, de voorremhendel aantrekken en de vorken een paar keer op en neer pompen.
•
Indien u stroefheid of overmatige stugheid constateert, dient een erkende Triumph-dealer te worden geraadpleegd.
Let op: •
De beweging van de ophanging wordt beïnvloed door de afstelling.
Waarschuwing Het gebruik van de motorfiets met defecte of beschadigde ophanging is gevaarlijk en kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden.
105
Onderhoud en afstelling Afstelschema ophanging - Speed Triple BELADING
VOOR Voorbelastingveer¹
Solo rijden
Demping terugvering²
ACHTER Demping compressie²
Demping terugvering²
Demping compressie²
Standaard
7,00
1,50
1,50
1,25
1,00
Slapper
7,00
1,50
1,50
2,50
2,50
Steviger
7,00
0,75
0,75
1,00
1,00
7,00
0,75
0,75
0,75
0,75
Berijder en passagier
¹ Aantal slagen van de afsteller rechtsom vanuit de volledig uitgeschroefde positie. ² Aantal slagen van de afsteller linksom vanuit de volledig ingeschroefde positie.
Afstelschema ophanging - Speed Triple R BELADING
Solo rijden
VOOR
ACHTER
Voorbelastinveer¹
Demping terugvering²
Demping compressie²
Demping terugvering²
Demping compressie²
Racecircuit
7,00
8
8
6
6
StandaardSport
7,00
10
15
10
17
Comfort
7,00
10
17
11
20
7,00
10
12
8
15
Berijder en passagier
¹ Aantal slagen van de afsteller rechtsom vanuit de volledig uitgeschroefde positie. ² Aantal klikken linksom vanuit de volledig ingeschroefde positie, waarbij de eerste stop (klik) wordt geteld als nul.
Let op: •
106
Deze kaarten zijn slechts een richtlijn. De instelling kan aan het gewicht van de berijder en persoonlijke voorkeuren worden aangepast. Raadpleeg de volgende pagina's voor informatie betreffende het afstellen van de ophanging.
De standaardinstellingen van de ophanging zorgen voor een comfortabele rit en goede hanteerbaarheid bij algemeen, solo gebruik. De tabel toont geadviseerde instellingen voor de voor- en achterophanging.
Onderhoud en afstelling
1
Waarschuwing Zorg ervoor dat de correcte balans tussen voor- en achterophanging in stand wordt gehouden. Een onjuiste balans in de wielophanging kan de rijkarakteristieken aanzienlijk veranderen en leiden tot verlies van controle en een ongeval. Raadpleeg het schema voor meer informatie of uw dealer.
Waarschuwing Controleer of de stelschroeven op beide vorken op dezelfde waarde zijn afgesteld. Indien de instelling links en rechts niet gelijk is, kunnen de rijkarakteristieken aanzienlijk veranderen en leiden tot verlies van controle en een ongeval.
Instelling voorwielophanging Voorbelasting vering afstellen
chcy
1. Stelschroef voorbelasting vering Speed Triple R De stelschroeven voor de voorbelasting van de vering bevinden zich bovenaan elke vork. Om de voorbelasting van de veer te wijzigen, de stelschroef rechtsom draaien om de voorbelasting te verhogen en linksom draaien om de voorbelasting te verlagen. Tel altijd het aantal slagen rechtsom vanuit een volledig uitgeschroefde positie en stel beide vorken af op dezelfde instellingen. •
1
Bij de Speed Triple en Speed Triple R wordt de motorfiets af fabriek geleverd met de voorbelasting van de vering afgesteld op 7 slagen rechtsom vanuit de volledig uitgeschroefde positie.
cgfj_1
1. Stelschroef voorbelasting vering Speed Triple
107
Onderhoud en afstelling Instellen demping terugvering
Speed Triple R
Speed Triple
1 1
chcy_1
1. Stelschroef demping terugvering cgfj_2
1. Stelschroef demping terugvering De afsteller voor de terugslagdemping bevindt zich aan de bovenzijde van elke vork. Als u de kracht van de terugslagdemping wilt wijzigen, draait u de afsteller met de sleuven met de klok mee om deze te verhogen en tegen de klok in om deze te verlagen. Tel altijd het aantal slagen linksom vanuit een volledig ingeschroefde positie en stel beide vorken af op dezelfde instellingen. Opmerking: •
108
De motorfiets wordt af fabriek geleverd met de terugslag afgesteld op 1,5 slagen linksom vanuit de volledig ingeschroefde positie.
De stelschroef demping terugvering bevindt zich aan de bovenzijde van de rechter vork. Wanneer u de kracht van de terugslagdemping wilt wijzigen, draait u de stelschroef rechtsom om deze te verhogen, of linksom om deze te verlagen. Gebruik hiervoor een inbussleutel van 3 mm. Tel altijd het aantal klikken vanuit de volledig ingeschroefde positie, waarbij de eerste stop (klikpositie) wordt geteld als nul. Opmerking: •
De motorfiets wordt af fabriek geleverd met de terugslag afgesteld op 10 klikken vanuit de volledig ingeschroefde positie.
Onderhoud en afstelling Instellen demping compressie
Speed Triple R
Speed Triple
1
1
chcy_2
1. Stelschroef demping compressie cgfi
1. Stelschroef demping compressie De afsteller voor de compressiedemping bevindt zich bij de onderzijde van beide vorken, vlak bij de stang van het wiel. Als u de kracht van de compressiedemping wilt wijzigen, draait u de afsteller met de sleuven met de klok mee om deze te verhogen en tegen de klok in om deze te verlagen. Tel altijd het aantal slagen linksom vanuit een volledig ingeschroefde positie en stel beide vorken af op dezelfde instellingen. Opmerking: •
De motorfiets wordt af fabriek geleverd met de compressiedemping afgesteld op 1,5 slagen linksom vanuit de volledig ingeschroefde positie.
De stelschroef demping compressie bevindt zich aan de bovenzijde van de linker vork. Wanneer u de kracht van de compressiedemping wilt wijzigen, draait u de stelschroef rechtsom om deze te verhogen, of linksom om deze te verlagen. Gebruik hiervoor een inbussleutel van 3 mm. Tel altijd het aantal klikken vanuit de volledig ingeschroefde positie, waarbij de eerste stop (klikpositie) wordt geteld als nul. Opmerking: •
De motorfiets wordt af fabriek geleverd met de compressiedemping afgesteld op 15 klikken vanuit de volledig ingeschroefde positie.
Afstellen achterwielophanging De achterwielophangingsunit kan worden ingesteld op zowel terugslagals compressiedemping.
109
Onderhoud en afstelling Instellen demping terugvering
Speed Triple R
Speed Triple
1 1
chcx
1. Stelschroef demping terugvering cgfe
1. Stelschroef demping terugvering De afsteller voor de terugslagdemping bevindt zich onder aan de achterwielophangingsunit aan de linkerzijde van de motorfiets.
De stelschroef voor de demping van de terugvering is bereikbaar vanaf de linkerzijde van de motorfiets. Deze is zwart gekleurd en bevindt zich nabij het reservoir voor de achterwielophanging.
Opmerking:
Om de afstelling voor demping van de terugvering te wijzigen, draait u de stelschroef rechtsom om de demping van de terugvering te verhogen en linksom om deze te verlagen. Tel altijd het aantal klikken linksom vanuit de volledig ingeschroefde positie, waarbij de eerste stop (klikpositie) wordt geteld als nul.
•
Opmerking:
Om de afstelling voor terugslagdemping te wijzigen, de stelschroef rechtsom draaien om de demping van de terugslag te verhogen en linksom draaien om deze te verlagen. Tel altijd het aantal slagen linksom vanuit een volledig ingeschroefde positie.
110
De motorfiets wordt af fabriek geleverd met de afsteller terugslag afgesteld op 1,25 slagen linksom vanuit de volledig ingeschroefde positie.
•
De motorfiets wordt af fabriek geleverd met de stelschroef voor de terugvering afgesteld op 10 klikken vanuit de volledig ingeschroefde positie.
Onderhoud en afstelling Speed Triple R
Instellen demping compressie Speed Triple
1
1
chcx_1
1. Stelschroef demping compressie cgfb
1. Stelschroef demping compressie De afsteller voor de compressiedemping bevindt zich onder het reservoir van de achterwielophangingsunit. Als u de instelling van de compressiedemping wilt wijzigen, draait u de afsteller met de sleuven met de klok mee om deze te verhogen en tegen de klok in om deze te verlagen. Tel altijd het aantal slagen linksom vanuit een volledig ingeschroefde positie.
De stelschroef voor de demping van de compressie is bereikbaar vanaf de linkerzijde van de motorfiets. Deze is goud gekleurd en bevindt zich nabij het reservoir voor de achterwielophanging.
Opmerking:
Om de afstelling voor demping van de terugvering te wijzigen, draait u de stelschroef rechtsom om de demping van de terugvering te verhogen en linksom om deze te verlagen. Tel altijd het aantal klikken linksom vanuit de volledig ingeschroefde positie, waarbij de eerste stop (klikpositie) wordt geteld als nul.
•
Opmerking:
De motorfiets wordt af fabriek geleverd met de compressiedemping afgesteld op 1,0 slagen linksom vanuit de volledig ingeschroefde positie.
•
De motorfiets wordt af fabriek geleverd met de stelschroef voor de terugvering afgesteld op 17 klikken vanuit de volledig ingeschroefde positie.
111
Onderhoud en afstelling Alle modellen
Banden
Waarschuwing De voorbelasting van de achterwielophangingsunit kan niet door de berijder worden afgesteld. Een poging om de voorbelasting van de veer af te stellen kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Typische bandmarkering
Deze motorfiets is uitgerust met binnenbandloze banden, ventielen en wielvelgen. Gebruik uitsluitend banden die met 'TUBELESS' zijn gemerkt en
112
Onderhoud en afstelling binnenbandloze ventielen op velgen, die met 'TUBELESS' zijn gemerkt.
Speed Triple
Bandspanningscontrolesysteem (mits ingebouwd) De bandspanningen die in uw instrumentengroep worden getoond, geven de actuele bandspanning weer op het moment waarop de weergave is geselecteerd. Dit kan afwijken van de bandspanning die is ingesteld toen de banden koud waren, omdat banden kunnen opwarmen tijdens het rijden, waardoor de lucht in de band kan uitzetten en de bandspanning toeneemt. Bij de koude bandspanningswaarden die door Triumph worden opgegeven, is hiermee rekening gehouden.
SS LE BE TU
Speed Triple R ESS TUBEL
Eigenaren moeten de bandspanningen uitsluitend aanpassen wanneer de banden koud zijn, met behulp van een nauwkeurige bandspanningsmeter en ze mogen niet de bandspanningsweergave op het instrumentenpaneel gebruiken.
Wielmarkering
Bandenspanning De juiste bandspanning zorgt voor optimale stabiliteit en rijcomfort en verlengt de levensduur van de banden. Controleer altijd de bandspanning voordat u gaat rijden, wanneer de banden koud zijn. De bandspanning dagelijks controleren en zo nodig corrigeren. Zie het hoofdstuk Specificaties voor uitgebreide informatie over de juiste bandspanning.
113
Onderhoud en afstelling
Waarschuwing Onjuiste bandspanning veroorzaakt abnormale profielslijtage en instabiliteit, hetgeen tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden. Te lage bandspanning kan tot gevolg hebben dat de band op de velg slipt of van de velg loskomt. Te hoge bandspanning veroorzaakt instabiliteit en versnelde profielslijtage. Beide toestanden zijn gevaarlijk, omdat deze tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kunnen leiden.
Bandenslijtage Zodra het profiel van de band slijt, wordt de band gevoeliger voor lekken en andere defecten. Het is daarom niet raadzaam om banden te gebruiken tot deze helemaal zijn afgesleten.
Aanbevolen minimale profieldiepte Meet de profieldiepte met een dieptevoeler overeenkomstig de periodieke onderhouds kaart en vervang banden die zijn afgesleten tot de wettelijk toegestane minimale profieldiepte, zoals aangegeven in onderstaande tabel: Minder dan 130 km/h
2 mm
Meer dan 130 km/h
Achter 3 mm Voor 2 mm
114
Waarschuwing Met deze motorfiets mag niet harder worden gereden dan de wettelijke snelheidsbeperking behalve op speciaal daarvoor bestemde afgesloten terreinen.
Waarschuwing Gebruik deze Triumph-motorfiets alleen met hoge snelheden tijdens wedstrijden op voor ander verkeer afgesloten weggedeelten of gesloten circuits. Het rijden met hoge snelheden is voorbehouden aan rijders die les hebben gehad in de technieken die noodzakelijk zijn voor het rijden met hoge snelheden en die vertrouwd zijn met de rijkarakteristieken van de motorfiets onder alle omstandigheden. Het rijden met hoge snelheden is onder alle andere omstandigheden gevaarlijk en kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval.
Onderhoud en afstelling Banden vervangen
Waarschuwing Het gebruik van de motorfiets met te ver afgesleten banden is gevaarlijk en heeft een negatieve invloed op de tractie, de stabiliteit en de hanteerbaarheid, wat tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden. Indien een binnenbandloze band lek is, loopt deze doorgaans zeer langzaam leeg. Controleer de banden altijd nauwkeurig op lekken. Controleer banden op inkepingen, vastzittende spijkers en andere scherpe voorwerpen. Het gebruik van de motorfiets met lekke of beschadigde banden heeft een negatieve invloed op de stabiliteit en de hanteerbaarheid van de motorfiets, wat tot verlies van de controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden. Controleer de velgen op deuken en vervormingen. Het gebruik van de motorfiets met beschadigde of defecte velgen is gevaarlijk en kan tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval leiden.
Alle Triumph-motorfietsen worden zorgvuldig en uitgebreid getest in een breed scala aan rijomstandigheden om te garanderen dat voor dit model de meest effectieve bandencombinatie wordt goedgekeurd. Het is van essentieel belang dat goedgekeurde banden, gemonteerd in goedgekeurde combinaties, worden gekozen wanneer u vervangende banden aanschaft. Het gebruik van niet-goedgekeurde banden of goedgekeurde banden in nietgoedgekeurde combinaties kan tot instabiliteit van de motorfiets en een ongeval leiden. Bij modellen met ABS kunnen afwijkende wielsnelheden, veroorzaakt door niet-goedgekeurde banden, de werking van de ABS-computer negatief beïnvloeden. Zie het hoofdstuk Specificaties voor gedetailleerde informatie over goedgekeurde bandencombinaties. Laat banden altijd monteren en balanceren door een erkende Triumph-dealer, die over noodzakelijke kennis en vakbekwaamheid beschikt om een veilige en effectieve montage te garanderen.
Raadpleeg voor het vervangen van banden of een veiligheidsinspectie van de banden altijd een erkende Triumph-dealer.
115
Onderhoud en afstelling Bandspanningscontrolesysteem (Uitsluitend op modellen met TPMS)
Voorzichtig Op de velg wordt een sticker aangebracht om de positie van de bandspanningssensor aan te geven. Bij het vervangen van de banden moet voorzichtig te werk worden gegaan om schade aan de bandspanningssensoren te vermijden. Laat uw banden altijd door uw erkende Triumph-dealer monteren en vertel de monteur dat er bandspanningssensoren op de wielen zijn gemonteerd.
Waarschuwing Bij modellen met ABS, werkt de ABScomputer op basis van vergelijking van de relatieve snelheid van de voor- en achterwielen. Het gebruik van nietgoedgekeurde banden kan de wielsnelheid beïnvloeden en de ABSfunctie buiten werking stellen, wat kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval onder omstandigheden waarbij de ABS normaliter zou werken.
Waarschuwing Waarschuwing Het gebruik van niet-goedgekeurde banden kan de wielsnelheid beïnvloeden en de Triumph-tractiecontrole buiten werking stellen, wat kan leiden tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval onder omstandigheden waarbij de Triumph-tractiecontrole normaliter zou werken.
116
Een lekke band dient te worden vervangen. Indien een lekke band niet wordt vervangen, of indien de motorfiets met een gerepareerde band wordt gebruikt, kunnen instabiliteit, verlies van controle en een ongeval het gevolg zijn.
Onderhoud en afstelling
Waarschuwing Leg geen banden met binnenband om binnenbandloze velgen. De hiel van de band kan niet goed in de velg vallen en de band kan over de velg slippen, hetgeen snel leeglopen van de band veroorzaakt, wat verlies van controle over het voertuig en een ongeval tot gevolg kan hebben. Leg geen binnenband in een binnenbandloze band. Dit veroorzaakt wrijving in de band, en de hittevorming die hiervan het gevolg is, kan de band doen barsten, wat tot snel leeglopen van de band, verlies van controle over het voertuig en een ongeval kan leiden.
Waarschuwing Indien het vermoeden bestaat dat de band beschadigd is, zoals na het raken van een stoeprand, dient een erkende Triumphdealer de band zowel in- als uitwendig te inspecteren. Een beschadiging van de band is niet altijd van buitenaf zichtbaar. Het gebruik van de motorfiets met beschadigde banden kan tot verlies van controle en een ongeval leiden.
Waarschuwing Raadpleeg wanneer vervanging van de banden noodzakelijk is, uw erkende Triumph-dealer, die ervoor zorgt dat de juiste combinatie van goedgekeurde banden wordt gekozen en gemonteerd overeenkomstig de instructies van de bandenfabrikant. Indien banden werden vervangen, dienen de banden de tijd (circa 24 uur) te krijgen om zich op de velg te nestelen. Rij gedurende deze periode voorzichtig, omdat een niet goed genestelde band verlies van controle of een ongeval kan veroorzaken. De nieuwe banden hebben niet dezelfde rijkarakteristieken als de oude banden en de berijder moet voldoende afstand afleggen (ongeveer 160 km) om gewend te raken aan de nieuwe rijkarakteristieken. De bandspanning dient 24 uur na montage te worden gecontroleerd en gecorrigeerd en de banden dienen te worden geïnspecteerd op correcte ligging. Zo nodig dient een en ander te worden gecorrigeerd. Dezelfde controles en correcties dienen opnieuw te worden uitgevoerd, wanneer na de montage 160 km is afgelegd.
Waarschuwing Het gebruik van de motorfiets met onjuist genestelde banden, onjuiste bandspanning of indien de berijder niet is gewend aan de rijkarakteristieken kan tot verlies van controle en een ongeval leiden.
117
Onderhoud en afstelling Accu Waarschuwing Banden die gebruikt zijn op een rollenvermogenstestbank kunnen beschadigd zijn. In sommige gevallen is de schade niet zichtbaar aan de buitenzijde van de band. Na dergelijk gebruik dienen de banden te worden vervangen, omdat het gebruik van een beschadigde band tot instabiliteit, verlies van controle en een ongeval kan leiden.
Waarschuwing
Waarschuwing Onder bepaalde omstandigheden kan een accu explosieve gassen produceren; vonken, vuur en sigaretten uit de buurt houden. Zorg tijdens het opladen of het gebruik van een accu in een afgesloten ruimte voor voldoende ventilatie. De accu bevat zwavelzuur (accuzuur). Contact met de huid of de ogen kan ernstige brandwonden veroorzaken. Draag beschermende kleding en gezichtsbescherming.
Nauwkeurig balanceren van de wielen is noodzakelijk voor een veilig en stabiel rijgedrag van de motorfiets. Geen balanceergewichten verwijderen of wijzigen. Een onjuiste wielbalans kan instabiliteit veroorzaken, hetgeen leidt tot verlies van controle en een ongeval.
Indien accuzuur op de huid komt, deze onmiddellijk met overvloedig water afspoelen.
Indien de wielen moeten worden gebalanceerd, zoals na vervanging van een band, dient u zich tot een erkende Triumph-dealer te wenden.
Indien accuzuur wordt ingeslikt, grote hoeveelheden water drinken en DIRECT MEDISCHE HULP INROEPEN.
Gebruik uitsluitend zelfklevende gewichten. Vastgeklemde gewichten kunnen het wiel en de band beschadigen, hetgeen kan leiden tot leeglopen van de band, verlies van controle en een ongeval.
118
Indien accuzuur in de ogen komt, deze gedurende ten minste 15 minuten met overvloedig water spoelen en DIRECT MEDISCHE HULP INROEPEN.
HOUD ACCUZUUR BUITEN BEREIK VAN KINDEREN.
HET
Onderhoud en afstelling Accu verwijderen
Waarschuwing
Breng de brandstoftank omhoog ondersteun hem (zie pagina 90).
De accu bevat schadelijke stoffen. Houd kinderen uit de buurt van de accu, ongeacht of deze al dan niet in de motorfiets is gemonteerd.
3
en
4
Geen startkabels op de accu aansluiten, geen contact maken met de accukabels onderling en de polariteit van de kabels niet omkeren, omdat elk van deze handelingen een vonk kan veroorzaken waardoor de accugassen kunnen ontbranden, hetgeen het gevaar van persoonlijk letsel met zich meebrengt.
1
2
cgfg
1. 2. 3. 4.
Accu Accubeugel Minpool (zwart) Pluspool (rood)
Verwijder de accubeugel. Maak de accukabels los, eerst de massakabel (zwart). Neem de accu uit het accuhuis.
Waarschuwing Zorg dat de accupolen het frame van de motorfiets niet aanraken, aangezien dit kortsluiting of een vonk kan veroorzaken, waardoor de accugassen kunnen ontbranden, hetgeen het gevaar van persoonlijk letsel met zich meebrengt.
119
Onderhoud en afstelling Accu afvoeren Indien de accu moet worden vervangen, dient de oude accu te worden ingeleverd bij een milieustraat, die voorkomt dat de gevaarlijke stoffen uit de accu in het milieu terechtkomen.
Accuonderhoud Reinig de accu met een schone, droge doek. Controleer of de kabelaansluitingen schoon zijn.
Waarschuwing Het accuzuur van de accu is bijtend en giftig en veroorzaakt letsel op onbeschermde huid. Nooit accuzuur inslikken of in contact laten komen met de huid. Om letsel te voorkomen dient bij het werken aan de accu altijd oog- en huidbescherming te worden gedragen. De accu is van het gesloten type en heeft geen onderhoud nodig, behalve het controleren van de spanning en het routinematig opladen bijvoorbeeld tijdens stalling. Corrigeren van het zuurniveau in de accu is niet mogelijk; de afdichtstrip mag niet worden verwijderd.
120
Accuontlading
Voorzichtig Het laadniveau in de accu moet worden gehandhaafd om de acculevensduur te maximaliseren. Wanneer het acculaadniveau niet wordt gehandhaafd, kan dat ernstige interne schade aan de accu veroorzaken. Onder normale omstandigheden zal het laadsysteem van de motorfiets de accu volledig geladen houden. Wanneer de motorfiets niet wordt gebruikt, zal de accu geleidelijk ontladen, als gevolg van een normaal proces dat zelfontlading wordt genoemd: de klok, geheugen van de motorregelmodule (ECM), hoge omgevingstemperaturen of het toevoegen van elektrische beveiligingssystemen of andere elektrische accessoires verhogen alle de snelheid van de accuontlading. Door de accu los te koppelen van de motorfiets tijdens het stallen zal de snelheid van het ontladen worden verlaagd.
Onderhoud en afstelling Accuontlading tijdens stalling of onregelmatig gebruik van de motorfiets
Waarschuwing
Tijdens de stalling of het onregelmatige gebruik van de motorfiets controleert u de accuspanning wekelijks met een digitale voltmeter. Volg de instructies van de fabrikant die bij de meter zijn geleverd.
De accu produceert explosieve gassen vonken, vuur en sigaretten uit de buurt houden. Zorg tijdens het opladen of het gebruik van een accu in een afgesloten ruimte voor voldoende ventilatie.
Wanneer de accuspanning onder 12,7 volt daalt, moet de accu worden geladen (zie pagina 121).
De accu bevat zwavelzuur (accuzuur). Contact met de huid of de ogen kan ernstige brandwonden veroorzaken. Draag beschermende kleding en gezichtsbescherming.
Door een accu te laten ontladen of in ontladen toestand te laten, zelfs gedurende een korte periode, veroorzaakt sulfatisering van de loodplaten. Sulfatisering is een normaal onderdeel van het chemische proces in de accu, maar na verloop van tijd kan het zwavelzuurzout gaan kristalliseren op de platen, waardoor herstel moeilijk of onmogelijk is. Deze permanente schade wordt niet gedekt door de motorfietsgarantie, omdat dit niet het gevolg is van een productiedefect. Door de accu volledig geladen te houden, wordt de kans op bevriezing ervan in koude omstandigheden verminderd. Door de accu te laten bevriezen, wordt ernstige interne schade aan de accu veroorzaakt.
Laden van de accu Voor hulp bij het selecteren van een acculader, het controleren van de accuspanning of het laden van de accu, neemt u contact op met uw lokale, erkende Triumph-dealer.
Indien accuzuur op de huid komt, deze onmiddellijk met overvloedig water afspoelen. Indien accuzuur in de ogen komt, deze gedurende ten minste 15 minuten met overvloedig water spoelen en DIRECT MEDISCHE HULP INROEPEN. Indien accuzuur wordt ingeslikt, grote hoeveelheden water drinken en DIRECT MEDISCHE HULP INROEPEN. HOUD ACCUZUUR BUITEN BEREIK VAN KINDEREN.
HET
Voorzichtig Gebruik geen autosnellader omdat de accu hierdoor overladen en beschadigd kan worden. Wanneer de accuspanning onder 12,7 volt daalt, moet de accu worden geladen met behulp van een door Triumph goedgekeurde acculader. Volg altijd de instructies die bij de acculader zijn geleverd.
121
Onderhoud en afstelling Voor langere stallingsperioden (langer dan twee weken) moet de accu uit de motorfiets worden verwijderd en continu worden geladen met behulp van een door Triumph goedgekeurde onderhoudslader.
Zekeringdozen 1
2
Op soortgelijke wijze moet de accu uit de motorfiets worden verwijderd voordat deze wordt geladen wanneer de acculading onvoldoende is om de motorfiets te starten.
Accu plaatsen
Waarschuwing Zorg dat de accupolen het frame van de motorfiets niet aanraken, aangezien dit kortsluiting of een vonk kan veroorzaken, waardoor de accugassen kunnen ontbranden, hetgeen het gevaar van persoonlijk letsel met zich meebrengt. Plaats de accu in het accuhuis. Sluit de accu weer accupluskabel (rood).
aan,
eerst
de
Smeer een dun laagje vet op de polen om roestvorming te voorkomen. Bedek de pluspool met de beschermkap. Plaats de accubeugel. Laat de brandstoftank zakken en zet hem vast (zie pagina 91).
122
cgfd
1. Voorste zekeringdoos 2. Achterste zekeringdoos De twee zekeringdozen bevinden zich onder het zadel.
Waarschuwing Een doorgebrande zekering altijd vervangen door een nieuwe zekering met de juiste waarde (zoals gespecificeerd op het deksel van de zekeringdoos) en nooit een zekering met een hogere waarde plaatsen. Het gebruik van een onjuiste zekering kan leiden tot een elektrisch probleem, wat tot schade aan de motorfiets, verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden.
Onderhoud en afstelling Omschrijving van de zekeringen
Voorste zekeringdoos
2
1 5
10
5
20
20
De identificatienummers van de zekeringen die in de tabellen worden genoemd, komen overeen met de nummers die op het deksel van de zekeringdoos staan afgedrukt, zoals getoond. Reservezekeringen zijn haaks op de hoofdzekeringen aangebracht en moeten worden vervangen wanneer ze worden gebruikt.
OPEN 6 EMPTY 5 5A 4 10A 3 5A 2 20A ABS 1 20A ABS
Een doorgebrande zekering is herkenbaar aan het uitvallen van alle systemen die door de betreffende zekering worden beveiligd. Gebruik bij het controleren op doorgebrande zekeringen de tabellen om vast te stellen welke zekering is doorgebrand.
3 20
3
10 5
cebw_3
1. Zekeringdoos 2. Deksel zekeringdoos 3. Reservezekeringen Opmerking: •
Bij motorfietsen zonder ABS zijn zekeringpositie 1 en 2 leeg. Beveiligd circuit
Plaats
Waarde (Amp)
ABS
1
20
ABS
2
20
Kentekenplaatverlichting
3
5
Achterlicht, richtingaanwijzers, zijverlichting
4
10
Alarminstallatie, instrumentenverlichting
5
5
Leeg
6
-
123
Onderhoud en afstelling Hoofdzekering
Achterste zekeringdoos OPEN 6 EMPTY 5 10A 4 10A 3 15A 2 20A 1 20A
De 30A-hoofdzekering bevindt zich voor de accu. Om deze zekering te kunnen bereiken, moet het voorste paneel van de brandstoftank worden verwijderd.
2
1 10
15
10
20
20
1
3 20
15
cebw_1
3 10
1. Zekeringdoos 2. Deksel zekeringdoos 3. Reservezekeringen Beveiligd circuit
Plaats
Waarde (Amp)
Dimlicht en grootlicht
1
20
Motormanagementsysteem
2
20
Koelventilator
3
15
Brandstofpomp
4
10
Contactschakelaar
5
10
Leeg
6
-
124
cgfg_1
1. Hoofdzekering 2. Accu
2
Onderhoud en afstelling Koplampen Voorzichtig
Koplampen
Waarschuwing Pas uw rijsnelheid aan aan het zicht en de weersomstandigheden waaronder de motorfiets wordt gebruikt. Controleer of de lichtstraal zo is afgesteld, dat het wegdek voldoende ver vooruit wordt verlicht zonder het tegemoetkomende verkeer te verblinden. Een onjuist afgestelde koplamp kan het zicht verminderen, wat tot een ongeval kan leiden.
Wanneer de motorfiets wordt gebruikt op een gesloten circuit, wordt u wellicht gevraagd om het zichtbare oppervlak van de koplamp af te plakken. Wanneer de koplamp is afgeplakt, zal deze oververhit raken en het buitenoppervlak vervormen. Om vervorming van de koplamp te voorkomen, altijd de koplampen loskoppelen wanneer ze worden afgeplakt om de motorfiets op een gesloten circuit te gebruiken. Koplamp afstellen - verticaal
Waarschuwing Probeer nooit onder het rijden de koplamp af te stellen. Iedere poging om onder het rijden een koplamp af te stellen, kan verlies van controle en een ongeval tot gevolg hebben.
1
cgfc
1. Stelbouten voor de verticale lichtstraal De verticale stralen van de linker- en rechterkoplamp kunnen uitsluitend gelijktijdig worden afgesteld. Afzonderlijk afstellen is niet mogelijk. Koplamp inschakelen met dimlicht. Draai de klembouten voldoende los om beperkte beweging van de koplampen mogelijk te maken.
125
Onderhoud en afstelling Stel de stand van de koplampen af, zodat deze de vereiste lichtstraal produceren.
Controleer de afstelling van de koplampstraal opnieuw.
Draai de klembouten, de voorste als eerste, vast met 15 Nm.
Schakel de koplampen uit wanneer beide lichtstralen naar tevredenheid zijn afgesteld.
Controleer de afstelling van de koplampstraal opnieuw. Schakel de koplampen uit wanneer de lichtstraalinstellingen naar tevredenheid zijn afgesteld. Koplamp afstellen - horizontaal
1
Gloeilamp van de koplamp vervangen
Waarschuwing De gloeilampen worden tijdens het gebruik sterk verhit. Laat de gloeilampen afkoelen alvorens deze beet te pakken. Het glazen gedeelte van de gloeilamp niet aanraken. Indien het glas wordt aangeraakt of vuil wordt, dient dit met alcohol te worden gereinigd voordat de gloeilamp weer wordt gebruikt.
Voorzichtig
cgfc_1
1. Koplampbevestigingsmoer De horizontale lichtstralen van beide koplampen kunnen afzonderlijk worden afgesteld. Voor het afstellen van beide koplampen wordt dezelfde procedure gebruikt. Koplamp inschakelen met dimlicht. Draai de bevestigingsmoer van de koplamp los. Stel de horizontale stand van de koplampen af om de vereiste lichtstraal in te stellen. Draai de moer vast met 30 Nm. Herhaal deze procedure voor de tweede koplamp.
126
Het gebruik van niet-goedgekeurde koplampgloeilampen kan resulteren in schade aan het koplamplens. Gebruik een originele Triumphkoplampgloeilamp zoals aangegeven in de Triumph-Onderdelencatalogus. Laat reservegloeilampen van de koplamp aanbrengen door een erkende Triumphdealer.
Onderhoud en afstelling Verwijder de drie bevestigingen en verwijder het voorste paneel van de brandstoftank.
Neem de multipin-stekker los van de hoofdkabelboom en verwijder de koplamp.
1 1
2
2
2 cggw
cgfo
1. Multipin-stekker
1. Voorste paneel 2. Bevestigingen Maak de accu los, eerst de accumassakabel (zwart). Terwijl de koplamp wordt ondersteund, verwijdert u de bevestigingen en maakt u de koplamp los uit diens kom.
1
Neem de multipin-stekker los van de gloeilamp en verwijder de rubberen afdekking. Maak de draadborgklem los van de clip (schroef niet verwijderen) en verwijder vervolgens de gloeilamp uit de lampeenheid.
1
2 2
3
1 cgfm
1. Bevestigingen 2. Koplampkom
cgfn
1. Gloeilamp van de koplamp 2. Gloeilampklem 3. Gloeilamp positieverlichting
127
Onderhoud en afstelling Lampje richtingaanwijzers
De gloeilamp positielicht vervangen: Neem de gloeilamphouder, zonder aan de draden te trekken, uit de fitting. De gloeilamp wordt door voorzichtig omhoog trekken uit zijn houder verwijderd.
Gloeilamp vervangen
Voor het plaatsen van beide gloeilampen wordt de verwijderingsprocedure omgekeerd. Draai de koplampbevestigingen vast met 3 Nm.
1
Voorzichtig Sluit de accu weer accupluskabel (rood).
aan,
eerst
de
2 celc
Waarschuwing De accu niet aansluiten voordat het montageproces is voltooid. Te vroeg aansluiten van de accu kan ontbranding van de accugassen tot gevolg hebben, hetgeen het gevaar van letsel met zich meebrengt. Sluit de accu weer accupluskabel (rood).
aan,
eerst
de
Plaats het voorste paneel terug en draai de bevestigingen vast met 3 Nm.
Achterlicht Vervangen achterlicht De achterlichtunit is onderhoudsvrije LED-unit.
128
een
gesealde,
1. Richtingaanwijzerlens 2. Bevestigingsschroef De lens op elke richtingaanwijzer wordt op zijn plaats gehouden door een bevestigingsschroef die zich in de lens van de lamp bevindt. Draai de schroef los en verwijder de lens om toegang te verkrijgen tot de gloeilamp en deze te vervangen.
Onderhoud en afstelling Kentekenplaatverlichting
Maak de verlichting los van de beugel. De elektrische stekkers hoeven niet te worden losgemaakt.
Gloeilamp vervangen Verwijder het brandstoftank.
voorste
paneel
van
de
Voorzichtig
Maak de accu los, eerst de accumassakabel (zwart).
Voorzichtig Trek niet harder dan noodzakelijk aan de kentekenplaatsteun om de binnenste bevestigingsmoer van de verlichting te bereiken. Door de steun te ver naar achteren te trekken, ontstaat er schade aan de steun.
Om beschadiging van de draden te voorkomen, de lamphouder er niet met behulp van de draden uit trekken. Trek alleen aan de gloeilamphouder. Verwijder voorzichtig de gloeilamphouder aan de achterkant van de verlichtingsunit. Verwijder de gloeilamp.
1 2
Verwijder de bevestigingen achterste richtingaanwijzers.
voor beide
2
1. Kentekenplaatverlichting 2. Lamphouder
1 1. Bevestiging, linkerzijde getoond 2. Kentekenplaatbeugel Breng de kentekenplaatbeugel voorzichtig omhoog om de borgmoer te kunnen bereiken. Houd de borgmoer tegen, zodat deze niet kan draaien en verwijder de bevestiging van de kentekenplaatverlichting. Vang de borgmoer op.
Voor het plaatsen wordt de verwijderingsprocedure omgekeerd, waarbij het volgende in acht moet worden genomen: Draai de lampbevestiging vast met 2 Nm. Draai de bevestigingen van richtingaanwijzer achter vast met 3 Nm.
de
Sluit de accu weer accupluskabel (rood).
de
aan,
eerst
Plaats het voorste paneel terug en draai de zijbevestigingen vast met 3 Nm.
129
Onderhoud en afstelling Reinigen Veelvuldige en regelmatige reiniging vormt een essentieel onderdeel van het onderhoud van uw motorfiets. Regelmatige reiniging zorgt ervoor dat uw motorfiets lang mooi blijft. Reiniging met koud water waaraan een voor voertuigen geschikt reinigingsmiddel is toegevoegd, is altijd belangrijk, maar in het bijzonder na blootstelling aan zeewind, zeewater, rijden op stoffige of modderige wegen en in de winter, wanneer zout wordt gestrooid tegen ijs en sneeuw. Gebruik geen huishoudelijke reinigingsmiddelen, omdat het gebruik van dergelijke producten versnelde roestvorming tot gevolg heeft. Hoewel onder de garantiebepalingen van uw motorfiets dekking wordt gegeven voor het roesten van bepaalde onderdelen, mag van de eigenaar worden verwacht dat hij/zij dit redelijke advies opvolgt, waardoor de motorfiets tegen roest is beschermd en er mooi uitziet.
Voorbereiding op het wassen Voordat u uw motorfiets wast, dienen voorzorgsmaatregelen te worden genomen om te voorkomen dat water binnendringt in de volgende onderdelen. Achterste opening van de uitlaten: Bedekken met een plastic zak, vastgezet met elastiekjes. Koppelings- en remhendels, schakelaarhuizen op de handgrepen: bedekken met plastic zakken. Contactschakelaar en stuurslot: het sleutelgat met tape afplakken. Verwijder sieraden en siervoorwerpen, zoals ringen, horloges, ritssluitingen of riemgespen die krassen of andere schade kunnen veroorzaken aan gelakte of gepolijste oppervlakken.
130
Gebruik verschillende reinigingssponzen of reinigingsdoeken voor het wassen van gelakte/gepolijste oppervlakken en chassisoppervlakken. Chassisoppervlakken (zoals wielen en spatbordonderzijden) zijn blootgesteld aan wegvuil en stof met hogere kraseigenschappen, waardoor gelakte of gepolijste oppervlakken kunnen krassen wanneer dezelfde spons of reinigingsdoeken worden gebruikt.
Voorzichtig Geen water onder druk op de volgende onderdelen spuiten: •
Instrumenten;
•
Remcilinders en remklauwen;
•
Onder de brandstoftank;
•
Spilkoplagers;
•
Luchtinlaatkanalen.
Voorzichtig Spuit nooit water onder de brandstoftank. Water wat rond de luchtinlaatkanalen (bevinden zich onder de voorzijde van de brandstoftank) wordt gespoten, kan in de luchtkamer en motor terechtkomen, waardoor beide onderdelen beschadigd raken.
Voorzichtig Het gebruik van hogedrukspuiten wordt afgeraden. Bij het gebruik van hogedrukspuiten kan water in de lagers en andere onderdelen worden geperst, waardoor voortijdige slijtage door roestvorming en gebrek aan smering wordt veroorzaakt.
Onderhoud en afstelling Zadelonderhoud
Let op: •
Hoog alkalische zeepsoorten laten een restant achter op gelakte oppervlakken en kunnen ook watervlekken veroorzaken. Gebruik voor het schoonmaken altijd een reinigingsmiddel met een lage alkalische waarde.
Na het wassen Verwijder de plastic zakken en de tape en reinig de luchtinlaatopeningen. Smeer de scharnieren, bouten en moeren. Test de remmen voordat u de motorfiets gaat gebruiken. Start de motor en laat deze 5 minuten draaien. Zorg voor voldoende ventilatie in verband met de uitlaatgassen. Gebruik een droge doek om waterresten te verwijderen. Maak om roestvorming te voorkomen de motorfiets volledig droog.
Waarschuwing Nooit de remschijven in de was zetten of smeren. Dit kan leiden tot verlies van remkracht en een ongeval. Reinig de remschijven met een geschikte vetvrije remschijfreiniger.
Voorzichtig Voor het reinigen van het zadel wordt het gebruik van chemicaliën of hogedrukreinigers afgeraden. Het gebruik van chemicaliën of hogedrukreinigers kan de zadelafdekking beschadigd worden. Reinig het zadel met een spons of een reinigingsdoek met zeep en water om zijn uitstraling te behouden.
Ongelakte aluminium onderdelen Bij sommige modellen dienen onderdelen zoals rem- en koppelingshendels, wielen, motordeksels, bovenste en onderste kroonplaten op de juiste manier te worden gereinigd om het uiterlijk ervan in stand te houden. Neem contact op met uw dealer wanneer u niet zeker weet welke componenten van uw motorfiets ongelakte aluminium onderdelen zijn. Gebruik een geschikte aluminiumreiniger zonder schurende of bijtende stoffen. Reinig aluminium onderdelen regelmatig, in het bijzonder na gebruik in slecht weer, wanneer alle aluminium onderdelen na elk gebruik van de motorfiets handmatig dienen te worden gewassen en gedroogd. Garantieaanspraken als onvoldoende onderhoud gehonoreerd.
gevolg worden
van niet
131
Onderhoud en afstelling Uitlaatsysteem reinigen
Drogen
Alle delen van het uitlaatsysteem van uw motorfiets dienen regelmatig te worden gereinigd, om het uiterlijk ervan in stand te houden. Deze instructies gelden zowel voor chroom als voor geborsteld roestvrij stalen en koolstofvezel onderdelen.
Het uitlaatsysteem met een zachte doek zo goed mogelijk drogen. Laat de motor niet draaien om het uitlaatsysteem te drogen, aangezien hierdoor vlekken ontstaan.
Let op: •
Het uitlaatsysteem moet voor het wassen zijn afgekoeld om vlekvorming te voorkomen.
Wassen Maak een mengsel van koud water en een milde autoreiniger. Gebruik geen zeep met een hoog alkalisch gehalte, zoals in commerciële wasstraten wordt gebruikt, omdat deze een residu achterlaat. Was het uitlaatsysteem met een zachte doek. Gebruik geen krassende schuursponsjes of staalwol. Deze beschadigen de finishlaag. Spoel het uitlaatsysteem grondig af. Zorg ervoor dat er geen zeep of water in de knaldempers terechtkomt.
132
Bescherming Wrijf wanneer het uitlaatsysteem droog is 'Motorex 645 Clean and Protect' op het oppervlak.
Voorzichtig Het gebruik van producten die siliconen bevatten, veroorzaakt verkleuring van het chroom en dient te worden vermeden. Ook het gebruik van schurende reinigingsmiddelen beschadigt het uitlaatsysteem en dient te worden vermeden. Regelmatig gebruik van een beschermingsmiddel wordt aanbevolen, omdat dit zowel bescherming biedt als het uiterlijk van het uitlaatsysteem in stand houdt.
Stalling STALLING Voorbereiding op stalling Reinig en droog de complete motorfiets grondig. Vul de brandstoftank met het juiste type loodvrije brandstof en voeg een brandstofstabilisator (indien beschikbaar) toe, volgens de instructies van de fabrikant van de brandstofstabilisator.
Waarschuwing Benzine is uiterst brandbaar en kan onder bepaalde omstandigheden exploderen. Zet het contact uit. Niet roken. Zorg ervoor dat de ruimte goed geventileerd is en geen vlam- of vonkbronnen bevat, zoals apparaten met een waakvlam. Verwijder de bougies uit iedere cilinder en giet enkele druppels (5 cc) motorolie in iedere cilinder. Dek de bougiegaten af met een doek of een poetslap. Met de motorstopschakelaar in de stand DRAAIEN, drukt u enkele seconden op de startknop om de cilinderwand van olie te voorzien. Monteer de bougies, aanhalen met 12 Nm. Ververs de motorolie en vervang het filter (zie pagina 83). Controleer en corrigeer zo nodig bandspanningen (zie pagina 112).
de
Plaats de motorfiets op een rek, zodat beide wielen niet op de vloer staan. (Indien dit niet mogelijk is, planken onder het voor- en achterwiel plaatsen om te voorkomen dat de banden in contact komen met vocht.)
Spuit roestwerende olie (er is een breed scala aan producten op de markt en uw dealer kan u lokaal advies bieden) op alle ongelakte metalen oppervlakken om roesten te voorkomen. Voorkom dat olie op rubberen onderdelen en remschijven of in de remklauwen terechtkomt. Smeer de aandrijfketting en stel deze zo nodig af (zie pagina 95). Zorg ervoor dat het koelsysteem gevuld is met een koelvloeistof met een mengsel van 50% koelvloeistof en 50% gedestilleerd water (let op: de HD4X Hybrid OATkoelvloeistof, zoals geleverd door Triumph, is voorgemengd en hoeft niet te worden verdund) (zie pagina 87). Verwijder de accu en bewaar deze op een plaats die blootstelling aan direct zonlicht, vocht of temperaturen onder 0°C voorkomt. Tijdens stalling moet de accu een langzame lading krijgen (een ampère of minder) ongeveer elke twee weken (zie pagina 118). Stal de motorfiets in een koele, droge ruimte, uit het zonlicht en met een minimaal dagelijks temperatuurverschil. Trek een geschikte poreuze hoes over de motorfiets, om deze vrij te houden van stof en vuil. Voorkom het gebruik van kunststoffen of soortgelijke niet-ventilerende, gecoate materialen die de luchtstroming beperken en waardoor warmte en vocht zich kunnen ophopen.
133
Stalling Voorbereidingen na stalling Monteer de accu (indien verwijderd) (zie pagina 118). Wanneer de motorfiets langer dan vier maanden gestald is, vervangt u de motorolie (zie pagina 83). Alle punten controleren, zoals genoemd in het hoofdstuk Dagelijkse veiligheidscontrole. Uit elke cilinder de bougie verwijderen voordat de motor wordt gestart. De motorfiets op de zijstandaard zetten.
134
Via de startmotor de motor diverse keren rondzwengelen, totdat het oliedruklampje uitgaat. De bougies terugzetten, vastdraaien met 12 Nm en de motor starten. Controleer en corrigeer zo nodig bandspanningen (zie pagina 112).
de
Het gehele voertuig grondig reinigen. Controleer de remmen op correcte werking. Maak een proefrit met de motorfiets op lage snelheid.
Specificaties SPECIFICATIES Afmetingen Totale lengte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2.100 mm
Totale breedte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
795 mm
Totale hoogte. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1.110 mm
Wielbasis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1.435 mm
Zadelhoogte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
825 mm
Gewichten Nat gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
214 kg
Maximaal laadvermogen . . . . . . . . . . . . . . . .
195 kg
Motor Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Lijnmotor, 3 cilinders
Cilinderinhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1050 cc
Boring x slag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
79 x 71,4 mm
Compressieverhouding. . . . . . . . . . . . . . . . . .
12,0:1
Cilindernummering. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Van links naar rechts
Cilindervolgorde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1 links
Bestellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1-2-3
Startsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Elektrische startmotor
Prestaties Maximaal vermogen (DIN 95/1/EC) . . . . . . .
135 pk (133 bhp) bij 9.400 omw/min
Max. koppel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
111 Nm bij 7.750 omw/min
135
Specificaties Smering Smering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Druksmering (oliecarter)
Motorolie-inhoud Droog vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3,5 liter
Olie verversen/oliefilter vervangen. . . . . . . . .
3,2 liter
Alleen olie vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3,0 liter
Koeling Koelvloeistoftype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Triumph HD4X Hybrid OAT-koelvloeistof
Verhouding water/antivries. . . . . . . . . . . . . . .
50/50 (voorgemengd geleverd door Triumph)
Koelvloeistofinhoud. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2,4 liter
Thermostaat opent bij (nominaal) . . . . . . . . .
85°C
Brandstofsysteem Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Elektronische brandstofinjectie
Injectoren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Elektromagnetisch gestuurd
Brandstofpomp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Verzonken elektrisch
Brandstofdruk (nominaal) . . . . . . . . . . . . . . . .
3 bar
Brandstof Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Octaangehalte 95 RON, loodvrij
Tankinhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
17,5 liter
136
Specificaties Ontsteking Ontstekingssysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Digitaal inductief
Elektronische toerentalbegrenzer (omw/min) . . . . . . . . . . .
9.500 (omw/min)
Bougie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
NGK CR8EK
Elektrodenafstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Elektrodenafstand 0,7 mm
Afstandtolerantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
+0,05/-0,1 mm
Transmissie Soort transmissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6 versnellingen, constant ineengrijpend
Type koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Natte plaatkoppeling
Eindoverbrengingsketting. . . . . . . . . . . . . . . .
RK X-ring
Primaire overbrengingsverhouding . . . . . . . .
1,75:1 (60/105)
Overbrengingsgetallen: Eindoverbrengingsverhouding . . . . . . . . . . . . e
2,333:1 (18/43)
1 ...................................
2,733:1 (15/41)
2e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1,947:1 (19/37)
e
3 ...................................
1,545:1 (22/34)
4e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1,292:1 (24/31)
e
5 ...................................
1,154:1 (26/30)
6e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1,074:1 (27/29)
137
Specificaties Banden Bandspanning (koud): Voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2,35 bar
Achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2,90 bar
Maat voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
120/70 ZR17
Maat achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
190/55 ZR17
Goedgekeurde banden - Speed Triple Optie 1, voor en achter . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Metzeler Racetec K3 Interact
Optie 2, voor en achter . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bridgestone Battlax BT003 RS
Optie 3, voor en achter . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bridgestone Battlax BT016
Optie 4, voor en achter . . . . . . . . . . . . . . . . .
Pirelli Diablo Rosso
Optie 5, voor en achter . . . . . . . . . . . . . . . . .
Michelin Power Pure
Optie 6, voor en achter . . . . . . . . . . . . . . . . .
Michelin Pilot Road 2CT
Goedgekeurde banden - Speed Triple R Optie 1, voor en achter . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Pirelli Diablo Supercorsa SP
Optie 2, voor en achter . . . . . . . . . . . . . . . . .
Metzeler Racetec K3
Optie 3, voor en achter . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bridgestone BT016
Optie 4, voor en achter . . . . . . . . . . . . . . . . .
Michelin Pilot Power 2CT
Waarschuwing Gebruik de aanbevolen banden ALLEEN in de genoemde combinaties. Combineer geen banden van verschillende fabrikanten en combineer geen banden met verschillende specificaties van dezelfde fabrikant, aangezien dit verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan veroorzaken.
138
Specificaties Elektrische installatie Accu. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12 volt, 12 amp
Wisselstroomdynamo . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12 volt, 35 amp
Koplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2 x 12 volt, 60/55 watt H4 halogeen
Achter-/remlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LED
Richtingaanwijzers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12 volt, 10 watt
Frame Naloop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
23,0°
Spoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
91 mm
Aantrekmomenten Oliefilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
10 Nm
Olieaftapplug. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
25 Nm
Bougie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12 Nm
Excentrische klembout achterwiel . . . . . . . . .
55 Nm
139
Specificaties Vloeistoffen en smeermiddelen Motorolie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
10W/40 of 10W/50 semisynthetische of geheel synthetische motorfietsolie die voldoet aan de specificaties van API SH (of hoger) en JASO MA, zoals Castrol Power 1 Racing 4T 10W-40 (geheel synthetische) motorolie, in sommige landen verkocht als Castrol Power RS Racing 4T 10W-40 (geheel synthetisch).
Remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
DOT 4 rem- en koppelingsvloeistof
Koelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Triumph HD4X Hybrid OAT-koelvloeistof
Lagers en draaipennen . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Vet volgens NLGI 2-specificatie
Aandrijfketting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Kettingspray geschikt voor O-ringkettingen
140
Index INDEX A
G
Aandrijfketting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 Afstelling speling . . . . . . . . . . . . . . . . 97 Controle op slijtage . . . . . . . . . . . . . . 98 Smering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 Spelinginspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 Aantrekmomenten . . . . . . . . . . . . . . . . . 139 ABS-lampje (anti-blokkeerremsysteem) . . 44 Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73 Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118 Afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 Plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122 Verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 Vullen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121 Achterlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128 Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Gasbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 Gereedschapsset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 Gewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
B Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112, 138 Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . 113 Minimale profieldiepte . . . . . . . . . . . 114 Vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115 Bandspanningscontrolesysteem (TPMS) . 38 Bandspanningswaarschuwingslampje . . . 45 Brandstof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136 Brandstofsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136 Brandstofvoorziening . . . . . . . . . . . . . . . . 52 Brandstoftank vullen . . . . . . . . . . . . . 53 Brandstoftype. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52 Tankdop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
I Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . Dagteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Eenheden wijzigen. . . . . . . . . . . . . . . Klok instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Snelheidsmeter. . . . . . . . . . . . . . . . . . Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
57 22 24 27 26 23 23
K Kentekenplaatverlichting. . . . . . . . . . . . . 129 Koelsysteem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87, 136 Peil corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88 Peil inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . 88 Roestwerende middelen . . . . . . . . . . 87 Wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89 Koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125 Gloeilamp vervangen. . . . . . . . . . . . 126 Horizontale afstelling . . . . . . . . . . . . 126 Verticale afstelling . . . . . . . . . . . . . . 125 Koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94 Afstelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
L Lampje richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . 128
E
M
Elektrische installatie . . . . . . . . . . . . . . . . 139
Meter koelvloeistoftemperatuur . . . . . . . . 37 Motor De motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . 62 De motor uitschakelen. . . . . . . . . . . . 62 Serienummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
F Frame . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
141
Index Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kwaliteitsgraad en specificatie . . . . . . Olie en filters afvoeren . . . . . . . . . . . Olie verversen en oliefilter vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Oliepeil inspecteren. . . . . . . . . . . . . .
83 86 86 85 84
O Omschrijving van onderdelen . . . . . . . . . . 14 Ontsteking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137 Schakelaar/stuurslot. . . . . . . . . . . . . . 47 Sleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
P R Reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 Bescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 Drogen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 Na het wassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 Ongelakte aluminium onderdelen . . 131 Uitlaatsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 Voorbereiding . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 Voorzichtig. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 Wassen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 Compensatie remblokslijtage . . . . . 100 Controle op slijtage . . . . . . . . . . . . . . 99 Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 Schijfremvloeistof. . . . . . . . . . . . . . . . 101 Stelschroef rem- en koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . 49 Verlichtingsschakelaars . . . . . . . . . . 103 Vloeistofpeil . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
S
142
T Transmissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Prestaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Schakelaars linkerstuurstang . . . . . . . . . . . Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Dimschakelaar koplamp . . . . . . . . . . . Passeerknop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . .
Schakelaars rechterstuurstang . . . . . . . . . 50 Motorstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . 50 Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 Smering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136 Stalling Voorbereiding op stalling . . . . . . . . 133 Voorbereidingen na stalling . . . . . . 134 Standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54 Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54 Stuurinrichting/wiellagers . . . . . . . . . . . . 103 Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
51 51 51 51 51
V Veiligheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Brandstof en uitlaatgassen . . . . . . . . . . 6 Dagelijkse controles . . . . . . . . . . . . . . 58 Handgrepen en voetsteunen. . . . . . . . 9 Het rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 Motorfiets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Onderdelen en accessoires . . . . . . . . 10 Onderhoud/apparatuur . . . . . . . . . . . 10 Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Valhelm en kleding . . . . . . . . . . . . . . . 8 Versnellingen Lampjes wisselen versnelling. . . . . . . 30 Versnelling inschakelen . . . . . . . . . . . 64 Vloeistoffen en smeermiddelen . . . . . . . 140 VoertuigIdentificatieNummer . . . . . . . . . . 17 Voorwielophanging. . . . . . . . . . . . . . . . . 105 Afstelschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 Controle vork . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 Instellen demping compressie. . . . . . . . . . . . . . . 108, 109 Voorbelasting vering afstellen . . . . . 107
Index W Waarschuwingen Plaats van de waarschuwingslabels. . . 12 Waarschuwing, voorzichtig en let op . . 1 Waarschuwingslabels. . . . . . . . . . . . . . . 2 Waarschuwingslampjes . . . . . . . . . . . . . . 42
Z Zadelonderhoud. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 Zekeringdoos . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
143
Index
Deze pagina met opzet blanco
144