Voortgangsrapport Regionale overlegplatformen Vlaanderen Schooljaar 2009-2010
VOORTGANGSRAPPORT
REGIONALE OVERLEGPLATFORMEN VLAANDEREN
2009-2010
Inhoud Voorwoord............................................................................................................... 3 A.
Situering ........................................................................................................ 4
B.
Voortgangsrapport vlaanderen 2009-2010................................................ 10
C.
Arbeidsmarktstudie schoolverlaters DO................................................... 34
D.
Conclusies................................................................................................... 40
E.
Lijst afkortingen .......................................................................................... 41
1 Regelgeving 2 Toepassingsgebied 3 Doel van het decreet Leren en Werken 4 Oprichting regionale overlegplatforms 5 Bevoegdheden 6 Samenstelling en werking 6.1 De institutionele leden 6.2 Interne Werking
1 Inleiding 2 De adminstratieve gegevens van de ROP's in Vlaanderen en BHG gedurende het schooljaar 2009 - 2010 3 Vertegenwoordiging van de organisaties op de ROP-vergaderingen 4 Het aantal leerplichtige en niet-leerplichtige jongeren in Leren en Werken tijdens het schooljaar 2009 - 2010 5 Het geslacht van de jongere 6 Schoolachterstand (SAS) van de jongere bij inschrijving 7 De thuistaal van de jongere 8 Aantal uitgereikte studiebekrachtingen op 30 juni 2009 8.1 Studiebekrachtingen uitgereikt door CDO 8.2 Studiebekrachtingen uitgereikt in het kader van een opleiding in de leertijd 9 Voltijds engagement DO in het schooljaar 2009 - 2010 (bevraging 18.01.2010)
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
2
VOORWOORD Het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap richtte de Regionale Overlegplatformen op. Eén van de opdrachten van die ROP is het opstellen van een jaarlijks voortgangsrapport voor de Vlaamse Regering. Vanuit de Dienst Beroepsopleiding van het departement onderwijs en vorming, hebben we geoordeeld dat het handig zou zijn voor de beleidsmakers om te beschikken over een gezamenlijk overzichtsrapport van de verschillende Vlaamse ROP. Daarin kunnen dan algemene evoluties worden besproken die kunnen worden verduidelijkt aan de hand van de afzonderlijke ROP rapporten. U krijgt hier het tweede overzichtsrapport dat betrekking heeft op het schooljaar 2009 – 2010. Het format is enigszins gewijzigd in vergelijking met het voortgangsrapport van 2008 2009 om tegemoet te komen aan een aantal bemerkingen die naar aanleiding van het vorige rapport werden gemaakt. Doordat het om een tweede rapport gaat, was men binnen de ROP al wat vertrouwd met de vraagstelling. Toch willen we hier de voorzitters en de leden van de ROP danken voor het tijdig verzamelen en bezorgen van alle noodzakelijke gegevens. Het rapport zou er niet zijn geweest zonder hun inzet. Net als vorig jaar mochten we rekenen op een goede samenwerking met Syntra Vlaanderen en de VDAB om gegevens aan te leveren zodat die niet afzonderlijk in de respectieve ROP moesten worden verzameld. Ook hen wensen we hiervoor te bedanken. Ook dit tweede voortgangsrapport zal zeker nog lacunes vertonen. Misschien moeten bepaalde gegevens anders en duidelijker worden voorgesteld? Misschien wil men informatie over andere indicatoren? De reacties op het rapport zullen dit duidelijk maken, zodat er eventueel weer aanpassingen kunnen worden gedaan om uiteindelijk te komen tot een nog betere verslaggeving over de werking in de ROP. We hopen dat dit tweede voortgangsrapport een aansporing mag zijn om de werking van de ROP nog beter uit te bouwen en op die manier samen verder te werken aan het realiseren van het voltijds engagement. De erin vermelde cijfers en andere gegevens moeten alle betrokken actoren aanzetten om na te denken over wat er beter kan en het rapport zal zeker ook elementen aanreiken die als insteek kunnen dienen voor de komende evaluatie van het decreet leren en werken. Dit rapport mag geen eindpunt zijn, het moet daarentegen een werkmiddel vormen om verder te bouwen aan het geven van meer en betere kansen op kwalificatie aan de jongeren in de deeltijdse leersystemen. D. Samyn Directeur DBO Departement onderwijs en vorming.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
3
A.
SITUERING
1.
Regelgeving
Decreet betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap, goedgekeurd op 10 juli 2008 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 3 oktober 2008. In de tekst wordt hiernaar verder verwezen als ‘Decreet Leren en Werken’.
Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap, goedgekeurd op 24 oktober 2008 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 23 januari 2009. Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de leertijd, vermeld in het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming – Syntra Vlaanderen, goedgekeurd op 13 februari 2009 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 19 maart 2009. Omzendbrief SO/2008/08: Stelsel van leren en werken (website edulex)
2.
3.
Toepassingsgebied
Het Decreet Leren en Werken is van toepassing op de door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, centra voor deeltijdse vorming en centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen (de leertijd binnen Syntra).1
Doel van het Decreet Leren en Werken
Opzet van het nieuwe stelsel is het voltijds engagement voor zoveel mogelijk jongeren realiseren, met behoud van de meersporigheid de afstemming tussen het deeltijds beroepssecundair onderwijs (DO), de leertijd en de deeltijdse vormingen (DV) vergroten, een traject op maat van elke jongere aanbieden en elke jongere een volwaardige kwalificatie aanreiken.2 Het stelsel van leren en werken combineert, voor elke individuele jongere, een component leren en een component werkplekleren. Die combinatie omvat minimaal 28 uren per week, wat een voltijds engagement van de jongere inhoudt, en voldoet voor de invulling van de deeltijdse leerplicht, waaraan de jongere eventueel is onderworpen.3 De component leren kan als volgt worden ingevuld: 1. via het deeltijds beroepssecundair onderwijs, georganiseerd overeenkomstig de bepalingen van het Decreet Leren en Werken, 10 juli 2008; 2. via de theoretische vorming binnen de leertijd.4
1
Decreet Leren en Werken, 10/07/2008, art. 2. SO/2008/08, 08/08/2008, gewijzigd op 29/01/2010, 1. Decreet Leren en Werken, 10/07/2008, art. 4. 4 Decreet Leren en Werken, 10/07/2008, art. 5. 2 3
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
4
De invulling van de component werkplekleren is afhankelijk van de invulling van de component leren. In het deeltijds beroepssecundair onderwijs kan de component werkplekleren als volgt worden ingevuld: 1.
2. 3.
via arbeidsdeelname; Dit is de fase van volwaardige arbeidsparticipatie van jongeren in het reguliere circuit of daaraan gelijkwaardige activiteiten, al dan niet bezoldigd. De opleiding bestaat uit 15 uren algemene en beroepsgerichte vorming in het Centrum Deeltijds Onderwijs (CDO) en minimaal 13 uren arbeidsdeelname in een bedrijf of dienstverlenende organisatie. het volgen van een sportgerelateerde opleiding DO via een brugproject;
Het Brugproject is een trajectonderdeel bedoeld voor jongeren die: • ingeschreven zijn als regelmatige leerling in een Centrum voor Deeltijds Beroepssecundair Onderwijs voor het einde van de leerplicht; • meteen na de inschrijving als leerling ingeschreven zijn als deeltijds lerende bij VDAB/ACTIRIS; • minimum 15 jaar zijn; • arbeidsbereid zijn, maar hun arbeidsgerichte attitudes en vaardigheden nog verder moeten ontwikkelen; • nood hebben aan opleiding en bemiddeling en ook aan gestructureerde opvang en begeleiding, vooraleer zij toe zijn aan reguliere tewerkstelling. Een belangrijke doelstelling is een bijdrage te leveren aan het verzekeren van het voltijds engagement van de jongere via het aanbieden van een aangepast traject. Binnen dit totaaltraject heeft een Brugproject als doelstelling de kansen op reguliere tewerkstelling te verhogen door bij de jongere die werkattitudes te versterken en aan te scherpen die noodzakelijk zijn om een reguliere arbeidsplaats te verwerven of te behouden, door middel van een sterk begeleide zinvolle werkervaring in een ondersteunende werkomgeving. De inhoud van het Brugproject dient zich dus te onderscheiden van een Voortraject en een reguliere werkervaring. Een leerling mag ook op geen enkele manier worden ingeschakeld in het productieproces en de activiteiten in de private sector. Een belangrijke doelstelling op projectniveau is het realiseren van een solide partnerschap in de vorm van samenwerking tussen minimaal de organisatoren van Brugprojecten, zijnde organisaties met rechtspersoonlijkheid die structureel, organisatorisch, ruimtelijk en financieel volledig onafhankelijk werken van de Centra voor Deeltijds Onderwijs en de gerelateerde Centra voor Leerlingenbegeleiding. Hiertoe dienen Brugorganisatoren een actieve deelname aan het ROP na te streven. Organisatoren en toeleiders maken afspraken i.f.v. een efficiënte werking. Deze omvatten minimaal het vooropgestelde totaal aantal te organiseren uren op projectniveau, de locatie(s), op welke dagen en uren het Brugproject doorgaat, de wijze van overdracht van informatie, frequentie van overleg- en evaluatiemomenten, opvolging en bepaling van doorstroom naar vervolgtraject, verdere concrete afspraken tussen toeleiders, organisator en eventuele derden, bevoegde contactpersonen. Deze afspraken worden geformaliseerd in het protocol. Indien, in de loop van het project, de samenstelling van het partnerschap of belangrijke afspraken wijzigen, deelt de organisator dit mee aan de Dienst Beroepsopleiding.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
5
De duurtijd is maximum 800 effectief gepresteerde uren, al dan niet onderbroken en al dan niet schooljaaroverstijgend, gedurende 20 u/week, gespreid over 3 weekdagen. Brugprojecten zijn zoveel mogelijk alternerend in het kader van het behalen van een deelcertificaat of certificaat, of het realiseren van een tewerkstelling. In hoofde van de jongere moeten de activiteiten van Brugprojecten zich organisatorisch, ruimtelijk en inhoudelijk nadrukkelijk onderscheiden van het lesprogramma in het CDO. De opleidingservaring wordt niet georganiseerd tijdens de maanden juli en augustus. Voor de weekends kan een afwijking aangevraagd worden, indien de noodzaak kan aangetoond worden (DBO). De opleidingservaring kan georganiseerd worden binnen andere diensten of vzw’s van de inrichtende macht, maar niet in de gebouwen of op de campus van de hoofdschool of het centrum zelf. De organisator, die jongeren een opleidingservaring aanbiedt op verschillende opleidingsplaatsen, moet dit duidelijk aangeven in de opleidingsovereenkomst en in het alterneringsplan. De organisator garandeert individuele begeleiding van de jongere op de werkvloer. 4. via het voortraject; Het voortraject is een trajectonderdeel bedoeld voor jongeren die: • ingeschreven zijn als regelmatige leerling in een Centrum voor Deeltijds Beroepssecundair Onderwijs; • meteen na de inschrijving als deeltijds lerende ingeschreven zijn bij VDAB /ACTIRIS; • bepaalde kenmerken of een combinatie ervan vertonen: o onvoldoende basisattitudes; o onvoldoende motivatie om te leren en/of fungeren in de samenleving; o weinig keuzebekwaam zijn. De duurtijd van een voortraject is maximum 312 effectief gepresteerde uren, al dan niet onderbroken en al dan niet schooljaaroverstijgend. Binnen dit totaaltraject heeft een Voortraject als doelstelling de kansen op reguliere tewerkstelling te verhogen door de bereidheid en de mogelijkheid van de jongere om deel te nemen aan het reguliere arbeidscircuit te ontwikkelen, te versterken of te verhogen door een goed uitgebouwde vorming en begeleiding aan te bieden die inspeelt op zijn specifieke individuele behoeften. Een jongere mag hierbij op geen enkele manier worden ingeschakeld in het geregelde productieproces van bedrijven of de specifieke activiteiten in bedrijven. Een belangrijke doelstelling op projectniveau is het realiseren van een solide partnerschap in de vorm van samenwerking, tussen minimaal de organisatoren van Voortrajecten, zijnde organisaties met rechtspersoonlijkheid die structureel, organisatorisch, ruimtelijk en financieel volledig onafhankelijk werken van de CDO of de Syntra-lesplaats en de gerelateerde CLB. Een belangrijk principe is ook hier weer de netoverschrijdende samenwerking die in de uitvoering van het project gestalte moet krijgen. Organisatoren en toeleiders maken afspraken i.f.v. een efficiënte werking. Deze omvatten minimaal het vooropgestelde totale aantal te organiseren uren op projectniveau, de locatie(s), op welke dagen en uren het Voortraject plaatsvindt, de wijze van overdracht van informatie, frequentie van overleg- en evaluatiemomenten, opvolging en bepaling van doorstroom naar vervolgtraject, verdere concrete afspraken tussen toeleiders, organisator en eventuele derden, bevoegde contactpersonen. Deze afspraken worden geformaliseerd in het protocol. De getalsgroottes van de leerlingenstromen van CDO of Syntra Vlaanderen naar Voortrajecten worden opgegeven via het daartoe bestemde formulier, en toegevoegd Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
6
aan het protocol. Het contingent per ROP-gebied is maximaal de som van de contingenten per project. Indien, in de loop van het project, de samenstelling van het partnerschap of belangrijke afspraken wijzigen, deelt de organisator dit mee aan de Dienst Beroepsopleiding. In de leertijd kan de component werkplekleren als volgt worden ingevuld: 1. via de praktijkopleiding binnen de leertijd, die gelijkstaat met arbeidsdeelname; 2. via een voortraject, doch uitsluitend in geval van ontstentenis van de praktijkopleiding ingevolge verbreking of opschorting van de leerovereenkomst.5
4.
Oprichting van de regionale overlegplatforms
Binnen het werkingsgebied van elk regionaal sociaal-economisch overlegcomité (RESOC)6 in het Vlaams Gewest wordt één regionaal overlegplatform opgericht; ook binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt één regionaal overlegplatform opgericht. De RESOC-werkingsgebieden in Vlaanderen zijn: Antwerpen-Boom, Mechelen, Turnhout, Waas en Dender, Gent en Rand, Meetjesland-Leiestreek, ZuidOost-Vlaanderen, Brugge, Oostende, Midden-West-Vlaanderen, Westhoek,ZuidWest-Vlaanderen, Limburg, Leuven, Halle-Vilvoorde. In afwijking hierop kan de Vlaamse Regering, op voorstel van de geledingen die in een regionaal overlegplatform zetelen, de oprichting van meerdere regionale overlegplatformen binnen het werkingsgebied van een RESOC toestaan. Deze afwijking impliceert een opsplitsing van desbetreffend werkingsgebied over meerdere platformen ten einde de praktische uitoefening van de bevoegdheden niet in het gedrang te brengen. Het concreet in het veld oprichten van platformen wordt niet gestuurd door de overheid, maar wordt aan het regionale initiatief overgelaten. Allicht zullen het de centrumbesturen of hun representatieve instanties zijn die ter zake het voortouw nemen. In dat verband dient overigens opgemerkt dat men niet van een nul-situatie vertrekt, aangezien er tussen de onderwijs- en de socio-economische wereld reeds langer netwerkvorming en samenwerking is tot stand gekomen. Vanaf 1 januari 2009 moet dit overleg evenwel worden geïnstitutionaliseerd binnen officiële regionale overlegplatformen. Een regionaal overlegplatform komt tot stand bij schriftelijke overeenkomst tussen de betrokken partijen. De schriftelijke overeenkomst moest ingevolge het Decreet Leren en Werken op 1 januari 2009 in werking treden en de geldigheidsduur ervan vastleggen. Bij consensus stelt een regionaal overlegplatform een huishoudelijk reglement op dat de interne werking regelt. Indien geen consensus wordt bereikt, neemt de Vlaamse Regering maatregelen, die de interne werking van het regionaal overlegplatform verzekeren.7
5
Decreet Leren en Werken, 10/07/2008, art. 6 §1. RESOC : Regionaal Economisch en Sociaal Overleg Comité waarbinnen het tripartite overleg tussen lokale overheden, werkgevers en vakbonden binnen een bepaalde regio plaatsvindt. 7 Omzendbrief so/2008/08, 08/08/2008 gewijzigd 29/01/2010, 16.1. 6
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
7
5.
Bevoegdheden
Een regionaal overlegplatform heeft ten minste volgende bevoegdheden8: 1. Bespreken van het regionale opleidings- en vormingsaanbod; 2. Deskundigheid en knowhow benutten en uitwisselen vanuit de diverse maatschappelijke domeinen, die zich via de samenstelling van het platform aandienen; 3. Bespreken van de toeleiding, oriëntering en doorverwijzing van jongeren naar en binnen het stelsel van leren en werken. Voor de uitoefening van die bevoegdheden zal het regionaal overlegplatform regelmatig overleggen met de scholengemeenschappen secundair onderwijs die binnen zijn werkingsgebied fungeren; elke scholengemeenschap secundair onderwijs heeft ter zake een overlegplicht; 4. Initiatieven nemen, inzonderheid bij de sociaal-economische actoren de sociale partners, die rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen tot de realisatie van het principe van voltijds engagement van elke jongere die opteert voor het stelsel van leren en werken; 5. Kwalitatief en kwantitatief afstemmen van vraag en aanbod inzake persoonlijke ontwikkelingstrajecten, voortrajecten, brugprojecten en arbeidsdeelname tussen de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, de centra voor deeltijdse vorming, de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen en de organisatoren van voortrajecten, brugprojecten en arbeidsdeelname. Voor wat het luik arbeidsdeelname betreft, moet de uitoefening van deze bevoegdheid van het regionaal overlegplatform als een tweedelijnsfunctie worden beschouwd; 6. Bespreken van algemene maatregelen om problematische afwezigheden te bestrijden, zowel binnen de component leren als binnen de component werkplekleren. In de omzendbrief SO/2008/08 van 08/08/2008 wordt de kwalitatieve en kwantitatieve afstemming van vraag en aanbod, inzake alle opleidingen in het stelsel leren en werken onder de betrokken geledingen verder verduidelijkt.9 Bij programmatie van zijn opleidingsaanbod moet een centrum rekening houden met de bevoegdheden, die aan de scholengemeenschappen secundair onderwijs en aan de binnen het stelsel van leren en werken fungerende regionale overlegplatformen zijn toegekend. Een scholengemeenschap maakt afspraken over de ordening van een rationeel aanbod. Dit slaat ook op een CDO, indien behorend tot een scholengemeenschap. Onder rationeel aanbod worden zaken verstaan zoals het vermijden van een onnodig dubbel aanbod en de overeenstemming van het aanbod met socio-economische omgevingsfactoren. Een rationeel aanbod moet alleszins bijdragen tot een effectievere aanwending van beschikbare middelen. In een regionaal overlegplatform wordt het regionaal opleidingsaanbod besproken. Indien een CDO aan diverse platformen participeert, dan zal zijn aanbod in elk van die platformen besproken worden. Let wel: “bespreken” gaat duidelijk minder ver dan “afspraken maken” en alludeert veeleer op een constructieve gedachtewisseling met betrekking tot intenties of concrete plannen. Een regionaal overlegplatform maakt per schooljaar een voortgangsrapport op, bestemd voor de Vlaamse Regering, dat ten minste het profiel van de jongeren, een
8 9
Decreet Leren en Werken, 10/07/2008, art. 106. SO/2008/08, 08/08/2008 gewijzigd 29/01/2010, 5.1.2.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
8
overzicht van het voltijds engagement, de studiebekrachtiging en de arbeidsmarktsituatie van de jongeren die uitgestroomd zijn, bevat. Het voortgangsrapport over het voorbije schooljaar wordt uiterlijk 1 november aan de Dienst Beroepsopleiding gestuurd10. Dit werkingsjaar werd uitzonderlijk uitstel verleend tot 1 december 2010. Een regionaal overlegplatform wordt opgevolgd door het Departement Onderwijs en Vorming en door het Departement Werk en Sociale Economie en verleent daartoe alle medewerking.11
6.
Samenstelling en werking
Het Decreet Leren en Werken bepaalt de minimale samenstelling van het regionaal overlegplatform.12 Desgewenst en teneinde het ROP meer slagkracht te geven, kunnen andere partners (bv. Justitie, Welzijn, …) toetreden.13
6.1
De institutionele leden 1. Eén afgevaardigde van elk centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, waarvan een of meerdere vestigingsplaatsen binnen het werkingsgebied van het regionaal overlegplatform zijn gelegen; 2. Eén afgevaardigde van elk centrum voor deeltijdse vorming, waarvan één of meer vestigingsplaatsen binnen het werkingsgebied van het regionaal overlegplatform zijn gelegen; 3. Eén afgevaardigde van elk centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, waarvan een of meer vestigingsplaatsen binnen het werkingsgebied van het regionaal overlegplatform zijn gelegen; 4. Eén trajectbegeleider Syntra Vlaanderen; 5. Eén VDAB-account Leren en Werken van elk lokaal klantencentrum van de VDAB, binnen het werkingsgebied van het regionaal overlegplatform; 6. Eén waarnemer namens het departement Onderwijs en Vorming; 7. Eén waarnemer namens het departement Werk en Sociale Economie; 8. Eén afgevaardigde van respectievelijk de officiële centra voor leerlingenbegeleiding en de vrije centra voor leerlingenbegeleiding, waarvan het werkingsgebied geheel of gedeeltelijk samenvalt met het werkingsgebied van het regionaal overlegplatform in kwestie; 9. Eén afgevaardigde van het regionaal sociaal-economisch overlegcomité in kwestie.
6.2
Interne werking Bij consensus, dan wel bij meerderheid van stemmen, wijst een regionaal overlegplatform een voorzitter aan. Bij consensus stelt een regionaal overlegplatform een huishoudelijk reglement op dat de interne werking regelt. Indien geen consensus wordt bereikt, neemt de Vlaamse Regering maatregelen die de interne werking van het regionaal overlegplatform verzekeren14.
10
Omzendbrief so/2008/08, 08/08/2008 gewijzigd 29/01/2010, 16.3, §1. Omzendbrief so/2008/08, 08/08/2008 gewijzigd 29/01/2010, 16.3, §3. Decreet Leren en Werken, 10/07/2008, art. 105. 13 Omzendbrief so/2008/08, 08/08/2008 gewijzigd 29/01/2010,16.2 14 Decreet Leren en Werken, 10/07/2008, art. 107 11 12
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
9
B.
VOORTGANGSRAPPORT VLAANDEREN 2009-2010
1.
Inleiding
15
Het Decreet Leren en Werken bepaalt dat een regionaal overlegplatform jaarlijks een voortgangsrapport moet opstellen, bestemd voor de Vlaamse Regering.15 Dit rapport bevat tenminste het profiel van de jongeren, het overzicht van het voltijds engagement, de studiebekrachtiging en de arbeidsmarktsituatie van de jongeren die uitgestroomd zijn. De voortgangsrapporten van de regionale overlegplatforms over het werkingsjaar 2009-2010 moesten worden ingediend uiterlijk op 1 december 2010 en naar de Dienst Beroepsopleiding worden gestuurd. De meeste ROP-besturen hebben zich aan deze deadline gehouden. Dit voortgangsrapport is gebaseerd op de gegevens van de ingediende rapporten van de respectieve ROP. DBO verzamelt deze rapporten en verwerkt ze tot één Voortgangsrapport van alle 16 Regionale Overlegplatformen. Uit de individuele verslagen komt naar voor dat de meeste ROP’s hun werking van het vorig schooljaar geconsolideerd hebben. Spijtig genoeg zien we te weinig arbeidsmarktgerichte acties op de agenda voorkomen en worden inhoudelijke thema’s nauwelijks aangesneden. Een aantal ROP vergaderen een beperkt aantal keren met alle decretaal vastgelegde partners. Daarnaast zijn beperkte thematische werkgroepen actief, die zich rond een bepaald item verdiepen vb werkgroep voortrajecten, werkgroep brugprojecten, werkgroep spijbelen, … Om de werking van de ROP te ondersteunen stellen we vast dat in de grootstedelijke ROP (Brussel Hoofdstedelijk Gewest, Antwerpen en Gent en Rand ) iemand van een stedelijk gerelateerde dienst ter beschikking gesteld wordt om het voorzitterschap waar te nemen en het secretariaat te verzorgen. In ROP Limburg wordt er ondersteuning geboden door de provincie. Als grootste knelpunt wordt aangegeven dat de overheid vrij laat het urencontingent van voortrajecten communiceert naar de ROP. Daarnaast stelt men ook voor om een structurele oplossing te voorzien voor de administratieve last die het voorzitterschap met zich meebrengt. Omdat het voorzitterschap in bepaalde regio’s niet opgenomen wordt door een vertegenwoordiger van RESOC, wordt het nogal eens waargenomen door een vertegenwoordiger van een CDO uit het werkingsgebied.
Decreet Leren en Werken, 10/07/2008, art. 107.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
10
2.
De administratieve gegevens van de ROP’s in Vlaanderen en BHG, gedurende schooljaar 2009-2010 In het schooljaar 2009-2010 werden 16 ROP’s samengesteld, verspreid over Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 1
ROP
Zuid-Oost-Vlaanderen
2
Halle-Vilvoorde
3
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
4
Zuid West-Vlaanderen
5
Midden Vlaanderen
6
Waas en Dender
7
Kempen
8
Mechelen
9
Limburg
10
Leuven
11
Antwerpen-Boom
12
Gent en Rand
13
Meetjesland, Schelde
14
Brugge
15
Oostende
16
Westhoek
West-
Leie-en
Adres
Regionaal Overlegplatform ZuidOost-Vlaanderen Korte Nieuwstraat 12 9300 Aalst ERSV Vlaams-Brabant vzw Witherentstraat 19 1800 Vilvoorde ROP Brussels gewest Antwerpselaan 26 1000 Brussel Streekhuis Zuid West-Vlaanderen Doorniksesteenweg 218 8500 Kortrijk Streekhuis Midden West-Vlaanderen Peter Benoitstraat 13 8800 Roeselare ROP Waas en Dender Meulenbroekstraat 2 9220 Hamme SERR/RESOC Kempen Campus Blairon 660 2300 Turnhout CDO SPOOR 5 Nekkerspoelstraat 74 2800 Mechelen (contactadres van het ROP) ROP Limburg p/a Gildestraat 22 3800 Sint Truiden ERSV Vlaams-Brabant Provinciehuis Provincieplein 1 3010 LEUVEN ROP Antwerpen F. Wellensplein 1 2020 Antwerpen ROP Gent en Rand Botermarkt 1 9000 Gent ROP Meetjesland, Leie en Schelde Streekhuis Heldenperk Oosterveldstraat 91 9900 Eeklo RESOC Brugge Streekhuis Kasteel Tillegem Tillegemstraat 81 8200 Sint-Michiels Brugge ROP Oostende Streekhuis Esenkasteel Woumenweg 100 8600 Diksmuide ROP Westhoek Streekhuis Esenkasteel Woumenweg 100 8600 Diksmuide
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
11
Voorzitter/Contactpersoon Jacques Cottyn
Katrien Denecker Steef Corijn Stefanie Clinckemaillie Ines Verhalle Marc Duquet/Carmen Van Malderen Lies Dierckx Dirk Buelens/Laure Willekens
Bernard Vanmechelen Katrien Denecker
El Hassan Aouraghe Eddy Van de Walle Carine Demeester
Marthe Debrouwere
Nick Vanwalleghem
Nick Vanwalleghem
De organisatie van het regionaal overlegplatform in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is, gezien de bijzondere positie van Brussel, niet zo vanzelfsprekend. Er zijn nog steeds geen nieuwe ontwikkelingen in verband met het samenwerkingsprotocol tussen de Vlaamse regering en de regering van het Brussels Hoofdstedelijk gewest, omtrent de toekenning van de opdrachten en bevoegdheden van VDAB/ACTIRIS in het Brussels gewest. Brussels Minister van Tewerkstelling, Benoît Cerexhe, nam initiatieven tot overleg, doch zonder resultaat. Dit protocol is nodig om in dat gewest de toekenning mogelijk te maken van dezelfde opdrachten en bevoegdheden, die bij het Decreet Leren en Werken aan de VDAB en de regionale sociaal-economische overlegcomités worden toegekend. 16
16
Decreet Leren en Werken, 10/07/2008, art. 141.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
12
3.
Vertegenwoordiging van de organisaties op de ROP-vergaderingen
In het Decreet Leren en Werken worden negen afgevaardigden opgesomd uit het regionaal sociaal-economisch veld die samen moeten het regionaal overlegplatform uitmaken.17 De omzendbrief SO/2008/08 verduidelijkt het Decreet Leren en Werken in die zin dat nog andere partners (bijvoorbeeld Justitie, Welzijn,…) kunnen toetreden tot het ROP ten einde dit orgaan meer slagkracht te geven.18 Uit de aanwezigheidslijsten van de ROP’s blijkt dat de minimale vertegenwoordiging meestal gerealiseerd werd, met uitzondering van de waarnemer namens het Departement Werk en Sociale Economie. Aantal ROPvergaderin gen
CDO
CDV
Syntra
VDAB
Officiële CLB
Vrije CLB
RESOC
DBO
WSE
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
4
3
2
0
0
1
1
0
1
0
Halle-Vilvoorde
5
1
1
1
1
0
6
3
Geen detail 1
1
Kempen Meetjesland, Leiestreek en Schelde Midden West Vlaanderen Oostende Brugge
Geen detail 1
1
1
1
1
1
0
3
1
1
1
1
1
0
2
1
0
3 4 5
2 3 2 Geen detail 3 4 5
2 2 1 Geen detail 1 2 2
1 1 1 Geen detail 1 1 1
1 1 0
0 0 1
1 0 1
3 1 1
1 1 1
0 0 0
1
1
1
1
1
0
1 1 0
1 1 1
1 1 1
1 1 1
1 1 1
0 0 0
2
1
1
1
1
1
1
1
1
4
1
1
2
1
1
2
1
0
9
2
1
1
1
1
1
1
0
Institutionele leden ROP
Leuven Waas en Dender Westhoek Zuid Oost Vlaanderen Zuid West Vlaanderen Mechelen Limburg
17 18
5 5 4 5 4 4 3
Decreet Leren en Werken, 10/07/2008, art. 105. Omzendbrief SO/2008/08, art. 16.2.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
13
Antwerpen-Boom Gent en Rand
7 5
Geen detail
Geen detail
4
3
2
1
3
1
3
1
0
0
1
1
1
1
1
0
De minimale decretaal vastgelegde samenstelling van het ROP is bijna overal gegarandeerd met uitzondering van de vertegenwoordiging van het Departement Werk en Sociale Economie. Vanuit het Departement Werk en Sociale Economie(WSE) nam slechts in één ROP (Zuid West Vlaanderen) een vertegenwoordiger deel aan de vergadering. Dit kan alleen betreurd worden aangezien Leren en werken zich op het snijvlak van twee departementen bevindt namelijk Onderwijs en Vorming en daarnaast Werk en Sociale Economie.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
14
4.
Het aantal leerplichtige en niet leerplichtige jongeren in Leren en Werken tijdens het schooljaar 2009-2010 Aantal leerplicht . DO
% Aandeel
Aantal niet leerplicht . DO
% Aandeel
Totaal DO
Aantal leer plicht. Syntra
% Aan deel
Aantal niet leerplicht . Syntra
% Aandeel
Totaal Syntra
Totaal leren en Werken
Brussels Hoofdstedelijk Gewest*
314
83,1
64
16,9
378
19
86,4
3
13,6
22
400
Halle-Vilvoorde
110
89,4
13
10,6
123
66
82,5
14
17,5
80
203
Kempen
434
81,9
96
18,1
530
234
83,3
47
16,7
281
811
Meetjesland, Leiestreek en Schelde
107
87
16
13
123
0
0
0
0
0
123
Midden West Vlaanderen
131
99,2
1
0,8
132
36
81,8
8
12,2
44
176
Oostende
176
88,4
23
11,6
199
49
89
6
11
55
254
Brugge
231
82,8
48
17,2
279
245
90
27
10
272
551
Leuven
226
93
17
7
243
160
80
40
20
200
443
Waas en Dender
457
97,2
13
2,8
470
320
86,5
50
13,5
370
840
Westhoek
168
95,5
8
4,5
176
48
85,7
8
14,3
56
232
Zuid Oost Vlaanderen
395
83,7
77
16,3
472
129
85,4
22
14,6
151
623
Zuid West Vlaanderen
375
77,5
109
22,5
484
155
90,6
16
8,4
171
655
Mechelen
360
87,2
53
12,8
413
261
82,9
54
17,1
315
728
Limburg
744
82,2
161
17,8
905
700
80,3
172
19,7
872
1777
Antwerpen-Boom
1011
54
862
46
1873
396
77
118
23
514
2387
Gent en Rand
466
87,1
69
12,9
535
381
83,7
74
16,3
455
990
Totaal
5705
77,8
1630
22,2
7335
3199
82,9
659
17,1
3858
11193
ROP
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
15
Uit de ingediende rapporten blijkt dat er op 1 februari 2010 7335 (7174 op1 februari 2009) jongeren ingeschreven waren in één van de CDO’s en dat 3858 (3157 op 1 februari 2009) jongeren een opleiding bij de leertijd Syntra Vlaanderen volgden. De onderstaande kenmerken van het deelnemerspubliek werden dus gescreend op basis van 11193 (10 331 op 1 februari 2009) jongeren. Opmerkelijk is dat 25.53% van de jongeren in deeltijds onderwijs ingeschreven zijn in ROP Antwerpen Boom. Ook bij Syntra zijn in deze regio een groot aantal jongeren ingeschreven namelijk 21.48% van het totale contingent. In totaal zitten dus in de regio Antwerpen Boom 24.14% van het totaal aantal jongeren binnen het systeem Leren en Werken. Een ander gegeven in deze regio, dat een rol speelt zowel bij voltijds engagement als bij deelname aan de verschillende projecten, is de grote groep niet leerplichtigen binnen DO. In de CDO zijn 46% van de ingeschreven leerlingen niet meer leerplichtig, wat het dubbel is van het Vlaams gemiddelde. In de leertijd stellen we eveneens vast dat het grootste aantal niet leerplichtigen die ingeschreven bij Syntra Vlaanderen zich situeren in ROP Antwerpen Boom.
Aantallen leerplichtigen en niet-leerplichtigen in onderwijs
120 100 80 60 40 20 0 BHG HV
K
ML MWV
O
B
L
WD
W
ZOV ZWV
M
LI
AB
GR
Leerplichtigen 83,1 89,4 81,9
87
99,2 88,4 82,8
93
97,2 95,5 83,7 77,5 87,2 82,2
54
87,1
16,9 10,6 18,1
13
0,8
7
2,8
46
12,9
Niet-leerpl
11,6 17,2
4,5
16,3 22,5 12,8 17,8
Aantallen leerplichtigen en niet-leerplichtigen Syntra 120 100 80 60 40 20 0
BHG
HV
K
ML MWV
O
B
L
WD
W
ZOV ZWV
M
LI
AB
GR
Leerplichtigen
86,4 82,5 83,3
0
81,8
89
90
80
86,5 85,7 85,4 90,6 82,9 80,3
77
83,7
Niet Leerpl
13,6 17,5 16,7
0
12,2
11
10
20
13,5 14,3 14,6
23
16,3
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
16
8,4
17,1 19,7
5.
Het geslacht van de jongere Aantal meisjes DO
ROP
% aan deel
Aantal jongens DO
% aan deel
Totaal DO
Aantal meisjes Syntra
% Aan deel
Aantal Jongens Syntra
% aan deel
Totaal Syntra
Totaal leren en Werken
Brussels Hoofdstedelijk Gewest*
139
36.8
239
63.2
378
19
86.4
3
13.6
22
400
Halle-Vilvoorde
45
36.6
78
63.4
123
17
21.2
63
78.8
80
203
Kempen
141
26.6
389
73.4
530
60
21.4
221
78.6
281
811
Meetjesland, Leiestreek en Schelde
30
24.4
93
75.6
123
0
0
0
0
0
123
Midden West Vlaanderen
38
28.8
94
71.2
132
12
27.3
32
72.7
44
176
Oostende
64
32.2
135
67.8
199
24
43.6
31
56.4
55
254
Brugge
102
36.6
177
63.4
279
89
32.7
183
67.3
272
551
Leuven
80
33
163
67
243
77
38.5
123
61.5
200
443
Waas en Dender
165
35.1
305
64.9
470
109
29.5
261
70.5
370
840
Westhoek
47
26.7
129
73.3
176
18
32.1
38
67.9
56
232
Zuid Oost Vlaanderen
123
26
349
74
472
40
26.5
111
73.5
151
623
Zuid West Vlaanderen
155
32
329
68
484
55
32.2
116
67.8
171
655
Mechelen
130
31.8
283
68.2
413
72
22.9
243
77.1
315
728
Limburg
270
29.8
635
70.2
905
281
32.2
591
67.8
872
1777
Antwerpen-Boom
683
36.5
1190
63.5
1873
203
39.5
311
60.5
514
2387
Gent en Rand
190
35.5
345
64.5
535
148
32.5
307
67.5
455
990
Totaal
2402
32.7
4933
67.3
7335
1224
31.7
2634
68.3
3858
11193
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
17
Aantal meisjes en jongens in DBSO 80 60 40 20 0 BHG
HV
K
ML MWV
O
B
L
WD
W
ZOV ZWV
M
LI
AB
GR
Vlaa nd
meisje
36,8 36,6 26,6 24,4 28,8 32,2 36,6
33
35,1 26,7
26
32
31,8 29,8 36,5 35,5 32,7
jongen
63,2 63,4 73,4 74,6 71,2 67,8 63,4
67
64,9 73,3
74
68
68,2 70,2 63,5 64,5 67,3
Aantal meisjes en jongens Syntra 100 80 60 40 20 0 BHG
HV
K
ML MWV
O
B
L
WD
W
ZOV ZWV
M
LI
AB
GR
Vlaa nd
meisje
86,4 21,2 21,4
0
27,3 43,6 32,7 38,5 29,5 32,1 26,5 32,2 22,9 32,2 39,5 32,5 31,7
jongen
13,6 78,8 78,6
0
72,7 56,4 67,3 61,5 70,5 67,9 73,5 67,8 77,1 67,8 60,5 67,5 68,3
De verhouding jongens/meisjes in de systemen leren en werken is in alle ROP ca 1/3 meisjes en 2/3 jongens. Uitzondering hier op is Syntra Brussel Hoofdstedelijk Gewest waar het aantal meisjes uitzonderlijk hoog is in vergelijking met het aantal jongens.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
18
Schoolachterstand (SAS) van de jongere bij inschrijving
Drie jaar
Vier jaar
Meer dan vier jaar
Onbekend (schoolloopbaa n buitenland)
totaal
Nul jaar
Één jaar
Twee jaar
Drie jaar
Vier jaar
Meer dan vier jaar
Onbekend (schoolloopbaa n buitenland)
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
17
88
116
66
44
3
44
378
3
8
6
4
0
1
0
Halle-Vilvoorde
19
43
35
19
5
2
0
123
16
31
22
8
2
0
1
80
Kempen
125
206
134
54
10
1
0
530
77
118
54
19
10
2
1
281
Meetjesland, Leiestreek en Schelde
11
46
48
14
4
0
0
123
0
0
0
0
0
0
0
0
Midden West Vlaanderen
71
43
16
2
0
0
0
132
7
25
10
1
1
0
0
44
Oostende
34
91
51
21
2
0
0
199
17
25
11
1
1
0
0
55
Bugge
34
112
110
18
8
0
0
87
114
52
16
2
0
1
272
Leuven
60
95
78
8
1
1
0
65
62
25
12
1
0
35
200
Waas en Dender
66
199
131
54
20
0
0
470
103
164
75
22
2
2
2
370
Westhoek
78
23
8
3
0
0
64
176
10
30
13
3
0
0
0
56
Zuid Oost Vlaanderen
201
165
83
20
2
1
0
472
40
62
33
10
3
3
0
151
Zuid West Vlaanderen
269
146
40
8
1
0
20
484
53
70
37
8
1
0
2
171
Mechelen
86
145
98
53
21
10
0
413
82
106
67
17
5
5
33
315
Limburg
184
352
256
79
12
11
8
905
301
334
185
39
7
6
0
872
Antwerpen-Boom
174
447
440
137
39
48
588
1873
92
203
138
54
7
11
9
514
ROP
279 243
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
19
totaal
Twee jaar
Syntra
Één jaar
DO
Nul jaar
6.
22
Gent en Rand (geen gegevens cdo dus onbekend)
0
0
0
0
0
0
535
535
108
181
118
28
13
5
2
455
Totaal
1429
2201
1644
556
169
77
1259
7335
1061
1533
846
242
55
35
86
3858
Percentage
19.5
30.0
22.4
7.6
2.3
1.0
17.2
27.5
39.7
21.9
6.3
1.4
1
2.2
Zowel in DO als in de leertijd heeft het overgrote deel van de leerlingenpopulatie een leerachterstand van één of meerdere schooljaren. In ROP BHG en ROP Antwerpen Boom doet zich het fenomeen voor dat van een zeer groot aantal jongeren de leerachterstand niet gekend is. Dit is vooral te wijten aan de grote instroom van allochtone minderjarigen. Dit vertaald zich uiteraard in een aantal problematieken waar andere ROP minder mee te maken hebben. We denken in de eerste plaats aan taalachterstand (zie volgend item). Hierdoor kunnen deze jongeren niet aan de slag in het NEC, ook al zijn ze werkwillig en werkonbekwaam. Ze worden daarom soms, ondanks een ander screeningsresultaat, doorverwezen naar een voortraject of brugproject. Deze problematiek roept toch vragen op, waar op beleidsniveau aandacht dient aan besteed te worden. Opmerking: ROP Gent gaf geen gegevens door in verband met de leerachterstand in DO.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
20
Schoolachterstand van de jongere in DBSO bij inschrijving 700 600 500 400 300 200 100 0
BHG
HV
K
ML
MWV
O
B
L
WD
W
ZOV ZWV
M
LI
AB
GR
17
19
125
11
71
34
34
60
66
78
201
269
86
184
174
0
1 jaar
88
43
206
46
43
91
112
95
199
23
165
146
145
352
447
0
2 jaar
116
35
134
48
16
51
110
78
131
8
83
40
98
256
440
0
3 jaar
66
19
54
14
2
21
18
8
54
3
20
8
53
79
137
0
4 jaar
44
5
10
4
0
2
8
1
20
0
2
1
21
12
39
0
>4jaar
3
2
1
0
0
0
0
1
0
0
1
0
10
11
48
0
onbekend
44
0
0
0
0
0
0
0
0
64
0
20
0
8
588
535
0 jaar
N: geen gegevens overgemaakt. Daarom werden deze jongeren beschouwd als achter-stand onbekend. Dit is gedeeltelijk een verklaring voor het hoog percentage (17.2 %) jongeren in DO waarvan de leerachterstand niet gekend is.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
21
Schoolachterstand van de jongere in Syntra bij inschrijving 700 600 500 400 300 200 100 0
BHG
HV
K
ML
MWV
O
0 jaar
3
1 jaar
8
2 jaar
B
L
WD
W
16
77
31
118
0
7
0
25
6
22
54
0
3 jaar
4
4 jaar
0
8
19
2
10
>4jaar
1
0
onbekend
0
1
ZOV ZWV
M
LI
17
87
65
103
10
40
25
114
62
164
30
62
10
11
52
25
75
13
33
0
1
1
16
12
22
3
0
1
1
2
1
2
0
2
0
0
0
0
0
2
1
0
0
0
1
35
2
AB
GR
53
82
70
106
301
92
108
334
203
37
181
67
185
138
118
10 3
8
17
39
54
28
1
5
7
7
13
0
3
0
5
6
11
5
0
0
2
33
0
9
2
Procentuele vergelijking schoolachterstand DBSO vs Syntra 50 40 30 20 10 0
0 jaar
1jaar
2 jaar
3 jaar
4 jaar
>4 jaar
onbekend
DBSO
19,5
30
22,4
7,6
2,3
1
17,2
Syntra
27,5
39,7
21,9
6,3
1,4
1
2,2
De meeste jongeren in de stelsels leren en werken hebben 1 of 2 jaar leerachterstand. Het groot aantal jongeren in ROP Antwerpen Boom waarvan men niet kan traceren hoe groot de leerachterstand is heeft zijn oorzaak in het groot aantal minderjarige vluchtelingen en illegalen die zich in dit gebied bevinden. Dit brengt zonder twijfel een aantal problematieken met zich mee, die zeker invloed hebben op het voltijds engagement in deze regio. Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
22
7.
De thuistaal van de jongere %
Andere taal / onbekend Syntra
%
Totaal Syntra
Totaal leren en Werken
8
36.4
14
63.6
22
400
123
67
83.8
13
16.2
80
203
46.8
530
264
94
17
6
281
811
6
4.9
123
0
0
0
0
0
123
95.5
6
4.5
132
43
97.7
1
2.3
44
176
177
88.9
22
11.1
199
54
98.2
1
1.8
55
254
Brugge
251
90
28
10
279
259
95.2
13
4.8
272
551
Leuven
196
80.7
47
19.3
243
161
80.5
39
19.5
200
443
Waas en Dender
327
69.6
143
30.4
470
343
92.7
27
7.3
370
840
Westhoek
160
90.9
16
9.1
176
49
87.5
7
12.5
56
232
Zuid Oost Vlaanderen
388
82.2
84
17.8
472
141
93.4
10
6.6
151
623
Zuid West Vlaanderen
427
88.2
57
11.8
484
159
93
12
7
171
655
Mechelen
302
73.1
111
26.9
413
257
81.6
58
18.4
315
728
Limburg
656
72.5
249
27.5
905
822
94.3
50
5.7
872
1777
Antwerpen-Boom
852
45.5
1021
54.5
1873
435
84.6
79
15.4
514
2387
Gent en Rand
296
55.3
239
44.7
535
405
89
50
11
455
990
Totaal
4734
64.5
2601
35.5
7335
3467
89.9
391
10.1
3858
11193
%
Andere taal / onbekend DO
%
95
25.1
283
Halle-Vilvoorde
82
66.7
Kempen
282
Meetjesland, Leiestreek en Schelde
Nederlands DO
Totaal DO
Nederlands Syntra
Brussels Hoofdstedelijk Gewest*
74.9
378
41
33.3
53.2
248
117
95.1
Midden West Vlaanderen
126
Oostende
ROP
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
23
Thuistaal jongeren in DBSO 120 100 80 60 40 20 0 BHG HV
K
ML
MW V
O
25,1 66,7 53,2 95,1 95,5 88,9
Nederl
Andere taal 74,9 33,3 46,8 4,9
4,5 11,1
B
L
WD
W
ZOV ZWV
M
LI
AB
GR
Vlaa nd
90
80,7 69,6 90,9 82,2 88,2 73,1 72,5 45,5 55,3 64,5
10
19,3 30,4 9,1 17,8 11,8 26,9 27,5 54,5 44,7 35,5
Thuistaal jongeren in Syntra 120 100 80 60 40 20 0
O
36,4 83,8
94
0
97,7 98,2 95,2 80,5 92,7 87,5 93,4
93
81,6 94,3 84,6
89
89,9
Andere taal 63,6 16,2
6
0
2,3
7
18,4
11
10,1
1,8
B
L
4,8
19,5
WD
7,3
W
12,5
ZOV ZWV
6,6
M
LI
5,7
AB
15,4
GR
Vlaa nd
K
Nederl
ML
MW V
BHG HV
In BHG en Antwerpen-Boom ligt in DO het aantal jongeren dat thuis Nederlands spreekt lager dan het aantal jongeren dat anderstalig is. In regio Gent is de verdeling ongeveer fifty fifty. Taalachterstand ligt, zoals reeds eerder aangehaald, aan de basis van een aantal andere problematieken zoals niet kunnen functioneren in het NEC, moeilijke integratie in de groep, … In de leertijd stellen we dit verschijnsel enkel vast in BHG. Bij de leertijd ligt het gemiddelde van de Nederlandstalige jongeren dan ook 25 % hoger dan in DO. Ook hier zou het kunnen meespelen dat anderstalige jongeren moeilijk een patroon vinden die voor hen een leerovereenkomst wil afsluiten.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
24
8.
Aantal uitgereikte studiebekrachtigingen op 30 juni 2009
Getuigschrift 2 SO
Studiegetuigschrift de de van 2 lj van de 3 gr van het SO
Diploma secundair onderwijs
Getuigschrift basiskennis bedrijfsbeheer
Attest verworven competenties POT
Certificaat leertijd
Getuigschrift leertijd
Getuigschrift 2 SO
Studiegetuigschrift de de 2 lj van de 3 gr va,n het SO
Diploma secundair onderwijs
191 139
9 9
109 21
64 14
17 4
11 1
8 5
57 10
5 13
5 13
16
4 7
0 8
Kempen
382
206
124
57
56
3
22
31
76
54
43
26
24
Meetjesland, Leiestreek en Schelde
65
27
5
4
14
3
0
13
0
0
0
0
0
Midden West Vlaanderen
108
38
37
10
19
6
7
22
10
10
6
6
0
15
15
4
9
0
ROP
Brugge
165
26
Leuven
115
Waas en Dender Westhoek (geen gegevens aangeleverd voor DBSO) Zuid Oost Vlaanderen
399
de
de
Oostende (geen gegevens aangeleverd voor DBSO)
gr
Certificaat
Brussels Hoofdstedelijk Gewest* Halle-Vilvoorde
gr Deelcertificaat
Syntra
Attest vanverworven bekwaamheden
DO
83
34
26
7
5
24
71
66
49
43
20
209
71
25
16
1
0
52
57
50
33
28
22
120
110
61
30
4
0
58
92
80
45
42
20
8
8
3
3
0
49
45
30
25
10
379
92
130
47
32
9
12
55
Zuid West Vlaanderen
67
809
209
76
Mechelen Limburg (geen gegevens aangeleverd voor DO) Antwerpen-Boom
273
26
130
46
44
8
15
91
63
44
35
24
9
35
13
0
30
111
77
55
30
26
248
207
105
90
57
830
589
572
178
47
19
52
Gent en Rand
322
40
150
77
22
4
8
99
113
112
57
45
38
75
132
97
65
53
22
Totaal
3435
2200
1751
693
362
89
134
9.4
4.9
1.2
617
1063
883
550
432
256
14.3
11.2
6.6
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
25
8.1
Studiebekrachtigingen uitgereikt door een Centrum Deeltijds Onderwijs De klassenraad heeft als orgaan, ingesteld door het centrumbestuur, de exclusieve bevoegdheid om te beslissen of een jongere voor een opleiding of voor een module is geslaagd.19 De studiebekrachtiging in de vorm van toekenning van studiebewijzen als vermeld in deze onderafdeling, kan op elk tijdstip van het schooljaar plaatsvinden.20 Aan een jongere die een module van een opleiding in een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, ingevolge een beslissing van de klassenraad, met vrucht heeft gevolgd, wordt een deelcertificaat (2) uitgereikt. Aan een jongere die een module van een opleiding in een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, ingevolge een beslissing van de klassenraad, niet met vrucht heeft gevolgd, wordt een attest van verworven competenties (1) uitgereikt.21 Aan een jongere die een opleiding in een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, ingevolge een beslissing van de klassenraad, met vrucht heeft gevolgd, wordt een certificaat (3) uitgereikt. Aan een jongere die een niet modulair georganiseerde opleiding in een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, ingevolge een beslissing van de klassenraad, niet met vrucht heeft gevolgd, wordt een attest van verworven competenties (1) uitgereikt.22 Aan een jongere die ten minste één certificaat heeft behaald en, ingevolge een beslissing van de klassenraad, in voldoende mate de doelstellingen die in het leerplan zijn opgenomen heeft bereikt en aldus voldaan heeft voor het geheel van de vorming, wordt een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs (4), een getuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs (5) of een diploma van secundair onderwijs (6) uitgereikt, naargelang het geval. Om een diploma van secundair onderwijs te behalen, moet de jongere evenwel in het bezit zijn van een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs.23 Aan een jongere die voldaan heeft aan al de onderstaande voorwaarden wordt een getuigschrift over de basiskennis van het bedrijfsbeheer (7) uitgereikt: 1. met uitzondering van de eerste graad, ten minste 4 schooljaren in het secundair onderwijs of in de leertijd hebben doorgebracht; 2. de voorwaarden van de basiskennis van het bedrijfsbeheer als vermeld in de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap en in het koninklijk besluit van 21 oktober 1998 tot uitvoering van hoofdstuk I van titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap.24
8.2
Studiebekrachtigingen uitgereikt in het kader van een opleiding in de leertijd Aan een jongere die een opleiding in de leertijd met vrucht heeft gevolgd, wordt een certificaat (3) uitgereikt.25 De Vlaamse Regering bepaalt welke combinatie van certificaten aanleiding geeft tot uitreiking van een getuigschrift leertijd. Aan een jongere die ten minste één certificaat heeft behaald en, ingevolge een beslissing van Syntra Vlaanderen, in voldoende mate de doelstellingen die in het leerplan zijn opgenomen heeft bereikt en aldus voldaan heeft voor het geheel van de vorming, wordt een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs
19
Decreet Leren en Werken, 10/07/2008, art.66. Decreet Leren en Werken, 10/07/2008, art. 69. 21 Decreet Leren en Werken, 10/07/2008, art. 70. 22 Decreet Leren en Werken, 10/07/2008, art. 71. 23 Decreet Leren en Werken, 10/07/2008, art. 72. 24 Decreet Leren en Werken, 10/07/2008, art. 73. 25 Decreet Leren en Werken, 10/07/2008, art. 81. 20
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
26
(4), een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs (5) of een diploma van secundair onderwijs (6) uitgereikt, naargelang het geval. Om een diploma van secundair onderwijs te behalen, moet de jongere evenwel in het bezit zijn van een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs.26 Aan een jongere die voldaan heeft aan al de onderstaande voorwaarden, wordt een getuigschrift over de basiskennis van het bedrijfsbeheer (7) uitgereikt: 1. met uitzondering van de eerste graad, ten minste 4 schooljaren in het secundair onderwijs of in de leertijd hebben doorgebracht. 2. de voorwaarden van de basiskennis van het bedrijfsbeheer als vemeld in de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap en in het koninklijk besluit van 21 oktober 1998 tot uitvoering van hoofdstuk I van titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap.27
Studiebekrachtiging 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0
DBSO Syntra
26 27
Attest Deelcer Certific Getuigs St,get, Diploma Get verw or tificaat at chr 2de 2de lj SO basisk 3435
220
1751
693
362
89
550
432
256
134
Attest verw
Certific Getuigs Attest certific Getuigs aat chrift verw aat chrift
617
617 1063
Decreet Leren en Werken, 10/07/2008, art. 82. Decreet Leren en Werken, 10/07/2008, art. 83.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
27
883
1063
883
Procentuele vergelijking uitgereikte studiebekrachtiging DBSO - Syntra 20 15 10 5 0
get, 2de gr SO
studieget, 2de lj 3de gr SO
diploma
DBSO
9,4
4,9
1,2
Syntra
14,3
11,2
6,6
Uit de cijferanalyse blijkt dat er in Syntra duidelijk meer getuigschriften van de 2de graad SO, studiegetuigschriften van het 2de leerjaar van de 3de graad en diploma’s werden uitgereikt.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
28
9.
Voltijds engagement DO in het schooljaar 2009-2010 (bevraging 18.01.2010) NEC 20092010
thuisw Brug VT andere POT Totaal VE 2009-2010 2009-2010 2009-2010 2009-2010 2009-2010 2009-2010
NOB TO 2009-2010 2009-2010
Westhoek
38.6%
2.9%
11.7%
11.1%
2.9%
9.4%
76.6%
7.0%
16.4%
Oostende
25.9%
0.5%
8.3%
12.0%
10.3%
10.8%
67.9%
15.5%
16.6%
Midden-West-Vlaanderen
44.1%
0.0%
13.4%
11.0%
0.8%
7.1%
76.4%
7.9%
15.7%
Zuid- West-Vlaanderen
33.3%
1.7%
25.0%
13.4%
0.8%
11.6%
85.8%
9.2%
4.9%
Brugge
38.3%
2.6%
11.3%
11.3%
8.4%
6.4%
78.4%
13.6%
8.0%
Zuid- Oost-Vlaanderen
29.1%
3.0%
8.2%
9.8%
16.3
7.4%
73.9%
8.9%
17.2%
Gent en Rand + Meetjesland
27.8%
3.3%
11.4%
9.9%
2.1%
16.2%
70.6%
17.3%
12.1%
Waas en Dender
31.9%
2.8%
12.0%
10.5%
3.5%
6.3%
67.1%
19.7%
13.3%
Brussel + Halle-Vilvoorde
24.0%
8.6%
10.6%
19.2%
3.6%
11.6%
77.8%
5.8%
16.4%
Leuven
29.6%
3.9%
12.9%
14.6%
0.4%
12.9%
74.2%
12.0%
13.7%
Mechelen
32.7%
2.7%
10.9%
18.3%
1.5%
5.9%
72.0%
7.9%
20.0%
Antwerpen Boom
29.3%
0.4%
12.2%
5.3%
8.1%
4.6%
59.8%
10.0%
30.2%
Kempen
40.5%
1.4%
14.3%
7.9%
5.8%
6.6%
76.5%
11.6%
11.9%
Limburg
27.1%
4.1%
15.0%
11.9%
11.0%
6.6%
75.8%
8.5%
15.8%
30.7%
2.6%
12.9%
10.5%
6.4%
8.0%
71.1%
10.9%
18.0%
Vlaanderen
Evolutie VE in de ROP in vergelijking met het Voortgangsrapport 2008-2009
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
29
Voltijds engagement per ROP 100 80 60 40 20 0 BHV
K
MWV
O
B
L
WD
W
ZOV
ZWV
M
VE 08-09
87,5
71,1
83,4
69,9
71,8
82,6
69,4
VE 09-10
77,8
76,5
76,4
67,9
78,4
74,2
67,1
83,5
79
86,7
81,1
76,6
73,9
85,8
72
AB
GR/M
Vlaan d
81,6
66
68,3
77,3
75,8
59,8
70,6
71,1
LI
Het voltijds engagement is dus in Vlaanderen gemiddeld gedaald van 77.3% naar 71.1%. In ROP Kempen, Brugge, Gent en Rand/Meetjesland is het VT engagement ten opzichte van schooljaar 2008-2009 gestegen. We stellen ook vast dat een aantal ROP boven het Vlaams gemiddelde presteren. Een uitschieter is zeker Zuid West Vlaanderen waar het voltijds engagement 14.7% hoger ligt dan het Vlaams gemiddelde. Hierdoor stellen in dit ROP vast dat het aantal jongeren dat niet onmiddellijk beschikbaar is en het aantal jongeren dat in de fase te oriënteren ondergebracht werd veel lager ligt. Anderzijds ligt het voltijds engagement in ROP Antwerpen Boom 11.3% lager dan het Vlaams gemiddelde.
Tewerkstelling in NEC per ROP 60 50 40 30 20 10 0 BHV
K
MWV
O
B
L
WD
W
ZOV
ZWV
M
LI
AB
GR/M
Vlaan d
NEC 08-09
27
47,6
49,6
29,4
39,4
31,1
28,9
43,3
35,8
40
42,7
28,5
36,4
30
36,4
NEC 09-10
24
40,5
44,1
25,9
38,3
29,6
31,9
38,6
29,1
33,3
32,7
27,1
29,3
27,8
30,7
Behalve in ROP Waas en dender, waar de tewerkstelling van de jongeren in het NEC met 3% gestegen is, is de kans op een job voor een jongere in DO gedaald.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
30
Jongeren DBSO in Brugproject per ROP 30 25 20 15 10 5 0 BHV
K
MWV
O
B
L
WD
W
Brug 08-09
11,2
10,5
13,2
8,1
9,7
12,5
14
10,1
9,1
Brug 09-10
10,6
14,3
13,4
8,3
11,3
12,9
12
11,7
8,2
M
LI
AB
GR/M
Vlaan d
22
10
15,1
11,7
9,9
11,9
25
10,9
15
12,2
11,7
12,9
ZOV ZWV
Het aantal jongeren dat in Vlaanderen ingeschakeld werd in een Brugproject nam lichtjes toe in het schooljaar 2009-2010 in vergelijking met het aantal jongeren in een Brugproject tijdens het schooljaar 2008-2009. Opmerkelijk is het hoog percentage Brugprojecten in ROP Zuid West Vlaanderen. De mogelijkheid om in een ROP meer jongeren te kunnen toeleiden naar een brugproject heeft logischerwijze gevolgen voor het voltijds engagement in deze regio.
Jongeren DBSO in Voortraject per ROP 25 20 15 10 5 0 BHV
K
MWV
O
B
L
WD
W
ZOV
ZWV
M
LI
AB
GR/M
Vlaan d
VT 08-09
21,9
7,9
8,2
11,6
8,8
21,3
12,5
15,2
10,1
11
20,9
17,4
5,6
10,1
13
VT 09-10
19,2
7,9
11
12
11,3
14,6
10,5
11,1
9,8
13,4
18,3
11,9
5,3
9,9
10,5
Het aantal jongeren die tijdens het schooljaar 2009-2010 toegeleid werden naar een voortraject is gedaald ten opzichte van het schooljaar 2008-2009. Enkel in MiddenWest-Vlaanderen, Oostende, Brugge en Zuid-West-Vlaanderen hebben meer jongeren een trajectfase in een Voortraject gevolgd. Merkwaardig is de grote daling van het aantal Voortrajecten in ROP Limburg.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
31
Jongeren DBSO in POT per ROP 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 BHV
K
MWV
O
B
L
WD
W
ZOV ZWV
M
LI
POT 08-09
12,8
5,4
7
12,8
8,6
12,1
8,5
7,9
6,9
10,3
5,3
6,6
POT 09-10
11,6
6,6
7,1
10,8
6,4
12,9
6,3
9,4
7,4
11,6
5,9
6,6
GR/M
Vlaan d
3,7
13,3
8,6
4,6
16,2
8
AB
Er is, in Vlaanderen tijdens het schooljaar 2009-2010, een lichte daling waar te nemen, in de inschakeling van het aantal jongeren in een Persoonlijk Ontwikkelingstraject. Uitzondering hier op vormen ROP Gent en Rand/Meetjesland, Antwerpen Boom, Mechelen, Zuid-West-Vlaanderen, Westhoek, Midden-WestVlaanderen en Limburg.
Jongeren DBSO in Te Oriënteren per ROP 35 30 25 20 15 10 5 0 BHV
K
MWV
O
B
L
WD
W
ZOV
ZWV
M
LI
AB
GR/M
Vlaan d
TO 08-09
9,2
15,6
7,4
16,7
13,7
8,1
18
11
12,6
7,8
10,7
11,6
24,6
13,7
12,9
TO 09-10
16,4
11,9
15,7
16,6
8
13,7
13,3
16,4
17,2
4,9
20
15,8
30,2
12,1
18
Een zorgwekkende vaststelling is de stijging het aantal jongeren in DO die volgens de screening ingeschaald zijn in een bepaalde fase, maar nog te oriënteren zijn naar deze trajectfase omdat er geen vacature voor handen is of omdat een project volzet is.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
32
Jongeren DBSO niet onmiddellijk beschikbaar per ROP 25 20 15 10 5 0 BHV
K
MWV
O
B
L
WD
W
ZOV
ZWV
M
LI
AB
GR/M
Vlaan d
NOB 08-09
3,4
6,2
9,3
13,6
14,5
9,3
12,7
5,6
8,5
5,6
8,3
6,8
8,8
18,1
9,3
NOB 09-10
5,8
11,6
7,9
15,5
13,6
12
19,7
7
8,9
9,2
7,9
8,5
10
17,3
10,9
Het aantal jongeren in Vlaanderen die niet onmiddellijk beschikbaar zijn voor een trajectfase in DO is tijdens schooljaar 2009-2010 gestegen.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
33
C.
ARBEIDSMARKTSTUDIE SCHOOLVERLATERS DO Daar waar wij vorig schooljaar genoodzaakt waren ons te baseren op de schoolverlaterstudie van de VDAB, (die een weergave zijn van het resultaat tewerkstelling na 1 jaar van de schoolverlaters die zich inschrijven als werkzoekende bij de VDAB) voor de cijfergegevens van het ROP, zijn wij nu in staat om een meting te doen die exact beantwoord aan de vraag van het voortgangsrapport: resultaat van de arbeidsmarktsituatie op 1januari, van jongeren die het deeltijds onderwijs het vorige schooljaar verlaten hebben. Omdat een vergelijking tussen het resultaat van de schoolverlaterstudie en het resultaat arbeidsmarktsituatie 1 januari niet relevant is, omwille van de verschillende criteria die gehanteerd worden als uitgangspunt, lijkt het ons zinvol om in dit voortgangsrapport zowel het resultaat van de meting arbeidsmarktsituatie van het schooljaar 2008-2009 als die van het schooljaar 2009-2010 op te nemen.
1.
Resultaat arbeidsmarktsituatie 2008-2009
Criteria: Bronbestand VDAB, waarbij volgende criteria gehanteerd werden: − alle jongeren waarvan de projectijn en /of het begeleidingstraject werden afgesloten tijdens of op het einde van het schooljaar 2008/2009 − arbeidsmarktsituatie ingevuld op basis van download 31/12/2009 (aan de hand van de tewerkstellingscontracten in DIMONA of zelfstandigengegevens). Dit bronbestand werd gekoppeld aan de databank onderwijs, waarbij volgende criteria gehanteerd werden: − ingeschreven in het DO gedurende het schooljaar 2008-2009 − niet meer ingeschreven in DO gedurende het schooljaar 2009-2010 − niet meer ingeschreven in de databank onderwijs op 1 februari 2010 Het totaal aantal jongeren dat aan deze criteria beantwoordt wordt in de tabel beschreven als: ."Aantal leerlingen uitgeschreven" De jongeren die op het meetmoment 31/12/2009 niet ingeschreven waren als werkzoekende bij de VDAB worden in de tabel aangeduid met "uit de werkloosheid, inclusief aan het werk in België". De jongeren die op het meetmoment 31/12/2009 een tewerkstelling realiseerden worden in de tabel aangeduid met = "aan het werk in België". "Aantal leerlingen uitgeschreven" verminderd met het "aantal leerlingen uit de werkloosheid inclusief leerlingen aan het werk in België" wordt in de tabel omschreven als "aantal leerlingen niet uit de werkloosheid".
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
34
ROP
ROP Antwerpen Boom ROP Brugge ROP Brussel + Halle-Vilvoorde ROP Gent en Rand ROP Kempen ROP Leuven ROP Limburg ROP M W-Vlaanderen ROP Mechelen ROP Meetjesland ROP Oostende ROP Waas en Dender ROP Westhoek ROP Z O-Vlaanderen ROP Z W-Vlaanderen Eindtotaal Vlaanderen
Aantal leerlingen uit Aantal werkloosheid leerlingen inclusief uitgeleerlingen aan schreven het werk in België 598 62 129 186 221 117 342 63 108 33 104 192 87 183 202 2627
296 37 91 62 116 53 166 32 48 21 54 74 55 93 102 1300
Procentueel aandeel leerlingen uit werkloosheid inclusief leerlingen aan het werk in België
Aantal leerlingen aan het werk in België
49,50% 59,68% 70,54% 33,33% 52,49% 45,30% 48,54% 50,79% 44,44% 63,64% 51,92% 38,54% 63,22% 50,82% 50,50%
238 31 30 54 83 36 114 19 37 14 29 61 35 66 84
49,49%
Procentueel aandeel leerlingen aan het werk in België 39,80% 50,00% 23,26% 29,03% 37,56% 30,77% 33,33% 30,16% 34,26% 42,42% 27,88% 31,77% 40,23% 36,07% 41,58%
931
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
35
35,44%
Aantal leerlingen niet uit de werkloosheid
Procentueel aandeel leerlingen niet uit de werkloosheid
302 25 38 124 105 64 176 31 60 12 50 118 32 90 100
50,50% 40,32% 29,46% 66,67% 47,51% 54,70% 51,46% 49,21% 55,56% 36,36% 48,08% 61,46% 36,78% 49,18% 49,50% 1327
50,51%
2.
Resultaat arbeidsmarktsituatie 2009-2010
Criteria: Bronbestand VDAB, waarbij volgende criteria gehanteerd werden: − alle jongeren waarvan de projectijn en /of het begeleidingstraject werden afgesloten tijdens of op het einde van het schooljaar 2009/2010 − arbeidsmarktsituatie ingevuld op basis van download 31/12/2010 (aan de hand van de tewerkstellingscontracten in DIMONA of zelfstandigengegevens).
Dit bronbestand werd gekoppeld aan de databank onderwijs, waarbij volgende criteria gehanteerd werden: − ingeschreven in het DO gedurende het schooljaar 2009-2010 − niet meer ingeschreven in DO gedurende het schooljaar 2010-2011 − niet meer ingeschreven in de databank onderwijs op 1 februari 2011 Het totaal aantal jongeren dat aan deze criteria beantwoordt wordt in de tabel beschreven als: ."Aantal leerlingen uitgeschreven" De jongeren die op het meetmoment 31/12/2010 niet ingeschreven waren als werkzoekende bij de VDAB worden in de tabel aangeduid met "uit de werkloosheid, inclusief aan het werk in België". De jongeren die op het meetmoment 31/12/2010 een tewerkstelling realiseerden worden in de tabel aangeduid met = "aan het werk in België". "Aantal leerlingen uitgeschreven" verminderd met het "aantal leerlingen uit de werkloosheid inclusief leerlingen aan het werk in België" wordt in de tabel omschreven als "aantal leerlingen niet uit de werkloosheid".
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
36
Procentueel aandeel Aantal leerlingen leerlingen uit uit werkloosheid werkloosheid Aantal inclusief inclusief leerlingen leerlingen aan leerlingen aan het werk in uitgehet werk in schreven België België
ROP
Aantal leerlingen aan het werk in België
Procentueel aandeel leerlingen aan het werk in België
Aantal leerlingen niet uit de werkloosheid
Procentueel aandeel leerlingen niet uit de werkloosheid
ROP Antwerpen Boom
881
524
59,48%
339
38,48%
357
40,52%
ROP Brugge
149
104
69,80%
52
34,90%
45
30,20%
ROP Brussel + Halle-Vilvoorde
143
106
74,13%
43
30,07%
37
25,87%
ROP Gent en Rand
150
75
50,00%
42
28,00%
75
50,00%
ROPKempen
229
160
69,87%
103
44,98%
69
30,13%
ROP Leuven
107
62
57,94%
37
34,58%
45
42,06%
ROP Limburg
445
254
57,08%
127
28,54%
191
42,92%
ROP M W-Vlaanderen
72
46
63,89%
30
41,67%
26
36,11%
ROP Mechelen
100
58
58,00%
38
38,00%
42
42,00%
ROP Meetjesland
49
33
67,35%
21
42,86%
16
32,65%
ROP Oostende
58
33
56,90%
17
29,31%
25
43,10%
ROP Waas en Dender
210
121
57,62%
81
38,57%
89
42,38%
ROP Westhoek
69
47
68,12%
30
43,48%
22
31,88%
ROP Z O-Vlaanderen
214
116
54,21%
70
32,71%
98
45,79%
ROP Z W-Vlaanderen
190
108
56,84%
68
35,79%
82
43,16%
Eindtotaal Vlaanderen
3066
1847
60,24%
1098
35,81%
1219
39,76%
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
37
Doorstroom van schoolverlaters DBSO 09/10 naar NEC per ROP 1 januari 2011 60 50 40 30 20 10 0 BHV
K
MWV
O
Doorstroom 08-09 23,26 37,56 30,16 27,88
B 50
L
WD
W
ZOV ZWV
M
LI
AB
GR/M
Vlaan d
30,77 31,77 40,23 36,07 41,58 34,26 33,33 39,8 31,05 34,44
Doorstroom 09-10 30,07 44,98 41,67 29,31 34,9 34,58 38,37 43,48 32,71 35,79
38
28,54 38,48 31,65 35,81
De doorstroom voor Vlaanderen, van schoolverlaters uit DBSO gemeten op 1 januari 2011, naar een tewerkstelling op de reguliere arbeidsmarkt, is voor het schooljaar 2009-2010 licht gestegen. Voor volgende ROP is de doorstroom gedaald: Brugge 15,10% Zuid-Oost-Vlaanderen 3,36% Zuid-West-Vlaanderen 5,79% Limburg 4,75% Antwerpen Boom 1,32% Grootste stijgers zijn ROP Kempen en Midden-West-Vlaanderen.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
38
Werkloze schoolverlaters DBSO 09-10 per ROP op 1 januari 2011 70 60 50 40 30 20 10 0 BHV
K
MWV
O
B
L
WD
W
ZOV ZWV
M
LI
AB
Werkloos 08-09 29,46 47,51 49,21 48,08 40,32 54,7 61,46 36,78 49,18 49,5 55,56 51,46 50,5 Werkloos 09-10 25,87 30,13 36,11 43,1
30,2 42,06 42,38 31,88 45,79 43,16
42
GR/M
Vlaan d
62,1 50,51
42,92 40,52 45,72 39,76
Het aantal jongeren in Vlaanderen van schooljaar 2009-2010, dat DO verlaten heeft en op 1 januari 2011 geen job had, is ten opzichte van het vorig schooljaar gedaald met 10.70%. Als randbemerking bij de cijfergegevens dient meegegeven te worden, dat 60.24% schoolverlaters uit DO op 1 januari 2011 niet meer werkloos waren. Van deze groep is officieel 35.81% tewerkgesteld in het regulair arbeidscircuit in België. Van de resterende 24.43% is niet geweten wat het vervolgtraject is.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
39
D.
CONCLUSIES Tijdens het tweede werkingsjaar van het ROP, werd over het algemeen de werking van het vorig schooljaar geconsolideerd. We stellen vast dat in een aantal ROP het voorzitterschap waargenomen wordt door een coördinator van een CDO uit de regio, want soms moeilijk te combineren valt gezien de dubbele rol die door hem dan op de vergaderingen is toebedeeld. In enkele ROP wordt met de, zoals in het decreet vastgelegde, samenstelling beperkt vergaderd, maar zijn parallel aan deze samenkomsten thematische werkgroepen opgericht. Hoofdactiviteit van de ROP blijft de verdeling en bespreking van het urencontingent van de voortrajecten en de bespreking van een aantal andere cijfergegevens. De bespreking van arbeidsmarktgerichte onderwerpen zoals afstemmen vraag en aanbod tussen onderwijs en de arbeidsmarkt, opvolgen arbeidsmarkttendensen, bespreken van de toeleiding, oriëntering en doorverwijzing van jongeren naar en binnen het stelsel van leren en werken komen slechts in beperkte mate aan bod. Uit de verslagen blijkt dat vergaderingen van de ROP meestal bijgewoond wordt door een vertegenwoordiger van het departement Onderwijs en Vorming , dit in tegenstelling tot de opvolging van het departement Werk en Sociale Economie. Ook dit schooljaar is het aantal jongeren in de systemen leren en werken toegenomen. Dit leerlingenaantal bestaat voor 1/3 uit meisjes en voor 2/3 uit jongens. In de grootstedelijke regio’s stellen wij vast dat de samenstelling van de groep jongeren afwijkt van de rest van Vlaanderen. Procentueel zijn in deze ROP veel meer jongeren die een andere thuistaal hebben dan het Nederlands. Van een groot aantal jongeren is de leerachterstand niet gekend. In ROP Antwerpen Boom constateren we daarnaast ook een vrij hoge vertegenwoordiging niet leerplichtigen binnen het jongerencontingent in leren en werken. De combinatie van deze problematieken heeft ontegensprekelijk invloed op de cijfers van voltijds engagement en het hoog aantal jongeren “te oriënteren”. Doordat 25% van het totaal aantal jongeren binnen leren en werken ingeschreven is in ROP Antwerpen Boom hebben de cijfers van deze regio ook een grote impact op de gemiddelde cijfers voor Vlaanderen. De problematiek van deze regio vindt dus zijn weerspiegeling in het totaalbeeld van Vlaanderen. Ondanks het feit dat we vaststellen dat het voltijds engagement voor Vlaanderen gedaald is naar 71.1%, stellen we vast dat de deelname aan arbeidsdeelname en brugproject gestegen is. Het aantal jongeren in voortraject en POT daarentegen is gedaald. Waar zeker aandacht moet aan besteed worden is het hoog percentage jongeren dat zich in de fase “te oriënteren” bevindt. De oorzaken van deze evolutie kunnen zeker niet afgeleid worden als men zich louter op cijfermateriaal kan baseren. Om dit rapport positief af te sluiten dient zeker te worden aangehaald dat het aantal werkloze schoolverlaters uit DO op tellingsdatum van 1 januari met 10.70% gedaald is.
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
40
E.
LIJST AFKORTINGEN AM B BHG BHV CDO DBO DO GR K L Li M ML MWV NEC NOB O POT ROP SO TO VE VT W WD ZOV ZWV
Antwerpen Boom Brugge Brussel Hoofdstedelijk Gewest Brussel Halle Vilvoorde Centrum Deeltijds Beroepssecundair Onderwijs Dienst Beroepsopleiding Deeltijds Beroepssecundair Onderwijs Gent en Rand Kempen Leuven Limburg Mechelen Meetjesland-Leiestreek Midden-West-Vlaanderen Normaal Economisch Circuit Niet onmiddellijk beschikbaar Oostende Persoonlijk Ontwikkelingstraject Regionaal Overlegplatform Secundair Onderwijs Te oriënteren Voltijds Engagement Voortraject Westhoek Waas en Dender Zuid-Oost-Vlaanderen Zuid-West-Vlaanderen
Voortgangsrapport ROP-Vlaanderen 2009-2010
41