Provinciale Staten
Voorstel aan Provinciale Staten
PS2007-469
HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH Bodemsanering mede in relatie tot woningbouw (met wijziging 27 van de Begroting 2007) HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH
Beknopte samenvatting van inhoud voorstel: Uw Staten hebben eind 2006 in het kader van de actualisering van de Meerjarige Investeringsreserve Gelderland (Actualisering MIG 2006; PS2006-775, 6 december 2006) een bedrag van € 7.500.000 gereserveerd voor de periode 2007 tot en met 2009 voor bodemsanering in relatie tot versnelling van de woningbouw en andere ruimtelijke ontwikkelingen. Nu wordt een uitwerkingsvoorstel gedaan voor de inzet van de middelen. Voorgesteld wordt om de middelen beschikbaar te stellen voor de periode 2007 tot en met 2011. Daarnaast wordt een aantal uitgangspunten en criteria geformuleerd voor de inzet van de middelen. Eén concreet project ‘de Haar ’t Zwin’ wordt voorgedragen voor subsidiëring met een bedrag van € 200.000. Verzocht wordt om hiertoe de begroting te wijzigen en de subsidieverlening aan ons te delegeren. Verder wordt voorgesteld om € 1.072.500 in te zetten voor de financiering van de rentederving op de voorfinanciering van rijksmiddelen voor het Meerjarenprogramma bodembescherming. Voor de besteding van de overige middelen zullen te zijner tijd voorstellen aan uw Staten worden voorgelegd, waarbij zoveel mogelijk projecten gebundeld worden. Tot slot wordt voorgesteld om uit de gereserveerde middelen binnen de MIG een bedrag van € 375.000 beschikbaar te stellen voor voorbereidings- en uitvoeringskosten voor de periode 2007 tot en met 2010. =====
Aan Provinciale Staten 1.
Inleiding
Uw Staten hebben eind 2006 in het kader van de actualisering van de Meerjarige Investeringsreserve Gelderland (Actualisering MIG 2006; PS2006-775, 6 december 2006) een bedrag van € 7.500.000 gereserveerd voor bodemsanering mede in relatie tot woningbouw in Gelderland. De inzet van het budget is gericht op bodemsanering in relatie tot het realiseren van ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van woningbouw en het versnellen daarvan maar ook in relatie tot andere ruimtelijke ontwikkelingen. Bij de ontwikkeling van woningbouwlocaties vormt de aanwezigheid van bodemverontreiniging regelmatig een belemmering. De kosten die gemoeid zijn met de aanpak van de bodemsanering trekken vaak een grote wissel op de projectfinanciering met als gevolg dat er vertraging optreedt in de uitvoering. Provinciale cofinanciering van (een deel van) de onrendabele investering in projecten maakt het mogelijk om ruimtelijke ontwikkeling in bijvoorbeeld die gevallen doorgang te laten vinden en te versnellen. Ook bij andere ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de herontwikkeling van stortplaatsen of ruimtelijke ontwikkeling ten behoeve van recreatie, kan bodemverontreiniging een belemmering vormen. Provinciale cofinanciering stimuleert initiatieven uit de markt voor een integrale aanpak van ruimtelijke ontwikkeling en bodemsanering en versnelt daarmee de bodemsaneringsopeInlichtingen bij mw. M.J.A. Gijsen, tel. (026) 359 83 55 e-mail
[email protected] verzonden
ratie. Het gaat hier om saneringen waar geen schuldige eigenaar of veroorzaker is aan te wijzen, maar met een injectie van de overheid ook geld uit de markt beschikbaar komt. De wijze waarop deze MIG-gelden worden ingezet sluit aan bij de pijlers uit het Gelders coalitieakkoord 2007-2011. Een daadkrachtig partnerschap zien wij terug in gezamenlijke investeringen door meerdere partijen, waarmee maatschappelijke opgaven gerealiseerd worden. Een duurzame leefomgeving komt tot uitdrukking in het investeren in een veilige en schone leefomgeving om te wonen en een impuls aan de ruimtelijke kwaliteit zowel in landelijk als stedelijk gebied. In dit PS-voorstel wordt de beleidslijn voor het inzetten van de middelen gepresenteerd. Allereerst wordt ingegaan op de verhouding van deze MIG-gelden tot een aantal andere financieringsstromen. Vervolgens worden de uitgangspunten en criteria besproken voor het toekennen van subsidie voor projecten. Daarna komt een voorstel voor de inzet van een deel van de middelen aan de orde. 2.
Verhouding tot andere financieringsstromen
Er is een aantal financieringsstromen, waaruit bodemsanering, al dan niet in combinatie met woningbouw, gefinancierd kan worden. Hieronder wordt daar kort op ingegaan. ISV en VINAC Het ISV-bodembudget (2005 t/m 2009) wordt ingezet om de herstructurering en transformatieopgave in relatie tot bodemsanering in het stedelijk gebied mogelijk te maken. Het gaat over ontwikkellocaties (dynamische locaties), waar woningbouw wordt gerealiseerd en waar sprake is van bodemproblematiek. Er wordt onderscheid gemaakt tussen programmagemeenten en projectgemeenten. Voor dynamische locaties in het stedelijk gebied van het KAN en de Stedendriehoek zijn naast ISV aanvullend VINAC bodemmiddelen (2005 t/m 2009) ter beschikking gesteld, gekoppeld aan de woningbouwafspraken. Het budget wordt aan de provincies uitbetaald via de ISV lijn. Wbb-middelen Op grond van de Wet bodembescherming (Wbb) stelt VROM aan de provincie middelen beschikbaar voor de aanpak van spoedeisende bodemsaneringen, waarvoor geen derden aangesproken kunnen worden. De middelen zijn in principe bedoeld voor het landelijk gebied, als tegenhanger van de ISV/VINAC middelen voor het stedelijk gebied. In de praktijk is het echter zo, dat het merendeel van de projecten vanuit de erfenis uit het verleden in het stedelijk gebied ligt. Het gaat in de meeste gevallen om statische locaties (in projectgemeenten), waar woningbouw gerealiseerd is of sprake is van bestaande wijken en zich op dit moment geen ontwikkelingen voordoen. Inzet diverse financieringsstromen De Wbb-middelen worden in principe niet ingezet voor dynamische locaties. Voor de inzet van de Wbb-middelen hebben Gedeputeerde Staten op 10 juli 2007 een Uitvoeringsprogramma voor de periode 2007-2009 onder voorbehoud vastgesteld (zie paragraaf 4). De ISV-middelen en VINAC-middelen zijn, net als de MIG-gelden ‘bodemsanering mede in relatie tot woningbouw’, bedoeld voor dynamische locaties. De financieringsstromen worden op de volgende manier ingezet. Het restant ISV-bodembudget (€ 2,2 miljoen) en VINAC-bodembudget (€ 1,7 miljoen) wordt ingezet voor bodemprojecten die gekoppeld zijn aan (binnen)stedelijke vernieuwingsprojecten en Stado-projecten (voorloper ISV). Hiermee kan de provincie richting VROM verantwoorden dat de middelen conform de afspraken besteed zijn.
2
De MIG-gelden voor bodemsanering mede in relatie tot woningbouw worden ingezet wanneer er sprake is van zogenaamde ‘versnellingsprojecten woningbouw’ in relatie tot bodemsanering. Versnellingsprojecten zijn projecten waar de woningbouw stagneert en waar met een extra inspanning van de provincie gepoogd wordt voortgang te bereiken. In deze projecten kan er een relatie met ISV/Stado zijn. Daarnaast worden deze MIG-gelden ingezet voor bodemsanering in relatie tot andere ruimtelijke ontwikkeling. Het gaat dan onder meer om herontwikkeling van stortplaatsen, recreatie en toerisme, bedrijventerreinen of plattelandsontwikkeling. De middelen kunnen ingezet worden voor dynamische locaties in zowel stedelijk als landelijk gebied. 3.
Uitgangspunten en criteria voor subsidieverlening vanuit de MIG-gelden ‘bodemsanering mede in relatie tot woningbouw’
Om in aanmerking te komen voor financiering wordt voorgesteld de volgende criteria en uitgangspunten te hanteren. 1.
Gemeenten kunnen een aanvraag indienen voor een project op het gebied van bodemverontreiniging in relatie tot woningbouw/versnelling. Door (alleen) gemeenten aan te merken als mogelijke aanvrager, wordt aangesloten bij het ISV/VINAC-kader, waardoor er geen concurrentie tussen de verschillende financieringsstromen ontstaat. Gemeenten en andere openbare lichamen kunnen een aanvraag indienen voor een project op het gebied van bodemverontreiniging in relatie tot andere ruimtelijke ontwikkeling. Bij andere openbare lichamen valt primair te denken aan regio’s, waterschappen en recreatieschappen.
2.
Er moet bij alle projecten sprake zijn van de aanpak van een bodemverontreiniging, die de ruimtelijke ontwikkeling belemmert. Het gaat dan om bodemverontreinigingen, die op grond van de Wet bodembescherming het predikaat ernstig meekrijgen. Prioriteit wordt gegeven aan die projecten, waarbij er daarbovenop sprake is van spoedeisendheid (d.w.z. met een hoge milieuprioriteit). Bodemverontreinigingen, die niet als ernstig wor1 den aangemerkt, vallen niet onder de doelstelling van deze middelen .
3.
Het moet gaan om uitvoeringsgerede projecten. Handvat hierbij is dat binnen zes maanden na het besluit tot subsidietoekenning een saneringsplan moet zijn ingediend. In ieder geval dienen de projecten binnen de looptijd van deze MIG-gelden (2007 t/m 2011) te starten. Indien de ontvanger van de subsidie niet binnen deze periode met het project is aangevangen, kan de subsidiebeschikking ingetrokken worden.
4.
Het project moet een bijdrage leveren aan het opheffen of voorkomen van stagnatie in maatschappelijke ontwikkelingen die het provinciaal bestuur, onder meer blijkens provinciale beleidsplannen, wenst te stimuleren. Hierbij kan gedacht worden aan het Kwalitatieve Woon Programma 2005-2014 en de Beleidsnota bodemsanering. Het project moet daarnaast maatschappelijk en bestuurlijk voldoende draagvlak hebben.
5.
Er moet sprake zijn van een aantoonbare onrendabele investering voor de aanvrager. Onder onrendabele investering wordt verstaan: de investering van de aanvrager (gemeente of ander openbaar lichaam) aan een project, waar tegenover geen opbrengsten staan vanuit dat project. Daarbij wordt uitgegaan van een realistische bijdrage van de betrokken partijen aan het project. Als leidraad daarvoor hanteren wij de publicatie “de
1
Er is sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging als er sprake is van meer dan 25 m 3 grond en/of 100 m3 grondwater verontreinigd boven de interventiewaarde. Als de omvang van de verontreiniging kleiner is, zijn de saneringskosten geen substantiële post in de planexploitatie en is er geen sprake van een belemmering.
3
kosten in beeld, de kosten verdeeld” (handreiking in opdracht van VROM). De onrendabele investering is het gevolg van het provinciale ambitieniveau en kan betrekking hebben op woonbeleid, cultuurhistorie, duurzaam bouwen, natuur en milieu en meervoudig ruimtegebruik maar altijd in samenhang met het oplossen van een bodemproblematiek. 6.
De provincie draagt 50% bij in de onrendabele investering tot een maximum van € 580.000. De aanvrager draagt de overige 50% van de onrendabele investering bij. Hiermee wordt aangesloten bij de voorwaarden in het kader van ISV en Vinac. In bijzondere gevallen kan hiervan afgeweken worden en is een bijdrage vanuit de provincie tot 100% van de onrendabele investering mogelijk. Eén bijzonder geval is een aanpak van bodemsanering in het kader van versnelling van woningbouw. Daarnaast kunnen er nog andere uitzonderingen zijn, bijvoorbeeld wanneer er naast de bodemsanering ook een ander milieuknelpunt opgelost wordt, zoals het verplaatsen van een hinderlijk bedrijf of het beperken van uitstoot. De aanvrager moet een besluit van de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of het bestuur overleggen, waaruit blijkt dat de aanvrager de eigen bijdrage in zijn begroting heeft opgenomen, respectievelijk zal opnemen.
7.
Verwacht wordt dat er geen projecten zullen zijn, waarbij sprake is van staatssteun. Maar hoe dan ook zal bij de voorstellen die aan PS worden voorgelegd ingegaan worden op het onderwerp staatssteun. Er zal geen subsidie worden verleend, indien dit in strijd is met de Europese regelgeving hierover. De aanvrager die een bijdrage ontvangt in de financiering van de onrendabele top, moet er vervolgens ook op toezien dat de regelgeving ten aanzien van staatssteun wordt nageleefd.
8.
De rechtstreekse gemeenten (Arnhem en Nijmegen) komen niet in aanmerking voor financiering. Als rechtstreekse gemeenten krijgen Arnhem en Nijmegen in het kader van ISV en VINAC relatief meer bodemmiddelen van VROM, dan de provincie Gelderland voor de overige Gelderse gemeenten. Bovendien kunnen zij zelf bepalen hoe deze middelen ingezet worden.
4.
Inzet middelen
Verdeling van de middelen Bij het PS-besluit van 6 december 2006 is de volgende verdeling van de middelen opgenomen: 2007: € 1.500.000 miljoen 2008: € 3.000.000 miljoen 2009: € 3.000.000 miljoen. Bekend is dat dit soort subsidieverlening een opstartperiode nodig heeft, enerzijds om voldoende bekendheid te krijgen en anderzijds om projecten te kunnen ontwikkelen. Daarom wordt een ander kasritme voorgesteld: € 500.000 in 2007 € 2.500.000 in 2008 € 2.500.000 in 2009 € 1.835.000 in 2010 € 165.000 in 2011. Wij stellen ons voor om geen hard schot te maken tussen het deel van de middelen bestemd voor de versnelling van woningbouw en het deel voor overige ruimtelijke ontwikkelingsprojecten. Voor 2007 gaan wij uit van een 50%-50% verdeling. Per jaar stellen wij op basis van verwachte projecten een uitgangspunt voor verdeling vast.
4
Fysieke projecten Op dit moment zijn er nog geen uitgewerkte projectvoorstellen, met uitzondering van het project De Haar ’t Zwin in Maasdriel (zie hieronder). Uit een grove inventarisatie zijn reeds een tiental projecten bekend, waar bodemsanering en ruimtelijke ontwikkelingen samenkomen en sprake is van een mogelijk financieringstekort. Zodra de beleidslijn door uw Staten is vastgesteld, wordt door middel van externe communicatie bredere bekendheid gegeven aan de mogelijkheid tot cofinanciering. De geïnventariseerde projecten liggen op het vlak van bodemsanering in combinatie met: 1. Woningbouw in relatie tot versnelling. 2. Herontwikkeling (bijvoorbeeld van stortplaatsen) ten behoeve van recreatie, sport en/of natuurontwikkeling. 3. Herontwikkeling in bebouwd gebied bijvoorbeeld in relatie tot bedrijfsverplaatsing of wijkontwikkeling. Op basis van door gemeenten of andere openbare lichamen ingediende aanvragen zullen voorstellen tot het toekennen van begrotingssubsidies aan uw Staten worden voorgelegd. Dit zal zoveel mogelijk gebundeld gebeuren. Uw Staten wordt verzocht om de bevoegdheid tot uitvoering (het nemen van verleningsbesluiten, de bevoorschotting en vaststellingsbesluiten) te delegeren aan Gedeputeerde Staten. Project De Haar ‘t Zwin Het project De Haar ’t Zwin II in de kern Ammerzoden omvat de bouw van 113 woningen waarvan 24 goedkoop. Voor de ontwikkeling van de locatie heeft Woningstichting de Vijf Gemeenten diverse percelen verworven en dienen ook (agrarische) bedrijven verplaatst te worden. Hierdoor kent het project relatief hoge (grond)kosten. In opdracht van de provincie Gelderland is adviesbureau BBN Adviseurs gevraagd het tekort te toetsen. BBN Adviseurs heeft het tekort op de exploitatie vastgesteld op € 557.819,--. Zonder externe bijdragen is het project dus niet rendabel en zal dan ook niet gerealiseerd kunnen worden. Met een overleg tussen provincie, gemeente en Woningstichting de Vijf Gemeenten is uitwerking gegeven aan de subsidieaanvraag van d.d. 17 juli 2006. Hier is onder voorwaarden een provinciale bijdrage van maximaal € 200.000,-- toegezegd. De hoogte van dit bedrag komt overeen met het in de exploitatie begrote bedrag voor bodemsanering. De voorwaarden gaan over de bereidheid van de overige partijen om het restant te kort voor hun rekening te nemen en versneld tot uitvoering over te gaan (dit betekent start bouw in 2008). Daarnaast dienen de gepresenteerde stedenbouwkundige en programmatische uitgangspunten bij de uitvoering behouden te blijven. Rentederving op voorfinanciering Uitvoeringsprogramma Wbb Ons college heeft in oktober 2006 vastgesteld dat er een tekort is van € 10 miljoen op het lopende Meerjarenprogramma Wbb voor de periode 2005-2009, wat met name de voortzetting van grondwatersaneringen in het stedelijk gebied betreft. Het betreffen locaties waar woningbouw al gerealiseerd is of sprake is van bestaande bebouwing en waar geen dynamische ontwikkelingen als mogelijke kostendrager van een deel van de bodemsaneringskosten aanwezig zijn. Begin 2007 heeft staatssecretaris Van Geel schriftelijk de bestuurlijke toezegging gedaan, dat de provincie ten laste van het budget voor de nieuwe programmaperiode 2010-2014, nu reeds verplichtingen mag aangaan tot een maximum van € 17,5 miljoen voor de projecten uit de
5
huidige programmaperiode. Om gebruik te maken van die toezegging moet de provincie de kosten uit eigen middelen voorfinancieren. Daarbij is er sprake van een maximale indicatieve rentederving van € 1.072.500,--. Er wordt uitgegaan van het volgende kasritme: 2008: € 137.500 2009: € 412.500 2010: € 357.500 2011: € 165.000. De voorgefinancierde bijdrage Wbb is voorzien uit provinciale middelen en komt in de nieuwe programmaperiode terug via de bijdrage van VROM. De bevoegdheid tot het vaststellen van het Meerjarenprogramma Wbb en de Uitvoeringsprogramma’s, als uitwerking op projectniveau, ligt bij ons college. Nu er echter een tekort is dienen uw Staten een besluit tot financiering van de rentederving te nemen. Op 10 juli 2007 stelt ons college om die reden onder voorbehoud een Uitvoeringsprogramma voor de periode 2007-2009 vast. Ons college vindt het van belang dat de plannen, die gemaakt zijn, ook daadwerkelijk uitgevoerd worden. Hiermee wordt een duurzame leefomgeving in het stedelijk gebied gerealiseerd en kan de kwaliteit van de bestaande leefomgeving ook worden gewaarborgd. Over het Meerjarenprogramma is gecommuniceerd naar gemeenten, waterschappen en bewoners. Wil de provincie een betrouwbare partner zijn, dan zullen de eerder gestarte en voorgenomen projecten ook (verder) uitgevoerd moeten worden. Ook richting VROM zou het een verkeerd signaal zijn, als de provincie zich nu terugtrekt, nadat zij zich eerst sterk heeft gemaakt voor aanvullende middelen. Aan uw Staten wordt daarom voorgesteld om toestemming te geven om voor het Meerjarenprogramma Wbb 2005-2009 maximaal € 17,5 miljoen voor te financieren uit beschikbare middelen en de rentederving ten laste te brengen van de MIG-gelden ‘bodemsanering mede in relatie tot woningbouw’. Financiële consequenties € 7.500.000,--
Totaal gereserveerd bedrag MIG Voorstel project de Haar/’t Zwin Maasdriel Voorstel reservering rentederving voorfinanciering Wbb-middelen
-/- € 200.000,--/- € 1.072.500,-€ 6.227.500,--*
Totaal nog beschikbaar
* Op basis van nadere projectvoorstellen zullen voorstellen aan uw Staten worden voorgelegd over de concrete besteding van dit bedrag. Voorbereidings- en uitvoeringskosten In de Meerjarige Investeringsreserve Gelderland (MIG) is in totaal 5% gereserveerd voor voorbereidings- en uitvoeringskosten. Voor de extra werkzaamheden ten behoeve van het wegzetten van de middelen ‘bodemsanering mede in relatie tot woningbouw’, die niet binnen de afdelingen kunnen worden opgevangen,’ wordt voorgesteld € 375.000 (5% van het totaalbedrag van € 7,5 miljoen) beschikbaar te stellen ten laste van de binnen het MIG gereserveerde gelden voor voorbereidings- en uitvoeringskosten. Een deel van de middelen zal ingezet worden om procesbegeleiding voor gemeenten in te kunnen huren. Procesbegeleiding door een extern projectmanager bestaat bijvoorbeeld uit het optreden als sparring-partner bij het onderhandelingstraject met partners, het formuleren van de aanvraag, het formuleren en beoorden van bestekken, het begeleiden van de aanbesteding van werken en ondersteuning bij financiële projectadministratie.
6
Daarnaast zijn middelen nodig voor procesbegeleiding bij de provincie, die niet vanuit de bestaande capaciteit geleverd kan worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om voorlichting en communicatie, de intake van projecten, het afhandelen van aanvragen, het voorbereiden van PSvoorstellen, het voorbereiden van subsidieverstrekking en -vaststelling, (financiële) projectadministratie en financiële afhandeling van projecten. Bij de inventarisatie van mogelijke projecten blijkt het in een groot aantal gevallen te gaan om de herontwikkeling van voormalige stortplaatsen. Om deze herontwikkeling in de praktijk te stimuleren, moet de provincie een helder kader neerzetten, wat wel en niet kan en aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan. Initiatiefnemers hebben deze helderheid nodig om te besluiten over investering dit soort projecten. Voor de ontwikkeling van dit kader wordt extern advies ingehuurd. Tot slot wordt een deel van de middelen ingezet om expertise in te huren ten behoeve van specifieke projectproblemen. Te denken valt aan gespecialiseerd juridisch advies, onafhankelijke financiële toetsing van begrotingen door financiële experts en taxaties. Het volgende kasritme wordt voorgesteld: 2007: € 75.000 2008: € 100.000 2009: € 100.000 2010: € 100.000. 6. Dictum Wij geven u in overweging te besluiten overeenkomstig het hierbij gevoegde ontwerpbesluit. Arnhem, 10 juli 2007 - zaaknr. 2007-011768 Gedeputeerde Staten van Gelderland C.G.A. Cornielje - Commissaris van de Koningin H.M.D. Brouwer - secretaris
+++++
code: 324930
7