Provinciale Staten
Voorstel aan Provinciale Staten
PS2005-555
HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH Subsidieverstrekking projecten dementie (met wijziging 19 van de Begroting 2005) HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH
Beknopte samenvatting van inhoud voorstel:
In het kader van de besluitvorming over de verdeling van de resterende middelen uit de Subsidieregeling verpleeghuiszorg in verzorgingshuizen in Gelderland is door uw Staten op 17 december 2003 besloten een restantbedrag van € 765.000,-- te reserveren voor een plan van aanpak dementieproblematiek. In vervolg op een provinciale conferentie en een nadere terreinverkenning willen wij u voorstellen het gereserveerde budget in te zetten voor een drietal speerpunten die zich richten op de directe hulp aan mensen met dementie en hun mantelzorgers. Voor een aantal landelijk vastgestelde aandachtspunten is reeds provinciaal beleid in ontwikkeling. Er is echter ook een aantal witte vlekken in het provinciale beleid voor deze doelgroep. Wij stellen voor een aantal projecten te subsidiëren die zich richten op de invulling van deze witte vlekken. Dat zijn de fase van diagnosestelling bij de huisarts, verbetering van de afstemming van het regionaal aanbod op de regionale vraag en het ontwikkelen van voldoende ontmoetingscentra voor mensen met dementie en de mantelzorgers. =====
Aan Provinciale Staten In de vergadering van Provinciale Staten van Gelderland van 17 december 2003 is een besluit genomen over de verdeling van de resterende middelen uit de Subsidieregeling verpleeghuiszorg in verzorgingshuizen in Gelderland. De Subsidieregeling verpleeghuiszorg in verzorgingshuizen in Gelderland is in 2001 ingetrokken. Na afwikkeling van de subsidieaanvragen voor deze regeling resteerde nog een bedrag van 2,2 mln. aan voor de subsidieregeling beschikbare middelen, dat niet was besteed. Door uw Staten is besloten de restantmiddelen voor 1,5 mln. euro in te zetten op de twee te ontwikkelen majeure masterplannen woonservicegebieden in Arnhem-Zuid en in Nijmegen en omgeving. Tevens is besloten het restantbedrag van € 765.000,-- te reserveren voor een plan van aanpak dementieproblematiek. In oktober 2003 heeft de provincie Gelderland een werkconferentie georganiseerd om met het veld te spreken over de snelle toename van het aantal dementiepatiënten en de bijbehorende zorgvraag. Tijdens de conferentie is de provincie Gelderland gevraagd een bijdrage te leveren aan het organiseren van vroegtijdige hulp aan mensen met dementie en om vernieuwende initiatieven op dit vlak te subsidiëren. Het zou moeten gaan om initiatieven die ertoe bijdragen dat er bij dementerenden thuis sneller in de zorgvraag kan worden voorzien. In vervolg op de conferentie en het statenbesluit zoals eerder genoemd heeft een nadere verkenning van de dementieproblematiek plaatsgevonden en zijn gesprekken gevoerd met zorgaanbieders en vertegenwoordigers van cliënten en mantelzorgers. Bovendien heeft de provincie deelgenomen aan de regionale bijeenkomsten van het Landelijk Dementieprogramma, Inlichtingen bij dhr. P.S.H.M. Peters, tel. (026) 359 86 36 e-mail
[email protected] verzonden
zoals dat in de regio Nijmegen is opgestart. De verkenning heeft geleid tot de indiening van projectvoorstellen. Wij willen u voorstellen het gereserveerde budget in te zetten voor een drietal concrete speerpunten die zich richten op verbetering van de directe hulp aan mensen met dementie en hun mantelzorgers. Alvorens wij deze projecten bespreken zullen wij nader ingaan op de problematiek rondom dementerenden en hun mantelzorgers. Verder zal een korte toelichting worden gegeven op het rijksbeleid en het provinciale beleid betreffende dementie.
A.
De dementieproblematiek in kaart
In Nederland kennen wij op dit moment circa 200.000 mensen met dementie. Voor Gelderland gaat het om ongeveer 19.500 mensen. De verwachting is dat het aantal dementerenden in Gelderland in 2010 zal zijn toegenomen tot 24.000 mensen. Dit is een toename van 24%. Ten opzichte van de huidige situatie zal het aantal mensen met dementie in 2050 ruim verdubbeld zijn. De eerste symptomen van dementie doen zich over het algemeen voor bij 75 jaar. De levensperiode vanaf dit moment tot overlijden bedraagt gemiddeld zes jaar. Meestal worden de eerste vier jaar van deze periode gewoon thuis doorgebracht. Vier op de vijf mensen verblijven voor hun overlijden gemiddeld twee jaar in een verzorgingshuis of een verpleeghuis. De overige mensen overlijden thuis of in het ziekenhuis. Gedurende de periode dat mensen met dementie zelfstandig thuis wonen, nemen zij in meer of mindere mate deel aan het maatschappelijke leven. In de thuissituatie ontvangen zij gangbare vormen van zorg, zoals zorg van de huisarts en de thuiszorg, en maken zij gebruik van welzijnsvoorzieningen. Met name de ondersteuning door de mantelzorg speelt een grote rol, het aandeel van de mantelzorg is zelfs groter dan dat van de professionele zorgverlening. Tijdens de eerste jaren gaan dementerenden steeds slechter functioneren en ontstaan er als gevolg daarvan emotionele problemen. Dit legt op de mantelzorgers een extra druk, niet alleen omdat zij het slechter functioneren proberen op te vangen, maar ook omdat dit van de mantelzorger zelf emotioneel veel vraagt. De dementerende, maar ook de mantelzorger, raakt gedurende de voortschrijding van het ziekteproces steeds meer in een isolement. In het kader van het Landelijke Dementieprogramma (LDP) zijn vanuit het perspectief van de cliënt en de mantelzorgers 14 probleemvelden benoemd en per probleemveld oplossingen uitgewerkt.1 Na een advies van de Gezondheidsraad in 2002 aan de minister van VWS, waarin meer aandacht werd gevraagd voor dementie, is er landelijk beleid ontwikkeld voor deze doelgroep. Recentelijk is door Staatsecretaris Ross van VWS aan de Tweede Kamer hierover gerapporteerd.2 Aangegeven is dat inzake de dementieproblematiek een aantal aspecten meer aandacht verdient: 1. de diagnosefase 2. de ondersteuning van de mantelzorger 3. de huisvesting; kleinschalige woonvormen en domotica 4. verbetering afstemming regionaal aanbod op de regionale vraag 5. voorkomen isolement Hieronder volgt een korte toelichting per aspect.
1 2
J Meerveld, J Schumacher, E Krijger, R Bal, H Nies. Landelijke dementieprogramma. Werkboek. Utercht: NIZW, 2004. Brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 25424-59, Den Haag, 13 december 2004.
2
De diagnosefase Tweederde van de mensen met dementie woont zelfstandig thuis. Het tijdig herkennen en erkennen van de diagnose dementie vormt een belangrijk probleem. Mensen met klachten over hun geheugen of hun stemming of met een vermoeden van dementie komen als eerste bij hun huisarts. Uit onderzoek blijkt dat een standaard huisartsenpraktijk ongeveer 24 mensen met dementie heeft. Jaarlijks komen daar vier mensen bij. De huisarts heeft weinig kennis en ervaring met dementie waardoor de diagnose in veel gevallen te laat wordt gesteld en er bovendien sprak is van een zekere onderdiagnostiek (bij ongeveer tien van de genoemde 24 mensen is de medische diagnose echt gesteld).3 Verder neigen huisartsen ernaar de diagnose niet te stellen aangezien zij denken dat zij geen behandelperspectief kunnen bieden. Hierbij speelt zeker ook mee dat beginnende dementerenden en hun mantelzorgers de “vergeetachtigheid in de thuissituatie” in eerste instantie verbloemen of diffuus presenteren. Voor de huisarts is het daardoor moeilijk vast te stellen wanneer de symptomen zo ernstig zijn dat er sprake is van beginnende dementie. Lange tijd blijven cliënt en mantelzorger derhalve in het ongewisse en wordt niet de juiste opvang en begeleiding geboden. Het niet tijdig op gang komen van ondersteuning en begeleiding vormt zowel voor de dementerende als voor de mantelzorgers een probleem. Ondersteuning mantelzorger Het merendeel van de hulp aan dementerenden die zelfstandig thuis wonen wordt verleend door mantelzorgers. Zoals eerder gesteld betekent dit voor de mantelzorger een zware en emotionele belasting. Aangezien de mantelzorger deze hulpverlening meerdere jaren moet bieden in de thuissituatie, is een goede ondersteuning van de mantelzorger van essentieel belang. Ook hier speelt de huisarts een belangrijke rol. Deze heeft immers vaak het eerste contact met een dementerende en diens mantelzorger. Veel mantelzorgers zijn overbelast en geven uiting aan hun overbelasting door klachten van psychosomatische aard, zoals hoofdpijn, vermoeidheid, depressiviteit enz. Verder kunnen ontmoetingscentra en andere structuren belangrijke ondersteuning bieden, waarover verderop meer. Huisvesting Ook voor dementerenden geldt dat zij zo lang mogelijk in de eigen wijk of buurt willen blijven en tegelijkertijd kunnen rekenen op 24-uurszorg en een voldoende aanbod van zorg- en welzijnsvoorzieningen. Dementerenden die niet langer zelfstandig thuis kunnen wonen zijn op dit moment nog vooral aangewezen op opname in een intramurale setting (verpleeghuis of verzorgingshuis). Gezien de grote toename van het aantal dementerenden in de komende decennia, en daarmee de behoefte aan opnameplaatsen, zal de opnamecapaciteit fors moeten uitbreiden. Hier ziet het Rijk een belangrijke taak weggelegd voor de regionale zorgaanbieders om voldoende residentiële woonvoorzieningen te realiseren. Echter om meer keuzemogelijkheden te bieden en aan te sluiten op de vraag van dementerenden is het wenselijk dat er ook meer kleinschalige woonvoorzieningen voor dementerenden komen. Een stap in de goede richting is het convenant dat de brancheorganisatie Arcares (verpleeg- en verzorgingshuizen) en Alzheimer Nederland hebben gesloten gericht op het stimuleren van kleinschalige woonvormen en het kleinschalig zorgverlenen in verblijfsinstellingen. Ook van belang voor het zelfstandig thuiswonen van dementerenden is het toepassen van domotica. Domoticatoepassingen kunnen zowel een antwoord bieden op vragen die voortkomen uit de behoefte om onveilige situaties, waarin een dementerende zichzelf kan brengen, te voorkomen, als voor de vergroting, respectievelijk handhaving, van de zelfredzaamheid van cliënten. Daarnaast kunnen de toepassingen leiden tot een ontlasting van de mantelzorgers. 3
JCC Braspenning, FG Schellevis, RPTM Grol (red.) Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk. Kwaliteit huisartsenzorg belicht. Utrecht/Nijmegen: NIVEL/WOK, 2004.
3
Verbetering afstemming regionaal aanbod op de regionale vraag Bij mensen met dementie is er meestal niet sprake van één probleem, maar van een veelheid aan problemen. Bovendien spelen deze problemen op het brede terrein van wonen, welzijn en zorg (zie ook programma Ontgroening en Vergrijzing). De verantwoordelijkheid voor de oplossing van deze problemen ligt bij verschillende partijen, die bovendien rondom deze problematiek nog onvoldoende samenwerken. Het gaat hierbij om huisartsen en medisch specialisten, thuiszorg, verpleeg- en verzorgingshuizen, woningcorporaties en welzijnsorganisaties. De Gezondheidsraad heeft in 2002 geconcludeerd dat de samenwerking tussen de diverse verantwoordelijke partijen onvoldoende is om een optimaal kwalitatief aanbod aan dementerenden en diens mantelzorger te kunnen bieden. Bij de oplossing en aanpak van de veelheid aan problemen is tot op heden niet een van de betrokken instanties integraal verantwoordelijk. Meer samenwerking en afstemming op regionaal niveau is geboden om meer samenhang te brengen in de zorg voor dementerenden. De gemeenten zullen met de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) een belangrijker rol gaan spelen ten aanzien van het regionale aanbod aan zorg in de thuissituatie. In het kader van het Landelijke Dementie Programma (LDP) is met subsidie van het Ministerie van VWS in een tweetal regio’s in Nederland, te weten de regio`s Nijmegen en Groningen, ervaring opgedaan met het op regionaal niveau aanpakken van de dementieproblematiek. In dit regionale proces hebben cliënten(organisaties) en mantelzorgers een uitdrukkelijke rol. Het programma is geformuleerd vanuit het perspectief van de cliënt. De LDP-aanpak heeft betrekking op de veertien belangrijkste problemen die mensen met dementie en hun mantelzorgers in de praktijk van alle dag ervaren. In de LDP-aanpak zijn oplossingsmogelijkheden uitgewerkt die het best tegemoet komen aan de wensen van de cliënten en die bovendien doelmatig en effectief zijn gebleken.De regionale afdelingen van Alzheimer Nederland (als vertegenwoordiger van cliënten en mantelzorgers) adviseren over noodzakelijke verbeteringen en moeten instemmen met de oplossingen die in een regio worden ingevoerd. Voorkomen isolement Is de diagnose dementie eenmaal gesteld dan is professionele opvang, begeleiding en ondersteuning in de thuissituatie van belang. Dit geldt zowel voor de cliënt als de mantelzorger. Op dit moment bestaan er mogelijkheden voor dagopvang voor dementerenden in de meeste gemeenten in Gelderland. Deze opvangmogelijkheden zijn echter beperkt en richten zich voornamelijk op de dementerenden zelf. Betere ondersteuning en opvang kan worden verkregen door dagopvangmogelijkheden aan te bieden op het raakvlak van zorg en welzijn door middel van een verbreding naar dagsociëteit voor dementerenden en gekoppeld daaraan gespreksgroepen voor mantelzorgers. Bij deze verbrede opvangmogelijkheid, de zogenaamde ontmoetingscentra, kunnen dementerenden en mantelzorgers worden begeleid in het omgaan met de beperkingen en de onzekerheid en emoties die daaruit voortvloeien. Uit een onderzoek van de VU te Amsterdam4 is gebleken dat deze vorm van ondersteuning voor dementerenden én mantelzorgers voldoet aan een duidelijke behoefte. Door Alzheimer Nederland worden de Ontmoetingscentra bovendien als ‘succesvol’ betiteld.5 De bredere aanpak van dagopvang biedt tevens extra opvang en ondersteuningsmogelijkheden voor mantelzorgers. Mantelzorgers kunnen ervaringen uitwisselen, ze kunnen sneller aan gerichte informatie komen, drempels worden verlaagd, de sociale integratie wordt bevorderd en er ontstaat beter inzicht voor wat betreft doorverwijsmogelijkheden. Naast ontspannings- en recreatievoorzieningen wordt in de centra ook casemanagement geboden en, zonodig, multidisciplinaire zorg georganiseerd. Het professionele team (bestaande 4
Dröes RM. Amsterdamse ontmoetingscentra. Een nieuwe vorm van ondersteuning voor dementerende mensen en hun verzorgers. Amsterdam: Thesis Publishers, 1996. 5 Alzheimer Nederland. Alzheimer Magazine, juni 2005, p. 26.
4
uit een programmacoördinator, een activiteitenbegeleider en een verzorgende) werkt hiertoe, volgens een samenwerkingsprotocol, samen met andere zorgaanbieders en welzijnsinstellingen in de wijk/regio, zoals de huisartsen, de thuiszorg, de wijkpost voor ouderen, de ambulante GGZ, het steunpunt Mantelzorg en verzorging- en verpleeghuizen. De Ontmoetingscentra kunnen een antwoord bieden op 7 van de 14 eerder genoemde probleemvelden rondom dementie. Uit een recente ‘multi-centre’ studie is gebleken dat bezoek aan een ontmoetingscentrum meer positief effect heeft op thuiswonende dementerenden dan reguliere dagbehandeling, waaraan alleen de patiënt zelf deelneemt. Geïntegreerde ondersteuning toont in vergelijking met dagbehandeling een gematigd positief effect op gedragsproblemen, met name op inactiviteit en niet-sociaal gedrag, een groot positief effect op depressief gedrag en een positief effect op zelfwaardering.6 Hierdoor kan een beroep op zwaardere professionele zorg langer worden uitgesteld. In Nederland zijn inmiddels tientallen van deze ontmoetingscentra opgericht, echter allemaal in het westen van het land. In Gelderland bestaat er tot nu toe slechts één ontmoetingscentrum nieuwe stijl, te weten in Nijmegen.
B.
Aansluiting met provinciaal beleid
Voor een aantal van de door de minister van VWS vastgestelde aandachtspunten is reeds provinciaal beleid in ontwikkeling. Er is echter ook een aantal witte vlekken in het provinciale beleid voor deze doelgroep. Hieronder wordt weergegeven in welke mate het provinciale beleid reeds inspeelt op de door de Staatssecretaris van VWS geconstateerde aandachtsgebieden voor de dementerenden en de mantelzorgers. De diagnosefase Dit onderdeel heeft tot nu toe geen provinciale invulling, terwijl het hier wel een belangrijke stap in het hele ziekteproces betreft die bepalend is voor de mate waarin mensen met dementie en de mantelzorger de juiste hulp op het juiste moment krijgen. Om de kennis van de huisarts met betrekking tot dementie en de voor- en nazorg rond de diagnose voor de cliënt en de mantelzorger te verbeteren wordt voorgesteld een project te starten dat zich richt op de hulp die de huisarts en de wijkverpleegkundige samen kunnen bieden. Verderop treft u meer informatie over dit project aan. Ondersteuning mantelzorgers Leven met een dementerende vraagt van mantelzorgers veel. In ons provinciale beleid richten wij ons op de versterking van de positie van deze groep, met name door het versterken en vernieuwen van de ondersteuningstructuur van mantelzorg en het verder professionaliseren van de regionale steunpunten mantelzorg in Gelderland. Gezien de specifieke problematiek achten wij het wenselijk gericht activiteiten te ondernemen op de groep dementerenden en hun mantelzorgers. Door het bevorderen van de opzet van meer ontmoetingscentra voor dementerenden en mantelzorgers menen wij hieraan een extra impuls te kunnen geven. Huisvesting Het programma Ontgroening en Vergrijzing (O&V) richt zich op de toenemende vergrijzing in de Gelderse samenleving en de wens van ouderen en mensen met een beperking om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen wonen. De toenemende groep dementerenden maakt deel uit van de doelgroep van het programma.
6
Dröes RM, FJM Meiland, M Schmitz, W van Tilburg. Gecombineerde ondersteuning in Ontmoetingscentra voor mensen met dementie en hun mantelzorgers vergeleken met reguliere dagbehandeling. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, 2005; 36: p. 60-71.
5
Binnen het programma O&V heeft het realiseren van kleinschalige woonvoorzieningen een belangrijke plaats, waarbij ook aandacht is voor de doelgroep dementerenden. Door deze voorzieningen onder te brengen in zogenaamde woonservicegebieden wordt het mogelijk om midden in de maatschappij te leven en deel te nemen aan activiteiten, waardoor mensen niet vereenzamen. Verbetering afstemming regionaal aanbod op de regionale vraag In het Nijmeegse LDP-project zijn alle relevante partijen bij elkaar gebracht en wordt constructief gewerkt aan het gezamenlijk aanpakken van knelpunten en het komen tot gemeenschappelijke afspraken. Vanuit het Alzheimer Centrum Nijmegen, onderdeel van het UMC St Radboud, ligt het voorstel om de aanpak van het Landelijk Dementie Programma uit te voeren in de andere zes WGR-regio’s van Gelderland en met de regionale partijen verbeterplannen te gaan opstellen. Verderop treft u meer informatie over dit project aan. De beschreven LDP-aanpak, gericht op de totstandkoming van regionale verbeterplannen dementie, sluit nauw aan bij de gebiedsgerichte aanpak van het programma O&V en de werkwijze binnen ons sociaal beleid waarbij op regionaal niveau sociale problemen worden aangepakt. Voorkomen isolement Een van de hoofdlijnen van het Meerjarenbeleidskader Sociaal Beleid is de lijn “Iedereen doet mee”. Deze lijn is gericht op het bevorderen dat ook de mensen die niet als vanzelfsprekend deel kunnen nemen aan het maatschappelijk leven en daar ondersteuning bij nodig hebben, meedoen in de samenleving. Voor dementerenden, maar ook voor de mantelzorgers, vormt dit zoals aangegeven een probleem. Om voor deze specifieke groep het “weer meedoen” mogelijk te maken is het wenselijk aanvullend op ons algemene beleid hier gericht activiteiten op te ondernemen.
C.
Voorstel voor te subsidiëren projecten
Om ons provinciale beleid verder te verdiepen voor de doelgroep dementerenden en hun mantelzorgers, stellen wij voor een aantal projecten te subsidiëren die zich richten op het invullen van de witte vlekken in het provinciale beleid. Dat zijn de fase van diagnosestelling bij de huisarts, verbetering van de afstemming van het regionaal aanbod op de regionale vraag en het ontwikkelen van voldoende ontmoetingscentra voor mensen met dementie en de mantelzorgers. 1. Het GIDS-project: Gelderland Implementatieproject Dementie Disease management Het GIDS-project is gericht op het uitvoeren van verbeteringen in de diagnostisering door huisartsen. Een aantal recent beschikbaar gekomen dementierichtlijnen worden op maat geïmplementeerd in de huisartsenpraktijk. Uiteindelijk doel is dat de huisarts de diagnose dementie vroeg gaat stellen, zorgdiagnostiek gaat of laat uitvoeren en er meer informatie wordt gegeven aan patiënt en familie. In dit Disease Management Programma wordt bovendien een betere afstemming van verpleegkundige en huisartsgeneeskundige zorg bereikt, zodat gecoördineerd diagnostiek en voor- en nazorg geleverd wordt aan de patiënt. In dit project wordt onder andere scholingsmateriaal ontwikkeld voor huisartsen en verpleegkundigen, worden bevorderende en belemmerende factoren voor samenwerking in kaart gebracht en vindt implementatie plaats bij 100 huisartsen en wijkverpleegkundigen. Bij dit implementatie en kwaliteitsverbeteringproject vindt ook een evaluatie plaats van effecten en kosten van implementatie op van te voren vastgestelde kwaliteitsindicatoren. Het resultaat aan het einde van het traject is een kant- en klaar en gevalideerd zorgproduct met bijbehorend scholingsmateriaal. Dit materiaal kan worden gebruikt door de 1.000 in Gelderland werkzame huisartsen en de wijkverpleegkundigen met wie zij samenwerken. Daarnaast kan dit
6
cursusmateriaal worden ingezet in verpleeg- en verzorgingshuizen. Enkele vooruitstrevende verpleeghuizen in Gelderland hebben aangegeven dat zij dringend op dit lesmateriaal verlegen zitten. De subsidiekosten van het GIDS-project bedragen € 282.278,--. 2. Verbetering afstemming regionaal aanbod op de regionale vraag Het tweede project richt zich op het in 6 WGR-regio’s van Gelderland bij elkaar brengen van partijen. Specifiek voor de doelgroep dementerenden worden op regionaal niveau knelpunten op integrale wijze in kaart gebracht en afspraken gemaakt over de oplossing hiervan. Hierna volgt een korte omschrijving van het project. LDP-project: implementatie Landelijk Dementie Programma in Gelderland Het project betreft de implementatie van het Landelijke Dementie Programma in 6 regio’s van Gelderland. Gestart wordt met het in kaart brengen van het aantal dementerenden en mantelzorgers per regio. Tevens worden de betrokken zorgverleners en zorginstellingen benaderd en aangespoord om deel te nemen aan het project. Er vindt bij deze partijen een inventarisatie (enquête) plaats van de ervaren knelpunten op dementiegebied. In een eerste bijeenkomst worden prioriteiten geselecteerd op basis van 14 landelijk vastgestelde probleemvelden, rekening houdend met de knelpunten die in de enquête zijn geïnventariseerd. Vervolgens is het aan de partijen om draagvlak te creëren voor de aanpak van de geselecteerde prioriteiten binnen de eigen professionele organisatie. In een tweede bijeenkomst worden beslissingen genomen over de definitieve selectie van probleemvelden en de aanpak van de probleemvelden. Aansluitend vindt de uitvoering van de plannen plaats in projectgroepen. In een derde bijeenkomst worden de plannen geëvalueerd en worden vervolgplannen opgesteld. Voor de uitvoering van het LDP-project is het Alzheimer Centrum Nijmegen (ACN) verantwoordelijk, waarin participeren: huisartsgeneeskunde, verpleeghuisgeneeskunde, klinische geriatrie, kwaliteit van zorg en mantelzorgers vertegenwoordigd in Alzheimer Nederland en de regionale afdelingen van Alzheimer Nederland. Daarnaast zal de LOT, de landelijke vereniging van mantelzorgers, en de PPCF gevraagd worden te participeren in het project. Gezien de toekomstige regierol van de gemeenten in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) zullen wij als voorwaarde stellen dat gemeenten vanaf het begin bij de trajecten betrokken zijn. De informatie die uit dit project komt moet tevens doorgeleid worden naar de regionale mantelzorgsteunpunten. De subsidiekosten van het LDP-project in 6 WGR-regio’s bedragen € 345.470,--.
3. Voorkomen isolement Uit de regionale analyses zal een behoefte blijken aan meer voorzieningen die bijdragen aan ontspanning en integratie van de mensen met dementie en de mantelzorgers. Daarom stellen wij voor de resterende gelden ad € 137.252,-- in te zetten voor ontmoetingscentra voor dementerenden en mantelzorgers nieuwe stijl, waarbij intensieve en geïntegreerde ondersteuning op een laagdrempelige plek in de wijk wordt geboden. Wij willen graag stimuleren dat er meer van dergelijke centra van de grond komen. Initiatiefnemers die zich kunnen beroepen op een duidelijke vraaganalyse in de regio conform het LPD-model, zal gelegenheid worden geboden om een subsidieaanvraag in te dienen voor de realisatie van een dergelijk ontmoetingscentrum. Hierbij vinden wij het tevens van belang dat er een duidelijke relatie is met de realisatie van woonservicegebieden (programma O&V). Gezien deze relatie stellen wij voor de gelden over te hevelen naar het programma Ontgroening en Vergrijzing.
7
D.
Stand van zaken opzet plan van aanpak dementieproblematiek in Gelderland
Voor de eerste twee onderdelen liggen er reeds uitgewerkte projectvoorstellen waarvoor inmiddels subsidieaanvragen zijn ingediend. Voor het derde onderdeel zijn er tot op heden geen concrete aanvragen, omdat deze aanvragen zullen volgen uit stap 2 van de aanpak. De beide ingediende projecten voor stap 1 en 2 zijn getoetst op de volgende criteria: • Staan in de projecten de positie van de cliënt en de mantelzorger centraal? • Wordt aangesloten bij werkelijk ervaren problemen van mensen met dementie en hun mantelzorgers? • Worden de projecten onderschreven door zorg- en welzijnsaanbieders en vertegenwoordigers van cliënten en mantelzorgers in de regio? • Leiden de projecten tot meer samenwerking en afstemming op regionaal niveau? • Sluiten de projecten aan op het door Ministerie van VWS geïnitieerde landelijke beleid rondom dementie? • Is er een vervolg gegarandeerd op de eenmalige investering die met behulp van de provinciale subsidie tot stand komt? • Worden maatregelen genomen die leiden tot reductie van de wachtlijst voor verpleeghuiszorg, respectievelijk wordt voorkomen dat er weer een toename van de wachtlijsten ontstaat met de toename van het aantal dementerenden? • Sluiten de projecten in voldoende mate aan bij het overige beleid van de provincie Gelderland? Wij stellen voor om nu, conform de hoogte van de feitelijke subsidieverzoeken, een bedrag van 627.748,-- euro beschikbaar te stellen voor de subsidieverlening aan de volgende twee beschreven projecten: • € 282.278,-- voor het GIDS-project: Gelderland Implementatieproject Dementie Disease management. • € 345.470,-- voor het LDP-project: implementatie Landelijk Dementie Project in Gelderland (6 regio’s); Verder stellen wij voor een bedrag van € 137.252,-- te reserveren voor het ontwikkelen van ontmoetingscentra voor dementerenden en mantelzorgers en deze middelen over te hevelen naar het programma Ontgroening en Vergrijzing. Eventueel zal een deel van deze middelen, indien uit de regionale overleggen blijkt dat ontwikkelingen dat nodig maken, besteed worden aan kleinschalig wonen en/of domotica voor dementerenden. Wij geven u in overweging om te besluiten conform de bij dit voorstel gevoegde ontwerpbesluit. PS: Begrotingswijziging nr. 19 en de genoemde subsidieaanvragen liggen gedurende de periode GS-besluit tot Statenbesluit ter inzage in de bibliotheek van het Huis der Provincie. Arnhem, 20 juni 2005 - nr. PS2005-555 Gedeputeerde Staten van Gelderland J.J.W. Esmeijer - wnd. Commissaris van de Koningin H.M.D. Brouwer - secretaris
+++++
8
coll. code: Statenvoorstel dementie.doc /
9
ONTWERPBESLUIT Subsidieverstrekking projecten dementie (met wijziging 19 van de Begroting 2005)
PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND Gelet op artikel 143, tweede lid, van de Provinciewet juncto artikel 105, eerste lid, van de Provinciewet alsmede artikel 4.23, derde lid, onderdeel c, van de Algemene wet bestuursrecht; Gezien het Voorstel van Gedeputeerde Staten, PS2005-xxxx, inzake Subsidieverstrekking projecten dementie. BESLUITEN I. Subsidie aan de Stichting Katholieke Universiteit te Nijmegen, onderdeel UMC St Radboud Alzheimer Centrum Nijmegen, te verstrekken voor: a. maximaal € 282.278,-- voor het GIDS-project: Gelderland Implementatieproject Dementie Disease management; b. maximaal € 345.470,-- voor het LDP-project: implementatie Landelijk Dementie Project in Gelderland, uit te voeren in 6 Gelderse regio’s. II. Het bepaalde onder I aan te merken als een uitwerking van de provinciale begroting. III. Een bedrag van € 137.252,-- te reserveren voor het subsidiëren van projecten gericht op het realiseren van Ontmoetingscentra voor dementerenden en mantelzorgers en eventueel indien gewenst aan projecten kleinschalig wonen en/of domotica voor dementiepatiënten en deze middelen over te hevelen naar het Programma Ontgroening en Vergrijzing. IV. Vast te stellen begrotingswijziging nr. 19 van de begroting 2005.
Arnhem, 28 juni 2005
coll. code:/
10