Voorstel aan de Gemeenteraad
21-11-2013
Verseon
Onderwerp
Invullen door Raadsgriffie
Afschrijvings en onderhoudssystematiek materiële vaste activa
RV-nummer: RVRV-12 / 2014
Procedure
Beleidsveld
Financiën
Portefeuillehouder
Mark Pol
Vragen bij
Ciske Veltkamp
Dienst
Stafdienst Bestuurszaken en Control
Telefoon
036 5399353
Voorgesteld raadsbesluit 1. Vooruitlopend op een integrale actualisatie van de kadernota vaste activa in te stemmen met de volgende gewijzigde kaders, met ingang van 2014: a. Kader 6: “De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar. Gebouwen met een afschrijvingstermijn hoger dan 20 jaar worden annuïtair afgeschreven; de overige activa worden lineair afgeschreven. De afschrijvingsduur voor de diverse activa zijn voorgeschreven in bijlage I behorende bij deze nota.” b. Bijlage I van de kadernota wordt als volgt aangepast: “Schoolgebouwen worden afgeschreven in 40 jaar.” 2. In te stemmen met het opnemen van het onderhoud aan parkeergarages in de voorziening ‘planmatig onderhoud overige panden’. 3. De 5e begrotingswijziging 2014 vast te stellen.
Hoe luidt het vastgestelde wettelijke en beleidskader?
Kadernota Vaste activa beleid Kadernota Vastgoedbeleid Besluit begroting en verantwoording
Waarom wordt dit besluit aan de Raad voorgelegd? De bestaande kaders uit de Kadernota Vaste activa beleid die stamt uit 2005 zijn beoordeeld op noodzaak tot aanpassing. Hieruit is naar voren gekomen dat het wenselijk is om de Kadernota integraal te actualiseren. Het betreffen hier overwegend technische aanpassingen. Deze zullen in de loop van 2014 ter besluitvorming aan u worden voorgelegd. Op enkele onderdelen is het ook vanuit het oogpunt van solide financieel beleid gewenst om vooruitlopend hierop nu de kaders te wijzigen. In het bijgevoegde rapport “Afschrijvings en onderhoudssystematiek materiële vaste activa” wordt dit nader uiteengezet. De wijzigingen leggen we hierbij ter besluitvorming aan u voor. In de Kadernota Vaste
Carrousel 16 januari 2014 Carrousel 23 januari 2014 Besluitvorming 6 februari 2014
Voorstel aan de Gemeenteraad Verseon
activa beleid is namelijk vastgelegd dat een wijziging van de kaders voor vaste activa moet worden vastgesteld door de gemeenteraad. Dit past binnen de kaderstellende rol van de gemeenteraad.
Invullen door Raadsgriffie RV-nummer: RVRV-12 / 2014
In samenhang met de wijzigingsvoorstellen voor deze kaders wordt een wijziging met Procedure betrekking tot de onderhoudssystematiek van de parkeergarages voorgesteld. Voor het instellen van de hiertoe noodzakelijke onderhoudsreserve is tevens een raadsbesluit nodig. Uitgangspunt bij deze voorstellen is het bewerkstelligen van lange termijn stabiliteit van de Almeerse gemeentefinanciën. Het stabiliseren van de gemeentebegroting wordt nagestreefd om: evenwicht tussen baten en lasten te bewerkstelligen; goed inzicht te houden in de structurele lasten van het maatschappelijk vastgoed Dit leidt ertoe dat op drie punten aanpassingen worden voorgesteld met betrekking tot de afschrijvings en onderhoudssystematiek. Deze voorstellen zijn, middels een second opinion (opgenomen in het bijgevoegde rapport), onderzocht en onderschreven door de externe accountants van PwC. 1. Overgang van een lineaire naar een annuïtaire afschrijvingssystematiek In de in 2012 vastgestelde Kadernota Vastgoedbeleid staat dat het Vastgoedbedrijf, bij de aanpassing van de kaders vaste activa beleid, actief mee zou denken en voorstellen zou doen voor eventuele aanpassingen. Hierbij is een overgang van lineair naar annuïtair afschrijven ter sprake gekomen. Dit omdat annuïtair afschrijven tot gevolg heeft dat de kapitaallasten gelijk gespreid worden over de looptijd van het activum, waardoor budgetteren eenvoudiger wordt en lasten en baten beter op elkaar zijn afgestemd. Het Besluit begroting en verantwoording laat gemeenten vrij in de keuze voor een bepaalde afschrijvingssystematiek, een wijziging is derhalve toegestaan mits hiervoor gegronde redenen zijn. 2. Aanpassing van de afschrijvingstermijn voor schoolgebouwen De afschrijvingstermijn voor schoolgebouwen is op dit moment 60 jaar. Dit terwijl algemeen beschouwd wordt dat deze na 40 jaar bouwtechnisch en functioneel verouderd zijn. Vasthouden aan een afschrijvingstermijn van 60 jaar is niet alleen in strijd met het Besluit begroting en verantwoording, maar zorgt op termijn ook voor financiële problemen. 3. Opnemen van het onderhoud aan parkeergarages in de voorziening ‘planmatig onderhoud overige panden’ Kosten voor groot onderhoud aan parkeergarages komen op dit moment ten laste van de parkeerexploitatie op het moment dat de noodzaak tot onderhoud zich voordoet. Dit leidt tot een onevenwichtige spreiding van onderhoudslasten over de tijd. Het reserveren voor toekomstig onderhoud (zoals voor andere materiële vaste activa het geval is) zou uitkomst kunnen bieden. In de gemeenteraad is op 27 september 2012 gesproken over een dergelijk voorstel, maar is het om budgettaire redenen niet gekomen tot een aanpassing.
Carrousel 16 januari 2014 Carrousel 23 januari 2014 Besluitvorming 6 februari 2014
Voorstel aan de Gemeenteraad Verseon
Wat is het doel en het beoogd effect van het voorgesteld besluit?
Invullen door Raadsgriffie
Zoals hierboven al aangegeven, is het uitgangspunt van dit raadsvoorstel het treffen van maatregelen om de gemeentefinanciën duurzaam gezond te houden. Het beoogde effect van de voorgestelde aanpassingen is: stabilisering van de kapitaal en onderhoudslasten; meer evenwicht bewerkstelligen tussen baten en lasten; goed inzicht te houden in de structurele lasten van het maatschappelijk vastgoed.
RV-nummer: RVRV-12 / 2014
Hieronder is per voorstel aangegeven wat het doel is en welk effect beoogd wordt.
Procedure Carrousel 16 januari 2014 Carrousel 23 januari 2014 Besluitvorming 6 februari 2014
x € 1.000
1. Overgang van lineair naar annuïtair afschrijven voor gebouwen met een levensduur van langer dan 20 jaar Voorgesteld wordt om de Figuur 1: Kapitaallasten lineair afschrijven afschrijvingssystematiek voor alle gebouwen met 80 een levensduur van langer dan 20 jaar (permanent onroerend goed) te wijzigen naar 60 een annuïtaire methode. Het gaat hier om circa 86 procent van de totale boekwaarde van alle materiële vaste activa. 40
Op dit moment wordt binnen de gemeente een lineair afschrijvingssysteem gehanteerd. Dit 20 houdt in dat elk jaar een evengroot deel van de boekwaarde wordt afgeschreven (zie figuur 1). De kapitaallasten bestaan naast de afschrijving 0 1985 1990 1995 2000 2005 2010 uit rentelasten. Deze rentelasten worden berekend over de boekwaarde van het activum. Afschrijvingslasten Rentelasten Doordat de boekwaarde als gevolg van de afschrijvingen jaarlijks daalt, nemen ook de rentelasten en de totale kapitaallasten geleidelijk af. Er is dus sprake van een jaarlijkse vrijval van kapitaallasten. Gevolg hiervan is dat de totale kapitaallasten fluctueren. Doordat de kapitaallasten in de eerste jaren relatief hoog zijn, zullen de totale gemeentelijke kapitaallasten hoger zijn in periodes waarin veel gebouwd wordt en lager in de overige periodes.
2020
Figuur 2: Kapitaallasten annuïtair afschrijven x € 1.000
Het voorstel is om over te gaan naar de annuïtaire methode (figuur 2). Hierbij blijven de kapitaallasten ieder jaar gelijk. De over de jaren geleidelijk toenemende afschrijvingen gaan immers gepaard met een afnemende rentelast.
2015
80
60
Deze overgang naar een annuïtair afschrijvingssysteem zorgt ervoor dat de kapitaallasten gelijk gespreid worden over de tijd. Dit heeft twee voordelen.
40
20
Ten eerste is er door de gelijke spreiding van kapitaallasten meer evenwicht tussen lasten en baten. De omvang van de algemene middelen 0 1985 1990 1995 2000 2005 2010 van de gemeente, die via het gemeentefonds en lokale belastingen worden ontvangen, bewegen Afschrijvingslasten Rentelasten immers niet mee met de schommeling van de kapitaallasten bij lineair afschrijven. Het betere evenwicht van baten en lasten maakt lange termijn budgetteren een stuk eenvoudiger.
2015
2020
Voorstel aan de Gemeenteraad Verseon
Ten tweede wordt er bij annuïtair afschrijven beter inzicht behouden in de structurele lasten van het maatschappelijk vastgoed. Hierdoor wordt voorkomen dat de gemeente zich, bij toekomstige vervangingsinvesteringen, geconfronteerd ziet met hoge extra lasten. In feite wordt beter inzicht geboden in het budgetpeil dat structureel noodzakelijk is om de kapitaallasten te dragen.
Invullen door Raadsgriffie RV-nummer: RVRV-12 / 2014
Procedure
De voorgestelde wijziging van afschrijvingssystematiek heeft wel twee nadelige financiële consequenties. Beide hangen samen met het feit dat het grootste deel van de afschrijvingen pas later plaatsvindt, waardoor de gemiddelde boekwaarde hoger is. Ten eerste brengt dit risico’s met zich mee. De reden hiervoor is dat, wanneer een activum voortijdig gesloopt of verkocht wordt en in één keer moet worden afgeschreven, de financiële gevolgen voor de gemeente groter zijn op dat moment. Ten tweede zorgt de hogere boekwaarde ervoor dat ook de rentelasten toenemen. De totale, nominale1 kapitaallasten liggen hierdoor hoger bij gebruik van de annuïtaire methode dan bij de lineaire methode. Een kanttekening hierbij is dat er in de eerste jaren juist sprake is van lagere kapitaallasten. Beoogd effect Al met al is het beoogde effect het bewerkstelligen van een gelijke spreiding van kapitaallasten, waardoor de gemeentefinanciën structureel gezond kunnen blijven. De nadelen die hiermee gepaard gaan, worden gezien als verantwoorde risico’s. 2. Terugbrengen van afschrijvingstermijn voor schoolgebouwen Voorgesteld wordt om de afschrijvingstermijn voor schoolgebouwen terug te brengen van 60 naar 40 jaar, in lijn met het voorstel in de Kadernota Vastgoedbeleid. Op dit moment worden schoolgebouwen afgeschreven in 60 jaar, terwijl ze algemeen beschouwd al na 40 jaar bouwtechnisch en functioneel verouderd zijn. Dat dit het geval is, blijkt wel uit het feit dat voor schoolgebouwen na 40 jaar levensduurverlengend onderhoud noodzakelijk is. Gevolg hiervan is dat tussen het veertigste en zestigste jaar van de levensduur van een schoolgebouw sprake is van een stapeling van kapitaallasten. Het levensduurverlengend onderhoud moet worden afgeschreven, terwijl dit ook nog steeds geldt voor de aanschafwaarde van het gebouw. Het Besluit begroting en verantwoording schrijft voor dat de resterende afschrijvingstermijn van een activum overeen komt met de verwachte toekomstige gebruiksduur. Wanneer deze verwachting bijgesteld wordt, dient logischerwijs ook de afschrijvingstermijn aangepast te worden. De externe accountants van PwC hebben inmiddels aangegeven deze aanpassing ook sterk aan te bevelen. Een bijkomend voordeel van afschrijven in 40 jaar is dat er geen sprake meer is van bovengenoemde stapeling van kapitaallasten. Hierdoor zullen deze constanter zijn door de tijd en beter in evenwicht zijn met de gemeentelijke baten. Beoogd effect Het beoogde effect is dus: een betere afstemming van de afschrijving op de werkelijke waardevermindering; minder schommeling van kapitaallasten, waardoor toekomstige lasten en baten beter in evenwicht zijn. 1 . De netto contante lasten (waarbij rekening gehouden wordt met de ontwaarding van geld in de tijd) van beide methodes zijn echter gelijk. De hogere lasten van annuïtair afschrijven liggen immers in de toekomst en als gevolg van geldontwaarding zijn deze lasten minder waard dan lasten op de kortere termijn.
Carrousel 16 januari 2014 Carrousel 23 januari 2014 Besluitvorming 6 februari 2014
Voorstel aan de Gemeenteraad Verseon
3. Instellen van onderhoudsreserve voor parkeergarages Invullen door Raadsgriffie Op dit moment worden de exploitatielasten aan parkeergarages jaarlijks ten laste gebracht RV-nummer: RVRV-12 / 2014 van de parkeerexploitatie. Om het beoogde effect van stabiele kapitaal en onderhoudslaten te bewerkstelligen, wordt voorgesteld om een reserve in te stellen voor onderhoud aan parkeergarages. Doordat de onderhoudslasten minder zullen fluctueren, Procedure ontstaat binnen de parkeerexploitatie meer evenwicht tussen baten en lasten. Carrousel 16 januari 2014 Carrousel 23 januari 2014 Besluitvorming 6 februari 2014
Wanneer wordt het besluit van de raad uitgevoerd, gerealiseerd en wanneer wordt de raad daarover gerapporteerd? Het besluit zal met ingang van 2014 worden uitgevoerd en conform bijgevoegde begrotingswijziging worden verwerkt in de begroting. Wat zijn de consequenties van dit besluit voor inwoners/organisaties in de stad of andere derden? Niet van toepassing
Welke financiële middelen zijn met dit besluit gemoeid? Uit de tabel hieronder is af te lezen wat de verwachte financiële consequenties (bedragen x € 1 miljoen) van de voorgestelde aanpassingen zijn in de perspectiefperiode. Voor de lange termijn consequenties wordt verwezen naar het bijgevoegde rapport. Tabel 1 – Financiële consequenties Voorstel 1.
Wijziging afschrijvingssystematiek
Bedragen x € 1 miljoen 2014 4,5
Verrekening in tarieven 2.
2015
2016
2017
4,2
3,8
3,7
0,1
0,1
0,0
Aanpassing afschrijvingstermijn schoolgebouwen
2,2
2,2
2,1
2,1
3.
Instellen onderhoudsreserve parkeergarages
0,5
0,6
0,6
0,0
4.
Totaal effect
1,8
1,4
2,2
1,5
Voorgesteld wordt het totaal effect te betrekken bij de structurele risico’s zoals verwoord in de programmabegroting, pagina 114. 1. Wijziging afschrijvingssystematiek Het overgaan van de lineaire naar de annuïtaire afschrijvingsmethode zorgt voor een daling van de kapitaallasten in de eerste jaren. Bij annuïtair afschrijven blijven de kapitaallasten immers over de gehele looptijd gelijk, terwijl deze bij lineair annuïtair afschrijven hoger zijn in de eerste jaren en daarna lager worden. Dit verschil leidt op korte termijn tot een financieel voordeel. Een deel hiervan is toe te rekenen aan afvalverzameling en dient daarom verrekend te worden in de afvalstoffenheffing. 2. Aanpassing afschrijvingstermijn schoolgebouwen Het terugbrengen van de afschrijvingstermijn voor schoolgebouwen leidt op korte termijn tot een financieel nadeel. Dit komt door de hogere afschrijvingslasten die gepaard gaan met de kortere afschrijvingstermijn.
Voorstel aan de Gemeenteraad Verseon
3. Opnemen onderhoud parkeergarages in voorziening ‘planmatig onderhoud overige panden’ Door het toevoegen van de parkeergarages aan de voorziening planmatig onderhoud overige panden worden de onderhoudslasten gestabiliseerd. Voor de perspectiefperiode t/m 2017 is sprake van hogere lasten in 2014 en 2015 en van lagere lasten in 2016. Op langere termijn zijn de mutaties budgettair neutraal.
Invullen door Raadsgriffie
De keuze om over te gaan op annuïtaire afschrijving en om het planmatig onderhoud via een voorziening af te dekken, heeft een kwalitatief effect op de parkeerexploitatie en zorgt voor meerjarige rust. Bij de programmabegroting 2015 zullen beide maatregelen (afschrijvingswijziging en onderhoud) in de parkeerexploitatie worden verwerkt.
Carrousel 16 januari 2014 Carrousel 23 januari 2014 Besluitvorming 6 februari 2014
4. Totaal effect Het pakket aan ingrepen leidt in de perspectiefperiode tot een daling van de lasten en dus tot een voordeel voor het perspectief. Wij zullen dit betrekken bij de Voorjaarsnota 2015 2018 te betrekken in de integrale afweging.
Beschrijf de alternatieven om het doel te bereiken. Alternatief voor het voorgestelde pakket aan wijzigingen is om alleen het voorstel met betrekking tot het terugbrengen van de afschrijvingstermijn voor schoolgebouwen aan te nemen. Dit leidt tot aanzienlijke financiële gevolgen in de begroting. Het Besluit begroting en verantwoording schrijft voor dat de resterende afschrijvingstermijn van een activum overeen komt met de verwachte toekomstige gebruiksduur. Aangezien er duidelijke redenen zijn om aan te nemen dat schoolgebouwen slechts 40 jaar meegaan, is het sowieso aan te bevelen om de afschrijvingstermijn hiertoe terug te brengen. De externe accountants van PwC ondersteunen deze aanbeveling. Wanneer ervoor gekozen wordt om de afschrijvingstermijn voor schoolgebouwen niet terug te brengen, zullen hier bij de Programmarekening ongetwijfeld opmerkingen over worden gemaakt door de accountant.
Bijlagen
Rapport Afschrijvings en onderhoudssystematiek materiële vaste activa
Achterliggende stukken
Kadernota Vaste activa beleid Kadernota Vastgoedbeleid Collegevoorstel en besluit d.d. 17 december 2013
RV-nummer: RVRV-12 / 2014
Procedure
Raadsbesluit
Verseon
Onderwerp Afschrijvings en onderhoudssystematiek materiële vaste activa
Invullen door Raadsgriffie RV-nummer: RVRV-12 / 2014
De raad van de Gemeente Almere Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders,
Besluit: 1. Vooruitlopend op een integrale actualisatie van de kadernota vaste activa in te stemmen met de volgende gewijzigde kaders, met ingang van 2014: a. Kader 6: “De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar. Gebouwen met een afschrijvingstermijn hoger dan 20 jaar worden annuïtair afgeschreven; de overige activa worden lineair afgeschreven. De afschrijvingsduur voor de diverse activa zijn voorgeschreven in bijlage I behorende bij deze nota.” b. Bijlage I van de kadernota wordt als volgt aangepast: “Schoolgebouwen worden afgeschreven in 40 jaar.” 2. In te stemmen met het opnemen van het onderhoud aan parkeergarages in de voorziening ‘planmatig onderhoud overige panden’. 3. De 5e begrotingswijziging 2014 vast te stellen.
Almere, 6 februari 2014 De raad voornoemd, De griffier,
De voorzitter,
J.D. Pruim
A. Jorritsma Lebbink
stafdienst Bedrijfsvoering afdeling Concernfinanciën
Kadernota
Stadhuisplein 1 Postbus 200 1300 AE Almere Telefoon (036) 539 99 11 Fax (036) 539 99 12 www.almere.nl
Vaste Activa beleid
Datum 26 januari 2005
Kadernota Reserves en Voorzieningen Kadernota Vaste Activabeleid
-11
2
Kadernota Vaste Activabeleid
INHOUDSOPGAVE
1
INLEIDING ....................................................................................................5
2
UITGANGSPUNTEN VOOR (VASTE) ACTIVA ...........................................7 2.1 2.2 2.3
Definitie vaste activa ........................................................................7 Algemene uitgangspunten voor het op de balans opnemen van activa ................................................................................................7 Algemene uitgangspunten voor het waarderen van activa..............8
3
KADERS VOOR VASTE ACTIVA.................................................................9
4
TOELICHTING OP DE KADERS ...............................................................11
5
BIJLAGEN...................................................................................................21 5.1 5.2 5.3
Overzicht afschrijvingstermijnen ....................................................21 Tekst Besluit Begroting en Verantwoording ..................................22 Belangrijkste wijzigingen ................................................................25
Kadernota Reserves en Voorzieningen Kadernota Vaste Activabeleid
-33
4
Kadernota Vaste Activabeleid
1 Inleiding
Probleemstelling - aanleiding
Op 18 december 2003 heeft de gemeenteraad de ‘Verordening Bedrijfsvoering’ vastgesteld. In deze verordening is in artikel 8.2 bepaald dat het college de raad ter vaststelling kaders voor het activabeleid aanbiedt. Tot op dit moment zijn er nog geen formele kaders voor het activabeleid binnen de gemeente Almere. Deze nota voorziet hierin. Deze kaders dienen ter waarborging van onder meer uniformiteit ten aanzien van activering, waardering en rentetoerekening van vaste activa. De kaders zijn mede gebaseerd op het Besluit Begroting & Verantwoording (BBV), welke met ingang van 1 januari 2004 van kracht is geworden. Dit besluit komt in de plaats van de tot dat moment geldende comptabiliteitsvoorschriften 1995 (CV’95). Voor wat betreft het omgaan met en verantwoorden van activa, bevat het BBV enkele belangrijke wijzigingen/ aanscherpingen ten opzichte van de oude situatie. In bijlage I is een overzicht opgenomen van de belangrijkste wijzigingen. Deze nota heeft betrekking op de waardering en verantwoording van vaste activa. Investeringen in vlottende activa, waaronder liquide middelen en grondexploitatie, vallen niet onder de werking van deze nota. De kaders betreffende de liquide middelen als onderdeel van de autorisatie etc. rondom de financieringspositie zijn vastgelegd in het treasurystatuut. Ten aanzien van de grondexploitatie wordt verwezen naar het grondprijzenbeleid. Afwijking van de hierna opgenomen kaders is alleen dan toegestaan als er expliciete besluitvorming van de raad aan ten grondslag ligt. Leeswijzer
In hoofdstuk 2 worden de uitgangspunten voor vaste activa samengevat. Het derde hoofdstuk bevat de Almeerse kaders met betrekking tot de vaste activa. In het vierde hoofdstuk deze kaders vervolgens toegelicht. De nota wordt afgesloten met een drietal bijlagen. In bijlage I staan de afschrijvingstermijnen vermeld welke in Almere van toepassing zijn. Bijlage II bevat de artikelen uit het BBV die voor de (vaste) activa relevant zijn. In bijlage III is een overzicht opgenomen van de belangrijkste wijzigingen in het BBV ten opzichte van de CV’95.
Kadernota Reserves en Voorzieningen Kadernota Vaste Activabeleid
-55
6
Kadernota Vaste Activabeleid
2 Uitgangspunten voor (vaste) activa
Activa worden onderscheiden in: • Vaste activa: activa waarvan het nut zich uitspreidt over meerdere jaren; • Vlottende activa: activa met een korte doorlooptijd zoals voorraden, debiteuren, liquide middelen, etc. Onder de vlottende activa vallen ook grondvoorraden van de grondexploitatie. Zoals aangegeven heeft deze nota uitsluitend betrekking op het beleid ten aanzien van de vaste activa. 2.1
Definitie vaste activa
Kort samengevat zijn vaste activa de productiemiddelen die duurzaam aangewend worden ten behoeve van de bedrijfsuitoefening van de gemeente. Essentieel hierbij is dat het moet gaan om duurzame productiemiddelen: dit wil zeggen dat het gebruik c.q. het nut zich uitspreid over meerdere jaren. Activa hebben veelal een fysieke gedaante, maar kunnen ook gevormd worden door bijvoorbeeld gekochte rechten. Onderscheid in vaste activa
Binnen de vaste activa wordt een onderscheid gemaakt naar: materiële vaste activa: dit zijn activa met een fysieke verschijningsvorm; financiële vaste activa: financiële vaste activa zijn vaste activa die een langdurig financieel belang vertegenwoordigen. immateriële vaste activa: dit zijn vaste activa die niet stoffelijk van aard zijn en niet gerekend kunnen worden tot de financiële vaste activa. 2.2
Algemene uitgangspunten voor het op de balans opnemen van activa
Om als activum te worden aangemerkt moet aan 3 voorwaarden voldaan worden: 1. Activa zijn bedrijfsmiddelen, die voortkomen uit gebeurtenissen in het verleden, (door het aankopen of zelf produceren). 2. De gemeente heeft in beginsel de beschikkingsmacht over het middel. Dit beperkt zich niet tot het in juridische zin in eigendom hebben, maar het gaat met name om activa, waarbij de gemeente de beschikkingsmacht heeft over de voordelen, die uit het actief genoten worden. 3. Het middel moet de mogelijkheid in zich hebben om bij te dragen aan het genereren van middelen. Dat kan zijn door het heffen van leges, rente, heffingen, rechten of tarieven en/of dat deze middelen verhandelbaar zijn. Of dit ook werkelijk gebeurt, is niet van belang. De gemeente is vrij om te bepalen of zij voor bepaalde investeringen al dan niet een (kostendekkend) tarief heft. Dit geldt ook voor de verhandelbaarheid van activa. Het is niet van belang of de gemeente het actief ook werkelijk wil verkopen, maar of er een mogelijkheid toe is (is er een markt voor). Bij de invoering van de BBV wordt het volgende onderscheid geïntroduceerd: !Investering met een economisch nut. Deze moeten altijd geactiveerd worden; !Investeringen in de openbare ruimte met uitsluitend een (meerjarig) maatschappelijk nut kunnen geactiveerd worden Dit zijn bezittingen die geen middelen genereren maar wel een duidelijke publieke taak hebben. Denk hierbij aan bezittingen in water, wegen en pleinen. Hoewel deze activa geen opbrengsten kunnen genereren en daarom ook geen economisch nut hebben, mogen zij vanwege het meerjarig publieke belang geactiveerd worden. !Overige investeringen mogen niet geactiveerd worden met een enkele uitzondering, waarop nog nader wordt teruggekomen (boetes bij vervroegde aflossing van een lening).
Kadernota Reserves en Voorzieningen Kadernota Vaste Activabeleid
-77
2.3
Algemene uitgangspunten voor het waarderen van activa
Waardering van activa
De waardering van een actief op de balans kent de volgende aspecten: 1. Voor de waardering is het meerjarig nut van belang. De kosten van het actief worden toegerekend via afschrijving aan de jaren waarin zich dit (meerjarig) nut voordoet. Althans indien er sprake is van een actief, dat aan waardevermindering onderhevig is. 2. In de jaarrekening wordt aangegeven wat de grondslagen van waardering zijn (bijvoorbeeld de wijze van afschrijving, wijze van waardering, etc.); 3. De grondslagen worden van jaar op jaar stelselmatig toegepast. Wijziging van grondslag (zoals een andere afschrijvingsperiode of –methode) kan alleen plaats vinden indien daar een gegronde reden toe is. Afschrijving van activa
Om te bepalen of er al dan niet op een actief moet worden afgeschreven, is het noodzakelijk een onderscheid te maken tussen activa die aan waardevermindering onderhevig zijn en de activa waarbij dit niet aan de orde is. Eerstgenoemde activa verliezen al dan niet geleidelijk hun waarde. De meeste activa zijn te rangschikken onder deze categorie. Uitzonderingen zijn onder meer gronden en leningen, waarop geen aflossingsverplichtingen rusten. Het verloop van de waarden bepaalt de afschrijvingen van een actief, waarbij de systematiek wordt afgestemd op dit toekomstige verloop van de waarde, rekening houdend met een eventuele restwaarde aan het einde van de gebruiksduur.
8
Kadernota Vaste Activabeleid
3 Kaders voor vaste activa
In deze kadernota zijn de volgende kaders voor het beleid van de vaste activa vastgelegd: Kader 1: Voorgeschreven balansindeling en activering
1. De vaste activa worden in de balans opgenomen conform de volgende hoofdindeling • Materiële vaste activa; • Financiële vaste activa; • Immateriële vaste activa. 2. In de toelichting op de balans wordt/worden: • aangegeven volgens welke methoden de afschrijvingen worden berekend; • de materiële vaste activa onderverdeeld volgens de (limitatieve) opsomming zoals opgenomen in artikel 52 lid 1 BBV; • het verloop van de materiele vaste activa weergegeven in een overzicht (zie toelichting). Kader 2: Activering materiele vaste activa
1. Alle investeringen met een economisch nut moeten worden geactiveerd. 2. In afwijking van lid a. worden kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde niet geactiveerd. 3. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden niet geactiveerd. 4. In afwijking van lid a. worden geïsoleerde incidentele investeringen met een waarde kleiner dan € 5.000 niet geactiveerd. Kader 3: Activering financiële vaste activa
Financiële vaste activa worden geactiveerd met uitzondering van bijdragen aan activa in eigendom van derden. Kader 4: Activering immateriële vaste activa
1. Immateriële vaste activa bestaan uit: a. kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio; b. kosten voor onderzoek en ontwikkeling van een bepaald actief. 2. De in lid 1 genoemde kosten worden niet geactiveerd. Van deze algemene regel kan worden afgeweken op basis van een expliciet raadsbesluit. Kader 5: Waardering
1. Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. 2. Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering (bruto bedrag) geactiveerd met de volgende uitzondering: bijdragen van derden die in directe relatie staan tot een actief mogen op de waarde daarvan in mindering worden gebracht. 3. Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. 4. Gronden in eeuwigdurende erfpacht waarvan de eeuwigdurende erfpacht is afgekocht, worden gewaardeerd tegen registratiewaarde. 5. Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen. 6. Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid van leningen worden met de waarde van deze leningen verrekend. Kader 6: Afschrijvingen De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar. In principe wordt in Almere volgens de lineaire methode afgeschreven. De afschrijvingsduur voor de diverse activa zijn voorgeschreven in bijlage I behorende bij deze nota.
Kadernota Reserves en Voorzieningen Kadernota Vaste Activabeleid
-99
De afschrijving van nieuwe activa vangt aan in het boekjaar volgend op het jaar van aanschaf of realisatie. 1. Slechts om gegronde redenen mag de afschrijvingsmethodiek of –duur van een investering worden gewijzigd. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar; 2. Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt de jaarlijkse afschrijving gebaseerd op de toekomstige gebruiksduur; 3. Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar als verlies genomen; 4. Deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs; 5. Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde; 6. De extra afschrijvingen van investeringen , die voor 1 januari 2004 zijn gerealiseerd, worden niet opnieuw geactiveerd. De afschrijving blijft gebaseerd op het nettoinvesteringsbedrag. Kader 7: Overige
Bij financial lease wordt het geleasde actief geactiveerd op de balans. De daarmee samenhangende schuld wordt gepassiveerd. Kader 8: Kredietvotering
1. De kredietvotering voor activa moet gebaseerd zijn op een raadsbesluit tenzij de autorisatie al op een andere wijze is geregeld zoals via het treasurystatuut of het grondprijzenbeleid; 2. Kredieten worden afgerekend in het jaar van oplevering van het actief (nacalculatie); 3. Indien tijdens de realisatie van de investering het kredietoverschrijdingen dreigen te ontstaan zal aan de raad een aanvullend krediet worden gevraagd dan wel voorstellen tot bezuinigingen worden gedaan; 4. Voor kredieten voor vervangingsinvesteringen met een afschrijvingstermijn van 10 jaar of korter wordt het jaarlijks structurele budget begroot op basis van een volledig jaar afschrijving en rentetoerekening. De ruimte die jaarlijks hierdoor in de loop der jaren ontstaat als gevolg van de dalende rentelasten wordt gestort in een vervangingsreserve teneinde prijsstijgingen bij toekomstige vervanging af te dekken.
10
Kadernota Vaste Activabeleid
4 Toelichting op de kaders
Kader 1: Voorgeschreven balansindeling en activering Methode van afschrijving
Het BBV bevat geen bepalingen over de toe te passen afschrijvingsmethodieken, waarvan de belangrijkste zijn: !lineaire methode; !annuïtaire methode; !afschrijving ineens al dan niet ten laste van reserve. In paragraaf 4.3.1. wordt de afschrijvingsmethode die door de gemeente Almere wordt gehanteerd, beschreven. De afschrijvingstermijn van een actief is afhankelijk van de verwachte toekomstige gebruiksduur. De levensduur van activa wordt bepaald door technische slijtage en economische veroudering. De technische levensduur is de periode waarin het technisch mogelijk is om het actief te gebruiken ongeacht of dit op een economisch efficiënte manier gebeurt. De economische levensduur is die levensduur waarbij het actief economisch het meest efficiënt is. Met andere woorden: de economische voordelen zijn hoger dan de kosten die het actief met zich meebrengt (onderhoud). In de toelichting op de balans moet worden vermeld welke waarderingsgrondslagen worden toegepast. Van jaar tot jaar dient een consistente gedragslijn te worden toegepast. Slechts in uitzonderlijke situaties kan hiervan worden afgeweken, mits er een expliciet raadsbesluit aan ten grondslag ligt. In de toelichting moet de reden van de stelselwijziging worden gemotiveerd. De commissie BBV heeft aangegeven hoe met een wijziging van de methode van afschrijving moet worden omgegaan. Naast de uitgebreide motivering moet het nieuwe stelsel worden toegepast alsof het altijd al van toepassing is geweest. Er moet dus een herrekening worden gemaakt vanaf het begin van de afschrijvingstermijn. Het verschil tussen oude en nieuwe methode dient in één keer ten laste of ten gunste van de rekening van baten en lasten te worden gebracht. In de toelichting op de balans moet worden vermeld welke investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut zijn geactiveerd, welke afschrijvingstermijn is toegepast en of er reserves beschikbaar zijn ter dekking van de kapitaallasten. Indeling balans
Het BBV kent een standaardindeling van de toelichting op de balans voor wat betreft de materiële vaste activa. In deze toelichting dienen pér soort activum (economisch of maatschappelijk nut) de volgende categorieën materiële vaste activa afzonderlijk verantwoord te worden: a. gronden en terreinen; b. woonruimten; c. bedrijfsgebouwen; d. grond-, weg- en waterbouwkundige werken; e. vervoermiddelen; f. machines, apparaten en installaties; g. overige materiële vaste activa. Verloop materiele vaste activa
Daarnaast dient in de toelichting op de balans een verloopoverzicht opgenomen te worden. Dit verloopoverzicht geeft per de hierboven genoemde categorieën van de materiële vaste activa inzicht in de volgende componenten: a. de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar; b. de investeringen of desinvesteringen; c. de afschrijvingen;
Kadernota Reserves en Voorzieningen Kadernota Vaste Activabeleid
- 1111 -
d. bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief; e. afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen; f. de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar. Kader 2: Activering materiele vaste activa
Materiële vaste activa zijn roerende of onroerende zaken die zijn aangewend om de gemeentelijke bedrijfsvoering duurzaam te dienen. Het BBV onderscheid twee categorieën materiële vaste activa, te weten: • Investeringen met een economisch nut • Investeringen in de openbare ruimte met uitsluitend een maatschappelijk nut. Materiële vaste activa met een economisch nut
Dit betreffen investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid om middelen te verwerven. Het gaat hierbij nadrukkelijk om de mogelijkheid om de investeringen te gelde te maken of hier gelden uit te realiseren. Alle gebouwen hebben een economisch nut, je kunt gebouwen immers kopen en verkopen. Investeringen met een economisch nut die langer dan één jaar meegaan moéten worden geactiveerd. Deze moeten worden opgenomen op de balans en hierover moet rente en afschrijving worden berekend ten laste van de resultatenrekening. Zoals eerder aangegeven moeten materiele vaste activa met een economisch nut altijd geactiveerd worden en wel voor het bedrag van de bruto-investering. De enige uitzondering op dit voorschrift zijn kunstvoorwerpen van cultuurhistorische waarde. Activering van kunst zou de balans te zeer opblazen, zonder dat dit tot een extra inzicht leidt. Gemeenten gaan in beginsel hun kunstbezit niet verkopen. Deze investeringen worden daarom niét geactiveerd. Indien investeringen geheel of gedeeltelijk worden gedekt uit reserves (bijvoorbeeld het GIP) mogen deze bijdragen – in tegenstelling tot wat onder de CV95 wel was toegestaan niét meer in één keer in mindering worden gebracht op het activum. Dit geldt ook voor extra afschrijvingen. De betreffende bijdrage uit bijvoorbeeld de Gip reserve dient onder het BBV gestort te worden in een bestemmingsreserve en de investering dient geactiveerd te worden voor de aanschafwaarde. Uit de bestemmingsreserve wordt jaarlijks via de resultaatbestemming een bedrag onttrokken tot maximaal het bedrag van de kapitaallasten ter dekking van de rente en afschrijving. Aan deze bestemmingsreserve wordt jaarlijks dezelfde rente toegerekend als aan de betreffende investering, waarbij de rente op de investering de maatstaf is. Overigens wordt dit artikel niet met terugwerkende kracht ingevoerd. Investeringen die voor 31 december 2003 direct ten laste van reserves zoals het MIP zijn gerealiseerd, worden dus niet opnieuw geactiveerd. Het is wél toegestaan om bijdragen van derden die in een directe relatie staan met het activum ineens in mindering te brengen op de investering. Investeringen in de openbare ruimte met uitsluitend een maatschappelijk nut
Dit betreffen investeringen in vaste activa die niet verhandelbaar zijn, maar wel van grote waarde voor de gemeente zijn. Hierbij valt te denken aan wegen, bruggen, parken en dergelijke. Doorgaans zijn dit investeringen die niet vervangen worden, maar wel veel onderhoud met zich meebrengen. Het activeren van deze investeringen draagt niet bij aan het inzicht in de financiële positie van de gemeente. Het BBV geeft er dan ook de voorkeur aan deze investeringen niét te activeren. De gemeente sluit aan bij deze voorkeur door investeringen van maatschappelijk nut niét te activeren en dientengevolge in één keer ten laste van de exploitatie te brengen.
12
Kadernota Vaste Activabeleid
Investeringen met een waarde van € 5.000 en minder
Geïsoleerde incidentele investeringen met een waarde van € 5.000 of minder worden om praktische redenen niet geactiveerd. Kader 3: Activering financiële vaste activa
Financiële vaste activa zijn meerjarige financiële relaties met derden. Denk hierbij aan uitstaande geldleningen, aandelenbezit, etc. Deze moeten worden verantwoord volgens onderstaande rubricering: • kapitaalverstrekkingen aan: − deelnemingen; − gemeenschappelijke regelingen; − overige verbonden partijen; • geldleningen aan: − woningbouwcorporaties; − deelnemingen; − overige verbonden partijen; • overige langlopende geldleningen; • overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer; • bijdragen aan activa in eigendom van derden. Financiële vaste activa moeten worden geactiveerd. Voor de indeling van de financiële vaste activa (zie onderdeel A) is aansluiting gezocht bij de termen volgens de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido). De Wet fido hanteert de term “uitzettingen” voor alle middelen die worden uitgezet. Verder geldt als voorwaarde dat de termijn dat de leningvoorwaarden vaststaan langer is dan één jaar. Een deelneming is in artikel 1 BBV gedefinieerd als “een participatie in een besloten of naamloze vennootschap, waarin de gemeente aandelen heeft”. Alle bezittingen in aandelen in een BV of NV moeten daarom als kapitaalverstrekking aan deelnemingen worden aangemerkt. Door het bezit van aandelen is naast er zeggenschap ook een financieel belang, zodat deelnemingen altijd tevens verbonden partijen zijn. Bijdragen aan activa in eigendom van derden (bijvoorbeeld investeringssubsidies) kunnen worden geactiveerd. Echter, alleen als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: • er sprake is van een investering door een derde; • de investering bijdraagt aan de publieke taak; • de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en; • de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering. Dit betreft bijvoorbeeld een investeringssubsidie aan een vereniging of stichting. Een dergelijke subsidie mag de gemeente activeren. Het beleid van de gemeente Almere is om deze investeringen niet te activeren. Indien het toch wenselijk is om van deze algemene lijn af te wijken zal daartoe door de raad een afzonderlijk besluit moet worden genomen bij het beschikbaar stellen van de bijdrage. De reden om het niet te activeren is dat het veelal eenmalige bijdragen betreft, waarop bij de gemeente geen vervangingsplicht rust. Kader 4: Activering immateriële vaste activa
De algemene beleidslijn is dat immateriële activa niet geactiveerd worden tenzij hiertoe een expliciet raadsbesluit wordt genomen. Dit betekent dat deze kosten in het betreffende boekjaar direct ten laste van de exploitatie worden gebracht op basis van het zgn. voor-
Kadernota Reserves en Voorzieningen Kadernota Vaste Activabeleid
- 1313 -
zichtigheidsprincipe (verliezen nemen zodra deze blijken). Omdat de gemeenteraad uitzonderingen kan maken op deze beleidslijn, lichten wij hieronder de regelgeving uit het BBV nader toe. In het BBV worden twee categorieën onderscheiden, te weten: 1. Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio Tot de kosten van het sluiten van geldleningen worden ook de eventuele boetes gerekend als gevolg van vervroegde aflossing van eerdere leningen. Echter, activering is dan slechts toegestaan als gelijktijdig een nieuwe lening wordt aangetrokken. (Dis)agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het lagere (bij disagio) of hogere (bij agio) bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd. 2. Kosten voor onderzoek en ontwikkeling van een bepaald actief Kosten van onderzoek en ontwikkeling kunnen worden geactiveerd als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, te weten: a. het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen; b. de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat; c. het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en; d. de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld. Vooral de eerste eis is van belang. Er moet een relatie zijn met een toekomstig actief. Wanneer het onderzoek gericht is op een actief dat op basis van het BBV niet geactiveerd mag worden, komen de onderzoekskosten ook niet in aanmerking voor activering. Zo voldoen kosten van het ontwikkelen van een strategische visie niet aan het criterium dat er een relatie moet zijn met een bepaald actief. Activering is dan niet toegestaan. Ook geldt dit voor de ontwikkelingskosten van bestemmingsplannen, tenzij deze plannen specifiek gemaakt zijn om een nieuwe woonwijk of bedrijventerrein te realiseren. Kosten van een locatiestudie voor een nieuw gemeentehuis voldoen wel aan het criterium van een relatie met een actief. Kader 5: Waardering Waardering op basis van verkrijgings- of vervaardigingsprijs
Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Uitzondering hierop zijn de gronden die in erfpacht of huur zijn uitgegeven. Deze worden verantwoord tegen de uitgifteprijs dan wel de registratiewaarde. De verkrijgingsprijs bestaat uit de inkoopprijs (inclusief de niet-compensabele BTW en inclusief de niet te verrekenen BTW) en de bijkomende kosten. De bijkomende kosten bestaan louter uit de directe kosten met betrekking tot het activum (er mogen dus geen indirecte kosten worden toegerekend aan de investering). De vervaardigingsprijs bestaat uit de aanschafkosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend. In dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd. Waardering tegen bruto-investeringsbedrag
Uitgangspunt is dat de investeringen geactiveerd worden voor het bedrag van de brutoinvestering. In het verleden was het een veelvoorkomende praktijk dat de waarden van de
14
Kadernota Vaste Activabeleid
activa werden verminderd met een bijdrage uit een reserve. Onder de BBV is het alleen nog toegestaan bijdragen die van derden zijn verkregen en die in een directe relatie staan met het actief in mindering te brengen op de waarde van het actief (bijvoorbeeld investeringssubsidies). Een tweede uitzondering geldt voor de investeringen in de openbare ruimte met uitsluitend een maatschappelijk nut. Hierop mogen bijdragen uit de reserves in mindering worden gebracht. Uitgangspunt is echter dat in Almere investeringen met uitsluitend een maatschappelijk nut ineens ten laste van de rekening van baten en lasten worden gebracht. Erfpacht
Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Waardering tegen verkrijgings- dan wel vervaardigingsprijs leidt tot arbitraire kostentoerekeningen. De toelichting op de BBV geeft niet duidelijk aan hoe de eerste uitgifteprijs berekend moet worden. De oplossing is, zoals dan gebruikelijk is, om de waardering te bepalen op basis van de contante waarde van de toekomstige erfpachtcanons (voor de eerste uitgifteperiode). Gronden in eeuwigdurende erfpacht
Gronden in eeuwigdurende erfpacht, waarvan de erfpacht eeuwig is afgekocht, worden gewaardeerd tegen registratiewaarde. Dit omdat de economische eigendom in dat geval niet meer bij de erfverpachter berust. De grond heeft daardoor niet meer de potentie tot het leveren van een bijdrage tot het genereren van middelen. Daarom is het van belang de waardering aan te passen. Het BBV schrijft dan voor dat in deze gevallen de boekwaarde verlaagd wordt tot de registratiewaarde indien deze lager is dan de boekwaarde. De afwaardering komt ten laste van het resultaat. De waardering van deze objecten wordt niet geheel op nihil gesteld, maar op een registratiewaarde van bijvoorbeeld € 1, - per m², 100 m² of 1.000 m². De reden hiervoor is dat het van belang is dat de betreffende overheid de registratie van deze gronden blijft voeren. Een goed inzicht in de bezittingen is nodig omdat het kan voorkomen dat contractueel bepaald is dat de overheid in geval van bijvoorbeeld het wijzigen van de bestemming recht heeft op een aanvullende som. Actuele waarde
Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen. Onder actuele waarde vallen de begrippen vervangingsprijs (wat kost het om het actief te vervangen), de directe opbrengstwaarde (wat levert het actief op bij verkoop) en de indirecte opbrengstwaarde (wat is de waarde van het actief op basis van de producten die men er nog mee kan maken). Waardering tegen actuele waarde is dus in beginsel niet toegestaan. Van activa, waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde bepaald. Indien deze waarde hoger is dan de boekwaarde, dan wordt dit vermeld in de toelichting op de balans (en dus niet als een feitelijke balansmutatie in de administratie verantwoord). Indien de actuele waarde duurzaam lager is dan de boekwaarde dan wordt de waardedaling als verlies ten laste van het resultaat verantwoord. Voorziening wegens oninbaarheid van leningen
Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid van leningen worden op de waarde van de leningen in mindering gebracht en niet gepresenteerd als passiefpost onder de voorzieningen. Reden is dat een dergelijke voorziening feitelijk een waardecorrectie is op het actief.
Kadernota Reserves en Voorzieningen Kadernota Vaste Activabeleid
- 1515 -
Kader 6: Afschrijvingen De afschrijvingen onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar
De systematiek van afschrijving dient consequent te zijn dus onafhankelijk van de effecten op het resultaat. Ook moet een bestendige gedragslijn te worden aangehouden. In Almere wordt in principe het systeem van lineaire afschrijvingen gehanteerd. In uitzonderingsgevallen kan hiervan worden afgeweken, voorzover er een expliciet besluit van de raad aan ten grondslag ligt. Lineaire afschrijven houdt in dat jaarlijks een gelijk bedrag wordt afgeschreven. De berekening wordt bepaald door het oorspronkelijke investeringsbedrag, de vermoedelijke restwaarde en de looptijd. De afschrijvingstermijn is afhankelijk van de economische levensduur van het activum. Om een wildgroei van afschrijvingstermijnen te voorkomen hanteert de gemeente per 1 januari 2005 de afschrijvingstermijnen, zoals deze zijn opgenomen in bijlage I. Van de in deze bijlage vermelde afschrijvingstermijnen kan worden afgeweken indien economische of technische omstandigheden van dien aard zich voordoen dat dit een afwijkende afschrijvingstermijn rechtvaardigt. De afschrijvingstermijn wordt vastgesteld bij de kredietvotering. In het jaar van aanschaf van het actief vindt geen afschrijving plaats. Vanaf het tweede jaar vindt de afschrijving plaats voor het volledige bedrag. De systematiek met betrekking tot de rentetoerekening is (bij de programmabegroting 2005) gewijzigd met ingang van het jaar 2005. In verband met de integrale kostprijsberekeningen wordt jaarlijks rente toegerekend (een percentage over de boekwaarde per 1 januari van het jaar). In het jaar van de investering wordt geen rente toegerekend (tot 2005 gebeurde dit wel). In de jaren erna wordt (zoals ook in voorgaande jaren gebeurde) rente toegerekend op basis van een percentage van de boekwaarde per 1 januari. Het rentepercentage wordt jaarlijks in de begroting vastgesteld. Gegronde redenen voor afschrijven op andere grondslagen
Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen (afschrijvingsmethode, looptijd, etc.) dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar. Zoals eerder in deze nota is aangegeven mogen bijdragen uit reserves ter dekking van de aanschaf van activa niét in mindering worden gebracht op de boekwaarde van de investering. In dergelijke gevallen zal een “bestemmingsreserve Investeringen” gevormd worden, waaruit jaarlijks de kapitaallasten bekostigd worden. De rente die aan de bestemmingsreserve Investeringen toegerekend wordt is gelijk aan de vastgestelde rente die aan de activa toegerekend wordt. In geval van gedeeltelijke bekostiging vanuit de reserves zal een evenredig gedeelte van de kapitaallasten uit de bestemmingsreserve Investeringen bekostigd worden. Hiertoe is het noodzakelijk om pér dienst één bestemmingsreserve Investeringen te vormen. Afschrijving afstemmen op de toekomstige levensduur
Vaste activa met een beperkte levensduur worden afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige levensduur (artikel 64 lid 3). Dit betekent dat extra afschrijven voor activa met een economisch nut uitsluitend is toegestaan als er sprake is van duurzame waardevermindering, of als het actief eerder buiten gebruik wordt gesteld, zoals bepaald is in artikel 65. In alle andere gevallen mag niet extra worden afgeschreven.
16
Kadernota Vaste Activabeleid
De enige uitzondering waarbij resultaatafhankelijk extra afschrijven wel is toegestaan is voor activa in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. Zoals reeds vermeld maakt Almere van deze mogelijkheid geen gebruik. Op gronden en terreinen wordt niét afgeschreven Hierop rust immers geen vervangingsverplichting. Gronden worden gewaardeerd tegen de aanschaffingsprijs of de duurzaam lagere marktwaarde. Gronden die in erfpacht uitgegeven worden dan wel verhuurd zijn, worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Het resultaat van deze herwaardering wordt jaarlijks in de grondexploitatie verwerkt. Duurzame waardeverminderingen
Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar genomen. Duurzaam geeft aan dat niet verwacht wordt dat de waardevermindering teniet zal worden gedaan. Gedacht kan worden aan nieuwe inzichten in de technische en/of de economische levensduur van activa. Ook een wijziging in de vermogenspositie van een deelneming kan aanleiding vormen tot toepassing van een waardevermindering. Een actief, dat buiten gebruik wordt gesteld, wordt afgeschreven. Bij een volledige buitengebruikstelling dient het actief uiteraard te worden afgewaardeerd tot de eventuele restwaarde. Het is ook denkbaar dat een actief gedeeltelijk buiten gebruik wordt gesteld. Het actief wordt dan gedeeltelijk afgewaardeerd. Bij afkoop van een eeuwigdurende erfpacht wordt het verschil tussen de waardering voor de afkoop en de registratiewaarde in het jaar van afkoop als lasten wordt verantwoord (zie ook toelichting bij 4.2.4). Waardeverminderingen van activa dienen op de boekwaarde van het actief zelf in mindering te worden gebracht. Deelnemingen
Deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Buitengebruikstelling
Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde. Op alle activa waar voor 31 december 2003 reserves op in mindering zijn gebracht wordt op de waarde volgens de op 31 december 2003 aanwezige boekwaarde voor de rest van de periode afgeschreven. Overgangsbepaling betreffende netto-investeringen voor 1 januari 2004
Een herberekening van netto-investeringen van voor 1 januari 2004 naar bruto-bedragen is niet toegestaan. Kader 7: Overige
Bij financial lease (het economisch eigendom berust bij de gemeente en het juridisch eigendom bij de verhuurder) wordt het geleasde actief geactiveerd op de balans. De daarmee samenhangende schuld (die bestaat uit de som van de contante waarde van de toekomstige leasetermijnen) wordt op de passivazijde van de balans opgenomen.. Activering vindt plaats tegen de reële waarde van het actief. Als deze niet bekend kan deze worden gesteld op de contante waarde van de leasetermijnen. Op het actief moet worden afgeschreven. De afschrijvingstermijn, welke ten laste van het resultaat komen, kan afwijken van de termijn van aflossingen van de schuld.
Kadernota Reserves en Voorzieningen Kadernota Vaste Activabeleid
- 1717 -
Operational lease (het economisch en juridisch eigendom berust bij de verhuurder) kan nooit aanleiding zijn om tot activering over te gaan. De leasetermijnen komen ten laste van het resultaat. Als er sprake is van een langlopende verplichting moet dit in de toelichting op de balans worden opgenomen (art. 53 BBV). Kader 8: Kredietvotering Wettelijk kader
Met het vaststellen van de begroting voor het betreffende jaar autoriseert de raad het college tot het doen van uitgaven per beleidsprogramma. In de beleidsprogramma's van de begroting zijn echter ook investeringsplannen voor het begrotingsjaar opgenomen die voor meerdere jaren na dat begrotingsjaar kapitaallasten met zich mee brengen. Met het vaststellen van de begroting worden daarmee ook de investeringsplannen voor het begrotingsjaar geautoriseerd worden. Voorwaarde is wel dat: • de investeringen passen binnen de door de raad vastgestelde kaders; • de raad beschikt over een volledig overzicht van de investeringen. Artikel 20, tweede lid, onder b van het Besluit Begroting en Verantwoording schrijft daarom voor dat in de uiteenzetting van de financiële positie (in de programmabegroting) expliciet een overzicht van de investeringen worden opgenomen. Almeerse invulling van het wettelijke kader
De kredietvotering van nieuw aan te schaffen activa (zowel vervangings- als uitbreidingsinvesteringen) moet gebaseerd zijn op een besluit van de raad. Hiertoe geldt binnen de gemeente Almere de volgende procedure: In de programmabegroting of het raadsvoorstel bij de programmabegroting wordt een specificatie opgenomen van de investeringen, die gelijktijdig met de vaststelling van de begroting geautoriseerd worden. Hierop bestaan drie uitzonderingen: 1. Voor de autorisatie van investeringen in schoolgebouwen wordt een apart raadsvoorstel opgesteld. In dit raadsvoorstel wordt inzicht gegeven in de investeringen en het programma. 2. Kredieten voor uitbreidingsinvesteringen ten laste van het GIP worden door middel van afzonderlijke raadsbesluiten gevoteerd. 3. Kredieten voor uitbreidingsinvesteringen die qua omvang en bestuurlijke relevantie om een apart raadsbesluit vragen dienen via een afzonderlijk voorstel door de raad geautoriseerd te worden. Investeringen in financiële vaste activa
Investeringen in financiële vaste activa zijn te onderscheiden in investeringen, die direct te maken hebben met de financieringspositie en de overige investeringen in financiële vaste activa. De autorisatie van eerstgenoemde categorie is geregeld in het treasurystatuut. De kredieten voor de overige financiële activa worden via een afzonderlijk raadsbesluit gevoteerd. Investeringen in immateriële vaste activa
Investeringen in immateriële vaste activa worden in een afzonderlijk raadsvoorstel door de raad gevoteerd. Kredietbewaking
Van de bovengenoemde kredietverstrekkingen vindt jaarlijks afrekening plaats bij de jaarrekening. Op het moment dat tijdens de realisatie van een investering overschrijdingen van het krediet van €100.000 of meer kunnen worden voorzien, zal aan de raad een aanvullend krediet worden gevraagd dan wel bezuinigingsvoorstellen worden gedaan.
18
Kadernota Vaste Activabeleid
Vervangingsreserve investeringen
Bij investeringen met een economisch nut en een afschrijvingstermijn van 10 jaar of korter worden de jaarlijkse kapitaallasten begroot op een volledig jaar van afschrijving en rentetoerekening. Het overschot dat hierdoor in de opvolgende jaren van de levensduur ontstaat als gevolg van vrijval van kapitaallasten (het renteaandeel van de kapitaallasten neemt immers jaarlijks af, waardoor er financiële ruimte ontstaat) wordt in deze systematiek gestort in een bestemmingsreserve en op termijn aangewend om prijsstijgingen op te vangen bij vervanging van de investering.
Kadernota Reserves en Voorzieningen Kadernota Vaste Activabeleid
- 1919 -
20
Kadernota Vaste Activabeleid
5 Bijlagen
5.1
Overzicht afschrijvingstermijnen
In Almere wordt in principe het systeem van lineaire afschrijvingen toegepast. De volgende afschrijvingstermijnen moeten hierbij worden toegepast. Tabel 5–1
aard activum schoolgebouwen noodlokalen overige bedrijfsgebouwen grond-, weg en waterbouwkundige werken van economisch nut vervoermiddelen ICT Hardware ICT Software kantoorinventaris machines en overige materiële vaste activa grond bijdragen aan activa in eigendom van derden kosten van onderzoek & ontwikkeling kosten verbonden aan geldleningen en saldo agio/disagio
termijn 60 jaar 10-30 jaar 40-50 jaar 5-15 jaar 10-15 jaar 3-10 jaar 5-10 jaar 5-10 jaar 3-10 jaar geen afschrijving gebruiksduur investering maximaal 5 jaar maximaal looptijd van de lening
Van bovengenoemde systematiek kan alleen worden afgeweken als daar een raadsbesluit aan ten grondslag ligt. De ingangsdatum van de bovengenoemde afschrijvingstermijnen is 1 januari 2005 en heeft betrekking op investeringen die vanaf deze datum worden gedaan. Voor het dienstjaar 2004 zullen de tot op heden gehanteerde waarderingsgrondslagen ten aanzien van de afschrijvingen van toepassing zijn.
Kadernota Reserves en Voorzieningen Kadernota Vaste Activabeleid
- 2121 -
5.2
Tekst Besluit Begroting en Verantwoording
Voorgeschreven Balansindeling Artikel 33
Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa. Artikel 34
In de balans worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen: a. kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio; b. kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief. Artikel 35
1. In de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen: a. investeringen met een economisch nut; b. investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. 2. Van de materiële vaste activa wordt aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven. Artikel 36 In de balans worden onder de financiële vaste activa afzonderlijk opgenomen: a. kapitaalverstrekkingen aan: 1. deelnemingen; 2. gemeenschappelijke regelingen; 3. overige verbonden partijen; b. leningen aan: 1. woningbouwcorporaties; 2. deelnemingen; 3. overige verbonden partijen; c. overige langlopende leningen; d. overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer; e. bijdragen aan activa in eigendom van derden. Balanstoelichting Artikel 51
In de toelichting op de balans wordt aangegeven volgens welke methoden de afschrijvingen worden berekend. Ook wordt aangegeven welke investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden geactiveerd, welke afschrijvingstermijn hiervoor wordt voorzien en welke reserves hiervoor naar verwachting beschikbaar zullen zijn. Artikel 52
1. In de toelichting op de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen: a. gronden en terreinen; b. woonruimten; c. bedrijfsgebouwen; d. grond-, weg- en waterbouwkundige werken; e. vervoermiddelen; f. machines, apparaten en installaties; g. overige materiële vaste activa. 2. In de toelichting op de balans wordt het verloop van de activa, als bedoeld in het eerste lid, gedurende het begrotingsjaar, in een sluitend overzicht weergegeven. Daaruit blij-
22
Kadernota Vaste Activabeleid
ken, voor zover van toepassing: a. de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar; b. de investeringen of desinvesteringen; c. de afschrijvingen; d. bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief; e. afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen; f. de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar. Waardering, activeren en afschrijven Artikel 59
1. Alle investeringen met een economisch nut worden geactiveerd. 2. Investeringen hebben een economisch nut indien ze verhandelbaar zijn en/of indien ze kunnen bijdragen aan het genereren van middelen. 3. In afwijking van het eerste lid worden kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde niet geactiveerd. 4. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut kunnen worden geactiveerd. Artikel 60
Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien: a. het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen; b. de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat; c. het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en d. de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld. Artikel 61
Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd, indien: a. er sprake is van een investering door een derde; b. de investering bijdraagt aan de publieke taak; c. de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en d. de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de provincie onderscheidenlijk gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering. Artikel 62
1. Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd. 2. In afwijking van het eerste lid mogen bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief op de waardering daarvan in mindering worden gebracht. 3. In afwijking van het eerste lid mogen reserves in mindering worden gebracht op investeringen, als bedoeld in artikel 59, het vierde lid. Artikel 63
1. Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. 2. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. 3. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is
Kadernota Reserves en Voorzieningen Kadernota Vaste Activabeleid
- 2323 -
geactiveerd. 4. Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde. 5. Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen. 6. In afwijking van het eerste lid is waardering tegen actuele waarde toegestaan voor de activa van de Nazorgfondsen bedoeld in artikel 15.47 van de Wet milieubeheer. Artikel 64
1. De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar. 2. Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar. 3. Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur. 4. In afwijking van het eerste en het derde lid kan er op de activa, bedoeld in artikel 59, vierde lid, extra worden afgeschreven. 5. In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder a, maximaal gelijk aan de looptijd van de lening. 6. In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder b, ten hoogste vijf jaar. Artikel 65
1. Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen. 2. Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. 3. Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde. Artikel 76
1. In afwijking van artikel 63, eerste lid, worden activa, die op 31 december 1994 te en actuele waarde zijn gewaardeerd, volgens de op dat moment aanwezige boekwaarde voor de rest van de periode afgeschreven. 2. In afwijking van artikel 62, eerste lid, worden alle activa waar voor 31 december 2003 reserves op in mindering zijn gebracht op de waarde volgens de op 31 december 2003 aanwezige boekwaarde voor de rest van de periode afgeschreven.
24
Kadernota Vaste Activabeleid
5.3
Belangrijkste wijzigingen
Belangrijkste wijzigingen BBV ten opzichte van de CV’95
Geactiveerde verliezen behoorden in het verleden ook tot de immateriële vaste activa. In het kader van de nieuwe begrotingsvoorschriften is het echter niet meer toegestaan om deze tekorten te activeren. Deze dienen in één keer ten laste van het resultaat genomen te worden. Bijdragen aan activa in eigendom van derden werden onder de CV’95 ook tot de immateriële activa gerekend. Op grond van het BBV vallen deze bijdragen thans onder de financiële activa. In het BBV wordt onderscheid gemaakt tussen investeringen met een economisch nut en investeringen met een maatschappelijk nut (al dan niet in de openbare ruimte). Onder de CV’95 was dit onderscheid niet aan de orde. Met ingang van 2004 mogen investeringen met een economisch nut niet meer afgedekt worden door bijdragen ineens uit reserves. In plaats daarvan worden de jaarlijkse kapitaallasten van deze investeringen worden met ingang van 2004 gedekt uit een daartoe bestemde reserve, welke op concernniveau wordt opgenomen.
Kadernota Reserves en Voorzieningen Kadernota Vaste Activabeleid
- 2525 -