Voorbereidend document voor de opbouw van het Operationeel Programma in het kader van het objectief “ Europese territoriale samenwerking ” voor de periode 2007-2013 Voorlopige versie 26 september 2006
WOORD VOORAF In het kader van deze openbare raadpleging met betrekking tot de eventuele milieueffecten van het toekomstige Doelstelling III-Programma Frankrijk-Wallonië-Vlaanderen, dat medegefinancierd wordt door de Europese Unie, presenteren de Beheersautoriteit en de institutionele partners van dat toekomstige programma u het ontwerp van het operationele programma. Dat ontwerp is in dit stadium nog niet definitief goedgekeurd. De inhoud en de vorm ervan vallen bijgevolg uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van de auteur, namelijk het consulentenkantoor Deloitte & Touch, dat door de Beheersautoriteit en de partners gelast werd de redactie van het programma te ondersteunen.
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
1
Inhoudstafel Inhoudstafel ...............................................................................................................................................2 1.
Inleiding en verloop van de werkzaamheden ...............................................................................4
2.
Geografische afbakening van de samenwerkingszone................................................................6
3.
De context van het programma ....................................................................................................8
3.1.
Historiek........................................................................................................................................8
3.2.
De filosofie van het programma ...................................................................................................8
4.
Algemene socio-economische context van de samenwerkingszone.........................................10
4.1. Demografie en economie...................................................................................................10 4.1.1. Demografische karakteristieken ........................................................................................10 4.1.2. Economische karakteristieken ...........................................................................................13 4.1.3. De grensoverschrijdende vaststellingen...........................................................................18 4.1.4. Lessen getrokken uit vorige programma’s.........................................................................18 4.2. Arbeidsmarkt......................................................................................................................20 4.2.1. Karakteristieken .................................................................................................................20 4.2.2. De grensoverschrijdende vaststellingen...........................................................................22 4.2.3. Lessen uit vorige programma’s .........................................................................................23 4.3. Identiteit, cultuur, erfgoed, toerisme ..................................................................................24 4.3.1. Karakteristieken .................................................................................................................24 4.3.2. De grensoverschrijdende vaststellingen...........................................................................25 4.3.3. Lessen uit voorgaande programma’s ................................................................................25 4.4. Sociale cohesie en levenskwaliteit ....................................................................................27 4.4.1. Karakteristieken .................................................................................................................27 4.4.2. Grensoverschrijdende vaststellingen.................................................................................28 4.4.3. Lessen uit voorgaande programma’s ................................................................................28 4.5. Milieu en ruimtelijke ordening ............................................................................................29 4.5.1. Karakteristieken .................................................................................................................29 4.5.2. Grensoverschrijdende karakteristieken .............................................................................30 4.5.3. Lessen uit de voorgaande programma’s ...........................................................................30 5. Synthese overzicht van de Sterktes, Zwaktes, Bedreigingen, Uitdagingen...............................32
6.
7.
5.1. 5.2. 5.3. 5.4.
Competitiviteit en aantrekkelijkheid van de zone...............................................................32 Identiteit, cultuur, erfgoed, toerisme ..................................................................................35 Sociale cohesie..................................................................................................................37 Milieu, levenskader en de inrichting van het gebied..........................................................38 De strategische focus van het programma ................................................................................40
6.1. 6.2. 6.3.
De uitdagingen...................................................................................................................40 De vier thematische objectieven........................................................................................42 De transversale prioriteiten................................................................................................43 Detail van de thematische prioriteiten ........................................................................................44
7.1. Prioriteit 1 – Het bevorderen van de economische ontwikkeling door middel van een coherente en geïntegreerde grensoverschrijdende benadering .........................................................44 7.1.1. Achtergrond .......................................................................................................................44 7.1.2. Operationele doelstellingen ...............................................................................................45 7.2. Prioriteit 2 – De cultuur-toeristische identiteit in de grensoverschrijdende zone ontwikkelen en promoten ....................................................................................................................53 7.2.1. Achtergrond .......................................................................................................................53 7.2.2. Operationele doelstellingen ...............................................................................................54 7.3. Prioriteit 3 – Het aanbod en de toegang tot grensoverschrijdende diensten verbeteren teneinde het gemeenschappelijke grensgevoel te bevorderen ..........................................................59 Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
2
7.3.1. Achtergrond .......................................................................................................................59 7.3.2. Operationele doelstellingen ...............................................................................................60 7.4. Prioriteit 4 – Het gemeenschappelijke beheer van de zone dynamiseren door middel van een gecoördineerde en geïntegreerde duurzame ontwikkeling van de leefomgeving .......................65 7.4.1. Achtergrond .......................................................................................................................65 7.4.2. Operationele doelstellingen ...............................................................................................65
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
3
1. Inleiding en verloop van de werkzaamheden Dit document is het voorbereidende document voor de opbouw van het Operationeel Programma (OP) voorgesteld aan de Europese Commissie in het kader van het objectief “Europese territoriale samenwerking” voor de periode 2007-2013. Volgende partners hebben dit project gerealiseerd: •
De Prefectuur Regio Champagne-Ardenne
•
De Prefectuur Regio Nord-Pas de Calais
•
De Prefectuur Regio Picardie
•
De Regio Picardie
•
De Regio Champagne-Ardenne
•
De Regio Nord-Pas de Calais
•
Het Departement Ardennes
•
Het Departement Aisne
•
Het Departement Nord
•
Het Departement Pas de Calais
•
Het Waalse Gewest
•
De Franse Gemeenschap
•
De Vlaamse Gemeenschap
•
De Provincie Oost-Vlaanderen
•
De Provincie West-Vlaanderen
Dit Operationeel Programma stelt een ambitieuze en evenwichtige ontwikkelingsstrategie voor met als doel de grensoverschrijdende samenwerking tussen Frankrijk, Wallonië en Vlaanderen te doen groeien. De redactie van het Operationeel Programma is uitgevoerd in nauwe samenwerking met de overheid verantwoordelijk voor het programmamanagement en met het team verantwoordelijk voor de ex-ante evaluatie van het programma. Deze samenwerking heeft toegelaten de analyse scherp te stellen en de kwaliteit van het programma te verhogen naarmate de opdracht vorderde, zoals voorzien in het volgende schema.
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
4
Het interactieschema voor de redactie van het OP – Ex-ante Evaluatie Redactie van het OP
Ex-ante evaluatie
1. Socio-economische analyse en strategie bepaling; evaluatie van de INTERREG III resultaten 1. Evaluatie van de socio-economische analyse en waardering van de strategie 2. Herziening van de socio-economische analyse en de strategie bepaling; redactie van de hoofdstukken OP 2. Evaluatie van de onderbouwing en algemene coherentie van de overkoepelende strategie; evaluatie van de samenhang met de regionale en communautaire politiek 3. Herziening van de hoofdstukken; kwantificering van de doelstellingen en beschrijving van het implementatie- en opvolgingssysteem 3. Evaluatie van de gekwantificeerde doelstellingen, van de geschatte impact en het implementatiesysteem 4. Integratie van de finale opmerkingen en presentatie van het OP aan de stuurgroep
4. Opstellen van het finale ex-ante evaluatierapport
Presentatie van het OP en de ex-ante evaluatie aan de Commissie
Bron: Bestek
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
5
2. Geografische afbakening van de samenwerkingszone De volledige samenwerkingszone waarop het toekomstige Objectief III - programma van toepassing is, bestaat uit twee types van zones: •
de prioritaire zone – dit zijn de arrondissementen en departementen die direct grenzen aan weerskanten van de landsgrens; zij zijn uitermate nauw betrokken bij de grensproblematiek;
•
de aangrenzende zone – dit zijn de arrondissementen en departementen die nauw aanleunen bij de prioritaire zone. Hoewel verder verwijderd van de landsgrens kunnen ook zij negatieve invloed van deze grens ondervinden, enerzijds; anderzijds dienen ze te worden betrokken omdat deze regio’s ook een bijdrage kunnen/moeten leveren om de doelstellingen binnen dit programma te realiseren.
De samenwerkingszone loopt over vijf regio’s in Frankrijk en België. In Frankrijk wordt de zone vastgelegd op het niveau van departementen; in België op het niveau van arrondissementen.
Regio/Provincie Nord Pas-de-Calais Picardie Champagne-Ardenne Namen
Luxemburg
Prioritaire zone (Arrondissement/ Departement)
Aangrenzende zone (Arrondissement/ Departement)
Nord
Pas-de-Calais
Aisne
Somme Oise
Ardennes
Marne
Dinant
Namur
Philippeville Neufchâteau
Bastogne
Virton
Marche-en-Famenne Arlon
Henegouwen
Ath
Charleroi
Mons
Soignies
Thuin Tournai Mouscron Gent
Oost-Vlaanderen
Oudenaarde Veurne
West-Vlaanderen
Oostende
Ieper
Diksmuide
Kortrijk
Roeselare Tielt
In de verdere aangrenzende departementen (de Somme, de Oise en de Marne ), komen enkel die acties in aanmerking die een aanvulling zijn op de activiteiten die worden gevoerd in de aangrenzende zone die in de lijn liggen van een territoriaal coherente logica (met een maximum van 20 % van het budget dat is toegekend aan het geheel van de aangrenzende zone). Bovendien zal voor deze departementen geen enkele specifieke promotie actie gefinancierd worden vanuit dit programma.
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
6
De kaart hieronder geeft de verschillende entiteiten weer op het niveau van NUTS III, die bestaat uit de grensoverschrijdende samenwerkingszone met enerzijds de prioritaire zone (donker) en de aangrenzende zone (licht). Kaart te vervangen (cf. ADE)
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
7
3. De context van het programma 3.1.
Historiek 1
Met Interreg I en II werden alles samen 467 grensoverschrijdende projecten mee gefinancierd. De actoren aan weerskanten van de grens kenden elkaar reeds lang. Toch is het via deze twee programma’s dat de basis voor een echte cultuur van grensoverschrijdende samenwerking werden gelegd. Dit werd gerealiseerd door het realiseren van projecten in volgende prioritaire domeinen als: •
de economische ontwikkeling en het grensoverschrijdende ondernemerschap;
•
het beheer en de bescherming van de natuur;
•
de integratie van de grensoverschrijdende arbeidsmarkt en de sociale inclusie;
•
de valorisatie van het toeristische en culturele potentieel van het grensoverschrijdende gebied.
De echte toegevoegde waarden van deze programma’s kan moeilijk in twijfel worden getrokken. Ze hebben gezorgd voor een grensoverschrijdende toenadering. Doordat de toenmalige samenwerkingsmethode vooral aanleiding gaf tot lokale initiatieven, was de realisatie van een gemeenschappelijke grensoverschrijdende visie niet steeds eenvoudig. De gaandeweg werden deze beperktheden van de eerste programma’s weggewerkt en ontstond er een nieuwe dynamiek die het partnerschap en de netwerking verder versterkten. Ook het Interreg III programma (2000-2006) werkte verder aan de ingeslagen weg: •
meer aandacht voor een geïntegreerde en gecoördineerde aanpak door de creatie van een uniek programma voor de volledige samenwerkingszone (onder andere via de fusie van de diverse Interreg programma’s tot één programma voor de volledige frans-belgische samenwerkingszone).
•
meer nadruk op specifieke o o
de toenadering tussen de mensen en de ontwikkeling van grensoverschrijdende diensten stimuleren; de duurzame ontwikkeling en de gemeenschappelijke ontsluiting van de grensoverschrijdende gebieden bevorderen met een gezamenlijke valorisatie tot doel.
Het is op basis van deze dynamiek dat het volgende programma zich verder zal ontwikkelen, door het valoriseren van de 20 jarige grensoverschrijdende samenwerking en door het opstarten van een gedeeld en geïntegreerd grensoverschrijdend ontwikkelingsprogramma.
3.2.
De filosofie van het programma
De Commissie heeft het statuut van de territoriale samenwerking veranderd. Het wordt nu een integrale doelstelling van het nieuwe beleidsprogramma. Deze verandering is niet enkel semantisch: de territoriale samenwerking wordt erkend als strategische doelstelling van de Europese integratie en dient een meerwaarde op te leveren, ter zelfde titel als de doelstellingen “convergentie” en de “regionale competitiviteit en tewerkstelling”, voor de economische en sociale cohesie in de schoot van Europa. De implementatie van de nieuwe programma’s en de in aanmerking te nemen projecten zullen dus onder de principes vallen van de duurzame ontwikkeling, en meer in het bijzonder de Lissabon en Göteborg doelstellingen.
1
80 INTERREG I Projecten « Nord-Pas de Calais/Oost-Vlaanderen », 85 INTERREG II Projecten « Nord-Pas de Calais/OostVlaanderen », 42 INTERREG I Projecten “Wallonië/Champagne-Ardenne”, 51 INTERREG II Projecten “Wallonië/ChampagneArdenne”, 60 INTERREG I Projecten “Henegouwen/Nord-Pas de Calais” en 149 INTERREG II Projecten “Henegouwen/NordPas de Calais/Picardie”.
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
8
Over het algemeen staat Objectief III - Europese Territoriale Samenwerking voor een evenwichtige, harmonieuze en duurzame ontwikkeling van het Europese grondgebied. Daarbij staan volgende drie dimensies centraal: economische, sociale en culturele voorspoed. Ze moet de samenwerking ondersteunen tussen de verschillende territoriale elementen m.b.t. kwesties van communautair belang en moet eveneens: •
Bijdragen tot de integratie van de grenszones die worden geconfronteerd met gemeenschappelijke problemen die voornamelijk afkomstig zijn uit de fragmentering van de markten, de werknemers, de investeringsmodellen, de fiscale bronnen, de verantwoordelijke autoriteiten en de diensten van algemeen belang. Voor deze problematieken dienen gemeenschappelijke oplossingen te worden geformuleerd;
•
Bevorderen van de economische groei en ondersteunen van de creatie van werkgelegenheid door de ondersteuning te richten op de dragende sectoren.
•
Versterken van de concurrentiekracht van de grensregio’s, voornamelijk via de economische en sociale integratie.
•
Versterken van de grensoverschrijdende identiteit in het kader van het Europees burgerschap.
De acties die de Commissie als prioritair beschouwt, zijn transport, grensoverschrijdende economische activiteiten, acties die de overdracht van kennis en know-how stimuleren, het benutten van de grensoverschrijdende mogelijkheden inzake onderwijs/opleiding en gezondheidszorg, de integratie van de grensoverschrijdende markt, gezamenlijk beheer van het milieu en milieu risico’s. Het nieuw programma moet een kwalitatieve sprong maken. Naast de projecten met een meer lokaal belang – en die hun toegevoegde waarde in het verleden hebben bewezen – dienen projecten te worden opgezet die: • •
een meer structurerend karakter hebben; meer directe return hebben voor de actoren en vooral de locale bevolking.
Het programma moet zich verder concentreren op de grensoverschrijdende activiteiten met toegevoegde waarde en met volgende hefboom effecten: •
meer competitiviteit door het stimuleren van innovatie en navorsing;
•
de ontmoeting verwezenlijken tussen vraag en aanbod in het domein van de opleidingen;
•
valoriseren van gemeenschappelijke projecten van culturele, toeristische en patrimonium troeven;
•
bevoordelen van het ontstaan van structurele projecten inzake urbane of rurale ontwikkeling;
•
meer grensoverschrijdende concurrentiekracht door innovatie en onderzoeksinspanningen te stimuleren; werken aan de verbinding van immateriële (diensten) of fysieke netwerken (transport); integratie van de grensoverschrijdende arbeidsmarkt bevorderen; grensoverschrijdend beheer van de waterlopen en grensoverschrijdende controle van overstromingsrisico’s aanmoedigen
• • •
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
9
4. Algemene socio-economische context van de samenwerkingszone 4.1. Demografie en economie 4.1.1. Demografische karakteristieken 2
Met zijn oppervlakte van 61.000 km en 10,22 miljoen inwoners vertegenwoordigt de samenwerkingszone respectievelijk ongeveer 1,77 % en 2,3 % van de Europese bevolking.
Prioritaire zones Franse zijde (départements) Nord Aisne Ardennes Belgische zijde (arrondissementen) Veurne Ieper Mouscron Kortrijk Tournai Ath Mons Thuin Philippeville Dinant Neufchâteau Virton Aangrenzende zones Franse zijde (départements) Pas-de-Calais Somme Oise Marne Belgische zijde (arrondissementen) Oostende Diksmuide Roeselare Tielt Oudenaarde Soignies Charleroi Namur Bastogne Arlon Gand Marche-en-Famenne Prioritaire en aangrenzende zones Franse zijde (départements) Regio Nord Pas de Calais Regio Picardie Regio Champagne Ardenne Belgische zijde (arrondissementen) Vlaamse regio Waalse regio
Oppervlakte in km² in % 26.910 44,16% 18.341 30,10% 5.743 9,42% 7.369 12,09% 5.229 8,58% 8.569 14,06% 275 0,45% 550 0,90% 101 0,17% 403 0,66% 608 1,00% 487 0,80% 584 0,96% 934 1,53% 909 1,49% 1.592 2,61% 1.355 2,22% 771 1,27% 34.033 55,84% 26.863 44,08% 6.671 10,95% 6.170 10,12% 5.860 9,62% 8.162 13,39% 7.170 11,76% 292 0,48% 362 0,59% 272 0,45% 330 0,54% 419 0,69% 517 0,85% 555 0,91% 1.165 1,91% 1.043 1,71% 317 0,52% 944 1,55% 954 1,57% 60.943 100% 45.204 74,17% 12.414 20,37% 19.399 31,83% 13.391 21,97% 15.739 25,83% 3.847 6,31% 11.892 19,51%
Bevolking Inwoners in % 4.798.206 46,95% 3.402.000 33,29% 2.577.000 25,21% 536.000 5,24% 289.000 2,83% 1.396.206 13,66% 58.213 0,57% 104.030 1,02% 69.719 0,68% 277.126 2,71% 140.977 1,38% 80.302 0,79% 249.054 2,44% 146.211 1,43% 62.492 0,61% 101.705 1,00% 56.687 0,55% 49.690 0,49% 5.422.246 53,05% 3.353.069 32,81% 1.450.000 14,19% 559.000 5,47% 780.000 7,63% 564.069 5,52% 2.069.177 20,25% 145.701 1,43% 48.109 0,47% 141.306 1,38% 88.330 0,86% 114.801 1,12% 176.409 1,73% 420.528 4,11% 288.659 2,82% 40.574 0,40% 51.909 0,51% 502.492 4,92% 50.359 0,49% 10.220.452 100% 6.755.069 66,09% 4.027.000 39,40% 1.875.000 18,35% 853.069 8,35% 3.465.383 33,91% 1.480.108 14,48% 1.985.275 19,42%
Dichtheid inw./km² 178 185 449 73 55 163 212 189 690 688 232 165 426 157 69 64 42 64 159 125 217 91 133 69 289 499 133 520 268 274 341 758 248 39 164 533 53 168 149 324 97 64 220 385 167
Bron België: Public Fédéral Economie, PME, Classes Moyennes et Energie et INS Bron Frakrijk Insee, estimations localisées de population
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
10
2
De gemiddelde bevolkingsdichtheid binnen EU25 bedraagt 136 inwoners per km . In de 2 samenwerkingszone bedraagt dit 168 inwoners per km . In de zone vinden we, naast gebieden met 2 een zeer landelijke en semi-stedelijk karakter (met minder dan 100 inwoners per km ) (departementen Aisne en Ardennen en arrondissementen Dinant, Philippeville, Neufchâteau en Virton) ook stedelijke gebieden (met meer dan 400 inwoners per km2) (departement Nord en arrondissementen Kortrijk, Gent, Moeskroen en Mons). De bevolkingsaangroei over de laatste 10-15 jaar bedraagt in de samenwerkingszone zo’n 1,8 %. Het Europese gemiddelde voor deze indicator bedraagt 3,02% voor de vergelijkbare periode. De groei manifesteerde zich feller in de aangrenzende zone (+2,5%) dan in het grensgebied (+1 %). In een aantal arrondissementen in Henegouwen en het Franse grensgebied stellen we zelfs een sterke daling van de bevolking vast. Bevolking Bevolking in 1994 (België) - 1990 2004 (Frankrijk) Prioritaire zones
Verschil
Evolutie
4,748,863
4,798,206
49,343
1.04%
3,365,186
3,402,000
36,814
1.09%
Nord
2,531,855
2,577,000
45,145
1.78%
Aisne
536,896
536,000
-896
-0.17%
Franse zijde (départements)
Ardennes
296,435
289,000
-7,435
-2.51%
1,383,677
1,396,206
12,529
0.91%
Veurne
54,847
58,213
3,366
6.14%
Ieper
104,331
104,030
-301
-0.29%
Belgische zijde (arrondissementen)
Mouscron
71,172
69,719
-1,453
-2.04%
Kortrijk
278,435
277,126
-1,309
-0.47%
Tournai
141,196
140,977
-219
-0.16%
Ath
77,539
80,302
2,763
3.56%
Mons
252,990
249,054
-3,936
-1.56%
Thuin
145,122
146,211
1,089
0.75%
Philippeville
60,007
62,492
2,485
4.14% 5.72%
Dinant
96,199
101,705
5,506
Neufchâteau
54,788
56,687
1,899
3.47%
Virton
47,051
49,690
2,639
5.61%
Aangrenzende zones Franse zijde (départements) Pas-de-Calais
5,292,448
5,422,246
129,798
2.45%
3,263,547
3,353,069
89,522
2.74%
1,433,203
1,450,000
16,797
1.17%
Somme
547,485
559,000
11,515
2.10%
Oise
724,587
780,000
55,413
7.65%
558,272 2,028,901
564,069 2,069,177
5,797 40,276
1.04% 1.99%
Marne Belgische zijde (arrondissementen) Oostende
140,683
145,701
5,018
3.57%
Diksmuide
47,704
48,109
405
0.85%
Roeselare
139,058
141,306
2,248
1.62%
Tielt
86,855
88,330
1,475
1.70%
Oudenaarde
113,496
114,801
1,305
1.15%
Soignies
170,414
176,409
5,995
3.52%
Charleroi
428,206
420,528
-7,678
-1.79% 4.63%
Namur
275,897
288,659
12,762
Bastogne
38,558
40,574
2,016
5.23%
Arlon
50,213
51,909
1,696
3.38%
Gand Marche-en-Famenne
490,285 47,532
502,492 50,359
12,207 2,827
2.49% 5.95%
10,308,483 6,628,733
10,493,439 6,755,069
184,956 126,336
1.79% 1.91%
Regio Nord Pas de Calais
3,965,058
4,027,000
61,942
1.56%
Regio Picardie
1,808,968
1,875,000
66,032
3.65%
854,707 3,679,750
853,069 3,738,370
-1,638 58,620
-0.19% 1.59%
Prioritaire en aangrenzende zones Franse zijde (départements)
Regio Champagne Ardenne Belgische zijde (arrondissementen) Vlaamse regio
1,722,866
1,753,095
30,229
1.75%
Waalse regio
1,956,884
1,985,275
28,391
1.45%
Source Belgique : ECODATA Source France : http://www.linternaute.com
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
11
In algemene termen kunnen we drie verschillende gebieden onderscheiden: •
De metropool rond Lille : deze streek wordt gekenmerkt door een hoge bevolkingsdichtheid, een sterke groei en een concentratie van activiteiten met hoge toegevoegde waarde, met name in de tertiaire sector en de sectoren met een hoge hoogtechnologisch karakter. We zien er een sterke ondernemerszin en vooruitstrevende actoren op onderzoeksgebied. Gegeven de centrale locatie (centraal in de driehoek Brussel – Londen - Parijs) is deze zone voorzien van een uitgebreide communicatie infrastructuren en communicatienetwerken. De uitstraling van deze zone reikt tot over de grens heen in de richting van Kortrijk, Doornik en zelfs Gent.
•
Industriële zones die een reconversie doormaken : deze zone wordt gekenmerkt door een sterke industriële basis en is gespecialiseerd in de traditionele sectoren met een sterk competitief karakter. Het netwerk van KMO’s is er nog fragiel en de dynamiek van innovatie is nog niet echt aanwezig. Deze zones kennen een beperkte graad van tertiairsering en een hoog werkloosheidscijfer. De traditionele industriële activiteiten hebben een negatief effect op de fysieke aantrekkelijkheid (industriële vervuiling, braakliggende en leegstaande terreinen). De zone heeft ook een aantal troeven; met name kwaliteitsvolle communicatie infrastructuur, beschikbaarheid van menselijk kapitaal met een lage scholingsgraad, maar met een traditie inzake kwaliteitswerk. Belgisch en Frans Henegouwen, de streken van de Samber, Duinkerke en alsook het departement Ardennen hebben dergelijk industrieel profiel.
•
Zones met een landelijk of semi-industrieel karakter: deze zones worden gekenmerkt door een lage bevolkingsdichtheid, zijn georganiseerd rond een netwerk van kleine en middelgrote steden. Kenmerkend is ook de sterke afhankelijkheid van enkele industriële eenheden, vaak actief in de primaire sector (landbouw, bosbouw). Deze zones zijn weinig voorzien van infrastructuur en nabijheiddiensten. Ze hebben daarom een beperkte aantrekkingskracht voor de bevolking, zeker voor de jongeren, gezien ze ver verwijderd liggen van stedelijke gebieden. Ze onderscheiden zich wel positief door de aanwezigheid van terrein, kapitaal en arbeid aan competitieve prijzen, alsook de aanwezigheid van een natuurlijk patrimonium van hoge kwaliteit. Deze zones zijn niet homogeen. We vinden er enerzijds zones die vooral gekenmerkt worden door bossen en landbouw (arrondissement Dinant, Neufchâteau, Virton, Westhoek); anderzijds zones met een semi–industrieel karakter met kleine stedelijke centra met beperkt industrieel of KMO netwerk. We vinden dergelijke zones o.a. in het departement Aisne, en de arrondissementen Namen en Arlon.
De samenwerkingszone kent dus een gediversifieerd profiel dat complexer is dan de eenvoudige tegenstellingen tussen stad en platteland of tussen kustzone en binnenland. Deze karakteristieken van de verschillende territoria lopen over de grenzen heen.
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
12
4.1.2. Economische karakteristieken
Lisibilité de la carte (cf.ADE) a) Een economische dynamiek die onder het Europese gemiddelde ligt De economische dynamiek van de samenwerkingszone ligt onder het gemiddelde van EU15. •
In perioden van algemene economische groei slaagt de grensoverschrijdende zone er niet in dezelfde koers te varen als de gemiddelde koers van de Europese Unie. We stellen vast dat tijdens de tweede helft van de jaren ’90 de samenwerkingszone een gemiddelde groei van 25,5% behaalde, tegenover 31,4% voor het EU15.
•
Vanaf 2000 zien we een tijdelijke stagnatie. In perioden van economische achteruitgang, ondergaat de samenwerkingszone sterkere effecten en vertoont ze een groei die zwakker is dan het Europese gemiddelde.
•
De groei herneemt vanaf 2002, eerst in Luxemburg en West-Vlaanderen en daarna ook in de andere regio’s.
Toch is de samenwerkingszone niet homogeen; bepaalde zone leunen dicht aan tegen het Europees gemiddelde (Rijsel en Oost-Vlaanderen) terwijl andere veel lager presteren.
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
13
b) Gemiddeld inkomen per inwoner veelal lager dan in omringende regio’s BBP per inwoner (PPP) EU-25 = 100 %
!"
#
!
&
%& '
&
$
Bron: Eurostat, 2003
Het gemiddelde jaarlijks inkomen is een belangrijke graadmeter betreffende de graad van maturiteit van een regio. De Franse regio’s vertonen een gemiddeld inkomen per inwoner dat net onder de 16.000 Euro ligt. De regio’s in België liggen beduidend hoger. Oost-Vlaanderen scoort het hoogst met meer dan 25.000 euro gemiddeld inkomen per inwoner, kort daarop gevolgd door West-Vlaanderen en Namen. In Henegouwen scoort deze indicator op 20.765 Euro. (cijfers 2003) De twee Vlaamse provincies alsook Champagne-Ardenne hebben een inkomen per capita dat boven het Europese gemiddelde ligt. Al de andere regio' s uit de grensoverschrijdende samenwerkingszone noteren een inkomen per capita dat gevoelig lager ligt. c) Lage graad van tertiairsering van de economie
Nord-Pas-deCalais
Picardie
Belgische zijde
ChampagneArdenne
Namen
Luxemburg
Henegouwen
OostVlaanderen
WestVlaanderen
De regio kent in zekere zin een verdere ontwikkeling van de tertiaire sector. De speerpunten in die ontwikkeling vinden we in hoofdzaak bij de metropool Rijsel. Maar ook in de buurt van het goed ontwikkelde netwerk van stedelijke centra zien we deze positieve evolutie. Franse zijde
TOTAAL
TOEGEVOEGDE WAARDE PER REGIO Agriculture et Pêche
3,30%
1,79%
1,47%
3,63%
2,28%
2,29%
8,85%
4,69%
2,07%
4,13%
3,42%
Industrie et Energie
24,52%
23,90%
19,85%
15,78%
12,58%
21,73%
20,78%
21,78%
19,94%
20,59%
21,03%
Construction
6,91%
6,96%
5,10%
6,46%
4,84%
6,30%
5,57%
5,52%
5,29%
5,41%
5,75%
Services
65,27%
67,35%
73,58%
74,13%
80,30%
69,68%
64,80%
68,01%
72,70%
69,88%
69,80%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Total
100%
Specialisatie (tewerkstelling) Landbouw, jacht, bosbouw en visserij
49,54
81,82
48,11
128,18
62,32
63,51
246,90
142,69
67,72
123,36
Industrie (behalve bouwnijverheid)
95,65
107,45
83,36
61,39
61,32
90,68
103,24
115,11
102,17
105,97
Bouwnijverheid
102,62
109,28
100,33
128,35
93,34
104,42
85,25
95,13
102,64
97,17
105,27
112,31
107,89
114,50
108,32
108,62
90,07
95,51
95,56
94,48
129,87
88,26
76,67
119,88
91,13
101,26
85,11
84,62
112,02
99,19
95,20
90,55
117,72
100,56
127,20
102,81
96,52
94,36
100,84
98,20
Groot- en kleinhandel; reparatie van auto' s en huisartikelen; Hotels en restaurants; vervoer, opslag en communicatie Financiële instellingen; onroerende goederen, verhuur en diensten aan bedrijven Openbaar bestuur; Onderwijs; Gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening; Gemeenschapsvoorzieningen, sociaal-culturele en persoonlijk diensten; Particuliere huishoudens met werknemers; Extraterritoriale organisaties en lichamen
Bron België ECODATA, Eurostat Bron Frankrijk: INSEE, Eurostat
De meer landelijke streken in zowel de Belgische als Franse zone zijn nog in belangrijke mate afgesloten van deze cruciale ontwikkeling. In dergelijke streken zien we zelfs nog een verdere afbrokkeling van deze sector. Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
14
d) We zien kernen van sectoriele specialisatie Binnen de samenwerkingszone zijn er een aantal kernen van specialisatie gegroeid in de secundaire en tertiaire sector: overheidsdiensten; HORECA en toerisme; logistiek en transport; metaalverwerking; bouw; textiel; agro-voedingsindustrie; ICT; chemie en kunststoffenindustrie
Naast de voornoemde specialisaties in de secundaire en in beperkte mate ook in de tertiaire sector zien we dat in een aantal regio’s de primaire sector zich verder ontplooit als een toekomstgerichte sector. Deze trend zien we vooral in Champagne-Ardenne: maar ook Picardie, Luxemburg en WestVlaanderen kent deze sector een gelijkaardige evolutie. e) Het netwerk van KMO’s moet verder groeien Het aantal bijkomende KMO bedrijven kent een vertraagde groei binnen de samenwerkingszone. In de regio’s Nord-Pas-de-Calais en Picardie waar de densiteit aan bedrijven laag is, zien we een groei van respectievelijk 11,5 % en 12,4 %. De Belgische regio’s lopen hier achterstand op met bv. voor Wallonië 8,06%. Binnen Europa (EU15) stellen we vast dat er per 100 bestaande bedrijven 8,5 nieuwe bedrijven worden opgericht. Aantal opgerichte ondernemingen tegenover bestaande ondernemingen- 2004 Waals Gewest
8,17%
Vlaams Gewest
8,06%
Nord-Pas-de-Calais
11,50%
Champagne-Ardenne
10,50%
Picardie
12,40%
Bron België: Euro-db, INS,SPF Economie, PME, Classes moyennes et Energie Bron Frankrijk: INSEE (répertoire des entreprises et des établissements, Sirène)
De volgende factoren zijn een uitleg voor deze problematiek: moeilijke toegang tot subsidies voor kleinere projecten; gebrek aan harmonisatie van wetgeving en belastingen; de beperkingen met betrekking tot toegang tot overheidsopdrachten aan weerskanten van de grens; gebrek aan onderzoekers die bereid zijn een bedrijf op te starten; gebrek aan managementopleidingen voor sterke groeibedrijven. Het algemene imago van de samenwerkingszone is deze van een regio met een industriële structuur in volle mutatie, daarbij vooral terugvallend op de traditionele sectoren (agro en voeding, metallurgie, textiel en bouw). We stellen daarbij een verschuiving vast van een strategie gebaseerd op een dynamiek van reconversie naar een strategie gebaseerd op innovatie in de brede zin van het woord. De mogelijkheden voor het verder verstevigen van het industriële netwerk op het niveau van de volledige zone zijn weinig ontwikkeld. Dit ondanks de vaststelling dat binnen specifieke sectoren (metaal, polymeren, ceramiek, hout) er samenwerking groeit. Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
15
f)
Innovatie dynamisme haalt de Lissabon normen niet
De economische dynamiek binnen de samenwerkingszone gaat nog vooral uit van sectoren die een te zwak openheid hebben voor innovatie. Innovatie dienen we in deze context als zeer ruimt te interpreteren en gaat veel verder dan het uitvinden en valoriseren van nieuwe producten. Ook nieuwe vormen organisatie en samenwerking, specifieke marktbenaderingen, combineren van bestaande diensten en producten kunnen allen een bijkomende dynamiek of efficiëntieverhoging teweegbrengen en moeten worden beschouwd als volwaardige vormen van innovatie. In vergelijking met de dienstensector heeft de verwerkende nijverheid minder technologische en hoogtechnologische arbeidsplaatsen. De landbouwsector is traditioneel minder open voor innovatie; toch zijn er een aantal belangrijke uitzonderingen zoals de dynamische pool “ Industrie en argoressources” in Picardie en Champagne-Ardenne. Op basis van de bestedingen in R&D zowel door de publieke als de private sector moeten we over de afgelopen jaren een belangrijke inspanning vaststellen in Vlaanderen en Wallonië. Vooral de private sector heeft heel wat inspanningen uitgevoerd. Langs Franse zijde zien we vooral in Picardie belangrijke inspanningen. Ook daar is de private sector het meest actief. De doelstellingen van de Lissabon strategie (3 % van het BBP) worden met uitzondering van Wallonië momenteel niet gehaald. In Vlaanderen en in Picardie worden over de laatste jaren wel inspanningen geleverd. Ook daar moeten we vaststellen dat de O&O inspanningen in hoofdzaak door de private sector worden gedragen. De regio Nord-Pas-de-Calais vertoont het zwakste resultaat, ook al omdat in deze regio ook de private sector niet investeert in R&D.
85,11 52,37 72,23
111,27 82,83 98,45
73,00 60,62 68,93
84,72 85,64 76,12
Nord-Pas-deCalais
150,34 84,44 84,79
Picardie
Namen
Belgische zijde
ChampagneArdenne
Luxemburg
Henegouwen
OostVlaanderen
WestVlaanderen
Het aantal octrooiaanvragen binnen de samenwerkingszone blijft onder het gemiddelde van de EU15. Alle regio’s, in zowel België als in Frankrijk, dienen hier bijkomende inspanningen te leveren. Langs Belgische kant zien we de hoogste cijfers, hoofdzakelijk gerealiseerd door de twee Vlaamse provincies. Langs Franse kant scoren de regio’s Picardie en Champagne-Ardenne beter dan le NordPas de Calais.
Franse zijde
TOTAAL
48,51 48,13 43,50
68,74 64,80 62,85
90,01 73,81 80,65
Aantal patentaanvragen per Miljoen inwoners 2000 2001 2002
110,17 108,10 118,79
134,23 112,29 146,96
76,49 56,94 69,46
Bron: Eurostat Daarnaast kunnen we vaststellen dat binnen de samenwerkingszone er heel wat universitaire en hoge school centra verspreid liggen alsook een groot aantal internationaal gerenommeerde onderzoekscentra in diverse domeinen als: •
informatica en communicatie
•
chemie en materiaal
•
biotechnologie
•
energie
•
milieu
•
voedingsmiddelen
•
gezondheidszorg
•
toerisme
We kunnen vaststellen dat universitaire centra van buiten de zone eveneens investeren binnen de zone door middel van de oprichting van onderzoekscentra (bv. KUL in Kortrijk, ULB in Charleroi, …). Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
16
Het netwerk van de onderzoeksinstellingen en bedrijven is evenwel nog broos. De onderlinge samenwerking, de samenwerking met de overheid en de doorstroming van kennis van de onderzoekssector naar bedrijfstoepassingen moet nog verder worden uitgediept. Een andere interessante indicator om de innovatieve ondernemerszin van de regio’s te beoordelen betreft het aantal arbeidsplaatsen in de sector van de nieuwe technologieën. Op basis van de gegevens die dateren van 2001, heeft de grensoverschrijdende Atlas vastgesteld dat de sector van de informatie- en communicatietechnologie reeds tot een groot deel van het gebied is doorgedrongen. Uit deze analyse blijkt dat in het metropoolgebied rond Rijsel reeds heel wat jobs in deze sector zijn geconcentreerd. Ook in Vlaanderen zien we heel wat arbeidsplaatsen in deze sector. We zien dus een duidelijke band tussen graad van economische activiteit en graad van tewerkstelling in ICT. g) Innovatie leidt nog onvoldoende tot valorisatie In diverse sectoren is innovatie reeds een sleutelbegrip en wordt deze inn ovatie gevaloriseerd door de creatie van producten en diensten op brede schaal. We verwijzen naar de verwerkende industrie en de bouwsector. Andere sectoren (publieke sector, financiële wereld, advieswereld) vertonen eveneens een zekere graad van innovatie. Deze innovatie wordt evenwel niets steeds omgezet in nieuwe producten en diensten die de deelsector globaal op een hoger niveau tillen. Dit soort innovatie heeft bijgevolg veel minder impact op de dynamiek van de sector. Ook heeft het voor gevolg dat deze innovaties minder opvallend zijn en bijgevolg vaak over het hoofd worden gezien bij diverse debatten omtrent innovatie potentieel. h) De logica van competitiviteitspolen en clusters heeft al ingang gevonden Binnen de samenwerkingszone zien we dat alle regio’s zich de logica van competitiviteitspolen hebben eigen gemaakt. De meeste van deze polen bevinden zich nu in een leerfase. Aan Franse zijde observeren we zeven competitiviteitspolen, waarvan twee met globale roeping (iTrans voor Nord Pas-de-Calais et Industrie & Agro-ressources in Picardie et Champagne-Ardenne) en vijf met nationale uitstraling (Pôle Filière produits aquatiques, UP-TEX, MAUD, Industries du Commerce et Nutrition Santé Longévité). De polenpolitiek die in 2004 in Frankrijk startte wordt eveneens in Wallonië toegepast sinds 2005. Hier zijn vier polen actief, met name ‘agro-industrie’, ‘sciences du vivant’, ‘transport/logistiek’ en ‘aéronautique et spactia’. In het Vlaamse deel van de samenwerkingszone zien we competentiepolen groeien in domeinen als logistiek, textiel (inclusief kunststoffen), verlichting (recent in de regio Roeselare-Tielt), de voedingssector en de bio-energie. Er bestaan reeds een synergie tussen de Waalse en Franse polen; maar ook elders in de samenwerkingszone (voornamelijk met de logistieke pool en de voedselindustrie). Deze synergie moeten maximaal gewaardeerd en beheerd worden. De integratie van de grensoverschrijdende partnerlogica moet zo snel mogelijk in de ontwikkelingensplannen worden opgenomen. Het partnerschap kan betrekking hebben op: o o o o o
Uitwisseling van ervaringen en best practices, voornamelijk op het vlak van governance projectontwikkeling en project opvolging, … Het uitwisselen van competenties en infrastructuur Onderzoeksprojecten (gemixte teams, …) Vormingsprojecten Etc. i)
Centrale legging en goede infrastructuur en bereikbaarheid
In zijn geheel beschouwd, ligt de samenwerkingszone uitermate centraal. Tussen Brussel, Londen en Parijs… 100 Miljoen mensen in een staal van 300 km. Dit is een belangrijk afzetgebied voor goederen en diensten. De samenwerkingszone kent geen noemenswaardige natuurlijke grenzen (bergketens, rivieren, bosgebieden) die als fysieke barrière een rem zouden kunnen betekenen voor verdere gezamenlijke ontwikkeling. Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
17
De samenwerkingszone wordt gekenmerkt door een bijzonder dicht netwerk van snelwegen die alle deelregio’s met elkaar verbinden. De regio behoort tot een van de best uitgeruste regio’s. In een aantal regio’s is de ontsluiting via het snelwegennet nog niet volledig voltooid. Ook het spoornet (goederen – personen – snelspoor) is goed ontwikkeld binnen de samenwerkingszone. Het spoornet – ook de kanaaltunnel – zorgt voor een goede bereikbaarheid van de zone. De grens is vandaag nog steeds een belangrijke barrière in de verdere optimalisering van de grensoverschrijdende dienstverlening. Met de havens van Antwerpen, Gent, Zeebrugge, Oostende, Duinkerke, Calais en Boulogne beschikt de samenwerkingszone binnen zijn gebied of net aan diens grens over een reeks belangrijke zeehavens. Ook beschikt de zone over verschillende luchthavens, eerder van regionaal belang. Bovendien is de zone uitgerust met een waterwegennet dat in de toekomst nog verder kan worden ontwikkeld en bijkomende mogelijkheden biedt. Tot slot is de transport ondersteunende technologie (GPS – RDS -…) in alle delen van de samenwerkingszone beschikbaar. 4.1.3. De grensoverschrijdende vaststellingen De economische ontwikkeling is een hoofdprioriteit voor alle gebieden binnen de samenwerkingszone. Iedereen onderstreept de noodzaak zich in te schrijven in de Lissabon strategie. Onderzoek, innovatie en technologische transfer zijn de thema’s die sterk naar voor geschoven worden en die binnen de grensoverschrijdende dynamiek vragen om meer uitwisseling en de versterking van netwerken. Het is opmerkelijk hoe de territoria zich inschrijven in de logica van de competiviteitspolen en/of competentieclusters. Hierbij worden netwerken opgezet met bedrijven, onderzoekscentra en onderwijsinstellingen die in dezelfde sector werken. De intensiteit en de gebruikte methode voor ondersteuning verschilt van regio. De agro – voedingsectoren, biotechnologie en wetenschappen, transport en logistiek, mechanica, zelfs de metallurgie of de textiel worden bepaald door de actieve competitiviteitpolen binnen de zone. Synergieën, uitwisseling van ervaringen en samenwerking moeten nog op gang komen. In de andere sectoren als toerisme, sociale economie, milieu technologie kunnen we eveneens synergieën vaststellen door het bevorderen van de grensoverschrijdende samenwerking. Een andere grensoverschrijdende prioriteit die naar voor komt, is de analyse van de aantrekkingskracht van bepaalde gebieden die nog sterk gekenmerkt worden door hun industriële geschiedenis. Binnen de hoofdzakelijk landelijke gebieden is de aantrekkingskracht eerder gebaseerd op een valorisatie van de voordelen teneinde buitenlandse investeerders aan te trekken. 4.1.4. Lessen getrokken uit vorige programma’s De thematiek rond de economische ontwikkeling werd beschreven in maatregel 1.3. (bijdragen aan de toenadering van de economische actoren en verbetering van de omgeving van de ondernemingen) van het programma Interreg III tussen 2000 en 2006. Op basis van de evolutie van het financiële status kent deze maatregel, die 25% van het budget van het totale programma inneemt, minder succes vooral op het niveau van het Frans-Vlaams subprogramma. Uiteindelijk vertegenwoordigt ze toch nog 20 % van het finaal budget dankzij het succes binnen de twee andere subprogramma’s. De gefinancierde projecten hadden betrekking op de technologische promotie, meer bepaald de ontwikkeling van materialen (hout, samengestelde materialen, enz.), het werken in netwerk en het betrekken van actoren uit het onderzoeksveld en bedrijfsleven, uitwisseling van ervaring, het ondersteunen van de ontwikkeling door middel van investeringsfondsen… De ex ante evaluatie heeft aangetoond dat het gaat om een complexe thematiek, dit wordt ook bewezen door de vastgestelde verschillen in termen van gemiddelde grootte van projecten : 500.000 € voor het sub-programma Frans-Vlaams ; 1.700.000 € voor het subprogramma Frans-Waals. Het Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
18
programma onderscheidt enerzijds projecten voor lokale ontwikkeling en projecten met een grotere effecten op de economische ontwikkeling. De ex-ante evaluatie duidt op een aantal remmende factoren met betrekking tot het ontwikkelen van innovatie: hoge kosten voor toegang tot kapitaal en mensen, het gebrek aan cultuur inzake het beheer van innovatie, ongelijkheid tussen de grensoverschrijdende regio’s inzake administratieve en fiscale bepalingen, complexe R&D processen, het ontbreken van een netwerkstructuur voor actoren actief in innovatie (bedrijven, ondersteunende structuren, onderzoekscentra en universiteiten), een tendens om de inspanningen te versnipperen ten nadele van een gefocuste strategie en de competentie- en competitiviteitpolen, onvoldoende overeenstemming tussen de vraag van de industrie en het aanbod aan opleidingen… De ambitie van de nieuw operationeel programma richt zich ook op supra - lokaal niveau. Niettemin, moet men van de evaluatie onthouden dat de economische evaluatie en innovatie in brede zin en dus op regionaal niveau een belangrijke uitdaging blijft en dat de economische actoren zich nog eerder op als concurrenten opstellen als dan potentiële partners.
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
19
4.2. Arbeidsmarkt 4.2.1. Karakteristieken a) Te lage activiteitsgraad De activiteitsgraad binnen de zone ligt over het algemeen lager dan het gemiddelde van 64 % in Europa (EU15) en bereikt zeker nog niet de doelstellingen van 70 % voor EU (voor 2010). Daar waar Vlaanderen en Luxemburg net op het gemiddelde van Europa (EU15) scoren, zien we nog belangrijke achterstand in de overige regio’s van Wallonië en de regio’s in Frankrijk. Vooral wat betreft de activiteitsgraad bij vrouwen moeten er nog belangrijke bijkomende inspanningen worden geleverd. WestVlaanderen
OostVlaanderen
Henegouwen
Luxemburg
41,20
Namen
48,40
ChampagneArdenne
Picardie
Nord-Pas-deEU 25 Calais gemiddelde
Mannen en vrouwen
50,80
51,70
46,20
52,10
50,70
47,70
51,40
Mannen
58,6
59,8
50,3
57,9
55,1
59,5
58,1
57
59,6
Vrouwen
43,4
44
33
39,2
37,9
45,5
43,8
39,1
43,7
Bron: Eurostat 2003
b) Relatief hoge werkloosheidsgraad De zone wordt gekenmerkt door een hogere werkloosheidsgraad dan het gemiddelde van EU15 (8%). Vooral bepaalde delen van Wallonië (10,5% in Henegouwen) en Noord Frankrijk (13,5% in Nord-Pasde-Calais) zijn zwaar getroffen. Voor alle regio’s – ook de regio’s waar de werkloosheid niet problematisch is – stellen we vast dat de jeugdwerkloosheid ernstig of problematisch is. 2001
2004
Totaal
Mannen
Vrouwen
Totaal
Mannen
Vrouwen
EU-15
7,5
6,6
8,7
8,2
7,5
9,2
Oost-Vlaanderen
3,8
3,2
4,7
5,2
4,8
5,9
West-Vlaanderen
3,6
3,1
4,3
4,5
3,7
5,4
Henegouwen
11,9
9,7
14,9
13,8
12,1
16
Luxemburg
6,3
4,5
8,7
8,1
6,9
9,6
Namen
8,9
8,2
9,7
9,7
9,1
10,5
Champagne-Ardenne
10
7,1
13,6
10
8,9
11,3
Picardie
9,2
7,6
11,4
10,5
9,7
11,3
14
11,6
17,2
12,6
11,7
13,8
Nord - Pas-de-Calais Bron: Eurostat
De provincies West- en Oost-Vlaanderen en Luxemburg scoren dan weer goed en vertonen zelfs een spanning op de arbeidsmarkt gezien het aantal knelpuntberoepen toeneemt. We stellen dus een grote verschillen vast inzake de werkloosheidsgraad tussen de diverse territoria. Dit betekent meteen een belangrijke uitdaging in de grensoverschrijdende samenwerking. c) Toenemend onevenwicht in grensoverschrijdende tewerkstelling Sinds de jaren 1990 stellen we inzake de grensarbeid twee tendensen vast. Het aantal Belgische grensarbeiders dat in Frankrijk gaat werken vermindert licht maar gestaag (een afname van 2000 eenheden over een periode van 12 jaar, tot 5300 in 2004). Het aantal Franse arbeiders dat in België werkzaam is stijgt sterk en is verdrievoudigd tot 22.600 eenheden voor dezelfde periode. Recente studies duiden evenwel aan dat deze trendbreuk zich niet verder doorzet. Over voornoemde periode stellen we binnen de samenwerkingszone dus een onevenwicht vast. Deze trend kan worden verklaard door de verschillende economische realiteit binnen de samenwerkingszone; het fiscale gunstige regime ondersteunt deze trend bovendien. De grensarbeid vinden we vooral terug in de klassieke verwerkende industrie; ook stellen we vast dat het in hoofdzaak mannen zijn met een eerder technische opleiding. De grensoverschrijdende tewerkstelling situeert zich in hoofdzaak in de arrondissementen van Wallonië en Vlaanderen die grenzen aan brede omgeving rond Rijsel Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
20
Grafiek 1 – Evolutie inzake grensarbeid België - Frankrijk (
22.678 20.997
( 18.041
( 16.364 ( 13.931 12.573
( 10.921 10.054 (
11.937 11.009
10.863
7.864 7.229 ( 6.348
6.853 6.512
(
6.274 6.347
5.848
5.827 5.576
5.807
5.348 5.755
5.303 5.312
(
Belgische grensarbeider
Franse grensarbeider
Bron : Eures, Etude sur les flux transfrontaliers franco-belges, mai 2004
d) Opleidingsgraad van actieve bevolking is lager dan het Europese gemiddelde Een belangrijke graadmeter is het aantal inwoners dat beschikt over een opleiding in de derde cyclus. De Belgische regio’s binnen de samenwerkingszone scoren met zo’n 23% boven het gemiddelde van EU-15 (21,1%). De Franse regio’s in de samenwerkingszone liggen met zo’n 18 % onder dit gemiddelde. e) Goed netwerk van onderwijsinstellingen De zone is gekenmerkt door een goed uitgebouwd netwerk van onderwijs instellingen. In Nord-Pas-deCalais zijn er heel wat scholen; ook in grote delen van Wallonië zijn er heel wat scholen en universitaire centra. Dit zelfde beeld zien we in Vlaanderen. De regio’s in het zuiden van Henegouwen, de Aisne en de Ardennen leiden evenwel onder een gebrek aan school- en opleidingsinfrastructuren. In deze regio’s heeft de immigratie van jongeren naar tewerkstelling- of opleidingspolen van hoog niveau een negatief effect op het migratiesaldo en onderhoudt de immigratie de schaarste aan profielen van hoog niveau. Aantal Aantal studenten per Totaal bevolking studenten 1000 inwoners Vlaamse gemeenschap Henegouwen Namen Luxemburg
156.032 18.897
6.016.024
25,936
1.283.200
14,726
5.622 3.501
452.856
12,415
254.120
13,777
Nord-Pas-de-Calais
150.004
4.028.000
37,240
Picardie
39.017
1.875.000
20,809
Champagne-Ardenne
37.651
1.336.000
28,182
Bron België: Services statistiques des Communautés française et germanophone, MVG OND, VLIR Bron Frankrijk: Ministère de l' éducation nationale, de la recherche et de la technologie
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
21
Hoewel het netwerk over het algemeen goed is uitgebouwd; zijn er maar weinig instellingen die een internationale faam genieten of die een prominente plaats innemen in het internationale netwerk van onderwijsinstellingen. De recente hervorming van het hoger onderwijs waarbij alle hogere opleidingen volgens het BAMA (Bachelor-Master) principe dienden te worden gestructureerd, biedt ook meer mogelijkheden tot nauwere samenwerking over de grenzen heen tussen de onderwijsinstellingen. f)
Goede en kwaliteitsvolle werkethiek en hoge productiviteit
De samenwerkingszone wordt, gezien zijn belangrijke industrieel verleden, gekenmerkt door een zeer goede werk ethiek waarbij het leveren van kwaliteit een cultureel gegeven is. Ter vergelijking met meer perifere gebieden kan worden gesteld dat de productiviteit hoog is (vooral in betreffende territoria in België). Deze karakteristiek is essentieel voor het aantrekken van buitenlandse investeerders en maakt het mogelijke de hogere loonkosten te compenseren. g) Jonge bevolking De samenwerkingszone ontsnapt niet aan de algemene evolutie inzake de vergrijzing van de bevolking, een fenomeen dat kenmerkend is doorheen Europa. In de rurale gebieden enerzijds en in de stedelijke kernen anderzijds wordt dit fenomeen van vergrijzing nog versterkt daar de jonge generaties er systematisch wegtrekken en zich gaan vestigen in de groeiende stadsranden. Toch wordt vastgesteld dat de regio’s in Noord-Frankrijk en dan in hoofdzaak de meer zuidelijk gelegen gebieden beschikken over een reserve aan jonge arbeidskrachten.
* +
* * * + * + * + * + * + )* * + 0%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
14%
16%
18%
20%
Bron: Eurostat 2004
4.2.2. De grensoverschrijdende vaststellingen Op het domein van werkgelegenheid en opleiding zijn binnen de samenwerkingszone de diverse vaststellingen convergerend. Er is aan de ene kant de gezamenlijke problematiek van de jeugdwerkloosheid. Dit vereist dat er wordt gewerkt op de niveaus van opleiding en kwalificaties en op het ter beschikking stellen van arbeidsmarktbegeleiding. In grote delen van de samenwerkingszone zijn de grote groep van schoolverlaters zonder diploma een belangrijk knelpunt evenals de te beperkte groep van hoger opgeleiden. Aan de andere kant bestaat ook een problematiek rond de langdurige werkloosheid. Dit vereist een actie op het vlak van continue opleiding, rekening houdend met en anticiperend op de evoluties binnen de arbeidsmarkt. Binnen deze zone zijn er heel wat werkzoekenden met onaangepaste profielen en competenties ten gevolgen van herstructurering en veroudering van het productie apparaat. Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
22
Dit resulteert in een nood aan het vinden van een betere afstemming tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Dit kan worden gerealiseerd door: • een zeer belangrijke inspanning in het aanleren van de talen in de samenwerkingszone; •
een verhoogde mobiliteit van personen om de arbeidsmarkt;
•
een verbeterde samenwerking en afstemming tussen het bedrijfsleven en het onderwijs;
•
het ontwikkelen van indicatoren die vraag en aanbod in kaart brengen.
Tot slot wijzen we erop dat binnen de samenwerkingszone de ondernemers moeilijkheden ondervinden om hun industrieel project verder te zetten. (verdracht/opvolging) 4.2.3. Lessen uit vorige programma’s Werkgelegenheid en opleiding zijn dé onderwerpen van maatregel 1.2. ( de integratie van de arbeidsmarkt en de sociale integratie bevorderen) in het kader van het programma 2000 – 2006. Deze maatregel werd een financiering van 10 miljoen € of ongeveer 12% van de omvang van het totale programma toegewezen. Evenals voor maatregel 1.3. heeft deze maatregel minder succes gekend binnen het kader van het Frans – Vlaams subprogramma, dan in het kader van de twee andere subprogramma’s. De ondersteunde projecten richtten zich op inschakeling, maar vooral naar opleiding, met name door te steunen op het belangrijk netwerk van opleidingscentra en professionele bedrijven die opleidingen aanleveren. De evaluator heeft halfweg het programma gewezen op de verschillen tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en het bestaan van remmingen op de grensoverschrijdende mobiliteit: taalbarrière, markttransparantie, administratieve formaliteiten,. Hij beveelt aan om de grensoverschrijdende acties te concentreren op deze vragen rond de toegang tot de arbeidsmarkt.
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
23
4.3. Identiteit, cultuur, erfgoed, toerisme 4.3.1. Karakteristieken a) Een gediversifieerd toeristisch aanbod maar niet professioneel uitgebouwd De samenwerkingszone beschikt over een zeer uitgebreid en divers toeristisch aanbod:
•
een bloeiende kuststrook – het aanbod van de badsteden is in de eerste plaats gericht op het zomer- en weekend toerisme. Dit aanbod wordt momenteel ondersteund door een uitgebreide infrastructuur. Daarnaast wordt het (achterliggende) natuurpatrimonium meer en meer ingeschakeld om de kustzone verder te valoriseren: m.n. de Opaalkust, baai van de Somme, Westhoek;
•
daarnaast bestaat er eveneens een belangrijke traditie in slagveld toerisme.
Belgische zijde
Nord-Pas-deCalais
de landelijke en bosrijke gebieden in het zuidelijk deel van de zone, maar ook de Belgische Luxemburg, de Ardennen, Avesnois en de Westhoek beschikken over unieke landschappen en ontwikkelen stilaan het groentoerisme;
Picardie
•
ChampagneArdenne
het hoevetoerisme is in volle bloei en wordt meer en meer een aanvullend alternatief voor de landbouwsector;
Namen
•
Luxemburg
het uitgebreide net van waterwegen zorgt voor een belangrijk aanbod in water- en riviertoerisme;
Henegouwen
•
OostVlaanderen
het rijke, gezamenlijke, geschiedkundige verleden staat voor een uniek historische kunst patrimonium (kunststeden, versterkte steden, musea,…);
WestVlaanderen
•
Franse zijde
TOTAAL
CAMPINGS IN PERCENTAGE VAN DE INTERREG-RUIMTE Aantal vestigingen
9,0%
2,6%
3,3%
11,3%
7,7%
33,8%
10,1%
19,0%
37,1%
66,2%
100%
Aantal plaatsen-bedden
27,4%
5,8%
3,7%
16,2%
11,0%
64,1%
7,1%
18,1%
10,7%
35,9%
100%
Overnachtingen inwoners
29,8%
3,9%
0,5%
8,3%
5,8%
48,4%
11,5%
16,2%
23,9%
51,6%
100%
Overnachtingen niet-inwoners
16,4%
5,2%
1,3%
24,2%
5,2%
52,3%
18,2%
17,6%
11,9%
47,7%
100%
HOTELS IN PERCENTAGE VAN DE INTERREG-RUIMTE Aantal vestigingen
28,2%
5,6%
3,7%
11,4%
6,1%
55,0%
13,3%
12,0%
19,7%
45,0%
100%
Aantal kamers
27,2%
5,0%
3,0%
6,9%
4,8%
47,0%
12,8%
12,6%
27,7%
53,0%
100%
Aantal plaatsen-bedden
26,7%
4,9%
2,5%
6,5%
3,7%
44,3%
13,4%
13,2%
29,1%
55,7%
100%
Overnachtingen inwoners
17,9%
1,7%
0,8%
3,8%
2,2%
26,4%
15,5%
17,7%
40,4%
73,6%
100%
Overnachtingen niet-inwoners
30,9%
8,8%
2,6%
2,6%
2,1%
46,9%
13,5%
10,8%
28,8%
53,1%
100%
Bron: Eurostat (2003) et INSEE Direction du tourisme Dit potentieel wordt ondersteund door: •
een goede verblijfsaccommodatie een deel van de zone;
•
een sterke gastronomische reputatie.
Tegenover dit unieke aanbod staat de verdeeldheid, de versnippering en het gebrek aan professionalisme van de sector. Er wordt nog maar weinig gedacht in termen van gemeenschappelijke aanpak op het vlak van omschrijving en ontwikkeling van de producten, branding, enz. Met uitzondering van het kusttoerisme moeten we nog steeds vaststellen dat de toeristische sector niet wordt aanzien als een volwaardige sector die daadwerkelijke een substantiële bijdrage kan leveren aan de economische groei en die als volwaardig alternatief naar voor kan worden geschoven in de agrarische gebieden die momenteel een economische transformatie doormaken
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
24
b) Cultuurbeleving en culturele participatie zijn eerder beperkt Binnen de landelijke regio’s, is culturele “consumptie” nogal zwak, door het variabele aanbod en de zeer uiteenlopende infrastructuur. Deze vaststelling heeft een negatieve impact op de dynamiek van de culturele evenementen die er zich voordoen. c) Grensoverschrijdende culturele initiatieven, maar toch nog beperkte culturele mobiliteit Genietend van de vorige programmeringen, is het aantal grensoverschrijdende culturele initiatieven sterk toegenomen. Toch kunnen we niet ontkennen dat dit succes nog niet ten volle doorwerkt buiten het grensoverschrijdende kader. We stellen vast dat binnen het samenwerkingsgebied tal van manifestaties van boven locaal belang nog niet ten volle kunnen mee profiteren van de ontluikende culturele mobiliteit.
4.3.2. De grensoverschrijdende vaststellingen Alle gebieden stellen toerisme voor als een belangrijke beleidsprioriteit. De accenten daarentegen zijn verschillend per regio. Dit geeft even aan dat een bovenregionale benadering nog niet aan de orde is. De actoren binnen de toeristische sector vormen daarenboven een gefragmenteerde en niet homogene groep. De gevolgen hiervan wegen op de kwaliteit van de aangeboden diensten, ze verhogen de fragmentering van het aanbod en we ontdekken ook een vorm van concurrentie tussen de operatoren. De structurering van het aanbod (netwerken, partnerschappen), het naar voor schuiven van grote toeristische polen, de kwaliteit van de infrastructuur en de diensten (meer bepaald het professionalisme van de actoren op het terrein), evenals een grensoverschrijdende waardering (marketing en communicatie) vormen pistes, vooruitgeschoven door de regio’s, om meer op grensoverschrijdende manier te werken binnen het domein van het toerisme. Cultuur is een materie waar we uiteenlopende beleidsopties vaststellen. Waar Vlaanderen sterk de promotie van de meertaligheid en de promotie van de banden met de internationale samenwerking naar voor schuiven, komt deze ook voor in documenten van de andere gebieden met de ambitie om de sector te ontsluiten. In een grensoverschrijdende optiek, gaat het voor de regio’s om het aanmoedigen van de regionale en interregionale uitwisselingen en tevens het opzetten van artistieke rondreizend 2 programma’s , de ondersteuning aan manifestaties die resoluut opteren voor het samenbrengen van de toeschouwers. 4.3.3. Lessen uit voorgaande programma’s De projecten die betrekking hebben op toeristische en culturele ontwikkeling, komen traditioneel veelvuldig voor in de Interreg programma’s. Tussen 2000 en 2006 vertegenwoordigde het bestede budget aan de maatregel 2.2. (-waarderen van het toeristische en culturele potentieel) 23% van het initiële budget van het programma. Dit percentage is gestegen tot 31% in het definitieve financiële plaatje. Het succes van de maatregel wordt nagetrokken in elk subprogramma. De ondersteunde projecten hebben meer bepaald bijgedragen tot
2
•
De ontwikkeling van netwerken
•
De ontwikkeling van thematische producten (historieken, toeren);
•
Gemeenschappelijke promotiecampagnes;
•
Het riviertoerisme;
•
De grote toeristische en culturele infrastructuur projecten (musea, domeinen);
•
De organisatie van evenementen;
Een begrip voorkomend uit de prioriteiten van de Aisne.
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
25
•
De nabijheidprojecten
•
De valorisatie van het patrimonium
De analyse die halverwege uitgevoerd is door de evaluator op de projecten uitgevoerd binnen het toerisme, het patrimonium en de cultuur benadrukt het (te grote) aantal openstaande domeinen en ontbrekende linken tussen toerisme en patrimonium enerzijds en cultuur anderzijds. Deze analyse duidt op de noodzaak om te werken in netwerkverband binnen het culturele domein en nodigt uit om het accent te leggen op bepaalde toeristische producten (landbouwtoerisme, stedelijk ééndagstoerisme).
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
26
4.4. Sociale cohesie en levenskwaliteit 4.4.1. Karakteristieken a) Vooralsnog een gunstig woonklimaat De grensoverschrijdende samenwerkingszone is gekenmerkt door een relatief gunstig woonklimaat. Vooral de Vlaamse provincies hebben de laatste decennia een goede reputatie in deze opgebouwd. Toch wordt ook in deze regio de toegang tot goed wonen steeds moeilijker. Ander regio’s binnen de samenwerkingszone kennen deze problematiek reeds langer. Het herwaarderen van het bestaande woonpatrimonium, het uitbreiden van dit patrimonium en het ondersteunen van de zwaksten in hun woonbehoefte staan dan ook op de agenda om deze spanningen te verminderen. De verstedelijkte gebieden ontsnappen niet aan de gekende negatieve aspecten van verstedelijking: verloedering van stadsdelen, afbrokkeling van het maatschappelijke weefsel, ongecontroleerd verstedelijkingseffecten in de brede omgeving van de stedelijke kernen. b) Diensten aan de bevolking zijn ongelijk ontwikkeld Diensten als kinderopvang, bejaardenzorg, sociale bijstand zijn over het algemeen goed uitgebouwd in de dichtbevolkte gebieden en de metropolen. De landelijke grenszones en de oostelijke en zuidelijke zones van de samenwerkingszone kunnen niet bogen over een goed uitgebouwde dienstverlening. In de landelijke regio’s is de toegang tot deze diensten minder gemakkelijk en moeten er vaak grote afstanden worden afgelegd. De opvangstructuren voor bejaarden zijn kwalitatief goed ontwikkeld en toegankelijk in Vlaanderen en Wallonie. We stellen vast dat er Fransen in deze instellingen zich komen vestigen. In het domein van de gezondheid, stellen we een ongelijkheid vast van de professionele dienstverlening en een erg verschillend institutionele kader. Ook al bestaat er reeds een grensoverschrijdende informatie kaart van de gezondheid, toch blijft men kampen met een gebrek aan goed cijfermateriaal. c) Jong opgeleide kaders trekken weg uit de regio Alle regio’s van de samenwerkingszone rapporteren dat ze te leiden hebben onder het fenomeen dat de goed opgeleide jongeren en toekomstige kaderleden systematisch wegtrekken uit het samenwerkingsgebied. Deze tendens is een algemeen verschijnsel binnen de zone. Alleen de metropool rond Rijsel kan momenteel een aantal alternatieven formuleren. d) Het aantal bijstandtrekkers blijft hoog Een belangrijke indicator inzake de algemene levenskwaliteit is het aandeel van de bevolking dat een beroep doet op het bijstandssysteem. In de regio Nord-Pas-de-Calais doet 2,5 % van de bevolking een beroep op het bijstandssysteem. Dit is beduidend hoger dan het Franse gemiddelde van 1,67%. In de Belgische regio’s zijn er aanduidingen dat vooral in de Waalse regio een hoger percentage wordt opgetekend. Bevolking dat een beroep doet op het bijstandssysteem Waals Gewest (2002)
0,50%
Vlaams Gewest (2002)
0,33%
Nord-Pas-de-Calais (2004)
2,69%
Picardie (2004)
1,58%
Champagne-Ardenne (2004) Bron België: Ministère fédéral des affaires sociales Bron Frankrijk: CAF et MSA
1,67%
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
27
4.4.2. Grensoverschrijdende vaststellingen De sociale uitsluiting en de strijd tegen de armoede en ongelijkheden worden vooruit geschoven als gemeenschappelijke problematiek voor het geheel van de gebieden. In de grensoverschrijdende context, liggen de accenten anders volgens de bevolkingsdichtheid binnen de regio’s. De landelijke gebieden zoals Aisne of Ardenne schrijven zich in in een strategie van betere verdeling van nabijheidsdiensten en een verbetering van de toegankelijkheid tot deze diensten. De analyseinvalshoek is vaak territoriaal. In deze gebieden, en bij uitbreiding ook in het zuiden van Wallonië, worden het verdwijnen van diensten als lokale handel, de post, stations, ed aangeduid als verklarende factoren voor het verlies van de aantrekkingskracht van de gebieden en dit meer bepaald voor de jonge bevolking. In de hoofdzakelijk verstedelijkte gebieden worden voor thema’s inzake gezondheid, armoede en integratie van kwetsbare bevolkingsgroepen naar voor geschoven. De thema’s met betrekking tot sociale woningen, het wegtrekken van gemiddelde verdieners en het uitwijken naar de periferie zijn de centrale probleemstellingen inzake stedelijke ontwikkeling. Dit wordt identiek aan beide zijden van de grens identiek ervaren. Het feit dat de zone vaststelt dat de bevolking veroudert en dat dit zich vertaalt in een stroom van oudere mensen van Frankrijk naar België, biedt mogelijkheden binnen het kader van de grensoverschrijdende visie. Het maatschappijconcept van “senioren toegelaten” belicht een ganse serie van belangrijke dimensies en beoogt de deelname van ouderen in het economische, politieke, sociale en familiale leven. Dit kan vertaald worden in een aanmoedigingsstrategie voor de grensoverschrijdende mobiliteit. Ook de sociale economie wordt grensoverschrijdend gepercipieerd als een belangrijke integratiefactor. De sociale meerwaarde van deze sociale ondernemingen wordt in de volledige zone als evident beschouwd. 4.4.3. Lessen uit voorgaande programma’s De sociale cohesie is een materie waarin de grensoverschrijdende samenwerking al intensief heeft geïnvesteerd en dit op twee assen: •
De samenwerking op het vlak van gezondheid;
•
De ontwikkeling van nabijheidsdiensten.
Het is essentieel te zien dat via de maatregel 1.1. (“Verbeteren van het leven van de bevolkingen en het versterken van het burgerschap”) in de thematiek van de sociale cohesie sterk geïnvesteerd is door het programma Interreg III. Andere assen hebben kunnen bijdragen via het domein van de landelijke ontwikkeling of tewerkstelling. Deze maatregel, die meer dan 10% van de financiering vertegenwoordigt tussen 2002 en 2006 heeft een relatief succes gekend doorheen de drie subprogramma’s: het definitieve plaatje geeft een daling weer van nabij 16% in 2006. De evaluatie halverwege schat in dat de impact van het programma teruggeschroefd is in deze materie, maar onderstreept het strategische belang dat deze voorstelt voor de integratie van de diensten voor de bevolkingen. Ze onderstreept dat de complementariteit nog in te richten is in deze materie, maar dat deze sterk beperkt worden door administratieve verschillen. Het is ook nuttig aan te stippen dat de grensoverschrijdende samenwerking binnen dit domein, en meer bepaald binnen de thematiek gezondheid, een specificiteit voorstelt van de samenwerking tussen Frankrijk, Wallonië en Vlaanderen. Dit vertegenwoordigt een belangrijke realisatie die gewaardeerd moet worden.
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
28
4.5. Milieu en ruimtelijke ordening 4.5.1. Karakteristieken
a) Milieu problemen uit verleden nog niet volledig weggewerkt Binnen de samenwerkingszone worden alle regio’s geconfronteerd met diverse vormen van milieudruk (luchtvervuiling, afvalwater, vervuilde sites, bodemverontreiniging, daling van de waterspiegel). Hoewel de samenwerkingszone heel divers is met naast residentiele zones, agrarische gebieden, stadscentra, ook oude industriële sites, kennen ze allen hun specifieke vormen van milieuschade en is de sanering nog niet voltooid. Belangrijke uitdagingen kunnen we vinden op verschillende vlakken: Verder terugdringen van de uitstoot van CO2 – in de verstedelijkte en industriële centra. Wegwerken van industriële kankers – de problematiek van industriële verouderde sites is kenmerkend voor de volledige samenwerkingszone. Binnen de samenwerkingszone bestaan er - los van elkaar – verschillende strategieën voor het wegwerken van deze problematiek. Beheersen van de bodem- en waterverontreiniging – vooral ook de agrarische gebieden worden door intensieve landbouwpraktijken geconfronteerd met zeer sterke vervuiling van de bodem. Op regionaal niveau worden initiatieven genomen voor het reduceren van deze problematiek. Terugdringen van de achteruitgang van de biodiversiteit, de verlaging van de waterspiegel en de bodem erosie. b) Ruimtelijke ordening is nog onvoldoende structurerend De verschillende territoria binnen de samenwerkingszone beschikken elk over een eigen visie inzake ruimtelijke ordening, met elk eigen instrumenten en systemen voor uitvoering en handhaving. De uitwerking van deze visie, instrumenten en systemen stopt abrupt aan de landsgrens. Platformen van overleg zijn schaars en niet systematisch. Hierdoor wordt de ruimtelijke ordening in deze grensgebieden vaak verstoord, zorgt het voor sub optimaal gebruik van de vaak reeds schaarse ruimte en is er vanuit landschappelijk en functioneel gezichtspunt geen continuïteit. Een aantal keren leidt dit tot het toekennen van niet passende functionaliteiten aan aansluitende territoria binnen de grenszones. c) Hoge gevoeligheid voor calamiteiten ten gevolge van natuurfenomenen en menselijke activiteiten Het is duidelijk dat calamiteiten zich niet houden aan grenzen. Bovendien dient risicobeheer steeds op een geïntegreerde manier te gebeuren; dwz dat alle betrokken factoren moeten worden mee in rekening genomen enerzijds en dat het risico beheer zich moet uitstrekken over de volledige betreffende zone anderzijds. Ook deze zone kan de landsgrens overstijgen. We verwijzen naar risico’s als: •
risico voor overstromingsgevaar van de kanalen en rivieren die dwars liggen op de grens (de Schelde, Maas , IJzer, Lei);
•
nucleaire risico’s verbonden aan de aanwezigheid van twee centrales in Gravelines en Chooz, niet ver van de grens en het Instituut des Radioéléments in Fleurus;
•
risico’s verbonden aan de diverse Seveso sites;
•
risico’s ten gevolge van gefragmenteerd kustbeheer.
Het niet systematisch opvolgen van deze risico’s heeft een belangrijke psychologische betekenis en bemoeilijkt zeker de gezochte integratie. Dit wordt nog verergerd wanneer zich een risico voordoet. Dit Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
29
psychologisch negatief effect komt bovenop de economische nadelen voor de getroffen regio, bedrijven en bewoners. d) Toenemende afhankelijkheid inzake energie Een welvarende economie gebruikt heel wat energie. Energieverbruik werd en wordt nog steeds gezien als een graadmeter voor economische activiteit. Een economisch welvarende regio is met andere woorden in grote mate afhankelijk van energie; dit zowel wat betreft volume als prijs. De reserves aan fossiele brandstof zijn niet onuitputtelijk; de kosten van de ontginning nemen exponentieel toe met de toenemende complexiteit van ontginning (bv. moeilijk bereikbare plaatsen, milieu eisen) en de stabiele geopolitieke situatie is niet stabiel. Deze fenomenen maken dat de energie prijzen sterk stijgen. Om haar economische groei niet in het gedrang te brengen is het voor de regio belangrijk om alternatieven te formuleren en om zich minder afhankelijk te maken van deze klassieke energie bronnen. Deze alternatieven kunnen worden gevonden in betere energie beheersing enerzijds en het aanboren van hernieuwbare energiebronnen anderzijds. 4.5.2. Grensoverschrijdende karakteristieken Alle regio’s hebben zich ingeschreven in een Europees dynamisme via het netwerk Natura. Een andere gemeenschappelijke problematiek voor de verschillende regio’s betreft het investeren in de hernieuwbare energiebronnen en meer specifiek de windenergie en de zonne-warmte-energie. Meer algemeen, wordt binnen de verschillende regio’s nagedacht over de beste compromissen die gesloten moeten worden tussen de economische activiteit en de bescherming van het milieu. In landbouwzones (Aisne, Vlaanderen, Champagne-Ardenne) zijn het de ondergrondse waterkwaliteit en de erosie van de bodem die naar voor geschoven worden als uitdagingen. In stedelijk gebied zijn de nabijheid van risicosites, de luchtvervuiling (verkeer, industriële activiteiten) en het afvalbeheer prioritaire uitdagingen. De aanwezigheid van risicosites motiveert tevens de publieke autoriteiten om risicopreventie strategieën te ontwikkelen en aangepaste voorlichting voor de bevolking aan te bieden. Het beheer van de hellingsbekkens wordt ook benadrukt als een gedeelde uitdaging. Aan de oorsprong hiervan liggen de herhaalde overstromingen op verschillende plaatsen. Daarnaast vormt in de Ardennen, Nord-Pas-de-Calais, Henegouwen en Vlaanderen de aanwezigheid van industriële braakliggende terreinen het voorwerp voor belangrijke en permanente investeringen om de negatieve effecten op de fysieke aantrekkingskracht te verzachten en het imago van die regio’s te verbeteren. Het werk dat gerealiseerd moet worden in dat domein blijft belangrijk. De uitzonderlijk belangrijke saneringskosten die noodzakelijk zijn voor het toekennen van een volwaardige economische of sociale functie aan deze sites hebben een grote impact op het financieel en economisch dynamisme van een regio. 4.5.3. Lessen uit de voorgaande programma’s De omgevingsthematiek is het voorwerp van de volgende maatregelen in het voorafgaande programma: •
Maatregel 2.1. “Ontwikkelen van een georganiseerd beheer en behoud van de omgeving”. Geschat op 14% van het totale budget werd het geïnvesteerd op basis van de initiële voorzieningen, behalve in het tripartiet programma.
•
Maatregel 2.3. « Ondersteunen van de rurale initiatieven in het perspectief van de duurzame ontwikkeling ». Gedoteerd met bijna 5% van het totale initiële budget is deze lager betoelaagd dan wat initieel voorzien was, uitgezonderd het tripartiete sub-programma.
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
30
•
Maatregel 2.4. « Bijdragen aan de structurering van het grensoverschrijdende gebied ». Deze maatregel die evenveel doorwoog met ongeveer 5% van het initiële budget, werd lager betoelaagd met slechts 50% van wat voorzien was, voornamelijk in het Frans-Vlaams programma.
De ondersteunde programma’s waren zeer divers van aard : •
De samenwerking en het medezeggenschap op vlak van behoud van het natuurlijke patrimonium
•
Het beheer van gemeenschappelijke risico’s ( waterlopen, industriële risico’s, …)
•
Agrarisch -culturele praktijken
•
Sensibiliseren van de omgeving
De evaluatie halfweg het programma benadrukt in het algemeen de nood aan gemeenschappelijke planning in het domein van het milieu (« gefragmenteerd management van de grensoverschrijdende natuurlijke bronnen, bestaan van verschillende wetgevingen, afwezigheid van grensoverschrijdende elementen in de ruimtelijke ordening) en wijst nadrukkelijk op de noodzaak om te investeren in het domein van het beheer van het water en van de hydrologische keten. Hij nodigt tevens uit om de actie binnen het domein van de natuurparken verder te zetten. Dit is namelijk een historisch thema binnen deze samenwerkingszone.
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
31
5. Synthese overzicht van de Sterktes, Zwaktes, Bedreigingen, Uitdagingen Voor de samenwerkingszone werden een aantal sterke en zwakke punten evenals bedreigingen en opportuniteiten geïdentificeerd: •
Sterkte punten (S): het gaat over intrinsieke troeven van de zone waarvan de inzet als basis dient voor het bepalen van de strategie en in zijn uitvoering.
•
Opportuniteiten (O): dit beantwoordt aan de ontwikkelingsmogelijkheden waarop ingespeeld kan worden met behulp van de troeven van de zone.
•
Zwakke punten (Z): de zwakke punten betreffen gebreken van de zone, die door het uitvoeren van strategische keuzes moeten verbeterd worden.
•
Bedreigingen (B): de bedreigingen zijn omgevingselementen waarvan de evolutie schade kan berokkenen aan de ontwikkeling van de zone op middellange en lange termijn.
5.1. Competitiviteit en aantrekkelijkheid van de zone Economische dynamiek Sterkten en opportuniteiten
Zwakten en bedreigingen
S
Relevante grensruimte voor de KMO’s (buurt- en nabijheidmarkten)
Z
Ongelijke economische ontwikkeling en ongelijkheid tussen de economische wijken
S
Sectorale complementariteiten en gedeelde specialisaties volgens een grensoverschrijdend vlak
Z
Tragere tertiairsering en pregnantie van de traditionele industriële logica’s
S
Grotere doeltreffendheid door begeleidingsen informatiediensten in netwerk te plaatsen (bijdrage van de ICT)
Z
Imago deficit of aantrekkelijk deficit van bepaalde regio’s
S
Beschikbare grond voor het aantrekken van buitenlandse investeerders
S
Aanwezigheid van verschillende communicatie- en transport infrastructuren (autosnelwegen, waterwegen, vlieghavens, TGV…)
Z
Onvoldoende opbreken van de goederenen dienstenmarkt: gebrek aan integratie, gebrek aan transparantie van de voorwaarden voor activiteit…
O
Ontwikkelingspolitiek van de gebieden die gebaseerd zijn op de logica van de ontwikkelingspolen en de clusters
Z
Tekort aan investeringen in risico’s en tekort aan financieringsmiddelen voor ondernemingsprojecten
O
Dynamiek op vlak van de metropolen (Lille binnen de zone ; Luxemburg – Brussel Antwerpen – Londen – Parijs, omstreken)
Z
Aansluiting van de transportnetwerken onvoldoende, die leidt tot af/uitsluiting van sommige regio’s
O
Ontwikkeling van nieuwe economische kanalen (milieu, toerisme, sociale economie)
Z
Zwak internationaal samenwerkingszone
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
Gebrekkig ondernemingsdynamisme en zwakke grensoverschrijdende mobiliteit van de ondernemers
profiel
van
de
32
Economische dynamiek Sterkten en opportuniteiten
Zwakten en bedreigingen
O
Effect op de kritiek omvang van de grensoverschrijdende markten die nog geëxploiteerd moeten worden
B
Steriele interne concurrentie tussen bepaalde gebieden
O
Technologische omschakeling voor de sectoren in verandering (textiel en design, bijvoorbeeld, modernisering van de landbouwbedrijven in ChampagneArdenne...)
B
Verergeren van het sociale dualisme.
B
Structurele afname van de landbouwsector (aantal exploitaties en tewerkstelling)
economische
en
De prioritaire aandachtspunten die in deze synthese naar voor komen gaan enerzijds over de werking van de markt vanuit een integratie optiek. Langs de andere kant gaat het over het werken aan de toename van de groeifactoren door een intensievere grensoverschrijdende samenwerking. Tenslotte, gaat het er, in lijn met het globale objectief, om de visibiliteit en het internationale imago van de zone te vergroten.
Innovatie Sterkten en opportuniteiten
Zwakten en bedreigingen
S
Aanwezigheid van veel uitstekende universiteiten en onderzoekscentra
Z
Onvoldoende valorisatie van activiteiten op vlak van onderzoek en ontwikkeling
S
Aanwezigheid van key-werkgevers op vlak van nieuwe technologieën, die hoog gekwalificeerd arbeiders aanwerven
Z
Op ongelijke manier binnendringen van nieuwe technologieën
O
Ontwikkelingspolitiek van gebieden die gebaseerd zijn op de ontwikkelingspolen en clusters
Z
Onvoldoende kennisoverdracht
O
Lissabon strategie ontwikkeling
Z
Onvoldoende aanwezigheid kwalificeerde profielen
Z
Aanzienlijke publieke investeringen op het vlak van Onderzoek en Ontwikkeling
als
motor
voor
van
hoog
Het gaat hier om de aansluiting op het netwerk en de ervaringsverdeling tussen actoren vanuit de ondernemingswereld en actoren uit de onderzoekswereld, die het voorwerp moeten zijn van een prioritaire actie. Deze actie steunt op de aantrekking / samenvoeging van hoog gekwalificeerde profielen, met betrekking tot het personeel (cfr volgend punt).
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
33
Arbeidsmarkt en opleiding Sterkten en opportuniteiten
Zwakten en bedreigingen
S
Uitgebreide werkgelenheidsmogelijkheden
Z
Duidelijke onevenwichten tussen zones
S
Traditie van grensoverschrijdende samenwerkingsprojecten op het vlak van opleiding
Z
Ontoereikende mobiliteit van de ene regio naar de andere en langs de grenzen
S
Actoren op vlak van opleiding en integratie die projectmatig sterk betrokken zijn bij de grensoverschrijdende dynamica
Z
Slechte afstemming van aanbod vaardigheden op noden ondernemingen.
S
Ontwikkeling van schoolbezoek.
grensoverschrijdend
Z
Gebrek aan gekwalificeerd personeel met hogere opleiding
S
Aanwezigheid van kwalitatieve universitaire polen en hoge scholen
Z
S
Convergerende politiek levenslange opleiding
van
Z
Administratieve belemmeringen voor de uitvoering van bepaalde beroepen/diensten
S
Voorraad van arbeiders met technische beroepsbekwaamheden
Z
Onevenwicht van opleidingsaanbod van hoog niveau en van de toegangsregels tot bepaalde sectoren
O
Sterke complementariteiten binnen de zone in termen van aanbod van opleidingen en voorraad van werkkracht.
Z
Problematische erkenning van diploma' s en de bevoegdheden
O
Redelijk makkelijke taaluitwisseling
Z
Weinig steun bij de uitwisseling en bij de grensoverschrijdende mobiliteit qua onderwijs en opleiding
O
Voorraad van een jonger populatie binnen bepaalde gebieden
Z
Ontoereikende informatie wat het aanbod aan beschikbare opleiding in de grensoverschrijdende zone
B
Weinig anticipatief beleid wat betreft de inzet inzake werkgelegenheid en opleiding
B
Tekort aan profielen met hoge kwalificatie, uittocht van de diploma’s
op
vlak
van van
Taalkundige tekortkomingen
de
Twee belangrijke punten komen uit deze inventaris naar voor: enerzijds een verbetering van de niveaus van kwalificatie en van de taalkundige competenties van de inwoners en werknemers van de zone, anderzijds een versterking van de evenredigheid tussen het aanbod aan competenties en de behoeften van de arbeidsmarkt, via een grotere grensoverschrijdende mobiliteit.
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
34
5.2. Identiteit, cultuur, erfgoed, toerisme Toerisme en culturele activiteiten Sterkten en opportuniteiten natuurlijk en natuurparken,
Zwakten en bedreigingen
S
Opmerkelijke patrimonium, centra, …
gebouwen historische
Z
Fragmentatie en ongelijkheid van het aanbod en de actoren – weinig convergerende ontwikkelingsstrategieën die eerder het plaatselijke niveau dan het grensoverschrijdend niveau valoriseren
S
Herkend immaterieël wereldpatrimonium en gastronomische traditie
Z
Onvoldoende verbindingen tussen de verschillende polen en de toeristische sites
S
Sterke samenwerkingstraditie inzake projecten binnen het toeristisch en cultureel domein, ondersteund door convergerende politieke prioriteiten
Z
Kleine actoren met beperkte beheers- en financieringscapaciteit
S
Toeristisch aanbod (infrastructuur) ontvangst van toeristen
en
Z
Gebrek aan capaciteit
O
Buurt- en nabijheidsmarkt en in expansie, werkgelegenheidsvector, groeien diversifiëringsvector voor bepaalde sectoren (agri-toerisme, riviertoerisme)
Z
Kleine kritische massa om producten (die alleen de feiten beschrijven bij voorbeeld) en structurerende infrastructuren te ontwikkelen
O
Uitbreiden van de toegang tot cultuur (creëren van een cultuur van cultuur)
Z
Ongelijkheid van de normen voor kwaliteitslabel van het toeristenaanbod
O
De aantrekkingszone uitbreiden en de duur van het verblijf van toeristen verlengen
Z
Gebrek aan een coherent imago en visibiliteit van de zone
O
Een gemeenschappelijk grensoverschrijdend imago en identiteit ontwikkeling door toerisme en cultuur (ontvankelijkheid van de inwoners ten opzichte van culturele activiteiten en van waardering van hun gebied)
Z
Zeer lokale culturele activiteiten, kleine uitstraling naar de zone en daarbuiten, behalve uitzonderingen binnen de grote stedelijke centra
O
Mogelijkheid om een grensoverschrijdende markt te ontwikkelen rond toerisme, cultuur en evenementen (maateffect te exploiteren)
Z
Weinig uitwisseling van (scholen, verenigingen)
O
Vernieuwingsnoden van bepaalde infrastructuren om de aantrekkelijkheid te vergroten
B
Marginalisering / concentratie van de culturele aanbod in gebieden met hoge bevolkingsdichtheid en bestemd voor geldhebbende toeschouwers
B
Druk op het milieu en op het naturelle kader
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
professionele
ontvangst
toeschouwers
35
Binnen deze thematiek komen drie belangrijke uitdagingen naar voor - de professionalisering van de operatoren betreffende het onthaal, de kwaliteit van de infrastructuur en de aangeboden diensten; - de ontwikkeling van een geïntegreerd aanbod op vlak van de aangeboden diensten aan beide kanten van de grens binnen de optiek om een groter en gediversifieerde publiek aan te trekken; - de promotie en valorisatie van alle culturele, natuurlijke en op patrimonium gerichte sterkten op niveau van de gehele zone.
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
36
5.3. Sociale cohesie Nabijheidsdiensten en sociale diensten Sterkten en opportuniteiten
Zwakten en bedreigingen
S
Zone met een sterke solidariteitstraditie
Z
Grote werkloosheidsgraad en aanwezigheid van zwakkere bevolkingsgroepen
S
Reeds lange traditie inzake projecten van grensoverschrijdende samenwerking, met name op het domein van gezondheid en integratie
Z
Globaal minder goede gezondheidstoestand, binnen bepaalde zones en groepen : prevalentie van bepaalde ziektes (kankers, hart- en vaatziekten)
S
Kwalitatieve sociale dekkingsystemen langs beide landsgrenzen
Z
Ontbreken van afgestemde territoriale planning wat betreft de basisdiensten, en weinig afstemming tussen de grensoverschrijdende operators uitvoerders van sociale diensten en ziekenhuizen
S
Sterke mobiliteit van bepaalde bevolkingsgroepen (bejaarden, personen met een handicap, schoolgaande jeugd,…).
Z
Versplintering en spreiding van het aanbod aan nabijheidsdiensten in landelijke milieu (beperkte of moeilijke toegankelijkheid voor bepaalde groepen)
S
Kwaliteit van de infrastructuren en onthaal (ziekenhuizen, rusthuizen, …)
Z
Beperkte grensoverschrijdende mobiliteit voor de kwetsbare bevolkingsgroepen en opsluiting in hun oorspronkelijke omgeving.
S
Bestaan van een groot netwerk aan inschakeloperatoren actief in de doelzones
Z
Veroudering van de bevolking en toename van begeleidings- en financieringsbehoeften
O
De ontwikkeling van een vereniging ‘seniors toegelaten’
B
Territoriale wanverhoudingen en concurrentie wat betreft het aanbod aan infrastructuren – beperkte toegankelijkheid voor de inwoners
O
Convergerende beleidsmaatregelen waarbij de nadruk ligt op de aansluiting op het netwerk van de operatoren en op de steunmaatregelen voor de integratie
B
Bedreigingen voor de gezondheid als gevolg van de druk op het milieu
Op basis van deze inventaris van de sterkten en zwaktes, duiken twee aanvullende uitdagingen op: •
de structurering en de optimalisering van het aanbod van nabijheidsdiensten en sociale diensten vanuit een aanvullend en coherent gezichtspunt op niveau van het gehele gebied;
•
de toegankelijkheid, van alle inwoners, tot het aanbod aan kwalitatieve nabijheids- en sociale diensten op heel het grondgebied.
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
37
5.4. Milieu, levenskader en de inrichting van het gebied Druk op het milieu en ruimtelijke ordening Sterkten en opportuniteiten
Zwakten en bedreigingen
S
Uitstekend natuurlijk kader binnen de zone en aanwezigheid van talrijke natuurparken
Z
Vrij plaatselijke benadering van grensoverschrijdende projecten opgestart worden
S
Identificatie van de gebieden die in het kader van Natura 2000 beschermd moeten worden
Z
Grensoverschrijdende visie is onvoldoende op vlak van ruimtelijke ordening
S
Thema’s die goed gedekt werden door de vorige grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma' s
Z
Iedere zone beleidsinstrumenten
O
Gemeenschappelijke inzet met betrekking tot rehabilitatie van de industriële braakliggende gronden en de slakkenbergen
B
Achteruitgang van de biodiversiteit en locale visuele vervuiling
O
Gemeenschappelijke valorisatie van het grensoverschrijdende gebied
heeft
de die
eigen
De uitdaging is hier om zo verder te werken naar een dynamiek van valorisatie en van beheer van de natuurlijke rijkdommen.
Beheer en preventie van milieu risico’s Sterkten en opportuniteiten
Zwakten en bedreigingen
S
Z
Geen gemeenschappelijk beheer van de bekkens van de waterlopen (met uitzondering van de grote) en regelmatige overstromingen
Z
Gebrek aan grensoverschrijdend preventiebeleid en risicobeheer – eigen politiek aan elke zone
Z
Zware druk op het milieu als gevolg van bepaalde menselijke activiteiten (agricultuur, industrie, verontreinigende emissies in stedelijke zones, …)
O
Ervaring van specifieke grensoverschrijdende samenwerking: beleid van de waterlopen, gemeenschappelijke campagne van preventie en bewustmaking...
Europese impuls via de Lissabon strategie en sommige kaderrichtlijn (met name water, energie)
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
38
Beheer en preventie van milieu risico’s Sterkten en opportuniteiten
Zwakten en bedreigingen
O
Convergerende prioriteiten op het vlak van hernieuwbare energie en de afname van verontreinigende emissies
Z
Gelimiteerde middelen op vlak van de inzetten die men wil realiseren
O
Ontwikkelen van riviercontracten
B
Verslechtering van de kwaliteit van de freatische bladen
B
Aanwezigheid van risico sites (SEVESO sites, nucleaire sites)
grensoverschrijdende
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
39
6. De strategische focus van het programma Het algemeen objectief van het programma kan als volgt worden geformuleerd: “Ons ontwikkelingspotentieel samenbrengen in het voordeel van de grensbevolking, teneinde een duurzame gecoördineerde en geïntegreerde ontwikkeling van de berokken regio’s aan te moedigen,”. De actoren op vlak van grensoverschrijdende ontwikkeling kunnen prat gaan op een succesvolle ervaring met de drie voorafgaande INTERREG programma’s. Dit laat toe zich in te werken in een sterke samenwerkingsdynamiek et grensoverschrijdende samenwerking binnen zeer gevarieerde domeinen zoals: •
Economische en sociale ontwikkeling
•
Cultuur en toerisme
•
Nabijheiddiensten
•
Leefomgeving
•
Opleiding
Het objectief zal zijn om het algemeen grensoverschrijdende samenwerkingsproject na te gaan gebaseerd op de positieve elementen van deze ervaring en deze dynamiek. Dit alles is nuttig om toekomstige, voorziene projecten en de verwachte impact een kwalitatieve meerwaarde te geven . Deze kwalitatieve sprong voorwaarts zal voornamelijk rond volgende drie pijlers opgebouwd worden: • Verhogen van het werken met structuren • Vergroten van de impact voor de coöperatieve zone • Vergroten van de impact voor de beoogde bevolkingsgroepen
6.1. De uitdagingen Uit bovenstaande socio-economische beschrijving kunnen we afleiden dat de samenwerkingsregio beschikt over talrijke sterke punten: •
Een economisch potentieel significant om geëxploiteerd te worden
•
Goede infrastructuur die zorgt voor toegang
•
Een reserve aan jonge dynamische werkkrachten
•
Meertaligheid binnen bepaalde regio’s
•
Een belangrijke wervende metropool
•
Diverse opleidingscentra en competentiepolen
•
Onmiskenbare troeven binnen het toerisme
•
Verstekt cultureel aanbod
•
Goed uitgebouwde strategische lokale reflecties
•
Een hoog niveau van sociale bescherming
De enkele van de belangrijkste zwaktes zijn: •
Het gebrek aan een valoriserend regionale identiteit en imago
•
Een economie aan verschillende snelheden
•
Onvoldoend ondernemerschap o.a. ten gevolge van gebrek aan ondersteuning van de start ups
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
40
•
Onvoldoende innovatie-initiatieven
•
Administratieve belemmeringen om één enkel tewerkstellingsbekken te definiëren
•
Wegtrekken van de jonge kaders
•
Onvoldoende uitbouw van groei sectoren als toerisme
•
Een zwaar omgevingspassief
•
Beperkte culturele vraag
•
Veroudering van de bevolking
•
Ongelijke toegang tot nabijheiddiensten
Veel van deze zwaktes kunnen worden weggewerkt door grensverleggend, grensoverschrijdend te denken en ageren. De opportuniteiten zijn dan ook legio voor deze samenwerkingszone. Daartoe zal moeten worden tegemoet gekomen aan een aantal cruciale uitdagingen. 1. De beschikbare troeven (kennis en opleiding, toeristisch aanbod,…) maximaal bundelen zodat een aantrekkelijke, dynamische regio ontstaat die maximaal kan profiteren van schaalvoordelen. Hierdoor is een positionering op internationaal niveau mogelijk en kunnen de beste productie middelen op duurzame wijze worden aangetrokken. 2. De metropool rond Rijsel is hierin een belangrijk element. Het zal zaak zijn om de regio’s in de brede omgeving van deze metropool als evenwaardige partners te beschouwen en vanuit deze gelijkwaardigheid een juiste positie en functie toe te kennen aan alle zones. Om de groei ambities binnen de samenwerkingszone te vrijwaren is dit juiste evenwicht van levensbelang voor alle zones, zowel de rurale, de industriële als de sterk verstedelijkte gebied. 3. Verder versterken van het innovatiepotentieel. Dit kan enkel gebeuren door o.a. de verschillende centra nog meer in netwerksysteem samen te zetten zodat er maximaal kan worden geprofiteerd van schaalvoordelen dit het innovatieve karakter van de regio verder in de verf kunnen zetten. Daarnaast is een duidelijke focus in aantal domeinen noodzakelijk. 4. Het verder uitbouwen van de tertiairsering (handelsdiensten en niet -handelsdiensten) van de regio; zowel in de buitengebieden als in de centrumsteden. 5. Het verhogen van de levenskwaliteit in de regio door verder uitbouwen van toegang tot dienstverlening aan de bevolking, uitbouwen van een gebalanceerde cultureel en toeristisch aanbod en een verantwoord milieu (risico-)beleid. 6. Cultuur is bij uitstek een instrument om het gemeenschapsgevoel te versterken. Dit instrument moet maximaal de ambities ondersteunen. 7. Een kwaliteitsvol milieu en verantwoord gebruik van natuurlijke bronnen zijn eveneens een dwingende noodzaak voor het duurzaam ontwikkelen van de regio. 8. Versterking van de samenwerking tussen de stedelijke centra en de landelijke gebieden is noodzakelijk om de harmonieuze ontwikkeling van de zone in zijn geheel te verzekeren. Een evenwichtige globale strategie moet al de troeven van de ene en de anderen integreren. Op deze manier zouden de ambities van territoria moeten tegemoetkomen aan de groei objectieven van de anderen. 9. De ontwikkeling van een volwaardige transregionale identiteit is imperatief voor diegene die een sterk en positief imago voor de regio wil opbouwen. Dit is de absolute voorwaarde voor positionering en identificatie ten opzichte van de internationale industriële wereld 10. Een gecoördineerd opleidingsaanbod dat beantwoordt aan en anticipeert op de noden van de industrie. Dit is mogelijk door de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de zone. Deze uitdagingen moeten worden gerealiseerd door verder te werken op de reeds vastgestelde sterke punten binnen een context van “grenzeloze zone”. Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
41
Deze uitdagingen kunnen samengevat worden in onderstaande vier grote thematieken
6.2. De vier thematische objectieven Om tegemoet te komen aan de geschetste uitdagingen en om te werken binnen de continuïteit van de tot hier toe gevoerde samenwerkingsacties, zal het programma worden opgebouwd rond een beperkt aantal prioriteiten. Deze prioriteiten dienen aan te sluiten op de sterke punten van de samenwerkingszone. Objectief 1 – Het bevorderen ven de economische ontwikkeling door middel van een coherente geïntegreerde grensoverschrijdende benadering Objectief 2 – De cultuur - toeristische identiteit in de grensoverschrijdende zone ontwikkelen en promoten Objectief 3 – Het aanbod en de toegang tot de grensoverschrijdende diensten verbeteren teneinde het gemeenschappelijke grensgevoel te bevorderen Objectief 4 – Het gemeenschappelijke beheer van de zone dynamiseren door middel van een gecoördineerde en geïntegreerde duurzame ontwikkeling van de leefomgeving
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
42
6.3. De transversale prioriteiten Het programma en de diverse op te starten projecten dienen ook te beantwoorden aan een aantal bezorgdheden en ambities die binnen Europa centaal staan. •
Bijdragen aan duurzame ontwikkeling: duurzame ontwikkeling betekent dat de economische en sociale objectieven worden gerealiseerd zonder een hypotheek te leggen op de toekomst. Dit door op een beheerste manier natuurlijke bronnen te gebruiken, het milieu maximaal te beschermen en de gezondheid en het welzijn van de bevolking niet aan te tasten. In het kader van grensoverschrijdende werkzaamheden dient dit aandachtpunt centraal te staan
•
Functionele cohesie tussen de stedelijke en landelijke gebieden nastreven: de socioeconomische en territoriale verschillen die binnen de samenwerkingszone bestaan moeten worden gezien als een opportuniteit en niet als een remmende factor. Binnen de optiek van een gecoördineerde ontwikkeling van de totale zone is het van belang een het evenwicht te bewaren tussen de diverse zone; en elk zone op een correcte manier te betrekken in de ontwikkeling. Er moet in de eerste plaatst gezocht worden naar de complementaire karakteristieken om de aantrekkelijkheid en het potentieel van de samenwerkingszone te maximaliseren. Heel specifiek moet worden onderkend dat binnen de grenzen van de samenwerkingszone belangrijke metropolen aanwezig zijn. Het moet de bedoeling zijn van de volledige samenwerkingszone om maximaal te profiteren van de inherente dynamiek van deze metropolen enerzijds, maar anderzijds de specifieke bijdragen van de rurale gebieden in het verhogen van de kwaliteit en de ontwikkelingsdynamiek van de samenwerkingszone te valoriseren.
•
Gelijke kansen nastreven: allerhande ongelijkheden (man/vrouw, gehandicapten, allochtonen, …) moeten worden weggewerkt. In de context van grensoverschrijdende samenwerking zal er bovendien bijzondere aandacht besteedt worden aan het respecteren van de culturele verschillen, inclusief het aanmoedigen van de kennis van verschillende talen.
Deze transversale prioriteiten zullen worden gewaarborgd door het inlassen van de passende selectiecriteria, in rekening genomen op het moment van de instructie van de projecten.
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
43
7. Detail van de thematische prioriteiten 7.1. Prioriteit 1 – Het bevorderen van de economische ontwikkeling door middel van een coherente en geïntegreerde grensoverschrijdende benadering 7.1.1. Achtergrond Bedrijven en regio’s functioneren vandaag binnen een mondiale economie. Deze is gekenmerkt door ongemeen scherpe concurrentie waarbij diverse bedrijven maar ook regio’s alle troeven maximaal inzetten. Innovatie is vandaag een basisvoorwaarde voor de versterking van de competitiviteit van de ondernemingen. In de ondernemingen en de relevante organisatiestructuren wordt een centrale rol weggelegd voor het zoeken naar kennis, de overdracht van kennis en het valoriseren van kennis. Er dient bijgevolg prioritair aandacht besteed te worden aan het verhogen van het innovatie- en kennispotentieel van de kennisinstellingen, ondernemingen en relevante overheden. Regio’s in grensstreken dreigen benadeeld te worden. Door het bestaan van een landsgrens wordt de slagkracht letterlijk “gehalveerd”. We verwijzen o.a. naar • • • • •
het kleinere rekruteringsveld op het gebied van arbeidskrachten en kennis; de creatie van kennisnetwerken verloopt minder gemakkelijk; ervaring leert dat de succesvolle kennisregio’s zich vooral ook versterken via goed uitgebouwde kennisnetwerken; het “eigen” afzetgebied voor de valoriserende producten wordt negatief beïnvloed door de landsgrenzen; de creatie van een aantrekkelijk economisch bekken voor investeerders en dynamische werknemers is heel wat moeilijker; ook derft men heel wat schaalvoordelen bv. inzake promotie in de internationale wereldeconomie.
Het is dan ook noodzakelijk om de negatieve effecten van de grens maximaal te verminderen opdat de regio zich optimaal zou kunnen positioneren. Het grondgebied beschikt althans over een aantal troeven: •
De logica van het werken met competitiviteitpolen en clusters is al goed ingeburgerd voor een aantal segmenten; in andere zijn er duidelijk ideeën om dit te doen. Voorbeelden zijn voedingssector, biotechnologie, transport en logistiek, mechaniek, textiel, design en domotica, kunststoffen, land en tuinbouw, micro elektronica, geïntegreerd kustzonebeheer…
•
Diverse regio’s binnen de samenwerkingszone hebben de wil om zich te specialiseren en werken aan een strategisch plan in die richting.
•
Er zijn diverse onderzoekscentra, kenniscentra en universitaire centra actief.
•
De regio beschikt over goede netwerken en systemen van opleiding (basisopleiding, opleiding voor gevorderden en continue opleiding)
•
De regio beschikt over goed opgeleide arbeidskrachten met goede werkethiek.
•
Bepaalde delen van de regio’s beschikken nog duidelijk over een reserve aan arbeidskrachten.
•
Binnen de samenwerkingszone hebben we met Lille een dynamische metropool die de mondiale positionering kan ondersteunen.
•
De zone beschikt over goede infrastructuren waardoor bijna alle regio’s goed zijn ontsloten (weg, water, lucht, trein, …).
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
44
De belangrijke minpunten van de regio zijn: •
Gelijklopende competentiepolen zijn nog onvoldoende gekoppeld (bv. agro-polen in Henegouwen en Picardie; er is dus nog onvoldoende netwerking tussen polen, onderzoeksinstellingen en bedrijven
•
We stellen een belangrijke braindrain vast omdat de regio nog niet als volwaardige kennis grondgebied is erkend enerzijds en omdat de levenskwaliteit niet optimaal is
•
De opleidingscentra (op alle niveaus) werken nog onvoldoende structureel samen waardoor geen of weinig schaalvoordelen worden gecreëerd en diepe opleidingsspecialisaties en expertises in specifieke deeldomeinen moeilijk zijn;
•
Ondanks alle toenadering stellen we nog een onderlinge onderhuidse concurrentie vast (in domeinen als kennismarkt, arbeidsmarkt, infrastructuuruitbouw, …)
•
De ondernemingszin is nog ondermaats
•
De regio marketing binnen een internationale economie is nog onvoldoende uitgebouwd
•
De onbekwaamheid van de regionale en lokale arbeidsbureaus m.b.t. arbeiders om te werken in een logica van grensoverschrijdende arbeidsmarkt (ANPE, AFPA, FOREM, VDAB).
•
Kennisnetwerken zijn nog niet voldoende uitgebouwd
Binnen de samenwerkingszone zijn er kernen van competentie aanwezig die elk afzonderlijk geen mondiale impact hebben maar wanneer ze worden verbonden, kunnen ze uitgroeien tot een globale speler. 7.1.2. Operationele doelstellingen De doelstellingen van de eerste prioriteit kunnen worden gerealiseerd door te werken op drie operationele doelstellingen: Operationele doelstelling 1.1 – Het grensoverschrijdend economisch en innovatief groeipotentieel stimuleren en versterken Operationele doelstelling 1.2 – De economische identiteit van de grenszone ontwikkelen en internationaliseren Operationele doelstelling 1.3 – De afstemming tussen het opleidingsaanbod en de noden van de arbeidsmarkt bevorderen
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
45
Operationele doelstelling 1.1 – Het groeipotentieel stimuleren en versterken
grensoverschrijdend
economisch
en
innovatief
Contextuele elementen: Binnen de grensoverschrijdende samenwerkingszone kunnen we volgende vaststellingen noteren: •
Er wordt al gewerkt met competitiviteitpolen en clusters ;
•
Er zijn heel wat onderzoekscentra actief – universitaire en andere
•
De traditionele industriële sectoren staan meer en meer open voor innovatie
Met deze kenmerken is het potentieel aanwezig om een toekomstgerichte economische groei verder te stimuleren. Door het grensoverschrijdend samenbrengen van deze sterkten (bv. in netwerk zetten van de onderzoeksinstellingen en gezamenlijk gebruik van infrastructuren) wordt het economisch en innovatief weefsel verder ontwikkeld om aldus een substantiële bijdrage te kunnen leveren aan de economische groei. Mogelijke types van acties: Stimuleren van een innovatie cultuur door sensibiliseren binnen naar het grote publiek en specifieke doelgroepen als onderwijs (met bv. mini ondernemingen), bepaalde groepen van KMO’s …. Stimuleren van processen die de valorisatie van innovatie ondersteunen. Op logische manier verbinden van de bestaande innovatie kernen in bredere netwerken (tussen bedrijven, onderzoeksinstellingen, overheid, profit en non-profit, …). Ondersteunen van nieuwe kennisinitiatieven in de perifere gebieden, (buiten de bestaande innovatie sites en metropolen) in domeinen die in het verlengde liggen van de bestaande netwerk competenties (voorzien van goede communicatie kanalen – aangepaste infrastructuur –ondersteunen van gemakkelijke toegang tot de gevestigde clusters en netwerken). Grensoverschrijdend verbeteren van de toegang tot start- en risicokapitaal enerzijds en ondersteuningsmaatregelen anderzijds. Stimuleren van de ontwikkeling van acties die leiden tot de bevordering van het ondernemerschap en het nemen van ondernemingsrisico’s op grensoverschrijdend vlak Stimuleren van de ontwikkeling van grensoverschrijdende public private partnership structuren. Informeren van alle instrumenten die bevordering van ondernemersschap tot doel hebben. Uitwerken van concept van onderlinge bijstand tussen nieuwe en gevestigde bedrijven. Stimuleren van initiatieven ter versterking van maatschappelijk verantwoord ondernemen (initiatieven binnen de sociale economie en solidariteit…). Wegwerken van interne markt barrières als product normering, erkenningen, informatie over en toegang tot publieke aanbestedingen. Stimuleren van alle initiatieven die vlotte toegang verschaffen tot alle deel regio’s (afstemmen vervoersmodi via lucht, water, spoor en weg, openbaar vervoer, woonwerkverkeer,…). Ondersteunen van de opmaken en uitrollen van een grensoverschrijdende master planning mechanisme (in domeinen van ruimtelijke orde inzake bedrijfsterreinen, openbaar vervoer, (met uitzondering van de acties gericht op infrastructuren). Ondersteunen van de initiatieven ter bevordering van het gebruik en de integratie van ICTinfrastructuren (bv. breedbandverbindingen). Grensoverschrijdende promotie voor levenslang en levensbreed leren Versterken van de economische omgevingsfactoren van de ondernemingen Stimuleren van verbeterprojecten voor energiegebruik in ondernemingen Stimuleren van de ontwikkeling van een grensoverschrijdende markt voor innovatieve Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
46
producten en diensten Doelpubliek: Het publiek dat voornamelijk van deze maatregel kan profiteren is o.a. : • De bedrijven en de ondernemers van de zone; •
De buitenlandse investeerders;
•
De onderzoekscentra, de universiteit en de onderzoekers;
•
De werknemers en werkzoekenden;
•
De studenten
Verwachte operatoren: Alle publiek-private operatoren en samenwerkingsverbanden erkend in dit domein en meer specifiek: •
De economische ontwikkelingsagentschappen;
•
De universiteiten en de onderzoekscentra;
•
De ondernemings- en sectorale federaties; kamers van koophandel;
•
De operatoren die de economische activiteiten stimuleren, …
Gekwantificeerde objectief: •
Ontwikkeling van X samenwerkingsverbanden tussen competentie/competitiviteitspolen
•
Ondersteuning van X grensoverschrijdende gemeenschappelijke acties in het domein van technische innovatie
Voortgangsindicatoren: •
Aantal grensoverschrijdende polen van uitmuntendheid die opgericht of versterkt zijn
•
Aantal (gezamenlijke) ondersteunde initiatieven op het vlak van technologische innovatie
•
Aantal publiek-private grensoverschrijdende partners dat werd ontwikkeld
Resultaatsindicatoren: •
Creatie van grensoverschrijdend partnerschap tussen competitiviteitspolen o Op de uitwisseling van ervaring en goede praktijken op het gebied van beheer, oprichting en opvolging van projecten o Op het uitwisselen ven kennis, uitrusting o Op de onderzoeksprojecten (gemengde teams…) o Op vormingsprojecten
•
Toenemen van grensoverschrijdende technologische innovatie
•
Toenemen van aantal publiek-private grensoverschrijdende partners
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
ondersteunde
initiatieven
op
het
vlak
van
47
Operationeel doelstelling 1.2 – De economische identiteit van de grenszone ontwikkelen en internationaliseren Contextuele elementen: De samenwerkingszone beschikt over een aantal troeven (producten, kennis, innovatie, arbeidskrachten, …). Toch is het dringend noodzakelijk de samenwerkingszone om te vormen tot een solide, dynamische, grote interne markt als springplank naar de internationale markt. We merken de markt binnen de samenwerkingszone nog niet kan worden beschouwd als een markt met één identiteit. De economische actoren en promotoren werken nog onvoldoende in nauw overleg; de toegang tot de deelmarkten kent belemmeringen door verschillende product normering, het ontbreken van uniforme marketingplatformen en -instrumenten, … Regio’s die vandaag binnen de mondiale economie zich verder kunnen waarmaken kunnen allemaal terugvallen op een belangrijke, goed ontwikkelde thuismarkt. Vanuit dit comfort en deze sterkte wordt door de aanwezige bedrijven de internationale markten veroverd. Deze solide interne markt moet de comfortabele ‘home base’ zijn voor de bedrijven met internationale ambitie enerzijds, maar moet anderzijds ook een belangrijke aantrekkingspool zijn voor buitenlandse investeerders en een noodzakelijke platform bieden van waarop de regio zich internationaal kan positioneren. Mogelijke types van acties: Ondersteunen van de uitbouw van de kennis netwerken in zeer gefocuste domeinen. Deze erkennen en promoten op mondiaal niveau en stimuleren om plaats te veroveren binnen de internationale netwerken (voorbeelden zijn: ICT, materiaalkunde, chemie en procesindustrie, medische technologie, voeding (agro- en bio-industrie),). Ondersteuning via het opzetten van grensoverschrijdende ondersteunende structuren inzake internationale positionering, netwerking. (bv. kamers van koophandel) Stimuleren van initiatieven die gelijke toegang verschaffen tot promotie kanalen binnen de samenwerkingszone (alle vormen van media). Stimuleren van initiatieven met betrekking tot gezamenlijke internationale promotie initiatieven en promotie campagnes van de grensregio als productie -, onderzoek -, logistiek - en distributiepoort. Stimuleren van de aanwezigheid op internationale salons. Doelpubliek: Het publiek dat voornamelijk van deze maatregel kan profiteren is o.a. : • De bedrijven en de ondernemers van de zone; •
De buitenlandse investeerders;
•
De onderzoekscentra, de universiteiten en onderzoekers;
•
De export ondersteunende agentschappen,…
Verwachte operatoren: Alle publiek-private operatoren en samenwerkingsverbanden erkend in dit domein en meer specifiek: •
De economische ontwikkelingsagentschappen;
•
De operatoren die de economische activiteiten stimuleren;
•
De ondernemings- en sectorale federaties; kamers van koophandel;
•
…
Gekwantificeerd objectief: •
Ontwikkeling van X acties die de integratie van de kennisnetwerken in internationale netwerken stimuleren
•
Realiseren van X campagnes voor de gemeenschappelijke promotie van de economie
•
Deelnemen aan X internationale beurzen
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
48
Voortgangsindicatoren: •
Aantal acties die de integratie van de kennisnetwerken in internationale netwerken stimuleren
•
Aantal campagnes voor de gemeenschappelijke promotie van de economie
•
Aantal deelnames aan internationale beurzen
Resultaatsindicatoren: •
Groei van het aantal acties die de integratie van de kennisnetwerken in internationale netwerken stimuleren
•
Toename van het aantal campagnes voor de gemeenschappelijke promotie van de economie
•
Toename van het aantal deelnames aan X internationale beurzen
•
Groei van het aantal ondernemingen die zich vestigen in de zone
•
Groei van het aantal buitenlandse investeringen in de zone
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
49
Operationeel doelstelling 1.3 – De afstemming tussen het opleidingsaanbod en de noden van de arbeidsmarkt bevorderen Contextuele elementen: Economische ontwikkeling kan niet worden gerealiseerd door voldoende en aangepast menselijke potentieel. Binnen de regio stellen we vast dat er een belangrijke bron van arbeidskrachten aanwezig is. De beschikbaarheid van deze arbeidskrachten is niet optimaal gezien de regionale onevenwichten enerzijds en gezien de competenties en kennisdomeinen vaak onvoldoende zijn afgestemd op de noden van het bedrijfsleven. Ook moeten we wijzen op de zeer beperkte sociaal economische mobiliteit. De regio beschikt daarnaast over een uitgebreid netwerk van opleidingscentra op diverse niveaus. We stellen vast dat niet alle regio’s even sterk bediend zijn en dat er weinig of geen schaalvoordelen worden gerealiseerd over de landsgrenzen heen. Hierdoor is het duidelijk moeilijker om zich op een efficiente manier te specialiseren. De mogelijkheden inzake arbeidsmarkt zijn binnen de regio duidelijk aanwezig. Door grensoverschrijdende samenwerking kan deze verder worden ontwikkeld. Enerzijds doordat op een efficiënte manier het opleidingsaanbod en de noden van de arbeidsmarkt op elkaar kunnen worden afgestemd en anderzijds doordat gemeenschappelijke arbeidsmarkt met grensoverschrijdende mobiliteit wordt ontwikkeld. Mogelijke types van acties: •
Vraag en aanbod op arbeidsmarkt gemeenschappelijk beheren (gegevens verzamelen, informeren - via diverse mediakanalen -, analyse en acties opzetten).
•
Grensoverschrijvend afstemmen van competentie en desgevallend aangepaste bijkomende opleidingen voorzien
•
Talenkennis verhogen en cultuur van mobiliteit stimuleren o.a. via uitwisseling op alle schoolniveaus (bv op niveau van stages).
•
Stimuleren van initiatieven die instaan voor een betere aansluiting van onderwijs en opleiding op de kennisbehoefte van en de ontwikkelingen in het bedrijfsleven.
•
Stimuleren van initiatieven in het domein van grensoverschrijdende schooluiwisseling en gezamenlijke opleidingen
bekwaamheidsdefinities
en
•
Stimuleren van initiatieven voor grensoverschrijdende labilisering van opleidingen
•
Ontwikkelen en professionaliseren van de sociale economie – als werkgelegenheidseffect – als sociale cohesie versterkend.
•
Stimuleren van initiatieven de sociale economie verder doen groeien.
Doelpubliek: Het publiek dat voornamelijk van deze maatregel kan profiteren is o.a. : • Werknemers; •
Werkzoekenden;
•
Geschoolde jongeren;
•
Ondernemingen en ondernemers binnen de zone;
•
De vormingsverantwoordelijken;
•
De studenten;
•
De bevolking met vormingsachterstand
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
50
Verwachte operatoren Alle publiek-private operatoren en samenwerkingsverbanden erkend in dit domein en meer specifiek: •
De begeleidings- en integratiediensten op vlak van werkgelegenheid (ANPR, FOREm, VDAB);
•
Het EURES-netwerk;
•
De actieve vormingsaanbieders;
•
De ondernemings- en sectorale federaties; kamers van koophandel,…;…
•
De universiteiten en hoge scholen;
Gekwantificeerd objectief: •
Bekomen van een plaatsingsratio van stagiairs van X%
•
Leiden van X pilootacties inzake de tewerkstelling
•
Organiseren van X opleidingen inbegrepen het leren van de buurtaal
•
Realiseren van X studies inzake de adequaatheid van het aanbod en de vraag van tewerkstelling
•
Implementeren van X initiatieven voor het verbeteren van de mobiliteit van de grensbewoners
•
Opleiden van X arbeiders
•
Opleiden van X werkzoekenden
•
Organiseren van X gemeenschappelijke opleidingen
•
Presteren van X uren gemeenschappelijke opleiding
•
Vormen van X opleiders
•
Inlichten van X personen over de arbeidsmarkt
•
Leiden van X pilootacties inzake de arbeidsmarkt
Voortgangsindicatoren: •
Plaatsingsratio van stagiairs
•
Aantal pilootacties inzake de tewerkstelling
•
Aantal opleidingen voor het leren van de buurtaal
•
Aantal studies inzake de adequaatheid van het aanbod en de vraag van tewerkstelling
•
Aantal initiatieven voor het verbeteren van de mobiliteit van de grensbewoners
•
Aantal opgeleide arbeiders
•
Aantal opgeleide werkzoekenden
•
Aantal gemeenschappelijke opleidingen
•
Aantal uren gemeenschappelijke opleiding
•
Aantal gevormde opleiders
•
Aantal verstrekte inlichtingen over de arbeidsmarkt
•
Aantal pilootacties inzake de arbeidsmarkt
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
51
Resultaatsindicatoren: •
Verbeteren van de kwalificatie van stagiairs
•
Toename van het aantal pilootacties inzake de arbeidsmarkt
•
Verbeteren van de tweetaligheid
•
Toename van studies inzake de adequaatheid van het aanbod en de vraag van tewerkstelling
•
Toename van de mobiliteit van de grensbewoners
•
Toename van het aantal opgeleide arbeiders
•
Toename van het aantal opgeleide werkzoekenden
•
Toename van het aantal gemeenschappelijke opleidingen
•
Toename van het aantal uren gemeenschappelijke opleiding
•
Toename van het aantal gevormde opleiders
•
Verbeteren van de informatieverstrekking over de arbeidsmarkt
•
Aantal pilootacties inzake de arbeidsmarkt
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
52
7.2. Prioriteit 2 – De cultuur-toeristische identiteit in de grensoverschrijdende zone ontwikkelen en promoten 7.2.1. Achtergrond Het toerisme is de afgelopen decennia uitgegroeid tot een volwaardige economische sector. Streken gaan zich voluit promoten en bogen daarbij op een zo uitgebreid mogelijk aanbod. Cultuur, erfgoed, natuur, rivieren en kanalen zijn niet alleen een uitstekend platform voor het aantrekken van toeristen van buiten de regio; het verhoogt eveneens het kwaliteitsbeleven binnen de regio. Om deze reden is een ook een belangrijke factor voor het waarmaken van bovengenoemde economische ambities van een regio. Tot slot is het duidelijk dat culturele uitwisselingen, het samen ontdekken van een gemeenschappelijk cultureel verleden de groei van een grensoverschrijdende identiteit sterk stimuleert. Ook moet er over worden gewerkt aan nieuwe culturele initiatieven om de identiteit van de regio verder te versterken. Landsgrenzen zijn een belemmerende factor in het realiseren van deze ambities. Ze staan de creatie van schaalvoordelen op diverse domeinen als promotie, een leefbare culturele markt, product creatie in de weg. Het samenwerkingsgebied Frankrijk-Walonie-Vlaanderen beschikt over een uniek en vrij homogeen cultureel erfgoed en heeft heel wat mogelijkheden op toeristisch gebied. Sterke punten zijn o.a. : •
het unieke homogene culturele erfgoed van versterkte (Vauban) en/of historische steden; goed als basis voor toeristische producten;
•
het plattelandstoerisme is in ontwikkeling als alternatief voor de agrarische activiteiten;
•
beginnende ontwikkeling van het groentoerisme in de landelijke en bosrijke gebieden in het zuidelijk deel van de zone, de Westhoek en de Vlaamse Ardennen kennen deze vorm van toerisme;
•
een bloeiende kuststrook – het aanbod van de badsteden is in de eerste plaats gericht op het zomer- en weekend toerisme. Dit aanbod wordt momenteel ondersteund door een belangrijke infrastructuur. Daarnaast wordt het (achterliggende) natuurpatrimonium meer en meer ingeschakeld om de kustzone verder te valoriseren. (Cfr. de Opaalkust, baai van de Somme, de Westhoek,…);
•
er bestaan een belangrijke traditie in slagveld toerisme;
•
de zone beschikt over een uitgebreid netwerk van rivieren en kanalen voor het ontluikend riviertoerisme;
•
de verblijfsaccommodatie verkeerd dat in een fase van renovatie;
•
de zone kan bogen over een sterke gastronomische reputatie;
•
we stellen een sterke creatief dynamisme vast binnen de volledige zone, bv de sterke toename aan festivals met een internationale uitstraling
•
het aantal festivals en toeristisch/culturele evenementen neemt toe; ook de omvang en belang van een aantal neemt verder toe.
•
een traditie van grensoverschrijdende projecten in het domein van cultuur; daarbij wordt steeds meer gebruik gemaakt van geïntegreerde grensoverschrijdende structuren.
Zwakke punten zijn o.a.: •
een zwakke professionele uitbouw van de toeristische en culturele sector;
•
versnipperde marketing doordat operatoren weinig grensoverschrijdend samenwerken;
•
weinig valorisatie van het bestaande potentieel;
•
beperkte cultuur consumptie vooral in de landelijke streken;
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
53
•
onvoldoende aandacht aan innovatie en productvernieuwing
•
taal blijft een barrière.
•
een culture mobiliteit die verder moet worden verbeterd en dit het gevolg is van beperkte communicatie en publiciteit over de grenzen heen
•
het inzicht in het toeristisch marktpotentieel is beperkt
•
beperkte grensoverschrijdende audiovisuele initiatieven (WTV en Focus initiatief staat nog in kinderschoenen; langs Franse kant zwakke structurering)
•
ook de andere media zijn niet grensoverschrijdend aktief;
•
recreatie is nog niet steeds als een volwaardig toeristisch product beschouwd
•
grote aantallen doortrekkende toeristen worden niet toegeleid naar eigen toeristische sector
7.2.2. Operationele doelstellingen De doelstellingen van de tweede prioriteit kunnen worden gerealiseerd door te werken op volgende domeinen: Operationeel doelstelling 2.1 – Een geïntegreerd toeristisch aanbod ontwikkelen en professionaliseren Operationeel doelstelling 2.2 – Het grensoverschrijdende patrimonium verder valoriseren en ontwikkelen
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
54
Operationeel doelstelling 2.1 – Een geïntegreerd toeristisch aanbod ontwikkelen en professionaliseren Contextuele elementen: De samenwerkingszone beschikt over een uitstekend en erg gediversifieerd toeristisch aanbod. Naast het prachtig cultureel erfgoed, verwijzen we naar oa. kusttoerisme, plattelandstoerisme, rivier toerisme e.a. Daar waar het kusttoerisme in bepaalde delen van de zone reeds wordt ervaren als een sector met economisch belang, stellen we vast dat in andere regio’s en andere deelsectoren het toerisme nog niet steeds wordt ervaren als een volwaardige economische sector. Dit zien we o.a. aan het ontbreken van het creëren van geïntegreerde toeristische producten, internationale promotie, de betere professionalisering van de sector. Grensoverschrijdend samenwerken moet de krachten bundelen op het niveau van o.a. imago vorming, gecoördineerde aanpak bij productontwikkeling, promotie en kwaliteitsbewaking om toerisme op te tillen tot een volwaardige professionele en economische sector binnen de volledige zone. Mogelijke types van acties: Initiatieven ondersteunen die de ontwikkeling van grensoverschrijdende recreatieve netwerken ondersteunen. Verder stimuleren van de netwerken op vlak van toerisme. Stimuleren van ontwikkelen van een geïntegreerd en gevarieerd toeristisch aanbod. Stimuleren van grensoverschrijdend aanbod van specifieke logiesvormen (promotie, kwaliteit, reservatie systeem). Initiatieven stimuleren die cultuur en toerisme aan elkaar koppelen. Ondersteunen van de initiatieven die de grensoverschrijdende (internationale) promotie ondersteunen. Stimuleren van initiatieven die de toeristische micro bedrijven ondersteunen. Stimuleren van de meertaligheid binnen de toeristische sector. Ondersteunen van de initiatieven die de kwaliteit van de dienstverlening (promotie, reservatie, onthaal, infrastructuur, …) moeten verhogen. Doelpubliek: Het publiek dat voornamelijk van deze maatregel kan profiteren is o.a. : • De toeristen en bezoekers •
Inwoners van de zone
•
De professionelen werkzaam in de sector
Verwachte operatoren: Alle publiek-private operatoren en samenwerkingsverbanden erkend in dit domein en meer specifiek: De toeristische operatoren (publiek en privé), … Gekwantificeerd objectief: •
Ontwikkelen van X gemeenschappelijke toeristische producten
•
Realiseren van X campagnes voor toeristische promoties
•
Sluiten van X samenwerkingsakkoorden tussen toeristische structuren
Voortgangsindicatoren: •
Aantal gezamenlijke toeristische producten
•
Aantal gezamenlijke toeristisch promotiecampagnes
•
Aantal partnerschapsovereenkomsten tussen toeristische structuren
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
55
Resultaatsindicatoren: •
Professionalisering van toeristische actoren
•
Uitwerken van toeristische producten
•
Toename van het aantal gezamenlijke campagnes inzake toeristische promotie
•
Verbeteren van het netwerk tussen de toeristische actoren in de zone
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
56
Operationeel doelstelling 2.2 – Het grensoverschrijdend patrimonium verder valoriseren en ontwikkelen Contextuele elementen: De samenwerkingszone heeft vanuit historisch perspectief een culturele identiteit. De landsgrenzen hebben over de jaren geen deze identiteit doen vervagen. De samenwerkingszone heeft vanuit historisch perspectief een culturele identiteit. De landsgrenzen hebben over de jaren geen deze identiteit doen vervagen. Via cultuur en gezamenlijke cultuurbeleving kan het gevoelen van eenheid binnen de samenwerkingszone verder worden versterkt en kan het imago binnen de samenwerkingszone verder vorm krijgen. Culturele uitwisseling is bij uitstek ook een instrument om de grensoverschrijdende mobiliteit te bevorderen en om elkaar beter te leren kennen. De professionalisering van de ondersteuning van de culturele sector is noodzakelijk. Een grensoverschrijdende cultuurbenadering uitbouwen kan niet alleen zijn gestoeld op vrijwilligerswerk en geïsoleerde grensoverschrijdende projecten. Nog meer kleinschalige initiatieven moeten worden ontwikkeld en verder goed worden omkaderd; daarnaast moeten de grensoverschrijdende benadering nog meer doorwerken naar alle bestaande culturele initiatieven zodat een volwaardige grensoverschrijdende culturele markt ontstaat. Om dit te realiseren moet het materiële en immateriële patrimonium verder worden gevaloriseerd. Daartoe moeten de diverse locale initiatieven voor het bewaren en herwaarderen van het cultuurpatrimonium grensoverschrijdend te worden aangepakt waarbij men oog moet hebben voor het verder benadrukken van de culturele eenheid en mobiliteit binnen de zone. Mogelijke types van acties: •
Verder stimuleren van de netwerken op cultureel vlak.
•
Stimuleren van ontwikkelen van een geïntegreerd en gevarieerd cultuur aanbod.
•
Ondersteunen van de grensoverschrijdende initiatieven die de “cultuur van cultuur” verder doen ontwikkelen.
•
Initiatieven ondersteunen die de cultuur mobiliteit verhogen.
•
Ondersteunen van de initiatieven grensoverschrijdende programmering.
•
Ondersteunen van initiatieven die de interne cultuur markt verder ontwikkelen door bv grensoverschrijdende tweetalige promotie.
•
Ondersteunen van de initiatieven die de grensoverschrijdende (internationale) promotie ondersteunen.
•
Stimuleren van initiatieven die de culturele micro bedrijven ondersteunen.
•
Stimuleren van de meertaligheid binnen de culturele sector.
•
Ondersteunen van de initiatieven die de kwaliteit van de dienstverlening (promotie, reservatie, onthaal, infrastructuur, …) moeten verhogen.
•
Stimuleren van initiatieven die grensoverschrijdend identiteit van de samenwerkingszone herwaardeert.
•
Valoriseren van het culturele patrimonium.
betreffende
gezamenlijke
en
rondtrekkende
Doelpubliek: Het publiek dat voornamelijk van deze maatregel kan profiteren is o.a. : • De toeristen en bezoekers •
Bevolking van de zone
•
De professionelen actief in deze sector
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
57
Verwachte operatoren: Alle publiek-private operatoren en samenwerkingsverbanden erkend in dit domein en meer specifiek: •
De culturele operatoren,
•
…
Gekwantificeerd objectief: •
Ontwikkeling van X gemeenschappelijke campagnes voor de culturele promotie
•
Organisatie van X gezamenlijk georganiseerde culturele evenementen
•
Sluiten van X samenwerkingsakkoorden tussen culturele organismen
Voortgangsindicatoren: •
Aantal gezamenlijke promotiecampagnes
•
Aantal gezamenlijk georganiseerde culturele evenementen
•
Aantal partnership overeenkomsten tussen culturele organisaties
Resultaatsindicatoren: •
Verbeteren van de toegang tot de cultuur
•
Optimaliseren van de middelen inzake coördinatie, promotie en beheer van de culturele structuren
•
Toename van het aantal gezamenlijke campagnes inzake culturele promotie
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
58
7.3. Prioriteit 3 – Het aanbod en de toegang tot grensoverschrijdende diensten verbeteren teneinde het gemeenschappelijke grensgevoel te bevorderen 7.3.1. Achtergrond Het in stand houden of verbeteren van een goede levenskwaliteit voor de inwoners is op zich een belangrijke doelstelling. We kunnen verwijzen naar de vergrijzende bevolking en de daaraan gekoppelde toenemende behoeften (kwaliteitsvolle gezondheidzorgen en diensten voor ouderlingen, toegankelijke openbaar vervoer, informatie gericht op deze bevolkingsgroep, …). Ook de jonge gezinnen dienen beroep te kunnen doen op tal van nabijheiddiensten (kwaliteitsvolle kinderopvang – goed lager onderwijs – gezinshulp – gezondheidszorgen – openbaar vervoer, huisvesting…). Ook een goedwerkende politie moet een bijdrage leveren. Kwaliteitsvolle dienstverlening in deze aspecten is bovendien een noodzakelijke voorwaarde voor het realiseren van ambities betreffende economische ontwikkeling – aantrekken van jonge en dynamische werkkrachten. Het grensgebied wordt gekenmerkt door een minder dicht netwerk van goede sociale voorzieningen. Ook hier maakt de grens het creëren van schaalvoordelen moeilijk. Het samenwerkingsgebied Frankrijk-Walonie-Vlaanderen wordt gekenmerkt door een heterogeen, maar minder gunstig beeld. Een aantal positieve punten zijn o.a. : •
Hoewel er heel wat administratieve barrières zijn voor grensoverschrijdende dienstverlening in de gezondheidssector bestaat er reeds lang een traditie van samenwerking op het vlak van het verzamelen van relevant cijfermateriaal;
•
Enkel projecten inzake grensoverschrijdend gezondheidzorg bestaan reeds enige tijd en zijn succesvol;
•
Er bestaat een zekere grensoverschrijdende mobiliteit bij de diverse bevolkingsgroepen als werkenden en studenten, maar ook bejaarden en gehandicapten.
•
Inzake openbaar vervoer zien we een aantal schuchtere pogingen om grensoverschrijdende diensten opnieuw aan te bieden;
•
Een aantal subterritoria doen op een gestructureerde manier kennis op inzake diverse problematieken inzake sociale huisvesting.
•
De grensoverschrijdende politiesamenwerking heeft zijn eerste vruchtbare resultaten opgeleverd.
Verder is het beeld minder positief : •
De jarenlange samenwerking op het niveau van het verzamelen van relevant cijfermaterieel heeft echter nog niet geleid tot het opmaken van een grensoverschrijdend masterplan inzake gezondheidszorg. De bestaande samenwerkingsverbanden zijn locaal, vaak op het niveau van individuele ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten.
•
Het openbaar vervoer is nog veel te weinig georganiseerd vanuit de visie van de grensoverschrijdende zone.
•
De sociale dienstverlening is erg lokaal georganiseerd en is niet systematisch op zoek naar schaalvoordelen bij de conceptie, organisatie en uitrol van haar dienstverlening en haar dienstverleningsnetwerk. Zoook is de grensoverschrijdende toegang tot rusthuizen is niet systematische uitgebouwd binnen de samenwerkingszone;
•
De bestaande inzichten in best practice inzake het beheersen van de diverse problematieken inzake (sociale) huisvesting worden niet gedeeld;
•
Acties inzake promotie en sociale preventie – activiteiten die zo nodig zijn in de grenszone – worden niet gemeenschappelijke georganiseerd
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
59
•
De toegang tot en dienstverlening in de rusthuizen is ongelijk verdeel binnen het samenwerkingsgebied.
•
Er bestaat een zekere ongelijkheid tussen het aanbod van diensten binnen de centrumsteden en de (semi-) rurale gebieden.
•
De hoge werkloosheidsgraad bij jongeren en allochtonen (de provincies Henegouwen, de departementen Ardennes, Aisne en Somme) is een bijzonder probleem en tast de eigenwaarde en identiteit van de regio verder aan.
•
Het traditionele sociale weefsel is verder aan het afbrokkelen, dit zowel in de rurale als in de stedelijke gebieden.
7.3.2. Operationele doelstellingen De doelstellingen van de derde prioriteit kunnen worden gerealiseerd door te werken op volgende domeinen: Operationeel doelstelling 3.1 – De toegankelijkheid van het aanbod aan diensten en voorzieningen voor de grensbevolking optimaliseren Operationeel doelstelling 3.2 – Gemeenschappelijke en geïntegreerd acties voeren met betrekking tot “het dagelijks leven”
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
60
Operationele doelstelling 3.1 – De toegankelijkheid van het aanbod aan diensten en voorzieningen voor de grensbevolking optimaliseren Contextuele elementen: Grote delen van het grensgebied hebben een landelijk karakter. De landsgrenzen hebben voor gevolg dat de basisdienstverleningen er minder sterk zijn ontwikkeld; de landsgrens ‘halveert’ immers het doelpubliek. Hierdoor is er heel wat minder aandacht voor de specifieke noden van de grensinwoners. De gezondheidsinstellingen zijn vaak afgestemd op het perifere karakter van de grensregio. We zijn er weinig centra met uitgesproken specialisaties. Ernstige gezondheidsproblemen staat vaak gelijk met het verlaten van zijn vertrouwde omgeving. Dergelijke fenomenen versterken het identiteitsgevoelen van de inwoners niet. De nabijheiddiensten (van kinderopvang tot bejaardenzorg) vertonen een identiek beeld. Ook daar wordt geen gebruik gemaakt van de noodzakelijke schaalvoordelen voor het uitbouwen van gespecialiseerde, aangepaste dienstverlening. Daarenboven is, met uitzondering van de grote centra binnen de samenwerkingszone, het aanbod van diensten en voorzieningen schaars. De grensmobiliteit die bovenstaande elementen zou moeten ondersteunen is onvoldoende of niet uitgebouwd. Dit is evenwel noodzakelijk om bovenstaande problematieke fundamenteel te kunnen aanpakken. Om deze dienstverlening op succesvolle manier te ontwikkeling moet men vooral oog hebben voor het identificeren van synergieën en het vermijden van dubbel gebruik van middelen. Grensoverschrijdende werken moet het mogelijk maken om specifieke acties te ondernemen. Er werden wel reeds een aantal initiatieven genomen. Deze zijn veelal kleinschalig en erg projectgebonden. Een meer structurele inbedding van de grensoverschrijdende samenwerking inzake gezondheidszorg, nabijheiddiensten en mobiliteit is noodzakelijk.
Mogelijke types van acties: •
Initiatieven ondersteunen waarbij de sociale diensten zich grensoverschrijdend organiseren voor het verbeteren van de dienstverlening ( grensoverschrijdende aangepaste producten, interne organisatie afstemmen op de samenwerkingszone) in domeinen als sociale huisvesting, bejaardenzorg, gezinshulp, kinderopvang, ….
•
Initiatieven ondersteunen die studiewerk verrichten naar de hinderpalen voor grensoverschrijdende dienstverlening en vooral ook haalbare voorstellen uitwerken om deze hinderpalen weg te werken (domeinen als gehandicapten verzorging, ouderen zorg, eerste lijnszorg,).
•
Stimuleren van de initiatieven die een grensoverschrijdend overzicht opmaken, structuren en kenbaar maken van het aanbod in diverse deelsectoren.
•
Ondersteunen van de opmaak van masterplan inzake sociale en openbare dienstverlening voor het vastleggen van de blinde vlekken, het opmaken van een actieplan ter remediering.
•
Verhogen van de grensoverschrijdenden mobiliteit door een aangepast openbaar vervoer gericht op de grensmobiliteit
•
Initiatieven steunen die good practices binnen de samenwerkingszone verzamelen en die kennisoverdracht organiseren om te komen tot effectieve dienstverlening bv. in domein van sociale huisvesting.
Doelpubliek: Het publiek dat voornamelijk van deze maatregel kan profiteren is o.a. :
•
De bevolking van de zone en meer in het bijzonder de gebruikers van de sociale- en nabijheiddiensten.
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
61
Verwachte operatoren: Alle publiek-private operatoren en samenwerkingsverbanden erkend in dit domein en meer specifiek: •
De organismen rond de publieke en sociale diensten;
•
De leveranciers van sociale diensten;
•
De ziekenfondsen;
•
De bedrijven actief in de sociale economie;
•
De associatieve sectoren;
•
…
Gekwantificeerd objectief: •
Realiseren van X studies betreffende de gezondheidszorg en andere nabijheiddiensten
•
Realiseren van X studies betreffende de identificatie van grensoverschrijdende noden en gezamenlijke initiatieven
•
Ontwikkelen van X initiatieven die de grensoverschrijdende samenwerking bevorderen in het domein van de gezondheidszorg en andere nabijheiddiensten
•
Aanbieden van X grensoverschrijdende diensten
•
Ontwikkelen van X grensoverschrijdende trajecten door openbaar vervoer gerealiseerd.
Voortgangsindicatoren: •
Aantal studies die knelpunten inzake grensoverschrijdend werken vastleggen in welomschreven specifiek deeldomein van gezondheidszorg of andere nabijheiddiensten
•
Aantal studies die grensoverschrijdende behoeften in kaart brengen en gezamenlijke initiatieven formuleren
•
Aantal grensoverschrijdende structurele samenwerkingsverbanden in domein van gezondheidszorg en andere nabijheiddiensten
•
Aantal grensoverschrijdende dienstverleningspakketten dat wordt aangeboden
•
Aantal grensoverschrijdende trajecten door openbaar vervoer georganiseerd.
Resultaatsindicatoren: •
Realiseren van studies die knelpunten inzake grensoverschrijdend werken vastleggen in welomschreven specifiek deeldomein van gezondheidszorg of andere nabijheiddiensten
•
Verbeteren van de kennis inzake grensoverschrijdende behoeften inzake nabijheiddiensten
•
In werking stellen van grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden in het domein van de gezondheidszorg en andere nabijheiddiensten
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
62
Operationeel doelstelling 3.2 – Gemeenschappelijke en geïntegreerd acties voeren met betrekking tot “het dagelijkse leven” Contextuele elementen: Indien de gemeenschappelijke grenszone zich verder wenst te ontwikkelen op sociaal en maatschappelijk gebied, is het noodzakelijk dat de bevolking elkaar beter leert kennen en waarderen, ook in aspecten van het dagelijkse leven. Om dit te realiseren is het noodzakelijk de promotie van de nabijheidsdiensten verder te promoten vanuit een gemeenschappelijke visie en stijl. Preventie is vandaag een belangrijk sleutelbegrip geworden in het beheersen in het sociale en maatschappelijke bestel. Preventie is immers een krachtiger en meer positief instrument dat andere curatieve interventies. Preventieve acties met impact zijn duur en vragen een professionele aanpak. Het creëren van grensoverschrijdende samenwerking kan de noodzakelijke preventieve acties verder opvoeren. Vooral de grensoverschrijdende problematieken en karakteristieken (bv. milieuverontreiniging in agrarische sector, erosie van de bodem, grenscriminaliteit, informatie over nabijheidsdiensten, inspraak in locale politieke structuren…) kunnen hierin worden benadrukt. Bovendien verhogen gezamenlijke preventieacties de identiteit van de regio. Mogelijke types van acties: •
Ondersteunen van de promotie van de bestaande (verbeterde) dienstverlening inzake materies van sociale uitsluiting en nabijheiddiensten
•
Onderzoek ondersteunen om de hinderpalen in kaart te brengen betreffende uitrollen van een gemeenschappelijk preventiebeleid inspelend op de kenmerken van de samenwerkingszone (specifiek industrieel verleden, specifieke landelijke omgeving,…)
•
Initiatieven ondersteunen die gezamenlijk preventieacties en sensibiliseringscampagnes opzetten (onderzoek, design, uitrol en opvolging van campagnes)
•
Initiatieven ondersteunen die het verband tussen gezondheid en milieu meer naar voor brengen
•
Initiatieven die grensoverschrijdende samenwerking tussen politiezones bevordert
•
Initiatieven ondersteunen die grensoverschrijdende overlegplatformen als spreekbuis t.a.v. locale en regionale overheden opzetten en ondersteunen
Doelpubliek: Het publiek dat voornamelijk van deze maatregel kan profiteren is:
•
De inwoners van de zone en meer in het bijzonder de gebruikers van de sociale en nabijheidsdiensten
Verwachte Operatoren: Alle publiek-private operatoren en samenwerkingsverbanden erkend in dit domein en meer specifiek: •
De organismen rond de publieke en sociale diensten;
•
De leveranciers van sociale diensten;
•
De ziekenfondsen;
•
De bedrijven actief in de sociale economie;
•
De associatieve sector;
•
De initiatiefnemers van locaal en steekoverleg;
•
…
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
63
Gekwantificeerd objectief: •
Ondersteunen van X acties ter bevordering van de wederzijdse kennis van de grensbevolking
•
Ontwikkelen van X promotie activiteiten in het domein van nabijheiddiensten
•
Implementeren van X initiatieven op het vlak van gezondheidspreventie
•
Informeren en sensibiliseren van X personen in domeinen als volksgezondheid
Voortgangsindicatoren: •
Aantal initiatieven ter bevordering van een betere wederzijds kennis van de grensbevolking
•
Aantal promotie activiteiten in domein van nabijheiddiensten
•
Aantal gezamenlijke initiatieven op het vlak van gezondheidspreventie
•
Aantal preventieacties naar de bevolking in domeinen als volksgezondheid
Resultaatsindicatoren: •
Verbetering van de uitwisselingen tussen burgers en wederzijdse kennis
•
Verbetering van de grensoverschrijdende sociale integratie
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
64
7.4. Prioriteit 4 – Het gemeenschappelijke beheer van de zone dynamiseren door middel van een gecoördineerde en geïntegreerde duurzame ontwikkeling van de leefomgeving 7.4.1. Achtergrond Een gebalanceerde ontwikkeling van de leefomgeving is een belangrijke voorwaarde voor het vrijwaren van de sociaal economische ambities van de samenwerkingszone. Het uitbouwen van deze evenwichtige leefomgeving veronderstelt dat de beschikbare natuurlijke bronnen op een doordachte manier worden beheerd. Een doordacht beheer betekent dat de noodzakelijke functies (stedelijk en ruraal wonen, industrie, landbouw, transport, recreatie, (alternatieve) energievoorziening…) op een doordachte manier in de steeds schaarser wordende ruimte moeten worden uitgezet. Deze functies dienen op een evenwichtige manier te worden uitgebouwd zodat zowel de rurale als de stedelijke ruimte zich optimaal kan ontwikkelen en elkaar kunnen versterken. Daarnaast is het noodzakelijk dat de negatieve milieu effecten worden geheerst evenals de risco’s voor milieu rampen (bv overstromingen) worden vermeden. Landsgrenzen zijn in deze materie zeker geen bondgenoot. Zo trokken grenzen in het verdere verleden vaak juist milieu belastende activiteiten aan. Ook was de impact van negatieve milieu schade en risico’s op de aangrenzende bevolking niets steeds de eerste prioriteit. Hoewel deze grenseffecten vandaag niet meer echt aan de orde zijn, blijft de landsgrens veelal een geïntegreerde aanpak van landschapsordening in de weg te staan. Gezien de schaarste, gezien de talrijke geografische interdependenties en de complexiteit van tal van problematieken is een intensief samenwerken noodzakelijk. De grensregio kan een aantal positieve punten en opportuniteiten ten aanzien van dit topic voorleggen: •
Er is reeds heel wat kennis inzake beheer van bossen en natuurparken aanwezig binnen het grensgebied
•
Kennis en inzicht in alle aspecten van plattelandsontwikkeling zijn reeds goed uitgebouwd binnen de diverse territoria
•
Er bestaan reeds grensoverschrijdende afspraken betreffende het gezamenlijk beheer van risico’s op catastrofes; deze afspraken zijn evenwel nog zeer sporadisch en niet structureel
Minpunten binnen de samenwerkingszone zijn: •
De zware milieu druk ten gevolge van historische vervuiling en recente/huidige economische activiteiten; (CO2; bodemvervuiling en waterverontreiniging door intensieve landbouw; zakken van de grondwaterspiegel; tal van industriële kankers…)
•
Verder verhogen van de energie afhankelijkheid daardat gebruik van hernieuwbare energie en het zuinig omgaan met energie niet worden aanzien als een prioriteit
•
Geen globale risico plannen tegen catastrofes
•
Geen grensoverschrijdend masterplan voor ruimtelijke ordening waarbij alle functies vanuit een grensoverschrijdende, optimale visie worden ingepland.
7.4.2. Operationele doelstellingen De doelstellingen van deze prioriteit kunnen worden gerealiseerd via werken aan volgende domeinen: Operationeel doelstelling 4.1 – Bijdragen tot een duurzame ontwikkeling voor natuurlijke rijkdommen en de leefomgeving op een gemeenschappelijke manier te beheren en valoriseren Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
65
Operationeel doelstelling 4.2 – Een gemeenschappelijke methodologie ontwikkelen met betrekking tot het stedelijk en ruraal ruimtelijk beheer van de zone. Operationeel doelstelling 4.3 – Zorgen voor en het promoten van duurzame grensoverschrijdende plattelandsgerichte initiatieven
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
66
Operationeel doelstelling 4.1 – Bijdragen tot een duurzame ontwikkeling voor natuurlijke rijkdommen en de leefomgeving op een gemeenschappelijke manier te beheren en valoriseren Contextuele elementen: Indien de samenwerkingszone haar ambities van aantrekkelijke, kwaliteitsvolle en economische ruimte wil waarmaken, zal resoluut werk moeten worden gemaakt van duurzaam omgaan met natuurlijke rijkdommen en leefomgeving. Een versnipperde aanpak in aspecten van ruimtelijke planning staan haaks op de filosofie van duurzaam beleid. Duurzaam beleid in deze vraagt immers om op een weloverwogen manier de maatschappelijk en economische functies op een weloverwogen, dus optimale manier in te bedden. Dit kan enkel indien deze problematiek vanop een voldoende grote schaal, dus grensoverschrijdend wordt bekeken. Daarnaast moeten de natuurfenomenen en (negatieve) milieu ( als erosie, verlaging van de waterspiegel) effecten efficiënt en dus grensoverschrijdend worden aangepakt om hun schade te voorkomen of maximaal te beperken. Mogelijke types van acties: Stimuleren van grensoverschrijdende initiatieven inzake het opmaken van globale visie op ruimtelijke ordening Initiatieven ondersteunen die het gemeenschappelijk beheer van de ruimte bevorderen; Ondersteunen van initiatieven die gericht zijn op geïntegreerd en coherent beheer van de natuurlijke hulpbronnen. Initiatieven ondersteunen die werken aan het uitbouwen van gemeenschappelijke structuren voor beheer van de waterbekkens. Ondersteunen van initiatieven die kennis uitwisseling betreffende energie zuinig handelen. Stimuleren van initiatieven met betrekking tot het bevorderen van gebruik van duurzame energie. Initiatieven die de bevolking sensibiliseren inzake de bescherming van milieu. Stimuleren van initiatieven met betrekking tot efficiënt gebuik van natuurlijke grondstoffen (inclusief water) en gebruik van minder milieu belastende productiewijzen (bv. in de landbouw). Stimuleren van initiatieven met betrekking tot de verbetering van lucht- water-, en bodemkwaliteit, beheersen van afvalstromen, … in het kader van de bevordering van de duurzame concurrentiekracht van de grensregio. Doelpubliek: Het publiek dat voornamelijk van deze maatregel kan profiteren is o.a. : •
bevolking en actoren binnen de zone;
•
de gebruikers van ruimte;
•
operatoren van die aanspraak maken op ruimte (bv. projectontwikkelaars);
•
de toekomstige generaties, die het natuurlijk patrimonium erven nagelaten door hun voorgangers.
Verwachte operator: Alle publiek-private operatoren en samenwerkingsverbanden erkend in dit domein en meer specifiek: • • • • •
de beheersstructuren (natuurlijke parken, industriezones…)
de uitvoerders op vlak van informatie en sensibilisering van het milieu milieu organisaties; de landbouwers en de ondernemers actief op vlak van kwalitatief en natuurlijk milieu
…
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
67
Gekwantificeerd objectief: •
Leiden van X acties voor het ontwikkelen van een grensoverschrijdende visie op het beheer van het grondgebied.
•
Organiseren van X (gemeenschappelijke) acties op het vlak van milieu sensibilisatie
•
Sensibiliseren van X personen inzake het milieu
•
Ontwikkeling van X pilootacties op het vlak van hernieuwbare energie en afvalbeheer
Voortgangsindicatoren: •
Aantal gezamenlijke initiatieven voor het formuleren van grensoverschrijdende visie inzake ruimtelijke ordening
•
Aantal opgerichte structurele overleg organen
•
Aantal gezamenlijke initiatieven voor milieu sensibilisatie
•
Aantal grensoverschrijdende pilootinitiatieven inzake hernieuwbare energie en afvalbeheer
Resultaatsindicatoren: •
Verbeteren van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater
•
Ontwikkeling van een aanpak inzake het beheer van het grondgebied
•
Ontwikkeling van het Eco-burgerschap
•
Verbeteren van de natuurbescherming
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
68
Operationeel doelstelling 4.2 – Een gemeenschappelijke methodologie ontwikkelen met betrekking tot het stedelijk en ruraal ruimtelijk beheer van de zone Contextuele elementen: Binnen de samenwerkingszone vinden we naast verstedelijkte, ook industriële en landelijke gebieden. Verstedelijkte gebieden worden geconfronteerd met specifieke stadproblemen die om een adequate manier moeten worden aangepakt. Steden met een zekere omvang worden evenwel ook gekenmerkt door een zekere stadsdynamiek. We duiden op elementen als de snellere tertiarisering, meer nabijheid van opleidingscentra, semi-industriele ontwikkeling. Rurale zones kunnen niet bogen over een dergelijke ‘automatische’ ontwikkelingsdynamiek. We stellen vast de zowel de stedelijke kernen als de rurale regio’s elk op eigen krachten zich verder (pogen) te ontwikkelen. Hierdoor ontstaan een reeks naast elkaar staande kernen van (toekomstgerichte) activiteiten en functies. Het naast mekaar verder ontwikkelen, zonder veel overleg van rurale en stedelijke zones leidt tot ongecontroleerde uitwassen (bv stadsuitbreiding in plaats van stadskernvernieuwing) en spanningen op ruimtelijk gebied. Deze situatie heeft in het verleden bovendien aanleiding gegeven tot een onevenwichtige ontwikkeling van de zone, waarbij de stedelijke gebieden verder verstedelijkten en rurale gebieden meer en meer in een sociaal en economisch isolement terechtkomen. De aldus uitgevoerde ontwikkelingsinspanningen staan evenwel niet in verhouding tot hun resultaten. Dit is een gevolg van de niet gecoördineerde aanpak waarbij niet werd gezocht naar schaalvoordelen en waarbij de stedelijke en rurale territoria geen gebruik hebben gemaakt van de sterktes van naburige regio’s. De landsgrens heeft deze tendensen nog versterkt. In de grensregio’s staat het planmatig zoeken naar de symbiose tussen stedelijke en landelijke gebieden nog in zijn kinderschoenen. In een aantal knelpunt regio’s dient snel te worden geageerd. Mogelijke types van acties: Stimuleren van het uitwerken van de grensoverschrijdende afstemmingsmechanisme inzake strategische planning en symbiose tussen rurale en stedelijke gebieden Stimuleren van initiatieven die kennisoverdracht in beheer van stedelijke, industriële en rurale ruimtes bevorderen Stimuleren voor het grensoverschrijdend ontwikkelen en realiseren van concrete projecten die een symbiose tussen rurale en stedelijke gebieden bewerkstelligen Doelpubliek: Het publiek dat voornamelijk van deze maatregel kan profiteren is o.a: •
De instanties die betrokken zijn bij aspecten van ruimtelijke ordening;
•
Economische ontwikkelingsorganisaties;
•
Organisaties de betrokken zijn bij stedelijke en rurale ontwikkeling.
Verwachte operatoren: Alle publiek-private operatoren en samenwerkingsverbanden erkend in dit domein en meer specifiek: •
intercommunales;
•
stedelijke organisaties;
•
verenigingsleven;
•
…
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
69
Gekwantificeerd objectief: •
Verwezenlijken van X pilootacties inzake het beheer van het landelijke grensoverschrijdende grondgebied
•
Ontwikkelen van X projecten die een gemeenschappelijk beheer bevorderen van het grondgebied
Voortgangsindicatoren: •
Aantal gerealiseerde studies inzake het beheer van het grensoverschrijdend grondgebied
•
Aantal projecten die het gemeenschappelijke beheer van het grondgebied bevorderen
Resultaatsindicatoren: •
Optimalisering van de ruimtelijke organisatie van de grensoverschrijdende zone
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
70
Operationeel doelstelling 4.3 – Zorgen voor grensoverschrijdende plattelandsgerichte initiatieven
en
het
promoten
van
duurzame
Contextuele elementen: De samenwerkingszone wordt gekenmerkt door zijn sterk ruraal karakter. Dit ruraal karakter heeft in het verleden een hypotheek gelegd op de toekomstperspectieven van deze regio’s. Te vaak werd teruggegrepen naar functies en ontwikkelingsdynamieken die eigen zijn aan stedelijke regio’s (grote winkelcentra, aanleg van industrie terreinen die moeilijk toegankelijk bleken te zijn). Nochtans beschikken de rurale regio’s over belangrijke troeven die de laatste decennia werden geherwaardeerd. De landbouwsector wordt er gezien als een toekomstgerichte sector, waar een moderne tewerkstellingsstructuur (weg van de strikt familiale invulling) meer en meer ingang vindt. De streekproducten en locale ambachtelijke productie zit er duidelijk in de lift. De innovatie inzake landbouwproducten en productie krijgen meer aandacht. Deze prille initiatieven moeten kunnen uitgroeien tot volwaardige speerpunten. Door grensoverschrijdend te werken kunnen schaalvoordelen op diverse vlakken worden gecreëerd. (product ontwikkeling, promotie, uitbouw van professionele verkoops- en distributiekanalen) Mogelijke types van acties: Stimuleren van initiatieven die de grensoverschrijdende netwerkvorming in de landbouwsector bevorderen; Stimuleren van de herwaardering van locale ambachtelijke activiteiten en producten Stimuleren van de grensoverschrijdende promotie en distributie van rurale producten Stimuleren van gezamenlijke export initiatieven en vertegenwoordiging op beurzen Projecten ondersteunen die grensoverschrijdend werk maken van een betere planning van seizoensarbeid en seizoensarbeid aldus uitbouwen tot een aantrekkelijke volwaardige arbeidsmarkt (bv. seizoensarbeid over een volledig jaar ontwikkelen) Doelpubliek: Het publiek dat voornamelijk van deze maatregel kan profiteren is
•
De bevolking;
•
De landbouwers.
Verwachte operatoren: •
De bevolking;
•
De landbouwers;
•
De lokale ambachten;
•
Niet professionele organisaties.
Gekwantificeerd objectief: •
Ontwikkelen van X pilootacties op het vlak van landelijke grensoverschrijdende ontwikkeling
•
Implementeren van X initiatieven voor de promotie van regionale producten
Voortgangsindicatoren: •
Aantal structuren in het rurale milieu die bijstand gekregen hebben in het kader van het programma
•
Aantal kwaliteitsproducten (terroir) die het voorwerp van een interventie hebben uitgemaakt in het kader van het programma
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
71
Resultaatsindicatoren: •
Herdynamiseren van de landelijke sector
•
Verbeteren van de diversificatie van de landbouw
•
Toename van de verkoop van landbouwproducten van gedifferentieerde kwaliteit
Voorbereiding Operationeel Programma 2007-2013 Voorlopige versie – 26 september 2006
72