KLEINE MEIJERIJ
DE KLEINE MEIJERIJ
1981, jaargang XXXII
Vlugschrift van de heemkundekring: Berkel-Enschot, Esch, Haaren, Helvoirt, Moergestel, Oisterwijk, Udenhout. BESTUUR J. Akerboom, Berkenlaan 2, Haaren, voorzitter; P. Drijvers, Burgemeester Canterslaan 29, Oisterwijk, vice-voorzitter; P. van Dommelen, Sparrenlaan 8, Udenhout, secretaris; mr H. Bekius, Loonsebaan l, Helvoirt, penningmeester; mevr. J. Suylen-van Lanschot, "Den Tulder", Oude Rijksweg 36, Helvoirt; Th. Brekelmans, Löblaan 37, Berkel-Enschot; P. Jansen, Dorpsstraat 4, Esch; J. van Laarhoven, Broekzijde 6, Moergestel; A. van den Oever, Gemullehoekenweg 40, Oisterwijk; L. Vissers, Kerkstraat 47, Haaren. REDAKTIE P. Wuisman, streekarchivaris, Durendaaldreef 14, Oisterwijk; W. de Bakker, Schepersdijk 15, Oisterwijk. WERKGROEPEN Archeologie (en vondstmeldingen) J. van Laarhoven, Broekzijde 6, Moergestel Streekdialekt
mevr. T. Vugs-van Opstal, Pieter Breughelstraat 29, Oisterwijk
Monumenten en Streekmuseum
mr H. Bekius, Loonsebaan l, Helvoirt
Veldnamen
Th. Brekelmans, Löblaan 37, Berkel-Enschot
ADMINISTRATIE Het lidmaatschap van De Kleine Meijerij bedraagt f. 30,- (leden die Brabants Heem reeds ontvangen f. 22,50). Betaling gaarne eerst na ontvangst van een nota. Opzegging voor l december van het lopende jaar. Administratieadres: Sparrenlaan 8,5071 CK Udenhout postgiro nr. 4315463 t.n.v. Heemkundekring De Kleine Meijerij 5268 KT Helvoirt, of Rabobank Oisterwijk nr. 13.89.80.209 t.n.v. De Kleine Meijerij. Nabestellingen van losse nummers kan bij de administratie geschieden. OMSLAG Feestelijke intocht van burgemeester C.A. Schijvens te Haaren bij zijn 25-jarig ambtsjubileum op 14 mei 1906 (foto P. Weynen, 's-Hertogenbosch).
UITTREKSEL UIT DE STATUTEN DER VERENIGING HEEMKUNDEKRING
"DE KLEINE MEIJERIJ", verleden 4 mei 1979 voor notaris L. van der Werf, Oisterwijk Naam, zetel en werkgebied. Artikel l.
1. De vereniging draagt de naam: Heemkundekring "De Kleine Meijerij" en is gevestigd te Oisterwijk.
2.
Het werkgebied van de vereniging omvat de burgerlijke gemeenten Berkel-Enschot, Esch, Haaren, Helvoirt, Moergestel, Oisterwijk en Udenhout.
Doel. Artikel 2.
l.
De vereniging heeft ten doel: het bevorderen in brede kring van de belangstelling voor en de kennis van eigen streek, volk en gebruiken daarvan en heemkundig waardevolle overblijfselen uit vroeger tijden.
AANMELDING LIDMAATSCHAP DE KLEINE MEIJERIJ
Ondergetekende: ________________________
Volledig adres:
________________________
*
wenst lid te worden van de heemkundekring De Kleine Meijerij (f. 30,-- per jaar)
*
wenst een abonnement op het vlugschrift De Kleine Meijerij f. 22,50 per jaar) wenst____ex. van nummer___ van 1981 te ontvangen.
*
Het verschuldigde bedrag zal na ontvangst van de nota voldaan worden.
Doorhalen wat niet verlangd wordt!
(handtekening)
2.
Al hetgeen het vorenstaand doel kan bevorderen in de ruimste zin van het woord behoort eveneens tot het doel van de vereniging.
3.
Zij tracht dit doel te bereiken door het onderzoeken, bestuderen en veiligstellen van heemkundig belangrijke terreinen, onroerende en roerende goederen, zaken, voorwerpen en oudheidkundige gegevens in en van het werkgebied en zijn omgeving, door het organiseren van excursies, cursussen, lezingen, publicaties en tentoonstellingen, hetzij zelfstandig, hetzij in samenwerking met andere groeperingen of instanties, alsmede het deelnemen aan activiteiten van andere verenigingen, welke met het vorenstaand doel verband houden of daartoe van belang zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
4.
De vereniging zal zich onafhankelijk opstellen ten aanzien van godsdienst en politiek.
ADMINISTRATIE DE KLEINE MEIJERIJ
SPARRENLAAN 8 5071 CK UDENHOUT
DE KLEINE MEI JERIJ Vlugschrift van de Heemkundekring
BERKEL-ENSCHOT - ESCH - HAAREN - HELVOIRT MOERGESTEL - OISTERWIJK - UDENHOUT
TWEEENDERTIGSTE JAARGANG 1981
Redaktie: P. Wuisman, W. de Bakker
CORNELIS ANDRIES SCHIJVENS, burgemeester van Haaren (1881 - 1920) door P.J.M. Wuisman
Op 16 april 1881 - dit jaar precies een eeuw geleden - werd Cornelis Andries Schijvens bij besluit van Koning Willem III, de overgrootƒ';**&'* vader van onze huidige vorstin, benoemd tot burgemeester van zijn geboorteplaats Haarenl). De nieuw benoemde was op 7 oktober 1852 geboren als het op een na jongste kind uit het tweede huwelijk van de Haarense "schoolonderwijzer" Jacobus Schijvens. Vader Jacobus Schijvens was op 8 oktober 1792 te Oisterwijk gedoopt als zoon van Jacobus Schijvens en Cornelia van Beynen (Bijnen). Na zijn onderwijzersstudie huwde hij op 14 januari 1819 te Oisterwijk met de 26-jarige Antonia van Dun. De bruid werd te Goirle gedoopt op 12 januari 1793 als dochter van Michiel Cornelis van Dun en Johanna van den Moeren. Uit het huwelijk Schijvens-van Dun werden te Haaren een zevental kinderen geboren, die allen ongehuwd in hun geboorteplaats overleden: 1. Maria Jacoba, 12 februari 1821, overleden 16 december 1890; 2. Jacobus Johannes, 25 mei 1822, overleden 5 juni 1826; 3. Wilhelmina Johanna, 9 februari 1824, overleden 19 februari 1875; 4. Johannes Cornelis, 6 september 1825, hoofdonderwijzer, overleden 19 december 1888; 5. Jacobus Johannes, 3 september 1827, als bakker overleden 6 mei 1850; 6. Petronella Paulina, 31 oktober 1829, overleden 7 februari 1908; 7. Anna Cornelia, 2 september 1832, overleden 30 december 1870. De eerste vrouw van Jacobus Schijvens overleed te Haaren op l augustus 1843 en een vijftal jaren later, op 24 januari 1848 hertrouwde de Haarense onderwijzer te Oisterwijk met Hendrika van de Wouw.
De bruid, bijna 30 jaar jonger dan de bruidegom, was te Oisterwijk geboren op 27 januari 1822 als dochter van Cornelis van de Wouw en Johanna Andriesse. Uit deze tweede echtverbintenis werden te Haaren nog een viertal kinderen geboren, waarvan de beide oudsten er ongehuwd overleden: 8. Antonia Maria, 19 februari 1849, overleden 30 maart 1874;
9. Jacobus Johannes, 26 juli 1850, leerlooier, overleden 11 maart 1916; DE KLEINE MEIJERIJ, jrg. XXXII afl. l
1.
%iit nnor ir *}irl nan jaligtr DEN H E K U
Jokaflnes Cornelis ScMJTens, Lid van het R. K. Kerkbestuur , Organist en Directeur van het Zangers-Koor en ruim 82 jaren Hoofd der school te Haaren , geboren te Haaren den 6 September 1835 , en na /let ontvangen der laatste HH. Sacramenten aldaar merliden den 19 December 1888. Hu heeft zijn hart opgewekt, om van liet eerst begin van den dag te waken voor den Heer, die hem geschapen heel't en om te smeeken voor het aanschijn van den Allerhoogste. — Want het gebed was zijn genoegen. Eccli ixxix. 6. H. Teresia. Hij leefde als een verstandig man, die opwaart» ziet naar den weg des levens, om den eeuwigen ondergang te ontvluchten. Daarom is hij uit het leven £escheiden, niet alleen aan de jeugd, maar aan at et volk het aandenken van zijn leven en dood als een voorbeeld van deugd en kloekmoedigheid nalatende. Frpv. xv. 24. — 2 Mach. vi. 81. lieer, ik heb den luister van uw huis bemind en de woonplaats uwer heerlijkheid; — ik heb het werk volbracht hetgeen GÜ niü hebt opgelegd, om aan de kleinen beleid en aan de jeugd kennis en wetenschap te geven. Hij bestierde de zangers vóór het altaar en begeleidde hun gezang met zoet getuid. Gedenk mij dus ten goede voor al hetgeen ik voor hen heb ge^ daan. Prov. xxv. 8. Jois xvn. 4. Pruv. l. 4. Eccli XLVII. 11. 2 E»dr. v. 19. (Broeders en Zusters) Doet naar hetgeen gij vin mij geleerd, ontvangen, gehoord en in mg gezien hebt; — en du God van vrede zal met u zijn. — En bidt voor ni\j. l'hilip. iv. 0. Enh. iv. 16.
Zoet Hart van Maria, weet mijn heil. 'S 80SCH,
(300 dagen aflaat).
10. Cornelis Andries, 7 oktober 1852, leerlooier en burgemeester; 11. Aloysius Gerardus, 25 oktober 1854. Van deze laatste wordt behalve zijn geboortedatum verder niets meer gevonden. Op 14 juni 1856 overleed Vader Jacobus Schijvens, zijn tweede vrouw Hendrien van de Wouw overleed op 11 maart 1873. 2) De jongste kinderen - waaronder de latere burgemeester - werden gedeeltelijk opgevoed ten huize van hun oudere halfbroer Jacobus Cornelis, die zijn vader als onderwijzer en hoofd van de Haarense school was opgevolgd in 1856. Jacobus Johannes en Cornelis Andries Schijvens kregen een opleiding tot leerlooier. Behalve in hun direkte werkkring vervulden althans 2 broers van Cornelis Andries nog andere funkties in het openbare leven van Haaren. Zo was de onderwijzer Jacobus Cornelis vele jaren lid van het Kerkbestuur en tevens organist-direkteur van het parochiéle zangkoor. De leerlooier Jacobus Johannes was in later jaren eveneens organist-direkteur van dat koor, terwijl hij verder als processiemeester bedevaarten naar Bokhoven en Kevelaer leidde. 3) 2.
l
Ook de leerlooier Cornelis Andries Schijvens bleef niet alleen in eigen kring, doch nam eveneens deel aan het maatschappelijk leven van zijn geboorteplaats. Na de dood van Adriaan van Abeelen werd Cornelis Andries op 30 november
Bidt voor de Zie! van Zaliger tien Heer
JACOBUS JOHA.NNtS SCHIJVENS, I.i.I
«SIK naar «i'he Prctccssi!? ttaar H -Directeur ». h R K. i .'Hiia.«ï2ii j u l i IflSO.e»
cK :
der
i.ll_"
|> fr 's Bo«ch ifi K«-t C*»roo(-Zi
1880 gekozen tot lid van de Haarense gemeenteraad, hoewel slechts op het nippertje. Van de opgekomen 93 kiezers brachten er 47 hun stem uit op Cornelis Andries Schijvens, die dus maar met een enkele stem de meerderheid kreeg boven Cornelis Theodorus van Abeelen (42 stemmen), Adriaan van Abeelen (3 stemmen) en Jacobus van de Pas (l stem). 4) Cornelis Andries bleef - later ook als burgemeester - tot 1919 lid van de gemeenteraad, totaal 39 jaar, bijna een record in de Haarense raad, dat slechts werd overtroffen door Simon van den Oever, die van 1877 tot 1919, dus 42 jaar raadslid was. Dat een burgemeester tevens raadslid was, kwam ook elders in de vorige eeuw regelmatig voor, doch thans - hoewel het wettelijk nog steeds mogelijk is - zelden meer. 5)
Een halfjaar na zijn intrede in de gemeenteraad werd bij K.B. van 16 april 1881 Cornelis Andries Schijvens tegen een jaarwedde van f. 250,- benoemd tot burgemeester als opvolger van Fr. G.A.R., baron van Lamsweerde. Op 12 mei 1881 werd Schijvens als burgemeester beëdigd door de Commissaris des Konings in 's Hertogenbosch. l) Over een speciaal welkom van de nieuwe burgemeester wordt in de raadsnotulen niets gevonden. Schijvens moet in die periode tijdelijk te Helvoirt hebben gewoond, want op 24 juli 1883 werd hem vanwege de Koning toestemming verleend om tot uiterlijk l augustus 1884 in die plaats te verblijven. O Een van de eerste raadsbesluiten, die onder voorzitterschap van burgemeester Schijvens werden genomen, betrof diens half-broer Jacobus Cornelis, die in 1881 juist 25 jaar als hoofdonderwijzer werkzaam was. Op 9 juli 1881 besloot de raad tot het aanbieden voor maximaal f. 80,-- van "eene bronzen pendule met het raadsbesluit gecaligrapheerd in eene lijst" aan de jubilaris. Deze echter bedankte voor deze gave, zodat het besluit op 10 augustus van dat jaar moest worden teruggenomen. 6) Enige weken later nam de raad een aantal bepalingen aan tegen "veldarbeid" te verrichten "door kinderen, die den leeftijd van twaalf jaren nog niet hebben bereikt". 7) Een ander probleem, dat in die periode moest worden opgelost was het - al dan niet gedeeltelijk - verharden van de belangrijkste wegen met klinkers, n.l. de wegen vanuit Haaren 3.
Koninklijk Besluit van 16 april 1881 no.l naar Helvoirt, Esch en Oisterwijk.
Reeds in het tweede jaar van zijn bestuur vroeg Burgemeester Schijvens aandacht voor de eventuele bouw van een nieuw raadhuis. Na de nodige problemen, die de voortvarende burgemeester echter steeds weer wist op te lossen, werd de bouw van het Haarense raadhuis eerst op 9 december 1889 aanbesteed en kon de raad op 3 oktober 1890 voor het eerst in de nieuwe behuizing vergaderen. 8) Aanmerkelijk sneller kwam in die jaren de bouw van een bejaardengesticht, met daaraan 4.
verbonden een kleuterschool tot stand. De inbreng van de gemeente was hier echter slechts beperkt tot het verlenen van een subsidie van f. 4000,-- aan het r.k.Kerkbestuur voor de bouw alsmede tot het stellen van enige voorwaarden aan de stichting, waaraan "reeds lang is behoefte gevoelt". 9) Ondertussen was burgemeester Schijvens op 33-jarige leeftijd op 7 juni 1886 in het huwelijk getreden met de 7 jaar oudere Lamberta Johanna Louise Maria Soer. De bruid was op 2 februari 1847 te Zwolle geboren als dochter van Johannes Franciscus Soer en Maria Elisabeth Lange. Ze was weduwe van Gerardus Robbers. Het echtpaar bleef kinderloos. 2) Het burgemeesterspaar vestigde zich in het pand Heuvel A.129 (thans Kerkstraat 21), het pand dat in deze eeuw nog dienst heeft gedaan als broederhuis voor de broeders van Huy bergen.
Burgemeester Schijvens en zijn vrouw Lamberta Soer (geheel rechts) voor hun woonhuis. In 1887 waren de eerste 6 jaren van het burgemeesterschap voorbij en bij K.B. van 7 april van dat jaar werd Cornelis Andries Schijvens herbenoemd, nog altijd tegen een jaarwedde van f. 250,-. Wel kwam in juli d.a.v. een voorstel tot weddeverhoging, zowel voor de burgemeester als voor de secretaris op de raadsagenda en de Haarense raadsleden "achten eenparig de verhooging wenschelijk", maar ze voelden er tegelijk niets voor om deze verhoging door de 5.
fBrief uit 1907 van C.A. Schijvens aan notaris v. Vlijmen over de "burgemeester Schijvens-
Stichting". 6.
gemeente te laten betalen. Vooral door de "achteruitgang van den boerenstand" werden de gemeentelijke uitgaven te bezwaarlijk, zodat voor de burgemeester en de secretaris de provincie of het rijk dan maar moest bijspringen, "wijl er veel werk voor dezen te doen valt". 10) Een nieuwe - verkapte - poging tot positieverbetering deed Schijvens in 1893. In dat jaar trad de 80-jarige gemeentesecretaris Johannes Verhoeven, wens wedde f. 450,-- bedroeg, af en door Burgemeester en Wethouders werd een voordracht van 2 personen opgemaakt, waarop burgemeester Schijvens als eerste en een zoon van oud-burgemeester baron van Lamsweerde als tweede waren geplaatst. Bij de stemming in de gemeenteraad kreeg Cornelis Andries Schijvens, die zelf meestemde, 3 stemmen, terwijl de niet op de voordracht geplaatste Petrus Verhoeven, oomzegger van de afgetreden secretaris met de overige 4 stemmen werd benoemd, evenals zijn oom op een jaarwedde van f. 450,-. l1) Kort daarna - bij K.B. van 12 april 1893 - werd Cornelis Andries voor de tweede maal herbenoemd tot burgemeester, ditmaal door de koninginregentes Emma. Zijn jaarwedde werd bij die gelegenheid vastgesteld op f. 300,-; 1) Een van de eerste taken van de herbenoemde burgemeester was het beëdigen van zijn rivaal P. Verhoeven als de nieuwe Haarense gemeentesecretaris. In augustus 1898 was Haaren vol feestvreugde. Op de 12e van die maand werd de gemeente bezocht door de Commissaris van de Koningin en de feestelijke versiering, die voor deze gelegenheid aan het raadhuis was aangebracht, kon enkele weken blijven hangen, want op 31 augustus werd de jonge koningin Wilhelmina ingehuldigd. Voor de raadszaal werd voor f. 35,-- een portret van de nieuwe vorstin gekocht, terwijl de Haarense schooljeugd op het raadhuis werd onthaald op "krentenbrood en bier". 12) Het daarop volgende jaar herbenoemde de jonge koningin C.A. Schijvens bij K.B. van 5 aprü 1899. Op 23 april 1904 werd burgemeester Schijvens door de Haarense gemeenteraad benoemd tot onbezoldigd ambtenaar van de burgerlijke stand, dit naar aanleiding van nieuwe voorschriften uit de wet van l februari van dat jaar (stbl.25). Bij diezelfde gelegenheid werden de bevoegdheden van - zowel de bezoldigde als de onbezoldigde - burgerlijke standsamntenaren geregeld. 13) Een vierde herbenoeming van de burgemeester volgde bij K.B. van 7 april 1905, hetgeen door de gemeenteraad op 29 april d.a.v. "voor kennisgeving" werd aangenomen. O Ook in de gemeenteraad - het is al vermeld - werd C.A. Schijvens regelmatig herkozen. In 1906 was Cornelis Andries Schijvens precies 25 jaar burgemeester te Haaren. Een feestcommissie onder leiding van C. Reynen, hoofd der school, zou de feesten voorbereiden en over die voorbereiding leest men in de krant 14) : "De fanfare met haren onvermoeiden directeur, de heer Jac. Schijvens (broer van de burgemeester) zal vooral met dit jubelfeest blijde hare opgewekte tonen doen weerklinken, te meer nog, daar het enkel aan onzen Burgemeester is te danken, dat de fanfare in het leven werd geroepen." Ook van steun aan andere instellingen door de burgervader werd gewag gemaakt, evenals van "de vele goede daden", die in stilte waren gedaan voor de "nooddruftigen". Er zou een receptie 7.
worden gehouden, alsmede een "mooie, zeer interessante optocht." Op 14 mei 1906 werd het feest gevierd en hoewel in het gemeentearchief hierover prak-
tisch niets gevonden wordt, is men toch weer goed geïnformeerd door de krant. l5) De dag werd geopend met klokgelui; van vele huizen wapperden vlaggen. Ook de wieken van de beide Haarense windmolens waren met vlaggen versierd. "In bijna alle wijken was een eereboog met passende dichtregelen geplaatst". De enkele honderden meters lange route van het burgemeestershuis naar het gemeentehuis "eene laan van guirlandes, groen en bloemen". Het raadhuis zelfwas zowel buiten als binnen "deftig en rijk versierd".
Na de H. Mis om 10 uur in de ochtend werd de burgemeester in een "gloedvolle overtuigende en zinrijke toespraak" gehuldigd door de "president" van de feestcommissie B. Reynen, die als hoofdonderwijzer in 1888 de broer van de burgemeester was opgevolgd. Daarna bood een der wethouders op het raadhuis de geschenken aan "uit naam der gemeentenaren". Een zanghulde van alle schoolkinderen, begeleid door de fanfare volgde
en de fanfare liet bij deze gelegenheid voor het eerst het nieuwe vaandel zien, "vervaardigd door de firma van Kalken uit Oirschot". In de middag trok de optocht door het dorp en hierin waren vooral de fietsen "eenig mooi". Meer dan krantenberichten geven enkele foto's een goede indruk van de alom heersende feestelijkheden. 15a)
Huldiging voor het gemeentehuis
Opening van de stoet, marechaussee en ruiters
Het gilde met Vliegende Vendel
Bruidjes in de koets en de fanfare met het nieuwe vaandel
De burgemeester in open caleche passeert de ereboog 10.
Het slot van de stoet 11.
Kort na dit feest besloot burgemeester Schijvens een fonds te stichten "ter ondersteuning in geld aan behoeftige Roomsen-katholieke in de gemeente Haaren wonende bejaarde ongehuwde mannen of weduwnaren, gedurende hun geheel verder leven". Hiervoor werd een perceel weiland, "de Ruybosch" genaamd bestemd. Dit perceel was door de burgemeester gekocht op 3 mei 1906 voor f. 710,--. Na bisschoppelijke toestemming, verkregen op 29 april 1907, werd de stichtingsakte op 17 mei 1907 voor de Helvoirtse notaris van Vlijmen verleden. Als beheerders van de stichting traden de burgemeester en diens echtgenote op en na hun dood zou een bestuur worden gevormd uit 3 personen resp. te benoemen door de pastoor, het kerkbestuur en het armbestuur. l5b) De burgemeester zelf was lid van het kerkbestuur. Voor deze en andere kerkelijke aktiviteiten kreeg hij de pauselijke onderscheiding "Pro ecclesia et pontifïce". 3) Bij K.B. van 15 maart 1911 werd burgemeester Schijvens weer als zodanig herbenoemd. Een regelmatig in die periode in de Haarense raadsagenda behandeld onderwerp is de aanleg van een tramlijn vanaf 's Hertogenbosch over Helvoirt, Haaren en Oisterwijk naar Tilburg, doch hoeveel woorden er ook aan werden besteed en hoeveel maal een concessie werd gegeven aan de verschillende "tramwegmaatschappijen" of aan ondernemende particulieren, en hoeveel garanties ten slotte, niet slechts door de Haarense, doch ook door andere gemeentebesturen werden toegezegd, de bewuste tramlijn is er nooit gekomen. 16) Het burgemeesterssalaris was intussen gegroeid tot f. 600,- per jaar. 17) In 1911 brandde de oude Haarense waterstaatskerk af en moest de huidige St. Lambertuskerk worden gebouwd. Verzoeken van de in nood verkerende pastoor om voor de nieuwe kerk de klokken te mogen gebruiken uit de oude Haarense toren, eigendom van de gemeente, werden echter eerst door de raad afgewezen en in een later stadium werd een raadsbesluit, dat wel gunstig was voor de pastoor en de parochie, door Ged. Staten in 's Hertogenbosch vernietigd. De electriciteitsvoorziening kwam in Haaren eveneens in die periode op gang. Burgemeester Schijvens leed op 28 november 1914 een gevoelig verlies door de dood van zijn echtgenote Lamberta Soer. Ondertussen waren als gevolg van de eerste wereldoorlog, de moeilijke mobilisatiejaren aangebroken en kwam er alom schaarste aan levensmiddelen en andere goederen. In Haaren werd in 1917 een gemeentelijk "distributiebedrijf" opgericht 18), die "ongebuild tarwemeel, peulvruchten, varkensvleesch, rijst, gort, havermout, margarine, kaas, suiker en zachte zeep" verstrekte. Dat niet iedereen gelukkig was met de wijze waarop zulks geschiedde, moge wel blijken uit een brief aan de Minister van Landbouw, nijverheid en handel, die in mei 1919 door "de geruïneerde winkeliers uit Haaren" werd verzonden. Het Haarense gemeentebestuur, zo luidde de klacht - had in de achterliggende jaren "geheel geen medewerking" gegeven aan de middenstand, terwijl de burgemeester zelf zeep verkocht voor "14 cents per stuk", bijna tweemaal zoveel als in de omliggende plaatsen. 1) 12.
Suiker werd slechts verstrekt via een "bevoorrecht winkelier". Vooral de burgemeester moest het in deze klachten ontgelden. Hij was zelf geen winkelier, "doch nu hij de macht heeft, stoot hij ons het brood uit de mond". Op verzoek van de minister repliceerde burgemeester Schijvens, dat zeep en andere levensmiddelen van gemeentewegen waren verstrekt, omdat enige met name genoemde winkeliers "fraude ermede gepleegd" zouden hebben. Ook de aanklacht tegen het eenzijdig verstrekken van suiker werd weerlegd en men hoorde nadien niets meer van de gehele kwestie. Ondertussen was bij K.B. van 14 april 1917 burgemeester Schijvens voor de zesde maal herbenoemd. U Kort nadien werd de jaarwedde van de 64-jarige burgemeester verhoogd totf. 1000,». 19) Toen in september 1919 de gehele gemeenteraad als gevolg van een wijziging van de wet, aftrad, stelde C .A. Schijvens zich niet meer herkiesbaar als raadslid. Hij was toen al ziekelijk.
BIDT VOOR Dl-; Z I K L VAX ZALIOF.R
Larr.terta Johanna Louisa Maria Soer, Cornelis Andriee Schijvens, gebo
i te ZVVULLE dt-n i Feliruari 1846 en o •ti te H A . V H K N den 28 Xoveml.cr 1914. ', komt zoeken, zal ik Jol) 7. 31.
rlke ha; He. % Hij koi kende "ia| vinden. Maith. 24. 46. Mijn liart heeft lot U gesproken, mijn oot; heeft U gezocht : Uw aan^hijn «d ik zoeken, o Heer! -P*. 26. 3. Uwe Kleden <="> :iiiimoezen zijn opgestegen ter gedachtenis voor f'.ocls aanschijn. Hand. d. Ap. 10. 4. Dat Hij zie of ik den armen geweigerd heb, wat zij begeerden, LTI of ik de oogen der weduwen heb" laten wachten; of il; mijn hete broods alleen heb'* gegeten, en ook de wees er niet van Kenuiti^d heeft ; want de meedootjendheiil is van mijne kinderjaren af met mij opgenroeid . . . . of zoo ik hem verwaarloosd heb te verzorgen, die bij gebrek aan kleeding verijiny, of den arme, die niets had om zich te be-
dekken.
Job -31. 6. i6'—19.
Uw cchlgenoote verlaat u. zij verlaat deze wereld.... Vergeet haar niet in uwe gebeden.... Ik heb u leeiler l i e f g e h a d . . . . Dien God getrouw en leef zoo, dat gy den dood niet behoeft te vreezen, op welk tijdstip hij u verrasse. Vaartwei, echtgenoot en familieleden, bidt voor mij. Petrus Can. Bemind zij overal het H. Hart van Jezus.
___________(100 dagen aft.)___________ W. v. Vugt, Koster te Haaren.
Gedenk in uwe gebeden de Ziel van Zaliger
WELEDELACHTBAREN HEER
Cornelis Andries Schijvans, Burgemeester van Haaren, — Lid van het K. K. Kerkbestuur, begiftigd met liet Eerekruis „Pro Ecclesia et P'ntifice", WEDLJWNAAH VAN MEVROUW
Lamterta Johanna Louisa Maria Soer, Heboren te HAAREN 7 October 1852 en aldaar overleden 7 Mei 1920, voorzien van de HH. Sacramenten der Stervenden. Hier ben ik, Heer. Gij hebt mij geroepen. Doe met mij naar Uwen wil en gebiedt, dat mijne ziel in vrede worde opgenomen. Joh. III, 6.
God tiesft hem beproefd, ijelijk het goud in het v LUI r beproefd wordt. Z a l i j > de mensen, die de beproeving dnorstnat, want als hij beproefd zal zijn, zal hij de kruon des leven? ontvangen. Jcc. l, 12. Toen de hand des Heert-n hem trof, treurden velen en z e i d e n : Hoe is de sterke g e v a l l e n , die zoovelen h e e f t welgedaan. Die den arme barmhartig is, zal gelukkig zijn. l Mach. IX. Spr. X, 14. Van mijne jeugd af heb ik in het gebed de wijsheid gezocht. Mijn hart schepte er vermaak in steeds den naam des Heeren aan te roepen. Eccl. LI. Dierbare bloedverwanten en allen, die mij liefhebt, helpt mij door uwe gebeden tot God. Mijn Jezus, Barmhartigheid! (300 d. afl.) W. v. Vugt, koster, Haaren.
Op 15 december van dat jaar kwam hij voor de laatste maal als voorzitter de raadsvergadering leiden en op 10 januari 1920 verscheen hij voor het laatst in de bijeenkomst van burgemeester en wethouders. Cornelis Andries Schijvens overleed te Haaren op 7 mei 1920. 2) 13.
Meer dan 50 jaar na zijn dood, op l november 1978 besloot de Haarense gemeenteraad om een aantal straten in het uitbreidingsplan Tempeliersdal te vernoemen naar vroegere Haarense burgemeesters. Bij die gelegenheid kreeg C.A. Schijvens dan ook een straatnaam in Haaren, doch reeds lang te voren was zijn naam al vereeuwigd in Oisterwijk. In 1938 werd n.l. een gedeelte van het onder Haaren gelegen bos- en heigebied door anexatie door de gemeente Oisterwijk overgenomen. Toen in 1941 besloten werd om straatnamen vast te stellen voor enige wegen en paden in deze buurt, wilde men, vanwege het verleden kiezen voor specifieke Haarense namen. Zo ontstond in dat jaar op Oisterwijks gebied de Burgemeester Schijvensweg. 20)
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13 14.
G.A. Haaren, 261, pers.doss. C.A. Schijvens. Gegevens uit Burg.Stand, Bev.reg. en D.T.B, van Haaren, Tilburg, Oisterwijk. Gegevens van bidprentjes. G.A. Haaren 293, doss.verkiezingen. K.M. Jrg.XXX p.27,28. G.A. Haaren 106 f.307, notulen gem.raad. G.A. Haaren 106 f.316, notulen gem.raad. K.M. XXVII p.73-78. G.A. Haaren 106 f.364,365, notulen gem.raad. G.A. Haaren 106 f.382, notulen gem.raad. G.A. Haaren 107 f.57 v , notulen gem.raad. G.A. Haaren 107 f.11 lv, notulen gem.raad. G.A. Haaren 107 f.!69v, notulen gem.raad. Prov. Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant 7 mei 1906. Afschriften hiervan berusten bij ons mede-bestuurslid L. Vissers te Haaren, die mij hier gaarne inzage van gaf. Hij reproduceerde ook een deel van de hier afgebeelde foto's. 15. Prov. Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche Courant 18 mei 1906 (zie noot 14). 15a. Deze foto's werden kortelings door de gemeente Haaren ontvangen van de heer H.J. Hochstenbach te Roosendaal, ver familielid van burgemeester Schijvens. 15b. G.A. Haaren 912, doss. "burg.Schijvensstichting". 16. Versch.raadsnotulen o.a. 4 nov.!911,G.A. 107,108, etc. 17. G.A. Haaren 108 p.112, notulen gem.raad. 18. G.A. Haaren 108,p.211 e.v. notulen gem.raad. 19. G.A. Haaren 108, p 227 notulen gem.raad. 20. P.J.M. Wuisman, Praat van de Straat, in Kerkklokje 1979, 1980.
14.
HET KLOOSTER PORTA CELI EN DE HISTORISCHE WAARDE VAN OUDE CIJNSREGISTERS door Mechelien Spierings
Toen ik onlangs een bezoek bracht aan het museum van de Fraters in Huybergen bleek mij dat in het archief van de Willemieten aldaar nog een aantal kasboeken bewaard worden van het klooster Porta Celi dat kort bij de stad Den Bosch op de Baseldonk stond. Daarbij was een kasboek van prior Simon Pelgrom (1538-47) en ook onder nr. K.I.8 een brief van prior Johan Sonnius van het jaar 1629 waarin deze bij gelegenheid van de overgave van de
stad Den Bosch aan de veroveraars een opgave doet van inkomsten van Porta Celi in de Meierij van Den Bosch. In die brief stond onder opsomming van een groot aantal bescheiden dat er 6 brieven waren betreffende cijnsen te Helvoirt en te Haren, en 21 brieven en bescheiden die betrekking hadden op cijnsen, renten en pachten die te Oisterwijk en Udenhout en daar in de buurt moesten betaald worden. Bladerend in het oudste grondcijnsboek van de Meierij, (in het ARA te Brussel archief rekenkamer nr. 45038/39 en in RA 's-Bosch schaduwarchief nr. 6) dat dateert van het jaar 1340, zag ik op blad l lOvso dat de Broeders van Porta Celi toen reeds cijns moesten betalen uit goed in de cijnskring Oisterwijk, waaruit volgt dat de Broeders destijds daar grondbezit hadden. De stichter van het klooster Porta Celi is volgens Coppens en Schutjes, de geschiedschrij-, vers van het bisdom 's-Bosch, een zekere Winand van Basel. Deze geschiedschrijvers ontlenen hun wijsheid aan een manuscript van Gijsbert Coeverincx van circa 1629, dat berust in het archief van de Abdij van Heeswijk, en dat helaas nog steeds niet in druk is uitgegeven. Wel is indertijd door de paters Van den Eisen en Hoevenaars een soort bloemlezing daarvan gepubliceerd. In dat boekwerk: "Analecta Gijsberti Coeverincx", vindt men in deel II op pag. 396/398 vrijwel alles vermeld wat over de stichting van Porta Celi bekend is. Daar staat dat Broeder Winand van Basel in het jaar 1195 op de Baseldonk enige "eremieten" of kluizenaars rond zich verzamelde, die uit Moniksvinkel kwamen en van de Papendijk in Nuland en van andere plaatsen daar in de buurt. Het klooster van de Baseldonk heeft daar circa 350 jaar gestaan, tot het werd geplunderd en vervolgens werd afgebroken toen de stad Den Bosch terwille van de verdediging een watervesting moest worden, waarbij alle hoge punten in de omtrek van de stad moesten verdwijnen, de huizen gesloopt en de "donken" geslecht moesten worden. Na de inname van de stad in 1629 zijn de monniken moeten gaan zwerven; eerst naar Bokhoven, later naar Huybergen, waar een soortgelijk klooster stond, en vervolgens naar Turnhout. Ik ben toen nieuwsgierig geworden of er uit oude boeken nog iets over Winand van Basel en zijn kluizenaars van Monicksvinkel zou zijn te achterhalen. En ik moet zeggen dat ik er van stond te kijken wat ik kon vinden. 15.
Vooreerst zag ik zoals reeds is opgemerkt dat de Broeders van Porta Celi betaling verschuldigd waren voor grondbezit onder Oisterwijk; waarbij in datzelfde jaar 1340 uit nog een groot aantal andere goederen en erven, ook in Vinkei. Ook zag ik tot mijn verbazing in een register van het jaar 1537 (RA 's-Bosch archief R.G. nr. 261) dat een der landerijen waaruit cijns verschuldigd was "terra Basilii" ofwel "het land van Basilius" genoemd werd, met daarbij nog een stuk land van dezelfde herkomst. Maar bij vergelijking zag ik dat die "terra Basilii" vóór 1340 was van een zekere Thomas van den Zande. Verder bladerend in dat register van 1537 vond ik op blad XLI een notitie dat betaald moest worden uit een "hoeve tot Monicxvinkel onder Hees", welke notitie verderop nog eens herhaald werd. Daar stond bij dat de Broeders van Porta Celi vroeger die cijns hadden moeten betalen en dat die goederen afkomstig waren van een zekere Meester Daniel. Een Willem Balyart was later eigenaar geworden als opvolger van de erfgenamen van een zekere Herbert Smoeren, die op zijn beurt de opvolger was geweest van een familie Van Vlierden en die familie van Vlierden had die hoeve verkregen van de Broeders van Porta Celi. Maar uiteindelijk was Meester Daniel de oorspronkelijke eigenaar geweest. Natuurlijk ben ik me toen gaan afvragen wie die Meester Daniel was. Vooreerst bleek mij dat hij vóór 1340 had geleefd, want reeds in dat oude register van 1340 staat op blad 79vso dat Porta Celi moet betalen in Vinkei van goed gekomen van Meester Daniel, terwijl in datzelfde boek ook wordt genoemd "Mechtelt", de weduwe van Meester Daniel", eveneens met goed in Vinkei, waarvoor haar "laten" of pachters de cijns betalen. Juist toen ik verwachtte dat ik die Meester Daniel misschien wel vermeld zou vinden in het Oorkondenboek van Noord Brabant dat onlangs is verschenen en dat oorkonden bevat tot en met het jaar 1312, kwam Dr. Camps de bewerker van de Oorkondenboek een praatje maken. Gezamenlijk konden we toen tot de conclusie komen dat Meester Daniel die "Magister Daniel" moest zijn, die in het testament van Wouter Nennen van het jaar 1309 (in het Oorkondenboek op pag. 943) optreedt als getuige, en die daar "meester Daniel de Klerk van Den Bosch" wordt genoemd. Misschien is het daarom ook geen toeval dat die Wouter Nennen in dat testament aan de Broeders van Porta Celi zijn goed in Nunen schenkt. Stoutmoedig geworden ben ik verder gaan speuren naar Meester Daniel en ik vond hem ook genoemd in het Obituarium of Doodboek van de St. Janskerk in 's-Bosch. Volgens het register dat ik gemaakt heb op de namen in dat Obituarium, dat is afgedrukt in "Boschboombladeren" nr. 23 komt Magister Daniel daar voor op pag. 99 en Mechtelt Meester Daniels op pag. 255. Maar nog aardiger werd mijn speurtocht toen ik "Daniel de Klerk van Den Bosch" genoemd vond in de oorkonde waarbij Hertog Jan II van Brabant de gemene gronden van Vinkei uitgeeft aan de inwoners (leest u maar: "parochianen") van Nuland. Daar staat dat die gemene gronden in dat jaar, dat is in het jaar 1299 (in het Oorkondenboek nr.582 van 11 nov.1299) aan de zuidzijde grensden aan het huis van Daniel de Klerk van Den Bosch dat stond in Vinkei. Dank zij de vermelding in dat cijnsboek kunnen we dus daaruit de zekerheid putten dat die goederen daar in Monicksvinkel toentertijd van Meester Daniel waren en (nog) niet 16.
van de monniken van Porta Celi. Wie niet in wonderen gelooft, mag het toeval noemen, maar juist toen die kluizenaars van Munniksvinkel me door de gedachten speelden, kreeg ik van de heer J. Vos uit Heesch een papier met aantekeningen van Ferdinand Smulders, en de lezers van dit blad zullen wel weten dat hij iemand was die met veel talent en kennis van oude toestanden gegevens uit de archieven haalde. Die aantekeningen hadden betrekking op Monickvinkel. Er stond dat in het jaar 1451 de monniken van Porta Celi een proces hadden aangespannen omdat zij geruime tijd geen betaling hadden ontvangen uit een goed in Vinkei dat tegen jaarlijkse betaling was uitgegeven aan Jan van Vlierden en zijn kinderen. Ferdinand Smulders had dat gevonden in een z.g. "Vonnisboek" van de schepenbank van 's-Bosch, in het RA te 's-Bosch R. 1800 op blad 312. Daar staat dat Broeder Willem Herinc de keldermeester van Porta Celi werd "gericht" aan goed dat in het verleden had toebehoord aan het klooster en dat in het jaar 1356 op zondag na Driekoningen op bepaalde condities was ten cijns gegeven aan Jan van Vlierden en de zijnen. Om die reden werden toen twee hoeven in Monicksvinkel publiek verkocht waarbij Jan Balyart de eigenaar werd, onder voorbehoud van betalingen aan nog enige andere schuldeisers en natuurlijk van trouwe betaling in de toekomst. De verdere geschiedenis van die hoeven laat zich aflezen uit de cijnsregisters: al zijn de bijschriften zó menigvuldig dat ik niet kan begrijpen hoe de hertogenlijke rentmeesters nog wijs kon uit zijn eigen notities. Op een kaart van Claas Visscher van circa 1650 van de polders in de omtrek van Den Bosch, zijn de hoeven in Munniksvinkel nog aangegeven als "Fratershoeven". En uit de boekhouding van Porta Celi die bij de Fraters in Huybergen nog bewaard is, valt te zien dat nog tot 1646 betalingen moeten zijn ontvangen. Bij de beroemde vrede van Munster van 1648 werden de geestelijke goederen, d.w.z. die van kerken en kloosters, geconfiskeerd. Daarna werden de betalingen geïncasseerd door het "Kantoor der geestelijke goederen" ten bate van de staten der Verenigde Nederlanden; (voor zover die goederen in de Meierij van Den Bosch lagen.). Wat die Wijnand van Basel betreft: Het valt me op dat er in het jaar 1340 in dat oudste cijnsregister nog kinderen van een zekere Art zoon van Basilius worden genoemd, die ook wordt aangeduid als "Art Baselijs". Ook is er voordien een Thomas Baselijs, (die wel eens identiek zou kunnen zijn met Thomas van den Zande) en in het jaar 1242 wordt in een oorkonde (in het Oorkondenboek op pag. 276) gezegd dat een Frank zoon van Basilius vóór dat jaar schepen van Den Bosch was. Zou Winand "van Basel" soms een lid van diezelfde familie van Basilius (of Baselijs) geweest zijn, van wie ook dat "land van Basilius" was, waarop dat klooster van "BaseF'-donk kwam te staan? Tenslotte: zou het ook voor dat bezit van Porta Celi in Oisterwijk, dat blijkens het cijnsregister in 1340 nog hun eigendom was, mogelijk zijn te achterhalen waar die goederen lagen? Vermoedelijk zijn het onder meer die goederen geweest waarop later de verplichting rustte tot betaling van cijnsen, renten en pachten aan het klooster. De eigendomsoverdracht zou kunnen blijken uit transport voor de schepenbank, hetzij in 17.
Oisterwijk, hetzij elders. Maar de wijziging in de cijnsplicht moet staan aangegeven in de cijnsregisters. Ergens tussen 1340 en een later jaar moet dat door de rentmeester zijn opgetekend. Vandaar de historische waarde van die registers. Jammer genoeg liggen de cijnsregisters van Oisterwijk en omgeving van 1380 en volgende jaren in het ARA te Brussel, zoals trouwens ook van vele andere plaatsen in de Meierij. Hopelijk zal het R.A. te 's-Bosch er voor willen zorgen dat spoedig copieën of films daarvan naar Den Bosch komen, ten behoeve van de plaatselijke geschiedvorsers. Dan behoeven die niet telkens een reisje naar Brussel te maken.
Gebruikte archieven
Gebruikte literatuur
RA 's-Bosch: Schaduwarchief nr. 6 - Archief R.G. nr. 261 Huybergen: Willemietenarchief H. Camps: Oorkondenboek van Noord Brabant, Den Haag 1979
G. van den Eisen en W. Hoevenaars: Analacta Gijsberti Coeverincx, uitgave Prov. Gen. in Noord Brabant, 1905/07 L. Schutjes: Geschiedenis van het Bisdom 's-Hertogenbosch, St. Michielsgestel 1870 M. Spierings: Het Obituarium of Dodenboek van de St. Janskerk in Den Bosch, "Boschboombladeren" nr. 23 (Jan.1979).
RAMEN (RAOMEN) EN EEN RAMSCHEUT door P. Wuisman
Op mijn vraag (Jrg.XXXI, pag.109) over het gebruik van de term Ramen in de betekenis van haasten, is maar matig gereageerd. Dit zal zijn oorzaak wel hebben in het feit, dat dit woord in onze streken, behalve in Helvoirt nergens wordt gebruikt.
Lezers maakten me er wel op attent, dat ze het gehoord hadden in Vlijmen en Nieuwkuyk, en verder weg in het Land van Heusden en Altena. Ook in Gorinchem is het bekend. In Geldermalsen - zo meldde een reactie - kent men voor de uitdrukking: "hij haalde het nauwelijks" de term "hij riemde het net".
Dat ramen in deze betekenis verband zou houden met de in Tilburg en omgeving gebruikte term "hij nam een ramscheut" (hij schoot er als een pijl tussenuit) is nergens vastgesteld of ook maar enigszins aangetoond. Dank voor alle reacties. 18.
ENIGE OPMERKINGEN OVER HET ONTSTAAN VAN DE OISTERWIJKSE VENNEN door drs. H.J.M. Thiadens In de omgeving van Oisterwijk vindt men veel vennen hetgeen verband houdt met de vele depressies in het oppervlaktereliëf. Deze depressies ontstonden in de laatste ijstijd. In het artikel van J.P. Broertjes: "Het ontstaan van de Brabantse vennen" (Brabantse Oudheden, 1977) wordt het ontstaan van de depressies (laagten) in de laatste ijstijd op vier manieren mogelijk geacht, a. door uitwaaiing bij een westzuidwestelijke wind b. door dicht waaiing van sneeuwsmeltwaterdalen c. door ondergrondse ijslenzen, die tot buiten konden uitgroeien waarna door smelting van het bodemijs een tamelijk ronde depressie overbleef d. door de sterk wisselende dikte waarin het dekzand werd afgezet. In het navolgende zal ik trachten duidelijk te maken, dat de opvattingen van J.P. Broertjes onvoldoende zijn om het ontstaan van de vennen te verklaren waarbij ik mij beperk tot de Oisterwijkse vennen.
Over de vorm van de vennen omtrent Oisterwijk valt op te merken dat deze in veel gevallen dermate langgerekt is, dat de vennen ons doen denken aan restanten van rivieren. Anders echter dan van echte rivieren kan de breedte van de langgerekte vennen echter sterk variëren. De vennen lijken in dat geval uit een samenstel van enkele dichtbijeen en ongeveer evenwijdig aan elkaar lopende, min of meer samenvloeiende rivieren te bestaan. Deze op rivieren lijkende wateren zijn deels van elkaar gescheiden door landtongen en smalle eilandjes, die zich in dezelfde richting uitstrekken als de ter weerszijden ervan gelegen delen van de vennen. Duidelijke voorbeelden van langgerekte vennen zijn het van Essenven, Witven, Achterste Goorven, Groot Aderven en Klein Aderven. Daarnaast vinden we veel bredere vennen van uiteenlopende vorm: het Galgeven, Groot Kolkven en het Belversven. De aanwezigheid van de genoemde langgerekte vennen houdt verband met het feit, dat de streek waar zij voorkomen zich plaatselijke kenmerkt door een afwisseling van ruggen en langgerekte laagten, die zich veelal in een WZW-ONO richting uitstrekken. De grootte van de langgerekte laagten en ruggen loopt sterk uiteen. Daarbij komen in de bredere ruggen kleine geulen of troggen voor. Deze snijden dan deze hoogten in de overlangse richting. Zij volgen dus niet de natuurlijke afwateringsrichting. Met betrekking tot de ligging van de troggen en geulen t.o.v. elkaar ziet men in het landschap en uiteraard niet op een topografische kaart met schaal l :25.000, dat de plaats waar de ene langgerekte laagte begint vaak even opzij ligt van het uiteinde van de andere. Van de in het vennengebied voorkomende ruggen kenmerken bepaalde zich door een enigszins slingerend verloop. Hiervan vertonen enkele afzonderlijke koppen. Sommige hoogten zijn sterk asymmetrisch en dus aan een zijde begrensd door een steile flank die veelal grillig verloopt. Evenals die van de ruggen kan ook de vorm van de laagten sterk uiteenlopen. 19.
Vereenvoudigde weergave van het reliëf in het gebied van de Oisterwijkse vennen. 1. Markante hoogte 2. Steile helling 3. Minder steile helling
5. Grotere depressie 6. Een of meer geulen 7. Ven
9. Achterste Stroom 10. Rosep 11. Weg
4. Een of meer kleine ronde
8. Voorste Stroom
12. Grens bebouwde kom
tot ovale depressies
Oisterwijk.
a. Grillig reliëf, niet of slechts zeer ten dele veroorzaakt door recente verstuivingen,
d. Jonge duinen,
r. Voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie.
x. Vergraven terrein.
\ . Afgegraven terrein.
De hoogtelijn van 10 meter boven N.A.P. is aangegeven met stippels. 20.
Behalve geulen en troggen komen nl. ronde tot ovale depressies voor. Sommige ervan liggen in het verlengde van een geul of trog. Bovendien ziet men ze wel in reeksen langs een ven liggen. We (dr. H. Visscher en ondergetekende) vinden ze dan op plaatsen waar tussen de vennen en de daaromheen voorkomende ruggen een soort terras wordt aangetroffen. Dat de langgerekte laagten restanten zouden zijn van rivierbedden lijkt ons weinig waarschijnlijk, omdat de vorm en ligging van de depressies in meer dan één opzicht anders is dan die van rivierbeddingen. Vele van de langgerekte laagten zijn nl. merkwaardig grillig van vorm. terwijl men de kleinere geulen en troggen vaak bovenin ruggen aantreft. Zijn de langgerekte vennen ontstaan door uitwaaiing alleen? De oppervlaktevormen wijken daarvoor weer te sterk af van die welke karakteristiek zijn voor typische duingebieden als bijvoorbeeld langs de kust worden aangetroffen. Zo zijn de langgerekte laagten van de Oisterwijkse vennen lang niet altijd omgeven door ruggen, maar veelal gelegen in vrijwel vlak terrein. Wel vinden we langs sommige depressies plaatselijk ruggen, welke door hun ligging oppervlakkig beschouwd doen denken aan paraboolduinen, zoals die wel om uitwaaiingslaagten voorkomen. In tegenstelling tot dergelijke paraboolduinen zijn ze echter zeer verrassend aan de binnenzijde het steilst. (Een door de wind gevormde paraboolduin hoort aan de buitenzijde, de lijzijde het steilst te zijn). Bovendien worden sommige ruggen overlangs gesneden door geulsystemen, die hun ontstaan te danken hebben aan stromend water. De boven geschetste reliëfkenmerken komen sterk overeen met die welke kenmerkend worden geacht voor vroeger vergletsjerde gebieden waar landijs en daarvan afkomstig smeltwater de belangrijkste rol speelden bij het ontstaan van de huidige oppervlaktevormen. In de samenvatting van het bovengenoemde artikel van J.P. Broertjes lezen we: "Het ontstaan van de vennen moet zeker niet gezien worden als een gevolg van een landijsbedekking". Welnu in de laatste ijstijd lag de Scandinavische ijskap bij Hamburg. Dr. H. Visscher en ondergetekende zien niet in waarom niet uit de gevallen sneeuw via het overjarig worden daarvan een ijskap zich kon vormen. Waar haalt J.P. Broertjes de zekerheid vandaan, dat de sneeuw die viel alleen maar in de herfst, winter en voorjaar bleef liggen en in de zomer smolt? Er zijn nu eenmaal in de laatste ijstijd zeer lange vegetatieloze perioden geweest. De stuwwallen in midden Nederland werden in de voorlaatste ijstijd door het Scandinavische landijs gevormd. Als de sneeuw, die tijdens de laatste ijstijd viel in ons land, zich één of meermalen zo sterk ophoopte, dat daaruit een ijskap ontstond, moet dit ook mogelijk zijn geweest in de voorlaatste ijstijd. Dit zou dan een verklaring kunnen zijn van het feit, dat de hogere delen van de stuwwallen totaal andere contouren bezitten dan de lagere. Ik wil dan ook de mogelijkheid niet uitsluiten, dat het microreliëf van het Oisterwijkse vennengebied mede ontstaan is onder invloed van een autochtone vergletsering in de laat21.
ste ijstijd. Dus ter plaatse hoopte zich sneeuw op, die overjarig werd en uiteindelijk een dunne ijskap gaf. Door de smelting van deze kap, die natuurlijk ook reeds hier en daar kloven en spleten vertoonde op bijvoorbeeld gekromde oppervlakten kwam er een proces op gang, die bijdroeg tot de vorming van het huidige microreliëf.
De langgerekte depressies (laagten) kan men dan beschouwen als de zones waar het smeltwater van de ijskap te sterk stroomde om materiaal af te zetten, waardoor de ondergrond iets werd geërodeerd (uitgeschuurd), terwijl de grote brede laagten met sommige van de troggen en ronde tot ovale depressies dan kunnen worden beschouwd als plaatsen waar zo lang ijsmassa's aanwezig bleven dat het smeltwater er vrijwel geen materiaal kon afzetten. In het eerste geval spreekt men van smeltwaterbeddingen, in het tweede van doodijslaagten. Een deel van de kleine ronde tot ovale kommen kunnen zijn uitgekolkt door het smeltwater afkomstig van de ijsmassa.
Afbeeldingen van het geschetste microreliëf kan men vinden op de kaartjes voorkomend in mijn artikel: Aandacht voor het microreliëf in: "Actum Tilliburgis nr.3, 1980 p.78 e.v. Het microreliëf is er weergegeven in de volgende gebieden: a. ten zuiden van Riel, b. tussen Goirle en Hilvarenbeek, c. tussen Tilburg en Moergestel en d. het gebied van de Oisterwijkse vennen. Met toestemming en vriendelijke medewerking van de redaktie van Actum Tilliburgis treft u hierbij het kaartje van het reliëf in het gebied van de Oisterwijkse Vennen (redaktie).
ONDER Een toch wel merkwaardig gebruik van het woordje onder noteerde ik te Oisterwijk. De jongens daar zijn onder het voetballen en de kinderen zijn onder de "Okki" en bedoelen dat ze bij een voetbalclub zijn aangesloten of geabonneerd op het tijdschrift "Okki". Voor een grotere krant of dagblad wordt het echter niet gebruikt. Ook in Tilburg en Moergestel werd dit woordgebruik genoteerd en wellicht nog op vele
plaatsen elders, doch b.v. in West-Brabant is het onbekend. Wie van de lezers elders kent dit gebruik ook en tot welke streek is het uitgebreid? Zoals steeds gaarne meldingen bij: P. Wuisman Durendaaldreef 14, Oisterwijk. 22.
DE MOLENSTEEN VAN MOERGESTEL UIT HET JAAR 1709 door R. Severijns
In de Kleine Meierij XXXI (1980, afl.3) pag.95 stelt de heer H. Beex in zijn interessant artikel "OF KOREN IN DE WINTER BEVRIEZEN KAN" behalve de vraag welke in de titel ligt besloten ook nog een andere vraag aan de orde. Het gaat daarbij om de vraag of de in 1976 gevonden molensteen met de inscriptie "In dit jaar 1709 is koren bevroren in den wortel" afkomstig is uit Moergestel óf wellicht uit een andere plaats waarbij dan met name wordt gedacht aan het Belgische plaatsje Wortel. H. Beex geeft door zijn aangehaalde citaten uit het boek "De Winters in West-Europa" al aan, dat de ongemeen strenge vorst in 1709 ook ons land heeft bezocht. Dat betekent derhalve, dat, nu deze vorst in geheel Europa aanwezig was, het koren evengoed in Moergestel als elders bevroren had kunnen zijn, ongeacht de vraag of vanuit wetenschappelijk oogpunt het koren nu wel of niet kan bevriezen. Behalve een oud-hollands citaat noemt Beex verder enkele buitenlandse bronnen. In geen van die bronnen wordt echter gesproken over het bevriezen van het (winter)-koren als rechtstreekse dader van het teniet gaan van dat gewas. Wel wordt gesproken over het teniet gaan van granen en het door de kou verloren gaan van de meeste vruchten; zelfs over door de vorst gespleten note- en eikebomen tot aan de wortels toe. Het betreffen hier evenwel allemaal niet-Brabantsche bronnen, terwijl die bronnen geen van allen - althans voorzover die bronnen zijn geciteerd - spreken over het al dan niet bevroren zijn van het koren in 1709. In zijn opstellen in het Bisdomblad over de geschiedenis van het kempische plaatsje Oerle noemt de ook in de Heemkunde niet onbekende meester Rijken een aantal rampen, die het oude plaatsje in het verleden hebben geteisterd. Die opstellen zijn overigens in de zeventiger jaren tot een heel aardig boek gebundeld en als "Geschiedenis van Oerle" uitgegeven door J. Bijnen. In dat boek worden ter illustratie een tweetal bronnen aangehaald om de natuurramp van 1709 te verduidelijken. Op de eerste plaats geeft meester Rijken in eigen bewoordingen een samenvatting van een gedeelte uit het boek van Mr. Johan Hendrik van Heurn, Historie der Stad en Meyerye van 's Hertogenbosch (derde deel, beginnende met het jaar 1648 tot het jaar 1729). Het werk werd uitgegeven in 1777. In die samenvatting spreekt meester Rijken over: "Vele menschen vroren dood, zelfs kinderen in de wieg; de meeste note-, perzik- en andere vruchtbomen stierven door de felle koude en de dikste eikebomen barstten open; al het koren bevroor en de landlieden waren ontbloot van het vooruitzicht op een goede oogst.....". Bij nauwkeurige nalezing van het origineel - door uitgeverij Heinen te 's-Hertogenbosch in 1974 fotografisch herdrukt - blijkt, dat meester Rijken hier een heel vrije vertaling heeft gemaakt van de oude tekst. In die tekst wordt bijvoorbeeld gesproken over: ".... en andere vrugtboomen stierven door de felle koude, en de dikste 23.
"Eike boomen, waren door de Vorst opengeborsten. De Landlieden waren "van allen hoop ontbloot, vermits al het Winterkoorn bevrooren was, "Men was dus genoodzaakt het Land weder op nieuw omteploegen, en de "Akkers in het Voorjaar met Boekweit, en andere Zomervrugten te be"zaaijen.
Hieruit blijkt in ieder geval, dat Mr. van Heurn van oordeel was, dat het koren in 1709 was bevroren. Hij noemt zelfs uitdrukkelijk het winterkoren. Als deze Mr. van Heurn - Oud Schepen en Raad der Stad 's Hertogenbosch, en Griffier der Leen en Tolkamer aldaar, zoals trots op de omslag van zijn boek staat aangegeven van mening was, dat door de vorst het koren teniet was gegaan, zou een waarschijnlijk veel eenvoudiger man als een molenaar uit Moergestel dat wel in twijfel hebben getrokken in een tijdje van werkeloosheid? Deze stelling wordt bovendien nog eens ondersteund door een tweede bron, die in het boek van meester Rijken over Oerle wordt vermeld, waar staat: In de Annalen van Oerle lezen wij over deze winter (l 709). "In 't/aer isser soo een groote vorst geweest, dat al de rog "op het Velt staende, overal is bevrozen geworden ende dat bij "menschen geheugen soo een groote koude niet is beleeft ende "in dat jaer koste het vat rogge een patacon off 2:10:0, maer "de somer schaer was integendeel meer als gemeen gewasschen "dog hebben nog veel menschen saet onder den Boeckwijt gemengt en sommige wel geheel sp .... saet genomen, daer sij "broot van Backte, dog de duerte en duerde niet lang, Godt "bewaert ons voor dusdanige besoeck in het toekomende". Uit beide aangehaalde citaten zijn een aantal conclusies te trekken. Op de eerste plaats heeft de strenge vorst in 1709 zeker ook deze streken bezocht met voor de bevolking de meest rampzalige gevolgen. Voorts nam men in deze streken zonder meer aan, dat het koren was bevroren door de uitzonderlijke strenge vorst. Of dat koren werkelijk bevroren is geweest in 1709 is evenwel een secundaire vraag. Vanuit heemkundig oogpunt kan men immers stellen, dat de toenmalige bewoners van onze streken er van overtuigd waren, dat het koren was bevroren. De vraag of het koren werkelijk kan bevriezen is een natuurkundige vraag. Als een intellectueel als Mr. van Heurn én de notabelen van het aloude plaatsje Oerle in het Kempenland van mening waren, dat het koren was bevroren, dan mag men van een eenvoudige molenaar uit Moergestel in 1709 niet verwachten, dat hij daarbij vraagtekens zal gaan zetten. Voor de stelling, dat de molensteen wellicht uit Wortel zou komen zijn zeker geen argumenten aangedragen. Voor Moergestel des te meer. Volledigheidshalve volgt hier de volledige tekst van Mr. van Heurn over die vreselijke winter van 1709. Wellicht, dat bestudering van de daarbij genoemde voetnoten én de plaatse-
24.
lijke archieven van de gemeenten van de Kleine Meijerij nog meer interessante gegevens over die periode naar boven kunnen brengen. Mr. van Heurn nu:
i-09De ftrenge Winter in het voorjaar des volgenStrenga denjaars was ongemeen. De vermaarde BoerhaWinter. i^n heeft aangemerkt, dat een Thermometer met geeft van Brandewyn gemaakt, toen ter tyd op vyf Graaden boven o, naar de Schaal vanFarenheit, gerekend, gedaald was (V). Het is denklyk, dat indien die geleerde Heer, zyne waarncemingen , op een Thermometer met Kwikzilver gevuld, gedaan had, hy bevonden zoude hebben , dat die, eenige Graaden laager gezakt was. Tuflchen den vyfden, en vyf en twintigften Januari was het ongemeen koud, en de Vorft zo llerk , dat het in de vier en twintig uuren een hand dik Ys maakte (w). Iemand die toen hier XVI
en te gelaften , dat een ieder Ingezeeten , diexvl Koorn op Zolder had, dit getrouwlyk zoude opgeeven. Zy benoemde eenigen van haare Leden, om fchikkingen te maaken, dat 'er eene genoegzaamen voorraad, binnen de Stad bleef (//). Deezen vonden, binnen de Stad, vier honderd drie en twintig Lallen, Rogge: vieren zeftig, Tarwe, en honderd twee en dertig Lalten Boekweid. De Gemagtigden gaven de Regeering te kennen , dat het verbieden van den Uitvoer , hun 20 fchadelyk voorkwam , dat de geheelen Graanhandel in de Stad, daar door zoude kunnen te niet loopen; derhalven gaven zy de Regeering in bedenking, om de Kooplieden, die Rog op Zolder hadden , den toenmaaligen prys, na aftrek der onkoften , 'die zy by vervoering naar Holland genoodzaakt waren te doen, te belooven , om die, op zulkcn tyd, als de Regering goed vond , te voldoen; dit kon men mede de Bakkers tegen denzelven prys overlanten. Zo dit cgter niet goedgekeurd werd, behoorde men den Kooplieden toe te (laan, dien naar goeddunken te verkoopen. Hier op befloot de Regeering haare Gemagiigden met eenige Graanhandelaars te doen fpreeken, om de Rog, die uit de Stad, en buiten de Meyerye vervoerd zoude worden, aan de Stad te verkoopen (e); Doch alles bleef op den ouden voet, vermits een der Ingezetenen aanbood, voor vyftien maanden, voorraad van Rog, zo voor de Ingezetenen, als de Bezetting op te leggen, om daar uit, tegen twaalf en een halve ftuiver,voor een brood van twaalf ponden, XVT.Boeknet Koorn te leveren. Dit alles werd by de Re1700. geerin.S overgenomen (/). Het verilag hier van vind ik niet geboekt, doch wel, dat de Regeering by het verbod van Uitvoer, volharde (g). Egter werd 'er Brood, en Graanen naar de Meyerye uitgevoerd; Men nam derhalven in overweging eenig Graan voor Stads rekening in te koopen (/?).
26.
Boek
Die van De Opgezetenen des Kwartiers van Kempeland, Kempe gaven den Algemeenen Staaren te kennen , dat offchoon de Regeering alhier, den Uitvoer van Koorn verboden had , zy nogtans verzogten, eenig Graan te mogen bekomen, met verzekering, dat van daer, niets naar den Vyand gebragt zoude werden. De Staaten ichreven hier op aan de R.egeering , dat als die van Kempeland aan 's Lands bevelen voldeeden, zy het Koorn zoude laaten volgen (/'). De Regcering antvvoorde, dat de fchaarsheid van Graanen, in de Stad,nog duurde , en dat geen Koorn hervvaards gebragt werd : Zy had nooit zwaarigheid gemaakt, de Graanen, die uit Holland naar elders, doorhaare Stad vervoerd werden, te laaten uitgaan, des konden die van Kempeland het Koorn in Holland koopen, en door de Stad vervoeren (£). Doch in de Zomer, die thans veel beloofde, deed de Regeering , eenigen tyd hier na befluiten, het
verbod van den Uitvoer der Graanen, met uitzondering van de Rog, in te trekken (/), en om xvi.Boek de fchaarsheid voor te komen befloot Zy, meer- t' der Rog, in Holland, te doen opkoopen (m). '
Voetnoten bij het boek van Mr. van Heurn:
(i>) Elemens de Chimye par BOERHAVEN traduit par ALLEMAND page 176. Cw) DUIN Hiftorifche aanmerkingen over drie ftrenge Winriïrs blarh. 2(5.
(.v) AANTEKENINGEN van deezen tyd M(T. onder my bcruftenHe.
(f) AANTEKENING ten Komtoire des Kapittels van O!rfcbot. (
(f) RESOLUTIE der Senaten Generaal van den S- •dugujlus 1709. (Je) NOTULEN vanden 20. Auguftus 1709. 27.
(/) NoTmEV van den 31. /iugtiftus 1709. NOÏULKN -van den 22. Oflober 1709.
Als oud-inwoner van Moergestel hoop ik een kleine bijdrage te hebben gegeven aan de oplossing van wellicht een klein plaatselijk historisch probleem, dat echter misschien sommigen als een molensteen (uit 1709) om de hals hangt.
IK HEB VAN JOU EEN ZOEN TEGOED door C. van Venrooij-Michels
Met onze Mien, die bij ons werkte in het vroegere hotel "De Spie" te Oisterwijk werd tijdens de afwas nogal eens het volgende liedje gezongen op de wijs van "Boemele Petrus":
Ik heb van jou een zoen tegoed. Kom vanavond op de Vloed. Kom je zeker lieve schat? Achter Dames hofke Op het houten brugske Bij Van Rijsewijke op de Vloed Achter Dames hofke Op het houten brugske Bij Van Rijsewijke op de Vloed. Achter de kruidenierswinkel van de dames Dames, nu fruithandel Roosen, en tot voor kort fruithandel Wim van Erven in de Oisterwijkse Kerkstraat had vroeger Van Rijsewijk een looierij. Aan de straat dreef hij een sigarenwinkel. Achter de hof van deze Van Rijsewijk was toen een houten brugske over de stroom met één armleuning dat naar de Wouwers voerde. Die wouwers - heel vroeger visvijvers van de grote huizinge die opgeruimd is en een ontsierend gat in de Kerkstraat liet ontstaan - zijn later gedempt door het Oisterwijkse huisvuil. Misschien is het wel niet zo'n bekend liedje, maar wij zongen het veelvuldig zo rond de jaren dertig. 28.
NIEUWE UITGAVE W.A. Fasel "Inventaris van de archieven van de gemeente Helvoirt". Als derde in de reeks inventarissenuitgaven van het streekarchivariaat In het Kwartier van Oisterwijk, heeft nu de inventaris van de oude archieven van Helvoirt van 1340 - 1934 het licht gezien. Wat me direkt opviel was de omvang van de inventaris. Toch een verrassing. Kennelijk heeft men in Helvoirt van oudsher goed op het archief gepast. Het dorp heeft een omvangrijk oud-archief, de bron bij uitstek voor de beoefening van de plaatselijke geschiedenis. De inventaris maakt het archief goed toegankelijk voor de gebruiker. Behalve het oude bestuurlijke archief zijn in de inventaris een aantal gedeponeerde archieven opgenomen, zoals het archief van de kerk vanaf 1636, de Tafel van de H. Geest vanaf 1607 etc. Aan de inventaris vooraf gaat een prettig leesbare historische inleiding, waarvan vooral het gedeelte handelend over het grondgebied en de Helvoirtse "gemeint" (blz. 4-9) verhelderend werkt. Een 203 nummers tellende regestenlijst (een regest is een verkorte weergave van de inhoud van een akte of stuk) completeert het geheel. Als ik me enige kritiek zou mogen veroorloven, dan wil ik graag opmerken, dat de aard en omvang van de inventaris een index op zaken en persoons- en plaatsnamen verdient. Uit de inventaris blijkt hoeveel onderwerpen van de Helvoirtse historie nog onderzocht behoren te worden. Zo is in een wat breder kader de Helvoirtse betrokkenheid bij de door Pauwels van Haestrecht gegraven turfvaart van Loon op Zand naar 's-Hertogenbosch en de geschillen daarover ontstaan, curieus te noemen en beslist de moeite waard voor een diepgaande bestudering (inventaris nummer 115, regesten 5, 6,10). Het is uiteraard ondoenlijk alle mogelijkheden die de inventaris biedt op te sommen. Naar ik verwacht zal deze inventaris voor het publiek een goede leidraad zijn en daarmee bijdragen tot de beoefening van de zo rijke Helvoirtse geschiedenis. Helvoirt mag trots zijn op het bezit van een dergelijk archief.
Voor belangstellenden is deze inventaris verkrijgbaar bij het Streekarchivariaat, Gemeentehuis Oisterwijk.
Ton van der Aalst
29.
MEDEWERKERS: drs. M.H.M. Spierings, Van der Nootstraat 11, 's-Hertogenbosch, drs. H.J.M. Thiadens, Dommeloord 3, Boxtel, R.A.L. Severijns, 't Seuverick 17, Oisterwijk, C. van Venrooij-Michels, Beukendreef 5, Oisterwijk, T.T.A.R.M. van der Aalst, Streekarchivariaat Land van Heusden en Altena, p.a. Gemeentehuis Heusden. 30.
HET VERSCHIJNEN VAN DIT VLUGSCHRIFT WERD MEDE MOGELIJK DOOR DE FINANCIËLE BIJDRAGE VAN: -
Staalconstructie Jos van den Bersselaar B.V. Industrieweg l, Postbus 17, 5070 AA Udenhout
-
Administratiekantoor Theo Brekelmans Löblaan 37, 5056 NN Berkel-Enschot, Tel. (013) 332834
-
B.V. Boomkwekerij Udenhout Schoorstraat 21, Postbus 31, 5070 AA Udenhout
-
Loodgietersbedrijf Herman Beks b .v. De Lind 35, 5061 HS Oisterwijk, Tel. 04242-2016
-
G. Boink-Meijer B .V. Noordstraat 34, 5038 EJ Tilburg
-
Schilder- en Isolatiebedrijf F.J. de Bresser B.V. Langeweg 10, 5076 AK Haaren, Tel. 04117-1307-1521
-
Camping "De Boskant" Oirschotsebaan 8a, 5062 TE Oisterwijk
-
CAV van het rayon "Midden Brabant" g.a. Langeweg 2, Postbus 9, 5076 ZG Haaren
-
Drukkerij ELKA b.v. Heubergerstraat 199, 5011 GC Tilburg, Tel. 013-561941
-
Bouwbedrijf P.JJM. Jansen B.V. Nijverheidsweg 13, 5061 KK Oisterwijk, Tel. 04242-9024
-
Kunsthandel " 't Oudste Huis" Kerkstraat 90, 5061 EL Oisterwijk
-
F. van Lanschot Bankiers N.V. Postbus 1021, 5200 HC 's-Hertogenbosch
-
B.V. Houthandel " 't Kleintje" Houtsestraat 117, 5011 XH Tüburg
-
Hotel Café Restaurant "Klein Speyk" Bosweg 154, 5052 SH Oisterwijk
-
Boornkwekerij M. van den Oever en Zonen Haaren, Tel. 04117-1964
-
Boomkwekerijen-Toon-Tuin, Ton van den Oever b .v. Rijksweg 13, 5076 BP Haaren, Tel. 04117-1771
-
De RABOBANK
-
Café-Restaurant " 't Oude Nest" Joh. Lenartzstraat 2, 5061 HR Oisterwijk
-
Loodgietersbedrijf P. Pijnenburg Lindelaan 48, 5268 CD Helvoirt
-
ROMANESCO Film en Foto Boxtelsebaan 21-23, 5061 VA Oisterwijk, Tel. 04242-2558
-
P. van Riel Graan-, Meel- en Kunstmesthandel, Houthandel Bosscheweg 26, 5056 KC Berkel-Enschot, Tel. 013-331223
-
Van Strien Wegenbouw b.v. Spoorakkerweg 6, 5071 NC Udenhout
-
Warner Body Styling Bob van Meurs, De Heikant 4, 5268 PK Helvoirt, Tel. 04118-1874
-
Aannemersbedrijf J.M. Wolfs B.V. Kerkhovensestraat la, 5061 PJ Oisterwijk
-
Foto Vlaminckx Lind 25, 5061 HS Oisterwijk
-
Restaurant "De Zwarte Leeuw" Oude Rijksweg 18-20, 5268 BT Helvoirt, Tel. 04118-1266
DE 1981, afl. 1. Cornelis Andries Schijvens, burgemeester van Haaren -1920) Het klooster Porta Celi en de historische waarde van oude cijnsregisters Ramen (nomen) en een Ramscheut, antwoord op een dialekt¥raag opmerkingen over het ontstaan van de ölsterwijkse vennen onder, een nieuwe dialektvraag De molensteen, van. Moergestel uit het jaar 1709 Ik heb Yan jou een zoen tegoed, een liedje Nieuwe uitgt?e: Inventaris van. de archieven van de gemeente Helvoirt
KLEINE MEIJERIJ
DE KLEINE MEIJERIJ
1981, jaargang XXXII
Vlugschrift van de heemkundekring:
Berkel-Enschot, Esch, Haaren, Helvoirt, Moergestel, Oisterwijk, Udenhout. BESTUUR J. Akerboom, Berkenlaan 2, Haaren, voorzitter; P. Drijvers, Burgemeester Canterslaan 29, Oisterwijk, vice-voorzitter; P. van Dommelen, Sparrenlaan 8, Udenhout, secretaris; mr H. Bekius, Loonsebaan l, Helvoirt, penningmeester; mevr. J. Suylen-van Lanschot, "Den Tulder", Oude Rijksweg 36, Helvoirt; Th. Brekelmans, Löblaan 37, Berkel-Enschot; P. Jansen, Dorpsstraat 4, Esch;
J. van Laarhoven, Broekzijde 6, Moergestel; A. van den Oever, Gemullehoekenweg 40, Oisterwijk; L. Vissers, Kerkstraat 47, Haaren. REDAKTIE P. Wuisman, streekarchivaris, Durendaaldreef 14, Oisterwijk; W. de Bakker, Schepersdijk 15, Oisterwijk. WERKGROEPEN
Archeologie (en vondstmeldingen) J. van Laarhoven, Broekzijde 6, Moergestel
Streekdialekt
mevr. T. Vugs-van Opstal, Pieter Breughelstraat 29, Oisterwijk
Monumenten en Streekmuseum
mr H. Bekius, Loonsebaan l, Helvoirt
Veldnamen
Th. Brekelmans, Löblaan 37, Berkel-Enschot
ADMINISTRATIE
Het lidmaatschap van De Kleine Meijerij bedraagt f. 30,- (leden die Brabants Heem reeds ontvangen f. 22,50). Betaling gaarne eerst na ontvangst van een nota. Opzegging voor l december van het lopende jaar.
Administratieadres: Sparrenlaan 8, 5071 CK Udenhout postgiro nr. 4315463 t.n.v. Heemkundekring De Kleine Meijerij 5268 KT Helvoirt, of Rabobank Oisterwijk nr. 13.89.80.209 t.n.v. De Kleine Meijerij. Nabestellingen van losse nummers kan bij de administratie geschieden. OMSLAG Feestelijke intocht van burgemeester C.A. Schijvens te Haaren bij zijn 25-jarig ambtsjubileum op 14 mei 1906 (foto P. Weynen, 's-Hertogenbosch).
UITTREKSEL UIT DE STATUTEN DER VERENIGING HEEMKUNDEKRING "DE KLEINE MEIJERIJ", verleden 4 mei 1979 voor notaris L. van der Werf, Oisterwijk Naam, zetel en werkgebied. Artikel 1.
1. 2.
De vereniging draagt de naam: Heemkundekring "De Kleine Meijerij" en is gevestigd te Oisterwijk. Het werkgebied van de vereniging omvat de burgerlijke gemeenten Berkel-Enschot, Esch, Haaren, Helvoirt, Moergestel, Oisterwijk en Udenhout.
Doel. Artikel 2.
l.
De vereniging heeft ten doel: het bevorderen in brede kring van de belangstelling voor en de kennis van eigen streek, volk en gebruiken daarvan en heemkundig waardevolle overblijfselen uit vroeger tijden.
AANMELDING LIDMAATSCHAP DE KLEINE MEIJERIJ Ondergetekende: ________________________ Volledig adres: * * *
________________________
wenst lid te worden van de heemkundekring De Kleine Meijerij (f. 30,-- per jaar) wenst een abonnement op het vlugschrift De Kleine Meijerij f. 22,50 per jaar) wenst____ex. van nummer___ van 1981 te ontvangen.
Het verschuldigde bedrag zal na ontvangst van de nota voldaan worden.
Doorhalen wat niet verlangd wordt !
(handtekening)
2. Al hetgeen het vorenstaand doel kan bevorderen in de ruimste zin van het woord behoort eveneens tot het doel van de vereniging. 3.
Zij tracht dit doel te bereiken door het onderzoeken, bestuderen en veiligstellen van heemkundig belangrijke terreinen, onroerende en roerende goederen, zaken, voorwerpen en oudheidkundige gegevens in en van het werkgebied en zijn omgeving, door het organiseren van excursies, cursussen, lezingen, publicaties en tentoonstellingen, hetzij zelfstandig, hetzij in samenwerking met andere groeperingen of instanties, alsmede het deelnemen aan activiteiten van andere verenigingen, welke met het vorenstaand doel verband houden of daartoe van belang zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
4.
De vereniging zal zich onafhankelijk opstellen ten aanzien van godsdienst en politiek.
ADMINISTRATIE DE KLEINE MEIJERIJ
SPARRENLAAN 8 5071 CK UDENHOUT
KWARTIERSTAAT VAN MGR. N.M. VERHOEVEN door P.J.M. Wuisman Op 31 maart 1981 overleed te Tilburg Mgr. Nicolaas Martinus Verhoeven. Als posthuum eerbetoon publiceert "de Kleine Meijerij" gaarne de kwartierstaat van deze bekende Oisterwijker. Geboren te Oisterwijk (Kerkhoven) verloor Nicolaas Verhoeven, zoals moge blijken uit de kwartierstaat al op zeer jeugdige leeftijd zijn beide ouders. Hij ging "op studie" bij de missionarissen van het H.Hart te Tilburg, in welke congregatie hij op 28 september 1917 werd geprofest. Op 15 augustus 1922 werd hij priester gewijd en daarna was hij werkzaam in de missie te Nieuw Guinea. Van 1935 tot 1942 was hij provinciaal overste voor Nederland van de congregatie, daarna missie-procurator. In 1947 werd hij door Paus Pius XII benoemd tot apos-
tolisch-vicarus van Manado op Celebes in Indonesië en op 15 mei van dat jaar werd hij in de Oisterwijkse St. Petruskerk door de toenmalige bisschop van 's Hertogenbosch, Mgr. W. Mutsaers tot bisschop gewijd. Enige maanden later, nadat hij nog in Nederland zijn zilveren priesterfeest had gevierd, vertrok Mgr. Verhoeven naar zijn Bisdom, waar hij o.a. een geheel door de oorlog verwoeste kathedraal en seminarie moest opbouwen. Als bisschopswapen koos Mgr. Verhoeven een zilveren kruis op een rood veld met als hartschild een gouden Christus-monogram op een groen veld. De kleuren zilver, groen en rood in dit wapen werden gekozen als symbolen van de deugden Geloof, Hoop en Liefde. De wapenspreuk "Nil Nisi Christum" (niets dan Christus) werd ontleend aan de tekst van de grote missionaris de apostel Paulus: "Ik was besloten onder U niets te kennen dan Jezus Christus en Dien gekruisigd" (Cor.1,2.2.) Tot 1970 bestuurde Mgr. Verhoeven het bisdom Manado. Op 74-jarige leeftijd trok hij zich terug uit zijn ambt en sedertdien verbleef hij als rustend priester in Nederland Het wapen van voornamelijk te Tilburg. MGR. N. VERHOEVEN, M. S. C. Naar Mgr. Verhoeven werd - met diens toestemming Apostolisch Vicaris van Manado Titulair Bisschop van Ermontis bij besluit van de Oisterwijkse gemeenteraad van 3 fe31.
IV - 1
2
3
4
VERHOEVEN Hendrik
VERMEER Petronelk
DE BEVER Martinus
VAN IERSEL Anna Cornelia
landbouwer ged. Udenhout 5 juli 1789 overl. Oisterwijk 28 sept. 1857 z.v. VERHOEVEN Wilhelmus Jacobus en VAN RIJSWIJK Anna Maria Jacobus
landbouwer ged. Oisterwijk 26dec. 1785 overl. Oisterwijk 24 april 1854 d.v. VERMEER Cornelis Peter en VAN IERSEL Catharina Nicolaas
ged. Vught 27febr. 1792 overl. Udenhout l l n o v . 1831 z.v. DE BEVER Adriaan en VUGHTS Johanna
5 VERSTIJNEN Martinus
6
7
8
VERHULST Helena
MATHIJSSEN Zeger landbouwer geb. Heukelom, ged. Oisterwijk, 20 mei 1777 overl. Oisterwijk 12 april 1838 z.v. MATHIJSSEN Adriaan Zeger
LEIJTEN Maria
landbouwer ged. Udenhout 1 okt. 1798 overl. Udenhout 1 jan. 1868 d.v. VAN IERSEL Cornelis Geert en BERKELMANS Cornelia Hendrik
huwt Oisterwijk 23 november 1812
huwt Udenhout 10 februari 1820
III-l VERHOEVEN Nicolaas
ged. Haaren ged. Haaren 24aug. 1793 28 febr. 1790 overl. Haaren overl. Haaren 14 jan. 1868 17 dec. 1865 d.v. z.v. VERSTIJNEN VERHULST Adriaan Willem Adriaan en en VAN IERSEL(Eerse l)VANIERSEL(Eersel) Maria Wouter Josijna
en VUGS Margaritha Adriaan
ged. Enschot 22mrt. 1789 overl. Oisterwijk 23 maart 1828 d.v. LEIJTEN Peter en WILLEMSE (Wilms) Maria
huwt Haaren 18 januari 1816
huwt Berkel-Enschot 28 november 1813
2
3
4
DE BEVER Johanna
VERSTIJNEN Martinus
MATHIJSSEN Adriana
landbouwer
landbouwer
geb. Oisterwijk 17 juli 1821
geb. Udenhout 5 oktober 1822
geb. Haaren 9 oktober 1820
geb. Oisterwijk 13 maart 1827
overl. Oisterwijk 15 december 1878
overl. Oisterwijk 26 april 1907
overl. Berkel-Enschot 28 december 1879
overl. Berkel-Enschot 13 oktober 1894
huwt Udenhout 4 mei 1848
huwt Haaren 18 februari 1854
II-l
2
VERHOEVEN Adriaan
VERSTIJNEN Anna Maria
(hertr. met Joh. v. d. Borne)
landbouwer geb. Oisterwijk 20 mei 1865 overl. Oisterwijk 30 mei 1900
geb. Haaren 27 februari 1867 huwt Oisterwijk 7 mei 1895
overl. Oisterwijk 17 juni 1904
1-1 Mgr. NICOLAAS MARTINUS VERHOEVEN
missionaris v.d. congr. M.S.C., priester 1922, Bisschop van Menado (Indonesië) 1947.
geb. Oisterwijk 2 juni 1896
overleden Tilburg 31 maart 1981
32.
33.
bruari 1960 een straat vernoemd. Op 22 mei 1972 - bij zijn gouden priesterfeest en zilveren bisschopsjubileum - werd hij door het gemeentebestuur van Oisterwijk begiftigd met de zilveren legpenning van zijn geboorteplaats. Dat Mgr. Verhoeven een ware zoon uit het gebied van "de Kleine Meijerij" genoemd mag worden blijkt o.m. uit de geboorteplaatsen van zijn 8 overgrootouders. Waren zijn beide ouders jong overleden, zelf werd bisschop Verhoeven 84 jaar oud, een leeftijd die van zijn voorouders alleen bereikt werd door grootmoeder Johanna de Bever, die - het zij hier terloops vermeld - de zuster was van de in Udenhout geboren missionaris Willem de Bever, die in 1905 door Paus Pius X werd benoemd tot geheim kamerheer met de daaraan verbonden titel van Monseigneur.
ARCHEOLOGISCHE VONDSTEN TE MOERGESTEL Overzicht van de opgegraven putten op de Broekzijde en de Molenakkers en van de vroeg-middeleeuwse nederzetting op de Molenakkers met het urnenveld. door J. van Laarhoven
Bij het uitgraven van een bouwput te Moergestel (kaartblad 51A coördinaten 140.350x392.800) kwam in het najaar van 1973 de insteek van een boomput (1) te voorschijn. Bij het leeggraven werd er naast een wetsteen ook een op een enkele scherf na complete kruik gevonden, die in Raeren (B) op het eind van de 14-de eeuw gebakken moet zijn. De eiken boomput had een doorsnee van ongeveer 80 cm binnenwerks, een hoogte van ongeveer 75 cm en een vlakke onderkant. Nadat deze gelicht was kwam er juist buiten de boomput een velg van een karwiel vrij als basis van een zodenput (2). De verschillende lagen zoden van gemiddeld 12 cm dik waren nog zeer goed te onderscheiden. Begin augustus 1975 kwam er tegenover Broekzijde 14 (51A, 139.400x392.150) bij de aanleg van de derde transportleiding van de Gasunie een tweede zodenput (3) aan het licht. De karwielvelg was nog geheel intact. Naast rood geglazuurd aardewerk bevond er zich ook paars-bruin gres-waar onder uit ongeveer het midden van de 15-de eeuw. Op het eind van diezelfde maand kwam in diezelfde baan (SOF, 139.200x392.150) een 34.
Boomput l, gevonden in 1973 zodenput (4) voor de dag met onderin een getimmerde kuip van ongeveer lm hoog en met een doorsnee van l ,50 m. Het interessante was niet de ouderdom, maar de inhoud. Naar alle waarschijnlijkheid was het de put van het molenhuis, want er lag onder andere een stenen pijp in met op het resterende deel van de kop ean standaardmolen. Daar vlakbij stond tot in het midden van de 19-de eeuw de standaardmolen, totdat die verplaatst is naar de Kerkakker, dicht bij de kom van het dorp. Deze put was van het einde van de 17-de eeuw.
Half april 1976 werden bij een ontgronding aan de Molenakkerweg (SOF,189.650x392.400) op een terrein van dhr. J. Burgers de eerste scherven gevonden. Een complete rand van geelkleurig aardewerk levert nog determinatie-problemen op; een tweede rand is Paffrathaardewerk. Een paar dagen later kwam hier de eerste boomput(S) vrij. Behalve enkele scherven bevond zich hierin ook een klopsteen. Ongeveer tegelijkertijd kwam er een plattegrond van een Merovingisch-Karolingisch bouwwerk aan het licht in de vorm van een rechthoek, gevormd door twee rijen van 8 paalgaten (plm. 4,50 x 18,00 m). Half september 1976 kwamen in put 6 al gauw een silex schrabber en enkele scherven van zeer zacht aardewerk waarvan sommige met streepversiering boven. 35.
Wat lager zat een holle denneboom, die door de leemlaag heengegraven was (doorsnee plm. 25 cm, hoogte plm. l ,00 m). Op ongeveer 75 cm hiervandaan stond nog een gedeelte van een eikendamwand.
Boomput 6 met holle denneboom
In het voorjaar van 1977 zijn er in totaal 14 greppels van grafheuvels aan het licht gekomen. De kleinste had een doorsnede van ongeveer 2,75 m, de grootste ongeveer 7,00 m. Dit urnenveld uit de ijzertijd loopt verder onder een aangrenzend perceel. Dat gedeelte is nu beschermd als archeologisch monument. Voor de kringgreppels kwamen twee evenwijdig lopende sleuven vrij, die ongeveer 3 m uit elkaar lagen. Zij waren ZW - NO gericht en liepen aan een zijde dood in een oudere ontgronding en aan de andere kant in het beschermde perceel. Uit de kringreppels kwamen slechts enkele scherven. Eind julie 1977 is men met de ontgronding aan de Molenakkerweg weer vooraan begonnen met afgraven. Van toen af is er regelmatig iets van de vroegmiddeleeuwse nederzetting vrij gekomen. Al zeer snel kwam boomput 7 vrij. Deze put was slechts ongeveer 3,50 m diep, zodat hij bijna geheel was weggerot. Scherven zijn er maar enkele uitgekomen. Voor de openingen tussen de wortels stonden hier damplanken. In een ervan waren drie gaten geboord. Elders komen die wel voor als bodemplanken. Op 26 augustus kwam uit de insteek van put 8 een molensteen voor de dag met een doorsnede van 62 cm en een gat van 8 cm in het midden. Op 5 cm van buiten af zaten 2 niet doorgaande gaten van ongeveer 3 cm doorsnee. De steen was echter erg bros. Wat lager kwamen verschillende scherven van een kruik ;met tuit voor de dag van spaarzaam geglazuurd Andenne-aardewerk. Nog lager zat put 8 met onderin een tweede molensteen met een doorsnee van 58 cm. die als vlonder gebruikt moet zijn bij de aanleg 36.
van deze put. Aan een kant was de put namelijk onderstopt met vier stukken molensteen van een derde en vierde steen. Daarop lag een dikke eiken spaan met nog twee spaken van een klein karwiel (42 cm lang). Uit deze put zijn zeer veel scherven gekomen. Het geglazuurde aardewerk dateert van ongeveer 1200 en is het jongste wat op deze akker van de nederzetting gevonden is. Ongeveer 5 m hier vandaan zat put 9. Deze was aan een kant ingedrukt waardoor hij vlug verzand moet zijn. Onderin lagen scherven van een bijna complete kogelpot van Rijnlands aardewerk en wat roodbakkend Andenne-aardewerk. Deze kogelpot is door het R.O.B, gerestaureerd en gedateerd op de 9-de eeuw. Weer een paar dagen later kwam put 10 aan het licht. Hieruit kwamen slechts enkele scherven. Deze put had een doorsnede van ongeveer 90 cm. Drie weken later waren we toe aan put 11 met ook zeer weinig scherven. Deze put was tot op een halve meter na geheel weggerot. Ook deze put was met een paar planken gerepareerd. Onder de scherven was Badorf aardewerk. Begin oktober 1977 werd put 12 ontdekt. Deze was ongeveer 3,25 m diep en had een doorsnee van ongeveer 75 cm. Aan de hand van de scherven, die ongeveer op de bodem lagen, bleek al snel dat dit de oudste boomput tot nu toe was. Er lagen naast een paar stukken Romeinse dakpan ook scherven van een Merovingische knikpot met radstempel, die door het R.O.B, is gerestaureerd.
Merovingische knikpot uit put 12
Radstempel op de knikpot
37.
Verder lagen er beenderen en tanden in en erg vast slib binnen een zich zeer scherp aftekenende kring. Ongeveer 10 dagen later waren we toe aan put 13. Daarin bevond zich onder andere Pingsdorf aardewerk met een fijne beschildering. Ook kwam er een kraag van een grote Andenne-pot boven, die nog bijna nieuw leek. Een stuk lager nog een onderste gedeelte van een'pot met uitgeknepen standring, waarschijnlijk Pingsdorf. De doorsnede van deze put was niet groot. De diepte echter 4,50 a 5 m. Nog eens een tien-tal dagen later kwamen we op put 14. Hierin is echter niets gevonden.
Uit het feit dat deze put vrij ondiep was (plm. 3,50 m) zou men kunnen concluderen dat deze door verdroging maart korte tijd gebruikt is. Half november vonden we twee putten met veel scherven in diverse soorten waaronder ook spaarzaam geglazuurd Andenne. Put 15 had een doorsnee van ongeveer 90 cm en een diepte van 4 m. Put 16 was even diep maar had een doorsnee van ongeveer 75 cm. Deze put had aan de oostkant nog een segment van een iets oudere put. Een week later kwam put 17 vrij. Er zaten veel soorten scherven, onder meer Pingsdorf Paffrath, Andenne, kogelpotranden, gres. Zeer bijzonder was dat er 3 of 4 putten in dezelfde kuil zitten. De putten 15,16 en 17 zijn vanwege het hoge grondwater blijven zitten. Half december werd boomput 18 gevonden. Die was al met een kraan doorgegraven. Hierin veel gevarieerde scherven. Op 21 januari 1978 kwam put 19 aan de oppervlakte. Deze zat tot dan toe het dichtst bij de weg. Het hout was geheel vergaan. De doorsnee was 80 cm. Vanwege hoogwater was het ondoenlijk om hem leeg te graven. Daarom zijn er ook geen scherven voor de dag gekomen.
Twee putten boven elkaar
Half juni kwam put 20 vrij. Buitenom zaten veel scherven, waarbij een rand met radstempel, waarschijnlijk uit de 9-de eeuw. In de put zaten zeer weinig scherven, wel veel elzetakken en wat eiken spaanders. 38.
Onderin kwam nog een tweede put vrij met een ovale vorm en een doorsnee van 50 - 80
cm van zeer dikke segmenten. Het geheel was ongeveer 4,50 m diep. O oude maaiveld - 100 zandbank -220 eerst zichtbare ring - 225 bovenkant put - 3 75 onderkant eerste put - bovenkant tweede pu t - 445 onderkant tweede put De onderste put zat gedeeltelijk onder de bovenste, waaruit volgt dat die eerder is ingegraven dan de bovenste. De ovale onderput is oorspronkelijk groter geweest, maar is na korte tijd ingedrukt tot de doorsnee van 50 - 80 cm. Geen van beide provinciale archeologen had ooit iets dergelijks gezien. Ook deze put is bewaard gebleven. Begin september 1978 kwam put 21 vrij. Bovenin en er rond zaten veel scherven, waaronder een stukje geglazuurd Andenne met radstempel. Halverwege in de put zaten 3 eiken duigen van een houten emmer. De bovenkant van de put zat op ongeveer -2,75 peil. De put zelfwas ongeveer 2,50 diep. Eind september hebben we put 22 gevonden. Alleen bovenin zaten enkele scherven. Deze put had een doorsnede van 90 cm en een hoogte van 2 m. De bovenkant van de put zat op ongeveer 2,90 m. De wanden waren dun en nog zeer gaaf. Begin juni 1979 vond ik de insteek van put 23, Hierbij kwamen al diverse scherven boven. Op ongeveer 2,75 m kwam de aftekening van de wand aan het licht. Maar vanwege het grondwater was het te gevaarlijk om verder te graven. Twee maanden later is alles vlak geschoven. Er zijn ook enkele drinkwaterkuilen te voorschijn gekomen. Uit een ervan kwamen veel scherven van een Pingsdorf schenkkan. Enkele keren kon men ook wel een soort uitgegraven trapje waarnemen om gemakkelijker bij het water te kunnen. Als dit soort kuilen, maar vooral ook de boomputten, buiten gebruik raakten, dan dekte men ze af met takken. Vandaar dat er in bijna alle boomputten een dikke laag houtafval voorkwam. Ook verschillende askuilen zijn er waargenomen. Tussen de as en meestal ook nog de houtskool zaten scherven van potten die waarschijnlijk boven het vuur stuk gegaan zijn. Dikwijls waren dit randen van kogelpotten van plaatselijke makelij .v Uit een sloot, die misschien als erfscheiding heeft gediend, kwamen zeer veel beenderen en scherven van de tweede kogelpot van Rijnlands aardewerk die door de R.O.B, is gerestaureerd.
In afvalkuilen lagen behalve scherven en as ook beenderen en ijzerwerk zoals spijkers, messen, een hoefijzer, een ijzeren pijlpunt, gebakken spinschijfjes, waaronder een Pingsdorf. Uit een afvalkuil kwam wat Romijns materiaal, waaronder enkele stukken dakpan, twee randen van dolia (voorraadpotten) en een stukje van een terra sigilata bord. Zuidelijk en oostelijk is de grens van de vroegmiddeleeuwse nederzetting niet bereikt. On geveer 25 m oostelijk lag tot 1970 een akker die ongeveer l m later lag dan de omgeving (SOF, 189.450x392.450). Volgens de volksoverlevering zijn hier de stenen gebakken voor de kerktoren. Da akker werd "De Leempoeltjes" genoemd.
39.
Op kaartblad 51A coördinaten 143.700x392.000 staat een grenspaal van blauwe hardsteen met een doorsnee van ongeveer 25 bij 25 cm en ongeveer 175 cm hoog. Er staat het volgende op te lezen: SCHYDING
TUSSE OOSTERWYK EN HAAREN
MOERGES TEL
SCHYDING HILVAREN TUSSE BEEK OOST EN MIDDEL BEERS Moergestel, maart 1981.
De grenspaal op de Bekersberg.
Dankbaar is gebruik gemaakt van toelichtingen
adviezen van de vroegere en huidige provinciaal archeoloog de heren G. Beex en W. Ver-
wers bij hun regelmatige bezoeken. De hierbij geplaatste tekening is gemaakt door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Zie ook W. Verwers en G. Beex, Archeologische Kroniek van Noord-Brabant 1974-1976; Bijdragen tot de studie van het Brabantse Heem, deel XVII (Eindhoven 1978) blz. 36. De foto's bij dit artikel zijn gemaakt door de schrijver, behalve de opname van put 6; die is vervaardigd door Fr. Burgers. De grenspaal is een opname van fotograaf Jan Vlaminckx.
40.
DE POOTKAART VAN 1762 TE OISTERWIJK, BERKEL, ENSCHOT, HAAREN, HEUKELOM en UDENHOUT door P.J.M. Wuisman
Volgens de resolutien van de Staten Generaal van 29 december 1762 werd aan "de geërfden op de gemeene weegen en voorhoofden" te Oisterwijk, Berkel, Enschot, Haaren, Heu kelom en Udenhout het recht verleend om tot "veertig a sestig voeten" te planten.l) De Staten Generaal konden dit recht verlenen, omdat zij sedert 1581 de plaats hadden ingenomen van de Hertogen van Brabant, waarvan de laatste, Philips II, in dat jaar werd afgezworen, niet alleen als landsheer van Brabant, eveneens als landsheer van de opstandige noordelijke provincies. De Hertogen van Brabant nu, waren - voor zover elders niets anders was bepaald, de eigenaren van de openbare wegen.2) Elders in het Brabantse hadden de Hertogen zelf reeds enige eeuwen vroeger en soms tegen een jaarlijks bedrag, het z.g. Voorpootrecht verleend, zoals b.v. Karel de Stoute in 1470 aan de inwoners van Tongelre en in 1474 aan die van Hooge en Lage Mierde en Hulsel.3)
Toen bleek aan het eind van de 17e eeuw, dat "de Meyery van 's Hertogenbosch hoe langer hoe meer ontblood wordt van brand- en timmerhout tot werkelijk ongerief der goede ingezeetenen", werd het recht zelfs een plicht en bij reglement van 29 oktober 1696 stelde de Raad van State in artikel 10: "de dorpen, heerlijkheeden en plaatsen, van geene pootkaarte vooralsnog voorsien zijnde, sullen deselve uit kragt van deese Reglemente haar worden toegestaan tot veertig a sestig voeten op de Gemeintens en voorhoofden, mits daarvoor jaarlijks betaalende aan het comptoir der Domeinen een behoorlijke recognitie chijns" .4) Ondanks dit reglement duurde het nog wel tot de zestiger jaren van de 18e eeuw, voordat een aantal plaatsen in Brabant van de Staten Generaal een z.g. "pootkaart" kreeg, zoals b.v. Bergeyck (1763), Veldhoven (1765) en de bovengenoemden in 1762. In de z.g. "Eninghe van Oisterwijk", waartoe Udenhout en de andere genoemde dorpen behoorden, geschiedde dit op verzoek van de Oisterwijkse schepenen. De Staten Generaal besloten "te accordeeren het verzoek by de voors.requeste gedaen voor zoo veel het beplanten der gemeene weegen en der supplianten voorhoofden tot 40 a 60 voeten Gemeentewaerts in betreft"^). Wel moest nog met de Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen in Brabant het bedrag van een "Jaarlyxe recognitiechijns" overeengekomen worden. Een recognitie - het moge hier ter verduidelijking worden vermeld - is een bedrag dat men op geregelde tijden moest betalen ter erkenning van een recht. Uit een rapport van 21 maart 1761 blijkt - men was dus iets op de uiteindelijke beslissing van de Staten Generaal vooruitgelopen - dat Oisterwijk jaarlijks 3 gulden, Haaren 6 gulden, Udenhout 12 gulden en Berkel, Enschot en Heukelom tesamen 6 gulden aan recognitiegeld zouden betalen .6) Hoe men tot deze verdeelsleutel gekomen is, werd niet gevonden, doch het lijkt aanneme41.
lijk, dat die dorpen, die qua lengte van de wegen en qua andere mogelijkheden het meeste gebruik zouden maken van het recht wel het meeste moesten bijdragen. Van de andere gemeenten werd het niet gevonden, maar op 31 december 1763 werden door de Udenhoutse regenten Jan van der Sterre en Jan van Strijdhoven afgevaardigd om namens hen naar de Leen en Tolkamer te 's Hertogenbosch te gaan, om aldaar de akten en "verbandbrieven" te laten passeren, die moesten worden "geregistreerd tot vercrijg van 't recht der boomplanting tot 40 a 60 voeten op de voorhoofden van particuliere geërfdens".?)
1. A. v. Sasse van Ysselt, Het recht van voorpoting op de kanten der openbare wegen in de voormalige Meijerij van 's Hertogenbosch, 1894 p. 77. 2. id. pag. 7 en 8 3. id. pag. 10 en 17 4. id.pag. 23 en 24 5. RA 's Bosch, dag. best. Leen en Tolkamer, no. 66 6. G.A. Oisterwijk 7. G.A. Udenhout l, fol. 42 res.regenten.
HET WITTE GOUD door Sjef van der Eerden
- Voor de club van den Beer was de Zondag behalve den "dag des Heeren" meestal ook den dag der geneuchten. Ze hunkerden naar lol en ze schiepen die lol zelf uit doodgewone dingen en toestanden of uit het niet. Uitmunter daarin was den Beer. Meesterlijk kon hij bestaande omstandigheden dusdanig uitbuiten en verdraaien dat er niet slechts iets lolligs uit kon ontstaan, doch dat er bovendien voor de clubleden nog enige baat aanzat. - Behalve zijn enorme fantasie had hij daarbij het grote voordeel dat er destijds, vooral in onze plattelandsdorpen, nog veel werkelijk domme, goedgelovige lieden bestonden, die men gemakkelijk het een en ander op den mouw kon spelden. - Na het vervullen van hun kerkelijke zondagsplicht togen ze meestal naar den Beer's buurman in de Gouden Leeuw. Maar dezen Zondag niet, o nee, o nee. Direct na de Hoogmis zijn ze met een grote omweg over Korkhoven naar Haaren gelopen. Want uit lijfsbehoud moesten ze vandaag de Oisterwijkse Gouden Leeuw vermijden. Dat kwam zo: - De vorige Zondag was den Beer als naar gewoonte aan de stamtafel gaan zitten. En toen de gelagkamer aardig vol gelopen was met ook enkele vreemden, nam den Beer een witte brok uit zijn zak en donderde met zijn zware stem: "En wa denkte gullie dé'k hier nou heb?" Alleman keek. Den Beer liet den brok op tafel vallen, 't Leek wel lood, zo zwaar als ie op tafel bonkte. Stilte . . . . Niemand had zo'n ding ooit gezien. En dat was te begrijpen 42.
want het was een stuk ivoor waarvan biljartballen worden gedraaid. Den Beer was ook biljarthandelaar. " 't Is heel kostbaar" zei den Beer. Dat was het ook. Maar toen begon hij te fantaseren:
"Weet niemand wat het is? Nou, dan zal ik 't jullie mar vertellen." En met nadruk op iedere lettergreep: " 't Is wit goud. En dè's héél duur, 't is nog duurder dan gewoon goud."
- Iedereen was verbaasd, dat was aan hun gezichten te zien. "Hoe komde gij daaraan? Waar hedde dé vandaan?" "Gevonden". "Waar?" "Dé zeg ik liever nog nie. Want misschien ligt er nog meer en daar wil ik urst zelf noggis naar gon zuken." Toen stak hij den blok in z'n zak en dronk z'n borreltje leeg. Pause. "Luste gij er nog ene?" En den Beer liet 't zich goed smaken. "Godde vanmiddag al zuken?" " 'k Weet nie, misschien wel jao." - Nou was er bij "de Spie" tegen de herberg een boerderij en achter de boerderij een gieren mestkuil. - Na den middag ging den Beer op stap. Een paar lieslaarzen over de schouder. Bij de Gouden Leeuw stak ie eerst nog even z'ne kop door de deuren riep goed hard tegen een van z'n makkers: "Ik go 'n stukske wandelen." Een stuk of vier vreemden keken elkaar veelbetekenend aan, stonden schielijk op, betaalden het gelag en volgden van verre de man met de laarzen . .. Toen die aangekomen was bij de Spie trok hij zijn jas uit en de laarzen aan, haalde uit de stal een schep-emmer met steel en keek kwazie wantrouwend in de rondte of hij soms bespied werd. Toen stapte hij voorzichtig de gierkuil in en begon diep te scheppen. Men kon de emmer horen schrapen over de stenen bodem. - Herbergier Knevel kwam op 't geluid af, zag den Beer bezig en bevroedde weer een berestreek. Den Beer fluisterde: "Doe men 'n lol en roep heel hard dè'k gauw naar huis moet komen, ik val flaauw van de stank." Knevel stak z'ne sik vooruit, schraapte de keel en voldeed aan het verzoek. Den Beer stapte uit den drek, trok de laarzen uit, gooide die met den schep-emmer tegen den grond, liep eerst een eindje in de richting van het dorp maar draaide toen om, om stiekem te gaan kijken. En jawel hoor. Nauwelijks was ook Knevel om den hoek naar zijn herberg terug of van achter de heg kwamen ze met z'n vieren aangeslopen. Eén trok de laarzen aan en begon ijverig over den bodem in de stront te roeren. Vlak voordat ie bezwijmde stapte hij uit en werd snel vervangen door een andere ijverige zoeker. Ieder op zijn beurt werkte zich in 't zweet op zoek naar het witte goud. Na een dik uur hadden ze de gehele bodem meermalen secuur afgeschraapt en natuurlijk niks gevonden. Teleuergesteld gaven ze het op stapten naar de herberg om wat te beheiperen. Daar zaten de kornuiten van den Beer met op tafel den witten blok. "Hé zeg mensen, hedde gullie weilis 'nen blok ivoor gezien?" vroeg Jan Touw. Geen antwoord. Jan nam den blok op en hield die hen onder de neus. "Kek, dit is er nou ene. En witte we ze dorvan maken? Neej? Daar maken ze biljartballen van. Mar we stinkt 't hier toch, komt dé soms van ullie?" "Wij stinken? Nee hoor. Mar we willen wel buiten gon zitten." - Ze bestelden een glas bier en zetten zich buiten op de bank. En met het groeiende besef 43.
dat ze er lelijk ingeluisd waren, groeide nog harder een woedend wraakgevoel. "Dé zullen w'em betold zetten, en flink ok. Volgende week gön wij nóg 's nor de Gouden Leeuw." - En daarom was den Beer dezen Zondag met zijn kameraden langs e'nen groten omweg naar Haaren gelopen. In de buurt van 't café van Anneke Buk begonnen hun magen te rammelen. Nóuw hadden ze honger. Dorst.... dat hadden ze altijd. Ooit had den Beer bij Anneke een biljart geleverd. Hij kende haar goed genoeg om te weten hoe goedgelovig ze was. En vindingrijk als altijd had den Beer snel weer wat uitgedacht. "Doe mar net of 't echt is en roep Anneke. En gullie moet men nor binnen zien te dragen. Mar la me podomme nie vallen." En den Beer ging voor dood in het gras liggen. Janus Schonk stiet de deur open en riep dat den Beer tegen de grond geslagen was." Misschien een beroerte of zoiets." Met veel handen werd den Beer behoedzaam opgetild en binnen boven op het biljart gelegd. En hij snukte met z'n hele lijf en rolde met z'n ogen. Net echt. "Ga mar gauw in Oisterwijk den dokter halen" zei Anneke. "Nie nodig" zei Harrie Schonk, "dé krijgt ie weilis meer; 't is soms van den dorst en soms van den honger. Zo'n groot lijf hi veul nodig. En we hebben al zo lang gelopen." Anneke schepte een pollepel uit den water-emmer. "Nee, daar kan ie nie tegen" zei Jan Touw, "probeer 't mar is mi snevel." En dat hielp. Hij begon te beheiperen. "Dan nog mar 'n slukske" zei Anneke. En den Beer begon te zuchten. Het leek wel of ie iets wou zeggen. "Ha .. . haaa . . . . mmmm." "Ham" zei Jan Touw snel, "misschien moet ie ham hebben." Anneke haalde een halve aangesneden ham en begon te snijden. Een mooi dun vliesterke. Jan rolde het op en stak het den Beer in z'ne mond. En weer werd het snukken en oogrollen iets minder. "Nog meer ham" fluisterde het slachtoffer. En Anneke sneed en Jan voerde den Beer terwijl hem het water uit den mond liep. Toen den Beer genoeg had fluisterde hij: "En die aander ok ham." Toen keek Anneke of ze het niet vertrouwde, maar den Beer begon weer te schokken en met z'n ogen te rollen. En Anneke zei: "In Gods naam dan mar," en meteen dat ze het mes weer in de ham zette werd den Beer rustiger. - Die aander lieten het zich goed smaken en den Beer knapte zienderogen op. "Dé zit 'm in z'n horses" zei Jan Touw. "Dé komt van die beroerte. Dan moeten we hem altijd mar z'ne zin geven. Dan is ie 't vlugste weer beter. "En ze aten ham. Heerlijk ! Ook al omdat het liggen op een biljart geen pretje is kwam den Beer langzaam overeind. "Wor ben ik nou toch? Hoe kom ik hier zo op dees biljart? Heb ik wir zo'nen aanval gehad?" "Jao" zeiden ze. En toen dronken ze nog een glaaske bier van d'r eigen centen, bedankten Anneke hartelijk: "Ge bent 'n goei mins, Anneke!" en wandelden welgemoed naar Oisterwijk terug. Toen ze daar tegen den avond aankwamen moesten ze vlak naast het station voor den overweg wachten. De locomotief floot en den trein rolde langzaam vooruit. Bij den overweg zagen ze een der vreemde witte-goud-zoekers voor het geopende treinraampje staan. Den Beer viet z'n pet af en zwaaide ermee naar de man. De man vloekte toen hij den Beer zag, want met z'n vieren hadden ze den godsganselijken middag op het terras van de Gouden Leeuw op den Beer zitten wachten . . . . 44.
NIEUWE UITGAVE H. van Bommel, Het Molenaarsgeslacht Coppens, (Heino) 1979; vierde druk 1981; f. 27,50 (incl. porto): postgiro 1089773 t.n.v. H. v. Bommel te Heino (O).
De familie Coppens, teruggaand op een zoon van een zekere Jacob, heeft haar oudst aanwijsbare voorvader te Sint Oedenrode, waar Adriaan Janszoon Coppens (ca. 1611-1687) in 1654 de helft van de Koeveringse molen op de grens van Rooi, Schijndel en Veghel kocht. Onder de nakomelingen treffen we in onze streek mulders te Helvoirt, Udenhout, Biezenmortel, Huikelom en Oisterwijk. Een uitvoerige geschiedenis van de wederwarigheden van de molenaars uit dit geslacht met hun molens opent het eenvoudig doch zeer verzorgd uitgevoerde boek. Alles is terdege gedocumenteerd en gebaseerd op uitgebreid archiefonderzoek. Met name de meer dan 100-jarige geschiedenis van het Helvoirtse bedrijf Coppens is uitvoerig besproken. Dat evolueerde van een maalderij op de oude standaardmolen in de Molenstraat op de grens van Haaren en Helvoirt tot een modern toeleveringsbedrijf van mengvoeders, kunstmest, zaai- en pootgoed aan de Helvoirtsestraat, dat lange jaren in De Kleine Meijerij adverteerde met de oude leuze: Alleen de beste kwaliteit Geeft op den duur tevredenheid C.G. Coppens-Boset, Helv.straat 33, telefoon 262. De Udenhoutse tak met nog bestaande meelbedrijven in de Biezenmortel en in de Kreitenmolenstraat begon op de Zandkantse molen. Rond de eeuwwisseling werd die naar de Biezenmortel verplaatst. Hier maalde Antonius Johannes Coppens (1900-1959), die getrouwd was met Helena van Riel, een dochter uit een andere in onze streken bekende molenaarsfamilie. De door de Van Rielen gebouwde ronde stenen stellingmolen "De Hoop" in de Kreitenmolenstraat te Udenhout kwam in de eerste wereldoorlog ook in de familie Coppens en groeide uit tot B.V. De Voorzorg. Het tweede deel behandelt de genealogie der familie. Ze is klaarblijkelijk bewust zakelijk gehouden; de molengeschiedenissen, dé rode draad in deze familie, zijn immers uitvoerig in het eerste deel besproken. De indruk wordt hierdoor echter versterkt, dat het molenaarsbloed kroop waar het maar gaan kon. Mocht een register op plaatsnamen toegevoegd geweest zijn, dan zou men verbaast gestaan hebben over de grote spreiding der familie en hun molenaarsbedrij ven. Een aardig idee hiervan geeft nu reeds het bij de inleiding opgenomen kaartje. Niet enkel voor geïnteresseerden in deze familie kan dit werk van harte aanbevolen worden. W. de Bakker.
45.
EEN GOED VAN PORTA CELI TE KERKHOVEN door Mechelien Spierings In aansluiting bij mijn artikel in de Kleine Meijerij (blz.15) over de goederen van Porta Celi, kan ik nu melding maken van een akte in het schepenprotocol van 's-Bosch, waaruit bijzonderheden aan het licht komen aangaande de ligging van die goederen. Op 28 februari 1381 draagt namelijk Jan de zoon van wijlen Jan van Ele van Oisterwijk aan zijn schoonzoon Jan Wytman een goed over gelegen ter plaatse "Carlijchoven" (Kerrichoven). Jan van Ele, de vader van Jan van Ele had dat goed in Carlijchoven, dat vroeger toebehoorde aan het Huis van Porta Celi, van de broeders van de orde der Willemieten, ten bate van de broeders in "teuling" en in cultuur gehad en het daarna van Broeder Goyart Stout (of = Scout) als prior van dat klooster tegen betaling van pacht verkregen. (= 's-Bosch R. 1176 blad 168. = 28 feb. 1381 (quinta post mathye)
MEDEWERKERS: J. van Laarhoven, Broekzijde 6, Moergestel, Sj. van der Eerden, Bosweg 158, Oisterwijk, drs. M.H.M. Spierings, Van der Nootstraat 11, 's-Hertogenbosch. 46.
HET VERSCHIJNEN VAN DIT VLUGSCHRIFT WERD MEDE MOGELIJK DOOR DE FINANCIËLE BIJDRAGE VAN: -
Staalconstructie Jos van den Bersselaar B.V. Industrieweg l, Postbus 17, 5070 AA Udenhout
-
Administratiekantoor Theo Brekelmans Löblaan 37, 5056 NN Berkel-Enschot, Tel. (013) 332834
-
B.V. Boomkwekerij Udenhout Schoorstraat 21, Postbus 31, 5070 AA Udenhout
-
Loodgietersbedrijf Herman Beks b .v.
De Lind 35, 5061 HS Oisterwijk, Tel. 04242-2016 -
G. Boink-Meijer B.V.
Noordstraat 34, 5038 EJ Tilburg -
Schilder- en Isolatiebedrijf F J. de Bresser B.V.
Langeweg 10, 5076 AK Haaren, Tel. 04117-1307-1521 -
Camping "De Boskant"
Oirschotsebaan 8a, 5062 TE Oisterwijk -
CAV van het rayon "Midden Brabant" g.a. Langeweg 2, Postbus 9, 5076 ZG Haaren
-
Drukkerij ELKA b.v. Heubergerstraat 199,5011 GC Tüburg, Tel. 013-561941
-
Bouwbedrijf P J.M. Jansen B.V. Nijverheidsweg 13, 5061 KK Oisterwijk, Tel. 04242-9024
-
Kunsthandel " 't Oudste Huis" Kerkstraat 90, 5061 EL Oisterwijk
-
F. van Lanschot Bankiers N.V. Postbus 1021, 5200 HC 's-Hertogenbosch
-
B.V. Houthandel " 't Kleintje"
Houtsestraat 117, 5011 XH TÜburg
-
Hotel Café Restaurant "Klein Speyk" Bosweg 154, 5052 SH Oisterwijk
-
Boomkwekerij M. van den Oever en Zonen Haaren, Tel. 04117-1964
-
Boomkwekerijen-Toon-Tuin, Ton van den Oever b.v. Rijksweg 13, 5076 BP Haaren, Tel. 04117-1771
-
De RABOBANK
-
Café-Restaurant " 't Oude Nest" Joh. Lenartzstraat 2, 5061 HR Oisterwijk
-
Loodgietersbedrijf P. Pijnenburg Lindelaan 48, 5268 CD Helvoirt
-
ROMANESCO Film en Foto Boxtelsebaan 21-23, 5061 VA Oisterwijk, Tel. 04242-2558
-
P. van Riel Graan-, Meel- en Kunstmesthandel, Houthandel Bosscheweg 26, 5056 KC Berkel-Enschot, Tel. 013-331223
-
Van Strien Wegenbouw b.v. Spoorakkerweg 6, 5071 NC Udenhout
-
Warner Body Styling Bob van Meurs, De Heikant 4, 5268 PK Helvoirt, Tel. 04118-1874
-
Aannemersbedrijf J.M. Wolfs B.V. Kerkhovensestraat la, 5061 PJ Oisterwijk
-
Foto Vlaminckx Lind 25, 5061 HS Oisterwijk
-
Restaurant "De Zwarte Leeuw" Oude Rijksweg 18-20, 5268 BT Helvoirt, Tel. 04118-1266
DE 1981,afl.2 van. Mgr. NJM. Verhoeven Archeologische ¥ondsteE te
Moergestel De
van 1762 te öistetwijk, Berkel, Enschot, Haaren, Heukelom en
Udenhout Het Witte Goud, een vertelling Een goed van Porta Celi te Kerkhoven, voor 1381
KLEINE MEIJERIJ
DE KLEINE MEIJERIJ
1981, jaargang XXXII
Vlugschrift van de heemkundekring: Berkel-Enschot, Esch, Haaien, Helvoirt, Moergestel, Oisterwijk, Udenhout.
BESTUUR J. Akerboom, Berkenlaan 2, Haaren, voorzitter; P. Drijvers, Burgemeester Canterslaan 29, Oisterwijk, vice-voorzitter; P. van Dommelen, Sparrenlaan 8, Udenhout, secretaris; mr H. Bekius, Loonsebaan l, Helvoirt, penningmeester; mevr. J. Suylen-van Lanschot, "Den Tulder", Oude Rijksweg 36, Helvoirt; Th. Brekelmans, Lob laan 37, Berkel-Enschot; P. Jansen, Dorpsstraat 4, Esch; J. van Laarhoven, Broekzijde 6, Moergestel; A. van den Oever, Gemullehoekenweg 40, Oisterwijk; L. Vissers, Kerkstraat 47, Haaren. REDAKTIE
P. Wuisman, streekarchivaris, Durendaaldreef 14, Oisterwijk; W. de Bakker, Schepersdijk 15, Oisterwijk.
WERKGROEPEN Archeologie (en vondstmeldingen) J. van Laarhoven, Broekzijde 6, Moergestel
Streekdialekt
mevr. T. Vugs-van Opstal, Pieter Breughelstraat 29, Oisterwijk
Monumenten en Streekmuseum
mr H. Bekius, Loonsebaan l, Helvoirt
Veldnamen
Th. Brekelmans, Löblaan 37, Berkel-Enschot
ADMINISTRATIE
Het lidmaatschap van De Kleine Meijerij bedraagt f. 30,-- (leden die Brabants Heem reeds ontvangen f. 22,50). Betaling gaarne eerst na ontvangst van een nota. Opzegging voor l december van het lopende jaar. Administratieadres: Sparrenlaan 8, 5071 CK Udenhout postgiro nr. 4315463 t.n.v. Heemkundekring De Kleine Meijerij 5268 KT Helvoirt, of Rabobank Oisterwijk nr. 13.89.80.209 t.n.v. De Kleine Meijerij. Nabestellingen van losse nummers kan bij de administratie geschieden.
OMSLAG Feestelijke intocht van burgemeester C.A. Schijvens te Haaren bij zijn 25-jarig ambtsjubileum op 14 mei 1906 (foto P. Weynen, 's-Hertogenbosch).
UITTREKSEL UIT DE STATUTEN DER VERENIGING HEEMKUNDEKRING "DE KLEINE MEIJERIJ", verleden 4 mei 1979 voor notaris L. van der Werf, Oisterwijk Naam, zetel en werkgebied. Artikel l.
1.
De vereniging draagt de naam: Heemkundekring "De Kleine Meijerij" en is gevestigd te Oisterwijk.
2. Het werkgebied van de vereniging omvat de burgerlijke gemeenten Berkel-Enschot, Esch, Haaren, Helvoirt, Moergestel, Oisterwijk en Udenhout. Doel. Artikel 2.
l.
De vereniging heeft ten doel: het bevorderen in brede kring van de belangstelling voor en de kennis van eigen streek, volk en gebruiken daarvan en heemkundig waardevolle overblijfselen uit vroeger tijden.
AANMELDING LIDMAATSCHAP DE KLEINE MEIJERIJ Ondergetekende: ________________________ Volledig adres:
________________________
*
wenst lid te worden van de heemkundekring De Kleine Meijerij (f. 30,- per jaar) * wenst een abonnement op het vlugschrift De Kleine Meijerij f. 22,50 per jaar) * wenst____ex. van nummer___ van 1981 te ontvangen. Het verschuldigde bedrag zal na ontvangst van de nota voldaan worden.
Doorhalen wat niet verlangd wordt!
(handtekening)
2. Al hetgeen het vorenstaand doel kan bevorderen in de ruimste zin van het woord behoort eveneens tot het doel van de vereniging. 3.
Zij tracht dit doel te bereiken door het onderzoeken, bestuderen en veiligstellen van heemkundig belangrijke terreinen, onroerende en roerende goederen, zaken, voorwerpen en oudheidkundige gegevens in en van het werkgebied en zijn omgeving, door het organiseren van excursies, cursussen, lezingen, publicaties en tentoonstellingen, hetzij zelfstandig, hetzij in samenwerking met andere groeperingen of instanties, alsmede het deelnemen aan activiteiten van andere verenigingen, welke met het vorenstaand doel verband houden of daartoe van belang zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
4.
De vereniging zal zich onafhankelijk opstellen ten aanzien van godsdienst en politiek.
ADMINISTRATIE DE KLEINE MEIJERIJ
SPARRENLAAN 8
5071 CK UDENHOUT
DE NEDERZETTINGSNAAM OISTERWIJK ONDERZOCHT OP BETEKENIS EN OUDERDOM. door Drs. H.J.M. Thiadens Bij Dr J. de Vries (1) vindt men het volgende: "Oosterik, N-N-NB is hetzelfde als Oosterwijk" en Oosterwijk l, N-NB, in 1167 Hosteruuic, in 1215 Ostruich; Oosterwijk 2, B-L, bij Tongerlo, in 1165 als Ostrewic genoemd. Met Oosterik, N-N-B is hetzelfde als Oosterwijk wordt bedoeld een gehucht onder Leende. In de Kleine Meijerij, 1980 (2) leest men op het zegel van Oisterwijk, 1355 "oesterwiic" en in 1408 is er sprake van "inder prochyen van Oesterwijc" en tenslotte in 1669 Udenhout onder Oisterwijck (3). Samenvattend komen we dus voor Oisterwijk gelegen aan de Voorste stroom tot: Hosteruuic in 1167 Ostruich in 1215 Oesterwiic in 1355 Oesterwijc in 1408 Oisterwyckin 1669 Oisterwijk heden Oosterwijk heden. Omdat de latere vormen van Hosteruuic steeds zonder H worden weergegeven zullen we deze H beschouwen als een toevoegsel zonder betekenis.
In Nederland kunnen plaatsnamen, die eindigen op -ik teruggaan op het Gallo-Romeinse suffix -acum, de onzijdige vorm van een oorspronkelijk adjectief, dat werd gehecht achter een Gallische of Latijnse persoonsnaam om het begrip toebehorend aan weer te geven. Lang niet alle aardrijkskundige namen, die op -ik eindigen gaan terug op -acum. In Nederland kan -ik eveneens ontstaan zijn uit -wijk, -dijk, -lijk, -spijk, -ink en -beek (4). De Limburgse -ik-namen zijn ontstaan in de Romeinse tijd; zij laten echter geen Romaanse ontwikkeling zien, zodat zij waarschijnlijk ten tijde van de Frankische invallen gegermaniseerd zijn. Daar de namen van de aan Meterik (Limburg) grenzende gehuchten: Oostenrijk (1459 Osterick), Schadijk (1483 Scadick), Middelijk (1523 Myddelycke) met het element -dijk of -wijk samengesteld zijn, kan in Meterik ook een van beide elementen schuilen. (5). (H)osteruuic eindigt op -ie (-ik) en bevat dus het element -wijk. We komen dit element ook tegen onder Oirschot. In een oorkonde van 1312 (6) spreekt men van de Boterwijck. Boterwijk is nu nog een gehucht onder Oirschot. Zo kennen we ook onder Diessen de buurtschap Westerwijk. In 1147 schrijft men Wystruuic (7). Dus ook hier een -ik- naam, die het element -wijk bevat. In de gemeente Eersel ligt het gehucht Schadewijk. In Eersel zegt men Schaak, elders in de Kempen Schaik. We kennen Schadewijk met de varianten Schaewich en Schaeck voor Twello (Gelderland). (8). Vlakbij Schadewijk (gem. Eersel) ligt Walik. Bij Zonderwijk onder Veldhoven denkt men aan de betekenis Zuiderwijk. Een oude heerlijkheid onder Waalre heet Treeswijk. We weten tegenwoordig, dat -wijk geen leenwoord uit het latijn (vicus) is, maar een oor1981, jaargang XXXII afl. 3
47.
spronkelijk germaans woord voor "omheining", waaruit zich een aantal betekenissen ontwikkelden. Dr.D.P.Blok wijst hierop bij de behandeling van het element -wijk in het Land van Woerden.: "We zullen moeten aannemen, dat wijk, net als dorp waarmee het semantisch zo grote gelijkenis vertoont, in die tijd (12e en 13e eeuw) nederzettingen van verschillende omvang - desnoods van slechts één hoeve - kon aanduiden. We moeten er rekening mee houden, dat deze grote populariteit van wijk in de betekenis nederzetting ertoe bijgedragen kan hebben dat de betekenis inham, zijsloot grotendeels verdween" (9). In het werk van A.P. De Bont: "Dialect van Kempenland" lezen we: "Bij alle plaatsen nu door deze namen met wijk aangeduid past de betekenis dorp, gehucht, buurt, woonplaats" (10). Over Schadewijk (gem. Eersel) schrijft A.D. Kakebeeke: "The hamlet of Schadewijk consists of two old elements, an "Einzelhof' (Hoogstraat) and a "Plaatse" (Schadewijk) itself. It is possible, that they existed already in 700. This age would correspond too with a period of drought supposed in the system of Bennema (1954), when occupation of the lower valley slopes became possible" (l 1). Wijk als nederzettingsnaam kennen we met zekerheid in de naam Wijk bij Duurstede (Dorostate-Dorrestade-Wijk-Wijk bij Duurstede) We zien hier een totale naamsverandering optreden (12). Bij Dr. J. de Vries lezen we bij Wijk bij Duurstede ondermeer: in 948 vermeld: "in villa quondam Dorsteti nunc au tem Wik nominata" (13) Wik (Wijk) wordt dus de nieuwe naam van het herbouwde Dorestad, dat door de Noormannen was verwoest. In het midden van de Bommelerwaard ligt Kerkwijk o.a. bekend om zijn romaanse kerk uit de 11de eeuw. Modderman vermoedt, dat de oude naam van Kerkwijk Alder was (14). In het proefschrift van Dr .P. Tummers: "Romaans in Limburgse aardrijkskundige namen komt ook Wijk (het aan de rechter oever van de Maas gelegen gedeelte van Maastricht ter sprake). We lezen: "Hoewel de bodem van Wijk tal van overblijfselen uit de Romeinse tijd bevat en er wegen door liepen naar Heerlen en Aken, zijn er toch geen bewijzen gevonden, dat Wijk in de Romeinse tijd een vicus "dorp" was. Als oudste vermelding van dit Wijk geeft hij 1157 Wich (15). Oosterwijk werd reeds in 1167 genoemd. De Meierij, die de helft van Noordbrabant besloeg was in 4 delen gesplitst: Peelland, Kempenland, Oisterwijk en Maasland. Oisterwijk was hoofdplaats van het kwartier Oisterwijk. Den Bosch werd gesticht in een bos rond 1185 en werd hoofdplaats van de Meierij. Oisterwijk moet dus al op het einde van de 12de eeuw wat hebben voorgesteld om tot hoofdplaats van het kwartier Oisterwijk te worden uitgekozen. Op de kaart van de bewoning in Noord-Brabant, voornamelijk 2de-3de eeuw naar Beex (16) zien we ter plaatse van Oisterwijk enige bewoning aangegeven. Er gaapt een grote tijdsperiode tussen de 3de eeuw en de vermelding Hosteruuic in 1167. Een plaats kan uiteraard veel ouder zijn dan de eerste vermelding. Een naam als Hilversum komt pas in 1305 voor het eerst in de bronnen (Hilfersem, Hilfercem) en is te etymologiseren als het heem van Hilvert. Omdat heem-namen vanaf de 5de tot de 10de eeuw werden gevormd mogen we aannemen 48.
dat hier in Hilversum reeds in de Karolingische tijd of kort daarna een woonplaats aanwezig was. (H)osteruuic eindigt op -ie (ik) en bevat het element-wijk. Wijk is een oorspronkelijk germaans woord voor omheining, waaruit zich dus het begrip nederzetting heeft ontwikkeld. In 948 treedt Wijk (Wik) op als nederzetting bij het herbouwde Dorestad. De Plaatse Schadewijk (gem. Eersel)kan teruggaan tot 700. Ook dit is een nederzetting zij het een zeer kleine. Zo gezien kan Oisterwijk veel ouder zijn dan 1167. Tenslotte nog iets over het begin van de naam Oisterwijk. Als we de H in de vermelding van 1167 beschouwen als een toevoegsel zonder betekenis is het eerste element Os (t) of Oes(t) of Ois(t). De naam Augusta wordt gedragen door talrijke Romeinse steden en kleinere plaatsen: Trier, Augsburg, Augst bij Bazel, Aosta in Piémont, Aouste in het département Ardennes en Oust-Marais in het département Somme. Zij danken hun naam aan de Romeinse keizercultus. Het gehucht Oost (gem.Eisden) heette in 870 Augstchirche 965 villam Brueste cum acclesia Woltensi 1237 Oes 1238 Ois 1282 Oies 1350 Oes 1354 Oystkerken 1377 Oist 1424 Oyze 1499 Oist De tegenwoordige vorm Oost (gem. Eisden) is dus rechtstreeks ontstaan uit Augusta (17) In de 13de eeuw schrijven Luikse scribenten Oes, Ois, vormen waarvan het verdwijnen van -t na s- een Waals kenmerk is. Is het niet mogelijk, dat we in de naam Oisterwijk te maken hebben met Ois of Oes afgeleid van Augusta? Er was bewoning in Oisterwijk in de Romeinse tijd. Met de komst van de Franken (Germanen) in de 4de eeuw (ze werden tot het Romeinse Rijk toegelaten) is het denkbaar, dat ze zich vestigen bij een bestaande nederzetting. In 373 horen we van een gevecht tegen een Saksische roversbende bij Deusone in regione Francorum, Deuson in het gebied der Franken, dat is bij Diessen in Noordbrabant (18). Diessen en Oisterwijk liggen vlakbij elkaar. Zo ook het reeds genoemde Westerwijk onder Diessen in 1147 Wystruuic en (H)osteruuic (Oisterwijk) in 1167. De oudste schrijfwijze van Westerwijk en Oisterwijk zijn aan elkaar identiek, (ruuic). Het lijkt erop of deze Franken twee nederzettingen hebben gesticht met de naam wijk, waarbij we bij Oisterwijk kunnen denken aan een gedeeltelijke overname van de nederzettingsnaam Augusta. Augusta of Augst werd begrepen als Oost. Om de nederzettingen van elkaar te onderscheiden krijgen we naast Oisterwijk, Westerwijk. Het element-wijk in Oisterwijk bracht ons terug tot de tijd van de inval van de Germanen. 49.
Wijk is een oorspronkelijk germaans woord voor omheining, waaruit zich het begrip nederzetting ontwikkelde. Het eerste element Ois of Oes kan terug gaan op Augusta, een nederzettingsnaam in de Romeinse tijd. In de naam Oisterwijk kan dus het samenwonen van de Franken met de oorspronkelijke bewoning uit de Romeinse tijd tot uitdrukking komen. De Voorste Stroom-Essche Stroom kan een waterverbinding van betekenis zijn geweest met het Romeinse Esch. We mogen ook denken aan een wegverbinding tussen Oisterwijk en Esch. Een onderdeel hiervan is ongetwijfeld de veenbrug door het dal van de Oude Ley. De Voorste Stroom-Essche Stroom vormt de zuidelijke begrenzing van een gebied rijk aan lösslemen. Het lijkt me niet onwaarschijnlijk, dat hier eens romeinse villa's hebben gestaan. Wil men een oude verbinding naar het zuiden dan lijkt mij deze gelegen te hebben tussen de Balvoortse Brug en de Belversche Brug door de Kampina. Ir. H. Beye (19) vond een aantal oude opgeworpen aanvoerwegen naar de Balvoortse Brug. De Beerze volgt tussen Eersel en Balsvoort de richting ZO-NW. Op het punt waar de gemeentegrenzen van Boxtel, Oirschot en Oisterwijk tesamen komen ligt de Balvoortsebrug. De brug ligt juist daar waar het Beerzedal een plotselinge versmalling ondergaat en de NW afstroomrichting inruilt voor de richting WZW-ONO. Dat we met een oude rivierovergang te maken hebben blijkt al uit het bestanddeel voort in Balsvoort. Trekt men een lijn van de Balsvoort naar de Belversche Brug dan vindt men in de Kampina een rug (20) langs de oostelijke dalwant van een verdwenen Beerze. Als resten van deze oude loop kunnen genoemd worden: Logtse Velden, het Winkelsven, het zgn. Groot Goor en het Belversven. Mogelijk ligt de Rosep vanaf het Belversven naar het NW in dit oude Beersedal. Genoemde rug kruist de Melaniedreef niet ver van een tweetal hoogten omgeven door de hoogtelijn van 10 meter, waarbij de veldnaam Muntel optreedt. Vanaf de hoogte Muntel kon men het verkeer in de gaten houden tussen Balsvoort en Belversche Brug en de doorgang (nu een stuifzandruggetje) tussen het Groot Goor en de laagte de Winkel.
1. Dr.J. de Vries, Woordenboek Noord- en ZuidNederlandse Plaatsnamen, aula 85 p. 128 2. W.A. van Ham: Wapen en Wapenkleuren van Oisterwijk, in De Kleine Meijerij, 1980 XXXI p.28 3. Mr. G. Berkelmans; De Gasthuishoeven op Hooghout, Bakermat van Assisië (II), in De Kleine Meijerij, 1980 XXXI p.69 en p.80 4. Prof. Dr.P.L.M. Tummers; Romaans in Limburgse aardrijkskundige namen, diss. 1962, Assen p.22 5. idem p. 26 6. A.P. De Bont; Dialekt van Kempenland, deel III Geografische namen, Assen, 1969 p.125 7. Dr.J.de Vries, Woordenboek Noord- en ZuidNederlandse Plaatsnamen, aula 85 p.186 8.. A.P. De Bont; Dialekt van Kempenland, Deel III Assen, 1969 p.125 9. Dr.D.P. Blok; Toponymische verkenningen in het Land van Woerden, in Geografisch tijdschrift nieuwe reeks XI, 1977 5 p.405 10. A.P. De Bont; Dialekt van Kempenland, deel III, Assen, 1969 p.125 11. A.D. Kakebeeke: Some observations about habitation and parcelling in the hamlet Schadewijk, 50.
12. 13. 14.
15. 16. 17. 18. 19.
20.
municipality of Eersel (Noith-Brabant), in geografisch Tijdschrift, nieuwe reeks, deel II nr. 3 p.202 Dr.D.P. Blok; Iets over Toponymie en Geografie, in tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap deel LXXXII no 4, 1965 p.372 Dr.J. de Vries; Woordenboek Noord- en ZuidNederlande Plaatsnamen, aula 85p. 189 Dr.D.P.Blok; Teisterbant, in Mededelingen der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Afd. Letterkunde, nieuwe reeks- deel 26, no 12 Amsterdam, 1963 p. 17 (469) Prof. Dr.P.L.M. Tummers, Romaans in Limburgse aardrijkskundige namen, diss. 1962 Assen p. 45 en 47. Dr.W.A. Van Es; De Romeinen in Nederland, Bussum, 1972 p.176 Prof. Dr.P.L.M. Tummers; Romaans in Limburgse aardrijkskundige namen, diss. Assen, 1962 p.77 en p.80 Dr.D.P.Blok: De Franken in Nederland, Bussum, 1974 p.20 Ir.H.M. Beye: Bodemkartering Beeizedal op de Kampina, 1978 (op een bij deze studie behorende kaart staan ook de oude opgeworpen aanvoerwegen naar de Balsvoortse Brug. Ouderdom van deze opritten wordt niet aangegeven). Drs. H.J.M. Thiadens: Boxtel in de Duistere Eeuwen; in Brabants Centrum 19 juni 1980 p.13.
Noot. Oude-wijknamen als nederzetting waren nog naast Wik bij IDorestad (948) en Schadewijk (gem. Eersel (7 00): Langs de Maas in Limburg rond 600 Meeswijk en Blitterswijk (a). In het latere Rijk van Nijmegen de koninklijke villa Ewijk en Beek. Ewijk rekent men tot het Karolingische koningsgoed (b). Zuidelijk van Wijk bij Duurstede ligt Rijswijk, dat in de 11de eeuw wordt genoemd (c) (a) Dr.D.P. Blok: De Franken in Nederland, Bussum, 1964 p.31 (b) idem p 75 en p 84 (c) Dr.D.P.Blok, Teisterbant, Amsterdam, 1963 p 15 (467) Meeswijk ligt 30 km stroomafwaarts van Maastricht en Blitterswijk 30 km stroomafwaarts van Blerik/ Venlo. Rijswijk lag in de oude pagus Teisterbant. Tot het Karolingische koningsgoed behoorde ook Noordwijk. (Zie Dr.D.P.Blok: De Franken in Nederland, Bussum, 1974 p 79 en p 75.
Merkwaardig vind ik het, dat Wik bij Dorestad, Schadewijk bij Eersel, Meeswijk en Blitterswijk, Ewijk en Noordwijk evenals Oisterwijk alle aan het water zijn gelegen. Schadewijk op 500 m afstand van de samenvloeiing van Kerkloop met de Run. Ook het reeds genoemde Boterwijk onder Oirschot, Westerwijk onder Diessen en Zonderwijk onder Veldhoven liggen aan of vlakbij het water. b.v. Zonderwijk aan de Zonderwijkse Dommel en Boterwijk aan een rechterzijbeek van de Beerze. De Noordbrabantse beken hebben hoe klein ook tamelijk brede dalen. In de tijd voor de watermolens wil ik de bevaarbaarheid al is het met een vlot of kleine schuit niet uitsluiten. De waterrijkdom moet groter zijn geweest omdat er nog veel meer bos was en de afstroming nog niet werd bevorderd door rechttrekking. Kleine dalen waren hier en daar gestremd door zandafzettingen waardoor zich ook veen kon ontwikkelen. Ook de bevolking in de 2de en 3de eeuw woonde niet voor niks langs de beekdalen. Het moeten de oudste natuurlijke verkeerswegen zijn geweest. Veel landen in tropisch Afrika worden of werden niet voor niets met de naam van de rivier aangeduid.
(noot van de redaktie) M. Gysseling haalt in zijn Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg. NoordFrankrijk en West-Duitsland (vóór 1226), 1960, nog de in de Abdij Averbode berustende oorkonde aan waarin Hosteruuic, die hij dateert vóór 1167; dr. H. Camps laat deze vermelding in zijn Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312, 's-Gravenhage 1979, achterwege. Op welke gronden weten we niet, 51.
daar hiervan geen verantwoording te vinden is. Daar schrijver van het voorgaande blijknaar niet de beschikking had over dit voor onze streek zo lang verwachte werk noteren we, hopelijk voor verder onderzoek, want het laatste woord in deze zal nog wel niet gesproken zijn, de vormen die uit de 13de eeuw zijn overgeleverd.
Tussen haakjes is de bladzijde en de regel bij Camps vermeld. 1. Oesterwijc, 1214 (1806), 1280? (465 24 ), 1299 (70412) 2. Ostruich, 1215 (18l33) ook bij Gysseling 3. Hosterwych, 1230 (2263)
4. Oisterwich, 1230 (2266,16,19)
5. Hosterwich, 1230 (2269) 6. Osteruuic, 1231 (228!6) 1231/32 (232l 3 ) 7. Oesterwic, 1231/32 (234Ü)
8. Osterwike, 1238 (266 7 ) 9. Osterwich 1259 (357 25 >31) 10. Oesterwyck, 1290 (55921)
11. Oisteruich, 1296 (64713.14) 12. Ostrewich, 1296 (6482<*) Gysseling geeft als verklaring: Germaans Austra, 'oostelijk' + wika, masculinus, 'Dochternederzetting'.
(W.d.B.)
NIEUWE UITGAVEN De smalle weg Herinneringen van Bim van der Klei, 1980, stencil. De zoon van de vroegere Oisterwijkse Notaris v.d. Klei beschrijft hierin zijn jeugd te
Bergen op Zoom, zijn jaren te Oisterwijk, persoonlijke herinneringen aan het verzetswerk te Oisterwijk en Moergestel tijdens de bezetting. Het tweede deel behandelt zijn handicap (hij werd op 30 jarige leeftijd blind) en ondanks dat zijn geslaagde studie en huwelijk. Voor Oisterwijk en omgeving zijn vooral de vooroorlogse jaren en de bezettingsperiode van belang. Niet in de handel. Ketelaars alias Den Steenbecker, door W. de Bakker, en Een lijn van nakomelingen van Peter zoon van Claes Janse de Ketelaer, door S.J .M .M. Ketelaars; beiden in De Brabante Leeuw, jrg 30 (1981) nr 4.
Deze, in de 16de eeuw op Kerkhoven onder Oisterwijk wonende familie, was lange jaren gevestigd op de Hondsberg op de grens van Moergestel. Nakomelingen in de 19de eeuw worden vermeld te Moergestel, Tilburg, Oisterwijk, Hilvarenbeek en 's-Hertogenbosch,
NIEUWE ERVEN IN HET GAGELREYS door Dr.Ir. C.H.J. van den Brekel Dorpen voerden in vroeger eeuwen vrij eenvoudige financiën. De zorg voor infrastructuur bestond nog niet: het onderhoud van wegen, dijken en bruggen was per herdgang ondergebracht bij particulieren O. Zestiende-eeuwse dorpsrekeningen van bijvoorbeeld Udenhout tonen aan 2) dat het grootste deel der ontvangsten besteed werd aan reis- en verblijfkosten van leden van het bestuur, die de gemeente naar buiten vertegenwoordigden. Daarnaast kende men een post voor salarissen van dorpsdienaren terwijl het overige opging aan allerlei kleine uitgaven. De baten en lasten hielden elkaar normaal gesproken in evenwicht aangezien men de kosten van het dorpsbestuur achteraf omsloeg door middel van een hoofdelijke belasting, de
personele omslag. De dorpsfinancien konden grondig in de war gebracht worden door onvoorziene omstan-
Gagelrijs- ofBeeldven in het landgoed Nemelaer. (foto H. Bolscher, eig. Het Noordbrabants Landschap}. 53.
digheden, zoals het brandschatten door vreemde troepen. In zo een geval moest het dorp geld negotiè'ren, d.i. op rente lenen. Het verlies werd daardoor over een reeks vanjaren uitgesmeerd. Dit had uiteraard een verhoging van de personele omslag tot gevolg. Indien dergelijke tegenvallers zich herhaaldelijk voordeden, kon het gebeuren dat de renten niet langer opgebracht konden worden. Men was voortdurend bezig met het aflossen van obligaties met hoge rentevoet en het aantrekken van leningen tegen een gunstiger rente. Als de nood te hoog werd nam het corpus zijn toevlucht tot het laatste redmiddel: het uitgeven van gemeyntgronden3). Een gemeynt, aldus Smulders, is een gebied met woeste gronden (hei- en moervelden en wild grasland) binnen een bepaalde omgrenzing, dat in gemeenschappelijk gebruik was bij de inwoners van één of meer dorpen of bij de bewoners van een deel van een dorp. De ingezetenen konden op deze gronden, die doorgaans gelegen waren buiten de woonkern en buiten de erven in particulier bezit, hun vee en schapen laten grazen, plaggen en turf en leem steken voor eigen gebruik. Voor het gebruik van de gemeynt betaalden de gebruikers een gebuurcijns. Daar de grenzen van de gemeynt niet altijd samenvielen met die van het gericht - dit was het gebied waarover de jurisdictie van de schepenbank zich uitstrekte - is menig geschil ontstaan over het gebruik van de gemeynt. Een fraai voorbeeld hiervan is het conflict tussen die van Oisterwijk en die van Oirschot, dat pas in de negentiende eeuw is beslecht. De omvang van de Oisterwijkse gemeynt is elders in dit vlugschrift beschreven 4). Over zo een bijzondere stap als het uitgeven van nieuwe erven werd in ruime kring beraadslaagd. Hieruit moge blijken dat met de gerechtigden niet uitsluitend de schepenbank bedoeld is. Zo heeft in 1555 het corpus van Oisterwijk, bestaande uit de schepenen, de gezworen raadsleden, de borgemeesters, alsmede de kerkmeesters, de H. Geestmeesters, de dekens van het wullenambacht en tenslotte de 'notabelsten en meest gegueden ingesetenen' vergaderd 5) over de kwestie hoe de vrijheid van Oisterwijk " ... ter minste scade ende meesten proffijte der ingesetenen (...) de grooten commer ende sware lasten" van de "oirloge ende brantschat des conincx van vranckrijcke ende des hertogen van cleve" te boven konden komen. Hoewel reeds in 1546 keizer Karel V als hertog van Brabant middels een "....oepene brieuen van octroye" de vrijheid had toegestaan een deel van de gemeynt van Oisterwijk te verkopen, is er eerst negen jaar later daadwerkelijk over gedelibereerd om al dan niet tot uitgifte over te gaan. De bovengenoemde commer is veroorzaakt door het leger van de beruchte Maarten van Rossum, de veldheer van Willerri, de hertog van Kleef, Gulik en Mark^). Nadat de toegezegde belening van het hertogdom Milaan aan de hertog van Orleans niet verleend was, heeft de koning van Frankrijk met de hertog van Gelder in 1541 een verbond gesloten tegen keizer Karel. In 1542 is Maarten van Rossum Brabant binnengevallen en hij heeft vele dorpen geteisterd T). Na onder andere Oisterwijk te hebben verwoest, heeft Van Rossum de vrijheid een 54.
schatting opgelegd van vierduizend gulden. Moergestel moest vijfhonderd en Hilvarenbeek veertienhonderd gulden opbrengen. Van Rossum heeft zijn strooptocht zelfs voortgezet tot nabij Antwerpen, welke stad hij bijna heeft ingenomen. In het volgende jaar is hij opnieuw door de Meijerij getrokken. Via Boxtel, Vught en nogmaals Boxtel, dat zevenduizend gulden moest opbrengen, is hij toen naar Oisterwijk getrokken waar hij eveneens zevenduizend gulden heeft gevorderd. Via Hilvarenbeek en Tilburg, die respectievelijk dertienhonderd en drie-en-veertighonderd gulden moesten betalen, is Van Rossum naar Eindhoven en Helmond getrokken, welke steden hij beide heeft ingenomen. De vijandelijkheden met de Geldersen zijn pas beëindigd nadat Karel V Duuren en Venlo had ingenomen. Willem van Gelder heeft Karel toen om genade gesmeekt en zich aan hem onderworpen. Vanaf dat moment was Karel heer over de zeventien Nederlandse gewesten. In het daarop volgende jaar heeft Karel te Crespi vrede gesloten met Frankrijk. De enorme bedragen die Van Rossum heeft gevorderd van Oisterwijk en de zware beden die keizer Karel hier ten lande oplegde om de voortdurende veldtochten tegen Frankrijk en Gelder te financieren, hebben geleid tot de benarde situatie. De vrijheid Oisterwijk heeft dan ook besloten stukken in het Gagelreijs te verkopen. De stukken zijn verkocht onder de last tot het betalen van "...eenen grooten grontchijns der hertogen van Brabant en elcken lopens een oort stuvers (?) in den wilderchijns van Oisterwijck" die betaald moesten worden op St. Thomas-apostel dag. De volgende erven zijn uitgegeven : Anthonisse Aerts de Molder 8) heeft gekocht "Een buender (...) tussen een dijxken loopende vanden berch gelegen voir thecken van Jan hendriksen (van den Bosch) erffenisse naeder crekels hoeuen toe ex vno noortoistw. enen lijnde aenden vers. berch liggende voor Jan Heeren(?) pieken ende metten anderen eynde aende gemeynt van oisterw. nog een buender (...) tussen erffenisse Jan Henrick Willemsen van den Bos ex vno noortoistw. ende tussen erffenisse Jansen de bvnger ex alio suytwest waert streckende metten eenen eynde aen een dijxken loopende vanden voirs berch lynne recht naerden toren van gestel waert ende metten anderen eynde aende gemeynt van oosterw." Elisabeth Jacop Emmen heeft gekocht " Een buender (...) tussen erffenisse Antonis aerts. de molder ex vno nooitoistw. ende tussen erffenisse Jan henricssen vanden bosch ex alio suytwestw. streckende metten eenen eynde aenden berch oft geme(y)nt liggende voir Jan heeren erffenisse ende metten anderen eynde aende gemeynte van oisterwijck ..." Jan Henrick Willem van den Bosch heeft gekocht "een buender (...) tussen erffenisse lysken dochter Jacop Emmen ex vno noortoistw. ende ende tussen erffenisse Antonis aertssen de molder ex alio suytwestw. streckende metten eenen eynde aen een dycxken lopende vanden berch liggende voir Jan heeren hecken lynerecht naeden toren van Gestel waert ende metten anderen eynde aende gemeynt van oosterw." 55.
Jan Matheeus de Bunger heeft gekocht9) "Een buender (...) tussen erffenisse Anthonis aertssen de molder ex vno noortoistw. ende tussen die gemeynt van oisterw. ex alio suytwestw. et fine vno streckende metten anderen eynde aen een dyxken loopende vanden berch liggende voir thecken van Jan heeren velt lynee recht naeden toren van gestel waert". "Twee buender (...) tussen erffenisse des heeren van geffen ex vno noortoistw. ende tussen erffenisse anthonis aertssen de molder ex alio suytwestw. streckende schoeps metten eenen eynde eensdeels aen erffenisse des gasthuys van den bos ende oick eensdeels aen een cleyn hoexken van onsen gemeynten ende metten anderen eynde schoeps eensdeels aen erffenisse Jonff. mechtelt van haren ende eensdeels aende gemeynt van oisterwyck 9)." Anthonis de Molder heeft tenslotte gekocht "Anderhalff buender (...) tussen erffenisse Jans de bunger ex vno noortoistw. ende tus-
sen een dyxken loopende vanden hoevel oft berch liggende voir Jan heeren velt nade crekels hoeuen waert ex alio suytwestw. streckende metten eenen eynde aen een hoexken onsen gemeynten liggende voir Jan heeren velt ende metten anderen eynde aende gemeynte van oisterw." 1.
56.
F.Smulders, Brabants Heem. jaargang VII, p2 (1955).
2. 3.
4. 5. 6. 7. 8. 9.
W.A. Fasel, Geschiedenis van Udenhout (1974) hoofdstuk IV. F.Smulders veimeldt zulke uitgiften in de vijftiende eeuw in De Kleine Meijerij, jaargang XX,, p. 3 (1969). Jaargang XIX, mei nummer en kanttekeningen hierop van F.Smulders jaargang XIX, p.78 (1967) Oisterwijk R 259, f 96 (1555) J.H. van Heurn, Historie der Stad en Meyerye van 's Hertogenbosch, eerste deel, p 488 (1776) Ibid. p 499 Dit was de tweede echtgenoot van Elisabeth dochter van Embert Jan van den Brekel, zie Ir. C.H.J. van den Brekel in Brabantse Leeuw, jaargang 26, p 143 (1977). Elisabeth, de weduwe van Anthonis Aert de Molder heeft blijkens een aantekening in de marge op de akte deze percelen in 1559 gekocht.
GAGELRIJS, CREKELSHOEVE EN KIEVITSBLEK een poging tot situering. door W. de Bakker Voordat men te Oisterwijk, komend van het Staalbergven, de Scheibaan opdraait, kan men linksaf naar het Kievitsblek. Vlak hierbij is nog niet zolang geleden een Volkshogeschool verschenen. Boerderij Kievitsblek staat er echter nog altijd. Tegenwoordig woont er de beheerder namens Het Noordbrabants Landschap van het landgoed Nemelaer. Een eindje verder, vlak voor het spoor treffen we de Schaapskooi. Hier midden tussenin aan de overkant van de weg ligt tussen het mastbos een tamelijk onbekend ven. Romantische geesten hebben hier in de nevelen boven het ven schimmen van kasteelheren van het nabijgelegen Nemelaer zien zweven. Naar verluid hebben priesterstudenten van het Groot-Seminarie te Haaren op een van hun wandelingen op een eilandje in dit ven enkele beelden aangetrokken. Die waren echter te aanstootgevend voor hun eerbaarheid zodat ze die in het ven schijnen te hebben laten verdwijnen. De torsi kan men echter zwaarbeschadigd voor het kasteel bewonderen. Hoe het echter allemaal zij, het ven heet tegenwoordig Beeldven. In vroeger eeuwen heette het Gagelrijsven. Zo spreekt het keurboek van Oisterwijk uit 1509 over die GagelrijsO. In 1524 is dat 'int Gagelrijs bij de Geytskoye omtrent den Emeler2). Het hertogelijke cijnsboek van Oisterwijk (1629-1647) noemt ook het Gagelrijsvenne onder Oisterwijk^). In 1672 is er een meningsverschil tussen de regeerders van Oisterwijk en Adriaen Andries van de Voort over het eigendom en het recht er turf uit te halen 'over seecker waeter ofte moerputte genaamt 'tGagelrysven gelegen teynde het heyvelt van genoemde Adriaen' 4). Wanneer Adriaen dit heiveld van 6 lopense 'bijt Gagelrysven' dat hij verkre-
gen had in een deling tussen de kinderen van Andries Peters van de Voort bij Cornelia 57.
De zwaar-beschadigde beelden uit het Beeldven voor kasteel Nemelaer. (foto H. Bolscher, eig. Het Noordbrabants Landschap) Jan Adriaens Gotschalcx in 1665 5) in ditzelfde jaar 1672 overdoet aan Bartholomeus Cornelis de Bont dan grenst het aan 'seeckere waterven ofte Gagelven ' 6). De achterkleinkinderen van Bartholomeus verkopen het veld in 1724 aan de eigenaar van de
Nemelaer Isaack baron van Cronstrom 7). Gagel (Myrica Gale L.) is een in het Oisterwijkse natuurgebied nog altijd veel voorkomende plant.
Hemelsbreed ruim een kilometer oostwaarts maakt de grens tussen de Gemeenten Boxtel en Oisterwijk, die vanaf Balsvoort kaarsrecht is, een knik naar het oosten. De kadastrale
kaart vermeldt hierbij: 'Jachtpaal de Krekelhoefsche Heide' 8). In 1563 vond er een paalscheiding plaats tussen de gemeinten van beide plaatsen. Men 58.
begon in de Belverse straat aan de Santvoirt en ging door een steegje naar het zuiden tot de stroom genaamd de Aa, hier de reeds verenigde Voorste en Achterste Stroom. Over de stroom aan 'de Laerenbeemt waer die schouwe van Boxtell gewoonlijck wordt aangeveert' daar de Rosep loop in de genoemde Aa loopt verder naar het zuiden langs de Langengracht van een heiveld, en van de hoek van dat veld lijnrecht tot op de noord-wes telijke hoek van een heikamp genaamd Krekelshoeve. Vanaf de zuidwestelijke hoek van die kamp ging het dan lijnrecht tot Balsvoort 9). Men mag aannemen dat zo ongeveer nog de gemeentegrens loopt. Van de hei zijn al eeuwen lang grote stukken aan particulieren uitgegeven, echter dikwijls zonder dat het tot in cultuur brengen kwam. Zo vermoedelijk ook met Krekelshoeve. Uit de omschrijving van deze paalscheiding krijgt men wel de indruk dat Krekelshoeve door een sloot omgeven was. Mogelijk zijn ter plaatse nog restanten aanwezig. Misschien ook de grensbergjes die Ferdinand Smulders, de aandrager van genoemde paalscheiding in zijn jeugd verderop richting Balsvoort nog in de hei aantrof, zoals hij me eens vertelde. Uit de bevestiging van de uitgifte van de gemeint van Kempen (nu meestal Campina) van 1420 tekende Smulders op het Gemeentearchief te Boxtel reeds een venneke aan dat zich met een eind uitstrekte in Henricks Heyhoeve van Krieckelhove 10). Met deze Henrik van Krekelhoven kunnen we zelfs tot 1391 terug. Hij wordt dan vermeld met zijn vrouw Agnes Wellens van Beke 11). Globaal is nu wel duidelijk in welke omgeving de nieuwe erven uit 1555 lagen. Opmerkelijk voor deze omgeving is wel, dat over die van Haaren niet gesproken wordt. De Oisterwijkse gemeint lag ten zuiden van de Voorste Stroom tussen Heukelom en Boxtel. Hierin waren die van Haaren voor een-derde gerechtigd. Dit blijkt onder meer in 1724 wanneer Isaacq baron van Cronstrom het water of ven genaamd het Gagelrijsven bij het Civiksbleck koopt l 2 ). Daarom gaat het oostelijke deel van de Oisterwijkse gemeint in het begin van de 19de eeuw dan ook bij de nieuw gevormde gemeente Haaren behoren. De Scheibaan vormde de grens die toen getrokken is door de gemeint. Eerst in 1938 is alles ten zuiden van de spoorlijn definitief bij Oisterwijk gevoegd omdat er problemen ontstaan waren over de juist over de Scheibaan ontstane vakantie-oorden. Van een drietal percelen kan een gedeelte van de verdere geschiedenis aangegeven worden. Omdat echter de aansluiting nog ontbreekt, is het niet geheel zeker of het wel de uitgege ven erven van 1555 zijn. De kinderen van Jan Willem Adriaen Peynenborch bij Cathelijn Wouter Gerits Verhoeven dragen 22 januari 1633 vier-vijfde van een stuk erf van een bunder in de parochie Oisterwijk aan de Grote Heye ter plaatse genaamd int Gagelrys over aan hun broer Peter Jan Willems Peynenborch. Dat zijn Wouter Jan Willems Peynenborch, Margriet dochter van genoemde Jan Willems Peynenborch, getrouwd met Jan Henrick Jans Vervloet, de momboren van de nog onmondige kinderen van wijlen Willem Jan Willems Peynenborch.
59.
(ïiijji-l (Myrica), huteenige geslacht van de planten fam. der G a g o l a c h t i g e n, Myricaceae, telt over do 60 soorten, struiken en boompjes. De tot katjes vereenigde bloemen verschijnen vóór de langwerpige
a.
-7
(Jagol. Myrica gale. a —mannelijk katje ; b —^vrouwelijk katje, o—mannelijke bloem met schub; d — v r o u w e l i j k e bloem met schub.
bladeren. De bekendste is de gewone g., ook post, posaem, Drentsche thee, luiskruid of vlooienkruip geheeten, M. gale, een tot l'/a i» hooge struik, die in
vochtige heide en zandstreken van Europa en Azië groeit. Vroeger won men uit de schors de looistof, uit de bloemknoppen een gele verf en werden de bladeren geneeskundig benut. In Noorwegen mengt men de bladeren door rooktabak voor den geur. De sterkgeurendo twijgen verjagen de mot. Tegenwoordig wordt M. gale met drie andere soorten ook als afzonderlijk geslacht Gale beschouwd. Van deAmerik. soorten wint men was, o.a. van de steenvruchten van M. carasana, M. cerifera, hier wasgagel genoemd. Bouman.
60.
alsmede de momboors van Aelken de onmondige dochter van wijlen Jan Aert Claes van Vucht bij Truycken dochter van genoemde Jan Willems Peynenborch. Het erf lag tussen erven van Oede weduwe van Gerrit Verhoeven aan de ene zijde, Jan Anthonis Priems met meer anderen aan de andere zijde, Jan Thonis van den Boer aan een eind, en de gemeint aan het andere eind. Het erf was belast met l oude grote hertogcijns en 2Vx stuiver in de Wildercijns van Oisterwijk 13). Wouter natuurlijke zoon van wijlen Anthonis Wouters van Laerhoven had een ander erf, dat naar ik vermoed in het noord-oosten van de uitgegeven percelen gelegen kan hebben. Hij verkoopt in maart 1646 een torveld onder de parochie Oisterwijk in de Grote Heye in de Gagelrys, groot 10 lopense, aan Dierck Raessen van Grevenbroeck 14). Wouter wil zelf nog 4 roeden moer aan de oostenkant 'in de hoeck' uitsteken en op het veld zetten om het in de zomer te laten drogen. Het veld ligt tussen het Groot Gasthuis van den Bosch, dat hier ook in 1555 als buur genoemd wordt, en tussen Andries Peter Jacobs een van de Voort, het strekte zich uit tot de gemeint. Heiliger zoon van Dierck van Grevenbroeck draagt op 27 juni 1658 een erf over, bestaande uit hei en wei, 12 lopense groot, gelegen aan de Gemulhoeck tussen het Gasthuis van den Bosch en anderen en tussen de gemeint van Oisterwijk, en strekte zich uit tot Andries Peters van de Voort. Mogelijk is een van de twee keer de notering der aangelegen erven wat dooreen geraakt. Jacomijntje Diercx van Grevenbroeck probeert door vernadering het erf nog in de familie te houden, doch 30 januari 1660 ziet ze er vanaf en is Joachim Jans van Esch definitief eigenaar 15). Joachim van Esch was getrouwd met Barbara Jans van den Heuvel. In de deling van hun goederen krijgen Joachim en Elisabeth, kinderen van hun zoon Adriaen Joachims van Esch bij Christina Willems van Beurden een stuk heiveld van 16 lopense genaamd 't Gagelrijs achter den Gemulhoeck, tussen den Grooten Gasthuys en tussen de gemeint aldaarl6). In 1686 komt het aan Elisabeth, die dan reeds weduwe is van Vincent van Turnhout, met haar twee kinderen. Het heiveld heet naar de vorige eigenaar nu Heiligersvelt 17). De erfgenamen van Bartholomeus Vincent van Turnhout verkopen in 1731 een stuk blekkelingveld van ongeveer 12 lopense binnen de vrijheid van Oisterwijk aan het Witgagelrysven, dat dan al aan alle zijden tussen erven van de Nemelaer ligt, aan generaal Cronstrom 18). Mogelijk is ook de huidige boerderij Kievitsblek in 1555 uitgegeven. Smulders tekende in 1451 reeds een beemd aan in die Diese int Kievitsbleck naast de Erffgenamenbeempt 19). In 1612 noteerde hij de gemeint het Kievitsblek aan de Gemulhoeck20). Heer Aert die Beer ontving uit de gemeint in 1607 een stuk erf genaamd het Kievitsbleck van 4 bunder gemeten erfs in de parochie Oisterwijk 'opte Grote Heye omtrent ter plaetse genaamt de Gemulhoeck, rontsomme aen de gemeynte van Oisterwyck' 21) In het oudste kommerboek van Oisterwijk uit 1636 staat Andries sone Adriaen Dries Priems bij de Cleyne en Grote Heyhoeven met een 'huysken hoff en lant aende Groote Heye tsamen groot 8 lopense 44 roeden', en nog 'deselve, groese aldaer. 4 lopense'. Hij is 61.
aangeslagen 'voor deese reyse 314 oert'. Voor zijn gebruik is hij 2 denieren schuldig22). Geerit zoon van Marten Gerits bij Margriet Adriaen Driessen en Hendrick Cornelis Cleyn man van Adriane dochter van Marten Gerits bij Margriet dragen tesamen op 22 november 1658 een-zesde in een woonhuysken ende erff daeraen so lant, heye en dries, groot 20 lopense, in de parochie Oisterwijk aan de Grote Hei aent Kievitsbleck, het geheel gelegen tussen Joachim van Esch met meer anderen en de gemeint. Het strekt zich uit van een erf van de kinderen van Jan Anthonis van den Boer tot ten dele een erf van Thomas Joosten en ten dele de gemeint. Andries Adriaen Dries Priems moet daarvoor ook eenzesde van de lasten op zich nemen. Het betreft 6 gulden sjaars aan het Gasthuis in den Bosch, alsmede de hertogcijns 23). Het erf achter Kievitsblek, dat in 1832 nog aan twee zijden aan de gemeint grenst, kan van de hiervoor genoemde Thomas Joosten geweest zijn. In 1653 koopt die van het corpus van Oisterwijk uit de gemeint 8 lopense omtrent de Rosop 24) jn ftet noorden grenst het nieuwe erf aan genoemde Andries Adriaen Priem, oostelijk ervan ligt een erf
van Huybert Martens; zuid en west is het gemeint. Nadat Peter Adriaen Priems zijn tocht afgegaan is in een-vijfde in een aanstede met land en wei van 20 lopense onder de parochie Oisterwijk aan het Kievitsbleck, verkopen de erfgenamen Priems de stede 19 mei 1677 aan Jacob Jans de Bunger25). j)e last aan het Gasthuis blijkt nu losbaar met 100 gulden, de hertogcijns blijkt 6 stuivers te bedragen. De hiervoor reeds enkele malen genoemde Andries Priems lijkt niet de gehele boerderij bezeten te hebben. Degenen die ze van de hand doen zijn: Andries kinderen Peter, Jenneke, Adriaen en Adriaentje; maar ook de kinderen van Jan Adriaen Andries Priems, namelijk Hendrixken, getrouwd met Servaes Jans en Engeltje, getrouwd met Dirck Wouters van Achelen; ook Adriaentje getrouwd met Jan Peeter Haemers, en Jenneke, getrouwd met Adriaen Peeter Hamers, dochters van Peeter Adriaen Andries Priems; alsmede de kinderen van Hendrik Adriaen Priems namelijk Peeter, Adriaen de oude, Adriaen de jonge, Willemen Engeltje. Jacob van de Ven, getrouwd met Jenneke Jacobs de Bunger verkoopt de hoeve voor Bossche schepenen in 1714 aan Johan van Vugt26). Mogelijk de laatste pater van het Oisterwijkse klooster Catharinenberg27). De schepenen laten eenvoudig de omschrijving uit 1677 overnemen. Zo ook in 1716 wanneer Johan deze stede onder de goederen van Nemelaer brengt. Isac baron van Cronstrom is de koper28). In de Oisterwijkse protocollen is de verdere geschiedenis vrij goed af te lezen. Al zijn de eigenaars dezelfden als van de Nemelaer, de hoeve wordt wel steeds afzonderlijk genoemd. Wanneer 27 oktober 1768 de goederen van de hoogwelgeboren heer Daniel Isaac baron van Cronstrom, die te Haaren is gestorven en er 20 september 1768 ook is begraven29)j getaxeerd worden behoort daartoe naast de helft in de adelijke huize de Nemelaer en de leenhof van Kerkhoven alsmede verscheidene andere hoeven ook de helft in een huis, schuur en hof met omtrent 14 lopense zowel akkers als weilanden in de Grote Hei met noord Cornelis van den Bos, zuid de gemeint, oost Anthony Lomberts en west de straat, de helft in een beplant heiveld van omtrent 6 lopense, met oost Jan Peynenborg, west 62.
Loomans, zuid Cornelis van Esch en noord Louis Maigroms; alsmede de helft in een gagelven met verscheidene daerbij horende slechte heivelden waarvan de grootte onbekend is, met oost de gemene straat, west de weduwe Jan van Nuys, zuid Jan Peynenborg, en noord de erfgenarrien van de baron van Cronstrom. Erfgename is zijn zuster Dina Henriette, baronne van Cronstrom, douariere van Deelen tot Schoonenburg. In 1769 woont die op de huize Schoonenburg onder Neerhasselt en ze laat de Nemelaer met alle toebehoren waaronder het huis de Kievitsbleeck met vele landerijen, afkomstig van haar vader Isack en haar broer Daniel Isacq overdragen in den Bosch aan vrouwe Maria Philipina baronne Pieck, douariere van de heer Daniel Adriaen Le Leu de Wilhem, vrouwe van Waelwijck, Besoyen, Berlicom, Middelroode en Caathooven, wonend te 's-Gravenhage30). Daar woont ze nog als ze alles overdoet op 2 april 1773 aan Casparus de Jong, heer van Spanbroeck etc., die ook in den Haag woont31). Die gaat blijkbaar in Haaren wonen. Hij overlijdt er maar wordt in den Haag op 3 oktober 1774 begraven. Marcelis Bles, gemachtigd door zijn weduwe Geertruyda Ie Grant, laat alle goederen taxeren32). Blijkbaar gebruikte hij hiervoor de omschrijvingen van de taxatie van 1768. Bijna alle buren zijn dezelfden. Bij het beplante heiveld staat in plaats van Cornelis van Esch nu Anna Cornelia van Esch en in plaats van Loomans, Willem Blonket nomine uxoris. Het transport door Marcelis Bles aan Willem Anne van Wilmsdorff, dat plaats had voor Bossche schepenen op 9 september 1775 is te Oisterwijk niet geregistreerd, zoals eigenlijk in die tijd gebruikelijk was 33). Wel de hypotheek die van Wilmsdorff en zijn vrouw Anna Henriette van der Brugghen hiervoor blijkbaar afsloten34). Vele goederen die langzaamaan aan de bezitters van de Nemelaer gekomen waren werden nu van de hand gedaan, doch het kasteel en wat verder nog resteerde wordt als insolvente boedel 23 mei 1789 door een secretaris van den Bosch, Willem Cornelis Ackerdijck junior verkocht aan heer en meester Michiel Hubert, vrijheer van Hilvarenbeek, Diessen, Riel en Westelbeers, wonend te Venlo en Hilvarenbeek (sic!) 35). rje hoeve genaamd het Kivitsbleeck gelegen achter het kasteel de Nemelaer aan de heide onder Oisterwijk bij Haaren wordt nu omschreven als een huis, stalling, schuur, bakhuis, en turfschop met de teullanden groot 25 lopense, ten quohiere van Oisterwijk bekend als 8 lopense land; gelegen tussen Jan van de Bosch en tussen een gemene weg, strekkend met beide einden aan de gemene heide. Tien jaar later verkoopt mr Michiel Hubert dit alles aan Maria Martha Cornelia de Normandie weduwe van Francis Willem de Monchy, wonend te Rotterdam 36). Doch bij sententie van den Hove van Justitie over het voormalig gewest van Bataafs Brabant van 12 november 1798 is die overdracht gecasseerd, zoals te Oisterwijk in het verpondings register staat opgetekend. Vrouwe Jacoba Catharina Hubert huisvrouw van Bernard Johan Zaal, dochter van mr Michiel wordt in diens testament aangewezen als zijn erfgename37). Haar man is voor 1832 overleden. Als zijn weduwe staat ze in de oudste leggers van het kadaster ook ten zuiden van de Stroom als eigenaresse van vele landerijen te boek. Geprobeerd is dit op bijgaand kaartje aan te geven. Bij het in werking treden van het kadaster was de Nemelaar echter reeds verkocht. 63.
NÊMÊRLAAR
mogelijk de nieuwe erven n het Q-agelnjs
ROND
- OF B66LDVÊN
1832.
Anton van Oirschot vermeldt in zijn Drie Heerlijkheden aan de Lei^S), dat de weduwe van mr Willem Adriana Pillera, een Zaal, mogelijk een dochter van Bernard Johan Zaal, in 1831 de Nemelaar heeft verkocht aan de kort tevoren gouverneur van Noord-Brabant geworden André Jeari Louis baron van den Bogaerde van Terbrugge. Diens derde zoon jonkheer Donaas erfde de Nemelaar en zorgde door een zonderling testament dat het landgoed erg onderkomen geraakte. Op 3 december 1963 zou de jongste neef van jonkheer Donaas 80 jaar geworden zijn en kwam het landgoed op grond van het genoemde testament ter beschikking. In januari 1964 werd het gehele landgoed dan ook verkocht aan de Stichting Het Noordbrabants Landschap 39) Door een ruilverkaveling is later op een hoek van het oude landgoed de Brabantse Volkshogeschool gebouwd^O). 1.N.W. Posthumus, Keurboek van Oosterwijk, in Verslagen en Mededelingen der Vereniging tot uitgaaf van het Oud-Vaderlandsch Recht, deel VI, 1909,174-202. 2.R.A. 's-Hertogenbosch, Oisterwijk R. 228,21-1524. 3.R.A. 's-Hertogenbosch, Rentmeester Generaal der Domeinen 220, 79v. 4.R.A. 's-Hertogenbosch, Oisterwijk R. 366,1,27-1672. 5.R.A. 's-Hertogenbosch, Oisterwijk R. 359,1,55-1665 6.R.A. 's-Hertogenbosch, Oisterwijk R. 366, II, 18v-1672. 7.R.A. 's-Hertogenbosch, Oisterwijk R. 413, 217v-1724. 8.Met dank voor deze vondst aan ir H. Beye, Kampina, Boxtel. 9.F.Smulders, De Oostgrens van de Haarense Hei, in Heemkunde (later De Kleine Meijerij jrg 2, 1949 24. 10.G.A. Boxtel, A 6, fol. 19v. 11.R.A. *Hertogenbosch, 's-Hertogenbosch R 1179, 247-1391 12.R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R 413,224-1724. 13.R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R.327, 4-1633. 14.R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R.340,36v-1646. 15.R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R. 352,47v-1658. 16.R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R.364,1,111, 27-1-1671. 17.R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R. 475, l, 3-1-1686. 18.R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R.415, 143v-1731. 19.F.Smulders, Kivietsblek, in De Kleine Meijerij, jrg 11, 1957, no 2, 25. 20.R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R.306, 82-1612. 21.R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R.301,18-1607. 22.G.A. Oisterwijk 241, 55 III 23.R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R.352, 70-1658. 24.R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R.347, los papier bij fol. 78v, 13-12-1653. 25.R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R.371, II, 30-1677. 26.R.A. sHertogenbosch, 's-Hertogenbosch R. 1709, 93-1714. 27.vgl. W. de Bakker, Timmermans-stede in de Donkersteeg te Oisterwijk, in De Kleine Meijerij, jrg 29,1978, 69-87, vooral 82. 28.R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R. 410, 190v-1716. 29.R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R. 460, 1-1768. 30.R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R. 472, 139: overgedragen in den Bosch 17-2-1769; geregistreerd te Oisterwijk 18-3-1769.
65.
31.R.A. sHertogenbosch, Oisteiwijk R. 472,190: geregistreerd 7-5-1773. 32.R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R. 461,113, 31-10-1774. 33.vgl. R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R. 472, 244v. 34.R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R. 472, 236. 35.R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R. 473, llv-1789. 36.R.A. sHertogenbosch, Oisterwijk R. 473, 53-1796. 37.G.A. Oisterwijk 240, 135. 38.Anton van Oirschot, Drie Heerlijkheden aan de Lei, Haaren 1967; dezelfde, Haaren-Belveren, Haar Haaren 1975. 39.vgl. Handboekje van de Stichting Het Noordbrabants Landschap, Helvoirt 1972 (ook 1977). 40.Vriendelijke mededeling van de heer V. Bakker, medewerker der stichting, die ons ook de hierbij geplaatste foto's ter beschikking stelde.
" 'N PAAI" OF" 'N PEER", IN IEDER GEVAL NIET ZO LEUK. In Oisterwijk noteerde W. de Bakker het woord "paai" voor een stevige draai om de oren. Bij navraag bij anderen bleken sommige Oisterwijkers dit woord te gebruiken, andere echter gebruikten het woord "peer". Dit laatste komt ook voor in Helvoirt en Udenhout.
Dr. C. Verhoeven zegt er iets over in zijn: "Herinneringen aan mijn moedertaal". Hij geeft daar het begrip "Peren" (peere) in twee betekenissen: eroppe'ere = er op slaan, en 'r öt peere = er snel vandoor gaan. Hij wijst ook nog op het begrip: muilpeer. Ook in Tilburg is men verdeeld, soms "paai", soms "peer". Zijn er lezers die me kunnen zeggen waar elders een van deze, of beide woorden gebruikt worden in deze - niet zo leuke - betekenis ?
Graag weer reacties op onderstaand adres. Bij voorbank dank. P. Wuisman Durendaaldreef 14, Oisterwijk
66.
HUWELIJKEN TE OISTERWIJK IN DE VORIGE EEUW door P.J.M. Wuisman De reeks artikelen met verschillende gegevens uit de 19e eeuw huwelijksakten, zoals die reeds in ons blad verschenen over Esch, Berkel-Enschot, Haaren, Helvoirt, Udenhout en Moergestel 1) en zoals elders werden gepubliceerd over Diessen en Oirschot 2), vindt hieronder zijn voortzetting met de gegevens uit Oisterwijk. In de periode 1811-1890 werden in de gemeente Oisterwijk in totaal 1214 huwelijksakten ingeschreven, gemiddeld 15 a 16 per jaar. In 1866 ging het maximum aantal van 29 bruidsparen naar het oude Raadhuis aan de Lind, doch daartegenover verschenen in de jaren 1818, 1842 en 1847 maar 6 trouwlustige paartjes voor de ambtenaar van de burgerlijke stand. Als zodanig trad in die periode meestal de burgemeester, soms een der assessoren of wethouders op. Uit een onderzoek naar de geboorteplaatsen van de echtelieden blijkt, dat bij 274 van deze 1214 huwelijken (of ca 23%) beide echtelieden in Oisterwijk waren geboren, terwijl de wieg van zowel bruidegom als bruid bij 269 huwelijken (of 22%) elders stond In 231 gevallen (19%) was alleen de bruidegom geboortig uit Oisterwijk en 439 maal (36%) kwam alleen de bruid uit deze plaats. Van een tweetal huwelijken kon zulks, omdat de geboorteplaats van een der echtelieden niet voorkwam in de desbetreffende huwelijksakten, niet worden bepaald. De hier genoemde percentages verschillen nogal in de eerste en de tweede helft van de vorige eeuw, zoals moge blijken uit onderstaande tabel, waarin de onderzoekperiode is verdeeld in een tweetal tijdsbestekken van 40 jaar.
1811
1851 -1890
totaal
%
aantal
%
aantal
110
22,2
164
22,8
274
22,6
84
16,9
147
20,6
231
19,0
201
40,5
238
33,1
439
36.2
100 1
20,2 0,2 100
169 718
269 1
22.\ 0.1
aantal Beide echtelieden te Oisterwijk geboren Alleen de bruidegom te Oisterwijk geboren Alleen de bruid te Oisterwijk geboren Beide echtelieden elders geboren Niet bekend
-1850
496
23,5 100
1214
%
100
67.
Van de totaal 2428 personen, die in de periode 1811-1890 te Oisterwijk huwden, waren er 1218 (of iets meer dan 50%) geboren in de plaats zelf. In een vergelijkbaar tijdsbestek lag dit percentage elders lager: in Helvoirt 47% , in Berkel-Enschot 38% en in Esch zelfs ca. 31%. Meer overeen met het Oirsterwijkse percentage kwamen die van Haaren en Udenhout met resp. 53 en 51%, terwijl in Moergestel zelfs 58% van de gehuwden uit de plaats zelf geboortig was. Van de vermelde 1218 in Oisterwijk zelf geboren trouwlustigen, zochten er 670 (of 55%) hun levensgezel(lin) elders. In de buurtgemeenten lag dit percentage soms hoger: BerkelEnschot 66%en Esch 76%, soms lager: Moergestel 46%, Haaren 51%, Helvoirt 52%en Udenhout 53%. De Oisterwijkse bevolking - zo moge uit deze vergelijkingen toch wel blijken - vormde in de vorige eeuw niet zo'n gesloten gemeenschap als bijv. de Moergestelse, doch was een aanmerkelijk meer gesloten groep dan de bevolking van Esch en Berkel-Enschot. Van de totaal 2428 echtelieden woonden er op de dag van het huwelijk nog 1384 (of 57%) in de geboorteplaats; van een drietal was dit niet na te gaan omdat in de akten of de geboorte- of de woonplaats niet werd vermeld. Dit percentage ligt hoger voor vrouwen als voor mannen. 713 van de 1214 bruiden waren nog niet verhuisd (58,7%) en dit gold voor 671 van de 1214 bruidegoms (55,3%). Dit percentageverschil is nog sterker in de periode 1811-1850, terwijl het wegvalt in het 2e deel van de onderzoekperiode. Tussen 1811 en 1850 woonden 303 van de 496 bruiden (of 61,1%) nog in de geboorteplaats, terwijl datzelfde voor 260 van de 496 bruidegoms (of 52,4%) kon worden gezegd. In de periode 1851-1890 woonden van de 718 echtparen nog 411 bruidegoms en 410 bruiden (beiden 57,1%) in de geboorteplaats. Een der bruiden bleek geen geboorteplaats te kunnen opgeven, omdat ze een vondelinge was. Dat was de 20-jarige dienstbode Maria Verlaten, (de naam geeft ook al aan, dat het kind destijds door de ouders was verlaten) gevonden te Boxtel en wonende te Tilburg, die op 3 mei 1860 huwde met de 22-jarige schoenmaker Dirk v.d.Linden, geboren en wo nende te Oisterwijk. Van een andere vondelinge, Truitje Duman, die in 1834 huwde met Josephus Nouwens, kon de geboorteplaats Amstelveen worden vastgesteld 3). Totaal 1208 van de echtelieden waren buiten Oisterwijk geboren, de meesten van hen uiteraard in een der grensgemeenten. Een tweetal bruidegoms kwam echter van zover weg, dat ze "met de handschoen" trouwden; nl. de werktuigkundige Anton C. Weve, die geboren was in Wychen en in Argentinië woonde toen hij op 25-jarige leeftijd op 23 juli 1885 de in Oisterwijk woonachtige, maar in het vroegere Oost-Indië geboren, Augustina W.L. Plancken, huwde, alsmede de 30-jarige ambtenaar Nicolaas H. van Maren geboortig uit Breda, die in het voormalige Batavia woonde en op 7 december 1887 huwde niet de 34-jarige Hermine Welsink, geboren te 's-Gravenhage en wonende te Oisterwijk. Van de totaal 120
eeuw uit Udenhout, doch in de tweede helft van de onderzoekperiode kwamen er meer uit Haaren, Moergestel, Tilburg en ook nog uit Berkel-Enschot. Er kwamen 114 bruiden of bruidegoms uit Haaren of 9,4% van het totaal elders geborenen; uit Tilburg en Moergestel kwamen er 107 (of 8,8%). Hieronder volgt het gehele rijtje: Haaren Moergestel
114 107
St. Oedemode Eindhoven
8 7
Waalwijk
Tilburg
107
H. en L. Mierde
7
Alkmaar
Zutphen
Berkel-Enschot
90
Driel
6
Amersfoort
Udenhout
88
Maastricht
6
Oirschot 's-Hertogenbosch Boxtel Helvoirt Hilvaienbeek Goirle Diessen
53 37 36 28 24 20 14
O.-W.-en Middelbeers Rotterdam Antwerpen Best Esch Ginneken-Bavel Nieuwkuyk
6 6 5 5 5 5 5
Arnhem Bergen op Zoom 3 Brugge Doetichem Dussen Etten Leur Geldermalsen Groningen Heeswijk Middelburg Mierlo Nuland Oerle Reusel
Vught
14
Nijmegen
5
Amsterdam Cromvoirt Loon op Zand Breda 's -Gravenhage
12 12 12 10 10
Veghel Woensel Zeist Alphen-Riel Culenborg
5 5 5 4 4
St. Michielsgestel
10
Bladel-Netersel Liempde Dongen Drunen
9 9 8 8
Gestel
4
Stratum
Helmond Roosendaal-Nispen Schijndel
4 4 4
Uden Valkenswaard Zierikzee
Tweemaal kwamen de volgende plaatsen als geboorteplaats van een der huwenden voor: Barneveld, Beek (L), Boxmeer, Brielle, Broekhuizen (L), Brussel, Deurne, Deventer, Dinxperlo, Does-
burg, Eersel, Geldrop, Gelnhausen (Dld), Gemert, Gilze-Rijen, Haarlem, Hapert, Heusden, Hulst, Lienden, Oosterhout, Oud-Beyerland, Schiedam, Sprang, Strijp, Utrecht, Venlo, Vlissingen, Vlijmen, Wintelre, Wisch, Woensel, Zaltbommel, Zeelst en Zwolle. Tenslotte kwam slechts één bruid of bruidegom uit Aalst (G), Abcoude, Alblasserdam, Amstelveen, Baardwijk, Baarle-Nassau, Beekbergen, Beesel (L), Beesterzwaag, Bergeyk, Bergum, Berlicum (N.B.'1, Besoyen, Beugen, Borkel-Schaft, Budel, Capelle, Chaam, Cuyk, Delfshaven, Delft, Didam, Diemen,
Doornspijk, Dordrecht, Duizel en Steensel, Empel, Enkhuizen, Epe, Erp, Ewijk (G), Fijnaart Geffen, Gemonde, Gennep, Gendt, Gorinchem, Gouda, s-Gravenmoer, Gulpen, Haarlemmermeer, Hatert, Hedikhuizen, 's-Heerenberg, Heeze, Hengstdijk, Hoeven, Hoogblokland, Hoogeloon, Hooge en Lage Zwaluwe, Hoogezand, Huybergen, Jutphaas, Kockengen, Laaxum, Leende, Leeuwarden, Leiden, Lith, Lithoyen, Luyksgestel, Maarheeze, Maasbree, Mierlo (L), MUI, Nieuwer-Amstel, Oss, Ouder-Amstel, Oud en Nieuw Gastel, Overschie, Poederoyen, Princenhage, Putten, Ravenstein, Rhenen, Rosmalen,
Rijsbergen, Rijswijk (N.B.), Rijswijk (Z.H.), Sambeek, Schaesberg, Sneek, Susteren, Teteringen, Tiel, Tietjerkstradeel, Ursem, Vaals, Valkenburg (Z.H.), Veldhoven, Vessem, Vierlingsbeek, Vollenhove, Waalre, Waalwijk, Wamel, Warga, Waspik, Waterlandkerkje, Willemstad, Winschoten, Wychen, Wijk (N.B.), Wijk bij Duurstede, Usselstein, Zeddam, Zetten (G), Zevenbergen, Zundert en Zwartewaal;, Ath, Bree, Moll, Poppel, Tienen, Turnhout, Vüvoorde en Weelde in België; Anneberg, Essen, Kleve, Mentz, Neukirche, Nieder-Arolsen, Qualburg en Spellen in Duitsland; 69.
Ligerts, Schonenberg, Tüggen en Wattzwill in Zwitserland; Dungervan In Ierland. Salatiga en Semarang in Indonesië en Demarary in Guyana.
Kwamen er uit Haaren - zoals bovenvermeld - 114 trouwlustigen, uit Moergestel 107, uit Berkel-Enschot 90, uit Udenhout 88, en uit Helvoirt 28, in diezelfde periode huwden 97 personen uit Oisterwijk te Haaren, 78 te Moergestel, 88 te Berkel-Enschot en te Udenhout en 40 te Helvoirt. Bij 32 van de Oisterwijkse huwelijken waren beide echtelieden reeds eerder gehuwd geweest, 123 maal trouwde een weduwnaar met een "jonge dochter" en een enkele maal deed dit een gescheiden man. Tenslotte trok 56 maal een weduwe met "een jonge man" naar de ambtenaar van de burgerlijke stand. Verschillende malen huwde iemand zelfs voor de derde maal, maar het record werd gevestigd door Jan van de Wiel, houtzager, geboren en wonende te Oisterwijk, die ondanks zijn betrekkelijk jonge leeftijd van 41 jaar op 31 oktober 1866 voor de vierde maal huwde, ditmaal met de 32-jarige dienstbode Engelberta van de Brandt, geboortig uit Moergestel en wonende te Oisterwijk. Zijn vorige bruiden waren Maria van Empel in 1853, Hendrika van Haaren in 1858 en Geertruida van de Mierde in 1865. Jan van de Wiel was echter niet de jongste weduwnaar toen hij in 1858 voor de tweede maal trouwde. Dat was de 20-jarige arbeider Johannes van Zeist, geboren te Schijndel en woonachtig in Boxtel, die op 7 oktober 1873 in het huwelijk trad met de 25-jarige dagloonster Lamberta van de Schoot, geboren te Schijndel en wonende te Oisterwijk. In 1844 huwde op 14 oktober de 24-jarige Adriana de Bakker, geboren en wonende te Oisterwijk met de 28-jarige metselaar Jacobus van de Pas, geboren en wonende te Haaren. Adriana was de jongste weduwe, die voor de tweede maal naar het gemeentehuis ging. Op welke leeftijd huwde men in het algemeen in het 19e eeuwse Oisterwijk ? Het hoogste aantal bruidegoms nl. 83, huwde op 28-jarige leeftijd, 80 waren 27 jaar en 77 waren 29 jaar toen ze trouwden. Iets jonger waren - uiteraard - de bruidjes. Van hen trouwden er 108 op 27-jarige leeftijd, 83 op 23-jarige leeftijd, 81 op 26-jarige leeftijd en 80 waren er 24 jaar toen ze het "ja-woord" gaven. In Berkel-Enschot huwden de meeste bruidegoms en bruiden resp. met 30 en 28 jaar, te Moergestel met 28 en 26 jaar en te Haaren met 32 en 30 jaar. Een globaal overzicht van de huwelijksleeftijden in Oisterwijk vindt men hier tabelarisch.
70.
Bruidegom onder 20 jaar 20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar
40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar boven 50 jaar
aantal % 4 0,3 216 17,8 386 31,8 256 21,1 146 12,0 87 7,2 54 4,5 33 2,7 2,6 32 1214 100
Bruid
aantal 35 302 405 237 119 62 33 14 7 1214
%
2,9 24,9 33,4 19,5 9,8 5,1 2,7 1,1
0,6 100
Totaal
aantal 39 518 791 493 265 149 87 47 39 2428
%
1,6 21,3 32,6 20,3 10,9 6,2 3,6 1,9 16 100
Op 11 augustus 1831 huwde de 79-jarige Jacobus C.E. Verster, schoenmaker van beroep, geboren te Oirschot en woonwachtig in Loon op Zand, met de 53-jarige Maria Elisabeth van Houtert, die in Gestel was geboren en te Oisterwijk woonde. Voor zowel bruidegom als bruid was dit het tweede huwelijk en Jacobus Verster was de oudste bruidegom uit de gehele onderzoekperiode. De oudste bruid was de 65-jarige weduwe Johanna Vriens, geboren te Moergestel doch wonende te Oisterwijk,'die op 19 oktober 1866 in de echt verbonden werd met de 67-jarige gepensioneerde Arien Biesheuvel. Zijn wieg stond in het Gelderse Aalst en ook hij woonde te Oisterwijk. De israëlitische koopman Jacob Nathan Koppens was 18 jaar toen hij op 27 november 1814 huwde met de 21-jarige Prinsa Sousman de Roos. Bruid en bruidegom waren te Oisterwijk geboren en woonden er op de dag van hun huwelijk nog. Slechts 2 maanden ouder, doch ook nog 18 jaar, was de landbouwer Jan Johannes Janse, die op 19 novemoer 1815 in het huwelijk trad met de 23 jarige Maria Anna Kouwenberg en ook hier had de wieg van beide echtelieden in Oisterwijk gestaan, terwijl ze er nog steeds woonden. Zij waren beide de jongste bruidegoms uit de gehele reeks. In 1833, 1837 en 1890 huwden er meisjes van 17 jaar, doch de jongste bruid van de 16jarige Helena Sebregts, geboren te Moergestel en woonachtig in Oisterwijk, die op 10 november 1880 naar het gemeentehuis kwam met de 23 jarige schoenmaker Johannes van Empel, geboren en wonende te Oisterwijk. Echte Oisterwijkse familienamen kwamen natuurlijk veel voor onder de huwenden. Zowel uit de families Verhoeven als v.d. Wiel vindt men in de vorige eeuw 60 leden in de huwelijksakten. Een globaal overzicht van de families, die in het Oisterwijk van toen woonden, vindt men in onderstaande lijst van namen, die 5 of meer malen in de trouwakten werden genoteerd.
71.
Verhoeven v.d. Wiel Jans(s)en(s) van Ha(a)ren van Esch Pa(a)ymans van Opstal van Roessel van de Loo van Baast (Baest) van Rijs (e) wij (c) k de Ba (ck) (k) er de Cort (Kort) P (e) ijnenburg (h) v.d. Linde (n) van Ber (c) kei van Iers (s) el de Bresser Mas (s) uger v.d. Bre 9ec) kei v.d. Boer Dankers Math (e) ijssen v.d. Mierde Ro (o) sen (Rozen) de (v) Ro (o) y v.d. Ven Brekelmans Fr (e) ijse (n) v.d. Horst Nouwens Schilders v.d. Big(gh)ela(ae)r Coolen (Kooien) van Empel Schonk Vromans Vug(ht)s van Biljóuw van Dru(u)nen de Groot Mutsaer(dt)s
60
Robben
60
v.d. Wouw
35
Borgha (e) rts
34 32 31 30 29 27 25 25 24 23 23 21 20 19 17 17 16 15 15 15 15 15 15 15 14 14 14 14 14 13 13 13 13 13 13 12
Couwenberg (h) of Kouwenberg v. (d.) Dungen Timmermans v.d. Braak Coppens (Koppens) Kuypers Mombers van Nieuwburg Vermeer (v.) Breda de Brouwer Corthout (Korthout) Heessels Hendriks Heymans van Loon v.d. Louw v.d. Sande (n) Berkelmans v.d. Bosch v. Cranenburgh Dekkers van Keulen Smetsers Smulders Verst(e)ijne(n) van Beekhoven v.d. Berg (h) Habra (a) ken v.d. Heijde(n) Holleman Maton Michels van Nunen Scheffers
12 12 11
deBruijn van Dam Denis (s) en (n) van Hal Heerkens Hosemans Kivits Kluytmans Leermakers Lommers van Me (e) gen Mulders v.d. Pas Ra (a) ymakers
g 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6
9
Rooyackers
6
9 9 9 9 9 9 9
Varion Vogels Willems Zwerts Aarts (Aerts) Barrau van Beurden v.d. Bijga (ae) r (d) t Dominicus van Elderen van Gor (c) ku (o) m Grijsbach Hombergen de Jong (h) v. Kasteren (v. Gasteren) Klerks (x) van Laarhoven Lapien Pe (e) ters v. (d.) Rijt Schoenmakers Smits v. Spa (ae) ndonk v.d. Sterre (n) Vrien (d) s
6 6 6 6 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
1
Wagemans
5
11 11 11 10 10 10 10 10 10 9
8
12
Storimans
8 8 8 8 8 8 8 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7
12 12
v. Strijd (t) hove (n) v. Amelsf (v) oort
6
Ook naar de beroepen van de bruidegoms werd gekeken bij dit onderzoek. Minder zinvol was een overzicht van de beroepen der bruidjes, omdat daarvan nog al eens geen beroep werd opgegeven. Landbouwster en dienstmeid kwam veelvuldig voor een ook spinster, dagloonster en naaister. Enkele bruidjes waren mutsenwasster en zij brachten de bekende brabantse poffers weer in goede staat. 72.
Van een dertiental bruidegoms was het beroep niet vermeld, daarnaast waren er 14 gepensioneerd, 2 rentenier en noemden 4 zich particulier. Van de overige 1181 bruidegoms wa-
ren de meesten landbouwer nl. 264 (of 22%) en 201 schoenmaker (of 17 %). In de eerste helft van de ónderzoekperiode waren er 111 landbouwers en 31 schoenmakers. In de tweede helft waren er 153 landbouwers en 170 schoenmakers. Daaruit moge blijken dat de leer- en schoenindustrie in de tweede helft van de vorige eeuw sterk in opkomst wat te Oisterwijk.
landbouwer landbouwersknecht dagloner schoenmaker leerlooier
1811- 1821- 1831- 1841- 1851- 1861- 1871- 1881- totaal 1820 1830 1840 1850 1860 1870 1880 1890 44 264 22 35 24 46 34 29 30 17 4
6 -
3 12 5 1
6 21 11 -
14 10
9 2
1 34 39 9
10 22 20
10
1
1
53
10 47
5
118
64 6
201 50
22
Hieronder vindt men een overzicht van alle in de akten voorkomende beroepen. landbouwer
schoenmaker dagloner
landbouwersknecht
264 201
linnenwever klompenmaker
118 53 51 50 37 37 28
wever hoefsmid
molenaar
13 12 11 9
voerman smid
arbeider
19 16 15
zadelmaker
7 7 7 7 6 6 5 5
molenmaker
14
gepensioneerd kapitein
4
timmerman looier- of leerlooier metselaar bakker - en broodbakker kleermaker
koopman knecht of dienstknecht
onderwijzer
verver wolwever vleeshouwer
lakenwever slager wagemaker huisschilder ingenieur korenmolenaar marechaussee
predikant rietdekker sigarenmaker
strodekker touwslager
4 4 4 3 3 3 3 3 3 3 3 3
Tweemaal werd als beroep van de bruidegom genoteerd: ambtenaar der belastingen, bierbrouwer, blauwverver, fabrikant, grutter, haarmaker, herbergier, horlogemaker, jager, koetsier, kopeislagei, kuiper, leerlooiersknecht, metselaarsknecht, milicien, molenaarsgezel, notaris, sigarenfabrikant, spoorwegwerker, spoorwegwachter, steenbakker en winkelier. Een enkele maal slechts kwamen de volgende beroepen voor: arbeider-telegrafist, bakkersknecht, banketbakker, bode, boekbinder, borstelmaker, bouwkundige, brievengaarder, brievenbesteller, brigadier bij de artillerie, burgemeester-secretaris commies bij de konvooien en licenten, commies ter provinciale griffie, Ie commies ter algemene secretarie, commissionair, conducteur v.d. waterstaat, dekker, distillateur, fabrieksarbeider, geneeskundige, gepensioneerd luitenant, gepensioneerd militair, geweermaker bij de artillerie, goud- en zilversmid, griffier, griffier v.h. vredesgericht, gruttersknecht, handelsagent, hoefsmid bij de artillerie, hoofdonderwijzer, houtzager, kantonrechter, kantoorbediende, kapitein .landsmilitie, keistrater, klompenmakersknecht, koekbakker, koperslager, korporaal, kor-
73.
poraal-tamboer, kunstschilder, lakenvolder, landbouwer en herbergier, landmeter, leger-schoenmaker,
letterzetter, lid v.d. rechtbank, linnenfabrikant, logementhouder, looiersknecht, luitenant bij de dragonders, luitenant v.d. huzaren, luitenant b.d. jagers, luitenant-kolonel b.d. infanterie, machinist, majoor op non-actief, mattenventer, med. doctor, olieslager, olieslagersknecht, ontvanger, oostindisch ambtenaar, opziender der jacht, opzaender der jacht en visserij, overman, papierfabrikant - en schepper, poelier, ros- en oliemolenaar, rijksveldwachter, schutter van het slachtvee, schilder, schoenkpper, schutter, secretaris, sluisknecht, smidsknecht, sociëteitsbediende, spoorwegbediende, stafmuzikant, steendrukker, stoeldraaier, stoelenmaker, stro- en rietdekker, stucadoor, tabakshandelaar en tabakskerver, timmermansgezel, touwslager, tuinman, voermansknecht, wertuigkundige, wieldraaier, zaakgelastigde, zaakwaarnemer. 4).
Veel huwelijken in de vorige eeuw - en ook nog in het begin van deze eeuw - werden in het voorjaar omstreeks Pasen gesloten, enerzijds omdat men kerkelijk in de vastentijd niet mocht trouwen, anderzijds omdat de jaarovereenkomst van landbouwersknechten en -meiden met Pasen afliep. Men constateert dan ook dat in de periode kort na Pasen verscheidene huwelijken op dezelfde dag gesloten, soms zelf op l dag meer dan in de rest van het jaar. Op l mei 1824 kwamen 6 echtparen riaar het Oirsterwijkse raadhuis, en op 2 mei 1861 alsmede op 2 mei 1867 waren het zelfs 7 bruidjes en bruidegoms, die op die dagen gebruik maakten van het "trouwlaantje". Soms ook trouwden op zo'n dag 2 leden uit hetzelfde gezin. Het pleit niet voor de accuratesse van de toenmalige ambtenaren, dat bij zo'n gelegenheid de achternaam van gezins leden anders werd geschreven, zoals op 15 mei 1860 toen zowel Adriaan Poters, als zijn zusje Antonia Pooters in het huwelijk traden resp, met Henrica Marcelis en Pieter van de Wiel. Op 18 februari 1862 huwde Maria Vriens met Peter Wolfs en haar zusje Catharina Vriends met Adriaan van Hees en op 20 april 1880 huwde Adriana v.d. Sterre met Johannes van Esch en haar broer Franciscus v.d. Sterren met Maria Pijnenborg.
Het gebeurde in het begin van de vorige eeuw nog wel eens, dat op zondag werd gehuwd, zoals ook in de omliggende plaatsen werd geconstateerd. Dit geschiedde - het werd elders al vermeld 5) - veelal uit gebrek aan tijd. Op de kleine, erg arbeidsintensieve, boeren bedrijfjes kon men op werkdagen noch mankracht noch tijd missen. Trouwen werd dan maar verschoven naar de zondag omdat men die dag toch naar de kerk moest en dan tegelijk naar het raadhuis toog. Op 19 november 1826 werd voor het laatst te Oisterwijk op zondag getrouwd.
1. Kleine Meijerij XXV p. 39 e.v.; XXVI p. 82 e.v.; XXVIII p. 74 e.v.; XXIX p. 62 e.v.; XXX p. 82 e.v.;XXXIp. 89 e.v. 2. Deusone X no. 23. p.l O e.v.;Campina VI p. 114 e.v.
3. A.C. Hofman-Altema en P.LM. Wuisman, Gevonden op de Princegracht, in "Voorouders en hun
werk", 1971 p. 139. 4. Verschillende militairen uit deze lijstjes waren in de periode 1830-1839 in Oisterwijk of omgeving gelegerd in verband met de belgische opstand. 5. Kleine Meijerij XXVI p. 86. 74.
DE EIGENDOM VAN DE HELVOIRTSE KERKTOREN door K.G.J. Laurijssens Toen de Franse legers in 1795 een definitief einde maakten aan de oude en uitgeleefde Republiek der Verenigde Nederlanden, betekende dit tevens dat voor het rooms-katholieke bevolkingsdeel betere tijden gingen aanbreken. Ruim 170 jaar had deze bevolkingsgroep haar godsdienstige overtuiging heimelijk moeten belijden in schuilkerken en schuren. Hun oude, dikwijls uit de middeleeuwen stammende kerkgebouwen, waren in handen van de protestanten overgegaan, die gezien hun relatief kleine aantallen in dit gewest, nauwelijks in staat waren gebleken de financiële kosten die verbonden waren aan het onderhoud van deze gebouwen zelf op te brengen. Ook in Helvoirt waren de kerk en alle daarbij horende goederen zoals pastorie, tiendrechten e.d. in protestantse handen overgegaan. Hoe scheef de godsdienstige verhoudingen in deze landelijke gemeente lagen, wordt het best geïllustreerd door een opgave van c. 1790, waaruit blijkt dat 1190 rooms-katholieken kerkelijk en wereldlijk moesten wijken voor ca 40 hervormden. Zoals reeds gezegd brachten de Franse revolutionaire legers, behalve een veelvoud aan politieke en staatsrechtelijke hervormingen, ook vrijheid van godsdienst, maar het zou nog tot 1798 duren alvorens dit werd geconcretiseerd in een constitutie, te weten de Staatsregeling van 1798. Onmidellijk na het van kracht worden van de Staatsregeling gaven de katholieke ingezetenen van Helvoirt uiting aan hun vreugde, daartoe opgeroepen door de municipaliteit: "Om op den dag van zaterdag zijnde den 19den meij 1798 ene openbare gepaste vreugde te bedrijven over het plan van staats-regeling door het Bataafse volk bij meerderheid van stemmen goedgekeurd en alle hunnen ingezetenen aan te maanen en op te wekken om deze bovengemelden dag door eene gepaste vrolijkheid door te brengen ten eijnde daardoor hunne uijterste genoegen over het aangenomen plan van staats-regeling aan den dag te leggen".!) Om te voorkomen dat lucht zou worden gegeven aan opgekropte rancuneuze gevoelens, heette het even verder:
"Om welke reedenen alle onze ingezeetenen mits dien worden gelast en geinterdiceert (verboden) zig op dien dag van allen plaatselijken arbeijd buijtenshuijs te onthouden, mitsgaders den een den anderen, nog door woorden off daaden op eenigerleij wijzen te molesteren, bejeegenen off hinderlijk te zijn en zig als vreedsaame burgers te gedraagen op peene (straffe) van eene boete van drie guldens". Onmiddellijk na de totstandkoming van de Staatsregeling werden door de katholieke gemeenschap pogingen ondernomen om hun oude kerkgebouwen terug te krijgen.2) 75.
Daartoe gevoerde onderhandelingen tussen het katholieke en protestantse bevolkingsdeel sleepten zich voort voornamelijk omdat de Hervormde gemeente haar medewerking weigerde, stellende dat bedoeld artikel (6e additionele artikel van de Staatsregeling van 1798) niet van toepassing was op Brabant. Nog in 1808 bericht het gemeentebestuur van Helvoirt aan de Landdrost dat men gepoogd heeft kerkgebouw en pastorie te naasten door middel van een schikking, "maar dat de Hervormde gemeente op futiele en niets ter zake doende gronden dit plan heeft verworpen". De zaak is zelfs ingebracht bij de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam, maar uiteindelijk onbeslist blijven hangen. Tot op heden is de kerk nog steeds in protestantse handen.
Een zaak werd echter wel afgehandeld, n.l. die van de eigendom van de toren. Deze kwam toe, eveneens ingevolge het 6e additionele artikel, aan de gemeente Helvoirt. Hieraan ligt de opvatting ten grondslag, dat de toren ten behoeve van de gemeenschap enkele belangrijke funkties vervult zoals tijdsaanwijzing door middel van een openbaar uurwerk, waarnemings- en waarschuwingspost. Sinds 1798 komt het onderhoud van toren en uurwerk dan ook toe aan de gemeente Helvoirt als eigenaresse van de toren. Toch is er in 1852 een poging gegaan om de gemeente in de uitoefening van haar onderhoudsplicht te storen.3) Op l november 1852 aanvaardde de onderwijzer Boset de betrekking van klokkenist in dienst van de gemeente, wiens taak voornamelijk bestond uit het dagelijks opwinden van het torenuurwerk.
De weduwe van zijn overleden voorganger, de onderwijzer J. Appel, had echter de sleutel van het kerkgebouw aan de predikant G.J. Duijser terugbezorgd. Omdat het betreden van de toren (eigendom van de gemeente) alleen kon plaatsvinden via het kerkgebouw (kerkelijk eigendom) werd de predikant verzocht de sleutel van het gebouw aan de Heer Boset te overhandigen. De predikant weigerde echter, maar gaf te kennen dat de deur van de kerk dagelijks op een nader door de burgemeester J. van den Hurck aan te geven vast tijdstip geopend zou worden om de klokkenist in staat te stellen zijn taak te verrichten. Enkele weken later echter berichtte de predikant aan het gemeentebestuur het volgende: "Overwegende dat het kerkbestuur niet alleen gansch onverpligt is tot zulk eene vergunning uit hoofde van het eigendomsrecht der kerk en de toelating daarenboven voor den kosten veel te bezwaarlijk valt en in onderscheidene opzigten ten nadeel van het kerkgebouw verstrekken kan en in aanmerking nemende dat ondanks de bovengenoemde voorlopige vergunning op een bepaald uur twee personen zich niet ontzien hebben om door hard te loopen in de kerk gedurende de openbare godsdienst76.
oefening stoornis van de godsdienstige aandacht der gemeente gedurende het plegtig gebed te veroorzaken hebben wij, de kerkeraad besloten dat de voorlopige vergunning over acht dagen zal ophouden, teneinde aan de gemeenteraad gelegenheid te geven, maatregelen te nemen tot een opgang naar den toren tot opwinding van het uurwerk, buiten het kerkgebouw om". Het gemeentebestuur onder leiding van burgemeester J. van den Hurck protesteerde onmiddellijk schriftelijk bij het kerkbestuur en wendde zich tot gedeputeerde staten, zich klagende over "dit hoogst bevreemdende en klaarblijkelijk door blinde willekeur ingegeven besluit des kerkeraads". Op 14 februari 1853 gaan burgemeester en wethouders, daarbij geruggesteund door de raad, in het tegenoffensief en delen het kerkbestuur mee, dat als zij blijft volharden in haar besluit "dezerzijds den door U tot dusverre gerechtigde toegang door den gemeentetoren naar het koor Uwer kerk niet meer zal worden gedoogd". gebleven van een lopend torenuurwerk maar aangenomen mag worden dat het plaatselijk en kerkelijk bestuur vrij spoedig tot een vergelijk zijn gekomen, want in de periode 18531902 heeft het gemeentebestuur haar onderhoudstaak aan toren en uurwerk ongestoord en zelfs in goede samenwerking met de Hervormde gemeente kunnen uitoefenen.
1. G.A.H. inv. nr. 4 2.G.A.H. inv. nr. 552 3.G.A.H.inv.nr. 1547.
NIEUWE UITGAVE W.A. de Lepper; De Lepper, deelstamboom C, stencil, 1981.
Deze deelstamboom bevat de nakomelingen van Arnoldus de Lepper (1705-1752) welke zich vestigden in het gehele gebied van "de Kleine Meijerij". Met het eerder verschenen deeltje D bevat het de gehele stamboom "de Lepper" vanaf ca. 1700 . Volgende deeltjes zijn in bewerking. Verkrijgbaar bij de schrijver: Vergiliuslaan 32, 5216 CX 's-Hertogenbosch.
77.
EEN MUNTSTUK IN EEN APPEL. Dezer dagen hoorde ik van een gewoonte die in Oisterwijk bestond in de dertiger jaren. Bij gelegenheid van de Ie communie kregen kinderen een appel, waarin een gleuf was gesneden, waarin dan een gulden werd gestopt. Bij navraag ontdekte ik, dat dit gebruik nog in 1970 werd onderhouden. In dat jaar kreeg een kommunikantje van een tante een appel, met daarin een rijksdaalder. Ook in de Betuwe, althans in Beneden-Leeuwen kende men voor de oorlog dit gebruik, doch op de Veluwe (Nijkerk) werd een dergelijk geschenk gegeven met sinterklaas of verjaardagen. Al naar gelang de welstand van de schenker werd daar in het begin van onze eeuw een kwartje of een dubbeltje in de appel gestoken. In Haaren kwam ik dit gebruik tenslotte na de laatste wereldoorlog tegen bij verjaardagen. Aan de lezers zou ik graag de volgende vragen willen voorleggen. 1. Kent U dit gebruik ? 2. Wanneer, in welke periode, heeft U het meegemaakt ? 3. In welke plaats of plaatsen heeft U het gezien ? 4. Bij welke gelegenheid werd een appel met muntstuk gegeven ? 5. Welk munststuk werd hiervoor gebruikt (rijksdaalder, gulden enz. ) ? 6. Wie waren de schenkers (ouders, grootouders, oom, tante ) ? 7. Kent iemand de achtergrond of herkomst van dit gebruik ? Reakties zijn van harte welkom bij ondergetekende. Dank bij voorbaat voor iedere - ook negatieve - reaktie. P. Wuisman Durendaaldreef 14 Oisterwijk.
MEDEWERKERS: drs. H.J.M. Thiadens, Dommeloord 3, Boxtel dr. ir. C.H.J. van den Brekel, Constantijnstraat 9, Nuenen K.G.J. Laurijssens, p.a. Streekarchivariaat in het kwartier van Oisterwijk, de Lind 56, Oisterwijk. 78.
HET VERSCHIJNEN VAN DIT VLUGSCHRIFT WERD MEDE MOGELIJK DOOR DE FINANCIËLE BIJDRAGE VAN: -
Staalconstructie Jos van den Bersselaar B.V. Industrieweg l, Postbus 17, 5070 AA Udenhout
-
Administratiekantoor Theo Brekelmans Löblaan 37, 5056 NN Berkel-Enschot, Tel. (013) 332834
-
B.V. Boomkwekerij Udenhout Schoolstraat 21, Postbus 31, 5070 AA Udenhout
-
Loodgietersbedrijf Herman Beks b.v. De Lind 35, 5061 HS Oisterwijk, Tel. 04242-2016
-
G. Boink-Meijer B.V. Noordstraat 34, 5038 EJ Tüburg
-
Schilder- en Isolatiebedrijf F.J. de Bresser B.V. Langeweg 10, 5076 AK Haaren, Tel. 04117-1307-1521
-
Camping "De Boskant" Oirschotsebaan 8a, 5062 TE Oisterwijk
-
CAV van het rayon "Midden Brabant" g.a. Langeweg 2, Postbus 9, 5076 ZG Haaren
-
Drukkerij ELKA b.v. Heubergerstraat 199, 5011 GC Tüburg, Tel. 013-561941
-
Bouwbedrijf P J.M. Jansen B.V. Nijverheidsweg 13, 5061 KK Oisterwijk, Tel. 04242-9024
-
Kunsthandel " 't Oudste Huis" Kerkstraat 90, 5061 EL Oisterwijk
-
F. van Lanschot Bankiers N.V. Postbus 1021, 5200 HC 's-Hertogenbosch
-
B.V. Houthandel " 't Kleintje" Houtsestraat 117, 5011 XH Tüburg
-
Hotel Café Restaurant "Klein Speyk" Bosweg 154, 5052 SH Oisterwijk
-
Boomkwekerij M. van den Oever en Zonen Haaren, Tel. 04117-1964
-
Boomkwekerijen-Toon-Tuin, Ton van den Oever b.v. Rijksweg 13, 5076 BP Haaren, Tel. 04117-1771
-
De RABOBANK
-
Café-Restaurant " 't Oude Nest" Joh. Lenartzstraat 2, 5061 HR Oisterwijk
-
Loodgietersbedrijf P. Pijnenburg Lindelaan 48, 5268 CD Helvoirt
-
ROMANESCO Film en Foto Boxtelsebaan 21-23, 5061 VA Oisterwijk, Tel. 04242-2558
-
P. van Riel Graan-, Meel- en Kunstmesthandel, Houthandel Bosscheweg 26, 5056 KC Berkel-Enschot, Tel. 013-331223
-
Van Strien Wegenbouw b.v. Spoorakkerweg 6, 5071 NC Udenhout
-
Warner Body Styling Bob van Meurs, De Heikant 4, 5268 PK Helvoirt, Tel. 04118-1874
-
Aannemersbedrijf J .M. Wolf s B .V. Kerkhovensestraat la, 5061 PJ Oisterwijk
-
Foto Vlaminckx Lind 25, 5061 HS Oisterwijk
-
Restaurant "De Zwarte Leeuw" Oude Rijksweg 18-20, 5268 BT Helvoirt, Tel. 04118-1266
DE
1981,afl.3
De Nederzettingsnaam öisterwijk onderzocht op en ouderdom Nieuwe Erven in. het Gagelreijs Gageirijs, Crekelshoeve en Kievietsblek, een poging tot situering 'n Paai of 'n Peer, in leder geval niet zo leuk; een dialektvraag. Huwelijken te öisterwijk ia de vorige eeuw De eigendom van de Helvoirtse Kerktoren onder, antwoord op een dialektvraag. Nieuwe uitgaven: De Weg, Ketelaers alias Den Steenbecker Een lijn van nakomelingen van Peter zoon van Claes Janse de Ketelaer De Lepper, deelstamboom C.
KLEINE MEIJERIJ
DE KLEINE MEIJERIJ 1981, jaargang XXXII Vlugschrift van de heemkundekring: Berkel-Enschot, Esch, Haaren, Helvoirt, Moergestel, Oisterwijk, Udenhout. BESTUUR
J. Akerboom, Berkenlaan 2, Haaren, voorzitter; P. Drijvers, Burgemeester Canterslaan 29, Oisterwijk, vice-voorzitter; P. van Dommelen, Sparrenlaan 8, Udenhout, secretaris; mr H. Bekius, Loonsebaan l, Helvoirt, penningmeester; mevr. J. Suylen-van Lanschot, "Den Tulder", Oude Rijksweg 36, Helvoirt; Th. Brekelmans, Löblaan 37, Berkel-Enschot; P. Jansen, Dorpsstraat 4, Esch; J. van Laarhoven, Broekzijde 6, Moergestel; A. van den Oever, Gemullehoekenweg 40, Oisterwijk; L. Vissers, Kerkstraat 47, Haaren. REDAKTIE
P. Wuisman, streekarchivaris, Durendaaldreef 14, Oisterwijk; W. de Bakker, Schepersdijk 15, Oisterwijk. WERKGROEPEN
Archeologie (en vondstmeldingen) J. van Laarhoven, Broekzijde 6, Moergestel
Streekdialekt
mevr. T. Vugs-van Opstal, Pieter Breughelstraat 29, Oisterwijk
Monumenten en Streekmuseum
mr H. Bekius, Loonsebaan l, Helvoirt
Veldnamen
Th. Brekelmans, Löblaan 37, Berkel-Enschot
ADMINISTRATIE Het lidmaatschap van De Kleine Meijerij bedraagt f. 30,-- (leden die Brabants Heem reeds
ontvangen f. 22,50). Betaling gaarne eerst na ontvangst van een nota. Opzegging voor l december van het lopende jaar. Administratieadres: Sparrenlaan 8, 5071 CK Udenhout postgiro nr. 4315463 t.n.v. Heemkundekring De Kleine Meijerij 5268 KT Helvoirt, of Rabobank Oisterwijk nr. 13.89.80.209 t.n.v. De Kleine Meijerij. Nabestellingen van losse nummers kan bij de administratie geschieden. OMSLAG
Feestelijke intocht van burgemeester C.A. Schijvens te Haaren bij zijn 25-jarig ambtsjubileum op 14 mei 1906 (foto P. Weynen, 's-Hertogenbosch).
UITTREKSEL UIT DE STATUTEN DER VERENIGING HEEMKUNDEKRING "DE KLEINE MEIJERIJ", verleden 4 mei 1979 voor notaris L. van der Werf, Oisterwijk Naam, zetel en werkgebied. Artikel l. 1. De vereniging draagt de naam: Heemkundekring "De Kleine Meijerij" en is gevestigd te Oisterwijk. 2. Het werkgebied van de vereniging omvat de burgerlijke gemeenten Berkel-Enschot, Esch, Haaren, Helvoirt, Moergestel, Oisterwijk en Udenhout. Doel.
Artikel 2.
l.
De vereniging heeft ten doel: het bevorderen in brede kring van de belangstelling voor en de kennis van eigen streek, volk en gebruiken daarvan en heemkundig waardevolle overblijfselen uit vroeger tijden.
AANMELDING LIDMAATSCHAP DE KLEINE MEIJERIJ Ondergetekende: ________________________
Volledig adres:
________________________
*
wenst lid te worden van de heemkundekring De Kleine Meijerij (f. 30,-- per jaar) * wenst een abonnement op het vlugschrift De Kleine Meijerij f. 22,50 per jaar) * wenst____ex. van nummer___ van 1981 te ontvangen. Het verschuldigde bedrag zal na ontvangst van de nota voldaan worden. Doorhalen wat niet verlangd wordt!
(handtekening)
2. Al hetgeen het vorenstaand doel kan bevorderen in de ruimste zin van het woord behoort eveneens tot het doel van de vereniging. 3.
Zij tracht dit doel te bereiken door het onderzoeken, bestuderen en veiligstellen van heemkundig belangrijke terreinen, onroerende en roerende goederen, zaken, voorwerpen en oudheidkundige gegevens in en van het werkgebied en zijn omgeving, door het organiseren van excursies, cursussen, lezingen, publicaties en tentoonstellingen, hetzij zelfstandig, hetzij in samenwerking met andere groeperingen of instanties, alsmede het deelnemen aan activiteiten van andere verenigingen, welke met het vorenstaand doel verband houden of daartoe van belang zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
4.
De vereniging zal zich onafhankelijk opstellen ten aanzien van godsdienst en politiek.
ADMINISTRATIE DE KLEINE MEIJERIJ
SPARRENLAAN 8 5071 CK UDENHOUT
HET GESLACHT BECX, vijf eeuwen in de Meierij (1475-1975) TIEN GENERATIES (overzicht) HELMOND:
I
Jan Janszn.Beck schout van Helmond (1483-1517) tt.(3) Lijsbeth Verheiden
II
Lambert Beek schepen van Helmond (1541-1558) tr. Margriet Tielens
III
MrJacob Becx secretaris van Helmond (1580-1621) schout van Helmond (1578-1600) tr. joffr.Catharina van de Water
d
°°r JAJ ' BeCX
IV jonker Mr.Lambert Becx secretaris van Helmond (1635-1639) schout van Helmond (1639-1651) tr.(2) joffr.Catharina de Cock MOERGESTEL:
V
jonker Gaspar Hendrik Becx landjonker te Moergestel (1697-1734) heer van Quabeeck en 't Hooghuys tr.(2) joffrjrfaria Esther van Cannart
VI jonker Wilhelmus Becx landjonker te Moergestel schepen van Moergestel (1742-1776) tr. Johanna Geertruy van Andel VII jonker Johan Becx (t 1805) landjonker te Moergestel tr. Elisabeth van de Pas Hieruit OUDSTE TAK:
jonker Caspar Becx (t 1807) landjonker te Moergestel
tr. Johanna van Poppel Hieruit JONGSTE TAK: l
VIII Carel Becx (t 1872) landbouwer en herbergier "In den Korenmaaier" te Moergestel tr. Martha Timmermans OISTERWIJK:
IX
Jan Francis Becx (t 1868) leerlooier te Oisterwijk tr. Hendrika van Loon Carel Becx (t 1940) schoenmaker te Oisterwijk tr. Megchelina Borghaerts Hieruit OUDERE TAK:
De kleine Meijerij, jrg. XXXII afl. 4.
Jan Becx (t 1945) schoenmaker te Oisterwijk
tr. Jacoba van den Bighelaar Hieruit JONGERE TAK: l 79.
SUPPLEMENT Jonker Caspar Becx (t 1807), stamvader van de JONGSTE TAK,
VII
VIII
Wilhelmus Becx, landbouwer, ged. Moergestel 4-4-1794, t aldaar 2-1-1860, tr. Tüburg 12-2-1817 Wilhelmina Pijnenburg, ged. Tüburg 19-5-1792, t Moergestel 9-5-1850. Hieruit:
IX Jan Baptist Becx, dagloner, geb. Tüburg 94-1821, t aldaar 6-12-1900, tr. (1) Boxtel 21-10-1854 Johanna Maria van Erp, geb. Boxtel 6-7-1830, t Tüburg 10-5-1862 (dit gezin vertrok in 1857 van Boxtel naar Tüburg); tr. (2) TUburg 12-2-1863 Catharina van den Brandt, geb. Tüburg 5-2-1840, t aldaar 23-6-1865; tr. (3) Diessen 22-7-1867 Johanna Maria Kox, geb. Diessen 16-12-1833, t Tüburg 26-4-1869; tr. (4) Tilburg 244-1873 Clasina van der Heyden (wed.van Cornelis Walschots), geb. Haaien 16-5-1828, t Tüburg 17-2-1902. Uit zijn eerste huwelijk: X
80.
Wilhelmus Becx, ambtenaar der Posterijen, geb. Boxtel 5-11-1855, t Raamsdonk 19-3-1937, tr. Tilburg 5-11-1879 Adriana Donders, geb. Tüburg 24-8-1855, t aldaar 6-7-1931. Hieruit: TAK l
Arnoldus Becx, landbouwer, geb. Moergestel 13-5-1827, tOisterwijk 17-3-1885, tr. Moergestel 154-1858 Hendiika van de Staak, geb. Moergestel 26-2-1825, t Oisterwijk 2-1-1902 (dit gezin vertrok in 1884 van Moergestel naar Oisterwijk).
landjonker te Moergestel, tr. (1792) Johanna van Poppel. Odulphus Becx, schoenmaker/winkelier, ged. Moergestel 6-1-1803, t Tüburg 28-5-1883, tr. Tüburg 23-10-1834 Antonia Manni, ged. Tüburg 18-8-1807, t aldaar 14-4-1887. Hieruit: Franeiscus Engelbertus Becx, broodbakker (pauselijk zouaaf), geb. Tüburg 21-3-1844, t aldaar 214-1923, tr. TUburg 11-1-1872 Anna Cornelia Willems, geb. Tüburg 31-7-1845, t aldaar 11-10-1908.
Hieruit: Wilhelmus Martinus Becx, landbouwer, geb. Moergestel 9-11-1860, tVessem 28-2-1938, tr. Oisterwijk 11-10-1893 Clasina Fabrie, geb. Berkel c.a. 19-8-1867, t Vessem 27-4-1938 (dit gezin vertrok in 1902 van Oisterwijk naar Hooge en Lage Mierde en vestigde zich sinds 1908 te Vessem). Hieruit: TAK 2
Hieruit: Josephus Becx, controleur, geb. Tüburg 26-3-1873, t aldaar 14-3-1957, tr. Huisseling 2-6-1902 Helena Jansen, geb. NeerloonHuisseling 7-11-1876, t Tüburg 29-3-1948. Hieruit: TAK 3
Odulphus Becx, koetsier, geb. Tüburg 29-9-1885, t aldaar 5-8-1956, tr. Tüburg 9-11-1915 Cornelia Janssens, geb. Tilburg 134-1891, t aldaar 11-5-1981. Hieruit: TAK 4
81.
TAK l
KINDEREN VAN WILHELMUS BECX X ADRIANA DONDERS (allen geboren te Tilburg): \.Johannes, geb. 13-5-1880, tr. (Tilburg 1904)Wilhelmina Klijn. 2.Marinus Comelis, geb. 9-8-1882, tr. (Asten 1911) Petronella van Bussel. 3.Maria Cornelia, geb. 9-10-1883, t Tilburg 10-8-1884. 4.Antonius CorneliusMarinus, geb. 294-1884, t Tilburg 29-4-1887. 5. Wilhelmus Joseph, geb. 3-2-1885, tr. (Loon op Zand 1926) Johanna van Ommen. 6. Petrus Cornelius, geb. 23-4-1886, tr. (Dussen 1917) Adriana van der Pluijm. 7. Lucia Antonia, geb. 1-10-1887, tr. (Oss 1917) Johannes van Ommen (t Utrecht 1921); hertr. (Raamsdonk 1926) Martinus Snijers. S.ReginaMaria, geb. 11-3-1889, t Tüburg 2-7-1890. 9. Antonius Cornelius, geb. 30-7-1890, tr. (Tilburg 1921) Antonetta Brekelmans. 10. Casper Carel, geb. 26-12-1891, tr. (Tüburg 1920) Anna Gedden. \\.ReginaAdrianaCarolina, geb. 21-6-1893, t Tilburg 15-6-1895. 12. WilhelminaMaria Cornelia, geb. 28-2-1895, t Tilburg 19-2-1896.
TAK 2
KINDEREN VAN WILHELMUS MARTINUS BECX X CLASINA FABRIE: 1.Arnoldus, geb. Oisterwijk 4-10-1894, t Eindhoven 28-7-1969. 2. Adriana, geb. Oisterwijk 4-2-1896, t Vessem 18-7-1927. 3. Petrus Johannes, geb. Oisterwijk 114-1897, tr. (Oirschot 1937) Leonarda Hoppenbrouwers. 4. Johanna Maria, geb. Oisterwijk 18-9-1898, tr. (Vessem 1930) Jan van Gestel (t Diessen 1931);hertr. (Diessen 1933) Cornelis van Hamont. 5. Johannes Hendrikus, geb. Oisterwijk 20-3-1901, tr. (Hoogeloon 1931) Johanna Antonis. e.Hendrika, geb. Hooge en Lage Mierde 23-8-1903, tr. (Vessem 1929) Theodorus Snelder.
7. Wilhelmus Adrianus, geb. Hooge en Lage Mierde 30-3-1906, tr. (Oost-, West- en Middelbeers 1947) Johanna Vennix. 8. Frans, geb. Vessem 14-3-1909, tr. (Diessen 1955) Maria Timmermans. 9. Johanna Cornelia, geb. Vessem 17-5-1912, tr. (Vessem 1938) Hendrikus Antonis.
82.
TAK 3 KINDEREN VAN JOSEPHUS BECX X HELENA JANSEN (allen geboren te Tilburg): l. Anna, geb. 21-3-1903, tr. (Tilburg 1931) Otto Courbois (t Nijmegen 1969);hertr. (Nijmegen 1971) Johan Smits. I.Michel, geb. 5-3-1904, tr. (Nijmegen 1949) Rosalia van den Oever. 3.Antonia, geb. 21-6-1905, t TÜburg 8-2-1941. 4. Franciscus, geb. 9-10-1906, t Tilburg 17-3-1907. 5. Comelia, geb. 11-2-1908, tr. (Tüburg 1940) Johannes Versterre. 6. Henriette, geb. 18-12-1911, tr. (Tüburg 1958) Wühelmus van Kordelaar. 7.Franciscus, geb. 24-11-1916, tr. (TÜburg 1967) Henrica van der Aa.
TAK 4 KINDEREN VAN ODULPHUS BECX X CORNELIA JANSSENS (allen geboren te Tüburg): 1.Petrus, geb. 20-8-1916, tr. (Bandoeng 1947)HendrinaCoster. 2.Alberta, geb. 3-1-1918, (ontwikkelingswerk Brazilië). 3. Anna, geb. 15-5-1919, tr. (Tüburg 1947) Antonius Linders. 4.Maria, geb. 10-l-1921,religieuse (Dominicanes). 5.Petronella, geb. 17-5-1922, tr. (Tüburg 1950) Engelbertus Gommers. 6. Francisca, geb. 23-6-1925, tr. (Tilburg 1953) Jozephus Denissen. l.Josepha, geb. 20-10 1926, tr. (Tilburg 1951) Antonius van den Broek. S.Hendrika, geb. 10-12-1927, tr. (TÜburg 1952) Johannes Embregts. 9. Caecilia, geb. 3-8-1929, tr. (Tüburg 1953) Hendrikus Verhamme. 10.Josephus, geb. 204-1931, tr. (Tüburg 1958) Cornelia de Kruif. 11.Aloysius, geb. 20-4-1931, ongehuwd. 12. Franciscus, geb. 12-3-1934, tr. (Tüburg 1964) Cornelia Pigmans.
83.
EEN ZESTIENDE-EEUWS VONDSTCOMPLEX TE BERKEL-ENSCHOT door Henk Stoepker* In de eerste helft van augustus 1980 werden door M .A .M. (Rinus) van der Loo en C. van Berkel op het weiland voor de boerderij van de familie van der Loo, Akkerweg 11, te Berkel-Enschot, kaartblad 44 H Zuid, koördinaten 139.140 x 400.540, munten, aardewerk en een fundering gevonden (afb. l.). Rinus van der Loo had al eerder munten gevonden op het erf van zijn vader. In 1979 waren dat 10 zilveren rijksdaalders en 15 zilveren guldens uit de periode 1845-1916. In 1977 vond hij een zilveren bourgondische halve rijksdaalder van Philips II, geslagen te Dordrecht in 15 67. l) Deze laatste munt i \ \ s \ maakt historisch ge/l \ \ / . \ zien deel uit van de in Ty yS /\ \ 1980 gevonden munten, l / ^
/ \ Dit zijn een koperen en elf zilveren munten, geslagen tussen 1499 en 1568. De muntschat moet na 1573 in de 1. Situatieschets bodem zijn geraakt. In dat jaar is een hollands wapenschild ingeklopt in een Overijsselse munt uit 1566. De munten kwamen aan het licht toen op een weiland, dertig meter ten oosten van het woonhuis, gras werd ingekuild. De munten bevonden zich in de circa 30 cm dikke laag akkergrond, die hier op de lemig-zandige bodem ligt. Verder zoekend stootten van der Loo en van Berkel op een bakstenen vloer, waaromheen nog enig muurwerk overeind stond. Op de vloer en daaromheen werden talloze aarde werkfragmenten gevonden, evenals wat bot, metaal en glas. In een in de vloer uitgespaarde ruimte werd een komplete kookpot aangetroffen. Pas nadat de gehele fundering was vrijgelegd en schoongekrabd -hierbij werd volgens de vinders een vettige roetlaag verwijderd- werd door bemiddeling van de heer J. Van Laarhoven te Moergestel, bestuurslid van de heemkundekring "De Kleine Meijerij" de vondst ge84.
meld. Het is jammer dat de melding niet eerder is gedaan, want nu kon weinig inzicht verkregen worden in de vondstomstandigheden. Door de afdeling archeologie van de gemeente Tilburg werd op maandag 18 augustus een onderzoek ingesteld. De fundering
werd getekend, gefotografeerd en opgemeten. De herkomst van de vondsten werd vastgelegd volgens aanwijzing van de vinders. Gelukkig hadden dezen tijdens hun werk veel foto's gemaakt en ook hadden zij de op de fundering gevonden scherven -volgens hun zeggen- gescheiden van de vondsten uit de omgeving. Na overleg met de provinciaal archeoloog van Noord-Brabant, drs. W.J.H. Venvers, werd op 22 augustus een verder onderzoek ingesteld. Met behulp van een graafmachine werd ten noorden van de fundering een vlak van 5 x 20 m. getrokken. Hieruit kwam nog een aantal scherven. Grondsporen of strukturen werden niet aangetroffen. Tevens werd een plaggenput op ca. 12 m. ten noordwesten van de fundering uitgegraven. Een tweede plaggenput, 8 m. ten oosten van de noordoosthoek van het huidige woonhuis, werd later door van der Loo met de hand uitgediept. Machinaal werk was hier te riskant in verband met de aanwezigheid van een ondergrondse tank. Nadat het de vinders duidelijk was geworden dat het de afdeling archeologie niet om het eigendom van de vondsten te doen was, werd overeengekomen, dat de munten ter determinatie naar het Koninklijk Munt- en Penningkabinet te 's-Gravenhage gezonden zouden worden en dat de overige vondsten aan de afdeling archeologie van de gemeente Tilburg in bruikleen zouden worden afgestaan om deze te bestuderen en te publiceren. Nadien zijn een aantal voorwerpen door de afdeling archeologie gerestaureerd op voorwaarde dat zij in een openbaar toegankelijke plaats tentoongesteld zouden worden. De munten, twee dobbelsteentjes en negen potten zijn daarop door de vinders in langdurige bruikleen afgestaan aan de gemeente Berkel-Enschot. Op 29 juni 1981 zijn deze vondsten -met dien verstande dat alleen de zeven fraaiste munten zijn tentoongesteld- geplaatst in een door de gemeente Berkel-Enschot speciaal aangeschafte vitrine in de hal van het gemeentehuis. Het gebouw, (afb.2,3)
De fundering mat oost-west 3.90 m en noord-zuid maximaal 12.80 m. Hij bestond uit een éénsteens bakstenen muur, waarvan maximaal 5 baksteenlagen nog aanwezig waren. In het algemeen resteerden slechts twee lagen. Aan de noord- en oostzijde waren grote stukken geheel verdwenen. Het geheel vormde een rechthoek die aan de zuidwest-zijde insprong. Hier bevond zich een rollaag (op hun kant liggende stenen), waarschijnlijk van een dorpel. De vloer bestond uit een laag bakstenen, direkt op het gele zand gelegd. Aan de westzijde was de aanzet van een verder verloop van de muur. In de hoekpunten van de muur bevonden zich uitsparingen. Waarschijnlijk hebben hier houten staanders in gerust. Tegen de zuidmuur, naast de dorpel, waren enige bakstenen uitgespaard in de vloer. In dit gat stond de grape nr. 423 (= kookpot) (afb. 4). Het baksteenformaat is 21,5x10x5 cm. Ook het formaat 24x11x5 cm komt voor. 85.
BAKSTEEN M U U R BAKSTEEN V L O E R
1 50
2. Plattegrond van de fundering 3. Fundering gezien uit zuidoosten
86.
Het is duidelijk dat we te doen hebben met de kelder van een gebouw. Ook de aanwezigheid van de tot "schrobpot" gepromoveerde kookpot duidt hier op. Waarschijnlijk was dit gebouw een houten boerderij, welke omstreeks 1600 door brand verwoest is. Aanwijzingen voor deze brand zijn de bevindingen van de "opgravers", die brandsporen op de stenen konstateerden, en de aanwezigheid van door vuur aangetast aardewerk bij
het op de vloer gevonden materiaal. Van de rest van het gebouw is niets terug gevonden. Na de brand zijn de obstakels uiteraard verwijderd en de grond is daarna diverse malen omgezet en omgeploegd. Verbrokkeld baksteenpuin en hutteleem (de verbrande resten van de leem, waarmee de muren waren dichtgesmeerd) bevonden zich in de wijde omtrek van het funderinkje in de grond. De datering van de verwoesting van het huis wordt gegeven door de munten en door de aardewerkvondsten. Zes van de twaalf munten zijn uitgegeven onder Philips II en zijn kort na elkaar geslagen in verschillende gewesten. Eén in Brabant in 1566, één in Overijs-
sel in 1566, één in Gelderland in 1566, en drie in Holland (één in 1567, één in 1568 en één is ongedateerd). De Overijsselse munt heeft in 1573 een hollands wapenschild ingeklopt gekregen. Een zevende munt dateert uit de periode 1564-1580. De overige zilveren munten zijn ouder. Twee zijn uit de regeringsperiode van Karel V (1506-1555), maar zijn ongedateerd. Een derde munt van deze vorst is in 1543 geslagen. Twee zilveren munten zijn wezenlijk ouder. Eén stuiver van Philips de Schone uit 1499 en een spaanse reaal uit 1475-1504. De koperen munt was niet dateerbaar.2) De
toestand van de jongere munten laat zien dat zij wel enige tijd in omloop zijn geweest, maar toch niet langer dan enige decennia, daar zij nog goed leesbaar zijn. (afb.5). 87.
5.1. Stuiver Holland 1499
5.2. Krabbelaar Vlaanderen 1543
5.3. Zilveren reaal Brabant z.j.
5.5. 1/5 Philipsdaalder Brabant 1566
88.
5.6. l/5Phüipsdaalder
Gelderland 1566
5.7.1/5Philipsdaalder Holland z.j.
5.8. l/5Philipsdaalder Overijssel 1566 (klop Hollands wapenschild 1573)
5.9. 1/2 Bourgondische rijksdaalder Holland 1567
5.10. 1/2 Bourgondische rijksdaalder Holland 1568
89.
5.11. l/2sprenger z.j.
5.12. Reaal Sevilla ? z.j.
Enige decennia na 1573 brengt ons in het begin van de 17e eeuw of in het laatst van de 16e eeuw. Juist deze periode was een tijd van grote onrust in midden Brabant. Staatse en Spaanse troepen trokken door het gebied, kwartierden zich in bij de burgerij en raakten af en toe slaags. Plundering en brandstichting waren een regelmatig terugkerende plaag voor de bevolking. Met name in 1573,1580,1581,1586 en 1587 had de bevolking van Oisterwijk en omgeving het zwaar te verduren .3) In deze tijd moet ook de toenmalige bewoner van wat nu Akkerweg 11 is, het gevaar hebben zien naderen. Hij stopte zijn munten in de grond in de hoop deze in veiliger tijden weer op te graven. Het lot is hem of haar echter niet welgevallig geweest. Het huis werd verbrand en een gelegenheid om de munten op te graven -als ze al terug te vinden waren na het mogelijk verdwijnen van herkenningspunten- is er niet meer geweest. Het is een van de menselijke drama's waarmee de archeologie ons keer op keer confronteert. De aardewerkvondsten bevestigen deze datering. Het materiaal is overwegend zestiendeeeuws, maar vroeg zeventiende-eeuws aardewerk komt ook voor. De oudste vondsten zijn in de vijftiende eeuw te plaatsen. Waarschijnlijk heeft het huis zo'n anderhalve eeuw op deze plek gestaan. In het algemeen komen de oudere vondsten uit de omgeving van het huis (Siegburg steengoed en blauwgrijs aardewerk) en komen de jongere vondsten (Raeren steengoed, een blauw majolicascherfje, schalen met slibversiering, wat latere vormen van het aardewerk 90.
met loodglazuur, en de komplete grape in de keldervloer) van de vloer van het huis. Er is echter ook veel overeenkomst tussen de vormen van buiten de fundering en die, welke op de vloer gevonden zijn. Wanneer we dit vondstcomplex willen gebruiken om een onderscheid te maken tussen de vroegere en latere vormen in het zestiende-eeuwse aardewerk met loodglazuur (altijd nog een moeilijk terrein), dienen we het met de nodige omzichtigheid te hanteren. Bedacht moet worden dat de grond verploegd is en dat van de vinders geen wetenschappelijke nauwkeurigheid verwacht mag worden bij het apart houden van de vondsten van binnen en buiten de fundering. Hiermee wil overigens niets ten nadele van hen gezegd zijn. Voor niet in de archeologie bedrevenen hebben zij nauwkeurig gewerkt. De vondsten Het overgrote deel van de vondsten bestaat uit aardewerk met loodglazuur: 320 van de 436 vondstnummers. 4) De overige vondsten bestaan uit steengoed (33 vondstnummers), majolica (2), porselein
(2), blauw-grijs aardewerk (18), pijpaarde (6), glas (6), munten (13), metaal (17), bot (6), natuursteen (7), baksteen (4), hout (2). Bij deze laatste categorieën zeggen de getalsverhoudingen niet veel. Niet al het bot is waarschijnlijk verzameld. De steen- en houtvondsten behelzen ook monsters. Bekijken we de overige getallen, dan valt de verhouding 10 : l op voor het lokale rode loodgeglazuurde aardewerk ten opzichte van het geïmporteerde steengoed. Het rode aardewerk omvat het gebruiksgoed van kelder en keuken. Het importmateriaal (dat overigens tot de goedkopere categorieën behoort en voor 97% uit onversierd Raeren-aardewerk bestaat) behelst de kruiken en kannen en wat voorraadpotten. Het is een verhouding die overeenkomt met de behoeften van een eenvoudige boerenbehuizing. De porseleinscherven en de pijpekoppen en pijpestelen horen waarschijnlijk niet bij de gevonden fundering, maar zullen later in de grond terecht zijn gekomen. Dit geldt ook voor 1,5% van het steengoed, bestaande uit scherven van 18e en 19e eeuwse kruiken. De metaalvondsten bestaan voornamelijk uit zwaar verroeste spijkers en nagels. Tot het glas behoren enige versmolten fragmenten van groen drinkglas, gevonden op de vloer. Ook zijn twee glazen kralen gevonden. Bij de botvondsten bevinden zich twee dobbelstenen, welke door de heer van Berkel aangetroffen zijn tussen de stenen van de dorpel. De steentjes zijn uit been gesneden, de som van de tegenoverliggende zijden bedraagt, net zo als nu, 7. Bij de natuursteenvondsten bevinden zich een deel van een wetsteen, brokjes kalksteen, tufsteen, hardsteen en lei. De muntvondsten zijn hierboven al besproken. Bij de aardewerk- en steengoedvondsten kunnen we een onderscheid gaan maken tussen de scherven die in samenhang met de fundering zijn gevonden en de scherven die in de zwarte grond om het huis zijn gevonden. De scherven komen uit een gebied met straal 91.
van ongeveer 5 m. om het gebouw, met uitzondering van de zuidzijde. Hier lag een voederkuil en hier is niet gezocht. Sommige scherven komen uit enkele proefgaatjes elders op het terrein. Steengoed
Van de steengoedvondsten kwam één derde deel van de vloer. Het gaat hierbij om fragmenten van kruiken en kannetjes en om fragmenten varvenige grotere voorraadpotten. Dit aardewerk is aan de buitenzijde bruin van kleur en is voorzien van zoutglazuur. De kern van de scherf is grijs. Het kan beschouwd worden als importwaar uit het belgische Raeren (enige kilometers ten zuiden van Aken, juist over de belgischduitse grens). Eén scherfje heeft een blauwe beschildering. Het kan uit Raeren stammen, maar ook uit Westerwald. Hoewel het materiaal zeer verbrokkeld is, kan het allemaal in de 16e eeuw gedateerd worden. Het scherfje met de blauwe beschildering mogelijk pas in de 17e eeuw. 5) De overige steengoedvondsten zijn gedaan in de zwarte grond om het gebouw. Ook dit is vrijwel geheel Raeren-materiaal, maar er zit ook enig (5 vondstnummers) Siegburg aardewerk bij. Een fragment van een kan (meestal aangeduid met Jacobakan) kan in de 15e eeuw geplaatst worden. 6) Wanneer we de steengoed vondsten waarvan de vorm herkenbaar is, nader bekijken, dan zijn in het totale bestand te herkennen: l drinkkan uit Siegburg, 4-7 buikige kruiken of schenkkannen, 2 grote voorraadpotten, l kleine ampul voor olie, l kleine buikige drinkbeker, l rechtwandige drinkbeker, 2 kleine kruiken of bekers, alle uit Raeren. Aardewerk met loodglazuur van de vloer van het gebouw.
Het merendeel van het aardewerk met loodglazuur (234 van de 320 vondstnummers) is buiten het gebouwtje gevonden. Op de vloer hebben de vinders scherven aangetroffen die later tot 58 nummers zijn herleid. Ook onder de vloer vonden zij wat aardewerk: 4 nrs. De resterende 24 nummers zijn gevonden in de vulling van twee op enige afstand liggende plaggenputten. Opvallend voor het op de vloer gevonden aardewerk is het relatief grote aantal platte schotels. Sommige daarvan waren door brand zwaar aangetast. Een aantal objekten kon door de afdeling archeologie gerekonstrueerd en gerestaureerd worden. De gerestaureerde, op de vloer aangetroffen objekten zijn een grape, een steelpan, een schotel en een éénorige kan.
De schotel nr. 25, staat op een standring en heeft een platte, brede rand. De schotel is aan de onderzijde niet geglazuurd; aan de bovenzijde is hij voorzien van loodglazuur met slibversiering. (afb. 6). De slib versie ring bestaat uit een patroon van korte strepen op de rand, en beurtelings rech-
te lijnen en zig-zag strepen op de spiegel. Diverse schalen van deze soort zijn ook gevonden bij de opgraving van het Kasteel van Tilburg en worden daar overwegend in de zeventiende
eeuw gedateerd, hoewel een eerder optreden van dit soort schotels niet uitgesloten is. Toch 92.
6. Schotel nr. 25 lijkt in de zestiende eeuw de schotel op standlobben nog te domineren. De steelpan, nr. 34 (afb. 7), heeft een platte, iets lensvormige bodem. De rand kraagt uit en is van boven plat. Haaks op de as van de steel zit een schenklip. De steel is plat en bestaat uit een aan twee kanten omgeklapte plak klei. Het loodglazuur bevindt zich op de gehele oppervlakte van de binnenzijde. Steelpannen van dit type zijn typologisch moeilijk grijpbaar. Rond 1400 komen ze al voor, maar een tweetal eeuwen loopt het type zeker door. 7)
7. Steelpan nr. 34 De grape nr. 423 (afb. 8) is op enige lichte beschadigingen na kompleet. Met het woord grape wordt een bolle kookpot aangeduid (meestal met twee oren) op drie pootjes. De in Berkel in een gat in de keldervloer aangetroffen pot is na als kookpot te zijn afgedankt als schrobbot gebruikt. De pot is aan de binnenzijde geheel geglazuurd en aan de buitenzijde voor de bovenste helft. Aan de onderzijde bevinden zich roetsporen. Hij heeft twee staande worstoren en een uitkragende ongeprofïleerde rand, waarvan de 93.
8. Grape nr. 423 bovenzijde is afgeschuind. De grape wijkt qua vorm weinig af van de grape nr. 215 die buiten de fundering gevonden is. Deze grape 215 laat zich goed vergelijken met een in Amsterdam gevonden exemplaar, dat door Baart in het laatste kwart van de zestiende eeuw geplaatst is. 8) Grape 423 zal in dezelfde tijd gedateerd kunnen worden. Er bestaat evenwel nog weinig inzicht in de ontwikkeling van de vormen van de grape. Naar bronzen voorbeelden van twee-orige potten op drie poten ontstaan in de dertiende eeuw uitvoeringen in aardewerk. De ontwikkeling van de grape gaat met kleine wijzigingen verder tot in de 17e eeuw of zelfs nog de 18e eeuw. Daarna wordt de grape vervangen door de kookpot met platte bodem, terwijl ook metalen pannen algemeen worden. 9)
9. Eenorige kan nr. 31 94.
De éénorige kan nr. 31 (afb. 9) is niet geheel kompleet. De bodem ontbreekt, waarschijnlijk heeft de kan een standring gehad. De kan is bolbuikig, heeft een smalle hals waarop een vertikaal uitkragende geprofileerde rand. Het worstoor begint aan de bovenzijde van de buik en eindigt op de rand. Zowel aan de binnen- als de buitenzijde van de pot bevindt zich groen glazuur (loodglazuur met koperoxyde). In Nijmegen is een redelijke parallel gevonden, die daar aan het einde van de 17e eeuw gedateerd is. 10) Uit Bergen op Zoom is een exemplaar bekend, dat de algemene vorm met de Berkelse kan deelt, maar in details afwijkt. Weijs dateert deze in de tweede helft van de 16e eeuw. l1) Een kan uit Rotterdam wordt door de Kleyn in de 17e eeuw geplaatst. 12) Een zestiende-eeuwse datering is voor onze kan moeilijk aan te nemen en deze vondst moet als een belangrijke aanwijzing worden beschouwd voor een vroeg-zeventiende eeuwse datering van de brand van het huis. Een andere schaal die in het eerste kwart van de zeventiende eeuw geplaatst kan worden, is slechts gedeeltelijk teruggevonden. Het is een fragment van een schotel, waarop rode en groene lijnversiering op een gele ondergrond is aangebracht. Het is een vertegenwoordiger van een soort aardewerk dat waarschijnlijk via Bremen in Nederland is ingevoerd en afkomstig is uit het duitse Wezergebied. Volgens Van Beuningen komt dit aardewerk alleen tussen 1600 en 1630 in Nederland voor. 13) Van 10 tot 12 andere schotels waren niet genoeg fragmenten over om tot een restauratie te komen. Aan de hand van de scherven kan wel een overzicht verkregen worden. Het gaat om 2 of 3 schotels zonder slibversiering, op standlobben, één daarvan is zwaar door brand aangetast. Vijf of zes schotels (met een doorsnede tussen de 28 en de 36 cm) hebben wel een slibversiering op rand en spiegel. Drie daarvan staan op standlobben, van twee of drie is het niet zeker. Deze laatste zijn aangetast door het vuur. Eén schotel met een doorsnede van 28 cm heeft slibversiering op rand en spiegel, maar staat op een standring. Van twee overeenkomstige schotels is de bodemvorm niet bekend. Bij het aardewerk van de vloer waren verder scherven van l steelpan, 2 vergieten, 2 vetvangers, 2 bolle potten op standlobben, l kamerpot (?), l kommetje met plat oor, 5 (?) grapen, en mogelijk 2 teilen. Van één daarvan was zoveel bewaard gebleven dat duidelijk was dat dit exemplaar een ringbodem en een schenklip had gehad. Het teiltje was voorzien van groen glazuur. In het glazuur bevonden zich de witte afdrukken van een weefsel; wellicht linnen dat bij de kaasbereiding is gebruikt. 14) Lijkt het derhalve dat het aardewerk van de vloer duidelijke aanwijzingen geeft voor het afbranden van het pand in het begin van de zeventiende eeuw, het beeld wordt toch weer verstoord door de aanwezigheid van enig blauwgrijs aardewerk uit de 15e eeuw, dat volgens de vinders ook op de vloer gevonden is. Sterker nog, ook een geïsoleerd karolingisch scherfje zou van de vloer komen. Het toont dat de vondsten niet onvermengd zijn gebleven.
95.
Aardewerk van buiten de fundering Het aardewerk van buiten de fundering is ondergebracht in 248 vondstnummers (234 rood aardewerk met loodglazuur, 14 blauw-grijs). Enkele daarvan bestaan uit (nagenoeg) komplete objekten. De oudste daarvan is een voorraadpot op drie standlobben van blauw-grijs aardewerk met een uitkragende, licht geprofileerde rand. Dit blauw-grijze aardewerk is kenmerkend voor de veertiende en vijftiende eeuw. Daarna wordt het verdrongen door het rode aardewerk met loodglazuur. In de zestiende eeuw komt dit aardewerk nog sporadisch voor 15 (afb.10).
10. Voorraadpot nr. l
11. Eenorige kookkan nr. 194 96.
Even oud is een kookkan van rood aardewerk met loodglazuur. Deze kan heeft drie pootjes, een bol lichaam en een worstoor. De kan is niet kompleet, maar kon wel gerekonstrueerd worden. Het gedeelte waar de schenklip gezeten heeft is verdwenen. Het glazuur bevindt zich op de bodem van de binnenzijde. Aan de buitenzij-
de bevindt zich alleen glazuur op het grootste deel van de bovenste helft. De kan sluit goed aan bij de vijftiende-eeuwse modellen 16) (afb. 11). Rond 1500 zijn ook twee scherven te dateren van een schotel met ingekraste lijnversiering (sgrafitto). De scherf is rood, en is overdekt met een gele sliblaag en loodglazuur 17) (afb. 12).
12. Scherven met sgrafitto-versiering Iets later te plaatsen is een grape van rood aardewerk met groen glazuur (loodglazuur met koperoxyde). Deze was aan binnen- en buitenzijde geheel geglazuurd. De scherf is op veel plaatsen zwart. De groene kleur van het glazuur is waarschijnlijk mede veroorzaakt door reducerend (d.w.z. zuurstofarm) bakken. Een gelijkvormige grape uit Amsterdam is in het laatste kwart van de zestiende eeuw gedateerd. 19)
13. Eenorig kommetje nr. 195 97.
14. Eenorig kommetje nr. 21 Uit deze zelfde tijd stammen twee kommetjes. (afb. 13,14). Vrijwel kompleet was ook een schotel op een hoge voet. De schotel heeft een opstaande rand en is aan boven- en onderzijde geglazuurd. De hoge, holle voet is eveneens geglazuurd. In het midden van de schotel bevindt zich een (afgesleten) knop. Op de spiegel bevindt zich geometrische slib versiering. Deze slib versiering komt in Utrecht rond 1400 al voor, maar is het begin van een lange traditie 2°) (afb. 15).
15. Schotel op hoge voet nr. 24 De overige aardewerkvondsten zijn zeer verbrokkeld. Ook kwantitatief kan er weinig over gezegd worden. Ruw geschat valt het tot circa 100 objekten te herleiden, waaronder 8 blauw-grijze objekten en 8 van witbakkend aardewerk met geel glazuur. De overige vondsten bestaan uit rood aardewerk van velerlei vorm, grapen, teilen, kommen, vetvangers, kannen, steelpannen. Opvallend is het geringe aantal platte schotels dat buiten het gebouw is gevonden in verhouding tot de op de vloer gevonden schotels. Slechts omstreeks 4 schotels met slibversiering konden geteld worden.
Opvallend is een fragment van een schotel met rode en groene slibversiering. Deze vertoont sterke gelijkenis met schotels uit het pottenbakkerscentrum Issum in het Nederrijn-gebied en zou op het einde van de 17e eeuw gedateerd moeten worden. De schotel valt qua ouderdom dus nogal uit de toon. Mogelijk heeft hij niets te maken met de fundering en is hij later in de grond gekomen. 21) Plaggenputten Op respectievelijk 10 en 20 m. ten noordwesten van de fundering werden twee plaggenputten aangetroffen. Dit zijn waterputten, waarvan de putwand bestaat uit opgestapelde
98.
wigvormig gesneden heideplaggen. Op de bodem van de put ligt de onderste ring op een
karrewiel of op een speciaal vervaardigde velg. Uit de meest noordwestelijke plaggenput kwam 18e en 19e eeuws aardewerk. Uit de andere, welke kennelijk met de fundering samenhangt, kwam enig zestiende-eeuws aardewerk uit de vulling. Konklusie In de loop van 1981 zijn de opgravingen te Berkel-Enschot voortgezet. Op diverse plaatsen op het terrein is aardewerk aan het licht gekomen, zij het niet meer in de mate van de eerste keer. Deze vondsten moeten nog bewerkt worden. Naar het lijkt zal het totaalbeeld niet veranderen. De bewoningssporen op Akkerweg 11 te Berkel-Enschot kunnen worden samengevat als een resten van een boerderij, waarvan de bewoning omstreeks of kort voor 1500 begonnen is en kort na 1600 beëindigd is.
3 augustus 1981 * Auteur is stadsarcheoloog van Tilburg en conservator van Oudheidkundig Centrum "de Oliemeulen", Reitse Hoevenstraat 30 B, Tüburg. tel. 013 - 681711. Aan de totstandkoming van dit artikel is bijgedragen door de volgende medewerkers van de afdeling archeologie: Jacqueline Bertens (vondstverwerking en -beschrijving), Frie de Wolf en John Goeijers (tekeningen), Jan Brieffies (foto's), Jos Grootzwagers (restauratie). De tekeningen zijn in schaal l : 4 afgedrukt. Afbeelding nr. 3 is gefotografeerd door Jan Vlaminckx te Oisterwijk. 1. Knippenberg, 1979. 2. Overzicht van de munten (determinatie drs. H.W. Jacobi, Koninklijk Kabinet van Munten, Penningen en Gesneden Stenen, 's-Gravenhage). Zilveren munten: Bourgondische Nederlanden Philips de Schone (1482-1506) stuiver Holland 1499 Karel V (1506-1555) krabbelaar Vlaanderen 1543 Karel V Karel V
Philips II Philips II Phüips II Philips II
zilveren reaal stuiver
(1556-1598)
Phüips II Philips II Bisdom Luik Gerard van Groesbeek (1564-1580) Spanje Ferdinand en Isabella (1475-1504)
Brabant zj. Brabant z.j.
1/5 Philipsdaalder Brabant 1566 1/5 Philipsdaalder Gelderland 1566 1/5 Philipsdaalder Holland z.j. 1/5 Phüipsdaalder Overijssel 1566 (klop Hollands wapenschild 1573) 1/2 Bourgondische rijksdaalder Holland 1567
1/2 Bourgondische rijksdaalder Holland 1568 1/2 sprenger
z.j.
reaal
Sevilla ? z.j.
Koperen munt: duit ?
3. Vriendelijke mededeling P. Wuisman, Archief Oisterwijk. Zie ook Pinkhof 1919.
99.
4.De nummering en de telling van de vondsten heeft plaats gevonden door hen terug te brengen tot de kleinst mogelijke eenheden, hetgeen niet inhoudt dat elk nummer één objekt is. Eén vondstnummer kan ook staan voor een zak wandscherven van gelijksoortig aardewerk, welke op één plaats gevonden is, maar van diverse objekten afkomstig is. Het materiaal bestond immers uit een grote hoeveelheid losse vondsten met slechts een vage herkomstaanduiding (ten noorden van de fundering, op de fundering, enzovoort). Met handhaving van het verschil in herkomst is het op soorten aardewerk en zo mogelijk op individuele objekten uitgesplitst. Het materiaal was echter zo verbrokkeld dat sorteren per objekt in de meeste gevallen niet mogelijk was. 5-Hellebrandt, 1977; Reineking- von Bock, 1976. (i.h.b. pp. 43-46) ó.Reineking- von Bock, 1976. Tafel I. 7.Renaud 1976, 74. Baart 1977, pag.253 en pag. 246, nr.468; Bruijn 1979, pag.75, afb.37 S.Baart 1977, pag. 260, nr. 496. 9.Bruijn 1979, pag. 50. Van Beuningen, 1973, pag. 74. Baart 1977, pag. 289. Drescher 1968. 10.Thijssen 1981, nr. 67. 11.Weijs 1970, afb. 14. 12.De Kleijn 1965, afb. 7c. 13.Van Beuningen 1973, pag. 86. Een laat zestiende eeuwse parallel'bij Baart 1977, nr. 525. 14. Vriendelijke mededeling mevr. M. Maar, Nederlands Textielmuseum Tilburg, die het weefsel herkende als linnen in platbinding. 15.Renaud 1976, pag. 32-45. 16.Bruijn 1979, afb. 18 en 22. 17.Renaud 1958, De Kleijn 1964. Renaud 1964. Renaud 1976, 89-96. IS.Baart 1977, nr. 496. 19.Franken 1976, nr. 39. Baart 1977, nr. 500. 20.Bruijn 1979, afb. 52. 21.Scholten-Neess 1971, pag. 323, Abb. 424. Literatuur J. Baart e.a., Opgravingen in Amsterdam, Amsterdam 1977. H.J.E. van Beuningen, Verdraaid Goed Gedraaid, (catalogus museum Boymans-Van Beuningen), Rotterdam 1973. A. Bruijn, Pottersvuren langs de Vecht, Rotterdam 1979. H. Drescher, Mittelalterliche Dreibeintöpfe aus Bronze, Rotterdam Papers, pp. 23-33, Rotterdam 1968. G.J.M. Franken e.a., De huizen Draeck en Scherminckel. Bergen op Zoom 1976. H. Hellebrandt e.a., Steinzeug aus dem Raerener und Aachener Raum, Aachen 1977. J. de Kleijn, Over aardewerk met sgraffito of slib-krasversiering en aanverwante technieken, Mededelingenblad van de Vereniging van Vrienden van de Nederlandse Ceramiek, nr. 33 (1964), pp. 6-20. J. de Kleijn, Volksaardewerk in Nederland 1600-1900, Zeist 1965. W.H.Th. Knippenberg, Muntenvondst te Berkel-Enschot, De Kleine Meijerij 1979, pp. 25-26. M. Pinkhof, Plaatsbeschrijving van Oisterwijk met kroniek van de jaren 1566-1609, Bijdragen en mededelingen van het Historisch Genootschap, 40e deel, 1919, pp. 111-173. G. Reineking-von Bock, Steinzeug (Kataloge des Kunstgewerbemuseum Kölns. Band IV). Köln 1976 J.G.N. Renaud, Aardewerk met versiering in sgrafitto-techniek, Mededelingenblad van de Vereniging van Vrienden van de Nederlandse Ceramiek, nr. 10 (1958), pp. 5-10. J.G.N. Renaud, Nieuwe vondsten van aardewerk met ornament in slib-krastechniek, Mededelingenblad van de Vereniging van Vrienden van de Nederlandse Ceramiek, nr. 34 (1964) pp. 1-7. J.G.N. Renaud, Middeleeuwse Ceramiek, Den Haag 1976. M. Scholten-Nees e.a., Niederrheinische Bauerntöpferei 17.-19. Jahrhundert, Düsseldorf, 1971. J.R.A.M. Thijssen, Van huisvuil tot museumstuk, (catalogus Nijmeegs Museum Commanderie van Sint Jan), Nijmegen 1981.
LJ. Weijs e.a., Tussen hete vuren (II), Tüburg 1970. 100.
ONDER Op mijn vraag op pag. 22 van deze jaargang over het gebruik van het woordje "onder" bij lidmaatschappen en abonnementen, is weer door verschillende leden en lezers gereageerd. In Oisterwijk en Haaren noteerde men: Ik ben onder de "Libelle". Ook te Spoordonk, Waalwijk en Vlijmen werd dit begrip gevonden. Dit gold dan voor abonnementen van weekbladen, doch beslist niet van een dagblad. Bij het lidmaatschap van verenigingen zijn ook merkwaardige dingen genoteerd. "Ik ben onder het voetballen" hoort men te Oisterwijk, Udenhout, Hilvarenbeek, Spoordonk, Haaren en Vlijmen. Ook in Oost-brabant (b.v.Deurne) en aan de Maas (o.a. Millingen) komt dit als zodanig voor. In Haaren echter is men onder het koor, doch bij de harmonie. Ook in Oost-Brabant, maar het werd ook te Moergestel en Helvoirt gezegd, komt voor: Ik ben onder het voetballen uit. En dan is het lidmaatschap opgezegd. Tenslotte las ik in een schoolkrantje te Oisterwijk een brief van een der leerlingen, diens hobby was wielrennen, dit omdat "een kennis van ons er ook onder zat". Hartelijk dank voor iedere reactie. p \yuisman
JUl
Uit "Onze Lieve Klaverjas" schoolkrant een der lager scholen O'wijk 1980. 101.
HOE OUD IS OISTERWIJK ? door Martin W.J. de Bruijn Aangezien ik me al vele jaren bezighoud met de nederzettingsgeschiedenis van Tilburg en omgeving, heb ik het artikel De nederzettingsnaam Oisterwijk onderzocht op betekenis en ouderdom van drs. H.J.M. Thiadens met veel belangstelling gelezen.*) Ik zou hierbij graag de volgende kanttekeningen willen plaatsen.
1. De oudste vermelding van Oisterwijk bij Tilburg,Hosteruuic in 1167, ontleent de heer Thiadens aan het Woordenboek van Noord- en Zuidnederlandse plaatsnamen van J. de Vries. In haar noot bij het artikel verwijst de redactie van De Kleine Meijerij hiervoor naar M. Gysseling's Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, NoordFrankrijk en West-Duitsland en vraagt zich af, waarom dr. H.P.M. Camps de desbetreffende oorkonde niet opgenomen heeft in zijn Oorkondenboek van Noord-Brabant. Het antwoord op deze vraag heeft W. Steurs gegeven in Les campagnes du Brabant septentrional au moyen dge: la fondation de la ville neuve d'Oisterwijk par Ie duc Henri I&: het gaat hier om Oosterwijk onder Tongerlo bij Westerlo in België en niet om Oisterwijk bij Tilburg in Nederland 2). 2. De oudste mij bekende vermelding van Oisterwijk bij Tilburg wordt noch door de heer Thiadens noch door de redactie van dit tijdschrift genoemd. Het betreft hier de oorkonde van hertog Hendrik I van Brabant, daterend van 24 februari 1213, waarin onder meer gewag wordt gemaakt van de opida libera Oisterwijk, Arendonk, Herentals, Turnhout en Hoogstraten, die hij kort tevoren had gesticht. Ofschoon de tekst van deze oorkonde niet in origineel, maar slechts in een veertiende-eeuws cartularium van Brabant bewaard is gebleven, wordt, voor zover mij bekend, aan de echtheid ervan niet getwijfeld 3). 3. Voor zover mij bekend, komt Oisterwijk bij Tilburg vóór 24 februari 1213 niet in de bronnen voor, echter wél een parochie Oost-Tilburg, waarvan de kerk, zoals uit latere gegevens blijkt, in of althans dicht bij het oppidum Oisterwijk lag 4). In zijn aangehaald werk koestert W. Steurs de opvatting dat het Oisterwijkse Kerkeind een voormalig dorp Oost-Tilburg uitmaakte, terwijl het Lindeind het door de hertog gestichte oppidum was. Op den duur zouden de twee kernen samengesmolten zijn tot het tegenwoordige OisterwijkS). Ik acht het door hem geschetste naast elkaar bestaan van een dorp Oost-Tilburg en een oppidum Oisterwijk niet bewezen en denk eerder aan een doelbewuste naamsverandering door de hertog om de versterking van zijn macht en de losmaking van grondgebied en inwoners uit de oude heerlijkheid Tilburg te accentueren 6).
4. Vanzelfsprekend is hiermee nog niet bewezen dat de nederzettingsnaam Oisterwijk door Hertog Hendrik I van Brabant in het leven is geroepen. Het blijft mogelijk dat de benaming ouder is. Er is evenwel nog een aanwijzing dat Oisterwijk een betrekkelijk jonge 102.
nederzetting is, namelijk haar ligging in het gebied van de gemeenschappelijke gronden van Haaren. De zuidoostgrens van deze gemeynt werd namelijk gevormd door het riviertje de A, zoals blijkt uit de uitgiftebrief van 24 mei 1309 T). Voor de Oisterwijkse gemeynt, die reeds op 4 december 1300 uitgegeven werd, vormde dit riviertje de noordwestelijke begrenzing 8). Wanneer Oisterwijk een oude nederzetting was geweest, dan zou het zeer waarschijnlijk temidden van zijn gemeenschappelijke gronden hebben gelegen en niet omsloten door die van een ander dorp.
5. Indien men waarde hecht aan de opvatting dat hertog Hendrik I de naamgever van zijn
nieuwe oppidum is geweest, dan wordt de door de heer Thiadens voorgestelde afleiding van oost uit augusta wel zeer onwaarschijnlijk. Oisterwijk lag niet alleen in het oosten van de heerlijkheid Tilburg, maar ook van de parochie Oost-Tilburg, die in 1192 orientalis Tilburch werd genoemd 9). Een afleiding van de hemelstreek is daarom wel het meest voor de hand liggend.
6. De heer Thiadens baseert zich bij zijn beschouwingen over de betekenis en ouderdom van de nederzettingsnaam Oisterwijk hoofdzakelijk op zeer algemene literatuur. Voor zover uit zijn artikel en mij gedane schriftelijke mededelingen - waarvoor mijn dank - blijkt, heeft hij geen of nauwelijks gebruik gemaakt van schriftelijke bronnen of bronnenpublikaties. Deze deductieve werkwijze acht ik methodologisch onjuist. Om tot aanvaardbare resultaten te komen is mijns inziens een geïntegreerde toepassing van verschillende wetenschappen noodzakelijk, waarbij de inductieve en deductieve methode in samenhang moeten worden gevolgd. Laat men dit na, dan zal het resultaat vaak onbevredigend blijken 10) 1. De Kleine Meijerij XXXII (1981), blz. 47-51. 2. W. STEURS, a.w., Leuven-Brussel 1974, blz. 18, nt. 72. 3. Afgedrukt in de Middeleeuwse rechtsbronnen van stad en heerlijkheid Breda I, uitg. F.F.X. CERUTTI, Utrecht 1956, nr. 15. Vgl. Oorkondenboek van Nooid-Brabant I, uitg. H.P.M. CAMPS, 's-Gravenhage 1979, nt. 150. 4. Oorkondenboek van Noord-Brabant, vnl. de nrs. 80, 135, 152, 157, 535 en 660. 5. STEURS, a.w. blz. 16-18 en 57. 6. Dit hoeft niet strijdig te zijn met het feit dat in een aantal oorkonden sprake is van een kerk van (Oost-)Tilbutg én Oisterwijk. De parochie omvatte immers behalve Oisterwijk ook Heukelom, Berkel, Udenhout en in de dertiende eeuw Helvoirt. Vgl. H. HARDENBERG, Het ontstaan van de vrijheid Tilburg, in Van heidorp tot industriestad, Tüburg 1955, blz. 49 e.v. 7. Oorkondenboek van Noord-Brabant, nr. 778. 8. T.a.p., nr. 603. 9.T.a.p., nr. 80. 10. Vgl. mijn Hoe is Tilburg aan zijn kerkpatioon gekomen ? en Nogmaals Sint-Denijs in Actum Tilliburgis 11 (1980), blz. 2-3 en 87.
103.
NIEUWE UITGAVEN L.EJM. van Gorkum, Geschiedenis van de familie van Gorkum, off-set, Waalwijk 1980
Geschiedenis van een middenbrabantse familie van va. 1700 tot heden, waarvan leden zich vestigden te Udenhout, Loon op Zand, Helvoirt en Oisterwijk. Verluchtigd met foto's en kopieën van akten. Uitgave van de schrijver te Waalwijk. J.H.F. Bloemers, Lf. Louwe Kooijmans, H. Sarfatij, Verleden Land, Archeologische opgravingen in Nederland, Amsterdam 1981.
Prachtig verlucht en erg bij-de-tijds overzicht van de opgravingen in Nederland, met ruime aandacht voor onder andere de vondsten uit Esch van 1952 en 1959-1960. Op de overzichtskaarten achterin valt echter duidelijk op dat in het gebied van onze Kleine Meijerij behalve bij Esch het onderzoek nog erg weinig opleverde.
J.H. de Bruijn, Vennen in Noord-Brabant, Eindhoven 1981 Samenvattend overzicht met onder meer aandacht voor de Oisterwijkse vennen. Jammer is, dat hoewel schrijver aanbeveelt te gaan wandelen, hij dit zelf in het Oisterwijkse kennelijk achterwege liet. Ieder die hier wel eens ronddwaalde zal hem op kleine incorrectheden betrappen. Brabantse Bibliografie 1975 -1976, 's-Hertogenbosch 1981 Brabantse Bibliografie 1980, waarin Supplement op de Brabantse Bibliogratie 1977 -1979 's-Hertogenbosch 1981
Voor de periode 1975-1980 beschikken we nu door de goede zorgen van bibliothecaris drs. G. Keukens van de Bibliotheek van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen en diens staf over een waardevolle ingang op het vele dat de laatste jaren over onze provincie in druk verscheen.
MEDEWERKERS: J.A.J. Becx, Herlaerstraat 41, Hilvarenbeek
drs H. Stoepker, stadsarcheoloog van Tilburg en conservator van het Oudheidkundig Centrum "de Oliemeulen", Reitse Hoevenstraat 30B, Tilburg Martin WJ. de Bruijn, Alblasstraat 8 bis, Utrecht. 104.
INHOUD P.J M. Wuisman, Cornelis Andries Schijvens, burgemeester van Haaren (1881 - 1920) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
l
M. Spierings, Het klooster Porta Celi en de historische waarde van oude cijnsregisters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . P.JJM. Wuisman, Ramen (raomen) en een r a m s c h e u t . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
15 18
drs H.J.M. Thiadens, Enige opmerkingen over het ontstaan van de Oisterwijkse V e n n e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 P.J.M. Wuisman, Onder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22,101
R. Severijns, De molensteen van Moergestel uit het jaar 1709 . . . . . . . . . . . . . . . C. van Venrooij-Michels, Ik heb van jou een zoen tegoed ( l i e d ) . . . . . . . . . . . . . . Ton van der Aalst, Nieuwe uitgave: W.A. Fasel "Inventaris van de archieven van de gemeente Helvoirt" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . P J JA. Wuisman, Kwartierstaat van Mgr NJM. Verhoeven . . . . . . . . . . . . . . . . . . J. van Laarhoven, Archeologische vondsten te Moergestel . . . . . . . . . . . . . . . . .
23 28
29 31 34
P.J.M. Wuisman, De pootkaart van 1762 te Oisterwijk, Berkel,
Enschot, Haaren, Heukelom en Udenhout. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
41
Sjef van der Eerden, Het witte goud, een Oisterwijkse vertelling
van rond de eeuwwisseling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . W. de Bakker, Nieuwe uitgave: H. van Bommel, Het Molenaarsgeslacht Coppens . . M. Spierings, Een goed van Porta Celi te Kerkhoven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . drs H J.M. Thiadens, De nederzettingsnaam Oisterwijk onderzocht op betekenis en ouderdom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . dr ir C.H.J. van den Brekel, Nieuwe erven in het G a g e l r e y s . . . . . . . . . . . . . . . . . W. de Bakker, Gagelrijs, Crekelshoeve en Kievitsblek, een poging tot situering . . . .
43 45 46
P.J.M. Wuisman," 'n Paai" of " 'n Peer", in ieder geval niet zo leuk. . . . . . . . . . .
66
P J .M. Wuisman, Huwelijken te Oisterwijk in de vorige eeuw . . . . . . . . . . . . . . . K.G.J. Laurijssens, De eigendom van de Helvoirtse kerktoren . . . . . . . . . . . . . . . P.JJM. Wuisman, Een muntstuk in een appel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
67 75 78
47 53 57
J.A.J. Becx, Het geslacht Becx, vijf eeuwen in de Meierij (1475 -1975),
tien generaties (overzicht) en supplement . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Henk Stoepker, Een zestiende-eeuws Vondstcomplex te B e r k e l - E n s c h o t . . . . . . . . Martin W J. de Bruijn, Hoe oud is Oisterwijk ? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
79 84 102
Nieuwe uitgaven: W.A. Fasel, Inventaris van de archieven van de gemeente Helvoirt . . . . . . H. van Bommel, Het Molenaarsgeslacht Coppens . . . . . . . . . . . . . . . . . Bim van der Klei, De smalle weg, herinneringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . W. de Bakker, Ketelaers alias Den Steenbecker. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
29 45 52 52
S.J .M .M. Ketelaars, Een lijn van nakomelingen van Peter zoon van Claes Janse de Ketelaer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52 W.A. de Lepper, De Lepper, deelstamboom C . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77 L.E.N, van Gorkum, Geschiedenis van de familie van Gorkum . . . . . . . . 104 J.H.F. Bloemers, LP. Louwe Kooijmans en H. Sarfatij, Verleden land, Archeologische opgravingen in N e d e r l a n d . . . . . . . . . . . . 104 J.H. de Bruijn, Vennen in Noord-Brabant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104 Brabantse Bibliografie 1975-1976; Brabantse Bibliografie 1980, waarin Supplement op de Brabantse Bibliografie 1977-1979 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
ILLUSTRATIES Fotoportret van Cornelis Andries Schijvens, burgemeester van Haaren (1881-1920) l Bidprentjes van de familie Schijvens, 1888,1914,1916,1920 . . . . . . . . . . . 2, 3,13 Koninklijk besluit van 16 april 1881 no l . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Woonhuis van burgemeester Schijvens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Brief van C.A. Schijvens, 1907 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 Foto's van de huldiging en feestelijke intocht van burgemeester C.A. Schijvens te Haaren bij zijn 25-jarig ambtsjubileum op 14 mei 1906 . . . . . . 8,9,10,11 Kaartje van het reliëf in het gebied van de Oisterwijkse vennen . . . . . . . . . . . . . . 20 Tekstgedeelte uit Historie der Stad en Meyerye van 's Hertogenbosch door mr Johan Hendrik van Heurn(1777) . . . . . . . . . . . . . . 25,26,27,28 Fotoportret en wapen van mgr N.M. Verhoeven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 Foto's van te Moergestel gevonden boomputten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35, 36, 38 Tekening van Merovingische knikpot en radstempel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 Foto van de grenspaal op de Bekersberg te M o e r g e s t e l . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40 Foto van het Gagelrijs- of Beeldven in het landgoed Nemelaer. . . . . . . . . . . . . . . 53 Situatieschets van de nieuwe erven in 't Gagelrijs, 1555 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 Foto van de zwaar-beschadigde beelden uit het Beeldven voor kasteel Nemelaer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 Afbeelding en beschrijving van Gagel ( M y r i c a ) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 Kaartje van de bezittingen van Nemelaer rond Gagelrijs- of Beeldven, 1832 . . . . . . 64 Situatieschets van het vondstcomplex te Berkel-Enschot aan de Akkerweg . . . . . . 84 Plattegrond en foto van de fundering van deze v o n d s t . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86 Tekeningen en foto's van de zestiende-eeuwse vondsten uit Berkel-Enschot uit Berkel-Enschot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87-90, 93,94,96-98
HET VERSCHIJNEN VAN DIT VLUGSCHRIFT WERD MEDE MOGELIJK DOOR DE FINANCIËLE BIJDRAGE VAN: -
Staalconstructie Jos van den Bersselaar B.V. Industrieweg l, Postbus 17, 5070 AA Udenhout
-
Administratiekantoor Theo Brekelmans Löblaan 37, 5056 NN Berkel-Enschot, Tel. (013) 332834
-
B.V. Boomkwekerij Udenhout Schoorstraat 21, Postbus 31, 5070 AA Udenhout
-
Loodgietersbedrijf Herman Beks b .v. De Lind 35, 5061 HS Oisterwijk, Tel. 04242-2016
-
G. Boink-Meijer B.V. Noordstraat 34, 5038 EJ TÜburg
-
Schilder- en Isolatiebedrijf F J. de Bresser B .V. Langeweg 10, 5076 AK Haaren.Tel. 04117-1307-1521
-
Camping "De Boskant" Oirschotsebaan 8a, 5062 TE Oisterwijk
-
CAV van het rayon "Midden Brabant" g.a. Langeweg 2, Postbus 9, 5076 ZG Haaren
-
Drukkerij ELKA b.v. Heubergerstraat 199, 5011 GC Tilburg, Tel. 013-561941
-
Bouwbedrijf P.J.M. Jansen B.V. Nijverheidsweg 13, 5061 KK Oisterwijk, Tel. 04242-9024
-
Kunsthandel " 't Oudste Huis" Kerkstraat 90, 5061 EL Oisterwijk
-
F. van Lanschot Bankiers N .V. Postbus 1021, 5200 HC 's-Hertogenbosch
-
B.V. Houthandel " 't Kleintje" Houtsestraat 117, 5011 XH Tüburg
-
Hotel Café Restaurant "Klein Speyk" Bosweg 154, 5052 SH Oisterwijk
-
Boomkwekerij M. van den Oever en Zonen Haaren, Tel. 04117-1964
-
Boomkwekerijen-Toon-Tuin, Ton van den Oever b.v. Rijksweg 13, 5076 BP Haaren, Tel. 04117-1771
-
De RABOBANK
-
Café-Restaurant " 't Oude Nest" Joh. Lenartzstraat 2, 5061 HR Oisterwijk
-
Loodgietersbedrijf P. Pijnenburg Lindelaan 48, 5268 CD Helvoirt
-
ROMANESCO Film en Foto Boxtelsebaan 21-23, 5061 VA Oisterwijk, Tel. 04242-2558
-
P. van Riel Graan-, Meel- en Kunstmesthandel, Houthandel Bosscheweg 26, 5056 KC Berkel-Enschot, Tel. 013-331223
-
Van Strien Wegenbouw b.v. Spoorakkerweg6,5071 NC Udenhout
-
Warner Body Styling Bob van Meurs, De Heikant 4, 5268 PK Helvoirt, Tel. 04118-1874
-
Aannemersbedrijf J.M. Wolfs B.V. Kerkhovensestraat la, 5061 PJ Oisterwijk
-
Foto Vlaminckx Lind 25, 5061 HS Oisterwijk
-
Restaurant "De Zwarte Leeuw" Oude Rijksweg 18-20, 5268 BT Helvoirt, Tel. 04118-1266
DE 1981, afl. 4. Het
Becx, en
Een fondsteomplex te Onder, antwoorden op een oud-is Oisterwijk? een
uitgaven: fan de van Gorkutn Verleden land, in Vennen, in Noord-Brabant 19754976 en 1980.