DEK
DE KLEINE MEIJERIJ
1990, jaargang XLI
Vlugschrift van de heemkundekring: Berkel-Enschot, Esch, Haaren, Helvoirt, Moergestel, Oisterwijk, Udenhout. ISSN 0921-0792
REDAKTIE P. Wuisman, Durendaaldreef 14, 5062 LW Oisterwijk; drs. A. van Dorp, St. Josephstraat 9, 5056 EG Berkel-Enschot; W. de Bakker, Schepersdijk 15, 5062 EA Oisterwijk.
ADMINISTRATIE Sparrenlaan 8, 5071 CK Udenhout; postgiro nr. 4315463 t.n.v. Heemkundekring De Kleine Meijerij 5071 CK Udenhout of Rabobank Oisterwijk nr. 13.89.80.209 t.n.v. De Kleine Meijerij. Nabestelling van losse nummers kan bij de administratie geschieden.
LIDMAATSCHAP Het lidmaatschap van De Kleine Meijerij bedraagt ƒ27,50, indien via onze kring tevens geabonneerd op het tijdschrift Brabants Heem ƒ46,—. Betaling gaarne eerst na ontvangst van een acceptgiro. Opzeggingen voor l december van het lopende jaar.
CORRESPONDENTIE-ADRES Postbus 83, 5056 ZH Berkel-Enschot.
OMSLAG Jeugdportret van Vincent van Gogh en de kanselbijbel, geschonken door de familie Van Gogh, in de Hervormde kerk te Helvoirt.
UITTREKSEL UIT DE STATUTEN DER VERENIGING HEEMKUNDEKRING "DE KLEINE MEIJERIJ", verleden 4 mei 1979 voor notaris L. van der Werf, Oisterwijk Naam, zetel en werkgebied. Artikel 1. 1. De vereniging draagt de naam: Heemkundekring "De Kleine Meijerij" en is gevestigd te Oisterwijk.
2. Het werkgebied van de vereniging omvat de burgerlijke gemeenten Berkel-Enschot, Esch, Haaren, Helvoirt, Moergestel, Oisterwijk en Udenhout. Doel.
Artikel 2.
1. De vereniging heeft ten doel: het bevorderen in brede kring van de belangstelling voor en de kennis van eigen streek, volk en gebruiken daarvan en heemkundig waardevolle overblijfselen uit vroeger tijden.
AANMELDING LIDMAATSCHAP DE KLEINE MEIJERIJ Ondergetekende: ............................................................................. Telefoon .................................... Adres: ...............................................................................................................................................................
Woonplaats: ........................................................................................ Postcode: ................................ Aankruisen wat verlangd wordt: D wenst lid te worden van heemkundekring De Kleine Meijerij met Brabants Heem (f 46,--per jaar). D wenst enkel lid te worden van heemkundekring De Kleine Meijerij (f 27,50 per jaar). d wenst................................ ex. van nummer ................................van 1989 te ontvangen. Het verschuldigde bedrag zal na ontvangst van de nota voldaan worden. Indien mogelijk zal het lidmaatschap ingaan op ....................................................................... (datum) ...........................................................................
........................................................
(handtekening)
2. Al hetgeen het vorenstaand doel kan bevorderen in de ruimste zin van het woord
behoort eveneens tot het doel van de vereninging. 3. Zij tracht dit doel te bereiken door het onderzoeken, bestuderen en veiligstellen van heemkundig belangrijke terreinen, onroerende en roerende goederen, zaken, voorwerpen en oudheidkundige gegevens in en van het werkgebied en zijn omgeving, door het organiseren van excursies, cursussen, lezingen, publicaties en tentoonstellingen, hetzij zelfstandig, hetzij in samenwerking met andere groeperingen of instanties, alsmede het deelnemen aan activiteiten van andere verenigingen, welke met het vorenstaand doel verband houden of daartoe van belang zijn, alles in de ruimste zin van het woord. 4. De vereniging zal zich onafhankelijk opstellen ten aanzien van godsdienst en politiek.
ADMINISTRATIE DE KLEINE MEIJERIJ
SPARRENLAAN 8 5071 CK UDENHOUT
DE KLEINE MEIJERIJ Vlugschrift van de Heemkundekring
BERKEL-ENSCHOT - ESCH - HAAREN - HELVOIRT MOERGESTEL - OISTERWIJK - UDENHOUT
EENENVEERTIGSTE JAARGANG 1990
ISSN 0921-0792 REDAKTIE: P. WUISMAN. DRS. A. VAN DORP, W. DE BAKKER
VAN GOGH IN HELVOIRT De familie Van Gogh geschetst tegen de achtergrond van Helvoirt aan het eind van de vorige eeuw. door Harrie Smulders Voorwoord De redactie is verheugd de een-en-veertigste jaargang van ons Vlugschrift te mogen openen met de hier volgende pennevrucht van de zo actieve heer Harrie Smulders. Bij gelegenheid van de 100-ste sterfdag van Vincent van Gogh vinden we dat meer bekendheid over de Van Goghs te Helvoirt gewenst is. Enkele jaren geleden lichtte de catalogus bij de tentoonstelling in het Noordbrabants Museum te 's Hertogenbosch over 'Van Gogh in Brabant' reeds een tip van de sluier op. In De Kleine Meijerij signaleerde redacteur P. Wuisman in jaargang 22 (1971) stukken in het Helvoirtse archief over een remplacant voor Vincent van Gogh. Met de hulp van enkele Helvoirtse instanties zijn we door de heer Smulders nu in de gelegenheid de gehele sluier op te lichten.
Helvoirt neemt onder de Van-Gogh-dorpen een bescheiden plaats in. Op zoek naar Vincent en zijn familie blijkt echter dat er veel wetenswaardigs te vinden is. Ik denk dat er weinig plaatsen zijn geweest die zo veel Van-Goghs bijeen hebben gebracht als Helvoirt. Ik raadpleegde archieven, sprak met oudere mensen, las interviews gehouden met hen die herinneringen of overleveringen aan of van Vincent en zijn familie met zich meedroegen. Zo kon ik tijdgenoten en tijdsomstandigheden laten figureren en een historisch verantwoord verhaal schrijven.
DE KLEINE MEIJERIJ, JRG 41 (1990), nummer 1.
I. INLEIDING Laten we vaststellen dat Vincent van Gogh niet in Helvoirt gewoond heeft, althans niet in die zin dat hij in het Helvoirtse bevolkingsregister is ingeschreven. Daar staat tegenover dat vele leden van de familie Van Gogh in het bevolkingsregister staan ingeschreven en dat Vincent vele malen in Helvoirt geweest is, als hij voor enkele dagen in zijn ouderlijk huis verbleef. Dit laatste moge blijken door enkele citaten uit zijn brieven gericht aan zijn broer Theo: 17 maart 1873:
"Als ik maar enigszins kan, ga ik met Paschen naar Helvoirt. (...) Als ik iets naders hoor over mijn naar Helvoirt-
gaan, schrijf ik het je dadelijk; ik zou het heel aardig vinden als we op dezelfde dag kwamen. Adieu". 30 april 1874, De kerk te Helvoirt. zwart krijt 1874 vanuit Londen: "Als men waarachtig van de natuur houdt, dan vindt men het overal mooi, maar toch ver-
lang ik soms zoo naar Holland en vooral naar Helvoirt". Een brief gericht aan Theo, in Brussel, is gedateerd "Helvoirt 10 juli 1874". Vincent heeft door de Helvoirtse straten en velden gewandeld. Er zijn zelfs enkele kleine schetsjes bekend, waarop men de Helvoirtse kerktoren op de achtergrond kan ontwaren. Zijn Brabantse verleden zal hem een levenlang niet meer loslaten, waarheen hij ook zou zwerven.
Twee schetsen van Vincent van Gogh.
Gezicht op Helvoirt. potlood juli 1874
II. ACHTERGROND 1870 -1900 Over de achtergrond willen we het hebben, de achtergrond, wel te verstaan, waartegen het leven van de Van-Goghs zich heeft afgespeeld in Helvoirt: een dorp van ongeveer 1400 inwoners, met uiteenlopende straten en uiteenliggende buurtschappen, maar toch een onmiskenbare eenheid vormend. Burgemeester is Philippus Verster (1835-1908) een ambitieus en plichtsgetrouw man, afkomstig uit de leerlooierswereld, die met stijl en verve leiding geeft aan het dorpsbestuur. Hij heeft vele volmachten, want hij is tevens secretaris en ambtenaar van de burgerlijke stand. Wethouder is A. van lersel. A. Verhoeven overlijdt in 1877 en wordt als wethouder opgevolgd door Martinus Leyten. De predikanten volgden elkaar sneller op dan de pastoors. Pastoor Henricus Everts (1824-1895) heeft zes predikanten zien komen en gaan. Zouden er veel contacten geweest zijn tussen pastoor en dominee?? Er was enig contact. Pastoor Everts en dominee Van Gogh tekenden gelijkelijk een request dat naar de landsregering gezonden werd, met het verzoek om de aan te leggen spoorlijn 200 meter noordelijker te leggen dan deze was geprojecteerd. Bij deze verlegging had de dominee geen enkel belang; een solidariteitsgebaar dus.
Het dorp is in beweging en staat in het teken van nieuw aan te leggen wegen. Ten tijde van Ds Van Gogh was de spoorlijn Breda-Nijmegen in aanbouw, welke spoorlijn ook in Helvoirt een station zou krijgen. Maar toen deze lijn 4 juni 1881 geopend werd, was dominee Van Gogh alweer vertrokken. De Bossche Keiweg (de Rijksweg) lag er al enkele tiental\Jagtlu8t" len jaren. Daarover N.H.Pastorie passeerde de postkoets Iam.Da.v.Gogh en de diligence. Op de
Kreite heide (nu nabij de toontuin van Van \\.,IJe Zwarte Leeuw" den Oever) stond het .de Tingel' gemeentehuis ^ ^ fam.Mastenbroek Pesthuis, waar de paarden konden worden verwisseld. In Helvoirt (richting De Dijk) stond de "doorrij", Osen-Haeghe" een houten gebouw ;*am. -a Graeuwen waar paard en wagen WO*. aan een zijde kon binnenrijden en aan de Situatieschets centrum Helvoirt tweede helft 19e eeuw, waarop andere zijde weer naar aangegeven de drie huizen van de familie van Gogh/'s Graeuwen. buiten kon rijden.
begraafplaats \
"Doorrij", afgebroken omtrent 1930. Op de achtergrond " 't Koepeltje" Men kon bij regenweer daar droog laden en lossen, in- en uitstappen. Ds Van Gogh trof bij zijn komst in Helvoirt nog een tweede verharde weg aan t.w. de provinciale weg HelvoirtNieuwkuyk, met inbegrip van de Torenstraat. De andere wegen waren zandwegen. Rijk en Provincie waren vóór gegaan, nu zou de gemeente volgen. In de ruim twintig jaren dat de uitgebreide familie Van Gogh in Helvoirt woonde, heeft deze de aanleg van de communale weg (gemeenteweg) Helvoirt-Udenhout kunnen beleven en heeft deze de Achterstraat en de weg Helvoirt-Haaren-Oisterwijk zien verharden. De communale weg moest zichzelf terugverdienen. Daarom stond dichtbij de grens van Udenhout een tol. Ziehier de tarieven: voetvolk was vrij paard, trekos, muildier 25 cent deze gespannen vóór een wagen 30 cent
kalf, schaap, varken
5 cent
veulen l cent De postkoets was vrij, behalve als deze passagiers vervoerde. In dat geval betaalde men 6 tot 9 cent naar gelang het aantal passagiers. Ook vrij waren: vee dat naar de wei gebracht werd en paarden die beslagen moesten worden. In laatste geval moest men wel betalen, maar op de terugweg kreeg men zijn geld terug (voelt u het fijne kneepje?). Tussen Helvoirt en Den
Bosch stonden twee rijkstollen. In Vught even voor de overweg ziet men nog "Het oude tolhuis". Langs Rijksweg, Torenstraat en Molenstraat bouwden notarissen, dokters en regenten hun voorname huizen, welke men er heden nog kan aantreffen. De tijden van welvaart waren voorbij. De bierbrouwerijen, die voorheen in Helvoirt gestaan hadden, waren verdwenen. Van de acht leerlooierijen waren er nog drie over: Van Buul in de Achterstraat, Verhoeven in de Helvoirtsestraat en Van Rijswijk aan het Kerkeind. De schoenmakerij was niet meer wat ze geweest was. De klompenmakerij kon zich redelijk handhaaardappelrooister. 1885 ven. Er waren 7 klompenmakerijen met het dubbele aantal klompenmakers. Men had de keuze tussen kanadahout en wilgehout. Klompen van laatstgenoemde houtsoort waren van betere kwaliteit. "": ',:'"•.'-;•'f•'$•':•.;">- ; ;V:;^:-\:>IM'<w;<:.%vv^ >.
";:. .
Er was uitvoer naar andere
streken. Maar lonen en pachten waren op een dieptepunt. Het waren andere tijden. De gemeente-begroting beliep zo'n 10.000 gulden, die van het Armbestuur 2.000 gulden.
Dit alles speelde zich af in de tijd dat de Van Goghs hier waren. De eerste die zich in Helvoirt vestigde was dominee Van Gogh in 1871. Er zouden er nog 15 volgen. De laatste vertrok in 1894. We zullen ze allen de revue laten passeren.
maaier met pet, sikkel en haak. 1885
III. KERK EN PASTORIE 1525 - 1657 - HEDEN De oude kerk heeft zijn uiterlijke gedaante gekregen in de eerste helft van de 16e eeuw. Na het beslissende jaar 1648 ging de kerk over in protestants gebruik. Dat ging uiteraard niet zonder bezwaren van de zijde van de abdij Ste Geertruide van de reguliere kanunniken te
Leuven. Deze abdij was eigenaresse van de kerk en zij bezat bovendien vele goederen in Helvoirt waarover ze het tiendrecht uitoefende. De bestuurders van de Republiek der Verenigde Nederlanden bleken goede zakenlieden te zijn. Zij onderhandelden met de abt en kwamen overeen dat hij de goederen en het tiendrecht voor de abdij mocht behouden op voorwaarden dat hij een huis voor de predikant zou bouwen en dat hij hem een jaartraktement zou betalen van 600 gulden. Goed koopmanschap en tegelijk een afgedwongen oekumene. Een abt die een huis bouwt voor een dominee en hem bovendien salarieert; voor zo iets merkwaardigs moet men in Helvoirt zijn. Het huis, gebouwd in 1657, bleef eigendom van de abdij. Dat bleek ook hieruit dat op dat traktement 60 gulden werd ingehouden voor huis-
huur. Deze toestand is twee eeuwen onveranderd gebleven. In de Ned. Hervormde pastorie hebben de Helvoirtse predikanten gewoond van 1657 tot 1954. In die pastorie heeft ook dominee Th. van Gogh gewoond van 1871 tot 1875.
De oude kerk met daarnaast het huis 't Hoekje waar in de jaren '70 van de vorige eeuw Ds G.J. Duyser en de Familie Erckelens woonden.
Na 1954 werd het huis ambtswoning voor burgemeester E. Baron van Hövell tot Westerflier. Heden is het huis in particulier bezit. Het drie eeuwen oude huis is enkele malen gerestaureerd. Tot 1839 heeft het terrein rondom de kerk als begraafplaats gediend voor katholieken en protestanten. Daarna kregen parochie en Ned. Hervormde gemeente ieder een eigen begraafplaats. Op de Ned. Hervormde begraafplaats aan de Kerkstraat kan men de graven vinden van enkele leden van de familie Van Gogh. Het kerkgebouw heeft sinds 1798 partieel twee eigenaars. Het kerkgedeelte is eigendom van de Hervormde Gemeente; de toren is van de burgerlijke gemeente. Deze situatie is voortgekomen uit een overheidsbeslissing in de Franse tijd. Het is een formele kwestie die heden nauwelijks enige invloed heeft op het kerkelijke en culturele bedrijf. Wat betreft dat culturele bedrijf, herinner ik slechts aan de in wijde omtrek bekende "Noten op de Noen". In de jaren zestig heeft de kerk een grondige restauratie ondergaan onder toezicht van Monumentenzorg en is de kerk, die in de loop der eeuwen nogal wat schade had opgelopen, weer in oude luister hersteld.
Dominee Theodorus van Gogh, vader van Vincent, woonde in Helvoirt in de jaren 1871- '75
De N.H. pastorie aan de Torenstraat waar dominee Th. van Gogh en zijn gezin gewoond hebben in de jaren 1871 - '75
IV. DOMINEE TH. VAN GOGH 1822 - 1885 Theodorus van Gogh is geboren in Benschop 8 februari 1822. Het gezin waaruit hij stamde had 12 kinderen; zes daarvan hebben in Helvoirt gewoond, zoals we nader zullen zien. Zijn studies deed hij in Utrecht. Hij functioneerde als predikant in de hervormde kerk opvolgelijk in Zundert, Helvoirt, Etten en Nuenen. Op l februari 1871 wordt Theodorus van Gogh ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente Helvoirt. Op 5 februari daaropvolgend wordt hij bevestigd "als herder en leraar in de Nederduitsch Hervormde Gemeente Helvoirt-Haaren" door Ds L.G. Rooyaard. Hij vestigt zich in de pastorie aan de Torenstraat met zijn gezin, toen bestaande uit zijn echtgenote Anna Carbentus en vijf van zijn kinderen: Anna, Theo, Elisabeth, Willemien en Cornelis. Alle kinderen zijn geboren in zijn vorige standplaats Zundert. Theo (1857-1891) zal een grote rol spelen in het leven van Vincent. Ds Van Gogh heeft twee zonen gehad die de naam Vincent droegen. De eerste is jong gestorven en in in Zundert begraven. De tweede is de vermaarde kunstschilder. Vincent (1853-1890) heeft niet in Helvoirt gewoond. Hij verbleef in die tijd in Den Haag, waar hij werkzaam was bij de kunsthandel Goupil & Co., een bedrijf waaraan meer familieleden verbonden waren.
.-.V
/<>
Dominee Van Gogh was een gezien en geëerd man, geacht bij protestant en katholiek in dit tolerante dorp. In de hervormde gemeente was hij een man van grote plichtsbetrachting. Hij was een eerbiedwaardige vader en werd door zijn gezin op handen gedragen. In brieven van zijn kinderen leest men herinneringen aan de Helvoirtse tijd, een tijd van vrede en gezelligheid. De vader was vol zorg voor de zij-
•Is^^A^t-ArtsvJU*-*-* *
nen. In het gemeentearchief kan men een briefje van zijn hand aantreffen, waarin hij de burgemeester mededeelt dat zijn zoon Vincent is vrijgesteld van militaire dienst, aangezien hij een plaatsvervanger voor hem gevonden heeft in de persoon van Antonie Blans te
Geertruidenberg (19 februari 1873). De keuringspapieren hebben het signalement van Vincent opgeleverd. Het luidt aldus: lengte: l meter en 639
Brief van dominee Th. van Gogh betreffende de vrijstelling van militaire dienst voor zijn zoon Vincent
millimeter, aangezicht: ovaal, ogen: grijs, kin: rond, haar en wenkbrauwen: blond. Zoon Vincent die een eigen en eigenzinnige weg zou gaan, die later door gebrek aan geld weer in zijn ouderlijk huis woonde in Etten en Nuenen, kon minder goed met zijn vader
accorderen. Daarover moet men zich niet verwonderen. De artiest en de dominee leefden in twee afzonderlijke geesteswerelden, wat veel aanleiding gaf voor wrijving en irritatie. Het was daarom meer dan een generatieconflict. Maar ook Vincent schreef dikwijls waarderend over zijn ouderlijk huis en over zijn jeugd. Ook het Brabantse landleven van zijn jeugd liet hem niet los, waar hij ook verbleef. Op 24 november 1882 schrijft hij:
".. en bovendien zal er altijd iets van de Brabantse akkers en hei in ons blijven, hoopik, wat
jaren van stadsleven te minder uit kunnen wissen, omdat de kunst het vernieuwt en vermeerdert". Een familie die nauw met de hervormde gemeente betrokken was, was de adellijke familie De Jonge van Zwijnsbergen. De jonkers bezaten een zekere populariteit in het dorp en er zou niemand gevonden worden die een kwaad woord over hen wilde horen. Een voorvader was burgemeester geweest. Er woonde in de tijd van Ds Van Gogh drie jonkers in Helvoirt: Jonker Joan (1821-1881) woonde in het kasteel. Hij had twee zonen die in Helvoirt zijn blijven wonen: Jonker Marinus (1852-1916) en Jonker Gijs (1853-1929). Jonker Marinus volgde
zijn vader op als kasteelheer en grondeigenaar. Jonker Gijs stond te boek als steenbakker. Door zijn bedrijvigheid is de streeknaam "den Oven" nog in gebruik. Zijn kantoor had hij in het nog bestaande huis (met opvallend balkon, langs de spoorlijn) aan de Schoorstraat. De gevelsteen vermeldt "24 oct 1881 L.d.J.v.Z." initialen van Louise de Jonge van Zwijnsbergen, zus van Gijs. In 1873 is de kerkeraad als volgt samengesteld: Ds Th. van Gogh predikant en voorzitter, Joan de Jonge van Zwijnsbergen ouderling en kerkvoogd, G. J. Duyser ouderling, J.H. Mastenbroek diaken. H. Verzijl diaken. De familie Mastenbroek was in het
De Statenbijbel van de Hervormde Gemeente te Helvoirt 10
Koorhek eikehout 15e eeuw. Vroeger heeft het gestaan in de oude kerk. Het bevindt zich nu in het Rijksmuseum te Amsterdam. verleden betrokken geweest bij het dorpsbestuur en speelde een rol in de dorpsgemeenschap. De heer Duyser was de vóór-vóórganger van dominee Van Gogh. Hij woonde in het huis nabij de kerk, welk huis in Helvoirt bekend is als " 't Hoekje". Deze dominee-in-ruste
maakte zich nog verdienstelijk voor zijn gemeente als ouderling. Hij is na een meer dan 50-jarig dienstverband in 1874 overleden en in Helvoirt begraven. In 1891 was de samenstelling aldus: Ds H.J. Bergsma predikant en voorzitter, B.W.S. Erckelens ouderling, A.A. 's Graeuwen ouderling, Marinus de Jonge van Zwijnsbergen diaken, J. J. Mastenbroek diaken en kerkvoogd. Bernard Erckelens was brievengaarder welk postambt traditioneel door zijn familie uitgeoefend werd. Deze woonde ook in " 't Hoekje"; het huis had (en heeft) twee woningen.
A.A. 's Graeuwen was gehuwd met een zus van Ds Van Gogh. Over deze martiale figuur 11
zullen we nog nader horen. De hervormde gemeente Helvoirt-Haaren was niet groot en moest met 40 leden het kerkelijk bedrijf (de Vlamingen zouden zeggen: de kerkfabriek) draaiende houden. Daarmede heeft ze het moeilijk gehad. Het eeuwenoude gebouw vereiste veel onderhoud. Om aan middelen te komen heeft ze ten tijde van Ds Van Gogh het eikehouten koorhek verkocht. Het was een sta-in-de-weg, dat zijn functie verloren had. Door wederverkoop is het terecht gekomen in het Rijksmuseum in Amsterdam. Mocht u, waarde lezer, in Amsterdam komen, vergeet dan niet te gaan kijken. Het staat in een afdeling van kerkmeubelen. U kunt er niet langskijken, want het heeft reusachtige afmetingen. Er staat bovendien een opschrift bij: "Koorhek 15e eeuw, afkomstig uit de N.H.-Kerk van Helvoirt". Een stuk Helvoirtse cultuur in de hoofdstad dus... Op 17 october 1875 des middags om 2 uur houdt Ds Th. van Gogh zijn afscheidspreek. Hij vertrekt naar zijn nieuwe standplaats Etten. Hij liet nog een herinnering in Helvoirt achter in de vorm van een grote statenbijbel. Het is een fraai exemplaar, in 1702 gedrukt en uitgegeven door Hendrik, Jacob en Pieter Keur te Dordrecht en Marcus Doornick en Pieter Rotterdam te Amsterdam. De bijbel draagt de handtekening van Mr Pieter Everwijn, 12
stadssecretaris van Dordrecht. Voorin leest men de met de hand geschreven tekst:
"Deze bijbel, zijnde een geschenk van den Heer C.M. van Gogh, boekhandelaar te Amsterdam, aan zijne broeder Ds Th. van Gogh, is ten dienste der Hervormde Gemeente te Helvoirt den 17November 1872, op den dag der inwijding van het vernieuwde kerkgebouw, in gebruik genomen en alzoo in het jaar 1872". Mocht u de oude kerk bezoeken dan kunt u de bijbel zien liggen op de kansel (preekstoel). De dominee verwisselde nogmaals zijn standplaats met Nuenen, waar hij is overleden op 26 maart 1885. Zijn echtgenote overleefde haar man en haar drie zonen en is gestorven in 1907 op de gezegende leeftijd van 87 jaar.
0-pi
f&~~*
&Ca-*\.
c^-e-i
t-»-» >T~J (?£*.'+-i.t<
t^-«-n
x^x-v^
13
V. VINCENT EN THEO 1853 - 1891 Vincent van Gogh wordt 30 maart 1853 geboren in Zundert, zijn broer Theo 4 jaar later in diezelfde plaats. Vincent volgt middelbaar onderwijs in Zevenbergen en Tilburg. Toen hij in Tilburg de Rijks H.B.S. bezocht in de jaren 1866-1868, woonde hij aan het St Annaplein (vroeger Korvel 57). Daarna gaat hij als 16-jarige jongen werken in de kunsthandel Goupil & Co. in Den Haag. Zijn ouders verhuisden in die tijd naar Helvoirt en met hen ook zoon Theo. Deze volgt voortgezet onderwijs aan de Franse School in Oisterwijk. Directeur van
de school (tevens kostschool) was de heer Félix. De school was later in gebruik als sigarenfabriek "De Huifkar". De afstand van 6 km deed hij te voet, 's ochtends heen, des avonds terug. Vincent schrijft hem in augustus 1872: "Je zult het wel benauwd hebben op je wandelingen naar Oisterwijk", 13 december 1872: "Ik beklaag je datje iedere dag naar Oisterwijk moet met dit hondenweer".
Hij liep overigens niet alleen, maar ging met dorpsgenoot A.J. Holleman, later professor te Amsterdam. Maar als ook Theo de 16-jarige leeftijd bereikt heeft, trekt hij de wijde wereld in. In 1873 vertrekt hij vanuit Helvoirt naar Brussel, waar ook hij in een filiaal van dezelfde kunsthandel gaat werken. Ondernemingslust kan men de kinderen Van Gogh niet ontzeggen. In 1873 vertrekt Vincent naar Goupil-London. In Engeland zal hij in het plaatsje Welwyn zijn zus Anna ontmoeten. Hij reist enkele malen heen en weer tussen Londen en Parijs. En altijd schrijft hij zijn brieven. Ik laat hier enkele citaten volgen: 9 mei 1873 vanuit Den Haag: "Waarde Theo, maandagmorgen vertrek ik van Helvoirt naar Parijs en passeer Brussel om 2 uur 7 minuten. Als ge kunt kom dan aan 't station,..." 13 september 1873 vanuit Londen: "Zeer nieuwsgierig ben ik of ge op Moe's verjaardag naar Helvoirt geweest zijt en hoe ge het daar gehad hebt". 19 juni 1875 vanuit Parijs: "Hoe lang ik hier blijf weet ik niet, maar voor ik naar Londen terugga hoop ik naar Helvoirt te gaan,..." 29 juni 1875 vanuit Parijs: "Ge zult in de eerste kist, die naar Den Haag gaat, een pakje voor Helvoirt vinden. Zend dat s.v.p. op, (...). Het zijn enkele lithographieën etc. die ik graag in Pa's studeerkamer bij "de begrafenis in het koren" van Van der Maaten zou zien". 13 augustus 1875 vanuit Parijs: "Ik ben blij dat Pa het beroep naar Et ten heeft aangenomen, (...). Ik zou die Zondag dat gij te Helvoirt waart ook wel bij U allen hebben willen zijn". 14
In 1876 krijgt Vincent ontslag uit zijn betrekking bij Goupil & Co. Hij werkt dan in Londen als onderwijzer en als hulpprediker. Hij heeft plannen om theologie te gaan studeren en een kerkelijke functie aan te nemen. Het blijft bij pogingen. In die tijd woonde hij in Amsterdam bij zijn oom Jan, directeur van de marinewerf. Deze Johannes van Gogh, die blijkbaar nogal slordig was in geldzaken, zullen we nog ontmoeten in Helvoirt. Rond 1880/81 wierp Vincent zich met grote werkkracht op wat hij als zijn levensopdracht zag: tekenen en schilderen. Zijn broer Theo kwam vooruit in de kunsthandel en dreef met succes een zaak in Parijs, daarmee een familietraditie voortzettende. Hij moet het genie van zijn broer onderkend hebben, want hij heeft hem altijd Theo van Gogh, broer van Vincent, woonde te Helvoirt in de jaren 1871 - '73. Portret getekend door Meyer de Haan. gesteund en hem het werken mogelijk gemaakt. Vincent zond hem zijn werk daarvoor in ruil. In zijn wisselende stemmingen had Vincent soms visionaire momenten. Brief aan Theo augustus 1883:
".., de wereld gaat mij slechts in zover aan dat ik als 't ware een zekere schuld en plicht heb, omdat ik dertig j aar op die wereld heb rondgemarcheerd, uit dankbaarheid een zeker souvenir te laten in de vorm van teken- en schilderwerk, niet gemaakt om deze of gene richting te behagen, maar waarin men een oprecht menselijk gevoel uit". Wat een prachtige en machtige volzin. 15
Op 18 April 1889 huwt Theo met Jo Bonger. Ze krijgen een zoon die de naam Vincent
krijgt. Het is deze Ir V.W. van Gogh en zijn moeder die later in druk zullen uitgeven de "Verzamelde Brieven van Vincent van Gogh". Aan dat boek heb ik bovenstaande citaten ontleend. Vincent heeft ongeveer 800 brieven geschreven, waarvan veruit het grootste deel gericht was aan zijn broer Theo. In zijn korte schildersleven van 1880 tot 1890 heeft Vincent meer dan 1000 schilderijen en meer dan 4000 tekeningen gemaakt. Zijn grootste productie had plaats in zijn Franse periode. Zijn meest bekende stuk "De aardappeleters" heeft hij in Nuenen gemaakt. In 1890 verwondt hij zich met een pistoolschot, 29 juli van dat jaar sterft hij op 37-jarige leeftijd. Zijn broer Theo overlijdt 6 maanden later en wel 25 Januari 1891. De graven van Vincent en Theo vindt men in Auvers-sur-Oise in Noord-Frankrijk.
Vincent in de tijd dat de familie Van Gogh in Helvoirt woonde 16
VI. VAN GOGH IN HELVOIRT 1871 -1894 Behalve het gezin van dominee Van Gogh hebben nog negen leden van de familie Van Gogh in Helvoirt gewoond. Daar was vooreerst de reeds genoemde oom Jan, bij wie Vincent in 1877 in zijn Amsterdamse tijd gewoond heeft. Johannes van Gogh (1817-1885) vestigde zich in Helvoirt in 1883. Hoewel hij vrouw en kinderen heeft gehad, staat toch hij alleen in het bevolkingsregister ingeschreven. Hij was in 1861 bij Koninklijk Besluit bevorderd tot viceadmiraal. Hij zal derhalve toch een goed pensioen gehad hebben. Niettemin laat hij, als hij in 1885 overlijdt, een serie onbetaalde rekeningen achter. Het betreft geen grote bedragen, maar burgemeester Verster krijgt meerdere brieven van schuldeisers om informatie. De
burgemeester antwoordt steeds met een lakoniek briefje: "De vice-admiraal is overleden en zijn zoon is naar Amerika vertrokken". Een universiteitsbibliotheek wacht nog steeds op de terugzending van een boek dat de vice-admiraal heeft geleend. Die correspondentie vindt men in het Helvoirtse gemeente-archief. In Helvoirt hebben zich in 1875 gevestigd drie zussen van dominee Van Gogh: Johanna (18131883) Dorothea (1815-1882) en Maria (1831-....). Ze woonden aan de Keiweg 51 (nu Oude Rijksweg). Een vierde zus, Geertruda (1826-1891) was in 1872 in Helvoirt gevestigd als echtgenote van kapitein-luitenant Abraham 's Graeuwen, drager van de Militaire Willemsorde. In 1870 werd 's Graeuwen op 45-jarige leeftijd gepensioneerd en hij vestigde zich in 1872 met zijn gezin in huize Rosen-Haeghe aan de Molenstraat te Helvoirt. Hij had een bewogen leven achter de rug. Hij is geboren in 1824 in Luik, waar zijn vader Karel Nicolaas als officier der artillerie was gelegerd. Nederland en België vormden toen tezamen het Koninkrijk der Nederlanden onder Koning Willem I. Hij Vice-admiraal Johannes van Gogh, broer van de heeft zich in de 22 jaren die hij dominee, woonde in Helvoirt in de jaren 1883- '85. 17
in Helvoirt woonde aardig ingeburgerd. Hij was de schoonbroer van dominee Van Gogh, was ouderling in de hervormde gemeente en was bevriend met de familie De Jonge van Zwijnsbergen. Hij had een schitterende militaire loopbaan gevolgd.
Martinus van lersel (1888-1964) oud gemeente-ontvanger en groot heemkundige vertelt het volgende van hem ("Heemkunde" later De Kleine Meijerij, jrg. 4 (1951) nr. 11) "Abraham
's Graeuwen bezocht als zee-officier meermalen de marinehaven Kampen. Tijdens deze bezoeken leerde hij zijn toekomstige vrouw kennen. Als zeeofficier stond 's Graeuwen hoog aangeschreven. Reeds als jong officier commandeerde hij een compagnie mariniers tijdens een der Indische expedities". (...) "Toen enige jaren later de keizer van Japan aan de Nederlandse regering het verzoek richtte om enige bekwame officieren beschikbaar te stellen om een Japanse marine op te richten, werd o.a. 's Graeuwen hiervoor aangewezen. De keizer (overgrootvader van de huidige) overlaadde hem met attenties en gaf hem bij zijn vertrek uit Japan een zeer mooie eresabel als geschenk". Hij was derhalve een bereisd en ervaren man die sterke verhalen zal hebben kunnen vertellen over zijn verrichtingen en belevenissen "all over the world".
Intussen stelden de vrome dames Van Gogh (die drie gezusters bedoel ik) hun tijd beschikbaar voor de hervormde gemeente Helvoirt-Haaren. Ze gaven godsdienstles en deden dat bij hun zus Geertruda in het ruime huis Rosen-Haeghe. Daarvoor was een speciale kamer ingericht. Aan oplettende en ijverige kinderen deelden ze prijsjes uit. Het waren kleine tekeningetjes van hun neef Vincent. Vincent was zeer vlot met kleine schetsjes. Ook zijn brieven illustreerde hij dikwijls. Notaris was in die tijd Willem Coolen. De dames Van Gogh woonden niet ver van het statige notarishuis "De Beuken" (destijds huize Theresia). Willem Hoffman, een kleinzoon van moederszijde van notaris Coolen, kwam in zijn jongejaren veel in Helvoirt. Zijn tante Jeanne Coolen vertelde hem dat zij bevriend was geweest met Josina Erckelens, de dochter van de eerdergenoemde brievengaarder uit " 't Hoekje". Bij deze in huis hing in de woonkeuken een serie plaatjes, originele schetsen dus, van Vincent. Jeanne Coolen kreeg spontaan drie schetsen als geschenk toen zij voor studie naar Amsterdam vertrok. Toen zij in 1916 als verpleegster naar Indië vertrok, heeft ze de
schetsen aangeboden aan het Rijksmuseum. "Geen interesse" was het antwoord. Ze heeft ze later geschonken aan haar neef Willem Hoffman. Door diens bemiddeling berusten ze nu in het Van Goghmuseum in Amsterdam. De schetsen van Vincent van Gogh uit de keuken van de Helvoirtse brievengaarder, die van hand tot hand gingen en waarvoor het Rijksmuseum geen belangstelling had, zijn dus toch nog in museaal bezit gekomen. Dit
alles las ik in "De tantes" van de hand van Willem Hoffman in "Noord-Brabant" Maart/April 1988. Hij voegt er met een zucht aan toe: "Waar zijn die tientallen andere schetsen van neef Vincent gebleven, die de drie tantes met kwistige hand hebben rondgestrooid in het kleine dorp aan de Ley". Een antwoord op die retorische vraag gaf een bejaarde Helvoirter. Hij vertelde mij dat hij als kind een doos met schetsen vond op de zolder van zijn tante Jans Bergmans (1882-1960) in de buurtschap 't Laar. Daar zullen zeker schetsen bij geweest zijn van Vincent, maar wat 18
Villa in 1876/ 77 gebouwd door notaris Willem Coolen. Het huis heette achtereenvolgens "Maria Theresia" en "De Beuken". Op de achtergrond de oude kerk.
"Molenhuize", waar de familie 's Greauwen heeft gewoond, is gebouwd rond 1861. Het uitbouwtje aan de rechterzijde bevatte de catechesatiekamer. Later, tijdens de bewoning door jonker Gijs de Jonge van Zwijnsbergen, kreeg het huis de naam "Rosen Haeghe". De laatste bewoners waren Martinus van lersel en zijn gezin. Het huis moest in de jaren vijftig wijken voor de vernieuwde Rijksweg.
19
weten kinderen van het genie van de maker daarvan. De doos was afkomstig van burgemeester Philip Verster, waar Jans in de huishouding gewerkt had. De schetsen zijn door de spelende kinderen verscheurd, vertrapt en zijn verdwenen. Het relaas van de heer Hoffman sluit aan bij het vraaggesprek dat Ir V.W. van Gogh had in 1952 met mevrouw RijndersCoolen. Middelerwijl hebben twee hoofdofficieren der Koninklijke Nederlandse Marine het plan
opgevat om namens de vrienden uit het corps zeeofficieren een monument te plaatsen boven het graf van wijlen vice-admiraal Johannes van Gogh en zij wenden zich daartoe tot 's Graeuwen. In het verslag van de gemeenteraad van 31 maart 1886 lees ik: "A.A. 's Graeuwen (...) wonende alhier wordt vergunning verleend tot het oprichten van een grafmonument boven het graf van wijlen de vice-admiraal J. van Gogh. 's Graeuwen is de aanvrager. De vergunning wordt verleend aan de familie van Gogh". Dat grafmonument is er gekomen.
Men kan dat grafmonument, dat de symbolen draagt van de zeevaart, nog heden aantreffen op de N.H. begraafplaats in Helvoirt.
Z.E.DEN V1CE-ADMIRML
In 1882 overlijdt Dorothea van Gogh, in 1883 haar zus Johanna. Alleen van Dorothea kan men een graf monumentj e vinden op de N.H. begraafplaats. Naar alle waarschijnlijkheid is ook Johanna in Helvoirt begraven. Na het overlijden van haar twee zussen gaat Maria wonen bij haar familie in Rosen-Haeghe. In 1891 overlijdt Geertruda van Gogh. Abraham 's Graeuwen wordt weduwnaar. In 1894 vertrekken hij en Maria van
Grafmonumenten van enkele leden van de familie Van Gogh in Helvoirt. 20
DORQTHFA MARIA VAN COGH
GEWIJD AAH DE NAGEDACHTENIS VAN
J.VANGOEH
door zijne vereenders en vrienden
uit het corps officieren der marine
GEB H
3 NOV IRI5
WERL 3 FEB ISR2
Gogh, zus van zijn overleden vrouw, naar Kralingen. Met het vertrek van Maria heeft de laatste Van Gogh Helvoirt verlaten. Huize Rosen Haeghe wordt dan bewoond door Jonker
Gijs de Jonge van Zwijnsbergen en na deze door de eerdergenoemde heer Martinus van lersel. Het huis is enkele tientallen jaren geleden afgebroken bij de verlegging van de verkeersweg (Rijksweg). Van de genoemde huizen kan men in Helvoirt nog aantreffen: het domineeshuis, het dorpshuis 't Hoekje, het notarishuis De Beuken en uiteraard de oude kerk, bezocht door twee generaties Van Gogh in Helvoirt. De naam van Vincent van Gogh leeft ook voort in het naar hem genoemde dorpsplein van
Helvoirt. Op dit plein zal een bronzen beeld geplaatst worden, dat Vincent voorstelt als schilder met "de main de maïtre". Het is een schepping van JeanMarianne Bremers en is geschonken aan de gemeente door de aan dit plein gevestigde RABO-bank. Bronnenverantwoording
Hoofdstuk I, IV en V 1. G.A. Helvoirt zonder nummer, dossier Van Gogh 1873-1885. 2. G.A. Helvoirt 868, bevolkingsregister 1860-1880 blad 130. 3. G.A. Helvoirt 1595 en 1604, militaire zaken 1873. 4. R.A. Den Bosch, archief classis 's Hertogenbosch 283, correspondentie 1870. 5. Gogh, V.W. van, Verzamelde brieven van Vincent van Gogh dl. I 1952. 6. Hulsker, J., Vincent van Gogh een leven in brieven 1988. 7. Stokvis, B., Nasporingen omtrent Van Gogh in Brabant 1926. 8. Wuisman, P.J.M., "De remplacant voor Vincent van Gogh" in: De Kleine Meijerij 1971 (22) 17-19. Hoofdstuk U 9. G.A. Helvoirt 832, 833 en 848, persoonsdossier 1840-1934. 10. G.A. Helvoirt 592 en 593, gemeenteraadsverslagen 1878-1892. 11. P.A. Helvoirt, map gerecht. Hoofdstuk III 12. G.A. Helvoirt 545, extract uit het register der resolutien van de Hoog Mog. Heeren Staaten-Generaal 30 maart 1652. 13. G.A. Helvoirt 416, quohier van landen en huysen van Helvoirt 1657. 14. G.A. Helvoirt 553, verslag van Leonard Vrede Legou predikant bloeimaand 1810. 15. R.A. Den Bosch, archief classis 's Hertogenbosch 298, correspondentie 1798. 16. Miraeus, A., Opera diplomatica et historica 1723 hfdstuk cxlvii. 17. Noordeloos, P., De restitutie der kerken in de Fransche tijd 1937. Hoofdstuk VI 18. G.A. Helvoirt 868, bevolkingsregister 1860-1880 bladen 131 en 556. 19. G.A. Helvoirt zonder nummer, dossier Van Gogh 1880-1885. 20. Zom, A.M.C., Inleiding op de "Inventaris van het archief van de familie De Jonge van Zwijnsbergen 1760-1960", 1976. 21. lersel, M.C. van, "De Brabantse regentenfamilie 's Graeuwen" in: Heemkunde 1951 (4) afl. 11, 2-3. 22. Hoffman, W., "De tantes" in: Noord Brabant maart/april 1988. Daarnaast voerde ik gesprekken met Willem Hoffman te Vught, Janus Witlox te Helvoirt en Ton de Brouwer te Tilburg. Zij vermeldden voorvallen en wederwaardigheden over de familie Van Gogh, hetzij uit eigen ervaring, hetzij uit overlevering. 21
Dank ben ik verder verschuldigd aan de hervormde gemeente Helvoirt in de persoon van A. van Hengel, aan het gemeentebestuur en -personeel Helvoirt in de persoon van burgemeester M.G.J. Berkelmans, aan het streekarchivariaat Langs Aa en Dommel, aan de Heemkundekring De Kleine Meijerij voor de geboden ondersteuning ten behoeve van de publicatie van dit artikel, aan Nico Kuypers die de pentekeningen verzorgde en het Van Goghmuseum te Amsterdam dat bereidwillig enkele foto's als illustratiemateriaal ter beschikking stelde.
BIJLAGE Uit het bevolkingsregister van de gemeente Helvoirt 1860-1880 Inventaris nummer: 868
Blad 130 Theodorus van Gogh N.H. predikant hoofd geboren: 8 februari 1822 Benschop (U) ingeschreven: l februari 1871 komende van Zundert
vertrekt 16 october 1875 naar Etten. Anna Carbentus, vrouw, geboren 10 september 1819 's Gravenhage ingeschreven en vertrokken als boven. Anna Cornelia van Gogh, dochter, geboren: 17 februari 1855 Zundert ingeschreven als boven, vertrekt 28 februari 1872 naar Leeuwarden ingeschreven 2 mei 1874, vertrekt als boven.
Theo van Gogh, zoon, geboren: l mei 1857 Zundert ingeschreven als boven, vertrekt 6 maart 1873 naar Brussel. Elisabeth Huberta van Gogh, dochter, geboren: 16 mei 1859 Zundert ingeschreven als boven, vertrekt 30 juli 1875 naar Tiel. Wilhelmina Jacoba van Gogh, dochter, geboren: 16 maart 1862 Zundert ingeschreven en vertrokken als boven. Cornelis Vincent van Gogh, zoon, geboren: 17 mei 1867 Zundert ingeschreven en vertrokken als boven. Johannes van Gogh, schoonbroeder, weduwnaar, N.H., gepensioneerd, geboren: 17 augustus 1817 Benschop vice-admiraal krachtens Koninklijk Besluit van 5 november 1861 nr. 94 art. 14 ingeschreven 17 augustus 1883 komende van Ned. Indië overleden 12 augustus 1885 Helvoirt.
Opmerking: Aangezien Johannes van Gogh in het bevolkingsregister vermeld staat als "schoonbroeder", heeft hij tijdens zijn twee Helvoirtse jaren gewoond ten huize van de familie 's Graeuwen aan de Molenstraat.
22
Blad 131 Abraham Anthonie 's Graeuwen, hoofd, N.H. geboren: 16 november 1824 Luik, gep. Kapitein Luitenant ter zee ingeschreven 29 april 1872 Molenstraat A 25 k
komende van Wadenooijen (G) vertrekt 2 november 1894 naar Kralingen Geertruida Johanna van Gogh, vrouw
geboren: 17 november 1826 Breda ingeschreven als boven, overleden 20 september 1891.
Francina 's Graeuwen, dochter, geboren 2 december 1859 Kampen ingeschreven als boven, vertrekt 9 december 1880 naar Dordrecht ingeschreven 5 juni 1884, vertrekt 16 september 1884 naar Nijmegen ingeschreven 26 augustus 1890 komende van Zierikzee (Z)
vertrekt 25 april 1891 naar Rheeden (G). Elisabeth Hubertha 's Graeuwen, dochter geboren 22 februari 1862 Den Helder (NH) ingeschreven en vertrokken als boven.
Abraham Anthonie 's Graeuwen, zoon geboren: 24 februari 1868 Den Helder (NH)
ingeschreven als boven, vertrekt 25 augustus 1885 naar Breda. Blad 556 Johanna Wilhelmina van Gogh, hoofd, geboren: 17 juni 1813 Ochten
ingeschreven 23 april 1875 Steenweg A 51 a komende van Breda overleden l januari 1883 Helvoirt Dorothea Maria van Gogh, zuster, geboren: 3 november 1815 Ochten
ingeschreven 23 april 1875 Keiweg A 51 a komende van Breda overleden 3 februari 1882 Helvoirt.
Maria Johanna van Gogh (eerst) zuster, (later) hoofd, (later) schoonzuster, geboren: 29 maart 1831 Breda ingeschreven 23 april 1875 A 51 a komende van Breda ingeschreven 9 juni 1884 A 25 k komende van A 51 vertrekt 2 november 1894 naar Kralingen.
Opmerking: Dominee van Gogh en zijn gezin hebben gewoond in de N.H. pastorie aan (wat nu heet) de Torenstraat. De drie gezusters Van Gogh hebben gewoond aan (wat nu heet) de Oude Rijksweg.
In 1884 verhuisde Maria van de Rijksweg naar de Molenstraat en nam haar intrek in "Rosen Haeghe".
23
VAN GOGH'S IN HELVOIRT Ds. Th. van Gogh Anna Carbentus Anna
Theo
Elisabeth Willemien
Cornelis
A.A.
's Graeuwen
Geertuda v. Gogh
Francina Elisabeth
Abraham Johanna v. Gogh Dorothea v. Gogh Maria v. Gogh
Johannes v. Gogh
1871
73 72
75 74
77 76
79 78
81 80
83 82
85 84
87 86
89 88
91 90
93 92
1894
BOELSLICHTER In Oost-Brabant (Uden en omgeving) noteerde ik het begrip "Boelslichter" voor hem die uit een boedel de eerste keus had. Komt deze term ook in Oisterwijk of omgeving voor? Heeft iemand elders het begrip "Boelslichter'' of Boedelslichter (of meervoud) genoteerd? Reacties graag bij P. Wuisman, Durendaaldreef 14, 5062 LW Oisterwijk (04242-83422)
MEDEDELING HEEMBIBLIOTHEEK Aangezien de Kleine Meijerij in het heemcentrum "In de drye Swaentjes" voortaan beschikt over een eigen bibliotheekruimte is het mogelijk aldaar het boeken- en tijdschriftenbestand van de vereniging te raadplegen. Deze collectie wordt jaarlijks uitgebreid. Indien er van de in het vlugschrift aangekondigde nieuwe uitgaven ook een exemplaar aanwezig is in de bibliotheek van "In de drye Swaentjes" zal dit in het vervolg bij de boekaankondiging worden aangegeven. Wilt u een bezoek brengen aan de bibliotheek van "In de drye Swaentjes", dan gelieve u contact op te nemen met Anton van Dorp (013-334278).
NIEUWE UITGAVEN: Op zun Gèssels, nrs. 10 en 11 (bibliotheek Heemcentrum)
Weer een tweetal deeltjes uit de reeds bekende en eerder besproken serie. Was het oorspronkelijk de opzet om het Moergestels dialect vast te leggen, langzamerhand hebben de samenstellers ook historische informatie in de reeks opgenomen, zoals over de opgravingen bij de "Vrijhoef" en over het tiendrecht (deeltje 10) en over de beginjaren van het klooster "Stanislas" (deeltje 11). Gelukkig is ook het (moer)gèssels niet vergeten, getuige beschouwingen over "zoer" en "zuut" (10) en "uitbenen" (11). Verkrijgbaar a ƒ2,50 bij "Pryma", Rootven te Moergestel. N.CM. Maes, de Lindeboom in Brabant (in Nieuws en informatie Brabants Landschap nr. 85, dec. 1989, pag. 37 e.v.)
In dit artikel wordt een aantal oude Brabantse lindebomen beschreven o.a. de bekende lindeboom achter het Oisterwijkse raadhuis en de minder bekende linde bij kasteel "Neme-
laer" te Haaren. 25
Bij een lijstje van de oudste bomen vindt men beide linden resp. onder nrs. 6 en 8, doch het is opvallend, dat de ouderdom van de Oisterwijkse linde in dit artikel van een boomspecialist op 300 jaar wordt geschat, aanmerkelijk jonger dan tot nu toe werd aangenomen. Het weerwoord is nu aan de historici.
Gedreven vakmanschap. Kunstschilder-docent W i m van de Plas 1913-1984 samenst. Peter Thoben 1988 (bibliotheek Heemcentrum)
Mooie uitgave met uitgebreide inleiding over het leven van deze in Udenhout geboren kunstenaar, die in zijn beginjaren (1933) nog decoraties ontwierp en verzorgde voor de Oisterwijkse MITO tentoonstelling en die in een latere periode - hij was toen docent te 'sHertogenbosch - aan de oude rijksweg te Helvoirt woonde en werkte. Deze inleiding wordt gecompleteerd door een uitgebreide literatuurlijst en gevolgd door een honderdtal reproducties van zijn werk, met veel portretten o.a. van de Helvoirtse wethouder C. Simons en van pater Concordius, die in de oorlogsjaren in het klooster te Biezenmortel verbleef. Afgebeeld bij de tekst is o.a. de inmiddels verdwenen Brabantse kerststal, die v.d. Plas in 1940 maakte voor de St. Petruskerk te Oisterwijk. Verkrijgbaar bij museum Kempenland (Steentjeskerk) te Eindhoven.
J. van der Loo, De geschiedenis van het geslacht Weijtmans (1638-1989), 1989, 71 p. (bibliotheek Heemcentrum)
Dit boekje geeft een schat aan genealogische informatie over het geslacht Weijtmans dat talrijke nakomelingen kent in Tilburg, Udenhout en Berkel. Een aantal illustraties, waaronder enkele familiefoto's verluchtigt de tekst. Naast het familieverhaal treft men ook uitgebreide afschriften aan van in kerkelijke en burgerlijke registers opgenomen gegevens over de leden van het geslacht Weijtmans. Het boekje is voor ƒ45,— (incl. verzendkosten) verkrijgbaar bij de auteur, tel. 013-334721.
MEDEWERKER:
H. Smulders, Tilburgstraat 16, 5268 AP Helvoirt 26
HET VERSCHIJNEN VAN DIT VLUGSCHRIFT WERD MEDE MOGELIJK DOOR DE FINANCIËLE BIJDRAGE VAN:
- Boomkwekerijen-Toon-Tuin, Ton van den Oever b.v. Rijksweg 13, 5076 BP Haaren, Tel. 04117-1771 - Boomkwekerij M. van den Oever en Zonen Haaren, Tel. 04117-1964
- Schilder- en Isolatiebedrijf F.J. de Bresser B.V. Langeweg 10, 5076 AK Haaren, Tel. 04117-1307-1521 - Restaurant "De Zwarte Leeuw" Oude Rijksweg 18-20, 5268 BT Helvoirt, Tel. 04118-1266 - Loodgietersbedrijf P. Pijnenburg Lindelaan 48, 5268 CD Helvoirt, Tel. 04118-1321 - Drukkerij ELKA b.v.
Watermanstraat 37, 5015 TG Tilburg, Tel. 013-561941 - P.M.A. Huijsmans, Loodgietersbedrijf Kreitenmolenstraat 41, 5071 BA Udenhout, Tel. 04241-2671 - G. Persoons, Garagebedrijf Industrieweg 24, 5066 XJ Moergestel, Tel. 04243-1404
- Atelier Kerkelijke Kunst M. van de Bersselaar Groenstraat 6a, 5071 EC Udenhout - Marcel Panis Makelaardij B.V. Eikenbosch 23, 5056 GB Berkel-Enschot, Tel. 013-333000 - F. van Lanschot Bankiers N.V. Postbus 1021, 5200 HC 's-Hertogenbosch -
Magazijninrichting Helvoirt De Dijk 12, 5268 KA Helvoirt, Tel. 04118-3289
- Van der Schoot B.V. electrotechniek Industrieweg 9*>, 5262 GJ Vught, Tel. 073-567756
- Café-Restaurant " 't Oude Nest" Joh. Lenartzstraat 2, 5061 HR Oisterwijk - Loodgietersbedrijf Herman Beks b.v. De Lind 35, 5061 HS Oisterwijk, Tel. 04242-82016 - Camping "De Boskant" Oirschotsebaan 8a, 5062 TE Oisterwijk - Bouwbedrijf RJ.M. Jansen B.V. Nijverheidsweg 13, 5061 KK Oisterwijk, Tel. 04242-19024 - Fotozaak Joop Juijn Groenstraat 44, 5071 EC Udenhout, Tel. 04241-1324 - Romanesco Film en Foto Boxtelsebaan 21-23, 5061 VA Oisterwijk, Tel. 04242-82558 - Aannemersbedrijf J.M. Wolfs B.V. Sprendlingenstraat 29, 5061 KM Oisterwijk, Tel. 04242-82258
- Foto Vlaminckx Lind 25, 5061 HS Oisterwijk - B.V. Boomkwekerij Udenhout Schoorstraat 21, Postbus 31, 5070 AA Udenhout, Tel. 04241-2131
- Staalconstructie Jos van den Bersselaar B.V. Industrieweg l, Postbus 17, 5070 AA Udenhout, Tel. 04241-1315 - De RABOBANK - Houthandel-Zagerij B.V. J.C van der Voort, Specialiteit Eikehout Kreitenmolenstraat 83, 5071 BB Udenhout, Tel. 04241-2343 - "Electro" Piet v. Rijswijk Oude Rijksweg 24, 5268 BT Helvoirt, Tel. 04118-2727 Eikenbosch 27, 5056 SB Berkel-Enschot, Tel. 013-334499
- Garage G. v. Keulen Heidestraat 24, 5071 VM Udenhout, Tel. 04241-2247 - Loodgietersbedrijf H. v. Grinsven
Boxtelsebaan 36, 5061 VD Oisterwijk
Vereniging HEEMKUNDEKRING "DE KLEINE MEIJERIJ"
opgericht 19 juni 1947 te Helvoirt;
statuten 4 mei 1979 en sedertdien gevestigd te Oisterwijk. Stichting "IN DE DRYE SWAENTJES "
statuten 2 mei 1989, zetelend te Oisterwijk. BESTUUR
mr. H.S. Bekius, Loonsebaan l, 5268 KT Helvoirt (04118-1545), voorzitter van de vereniging; A.A.J.M. Wilkens, Klompven 30, 5062 AK Oisterwijk (04242-19538), voorzitter van de stichting;
J.J. Franken, Postbus 83, 5056 ZM Berkel-Enschot (013-333366), secretaris; P.M. van Dommelen, Sparrenlaan 8, 5071 CK Udenhout (04241-1936), penningmeester; drs. A.M.I. van Dorp, St. Josephstraat 9, 5056 EG Berkel-Enschot (013-334278); A.J.M, van Hedel, Kastanjelaan 9, 5076 EA Haaren (04117-1646); P.C.J. Jansen, Dorpsstraat 4, 5296 LV Esch (04110-1303); A.E.C. Picokrie-Schellens, Pastoor Janssenstraat 14, 5066 VC Moergestel (04243-3194); A.A.M. Smits, De Hoefkens 21, 5066 BX Moergestel (04243-1694). ERE-LID
L.J. Vissers, v.d. Wildenbergstraat 18, 5076 CS Haaren. HEEMCENTRUM "IN DE DRYE SWAENTJES"
De Lind 42, 5061 HX Oisterwijk (04242-85996). CORRESPONDENTIE-ADRES
Postbus 83, 5056 ZH Berkel-Enschot. WERKGROEPEN
Archeologie: (en vondstmeldingen) A. van Dorp, St. Josephstraat 9, 5056 EG Berkel-Enschot (013-334278).
Streekdialekt:
mevr. T. Vugs-van Opstal, Pieter Breughelstraat 29, 5062 LG Oisterwijk (04242-83355).
Monumenten:
J. Akerboom, Langeweg 5, 5076 AH Haaren (04117-1270).
Veldnamen:
P. van Dommelen, Sparrenlaan 8, 5071 CK Udenhout (04241-1936).
DE KLEINE MEIJERIJ, jrg. 41 (1990), afl. Van Gogh in Helvoirt Boelslichter (een oude uitdrukking)
Mededeling heembibliotheek Nieuwe uitgaven:
- Op zun Gèssels - De Lindeboom in Brabant - Gedreven vakmanschap. Kunstschilderdocent Wim van de Plas 1913-1984 - De geschiedenis van het geslacht Weijtmans (1638-1989) prijs (ex. porto): ƒ7,00
DEK '-<%
DE KLEINE MEIJERIJ
1990, jaargang XLI
Vlugschrift van de heemkundekring: Berkel-Enschot, Esch, Haaren, Helvoirt, Moergestel, Oisterwijk, Udenhout. ISSN 0921-0792
REDAKTIE
P. Wuisman, Durendaaldreef 14, 5062 LW Oisterwijk; drs. A. van Dorp, St. Josephstraat 9, 5056 EG Berkel-Enschot; W. de Bakker, Schepersdijk 15, 5062 EA Oisterwijk.
ADMINISTRATIE
Sparrenlaan 8, 5071 CK Udenhout; postgiro nr. 4315463 t.n.v. Heemkundekring De Kleine Meijerij 5071 CK Udenhout of Rabobank Oisterwijk nr. 13.89.80.209 t.n.v. De Kleine Meijerij.
Nabestelling van losse nummers kan bij de administratie geschieden.
LIDMAATSCHAP
Het lidmaatschap van De Kleine Meijerij bedraagt ƒ27,50, indien via onze kring tevens geabonneerd op het tijdschrift Brabants Heem ƒ46,—. Betaling gaarne eerst na ontvangst van een acceptgiro. Opzeggingen voor l december van het lopende jaar.
CORRESPONDENTIE-ADRES
Postbus 83, 5056 ZH Berkel-Enschot.
OMSLAG
Jeugdportret van Vincent van Gogh en de kanselbijbel, geschonken door de familie Van Gogh, in de Hervormde kerk te Helvoirt.
HET VERSCHIJNEN VAN DIT VLUGSCHRIFT WERD MEDE MOGELIJK DOOR DE FINANCIËLE BIJDRAGE VAN:
- Boomkwekerijen-Toon-Tuin, Ton van den Oever b.v. Rijksweg 13, 5076 BP Haaren, Tel. 04117-1771 - Boomkwekerij M. van den Oever en Zonen Haaren, Tel. 04117-1964 - Schilder- en Isolatiebedrijf F.J. de Bresser B.V. Langeweg 10, 5076 AK Haaren, Tel. 04117-1307-1521 - Restaurant "De Zwarte Leeuw" Oude Rijksweg 18-20, 5268 BT Helvoirt, Tel. 04118-1266 - Loodgietersbedrijf P. Pijnenburg Lindelaan 48, 5268 CD Helvoirt, Tel. 04118-1321 - Drukkerij ELKA b.v.
Watermanstraat 37, 5015 TG Tilburg, Tel. 013-561941 - P.M.A. Huijsmans, Loodgietersbedrijf Kreitenmolenstraat 41, 5071 BA Udenhout, Tel. 04241-2671 - G. Persoons, Garagebedrijf Industrieweg 24, 5066 XJ Moergestel, Tel. 04243-1404 - Atelier Kerkelijke Kunst M. van de Bersselaar Groenstraat 6a, 5071 EC Udenhout - Marcel Panis Makelaardij B.V. Eikenbosch 23, 5056 GB Berkel-Enschot, Tel. 013-333000 - F. van Lanschot Bankiers N.V. Postbus 1021, 5200 HC 's-Hertogenbosch -
Magazijninrichting Helvoirt De Dijk 12, 5268 KA Helvoirt, Tel. 04118-3289
- Van der Schoot B.V. electrotechniek Industrieweg 9^, 5262 GJ Vught, Tel. 073-567756
- Café-Restaurant " 't Oude Nest"
Joh. Lenartzstraat 2, 5061 HR Oisterwijk - Loodgietersbedrijf Herman Beks b.v. De Lind 35, 5061 HS Oisterwijk, Tel. 04242-82016 - Camping "De Boskant"
Oirschotsebaan 8a, 5062 TE Oisterwijk - Bouwbedrijf P.J.M. Jansen B.V. Nijverheidsweg 13, 5061 KK Oisterwijk, Tel. 04242-19024 - Fotozaak Joop Juijn
Groenstraat 44, 5071 EC Udenhout, Tel. 04241-1324 - Romanesco Film en Foto Boxtelsebaan 21-23, 5061 VA Oisterwijk, Tel. 04242-82558
- Aannemersbedrijf J.M. Wolfs B.V. Sprendlingenstraat 29, 5061 KM Oisterwijk, Tel. 04242-82258 - Foto Vlaminckx Lind 25, 5061 HS Oisterwijk - B.V. Boomkwekerij Udenhout Schoorstraat 21, Postbus 31, 5070 AA Udenhout, Tel. 04241-2131 - Staalconstructie Jos van den Bersselaar B.V. Industrieweg l, Postbus 17, 5070 AA Udenhout, Tel. 04241-1315 - De RABOBANK
- Houthandel-Zagerij B.V. J.C van der Voort, Specialiteit Eikehout Kreitenmolenstraat 83, 5071 BB Udenhout, Tel. 04241-2343 - "Electro" Piet v. Rijswijk Oude Rijksweg 24, 5268 BT Helvoirt, Tel. 04118-2727 Eikenbosch 27, 5056 SB Berkel-Enschot, Tel. 013-334499
- Garage G. v. Keulen Heidestraat 24, 5071 VM Udenhout, Tel. 04241-2247 - Loodgietersbedrijf H. v. Grinsven Boxtelsebaan 36, 5061 VD Oisterwijk
DE
IN A J.M.
De lldenhautse molens Wanneer in 1790 een onderzoek wordt gedaan naar het maattoon van de molenaars in Brabant, blijkt dat er in hel kwartier van Oisterwijk 11 korenwindmolens en 15 wat er korenmolens staan'). Zo telde Udenhout vroeger een drietal windmolens: * de windmolen Den Kranken Troost. de Zandkant. * de reeds in 1348 vermelde Kreitenmolen. * en de in 1876 gestichte molen de Molenstraat^). De Zandkantse molen is enige jaren na, de verplaatsing van de Zandkant naar de hoek van de Biezenmortelsestraat/Runsvoort vervangen door een machinale maalderij. De Kreitenmolen onderging eenzelfde lot, ook deze molen werd enige tijd na de verplaatsing vervangen door een moderne maalderij2
Toontje (Antonius Johannes) Coppens, 1900-1959, de laatste molenaar op Den Kranken Troost, omstreeks 1925
de Van de Zandkantse molen is helaas geen afbeelding bekend. Doch het betreft een houten (standaard-)korenwindmolen die in grote lijnen op die van. Moergestel geleken zal hebben. Tot de verplaatsing in 1885 stond de molen op een dat op de kadasterkaart vaa 1832 voorkomt, als sectie C nummer 53. Op dit perceel staat nu de boerderij van Kees Pijnenburg de Oude Bosschebaan 21. In. 1885 werd. de molen gerestaureerd, en verplaatst naar de hoek van de Biezenmortelsestraat/Runsvoort, achter de boerderij van Oerlenians. DE KLEINE MEIJERU, J.RG 41 (1990), nummer 2.
27
Oorspronkelijke minuutplan van het kadaster van 1832, gedeelte van Udenhout, sectie C.
De molen in handen van het gemene land De oudst bekende eigenaar van de molen is het gemene land in de persoon van de rentmeester der domeinen. Deze instelling beheerde na de vrede van Munster in 1648 onder andere de grondcijnsen, die vanouds op onroerende goederen rustten, en de geconfisceerde goederen van de rooms katholieke kerk. Reeds in 1677 wordt de molen door de rentmeester der domeinen verpacht.
28
Wie in dat jaar de molen in pacht heeft heb ik nog niet na kunnen gaan^). Van 1705 tot en met 1713 is Cornelis Stans van Beurden, die tevens de Kreitenmolen bezat, mulder op de Zandkantse molen. Cornelis betaalt een zogenaamde recognitiecijns van zes ponden per jaar voor de Zandkantse molen aan de rentmeester de domeinen5). Een recognitiecijns is een cijns die vanouds aan de heer (na 1648 het gemene land in de persoon van de rentmeester der domeinen) betaald moest worden voor een verkregen octrooi. Het hier bedoelde octrooi is dat van de wind en bestaansgebied van de molen. Dat er ook onderling concurrentie is tussen de molenaars in hetgebied van de Kleine Meijerij blijkt in 17016). In dat jaar protesteert Jonker Philip Jacob van Borssele, in zijn hoedanigheid van rentmeester der domeinen van Brabant, tegen de activiteiten van de molenaar op de Kerkhovense molen te Oisterwijk. Hij constateert namelijk dat "dachten sijn voorgecomen dat den molder van den wintcoornmolen van Carckhoven onder Oisterwijk sich niet ontsiet met sijn kar en peert met bellen alomme geheel Udenhout door te rijden en aldaar de graenen van den ingeseetenen op te laeden en alsdan te brengen op sijnen moolen om te breecken en te maelen, en als dan in voegen als voor wederom aen ingesetenen thuijs te brenge 't gene direct is streckene tot ruine van der domeijnen wintcoorenmolen gestaan aan de Santkant onder Udenhout". Als de Oisterwijkse molenaar weer in Udenhout zou komen om graan van de Udenhoutse bevolking op te halen dan zal Philip de bellen, het graan of het gemalen meel in beslag nemen. Om het vervolgens naar het comptoir van de domeinen te brengen en voorts een gerechtelijke procedure te starten tegen de Oisterwijkse molenaar. De Kerkhovense molen was in die tijd in het bezit van de weduwe van Bartholomeus van Turnhout die hem verhuurde aan Adriaan van Dal. Deze laatste huurde ook nog de Heukelomse molen van jonker Mathijs van Cannart^). Bovendien was Van Dal pachter van de houtschat. De pacht van de houtschat hield in dat Adriaan, tegen betaling van de pachtsom aan de rentmeester der domeinen, het recht had het opstaande hout van de gemene gronden in een bepaald gebied te beheren. Blijkbaar stelde deze functie hem in staat een zodanige druk op de boeren uit te oefenen dat die hun graan bij zijn molens brachten. Op 13 februari 1719 verklaren dan ook een aantal inwoners uit Heukelom en Enschot dat "sij wel op ander meulens hun graenen souden laeten maelen, als op die meulen van Adriaan van Dal maer om sijn dreijgementen durfden zij niet op een ander te gaen, want voornoemden van Dal heeft geseght dat hij hen soude becalangeeren (bekeuren) over 't vlaggen van de heij en begaen van straaten en stroomen en zij souden hun graenen liever selfs op den meulen brengen als door den moolenaar laaten af haelen. Oock durfden zij soo lange als Van Dal rentmeester blijft met hun graenen niet op een ander gaen". Van Dal laat het hier echter niet bij zitten en hij laat vijfentwintig burgers van gevorderde leeftijd uit Oisterwijk een getuigenis afleggen. Hierin verklaren zij dat de Oisterwijkse mulders al vanouds met paard en bellen niet alleen naar Udenhout maar ook naar Berkel, Enschot en Haaren reden om het graan op te halen. 29
Deze dienst was vooral bedoeld voor de boeren die geen paard en kar hadden of dat niet konden betalen. Wie uiteindelijk in het gelijk gesteld wordt blijkt helaas niet uit de stukken. De molen in handen van Wouter van Heeswijk Op 15 november 1726 wordt de molen door de rentmeester verkocht aan Wouter Andries van Heeswij k^). Wouter stamde zowel van vaders als van moeders kant uit oude molenaarsgeslachten die een groot aantal van de middenbrabantse molens bemaalden9). Hij was rond 1677 in Hoogeloon geboren als een zoon van Andries Peter van Heeswijk en Cornelia Stans van Beurden de jongelO). Andries zal eerst enige tijd de molen van Vught bemalen hebben aangezien zijn zoon Peter op 5 november 1674 in de St. Lambertuskerk van die parochie werd gedoopt 11). Van 1677 tot 1698 wordt Andries als molenaar op de Hoogeloonse molen genoemd 12). Wouter is drie maal gehuwd. De eerste maal voor de schepenen en pastoor van Moergestel op 19 februari 1719 met Jenneke van Hees. Zij was op 13 september 1678 in Oisterwijk gedoopt als dochter van Jan Arien van Hees en Maria Claes Marckx en werd begraven te Udenhout op 20 april 1744. In 1719 was Jenneke al weduwe van Peter Laurens Coolen. De tweede echtgenote van Wouter was de uit Helchteren in het land van Luik afkomstige Elisabeth Berben. Met haar trad hij op 23 mei 1745 voor de schepenen van Moergestel in het huwelijk. Eisabeth werd nog geen jaar later op 27 februari in 1746 in Moergestel begraven. Wouters laatste echtgenote was Digna Jan Jansse de Jongh uit Tilburg met wie hij op 25 oktober 1750 voor de schepenen van Oisterwijk trouwde. Digna was toen reeds weduwe van Jan Adriaan Vijge. Wouter heeft een groot aantal middenbrabantse molens bemalen. * In 1725 koopt hij in een faillissement de Esbeekse molen gelegen aan het Spul te Hilvarenbeekl3). * Van 1722 tot 1729 wordt hij als mulder van de molen in Oostelbeers genoemd 14). * In 1735 huurt hij "een wintmolen gestaan en gelegen onder de dingbanke van Oisterwijck tot Udenhout van ouds genaamt den Crijtenmolen, met woonhuijs, schuur, schop, verkenskooij, saij weijlanden met den hoff groot te samen in 't geheel 18 hond. De pachtsom bedraagt 475 gulden per jaar. Verder zal Wouter de stenen van de koren- en boekwijtmolen, allebei de steenrepen, de binnen en buitenreep voor 250 gulden moeten overnemen. Tenslotte komen de bede, de verponding, de reeële lasten, de personele lasten, alle dorps- en landslasten en nog een cijns van 5 gulden per jaar aan Peter Scheffers te 's-Hertogenbosch voor rekening van de huurder. In 1741 wordt het pachtcontract nog eens voor zes jaren verlengdié). In dit laatste pachtcontract moet het onderhoud aan de einden, de borsten, kammen en spillen door Wouter gedaan worden waarvoor hij op de huurpenningen mag korten. De verhuurders zijn de gezamenlijke erfgenamen van Jan van der Sterren en zijn echtgenotes Helena van Deursen en Anneke van Riel. Wouter bewoonde in 1735 de Kreitenmolen samen met zijn vrouw Jenneke, de knecht Anthony van den Biggelaer en de twee meiden Adriaantje Witlox en Adriaantje van Heeswijk 17). 30
* In 1738 en in 1740 wordt de recognitiecijns van drie ponden voor de Huikelomse watermolen betaald door Wouter van Heeswijck en Marie de weduwe van Willem van Abelen 18). * In 1740 delen Wouter van Heeswijk en Bastiaan Arien van Broeckhoven als man van Helena Jan Meijs de goederen die zij in gemeenschap bezitten^). De gedeelde goederen heeft Wouter in 1736 bij koop verkregen van Adriaan en Peter van lersel en Bastiaan van zijn schoonouders^O). De goederen die gedeeld worden zijn een perceel akkerland van 6 lopense gelegen aan de Zandkant genaamd de Meulenberg en nog een perceel akkerland van dezelfde grootte. Uit deze percelen moet een cijns van 2 gulden en 10 stuivers in een meerderen cijns van 5 gulden aan derentmeester der domeinen betaald worden. Twee jaar later verwerft Wouter van de kinderen van Marcelis Peter Marcelissen en Joanna van de Laer nog een vierde part van de Meulenberg21). Dit stuk van vier lopense is zowel akkerland als heiveld. Bovendien wordt ook nog een vierde part in een perceel van 18 lopense akkerland overgedragen. Uit deze goederen moet een vierde part van 5 gulden aan de rentmeester der domeinen betaalt worden. * In 1745 bemaalde hij de korenwindmolen in de Heuvelacker te Moergestel die hij voor 1/20 in eigendom bezat22). In 1746 wordt Wouter van Heeswijk voor de schepenen van Moergestel gedaagd23). De aanleggers zijn Willem van Kasteren en zijn dochter Elisabeth. Willem en zijn dochter hebben van mei 1745 tot mei 1746 bij Wouter en zijn huisvrouw als knecht en meid gediend. Het jaarloon van Willem zou bestaan uit: - 17 gulden. - een linnen kiel. - en een paar schoenen van l gulden en tien stuivers. Elisabeth zou voor haar diensten betaald krijgen: - twee gulden. - twee hemden. - vijf ellen grof laken.
- een paar kousen. - en neusdoek van negen stuivers. - een paar schoenen. - een paar sokken. - en een paar klompen. Aan het eind van de dienstperiode heeft Willem alleen nog maar zes gulden en een linnen kiel gehad en zijn dochter heeft alleen nog maar een paar klompen ontvangen. Willem en zijn dochter hebben nog verschillende beleefde aanmaningen gedaan maar die werden door Wouter en zijn huisvrouw "in de wint geslagen". Tenslotte beslissen de schepenen dat Wouter van Heeswijk verplicht is de rest ook uit te betalen aan zijn knecht en de meid. In 1745 verhuurt Wouter van Heeswijk, die dan onder de heerlijkheid van Moergestel woont, de Zandkantse molen aan zijn zoon Peter van Heeswijk24). Peter heeft de molen dan reeds in gebruik. De pachttermijn is acht jaar en de pachtsom bedraagt 250 gulden per 31
jaar plus alle lands- en dorpslasten. Peter zal bovendien zorg moeten dragen voor het onderhoud aan de molen in het bijzonder aan het gaande werk van de molen zoals de einden, rosten, kammen, staven, rutsel, banden, bouten en scheren. Bovendien zal hij de binnenreep, buitenreep, steenreep en camandel moeten laten vernieuwen, waarvoor hij de eerste vier jaar 2 gulden en 10 stuivers zal mogen korten op de huurpenningen. De verdere slijtage van de stenen komen voor rekening van de verhuurder. Mocht als gevolg van het onderhoud aan de molen deze langer dan acht dagen stil staan dan mag Peter navenant korten op de huurpenningen. Een jaar later doet Wouter ten behoeve van zijn zoon Peter afstand van het vruchtgebruik van de volgende goederen25): * een huis en aangelegen erf met nog twee percelen akkerland samen groot omtrent zeven a acht lopense hetgeen dan door Wouter bewoond en gebruikt wordt. * zijn part in de Moergestelse korenwindmolen. * twee percelen akkerland groot samen 5 lopense gelegen te Berkel. * en drie lopense weiland gelegen onder Hilvarenbeek aan de Biest. Als tegenprestatie zal Peter de schulden met de verlopen interest van Wouter uit zijn erste huwelijk aflossen. Het totaal der schulden bedroeg 1100 gulden. Peter van Heeswijk mulder op de Zandkantse molen
Op 26 juli 1758 geeft Wouter van Heeswijk al zijn goederen in Udenhout, inclusief de molen, over aan zijn zoon Peter26). Peter is op 15 december 1719 te Hilvarenbeek gedoopt als een zoon uit Wouters eerste huwelijk. Hij is op 4 augustus 1797 in Biezenmortel overleden en hij wordt drie dagen later in Udenhout begraven. Hij trouwt voor de eerste keer voor de schepenen van Oisterwijk op 27 november 1740 met Lucia Robben die op 5 juli 1716 in Udenhout was gedoopt. Zij wordt op 25 maart 1747 in dezelfde plaats begraven. Lucia was een dochter van Jan Aart Robben en Jenneke Willem Bergmans27). De tweede maal trouwt Peter voor de schepenen van Oisterwijk op 14 mei 1752 met Ardina van Grevenbroeck. Ardina was op 6 maart 1718 in Oisterwijk gedoopt en is op 17 februari 1791 in Udenhout begraven. Ze was een dochter van Heiliger Aart van Grevenbroeck en Maria Aart Robben. Peter laat vier kinderen uit zijn eerste huwelijk te Udenhout dopen. Alleen de eerste twee kinderen zijn in 1810 nog in leven: 1 Cornelis gedoopt op 8 oktober 1741 28) 2 Joanna, gedoopt op 16 april 1743 3 Johannes, gedoopt op 16 september 1744 en overleden op 11 november van hetzelfde jaar 4 Johannes, gedoopt op 14 december 1745 Uit zijn tweede huwelijk laat hij op 5 oktober 1756 in Udenhout een dochter Helgera dopen. Mogelijk is dit hetzelfde kind dat op 23 oktober 1756 als Mijntje van Heeswijk te Udenhout wordt begraven. In 1790 bemaalde Peter behalve de Zandkantse molen ook de watermolen van Moergestel^), in 1791 wil Peter samen met zijn vrouw Ardina een testament maken doch dit testament wordt niet meer gepasseerd omdat "de testatrice bui j ten staat geraakte en kort daarna is komen te overlijden"30) in Peters laatste testament van 14 juli 1797 is Peter reeds "enigsints ziekelijk"31).
32
In dit testament waren de volgende bepalingen opgenomen: * Peters kleinzoon Lambert Verhoeven zal een prelegaat ontvangen van 2000 gulden die ten laste stond van Franciscus Augustinus van den Bosch, medicine doctor te Dongen; * de kinderen van zijn dochter Joanna, met name Lambert en Maria Verhoeven ontvangen samen een prelegaat dat bestaat uit 1000 gulden; * Als Geertrui Kooien als echtgenote van Cornelis van Heeswij k of Adriaan Robbert Kooien als tweede echtgenoot van Johanna van Heeswij k weduwe of weduwnaar zonder kinderen mochten worden dan zullen zij hun leven lang elk jaar 100 gulden uit Peters nalatenschap ontvangen. Als in 1809 Johanna van Heeswijk overlijdt krijgt Adriaan Kooien een jaarlijkse vordering van 100 gulden op de nalatenschap van Peter van Heeswijk. In een akte voor de schepenen van Oisterwijk van 15 juni 1809 ziet hij af van zijn recht omdat hij vreest dat er moeilijkheden zullen ontstaan32). Als in 1797 de inventaris wordt opgemaakt bij Peter van Heeswijk bestaat zijn nalatenschap uit;33) * de wind- en korenmolen genaamd Den Kranken Troost met een huis, stal, schuur, schop en aangelegen erf aan de Zandkant. * een perceel akkerland genaamd de Moolenacker groot 6 lopense. * 25 lopense akkerland, weiland en heiveld onder Helvoirt. * een aantal heibodems in de Hooge Heide te Helvoirt waarvan de grootte onbekend is. * 5 lopense akkerland onder Berkel. * 1/20 part in de koren- en windmolen met het huis, stal, schuur en bakhuis en erf van 7 lopense in den Heuvel te Moergestel. * 4 lopense akkerland in de Heuvelstraat te Moergestel. * een perceel weiland van 3 lopense onder Hilvarenbeek. * een huis en stal met daarin een "tapneering, broodbakkerije en andere koopmanschappen die daarin vele jaren met goed succes werden gehouden'' aan de Kruisstraat (de huidige Kreitenmolenstraat) te Udenhout34). * een huis bestaande uit twee woningen met een schop en hof te Udenhout. * 21 lopense weiland en heibodem onder Udenhout. * 3575 gulden aan uitstaande vorderingen. * 1612 gulden aan contant geld. * ten huize van de weduwe de Wijs te 's-Hertogenbosch heeft Peter nog een koffer staan. In deze koffer werden gevonden: - drie zakken met geld ter waarde van 2806 gulden. - 80 stukjes vreemd zilver geld. - een blauwe kiel - een paar slaaplakens - een katoene vrouwe jak Onder de roerende goederen bevonden zich onder andere een paar zilveren schoen- en broekgespen, een kerkboek met een zilver slot, drie paarden, een kalf, twee koeien, drie hoogkarren, twee aardkarren, 6 maalzeilen en 23 billen voor de molen. De kosten ten laste 33
van de nalatenschap bestonden uit 223 gulden voor Peters begrafenis. Tenslotte is nog ongeveer 30 lopense land voornamelijk gelegen te Udenhout gelegateerd aan de armen van Udenhout en Berkel. In afwachting van de uiteindelijke erfdeling die pas ruim 13 jaar later plaats vond werden tussentijds al enige maatregelen genomen. Zo werd op 26 oktober 1797 tussen de twee kinderen van Peter van Heeswijk een accoord gesloten35). Hierin werd onder meer afgesproken dat de executeurs van de nalatenschap aan iedere erfgenaam de som van 750 gulden voor de betaling van schulden ten hunnen laste en nog elk 1000 gulden voor onvoorziene gevallen zouden uitkeren. Op 30 november 1797 worden de onroerende goederen uit de nalatenschap publiekelijk verhuurd36). De Zandkantse molen die dan omschreven wordt als een zeer schone en gerenommeerde koren- en windmolen genaamd Den Kranken Troost wordt in combinatie met de grote kamer van het molenhuis en nog een stukje hof voor acht jaar verpacht. De pachter is de mulder op de Oisterwijkse molen Ter Nedervonder. Petrus Josephus Assenberg37). Van Assenberg handelde echter in naam van Jacobus Rijcke die mulder was op de Kreitenmolen en op de Huikelomse watermolen^S). Deze Jacobus Rijcke klaagde in 1790 nog dat Peter van Heeswijk het graan met paard en kar bij de boeren afhaalde en weer afleverde. Hierdoor werd Jacobus gedwongen hetzelfde te doen waarvoor hij drie paarden en molenkarren had moeten aanschaffen en twee knechten in dienst had moeten nemen. Voordat Jacobus de molen kon bemalen moesten eerst enige reparaties aan de molen gedaan worden. Op 30 december 1797 wordt door de molenmeester Henricus Hebben uit Bokhoven een offerte gemaakt voor de noodzakelijke reparaties39). * * * * * * * * * * * * * * *
de stenen van de voormolen van 16 duim dik de kuip met de steen en bedding en de toebehoren van de voormolen de stenen van de achtermolen 135/4 duim dik de kuip van de achtermolen en de steenrink en bedding met zijn toebehoren hetkamrad de kammen en staven van de voor- en achtermolen de schijfloop van de voor en achtermolen samen de voor- en achtersteenreep samen de binnen en buitenreep en het vangzeil twee ijzeren balken het luiwerk met zijn toebehoren de kleine en grote handboom een grote en kleine vijst steenhouter met zijn boebehoren binnen- en buitenborst en de lassen met toebehoren samen
In totaal kosten de reparaties
240 gld 40 gld 173 gld 5 st 40 gld 200 gld 19 gld 30 gld 34 gld 17 gld 14 gld 20 gld 3 gld 10 st 2 gld 5 st 5 gld 166 gld 1007 gld
(ter vergelijking een dienstmeid verdiende in die tijd ongeveer 40 gulden per jaar40). 34
De uiteindelijke erfdeling van de nalatenschap van Peter van Heeswij k vindt pas op 5 juli 1810 voor de schepenen van Oisterwijk plaats41). In deze erfdeling wordt de nalatenschap gedeeld van Pieter van Heeswij k die voor de helft komt aan Lucia onmondige dochter van wijlen Cornelis Peter van Heeswijk en voor de andere helft aan Lambert de zoon van wijlen Adriaan Verhoeven en mede wijlen Johanna Peter van Heeswijk. Tevens wordt ook de nalatenschap gedeeld van Adriaan Nicolaas Verhoeven en Johanna van Heeswijk, deze nalatenschap valt in zijn geheel toe aan Arnoldus Mutzaarts als man van Maria Adriaan Verhoeven. Molen Den Kranken Troost bemalen door Lambert Verhoeven Bij de erfdeling in 1810 komt de Zandkantse molen toe aan Lambert Verhoeven. Lambert was op 19 april 1777 te Udenhout gedoopt en is aldaar op 18 september 1834 overleden. Hij was een zoon van Adriaan Nicolaas Verhoeven die op 28 april 1776 te Oisterwijk met Johanna Peter van Heeswijk trouwde. Nadat Johanna op 6 oktober 1790 weduwe was geworden hertrouwde ze met Adriaan Robbert Kooien. Johanna wordt tenslotte op 28 maart 1809 te Udenhout begraven. Haar zoon Lambert is getrouwd met Adriana Pijnenburg die op 8 januari 1776 te Helvoirt was gedoopt en op 10 februari 1847 te Udenhout is overleden. Ze was een dochter van Reinerus Pijnenburg en Anna Maria Timmermans. Het echtpaar had vijf kinderen die de volwassen leeftijd bereikten: 1 Johanna Maria, geboren op 28 september 1812 te Udenhout en getrouwd met Martinus van Hulten42) 2 Henrica, geboren op l juni 1815 te Udenhout en aldaar ongehuwd overleden op 27 mei 1880 3 Adriaan, geboren op 3 november 1818 te Udenhout en aldaar ongehuwd overleden op 3 januari 1898 4 Hendricus, geboren op 8 december 1820 te Udenhout en aldaar ongehuwd overleden op 16 februari 1883 5 Petronella, geboren op 21 november 1823 te Udenhout en aldaar ongehuwd overleden op 5 oktober 1874. In 1873 wordt eerst een boedelbeschrijving gemaakt van de nalatenschap van Lambert Verhoeven en Adriana Pijnenburg waarna de erfdeling volgt43). in deze erfdeling komt de molen toe aan Adriaan, Hendrik, Petronella en Hendrica Verhoeven. De twee eerstgenoemden zijn molenaar van beroep en de laatste twee beiden landbouweresse. Enige dagen na de erfdeling sluiten bovengenoemde personen een hypotheek af van 900 gulden met als onderpand de windkorenmolen met erf aan de Zandkant op het perceel C 53 groot 16 are en 80 centiare, het oostelijk deel van een perceel bouwland C 73 groot 16 are en 80 centiare, en een in aanbouw zijnd woonhuis44). De hypotheeknemer is de Udenhoutse leerlooier Wilhelmus van den Bosch. Zes jaar later sluiten Adriaan, Hendrik, Hendrica Verhoeven en de kinderen van Martinus van Hullen en Johanna Maria Verhoeven als erfgenamen van Petronella Verhoeven een tweede hypotheek van 700 gulden op de molen af. Ook hier is Wilhelmus van den Bosch de hypotheeknemer45). Op 20 januari 1882 wordt de molen, het
35
molenhuis en enige percelen bouwland door Adriaan, Hendrik Verhoeven en de erfgenamen van Henrica en Petronella Verhoeven verkocht aan Christiaan Hendriks46). De koopsom bedraagt 3750 gulden. Adriaan en Hendrik Verhoeven reserveren gedurende hun verdere leven het vruchtgebruik van de kamer en opkamer rechts, de zolder erboven, het erf erlangs, het gebruik van de welput en het gebruik van het perceel bouwland C 308. Bovendien houden ze ook de staande ijzeren vuurplaat in het huis en het hout op het perceel bouwland onder Helvoirt voor zichzelf. Aan het perceel C 53 waarop de molen staat is een erfdienstbaarheid verbonden ten laste van de percelen C 50, 51 en 52 om daarop geen bomen te planten op een afstand van 12 meter van de grensscheiding46a). Het perceel C 53 is echter ook belast met een erfdienstbaarheid van weg ten laste van het perceel C 59. Christiaan Hendriks als molenaar van Den K ra n ken Troost De nieuwe eigenaar van de Zandkantse molen is Christiaan Hendriks. Hij was op 2 maart 1852 te Huikelom geboren als zoon van de landbouwer Jan Hendriks en Cornelia Denissen47). Christiaan is op 14 juli 1889 in Biezenmortel overleden. Hij trouwt op 27 april 1885 te Udenhout met Johanna van lersel. Zij is op 15 december 1862 in Udenhout geboren en overleden in Biezenmortel op 25 september 1930. Ze was een dochter van Martinus van lersel en Johanna Verhoeven. Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren: 1 Johanna Cornelia, geboren op 23 maart 1886 te Udenhout en op hoge leeftijd te Oerle overleden. 2 Johanna Maria, geboren op 18 februari 1888 te Udenhout en overleden op 17 september 1954 als zuster Maria Christina van de orde van de H.Franciscus van Assisie. 3 Adriana, geboren op 6 juni 1887 te Udenhout en aldaar overleden op 19 mei 1888. Christiaan laat in 1885 de windmolen verplaatsen van de Zandkant naar een perceel op de hoek van de Johanna van lersel, 1862-1930, weduwe van Christ Biezenmortelsestraat/GijzelseHendriks en van Mat t heus Coppens, omstr. 1890
36
Waarschijnlijk zal deze verplaatsing ook verband gehouden hebben met de slechte bereikbaarheid van de molen vanwege de slechte toestand van de Udenhoutse wegen49). Christiaan ging samen met zijn vrouw een huis vlakbij zijn molen bewonen. Dit huis aan de Biezenmortelsestraat 65 bestaat nog steeds en wordt tegenwoordig bewoond door Paul Oerlemans. Op 6 juni 1885 verkoopt Christiaan Hendriks het oude molenhuis aan de Zandkant aan Lambertus van Hulten^O). Dit was het huis dat in 1873 door de kinderen Verhoeven vlak naast de molen was gebouwdSl). Lambertus was een zoon van Martinus van Hullen en Johanna Maria Lambert Verhoeven. Christiaan heeft de molen niet lang bemalen zoals blijkt uit de verklaring die Christiaans
schoonvader, Martinus van lersel, tegenover de ontvanger van de sucessierechten aflegt52). Hierin verklaart hij dat vanwege de slechte staat en conditie van de molen deze na het huwelijk van zijn dochter met Hendriks verplaatst werd naar een perceel mastbos dat hem toebehoorde. De restauratie van de molen werd door Van lersel bekostigd. Christiaan Hendriks was verder gedurende zijn huwelijk de meeste tijd ziek geweest en in die tijd had hij hetgeen hij bezat, wat volgens Van lersel weinig te betekenen had, meer dan opgeteerd. Daarom had Christiaan Hendriks toen hij voelde dat hij zou gaan sterven de molen om niet overgedragen aan zijn schoonvader. De belangrijkste reden voor deze overgave was dat Johanna van lersel dan niet met de eerste de beste molenaarsknecht zou trouwen die op de molen aasde en de weduwe dan maar voor lief zou nemen. Amper twee maanden na deze verklaring trouwt Johanna van lersel op 21 mei 1890 te Udenhout met de molenaarsknecht Mattheus Coppens. Mattheus Coppens stamde uit een oud molenaarsgeslacht die ook veel molens in onze streek bemaalden53). Hij was op 8 sepMattheus Coppens, 1858-1906, molenaar op Den tember 1858 te Reuzel geboren en Kranken Troost van 1890 tot 1906, omstreeks 1890 op 10 september 1906 in Biezen37
mortel overleden54). Mattheus Coppens vraagt in 1904 een vergunning aan om ten zuiden van zijn windmolen (waar voorheen de maalderij van Thijs Coppens was) een machinale maalderij gedreven door een petroleummoter van 16 a 20 paardekrachten te mogen bouwen. In 1922 dient de weduwe van Mattheus Coppens molenaarster te Udenhout een verzoek in om een nieuwe graanmaalderij te mogen oprichten met een zuiggasmoter van 25 pk55). Met de bouw van de nieuwe mechanische maalderij zal ook het doek gevallen zijn voor de oude molen Den Kranken Troost die omstreeks deze tijd wordt afgebroken.
De in 1922 opgerichte graanmaalderij van de familie Coppens, gelegen aan de Biezenmortelsestraat 38/40, omstreeks 1947. Het pand is thans wit geschilderd.
1.
R.A. 's-Hertogenbosch (zoals de verdere bronnen zonder uitdrukkelijke andere vermelding), ontvanger der belasting en domeinen nr. 26 1790 2. W.A. Fasel en P.J.M. Wuisman, Geschiedenis van Udenhout, Udenhout 1978 2a. Oorspronkelijk stond de Kreitenmolen aan de rand van de Kreitenheide in de omgeving van de Berkhoek. In de vorige eeuw werd de molen verplaatst naar het perceel waarop tot voor kort de maalderij van Coppens Mengunie stond. 3. RG (Rentmeester-Generaal) 333 Deze omslag bevat stukken betreffende de verpachting van de Zandkantse molen door de rentmeester der domeinen van 1677-1723. Momenteel verkeert deze omslag in
slechte staat en is daarom pas na de restauratie ervan ter inzage. 4. J.A.W. Swane, Mulders in Brabant, XIV Van Beurden, in De Brabantse Leeuw, jrg 13
38
5. RG 91 + 92 6. RG 314 7. RO 708 + 123v RO (Oisterwijk, rechtelijk) 8.
zie noot l
9. zie noot 4 en B.W. van Schijndel, Een Bossche familie Van Heeswijk in De Brabantse Leeuw, jrg. 6, p 49 10. Ze was een dochter van Constantinus Cornelis van Beurden die onder andere mulder was te Helvoirt, Tilburg en Oirschot en van Willemken Jan van Giersbergen. Haar broer Cornelis Stans van Beurden huurde van 1705 tot en met 1713 de Zandkantse molen. 11. De Heikantse molen werd lange tijd bemalen door de familie van Heeswijk: RG 94 + 95, R. 142 f 346 Vught 12. Hoogeloon R. 12 f 80v, 129 13. Archief van de Raad van Brabant nr. 824 f 348v 14. J.A.W. Swane, Brabant's molens en hun mulders, in De Brabantse Leeuw, jrg. 11 p. 157 15. 16.
RO 711 f 27 1735 RO 711 f 100 1741
17.
GAU (oud archief der gemeente Udenhout) 105. In 1741 is Wouter koning van het St.Jorisgilde in Udenhout. Hij schenkt dan een zilveren schildje met daarop afgebeeld Wouters familiewapen en een standaardmolen in de helmtop: W.H.Th. Knippenberg, Het gilde zilver in de Kleine Meijerij, in De Kleine Meijerij jrg. 38, p. 24 18. RG94 + 95
19. 20. 21.
RO488 f 51v 1740 R0417f 29v 1736 RO417 f 85v 1738
22. 23.
N 5300 f 1101746 R 210 Moergestel 9-5-1746
24. 25.
N 5300 f 38 1745, N 5300 f 148 1746 N 5300 f 110 1746
26. RO 423 f 24 1758 27. Cornelis is overleden op 9 februari 1810 te Udenhout. Hij trouwt op 27 oktober 1793 voor de schepenen van Helvoirt met Geertrui Kooien. Zij is gedoopt te Udenhout op l januari 1770 als dochter van de herbergier Cornelis Kooien en van Johanna Gelasi Schalkx. Cornelis van Heeswijk huurt in 1797 van de overige erfgenamen zijn vaders huis aan de Cruijsstraat waarin een bakkerij en een café werd gedreven. Het enige kind van dit echtpaar dat de volwassenheid bereikte is Lucia die op 9 juni 1801 te Udenhout samen met haar vroeg overleden tweelingbroertje Peter werd gedoopt. Lucia trouwt op 17 oktober 1819 met Johannes Bartholomeus van Hulten. 28. zie noot l 29. W. de Bakker, de erfgenamen van Elias Robben, in De Brabantse Leeuw, jrg. 32 p. 15 e.v. 30. 31. 32. 33. 34. 35.
R0497f 104v 1791 RO 499 f 63 1797 RO 534 15-6-1809 RO 530 f 126 1797 RO 716 f 71 1797 RO499f 87v 1797
36. zie noot 32 37. zie noot l 38. zie noot l Jacobus Rijcke had de Kreitenmolen op 22-10-1787 voor 8000 gulden gekocht. De mulder van de Kreitenmolen had tevens het recht van een rosmolen. (molen aangedreven door een paard) 39.
RO 499 f 105v 1798
40.
R 513 f 14 1802 Tilburg
39
41.
RO 534 f 49 1810
42.
Hij is op 23-10-1808 gedoopt te Drunen als zoon van Jan van Hullen en Ida van Delft. Gerrit van Heeswijk, Genealogie van Hulten, tak B, in GTWB jrg. 12 p 47 N 3032 21-3-1873 en 8-4-1873
43. 44. 45. 46. 46a.
N. 303223-4-1873 N. 3035 27-3-1879
N. 303620-1-1882 Op deze percelen stond het oude molenhuis dat in 1872 van de hand werd gedaan. (N. 3031 18-9-1872)
47.
Cornelia is overleden op 5-4-1873 te Enschot. Ze heet dan en dochter te zijn van Adriaan Denissen en Joanna Maria Kuijpers. Ze is echter een dochter van Christiaan Denissen die bij de Kerkhovense molen woonde en er op 31-1-1856 overleed, (testament 6-7-1837 voor notaris Wierdsma te Oisterwijk)
48. 49.
GAU 791 1884 Ad van den Dries- van der Velden, Het Brabant van toen, Tilburg 1979 GAU 764 1925
50. N. 3037 6-6-1885 51. zie noot 42 52. memorie van successie kantoor Tilburg 14-7-1889 53. H. van Bommel, Hel molenaarsgeslacht Coppens, Heino 1979 54. Matheus Coppens was voor zijn huwelijk enige tijd zouaaf onder Paus Leo XIII, zijn ouders Antonius Coppens en Hendrina van Beekvelt bemaalden de molen in Helvoirt: mededeling door Frank A.W.J. van Berne te Oisterwijk. Nakomelingen van het echtpaar Coppens-van lersel stichten machinale maalderijen in de streek waaruit onder andere Coppens Mengunie ontstond.
55.
Johanna van lersel had in 1918 ook de Kreitenmolen gekocht van Martinus Jan Bertens
*
Op 5 maart 1657 (N.5260,56 not. Mart. van Hees) verhuren Adriaan vanEsch voor de helft, en Jenneke huisvrouw van Jeroon Cornelissen van Beurden en genoemde Adriaan van Esch en Adriaan van Beurden als momboren van de onmondige kinderen van wijlen Adriaan Melissen voor de andere helft aan Marcelis Jan Marcelissen voor 4 jaar een 'koorenmolen ten wynde met haere rechten', gelegen in de vrijheid van Oisterwijk ter Nedervonder, tegen 20 mud rogge en 2 mud boekweit, elk mud gerekend voor 16 lopen bossche maat, per jaar en de op de molen rustende lasten. De molen is voor 2 mud koren minder verpacht dan tevoren 'ten insiens eener nieuwe molen in Udenhout omtrent de Geiselse straete sal worden opgericht'! (W.d.B.)
40
ARMLASTIGEN UIT HET KWARTIER VAN OISTERWIJK TE 'S-HERTOGENBOSCH IN DE EERSTE HELFT VAN DE NEGENTIENDE EEUW door P.L. Leget-Kuijlen en J.N. Leget
Wanneer men verhuisde van de geboorteplaats naar een andere, was men eertijds verplicht een borgbrief over te leggen of een borgtocht van ƒ300,- te stellenl). Deze borgbrief werd geherstructureerd in 1792^) en in 1818 bij Koninklijk Besluit vervangen door het domicilie van Onderstand. Te 's-Hertogenbosch had men niet alleen met het gemeentebestuur te maken, maar ook met het College van regenten over de Godshuizen en de Algemene Armen. Behalve de armenzorg viel ook de geneeskundige verzorging van de armen onder de taken van het College van regenten. In het archief van de Godshuizen treffen we de registers aan van regenten verzameld in het fonds "Bedeelden van buiten" en het register van de verpleegden in het geneeskundig gesticht voor krankzinnigen, "Reinier van Arkel"3). Voor de opname van deze krankzinnigen had men echter toestemming nodig van de Officier van Justitie bij de rechtbank van het arrondissement waarin de patiënt woonde. Deze custodiëring gold slechts voor de termijn van één jaar en moest/kon per jaar verlengd worden. Voorts waren er met de gemeenten ook afspraken over de betaling van de kosten van de verpleging. Voor de opname van armlastige patiënten uit de provincie Noord Brabant was ook met Provinciale Staten van Limburg overeengekomen een aantal patiënten op te nemen en wel tegen de "eenheidsprijs" van ƒ140,- per jaar in de goedkoopste klasse. Verder omvatte de geneeskundige zorg voor armlastigen ook de opname van patiënten, die thuis niet verpleegd en behandeld konden worden in het grote gasthuis. Deze instelling was derhalve de voorloper van het huidige ziekenhuis. Behalve de opname, viel ook de zorg voor de niet opgenomen patiënten onder de taken van het College en derhalve ook het verstrekken van medicijnen en medische hulpmiddelen, zoals bv breukbanden4). A. Ondersteunden^) uit Berkel: 1. Jacobus MERCX, verpleegd in het Gasthuis: 20.3.1847 - 12.4.18479). B. Ondersteunden uit Cromvoirt: 1. Adrianus KOLEN en zijn zoon Thomas KOLEN, bedeeld vanaf 22.11.1828. Thomas is overleden te 's-Hertogenbosch; z'n vader is overleden aldaar op 30.9.18336). C. Ondersteunden uit Esch 1. Johanna Cornelia TIMMERMANS, weduwe van Adriaan OLIJSLAGERS, geboren te Esch, verpleegd in het Gasthuis: 7.10.1826 - 28.12.18266). 2. Adriana WITLOKS, huisvrouw van Martinus van EMPEL, geboren te Esch. Opgenomen en overleden in het Gasthuis op 26.12.18266). 41
3. Johanna KRONE, geboren te Esch, verpleegd in het Gasthuis 14.6.1828-28.7.18286). D. Ondersteunden uit Haaren 1. Henricus van den BRAAK, dood ingebracht in het gasthuis 28.10.18491°). 2. Gerardus van HOOFD, bedeling over 18469). 3. Adrianus SMOLDERS, behandeld voor een oogziekte in 18459). 4. Hendrikus VERBEEK, onderstand over 18459). E. Ondersteunden uit Helvoirt 1. Petrus BEEKMANS, verpleegd in het Gasthuis 28.11.1842 - 26.1.18439). 2. Hendrikus BREKELMANS, verpleegd in het Gasthuis 11.12.1840 tot zijn overlijden op 30.12.18408). 3. Johanna DAMEN, Medicijnen op 18.7.1847; verpleegd in het Gasthuis26.8.1847 -
6.9.18479). 4. Cornelis DOLPHIN, verpleegd in het Gasthuis 25.5.1850 - 2.6.185010). 5. Jacobus van den DUNGEN, onderstand over 1844; verpleegd in het Gasthuis: 20.3.1845 tot zijn ovrlijden op 25.4.18459). 6. Martinus van EMPEL, onderstand vanaf 2.6.1823; overleden in 18296). 7. Maria van EIJNDHOVEN echtgenote van Johannes KUIJPERS, verpleegd in het Gasthuis 19.12.1831 - 11.1.1832 en van 20.3.1833 tot haar overlijden op 14.5.18337). 8. Johannes KUIJPERS, verpleegd in het Gasthuis 22.11.1831 - 12.12.1831; 1.3.1832 10.3.1832 en van 3.4.1832 tot zijn overlijden op 7.4.18327). 9. Adrianus SCHUURMANS, verpleegd in het Gasthuis van 24.7.1837 tot zijn overlijden op 18.8.18378). F. Ondersteunden uit Oisterwijk 1. Henricus van BAAST, oogziekte in 18459). 2. Willem van BALTHOVEN, 23 dagen verpleegd in het Gasthuis in 18449). 3. Johanna van BREE, echtgenote van Johannes ASSENBROECK, bedeling en verpleging in het Gasthuis vanaf 16.12.1840 tot haar overlijden op 28.10.18418). 4. Petrus van BUUL van 12.1.1842 - 5.5.1847; onderstand en medicijnen9). 5. Maria van EMPEL, verpleegd in het Gasthuis 18.9.1828 - 30.9.18286). 6. Adrianus van ESCH, verpleegd in het Gasthuis 2.9.1824 - 17.10.18246). 7. Abraham GANS, medicijnen op 20.1.185110). 8. Maria Catharina GRINSVEN, verpleegd in het Gasthuis 9.11.1831 - 25.11.18317). 9. Carharina van HAREN, oogziekte in 18459). 10. Jacobus HEESSELS, verpleegd in het gasthuis 18.6.1839 - 25.6.1839 en van 15.2.1840 tot zijn overlijden op 25.2.18408). 11. Maria HEESSELS, dochter van Jacobus HEESSELS, 29 jaar oud, overleden in hetGasthuis: 8.7.184910). 12. Maria en Willem HEESTERS, broeder en zuster, onderstand in 18296). 13. Antonius van HERT, onderstand in 1845; verpleegd in het Gasthuis 25.2.1848 27.3.18499,10). 42
14. D. het HORT weduwe van A. SMOLDERS, bedeeld sedert 1827 tot haar overlijden in 18356). 15. Maria HIJMAN, echtgenote van Abraham GANS, verpleegd in het Gasthuis: 1.3.1851 -5.3.185110). 16. Johannes Adrianus JANSEN, opgenomen in het Gasthuis 29.3.18449). 17. Andries van RASTEREN, oogziekte in 18459). 18. Frans van KEULEN, oogziekte in 18459). 19. Adriana van KRIECKEN, huisvrouw van Wilhelmus de BRESSER, oogziekte in 18459). 20. Elizabeth KROONENBURG, oogziekte in 18459). 21. Cornelia LESIUS, echtgenote van Jacob HEESSELS, geboren te Oistewijk 24.4.1797, verpleegd in het Gasthuis 23.1.1836 - 4.2.1836 Onderstandvan 1842 t/m 18539,10,11). 22. Anna Cornelia van LIEMPT, oogziekte in 18459). 23. Johannes MAIJEN, verpleegd in het Gasthuis 24.3.1824 - 27.3.18246). 24. Mattheus Machiel van MEGEN, bedeling over 1841 en 18428). 25. Elisabeth MOLENSTEEN, verlaten huisvrouw van Johannes HEESSELS, verpleging in het Gasthuis van 30.4.1840 - 27.4.1840 en van 16.5.1840 tot haar overlijden op 19.6.18408). 26. Petrus Ludovicus van NUENEN verpleegd in het Gasthuis: 2.11.1843 - 25.11.1843 en van 7.12.1846 - 27.12.18469). 27. Maria van NUENEN verpleegd in het Gasthuis: 24.12.1848 - 30.12.18489). 28. Dorothea van OPSTAL, oogziekte in 18459). 29. Catharina van OPSTAL, oogziekte in 18459). 30. Maria den OUDEN, oogziekte in 18459). 31. Maria PAAIJMANS, vrouw van Willem OTTEN, oogziekte in 18449). 32. Johanna ROOZEN, oogziekte in 18459). 33. Jacobus STEDELAARS: breukband in 1842. Verpleging en medicijnen in het Gasthuis en ondersteuning vanaf 17.10.1844 tot zijn overlijden op 16.6.18479). 34. Josephus STEDELAARS, in de winter gedurende 1848, 1849, 1850 en 1851 ondersteund met 170 cent per week; verpleegd in het Gasthuis 25.5.1851 22.6.185110). 35. Elisabeth VERHAREN, verpleegd in het gasthuis: 9.3.1827 - 14.4.18276). 36. Maarten WEIJENBERG, verpleegd in het gasthuis 10.8.1849 - 18.8.184910). H. Ondersteunden uit Udenhout 1. Cornelis van BAAST, bedeling en medicijnen over 18439). 2. Johannes van den BOSCH, verpleegd in het Gasthuis: 19.3.1850 - 4.4.185010). 3. Cornelis BROK, oogziekte in 18449). 4. Johanna Cornelia van DARTELEN echtgenote van Lambertus HUNTING onderstand van 1830 tot haar overlijden in 18367). 5. Laurens van GEFFEN, verpleging 7.2.1828 -l 9.2.18286). 43
6. 7.
Lambertus HUNTING, vanaf 1836 tot 20.8.1844, verpleegd in het Gasthuis en onderstand^). Maria van 1ERSEL, Medicijnen in 1845; verpleging in het Gasthuis van 24.8.1847 - 7.9.18479).
8.
Woutrina KOOLEN, verpleegd in het Gasthuis 24.8.1842 - 2.9.18429).
1. Groot Placcaetboek II ƒ1420 G.A. 'sHertogenbosch 2. Staatsblad nr. 40 1818) G.A. 'sHertogenbosch 3. Dit fonds treft men aan in het Archief van de Godshuizen, Muntel Bolwerk l 's-Hertogenbosch. Om dit archief te kunnen bezoeken is een telefonische afspraak met de archivaris, Dr. A.C.M. KAPPELHOF nodig! 4. Behalve deze taken, had het "college" ook nog de zorgen voor wezen en bejaarden. 5. De vermelde ondersteunden hadden hun "domicilie van onderstand" in de vermelde plaatsen, d.w.z. men had er ten minste vier achtereenvolgende jaren gewoond en aan de verplichtingen voldaan. Een groot aantal van de vermelde personen zal in de vermelde plaatsen geboren zijn. 6. Groene Reeks 547 Archief Godshuizen 's-Hertogenbosch 7. Groene Reeks 548 Archief Godshuizen 's-Hertogenbosch 8. Groene Reeks 549 Archief Godshuizen 's-Hertogenbosch 9. Groene Reeks 550 Archief Godshuizen 's-Hertogenbosch 10 Groene Reeks 551 Archief Godshuizen's-Hertogenbosch
44
HET NIEUWE WAPEN EN DE NIEUWE VLAG VAN DE GEMEENTE OISTERWIJK door J.Th.M. Melssen Bij Koninklijk Besluit van 28 oktober 1987 nr. 119 werd aan de gemeente Oisterwijk een nieuw wapen verleend, reden om wederom U stil te staan bij het Oisterwijkse wapen. In feite werd het wapen hersteld conform het oudste zegel en met de oudst bekende kleuren: "in zilver een burcht van keel, bestaande uit een van een dubbele deur voorziene, gekanteelde muur, waarop drie gekanteelde torens, de middelste hoger en breder dan de beide andere". Op basis van de oude vlag uit 1962 (met de kleuren blauw en geel) werd door de Hoge Raad van Adel een nieuwe vlag ontworpen, die bij besluit van de gemeenteraad op 17 september 1987 werd vastgesteld: "zeven verticale banen in Het oude wapen 'van lazuur, een lengteverhouding van 5:1:1:2:1:1:13, wit-rood, enz." beladen met drie burgten Deze vlag is een "vertaling" van de oude vlag in de nieuwe kleuren rood en wit. Opnieuw drie (rode) banen voor de van goud' (16 juli 1817) torens op een (witte) achtergrond^). Daar gemeentevlaggen hier vooral uit de jaren na de Tweede Wereldoorlog dateren, gaan wij hierna slechts in op het wapen. Wij gaan er vanuit dat de lezer bekend is met de oorsprong van de wapenkunde en zullen hierover dan ook beknopt zijn. Wapens zijn gekleurde herkenningstekens geplaatst op een schild, en kwamen op toen de ridders in de 12de eeuw gesloten helmen gingen dra-
gen en dus voor vriend en vijand onherkenbaar waren geworden. Op den duur werden deze tekens erfelijk. Naast de wapens kende men vanouds ook zegels om oorkonden of brieven te authenticeren. Een zegel is een in was of lak afgedrukt teken met een randschrift waarin de naam van de persoon of instelling waarvan het zegel is. Zegels vormen een waar-
Het nieuwe wapen; links het officieel getekende, rechts het door de gemeente gebruikte 45
merk, dat, om vervalsingen te voorkomen, zo gedetailleerd mogelijk moet zijn. Voor wapens gold juist het tegenovergestelde: zo eenvoudig mogelijk! Het gebruik van zegels door koningen en hoge kerkelijke functionarissen werd overgenomen door lagere edelen, lagere kerkelijke instellingen en particulieren en in de loop van de 13de eeuw kregen ook gemeenschappen in onze streek behoefte om zegels te gebruiken om zaken de desbetreffende gemeenschap aangaande te authenticeren. Men kan stellen dat dit gebruik in de 14de eeuw algemeen werd. Tot de oudst bekende zegels van gemeenschappen in de Meierij van 's-Hertogenbosch behoort het zegel van Oisterwijk (1259), na Den Bosch (1238) en Helmond (1241). Vermoedelijk dateren ook andere zegels uit die jaren, doch bewijsstukken daarvoor ontbreken. Het zegel van 1259 van Oisterwijk (en het daarvan afgeleide logo van de heemkundekring De kleine Meijerij) vertoont een burcht met een gekanteelde muur, waarachter drie torens oprijzen, waarvan de middelste hoger en breder is dan de twee flankerende torens. Waarschijnlijk zijn ook een poort en 'vensters' te zien. Uit de middelste toren zien wij twee vuurpannen te voorschijn komen. Het 14de-eeuwse zegel van Oisterwijk vertoont stylistisch een fraaiere burcht met eenzelfde omschrijving, doch de vuurpannen zijn daarop niet meer aanwezig. Er is een gelijkenis te constateren tussen de Oisterwijkse burcht uit 1259 en die van Axel (1244) en de burcht uit 1355 en die van de heer van Breda (1252). Een burcht in een gemeenschappelijk zegel zien wij binnen de Meierij verder nog in Eersel (1339) en Sint-Oedenrode (1355).Beide zegels zijn vermoedelijk 13de-eeuws of hebben voorgangers uit die eeuw gehad. Opvallend is dat in deze drie gemeenschappen de burcht uit het zegel een reëel gegeven is,
d.w.z. dat in Oisterwijk, Eersel en Sint-Oedenrode burchten hebben gestaan. Wij gaan er vanuit dat de burchten van Oisterwijk en Eersel hetzij in 1203 (bij de verwerving van het rechtsgebied van de Kempen door de hertog van Brabant) door de hertog zijn verworven, hetzij na dat jaar door de hertog zijn gebouwd ter bescherming van zijn territoir danwei ter consolidering van zijn gezag in het verworven gebied. Het eerste lijkt het meest waarschijnlijk omdat het zeker niet is uitgesloten dat de Oisterwijkse burcht naamgever is aan Tilburg, dat juridisch onder de 'enige' (= rechtsgebied) van Oisterwijk moet hebben geressorteerd. In de 14de eeuw werden genoemde drie burchten of de plaats waar deze gestaan had, door de hertog in leen uitgegeven. Sint-Oedenrode en vermoedelijk ook Eersel waren centra van een (deel) graafschap, resp. Rode en Campinia. Ook Oisterwijk heeft duidelijk een dergelijke centrumfunctie (gekend), doch was gelegen binnen 'Campinia'. Alle drie de gemeenschappen verwierven vrijheidsrechten en komen als oppidum en tolplaatsen voor, waren regio-centra voor de inning van cijnzen en gruit, hadden marktrecht en Oisterwijk kende daarnaast nog accijnzen, een waag en weggeld (1340). Het is duidelijk dat de drie gemeenschappen in de 13de en 14de eeuw een 'stedelijke' uitstraling hadden op het omliggende platteland. Het verdwijnen van de burchten te Eersel (ca. 1300), Oisterwijk (14de-eeuw) en Sint-Oedenrode (1401) betekende in ieder geval een 46
terugval: Eersel werd voorbijgestreefd door het nabijgelegen Oerle, Sint-Oedenrode had al voor de verdwijning van de burcht haar plaats moeten afstaan aan - of althans moeten delen met - Helmond. Oisterwijk behield haar centrumrol waarschijnlijk wel, doch het nabijgelegen Tilburg streefde de vrijheid in de loop van de eeuwen duidelijk voorbij. De burchten in de gemeentewapens van de drie dorpen ('vrijheden') blijven ons herinneren aan de 'eerste' plaats die zij in de 13de en 14de eeuw hebben ingenomen.
Na het herstel van de wapens van Oisterwijk (28.10.1987) en Eersel (22.8.1988) is nu het wachten op Sint-Oedenrode.
J
De nieuwe vlag, alleen in kleuren afwijkend van de oude
1. W.A. van Ham, Wapen en wapenkleuren van Oisterwijk, in: De Kleine Meijerij XXXI (1980) afl. 2, p. 27-31. Hij pleitte hierin voor herstel van het wapen. 2. Oisterwijk, in: Vexilla Nostra nr. 154 (januari/februari 1988). Voor het overige wordt verwezen naar J.Th.M. Melssen, Het wapen van Eersel, een historische verkenning, in: A. Dams e.a. (red.), Eersel Duizel Steensel. Drie Zaligheden. Een bijdrage tot haar geschiedenis (Hapert 1989), p. 49-74.
De redaktie wil ook wijzen op P.J.M. Wuisman, Het nieuwe wapen der gemeente Oisterwijk, in: De Nederlandsche Leeuw CV (1988) afl. 10-11, K.344-345. 47
DE LEENAKKER VAN HERLAAR IN ESCH door Mechelien Spierings
In een boek dat van buiten nogal gehavend is, maar dat van binnen gevuld is met fluweligfijne perkamenten vellen, beschreven in een fraai gotisch handschrift, lees ik op blad XCV1I: "Item, Willem Willemssone vanden Nuwenhuys die Jonge: vijf lopensaat lants gelegen tot Esch op gheen zijde van der bruggen bij erve Wouter Matheeusz ende dat Wouter van den Loe Wouterssone te houden plach te leen". Het boek waarin dit staat is het oudste bewaarde leenregister van de Leenhof van Herlaar O. Dat Herlaar, "Oud Herlaar", waartoe die leenhof behoorde, was oorspronkelijk een goed, een soort landgoed, bestaande uit een herenhuizing of kasteel met de daarbij gelegen hoeven en de nodige landerijen. Het lag aan de Dommel tegenover de plaats waar nu het kasteel en het bos van Maurik te vinden zijn. Het kasteel waar het hier om gaat, krijgt in de loop van de tijd al spoedig de naam "Oud Herlaar". Dat is vermoedelijk gebeurd toen Willem van der Aa, op een leeftijd dat hij al "ridder" was, en daarom met "Heer"moest worden aangesproken, in Halder onder Sint Michielsgestel, een gehucht dat vroeger "Thede" heette, een nieuw kasteel liet bouwen dat de naam kreeg "Nieuw Herlaar"2). We weten waar Willem van der Aa gebouwd heeft, omdat op die plaats nog een soort kasteel staat, dat al vele malen afgebroken en herbouwd is. We weten zelfs wanneer Willem gebouwd heeft, omdat in het schepenprotocol van 's-Hertogenbosch R. 1175 op blad 260 te lezen staat dat Gijsbert Herinc op 21 maart 1371 beloofd heeft dat hij Willem 55.000 stuks baksteen van de beste kwaliteit: "cusber steen" zal bezorgen, af te leveren in dat jaar met Pinksteren bij de (nu verdwenen) watermolen van Herlaar. Oud Herlaar en het grondbezit dat er toe behoorde zijn in 1737 duidelijk, met een uitvoe-
rige beschrijving in kaart gebracht door RA. Adan-*). Het kasteel werd, zolang het bewoonbaar was, bewoond door de rentmeesters of schouten van de Heren van Herlaar, als de "kasteleins" van de Heer.
Het goed werd in 1314 of 1315 gekocht door Gerard van Hoerne, wiens zoon uit een tweede huwelijk zich Heer van Perweys, Cranenborch en Herlaar noemde.
Gerard van Hoerne is de persoon, die ik er van verdenk dat hij in de bocht van de Dommel het "sterke huis" van "Oud Herlaar" gebouwd heeft^). Tot het bezit van Herlaar behoorde onder meer die Leenhof.
Een leenhof kan ik nog het best omschrijven als een instelling waardoor de administratie en de rechtspraak werden uitgeoefend van de tot de hof behorende leengoederen. De heer van de leenhof, de leenheer, werd daarbij gewoonlijk vervangen door zijn schout. De schout is degene die namens de heer recht spreekt in diens heerlijkheid. Ieder die een leen hield dat onder de hof behoorde moest bij de hof "verhef" doen, zodra hij zo'n leengoed in zijn 48
bezit kreeg. Wat al spoedig neerkwam op het betalen van een geldsom. Ook moest hij bij die gelegenheid de eed van trouw afleggen aan de leenheer. Dat was een restant van de oorspronkelijke ceremonie waarbij een leenman zich met zijn goed en zijn strijdkracht, of strijdmacht, ter beschikking stelde van de heer. Als er geschillen ontstonden over de leengoederen, of tussen de eigenaren van zulke leengoederen, dan moesten die kwesties voor de rechtbank van de leenhof worden beslecht. Een treffend voorbeeld van een geschil dat zich over lange jaren voortzette, vindt men in een ander boek van de leenhof in hetzelfde archief. Het is de kwestie rond de deling van het dan inmiddels oude en vervallen kasteel "Nieuw Herlaar", het eerste en voornaamste leengoed van de leenhof van Herlaar. Door die verplichte betaling bij de aanvaarding van een leengoed vormde de leenhof een aardige bron van inkomsten voor de heer. In het geval van de leenhof van Herlaar wordt daarom die hof opgenoemd onder de bezittingen van de Heer van Herlaar. Willem Willemszoon van den Nuwenhuys, de jonge, of "junior", heeft dus rond 1430 verhef gedaan van die akker als opvolger van Wouter van den Loo. Willem heeft als zijn deel de helft van die akker en zijn zoon Jan volgt hem daarin op op 28 april 1449. Deze zoon was destijds nog minderjarig, want zijn voogd Hendrik Dirkszoon van den Kolk moet namens hem de eed afleggen. De andere helft van de akker blijkt nog in het bezit van de moeder te zijn, want Willem, de zoon van Margriet van den Nieuwenhuys, doet op 27 mei 1455 verhef voor de andere helft van de leenakker, die dus in zijn geheel 10 lopen-zaad land omvatte. Het is niet bijster duidelijk hoe de familie van den Nuwenhuys was samengesteld. Het meest waarschijnlijke lijkt nog dat Willem van den Nuwenhuys, de "oudere", een tweede huwelijk was aangegaan, waardoor zijn zoon Willem de helft van de akker kreeg. Willem werd later opgevolgd door zijn minderjarige zoon Jan, waarna na overlijden van Margriet, de tweede echtgenote, haar zoon Willem de andere helft van de akker kreeg. Uit de volgende inschrijvingen in het leenregister blijkt dat de familie van den Nuwenhuys er verder niet meer aan te pas kwam. Reeds op 21 april 1457 wordt verhef gedaan door Albert Potter als opvolger van de zo-even genoemde Willem en weer een paar jaar later verheft Lucas Pieck de gehele akker, die wijlen Jan Willems van den Nuwenhuys en Albert Potter ieder voor de helft in leen hielden. Lucas Pieck houdt het leen tot 1471 wanneer hij wordt opgevolgd door Peter Cool sDorren, die op zijn beurt in 1531 wordt opgevolgd door Geert Colen zoon van wijlen Geert. Op 14 maart 1559 komt Jacob Klaasse van Ravenstein verhef doen als man van Aleit, een dochter van Mathijs Stoters. In het leenregister staat niet ingevuld wanneer Mathijs Stoters verhef heeft gedaan. Het zou dus kunnen zijn dat Mathijs de "belasting" ontdoken heeft, of, als we hem wat de Engelsen noemen "the benefit of the doubt" willen geven, zouden we ook kunnen denken dat de rentmeester of zijn secretaris wegens drukke bezigheden verzuimd heeft het verhef van Mathijs Stoters te noteren. Dat Frans van Rijswijk, die tussen 1560 en 1667 rentmeester van Herlaar is, het in die periode druk heeft gehad, is op te maken uit de' 'rekeningen'' die hij heeft moeten uitschrijven. Dat zijn de staten van inkomsten en uitgaven van de heerlijkheid, die hij jaarlijks 49
moest voorleggen aan de heer, die toendertijd in Westerlo in België woonde^). Bovendien begon na 1568 de 80-jarige oorlog: een treurige periode in de geschiedenis van de Meierij. Sint Michielsgestel behoorde tot de dorpen die toen het zwaarst getroffen werden, door legering van troepen, inundaties en rondtrekkend gespuis. Het is daarom geen wonder dat we pas in 1637 weer een notitie vinden van wie er dan de akker in Esch in leen houdt. Het is Dirck Anthonis Cloet van den Huysberch, gehuwd met Heilwig Marten Andriessen. Door het overlijden van een aantal personen is hun dochter erfgename geworden en de
vader heeft daarom voor haar het leenverhef gedaan. Van de leenakker wordt dan gezegd dat hij ligt: "tot Esch over de brug, neven erve van den gasthuyse". Na het overlijden van Dirk Anthonis Cloet wordt de leenakker verkocht aan de eerwaarde heer Hendrik van den Leemputte, die op 10 augustus 1651 het verhef doet. Heer Hendrik was kanunnik in Den Bosch en denkelijk al op leeftijd. Hij wordt op 2 juni 1656 opgevolgd
door Jonker Huibert van den Leemputte. Jonker Huibert zat waarschijnlijk in het buitenland, want een klerk van de secretarie in Den Bosch moest met machtiging van de jonker in Sint Michielsgestel het verhef doen. Het duurt nu tot 29 augustus 1678 voor er weer verhef wordt gedaan en het is opnieuw een
jonker Huibert van den Leemputte. Deze deed de eed van "getrouwichheit" aan handen van de heer drossaard en stadhouder van de lenen. Breedvoerig wordt van hem gezegd dat hij de heerlijke rechten heeft voldaan en betaald en alles gepresteerd heeft wat de "Costuymen des Hofs van Outherlaar" vereisten. Het ziet er dus naar uit dat de leenakker over de brug in Esch bij het gasthuis toen in vaste handen was gekomen. Maar hoe, werd een akker in Esch nu een leengoed van Herlaar? Om te beginnen was het niets buitengewoons dat er buiten het dorp Sint Michielsgestel leengoederen te vinden waren van Herlaar. In het leenboek kan men zien dat van de talrijke grote en kleine lenen een belangrijk aantal verspreid lagen over een groot gebied in Oost Brabant en zelfs daarbuiten. Bij nauwkeurig nalezen van hetgeen over de goederen genoteerd staat, blijkt verder dat de leenhof in de loop van de tijd gegroeid is. Zo staat bij een aantal goederen de notitie dat ze gekomen zijn van Heer Willem van den Bosch. Deze ridder is in 1345 overleden en zijn goederen kunnen dus pas nadien aan de leenhof zijn toegevoegd. Een andere overweging is dat in zijn oorsprong de leenverhouding een band uitdrukte, een
binding aan de heer. Die kon tot stand komen doordat een heer aan zijn "man" een goed in leen gaf, maar ook doordat een "man" zijn bezit aan de heer in leen opdroeg. Het valt dan ook op dat de namen van de leenmannen nogal eens de namen zijn van de nazaten van personen die de heer van Herlaar, bijvoorbeeld als rentmeester gediend hebben. Dat was onder meer het geval met het goed Zegewerp in Sint Michielsgestel, aanvankelijk een hoeve, die het eerst door Gerard van der Aa in leen gehouden werd6). Als ik nu het Oorkondenboek van Noordbrabant ter hand neem en naga wanneer er vóór 1300 een heer van Herlaar optreedt, doe ik een verrassende ontdekking. Ongetwijfeld een authentieke Heer van Herlaar, droeg in 1243 zijn "vroonhof" in Berlicum met de 50
rechtsmacht en wat hij verder in Berlicum bezat over aan de abt van Berne. Getuigen bij die transactie waren toen Godevaart, de broer van de Heer van Herlaar, en... Gerard van Escha. Deze Gerard is de eerstgenoemde na Godevaart. Hij behoorde duidelijk niet bij de schepenen van Den Bosch die ook bij die opdracht aanwezig waren. Ik durf hem daarom betitelen als een "man" van de Heer van Herlaar^). Nu zal ik zeker niet beweren dat Gerard van Esch in 1243 te maken had met die Leenakker in Esch, al heeft hij de naam gemeen met het dorp. Esch was immers in 1243 al heel oud. Er lagen hoeven van Echternach die reeds ten tijde van Karel de Grote door een zekereNeveling omwille van zijn zieleheil geschonken werden. En dat was zo'n 450 jaar voor we voor het eerst horen van en Heer of een Vrouwe van Herlaar! 1. R.A. 's-Hertogenbosch, Leenhof Herlaar 1. 2. Dat "Thede", of "Tede", de oude naam wasvoor Halder of Herlaar blijkt uit het rechterlijk archief van Sint Michielsgestel B.V. In St.Michielsgestel R.48 blad 32, wordt getuigd door een aantal personen die hebben gewoond in "den gehuchte van Theede ofte Harlair"; ook R. 44 blad 21: huizen in Tede ( = 1586) en R.47 blad 114 (=1640). En vaker zo. Mijn theorie aangaande Herlaar is deze: dat een van Tede zijn goed in Tede heeft overgedragen aan een van Herlaer, die tevens hetzij uit een familieverhouding, hetzij anderszins, het bezit van Goossen Kok verwierf met diens "blokhuis". Op het bezit van Goossen Kok komt "Oud Herlaar" te staan, terwijl het bezit van in Tede rond 1322 in leen wordt gegeven aan de familie Van der Aa, waarna dat goed later de naam krijgt van "Nieuw Herlaar". Ik hoop nog eens de gelegenheid te hebben dit wat omstandiger te behandelen. 3. Deze en andere kaarten betreffende Sint Michielsgestel zaten in de Collectie Hingman in het ARA te 's-Gravenhage, de nrs. 4091-4092 e.a. Tegenwoordig bevinden ze zich naar ik meen te weten in het archief te Bergen-op-Zoom, tenzij men ze weer verhuisd heeft.(!) 4. Ik heb over Herlaar uitvoerig geschreven in een aantal artikelen in Brabants Heem en meer omstandig in mijn boekje' "Om en in het Yrijdom van Den Bosch" 's-Hertogenbosch 1983. 5. De Rekeningen van Herlaar en Sint Michielsgestel en wat daar verder toe behoorde liggen bewaard in het Familie-archief De Merode-Westerlo in het A.R.A. te Brussel (vanaf 1417) en die vanaf 1609 in het Archief van Het Markiezaat te Bergen-op-Zoom. 6. Leenhof Herlaar nr. l 7. H.P.H. Camps: Oorkondenboek van Noord Brabant, 's-Gravenhage 1979 deel l nr. 198, pag. 276. 8. F.W. Smulders: Esch en Echternach I, in Brabants Heem II (1950) p. 50-51 en Esch en Echternach II, in Brabants Heem IV (1952) p. 29-31.
POSTSCRIPTUM De enige "oude" van Esch die ik tot dusver kende was Nicolaas van Esch van circa 1540, die in de Begijnenkerk van Diest begraven ligt. Nu ik er op let, tref ik de ene van Esch na de andere. Op 16 oktober 1310 komt een Gerard van Esch voor schepenen van Oisterwijk een pacht verkopen ten bate van de abdij van Tongerlo, waarbij Hendrik Bac van Tilburg optreedt als zaakwaarnemer voor de monniken. In 1312 stellen Gerard van Esch en zijn zoon Gerard hun herenhuizing (mansio) in Haarlem op Belver als onderpand voor een transactie van jan van Ghesel uit Udenhout; en in het Latijnsboek, (het op één na oudste leenregister van de hertog van Brabant) lees ik op blad 61 dat Gerard van Esch leenman van de hertog was voor zijn goed bij de hof (of de Vrijthof) van de kerk van Oisterwijk. (Oorkondenboek van Noordbrabant deel, pp. 1008, 1055 en 1070).
51
DAAR WIST DE BURGEMEESTER GEEN RAAD MEE! (een vertraagde geboorteaangifte te Moergestel in 1866) door P.J.M. Wuisman
Burgemeester Jacobus van de Wouw uit Moergestel kreeg op 23 januari 1867 een probleem voorgeschoteld, waarover hij toch maar liever de officier van justitie wilde raadplegen. "Ik neem de vrijheid" -zo schreef hij naar Eindhoven- "Uwe Gestrenge beleefd te verzoeken mij te willen onderrigten, hoedanig te handelen in de volgende zaak". De dag tevoren had n.l. de veldwachter op zijn ronde door het dorp ten huize van Engelbrecht Roozen en diens huisvrouw Petronella Mathijssen in de Heize de vraag gekregen, wanneer hun jongste kind moest worden aangegeven. Het bewuste kind echter was op 22 december 1866, dus ruim een maand tevoren, geboren. De veldwachter zond de vader onmiddellijk naar het Moergestelse Raadhuis, "want de aangifte allang had moeten plaats hebben". Een inschrijving van de geboorte echter kon volgens de wet niet meer op de gebruikelijke wijze geschieden. In zijn brief aan de officier verzekerde de burgemeester echter, dat de nalatige ouders ' 'brave eenvoudige bouwlieden'' waren, die ' 'geheel onwetend'' zouden hebben gehandeld, en naast zijn vraag om advies, verzocht hij tevens "zoveel mogelijk.....verschooning der ouders". Het lijkt wel erg wonderlijk, dat de ouders "onwetend" waren. Op 25 oktober 1858 was het huwelijk gesloten tussen de 34-jarige uit Moergestel geboortige landbouwer Engelbrecht Roozen en de 23jarige, eveneens in Moergestel geboren Petronella Mathijssen. Het echtpaar had in 1866 reeds een viertal kinderen en deze waren allen volkomen korrekt op het gemeentehuis aangegeven en ingeschreven. Toch verklaarde de vader tegenover de burgemeester, dat hij niet wist aangifte te moeten doen "alvorens ontboden te zijn". Op 29 januari 1867 kwam bericht uit Eindhoven binnen. De burgemeester moest procesverbaal opmaken wegens een overtreding van de artikelen 29 en 30 van het Burgerlijk Wetboek. In die artikelen werd bepaald, dat van een geboorte binnen 3 dagen na de bevalling aangifte moest worden gedaan, in de eerste plaats door de vader en slechts wanneer deze
verhinderd was, door anderen. Was de vader bij de geboorte aanwezig geweest, dan was hij schuldig aan het verzuim; was de vader echter niet present geweest, dan moest de "vroedmeester of vroedvrouw" of anders de persoon (of personen) die bij de geboorte aanwezig was (waren) geweest, als schuldigen worden aangesproken. Dit alles moest in het bewuste proces-verbaal worden vermeld. Tevens wilde de officier weten of het in de gemeente Moergestel de gewoonte was ' 'de lieden tot het doen van aangifte te ontbieden" of hen aan hun verplichting te herinneren. Dit alles om de aard van de schuld te bepalen. De rechter -zo werd echter geruststellend verzekerdzou op de goede trouw "acht slaan bij het opleggen van de straf". 52
Vervolgens schreef de officier, dat het bewuste kind eerst dan mocht worden ingeschreven na "autorisatie der regtbank". Hiertoe moest de vader door "tussenkomst van een procureur" een verzoek indienen. Dat bij een te late aangifte voor het opmaken van de akte toestemming van de rechtbank nodig was, is niet altijd zo geweest. In de periode 1873-1911 was de ambtenaar van de Burgerlijke Stand steeds verplicht om ook bij een te late aangifte onmiddellijk een akte op te maken, doch na 1911 werd. de situatie weer zoals die was vóór 1873 en ten tijde van de boven beschreven gebeurtenis. Op 28 maart 1867 werd de vader door de rechtbank veroordeeld tot "eene geldboete van vijftig cents". Kort nadien werd bij die rechtbank een verzoek ingediend orn het kind te mogen laten inschrijven. Dit geschiedde namens de vader door de procureur M, van den Acker, die verklaarde dat de ouders aan het kind de naam Maria wilden geven, Het verzoek ging op 4 april naar het Openbaar Ministerie, waar de officier op 7 april concludeerde * 'tot inwilliging van het verzoek" en op 8 april gelastte de rechtbank dan ook dat het kind zou worden ingeschreven in de Moergestelse geboorteregisters. Het kostte de vader -naast de eerder vermelde boete- nog eens ƒ2,40 voor rechten en ƒ0,91 •" voor opcenten» 69 cent voor en voor de grosse (afschrift van de uitspraak) ƒ0,90. Ook de procureur zal wel iets ontvangen. De bewuste inschrijving geschiedde volgens de alfabetische jaartafel op 26 april, doch de akte vermeldt die datum niet. De eerstvolgende akte in het register is op l mei 1867. In de inschrijving is de datum van de rechterlijke uitspraak vermeld als 18 april, in de grosse van die uitspraak wordt echter 8 april genoemd. 53
Het echtpaar Roozen-Mathijssen kreeg na de geboorte van Maria in 1868 nog een zoon Peter, die jong stierf en op de juiste wijze werd aangegeven. Op 21 augustus 1870 werd weer een zoon -Francis- geboren, doch de aangifte van deze geboorte werd niet door de vader gedaan, doch door Simon van Beurden. De vader zal toen al wel ziek geweest zijn, want hij overleed slechts 3 dagen na de geboorte van zijn jongste kind. Was de vader nalatig geweest bij de aangifte van zijn dochter Maria, zijn kerkelijke plichten werden niet vergeten. In het doopboek van de parochie Moergestel vindt men op 22 december 1866 de doopinschrijving van Maria. De vader wordt hier vermeld als Jan Engelbrecht Roozen, terwijl de moeder, zoals in de andere akten Petronella Mathijssen heet. Als doopgetuigen worden er genoemd Cornelius Roozen en Anna Mathijssen. Na de dood van Engelbrecht Roozen op 24 augustus 1870 bleven de kinderen met hun moeder wonen in het huis in de Moergestelse Heize. Daar overleed Maria Rozen ongehuwd op 18 april 1903, oud 36 jaar.
G. A. Moergestel 554a, stukken betreffende de onjuiste inschrijving van een geboorte, 387, uitgaande brieven van de burgemeester, B.S. 1867, geboorten, akte nr. 11. Met dank aan pastoor H. v.d. Broek voor de inzage in het doopregister.
54
NIEUWE UITGAVEN In Tilburgse Tijdingen tijdschrift voor het openbaar vervoer in Midden-Brabant nr. 63 (december 1989) en 64 (februari 1990) verscheen van de hand van J. Veen in twee afleveringen de geschiedenis van het ontstaan en functioneren van het station Berkel-Enschot in de periode 1898-1938. Een overdruk van beide artikelen is verkrijgbaar door ƒ3,50 over te maken op giro 1354422 t.n.v. J.H.S.M. Veen te Tilburg onder vermelding van "overdruk station Berkel-Enschot". Ad van den Oord, Siebe Thissen en Jacqueline de Vries, "Taofelen" te Oisterwijk in 1930.
Van volksgericht naar protestdemonstratie in: VOLKSKUNDIG BULLETIN 15 (1989) nr. 3. Dit artikel over een luidruchtige uiting van volkswoede (charivari) in het Oisterwijk van 1930 is opgenomen in het themanummer "Charivari in de Nederlanden" van het Volkskundig Bulletin. Dit nummer bevat de tekst van de lezingen die zijn gehouden op de in november 1988 in Oisterwijk gehouden studiedag over volksgerichten in de Zuidelijke
Nederlanden. Het ruim 140 pagina's tellende nummer kost twintig gulden en kan besteld worden bij het P.J. Meertens-Instituut, antwoordnummer 10778, 1000 RA Amsterdam, tel. 020-234689. Johan Hendriks en Frans vam Nuenen, Archeologisch onderzoek in 'De Tilburgen', een poging tot reconstructie van het vroegmiddeleeuwse 'Tilliburgis', in: TILBURG 7 (1989)
nr. 3 (september). De auteurs geven een overzicht van de stand van zaken van het onderzoek naar het ontstaan van Tilburg en de vroegmiddeleeuwse bewoningsgeschiedenis in en rond het middenbrabantse Leijdal waar volgens overlevering het raadselachtige "Tilliburgis" gesitueerd zou moeten worden. Over deze plaats wordt al gesproken in een acte uit 709. Om het onderzoek naar het vroegmiddeleeuwse Tilliburgis weer op te pakken hebben de auteurs vanuit de Stichting Projekt Archeologie het initiatief genomen tot de oprichting van een interdisciplinaire werkgroep, Tilliburgis geheten, die zich tot taak heeft gesteld het ontstaan en de ontwikkeling van dit Tilliburgis nader te bestuderen. Vanuit onze kring nemen W. de Bakker en A. van Dorp deel in deze werkgroep. Het nummer is voor ƒ6,95 verkrijgbaar in de boekhandel. Anne Frank Stichting, SPOREN VAN DE OORLOG, OOGGETUIGEN OVER PLAATSEN IN NEDERLAND 1940-1945 Den Haag 1989, ISBN 90 1206311, 206 p, illustraties in zwart-wit en kleur ƒ34,90. Het boek beschrijft per provincie tien tot twaalf sporen: plekken waar tijdens de oorlog iets bijzonders gebeurde. Voor wat betreft ons gebied wordt kort aandacht besteed aan het wegvoeren van de Joodse zusters Trappistinnen Lob uit Berkel-Enschot in 1942 en aan de Polizeigefangnis in Haaren. 55
tekening 1
arch. waarneming Wbrorduskerk
B-E grondspoor in westprofiel van
funderingssleuf
maaiveld
funderingssleuf» schaal 1:20
O
20
40
60
60
100 cm's
pastorie
diepste punt grondspoor -1,65 m. e punt grondspoor -1 ,90 ia.
pastorie 7,0 m.
funderingssleuven
(1 m. breed) 14,40 m. tek. Fvdl).
situering funderinqssleuven in pastorietuin
EEN ARCHEOLOGISCHE WAARNEMING IN DE PASTORIETUIN VAN DE WILLIBRORDUSKERK TE BERKEL-ENSCHOT door F.M.A. van den Dries
Op 30 november 1989 meldde R. van der Loo aan het Gemeentearchief Tilburg bouwwerkzaamheden in de pastorietuin (kaartblad 44 H zuid, coördinaten 138.130 x 400.175). Daags daarop (l december) werd door F. Tempelaars (Gemeentearchief Tilburg), K. Schoonens en de auteur (beiden AWN. afdeling Midden-Brabant) een waarneming verricht met vriendelijke medewerking van pastoor J. de Vries.
Ten behoeve van de bouw van een parochiezaal tussen de kerk en de pastorie waren aansluitend aan de bestaande bebouwing twee funderingssleuven gegraven, ca. 1,5 m diep en een olietank verwijderd (zie tekening 1). In de ontstane profielen was waar te nemen dat de grond sterk verrommeld was tot onderin de gegraven sleuven. Dit onder andere door het leggen van vele leidingen en het ingraven van een grote olietank
tot twee meter diepte. In het oostelijk deel van de sleuven was reeds door R. van der Loo een grondspoor waargenomen van een soort sloot of kuil. Te denken valt aan een drenkplaats of iets dergelijks. De onderkant van dit spoor was ca. 1,90 m beneden het huidige maaiveld. De vulling van dit spoor bestond uit sterk verrommelde vuile grond.
tekening 2 (tek. FvdD).
Twee randen van twee kogelpotten; handgemaakt Limburgs aardewerk, (determinatie W.J.H. Verwers).
bakstenen schijf (links bovenaanzicht, rechts zij-aanzicht)
schaal in cm's 57
Tot ver onderin zaten recente scherven e.d. Geheel onderin het spoor was een donkere laag waarneembaar. Onder en naast het spoor was nog vuile grond van een andere samenstelling te zien.
Een aantal vondsten zijn meegenomen naar het Gemeentearchief Tilburg waar zij werden getekend, en gedetermineerd door de heer W. Verwers, provinciaal archeoloog van NoordBrabant. Daarna zijn zij terug gegaan naar pastoor de Vries. Onder de vondsten bevinden zich een paar opmerkelijke stukken. Twee randfragmenten van (twee) kogelpotten van handgevormd Limburgs aardewerk en een schijfje gesneden of gezaagd uit baksteen (zie tekening 2). De aardewerkfragmenten dateren uit de dertiende eeuw, het schijfje is niet nader de determineren dan laatmiddeleeuws. Deze vondsten kwamen alle drie uit de donkere laag onderin het grondspoor. De overige vondsten zijn alle uit hun context geraakt door eerdere activiteiten. De middeleeuwse scherven zullen verband houden met de vijftiende eeuwse kapel (of voorgangster) waarvan H. Stoepker in 1983 resten terugvond op slechts een tiental meters afstand van de onderhavige vindplaats. Verder werden nog allerhand vondsten gedaan, variërend van vloertegels tot glasscherven. Allemaal min of meer recent materiaal. Volgens H. Stoepker (Bulletin Kon. Ned. Oudheidk. Bond 85 (1986), pp. 41-42) zou er in de omgeving van de kapel bewoning hebben plaatsgevonden van de 12de tot de 15de eeuw. Daarna is om de kerk (kapel) en nederzetting het akkercomplex uitgebreid waarbij de bewoning mee naar buiten verschoof. Pas vanaf ca. 1852 schuift de bewoning weer naar binnen en ontstaat er bewoning rondom de kerk (Willibrorduskerk).
MEDEWERKERS Frank A.J.M. Scheffers, Biezenmortelsestraat 11, 5074 PD Biezenmortel P.L. Leget-Kuijlen en J.N. Leget, Dr Hermanslaan 36, 5348 JK Oss
J.Th.M. Melsen, Purmerstraat 14, 5628 HE Eindhoven Dr M.H.M. Spierings, Loonsebaan 93, 5263 CM Vught F.M.A. van den Dries, Nassauplein 36, 5046 PB Tilburg 58
UITTREKSEL UIT DE STATUTEN DER VERENIGING HEEMKUNDEKRING "DE KLEINE MEIJERIJ", verleden 4 mei 1979 voor notaris L. van der Werf, Oisterwijk Naam, zetel en werkgebied. Artikel 1. 1. De vereniging draagt de naam: Heemkuadekring "De Kleine Meijerij" en is gevestigd te Oisterwijk. 2. Het werkgebied van de vereniging omvat de burgerlijke gemeenten Berkel-Enschot, Esch, Haaren, Helvoirt, Moergestel, Oisterwijk en Udenhout. Doel. Artikel 2. 1. De vereniging heeft ten doel: het bevorderen in brede kring van de belangstelling voor en de kennis van eigen streek, volk en gebruiken daarvan en heemkundig waardevolle overblijfselen uit vroeger tijden.
AANMELDING LIDMAATSCHAP DE KLEINE MEIJERIJ Ondergetekende: ............................................................................ Telefoon.... Adres: ...............................................................................................................................
Woonplaats: ....................................................................................... Postcode: Aankruisen wat verlangd wordt: D wenst lid te worden van heemkundekring De Kleine Meijerij met Brabants Heem (f 46,- per jaar). D wenst enkel lid te worden van heemkundekring De Kleine Meijerij (f 27,50 per jaar). D wenst................................ ex. van nummer ...............................van 1989 te ontvangen. Het verschuldigde bedrag zal na ontvangst van de nota voldaan worden. Indien mogelijk zal het lidmaatschap ingaan op .......................................................................
(datum)..........................................................................
........................................................ (handtekening)
2. Al hetgeen het vorenstaand doel kan bevorderen in de ruimste zin van het woord
behoort eveneens tot het doel van de vereninging. 3. Zij tracht dit doel te bereiken door het onderzoeken, bestuderen en veiligstellen van heemkundig belangrijke terreinen, onroerende en roerende goederen, zaken, voorwerpen en oudheidkundige gegevens in en van het werkgebied en zijn omgeving, door het organiseren van excursies, cursussen, lezingen, publicaties en tentoonstellingen, hetzij zelfstandig, hetzij in samenwerking met andere groeperingen of instanties, alsmede het deelnemen aan activiteiten van andere verenigingen, welke met het vorenstaand doel verband houden of daartoe van belang zijn, alles in de ruimste zin van het woord. 4. De vereniging zal zich onafhankelijk opstellen ten aanzien van godsdienst en politiek.
ADMINISTRATIE DE KLEINE MEIJERIJ
SPARRENLAAN 8 5071 CK UDENHOUT
Vereniging HEEMKUNDEKRING "DE KLEINE MEIJERIJ"
opgericht 19 juni 1947 te Helvoirt; statuten 4 mei 1979 en sedertdien gevestigd te Oisterwijk. Stichting "IN DE DRYE SWAENTJES "
statuten 2 mei 1989, zetelend te Oisterwijk. BESTUUR
mr. H.S. Bekius, Loonsebaan l, 5268 KT Helvoirt (04118-1545), voorzitter van de vereniging; A.A.J.M. Wilkens, Klompven 30, 5062 AK Oisterwijk (04242-19538), voorzitter van de stichting;
J.J. Franken, Postbus 83, 5056 ZM Berkel-Enschot (013-333366), secretaris; P.M. van Dommelen, Sparrenlaan 8, 5071 CK Udenhout (04241-1936), penningmeester; drs. A.M.I. van Dorp, St. Josephstraat 9, 5056 EG Berkel-Enschot (013-334278); A.J.M, van Hedel, Kastanjelaan 9, 5076 EA Haaren (04117-1646); P.C.J. Jansen, Dorpsstraat 4, 5296 LV Esch (04110-1303); A.E.C. Picokrie-Schellens, Pastoor Janssenstraat 14, 5066 VC Moergestel (04243-3194); A.A.M. Smits, De Hoefkens 21, 5066 BX Moergestel (04243-1694). ERE-LID
L.J. Vissers, v.d. Wildenbergstraat 18, 5076 CS Haaren. HEEMCENTRUM "IN DE DRYE SWAENTJES"
De Lind 42, 5061 HX Oisterwijk (04242-85996). CORRESPONDENTIE-ADRES
Postbus 83, 5056 ZH Berkel-Enschot. WERKGROEPEN
Archeologie: (en vondstmeldingen) A. van Dorp, St. Josephstraat 9, 5056 EG Berkel-Enschot (013-334278). Streekdialekt:
mevr. T. Vugs-van Opstal, Pieter Breughelstraat 29, 5062 LG Oisterwijk (04242-83355).
Monumenten:
J. Akerboom, Langeweg 5, 5076 AH Haaren (04117-1270).
Veldnamen:
P. van Dommelen, Sparrenlaan 8, 5071 CK Udenhout (04241-1936).
DE KLEINE MEIJERIJ, jrg. 41 (1990), afl. 2
De Zandkantse molen in den Biezenmortel Armlastigen uit het kwartier van Oisterwijk te 's-Hertogenbosch in de eerste helft van de negentiende eeuw
Het nieuwe wapen en de nieuwe vlag van de gemeente Oisterwijk De Leenakker van Herlaar in Esch Daar wist de burgemeester geen raad mee! Een vertraagde geboorteaangifte te Moergestel in 1866
Een archeologische waarneming in de pastorietuin van de Willibrorduskerk te Berkel-Enschot Nieuwe uitgaven: - Tilburgse Tijdingen
(Station Berkel-Enschot) - "Taofelen" te Oisterwijk in 1930. Van Volksgericht naar protestdemonstratie - Archeologisch onderzoek in 'De Tilburgen', een poging tot reconstructie van het vroegmiddeleeuwse Tilliburgis' - Sporen van de oorlog, ooggetuigen over plaatsen in Nederland 1940-1945 prijs (ex. porto): ƒ7,00
•"
iw& • •
'\ •
DE KLEINE MEIJERIJ
1990, jaargang XLI
Vlugschrift van de heemkundekring: Berkel-Enschot, Esch, Haaren, Helvoirt, Moergestel, Oisterwijk, Udenhout. ISSN 0921-0792
REDAKTIE
P. Wuisman, Durendaaldreef 14, 5062 LW Oisterwijk; drs. A. van Dorp, St. Josephstraat 9, 5056 EG Berkel-Enschot; W. de Bakker, Schepersdijk 15, 5062 EA Oisterwijk.
ADMINISTRATIE
Sparrenlaan 8, 5071 CK Udenhout; postgiro nr. 4315463 t.n.v. Heemkundekring De Kleine Meijerij 5071 CK Udenhout of Rabobank Oisterwijk nr. 13.89.80.209 t.n.v. De Kleine Meijerij. Nabestelling van losse nummers kan bij de administratie geschieden.
LIDMAATSCHAP
Het lidmaatschap van De Kleine Meijerij bedraagt ƒ27,50, indien via onze kring tevens geabonneerd op het tijdschrift Brabants Heem ƒ46,—. Betaling gaarne eerst na ontvangst van een acceptgiro. Opzeggingen voor l december van het lopende jaar.
CORRESPONDENTIE-ADRES
Postbus 83, 5056 ZH Berkel-Enschot.
OMSLAG
Jeugdportret van Vincent van Gogh en de kanselbijbel, geschonken door de familie Van Gogh, in de Hervormde kerk te Helvoirt.
HET VERSCHIJNEN VAN DIT VLUGSCHRIFT WERD MEDE MOGELIJK DOOR DE FINANCIËLE BIJDRAGE VAN:
- Boomkwekerijen-Toon-Tuin, Ton van den Oever b.v. Rijksweg 13, 5076 BP Haaren, Tel. 04117-1771
- Boomkwekerij M. van den Oever en Zonen Haaren, Tel. 04117-1964 - Schilder- en Isolatiebedrijf F.J. de Bresser B.V. Langeweg 10, 5076 AK Haaren, Tel. 04117-1307-1521 - Restaurant "De Zwarte Leeuw" Oude Rijksweg 18-20, 5268 BT Helvoirt, Tel. 04118-1266 - Loodgietersbedrijf P. Pijnenburg Lindelaan 48, 5268 CD Helvoirt, Tel. 04118-1321 - Drukkerij ELKA b.v. Watermanstraat 37, 5015 TG Tilburg, Tel. 013-561941
- P.M.A. Huijsmans, Loodgietersbedrijf Kreitenmolenstraat 41, 5071 BA Udenhout, Tel. 04241-2671 - G. Persoons, Garagebedrijf Industrieweg 24, 5066 XJ Moergestel, Tel. 04243-1404
- Atelier Kerkelijke Kunst M. van de Bersselaar Groenstraat 6a, 5071 EC Udenhout - Marcel Panis Makelaardij B.V. Eikenbosch 23, 5056 GB Berkel-Enschot, Tel. 013-333000 - F. van Lanschot Bankiers N.V. Postbus 1021, 5200 HC 's-Hertogenbosch -
Magazijninrichting Helvoirt De Dijk 12, 5268 KA Helvoirt, Tel. 04118-3289
- Van der Schoot B.V. electrotechniek Industrieweg 9^, 5262 GJ Vught, Tel. 073-567756
- Café-Restaurant " 't Oude Nest" Joh. Lenartzstraat 2, 5061 HR Oisterwijk - Loodgietersbedrijf Herman Beks b.v. De Lind 35, 5061 HS Oisterwijk, Tel. 04242-82016
- Camping "De Boskant" Oirschotsebaan 8a, 5062 TE Oisterwijk
- Bouwbedrijf P.J.M. Jansen B.V. Nijverheidsweg 13, 5061 KK Oisterwijk, Tel. 04242-19024 - Fotozaak Joop Juijn Groenstraat 44, 5071 EC Udenhout, Tel. 04241-1324
- Romanesco Film en Foto Boxtelsebaan 21-23, 5061 VA Oisterwijk, Tel. 04242-82558 - Aannemersbedrijf J.M. Wolfs B.V. Sprendlingenstraat 29, 5061 KM Oisterwijk, Tel. 04242-82258
- Foto Vlaminckx Lind 25, 5061 HS Oisterwijk - B.V. Boomkwekerij Udenhout Schoorstraat 21, Postbus 31, 5070 AA Udenhout, Tel. 04241-2131 - Staalconstructie Jos van den Bersselaar B.V. Industrieweg l, Postbus 17, 5070 AA Udenhout, Tel. 04241-1315 - De RABOBANK
- Houthandel-Zagerij B.V. J.C van der Voort, Specialiteit Eikehout Kreitenmolenstraat 83, 5071 BB Udenhout, Tel. 04241-2343 - "Electro" Piet v. Rijswijk Oude Rijksweg 24, 5268 BT Helvoirt, Tel. 04118-2727 Eikenbosch 27, 5056 SB Berkel-Enschot, Tel. 013-334499 - Garage G. v. Keulen Heidestraat 24, 5071 VM Udenhout, Tel. 04241-2247 - Loodgietersbedrijf H. v. Grinsven Boxtelsebaan 36, 5061 VD Oisterwijk
UIT Via
en
te
(1811 -181?) tot
te C
Tijdens stamboomonderzoek kwam een tante van moeders-zijde met een schilderij aandragen dat jaren op de vochtige zolders had gelegen. Ze wist te vertellen dat het "mine Mulders was, pastoor in Eersel en enen uit de familie! De familie Mulders is afkomstig uit Moergestel, Dit schilderij intrigeerde me dermate, dat ik besloot "diejen uit de familie" uit de geschiedkundige duisternis te halen. Zijn hierna volgende levensloop illustreert dat het leven van een priester rond 1800 niet over rozen liep. Adriaan Mulders (ook Meulders) werd twee dagen na zijn geboorte in Moergestel gedoopt op 14 november 1770, Zijn ouders, Andreas en Johanna Maria Mareelis waren een jaar eerder in hun dorp getrouwd op 20 november 1769. De grootvader van Adriaan, Adriaan, was - met onderbrekingen schepen te Moergestel van 1750 tot 1767, Adriaan Mulders met Pasen 1782 zijn Eerste H. Communie.
AdrianusMulders 1770-1837 fFolo Jan Schollen, Hapert) DE KLEINE MEIJERU, JRG 41 (1990), nummer 3.
Moergestel werd toentertijd nog bediend door Norbertijder abdij van Tongerlo. Zijo Latijns-Griekse studie begon hij in de maand mei 1788» filosofie In het jaar 1793. Op 2 juli 1795 trad hij als postulant in bij de Norbertijnen van Tongerlo. Zijn kloosternaam was Gerardus. Op 30 augustus van dat jaar, werd hij als novice in het 'kapittel niet het witte habijt gekleed. (Vanwege de kleding de Norbertijnen ook als "witheren" bekend). Maar op 10 1796 werd ook deze abdij door de 59
Fransen opgeheven. Op 6 december daarna werden de kloosterlingen met geweld uit hun abdij verdreven. Gerardus verklaarde, evenals de 5 oudere novicen, tegenstanders te zijn van deze gewelddadige onderbreking van zijn noviciaat. Omstreeks Pasen 1797 ging hij in Leuven theologie studeren, totdat in september van dat jaar ook deze universiteit gesloten werd. Na een verblijf van een halfjaar in Moergestel ging hij in mei 1798 naar het pas geopende seminarie van 's Hertogenbosch opnieuw theologie studeren. Op 30 november 1799 werd hij te Emmerik door de vroegere bisschop van Roermond priester gewijd. Op 29 augustus 1800 werd hij door de apostolisch vicaris van 's Hertogenbosch tot kapelaan van Deurne benoemd en op 24 april 1811 tot deservitor (ofwel plaatsvervanger) in Eersel. Dit ambt van "plaatsvervanger" was vreemd, omdat de vorige pastoor, Henricus van de Meulenhof toch op 21 april, drie dagen eerder, gestorven was. Maar op 13 juli 1814 werd hij tot pastoor benoemd door dezelfde vicaris, Antonius van Alphen. In het "Boeck van de Roomse kerck van Eersel begonnen in het jaer 1789" van pastoor van de Meulenhof lezen we het door pastoor Mulders geschreven berichtje. 1815: Den 16 Maart met pastoor en kerkmeesters volgens gebruijk af gereken t, Zoo blijft in het slot van Rekening voor de kerk behalven de huijshuer 63 = 8 = 3. A. Mulders, pastor Want de pastoor had namelijk vrijstelling van huishuur; dit werd op 2 mei 1817 door de vicaris bevestigd. Pastoor Jacobus de Wit, die hem in 1817 opvolgde, schrijft in het "Huwelijksregister van Eersel" na 13 juli, dat Adriaan Mulders de parochie verlaten had, omdat hij wilde intreden bij de Jezuïteten ("ut fieret jesuita"). Adriaan had al eerder te kennen gegeven daadwerkelijk te willen behoren tot een reguliere orde, door zijn vroege intrede bij de Norbertijnen van Tongerlo. Welnu, in 1814 werd de Jezuïeten-orde in ongewijzigde vorm door paus Pius VII hersteld, nadat hij eerder door paus Clemens XIV in 1773 was opgeheven, omdat de orde een te grote politieke invloed zou hebben. Het pleit voor Adriaans karkater en doorzettingsvermogen dat hij op 8 augustus 1817 op 46-jarige leeftijd zijn noviciaat te Parijs begint! Op 26 oktober 1818 wordt hij door de aartspriester van Utrecht tot vice-praeses van het Klein Seminarie Culemborg aangesteld, dat aan de zorg van Jezuïeten was toevertrouwd. Als zodanig trad hij in 1821 af en werd kapelaan van de zgn. Regulierenkerk aan de Molenstraat te Nijmegen waar juist in dat jaar op 4 december de Jezuïeten hun pastoraal werk begonnen. Tot zij n dood op 24 februari 1837 bleef hij daar. De Latijnse aantekeningen aanwezig in het archief van de Jezuïeten te Nijmegen, beschrijven hem aldus: "Hij was een energieke arbeider in de wijngaard des Heren, zocht de zondaars op om hen te bekeren tot God; ieder jaar bracht hij een aantal andersdenkenden tot 't ware geloof terug en trotseerde onbevreesd de bedreigingen van anderen die hardnekkig vasthielden aan hun dwalingen. Hij stond naar vermogen de armen bij en was bij allen zeer gezien. 60
Jtfaftl,
S ™ E U PU R A SIK ï tertfi*.
Bidprentje voorzijde (foto Jan Scholten)
V. 3.
E.Ï.P. »w$
Tekst bidprentje (foto Jan Scholten)
Door een ziekte, de "griep" genaam, aangegrepen gaf hij zich rustig over aan de wil van God en overleed - voorzien van de laatste sacramenten - in de Heer. Velen uit de stad Nijme-
gen en daarbuiten kwamen naar zijn uitvaart, met name de notabelen en weigestelden die de zorg voor de armen hadden. En dit was iets buitengewoons! Hij werd begraven op 't kerkhof buiten de stad. Zijn gedachtenis blijft in ere." Zijn graf is enkele jaren geleden tijdens stadsuitbreidingen geruimd; jammer. Op de voorzijde van zijn bidprentje zien we de heilige Romeinse maagd Euphrasia afgebeeld. Als kloosterlinge bewandelde zij een soortgelijke levensweg als Adrianus. De hierbij afgebeelde priesterwijdingsbrief uit 1799 die in opdracht van mgr. Van Velde de Melroij was opgesteld, is eveneens nog in het bovengenoemde Jezuïeten-archief aanwezig. Deze baron Van Velde de Melroij was door de Fransen uit zijn bisschopsstad Roermond verdreven en verbleef te Emmerik van waaruit hij toen - en later ook nog vanuit Grave - de
delen van zijn bisdom bestuurde die onder het gezag van de Bataafse Republiek stonden: Nijmegen en omgeving, het land van Maas en Waal, het land van Cuijk. 61
JOANNES-B APTISTA ROBERTUS Ex Baronibus Fan Joelde de Mclroij3 Dei & ApKtolicte Sedis Grand, EJiiscoptts Rurxmundcmis, Primas Gelciria. &c. &c.&c. * Omnibus has vifuris Salutem fii Domino! J_NlOtiitD facimus , quod NOS de conTcnfu Ordinarii //tl />>» •/r/^\' Pomificalia exercemes » ibidejpque , die data; harum , .-GrdineB ConferEntes , di-
leftftm Nobis in Chrifto f'/frtsy/j/j'sifrt
i/f'/-t/c)ct-*> ' lf ' VAftiSJ -
' '
*' •"*-
*/A-'i-rft* ,- >4 c
7 ff'f
0-?cs-/mit-t
L^f,nc,^c)H-ccnftj
'-")• t,,-/ ssr £~^
-
,
J ' * "'t.
f
'•
/Êtatê, fcientü , moribus , aüisque dotibus Noï>is probatum , intpr Mürarum Sr> - •' lemma , Spiritus Sanfli faveaie Graiia, ad SacruiU , "*/• rrs &t/f£s-sv/js.i l Ordlbem . ^ , _ , **",•/, * ,- / /X /
/ 1
.*'*,''".. t • * M : \- V ' " '
t U l "J
''"'
ï
4
v i.u i jf M<: /
riiè & Canonicè in Dei Nomine promovcrimus. In quorum fidem Litteras hafce Sigillo Noflro Episcopali i!c Secretarii Noftri iignaturi muniri jusfimus. S "atum Js?t-&s~f Cj?£. Anno Domini milleritno, feptiögentefimo nonagefimö DatuD
^-r^
Menfia .' / &$•'?*'•» X^-/j
die ^-^^/'/'/fyf^t'/f.
Dt Mandalo lllaitrhflnn ac Reverendiijtmi JDvjfiim Episcopi f
Vertaald is de inhoud aldus: " Johannes - Baptista Robertus, baron van Velde de Melroij door de genade van God en van de apostolische stoel bisschop van Roermond, primaat van Gelderland, enz. enz. enz. Aan allen die deze brief lezen, Heil in de Heer!
Wij maken bekend dat wij, met toestemming van de overheid te Emmerik de bisschoppelijke functies uitoefenend, op deze dag de heilige wijdingen hebben toegediend aan de ons in Christus beminde magister Adrianus Mulders, diaken van het bisdom 's Hertogenbosch, wettig naar ons toegezonden in leeftijd, wetenschap, zeden en andere gaven door ons goedgekeurd tussen de plechtigheden van de mis, onder de begunstiging van de H. Geest tot de wijding van het priesterschap geldig en kerkrechterlijk in de naam van God hebben bevorderd. Tot getuigenis hiervan hebben wij deze brief met ons bisschoppelijk zegel en de handtekening van onze secretaris laten voorzien. Gegeven te Emmerik in de negende maand november op de 30e dag. In opdracht van de zeer doorluchtige en eerwaarde Heer de voornoemde Bisschop. F.A. Consgen, secr. Tot zover het verhaal van magister Adriaan Mulders, de weieerwaarde pater Jezuïet die
62
eerst Norbertijn wilde worden, later, waarschijnlijk door bovenbeschreven omstandigheden gedwongen., enkele jaren pastoor in Eersel was, en als priester der Sociëteit van Jesus in Nijmegen overleed in de ouderdom van 66 Jaren drie maanden en 16 "door God en de mensen bemind en zijn gedachtenis is ene zegening." Door de vroeg-19-eeuwse schildertechniek is het afgebeelde schilderij donker geworden, terwijl het. verblijf op voorvaderlijke boerenzolders "Adriaan" óók goed. Eerherstel dus voor hem van wie gezegd kan worden: "Hoe schoon zijn de voeten der genen, die vreden verkondigen, die goede dingen boodschappen," (.'Romeinen: X, 15:}
Bronnen 1. Archief van de Nederlandse Provincie der Jezuïten te Nijmegen. 2. Parochie-archief Eersel: (inv. door G.H.H.M. Boelaars) - Memorialen van de parochie - Boeck van de Roomse kerel van Eersel - Register Baptismalis ParoDetail van het schilderij (Foto: Jan Scholten, Hapert) efaiae Eersel - Register Matrimonialis 3. Archief der abdij van Tongerlo, AAT, II no. 25, f, 142 r, 4. Rijksarchief Arnhem, afd. Memorie van Successie; no. 53, mem. 281, 5. Jezuïten-Lexicon, L. Koch» 1934. 6. Geschiedenis van liet Bisdom 's Hertogenbosch, Schutjes, deel I I I . 7. Necrologium Abdij Tongerlo. 8. Geschiedenis van de Pausen, Gaston Castella, Roermond en Maaseik 1950, 9. Met dank aan: J,A.J. Becx, archivaris J.E.M. Boelaars em. pastoor; J.M,A.P. van Gils; mevr. M. Verhoeven-Mulders. Met toestemming van de schrijver overgenomen uit Eersel, Duizel, Steensel, .Drie Zaligheden, (Hapert 1989) p. 189-192.
63
DE TAAIE STRIJD TUSSEN MR. SUIJS EN PASTOOR VAN BEUGEN De schoolkwestie als begin van de Oisterwijkse verzuiling door Ad van den Oord
W. J. J. SUIJS, OUD-LID VAN G E D E P U T E E R D E STATEN
INOORDBB, ABAPS T-
JURE OFFICIEELE BESCHEIDEN, UIT MIJN ABOHIEF.
Mr. J.J. (SjeO Suijs heeft door het schrijven van een aantal brochures de geschiedschrijver inzage verleend in het politieke reilen en zeilen van de Oisterwijkse gemeenschap tussen 1870 en 1880. De manier waarop Suijs zich mengde in de gemeentepolitiek droeg ertoe bij dat in het betreffende decennium de kiemen werden gelegd voor de Oisterwijkse verzuiling. Suijs, inwoner van Oisterwijk, was twaalf jaren lang Gedeputeerde in de provincie Noord-Brabant namens de katholieke kiesvereniging. Juist op het moment dat de kiesvereniging hem opnieuw zou voordragen, kwam het tot een conflict tussen Suijs en de conservatief-katholieke vleugel binnen de vereniging. Wat was het geval?
Suijs als Papo-Thorbeckiaan Landelijk speelde de schoolstrijd. Het liberale kabinet Kappeyne van de Coppello (1877-1879) wilde in 1878 een nieuwe schoolwet invoeren. De druk daarvoor kwam van e. STOKVIS EN ZOON. — 's-BOSCH. twee verschillende zijden. Allereerst was er vanuit de liberale fractie, ondersteund door organisaties als het Algemeen Nederlands Werklieden Verbond, de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en onderwijsorganisaties, pressie om de kwaliteit van het openbaar onderwijs te verbeteren en de kinderarbeid te beperkenl). Daartegenover stond de wens van katholieken en protestanten dat de staat ook het bijzonder onderwijs zou gaan financieren. Het kabinet koos uiteindelijk voor hogere financiële eisen inzake salaris en opleiding van leerkrachten en schoolgebouwen. De confessionelen zagen er een verdere aanval in van de liberalen op het bijzonder onderwijs. Zij organiseerden een petitie en trachtten tevergeefs koning Willem III te bewegen om bekrachtiging van de wet te voorkomen. De positie van de katholieken in de periode 1850-1880 in publieke functies in Nederland was uitermate zwak en politiekorganisatorisch was deze groep nauwelijks georganiseerd. Daartegenover stond in die periode een snelle groei van het aantal priesterwijdingen. De leiding van het katholieke verzet tegen de maatschappelijke achterstelling kwam dan ook steeds meer in handen van clericalen. In 1868 vaardigden de bisschoppen een mandement
64
uit waarin stelling werd genomen tegen het neutraal openbaar onderwij s2). Binnen de katholieke groep politici was echter niet iedereen overtuigd van de noodzakelijkheid van
katholiek onderwijs. Er waren ook "Papo-Thorbeckianen" die op de eerste plaats liberaal en pas daarna katholiek waren. Tegen deze groep werd door de conservatieve vleugel een offensief ingezet. Verschillende Brabantse fractieleden werden door de kiesvereniging aan
de kant gezet, tot aan Eerste Kamerleden toe. Ook Mr. Suijs bevond zich hierbij. Hij had reeds in zijn dissertatie gewag gemaakt van zijn opvatting dat de wet hem boven de religie
ging en dat hij dus vond dat de Wet op het Lager Onderwijs naar letter en geest loyaal moest worden uitgevoerd^). Suijs werd gepasseerd door de kiesvereniging en slaagde er zelfstandig net niet in om herkozen te worden. Mismoedig geworden schreef hij: "Ik heb op het
politieke veld meer doornen dan rozen geplukt en het wordt er niet beter op'"*). Van beslissend belang voor de opstelling van Suijs en de conservatieve vleugel in de kiesvereniging was de Oisterwijkse schoolkwestie. De Oisterwijkse schoolstrijd In 1876 ging de protestantse onderwijzer aan de enige openbare school in Oisterwijk met
pensioen. Er werd door de gemeente een sollicitatieprocedure op gang gebracht waarna de reeds in Oisterwijk werkzame hulponderwijzer Croonen werd benoemd. Echter niet tot ieders tevredenheid. Een tweetal ingezetenen, de gepensioneerde luitenant-kolonel in Oost-
Indische dienst Plancken en kantonrechter Mr. Verster achtten de benoeming in strijd met de wet en stuurden een adres naar de regering. Deze verleende aan Gedeputeerde Staten (waarin Suijs toen nog zitting had) opdracht een nader onderzoek te verrichten naar de gang van zaken. Volgens Plancken en Verster was hulponderwijzer Croonen slechts op de
vijfde plaats van de voordracht terecht gekomen omdat hij maar één akte (voor Frans) bezat. Toch waren de vier andere onderwijzers, met veel meer akten in hun bezit, door de meerderheid van de raad aan de kant gezet, iets wat de kwaliteit van het lager onderwijs bedreigde en daarom in strijd met de wet zou zijn. Daarnaast ging het gerucht dat het merendeel van de sollicitanten had afgezien van deelname aan het vergelijkend examen nadat een invloedrijk persoon in de Oisterwijkse gemeenschap hen dat ten sterkste had afgeraden. Een commissie onder leiding van Suijs toog aan de slag toen een eerste onderzoek van de
schoolopziener Diepen slechts loftuitingen aan het adres van Croonen bevatte. Diepen betreurde weliswaar dat Croonen niet de kundigste was benoemd doch hij achtte dit niet in strijd met de wet^). Op 11 mei 1876 riep Suijs de gemeenteraad bijeen. Bekend was dat de raadsleden van Loon (wethouder en touwslager), Canters (looier), Verhoeven (landbou-
wer) en Kluijtmans (bakker) voor Croonen hadden gekozen en dat burgemeester Vogels, Dr. Bolsius (wethouder, arts) en Rijpperda (Rijksontvanger) voor de Bosschenaar Jacobs hadden gestemd die de akten Frans, Engels, Duits, wiskunde en gymnastiek bezat. In zijn
toespraak sprak Suijs belerende woorden tegen degenen die het katholieke of liberale beginsel boven de kwaliteit van het onderwijs stelden: "Ons lager onderwijs - openbaar zoowel als bijzonder - is op te veel plaatsen onvoldoende en gebrekkig. Het één moest het
65
ander opbouwen, het één moest het ander niet kunnen afbreken, uit blinden ijver voor het bijzonder, uit blinden haat tegen het openbaar onderwijs en omgekeerd .... In eene naburige gemeente zijn er maar 3 sollicitanten geweest. No. 3 is bij de gratie Gods op de voordracht geplaatst, maar no. 3 is benoemd en de man was meer dan 12 maal gedropen voor zijn akte van hoofdonder wijzer "6). Ook in andere dorpen in het katholieke zuiden was er blijkbaar sprake van een zekere bevoordeling van plaatselijke loyale katholieken ondanks deficiënties in hun akten. Dit bleek tevens uit de mededeling die de Commissaris van de Koningin Suijs aan de raad liet voorlezen^). De commissie had ook een aantal ingezetenen uit Oisterwijk gevraagd hun mening over het onderwijs ter plaatse te geven. Mr. Verster vond het onderwijs in het Frans tekort schieten. Hij memoreerde dat verschillende kinderen naar de school in Moergestel werden gezonden
of naar de bijzondere (protestantse) school. Dit laatste was echter slechts weggelegd voor kinderen van vermogende ouders. Zo moest Verster fl. 340,- betalen voor zijn schoolgaande kinderen. De openbare school kende een regeling waardoor het mogelijk was om gratis onderwijs te krijgen. (Overigens moet opgemerkt worden dat er geen leerplicht bestond. Kinderen van arme boeren en arbeiders moesten kinderarbeid verrichten om zo het gezinsinkomen op peil te brengen.) Ook G. Perk liet zich negatief uit over het onderwijspeil in Oisterwijk. Hij noemde het tekenend dat door de uitbreiding van de handel steeds meer Oisterwijkers naar hem toekwamen om Duitse en Engelse brieven te laten vertalen. De mening van de ingezetenen over de noodzaak van een hoger onderwijspeil werd bevestigd door een onderzoek van Gedeputeerde Staten. Daarnaast constateerde de Medische Politie al enige jaren walgelijke stank in de urinoirs van de school, onvoldoende ventilatie en te weinig licht^). Op de vraag van Suijs aan de raadsleden of er door personen met hen over de te benoemen onderwijzer was gesproken, antwoordde burgemeester Vogels dat de kapelaan tot vijf maal toe bij hem op de benoeming van Croonen had aangedrongen^). De bemoeizucht van de geestelijkheid kwam nadrukkelijker naar voren in de correspondentie die de commissie voerde met de sollicitanten. Velen merkten op dat zij na bespreking met pastoor Van Beugen (een gebruikelijke zaak in die tijd) hadden afgezien van het doen van het vergelijkend examen. Zo kreeg de sollicitant M.v.A. van de pastoor te horen: " 't Spijt me, v.A. maar ge zult geen kans hebben; ze (de leden van den Raad) zijn hier voor Croonen en de Schoolopziener ook en ik ook. 't Zou in mijn oog eene onbillijkheid zijn, als Croonen de betrekking niet kreeg; hij is een brave, godsdienstige jonPastoor van Beugen gen, dien we hier sints jaren kennen. Ik beloof u, 66
v. A. het varken is door den buik gestoken, ge zult geen kans hebben; gisteren heb ik ook nog een jongmensch afgeraden te solliciteren"^). Suijs drong namens de commissie aan op vernietiging van het raadsbesluit omdat er door toedoen van de pastoor en sommige raadsleden geen eerlijke oproeping voor het vergelijkend examen geschied was. Het College van Gedeputeerden (inmiddels vast in handen van conservatieve katholieken) wilde een dergelijk besluit niet nemen. In "Ons Recht, weekblad gewijd aan opvoeding en onderwijs volgens de geest der RK kerk" werd Suijs op één hoop geveegd met de Oisterwijkse correspondent van de (liberale) NRC hetgeen in die dagen, waarin aan NRC-lezers de absolutie geweigerd werd, niet minder dan een excommunicatie was. Suijs verloor een nieuwe slag en verzuchtte: "zoodra men den moed heeft met één der drijvers in meening te verschillen, houdt men tegenwoordig op katholiek te zijn" U). Suijs wordt burgemeester Een nieuwe kwestie diende zich echter al weer aan. Er werden in Oisterwijk verkiezingen gehouden voor twee zetels in de raad. Het aftredend lid Kluijtmans werd met meerderheid der stemmen herkozen. Voor de tweede vacante plaats moest echter herstemming plaatsvinden tussen W. Verhoeven Jansz. en Mr. Suijs. In de tweede ronde behaalde Suijs een meerderheid. Het zoet der overwinning was echter van korte duur. De gemeenteraad weigerde zijn geloofsbrieven goed te keuren omdat men meende dat de vier stemmen in de eerste ronde uitgebracht op naam van W. Verhoeven in feite bedoeld waren voor W. Verhoeven Jansz. (Er waren in die tijd blanco stembiljetten waarop iedereen de naam van een ingezetene kon opschrijven) De raad ging daarom bij Gedeputeerde Staten in beroep en de stemmen werden alsnog aan W. Verhoeven Jansz. toebedeeld. Maar G.S. hadden minder begrip voor het feit dat de stemtelcommissie de stemmen uitgebracht op H. Verhoeven ook aan W. Verhoeven Jansz. had toegekend. Het argument van de raad dat de persoon in het dorp als "Heimus" bekend stond vermocht geen indruk te maken. Uiteindelijk werd de herstemming geldig verklaard en moest de raad Suijs opnemen. Een overwinning dit keer, maar Suijs zou een in meerderheid hem vijandig gezinde raad tegenover zich vinden. Intussen moest echter ook de zieke burgemeester Vogels vervangen worden en onder invloed van het liberale ministerie werd nota bene Suijs benoemd tot burgemeester van Oisterwijk. Hij werd als een vorst binnen gehaald, al moeten voor sommigen de druiven zuur zijn geweest. Suijs toog meteen aan de slag. Hij wilde het stelsel van de hoofdelijke omslag (een gemeentelijke belasting) verhogen voor de meervermogenden om zo als gemeente meer in openbare maatschappelijke behoeften en noden te kunnen voorzien. Met zijn intellectuele vermogens en politieke ervaring wist Suijs de raad te bespelen en werd er voor 30 van de 335 aangeslagenen een verhoging afgekondigd. Niemand protesteerde ... behalve pastoor Van Beugen. De strijd tussen Suijs en de pastoor bereikte een climax. Suijs sprak in het openbaar zijn afschuw uit over de pogingen van de kerk om invloed uit te oefenen op de gemeenteraad:' 'De eenige voorwaarde, waaronder vrede en eendracht, vooral in Oisterwijk, mogelijk zijn - de pastoor meester in de kerk, doch niet op het raadhuis - is hem 67
en de zijnen een doorn in het oog. Het drijven van de Pastoorspartij in Junij '78 om nog een kerkmeester in den Raad te brengen, was mislukt" 12). De pastoor kreeg echter bij zijn protest tegen de belastingaanslag steun van de meerderheid van de raad, waarvan kerkmeester Kluijtmans de aanvoerder was. Gedeputeerde Staten ondersteunden het bezwaarschrift van de pastoor tegen de hoogte van de berekening door de gemeente van zijn inkomsten niet, maar verlaagden wel de verhoging welke was opgelegd omdat de gemeente onvoldoende rekening zou hebben gehouden met de uitgaven van de pastoor. Ondertussen verzwakte een gebeurtenis, die ogenschijnlijk niets te maken had met de strijd tussen Suijs en Van Beugen, de positie van de nieuwbakken burgemeester. In het Gasthuis overleed een man. Dokter Bolsius pleegde lijkschouwing en constateerde een hersenbloeding. De man kreeg een kerkelijke begrafenis maar al spoedig deden er geruchten de ronde dat hij zich verhangen had. Ook de veldwachter kreeg er lucht van. In overleg met Suijs werd behoedzaam opgetreden om opgraving van het lijk te voorkomen. Via verhoor van het personeel van het Gasthuis kwam voor de marechaussee ondubbelzinnig vast te staan dat er sprake was geweest van zelfmoord. Dokter Bolsius, geen onderdeel vormend van wat Suijs de "Pastoorspartij" noemde, zag zich genoodzaakt af te treden als raadslid. Maar ook Suijs'positie kwam in gevaar. De pastoor schreef de veldwachter een brief waarin hij stelde dat, indien de agent zelf verantwoordelijk was voor de stille diplomatie rondom de werkelijke doodsoorzaak, hij zijn plaats in de kerkbank wel kon vergeten. Was het echter Suijs die hem het zwijgen had opgelegd dan zou de pastoor dit gaarne vernemen^). Het kwijnend liberalisme en verzuilingskiemen Toen in 1879 het liberale kabinet vervangen werd door een conservatieve regering was alle hoop voor Suijs verloren. Op 27 oktober 1879 nam hij moegestreden "op eigen verzoek" ontslag!4). Suijs was een exponent van de liberale "papo-Thorbeckianen". In Oisterwijk bestond zijn aanhang uit de protestantse minderheid (onder andere het raadslid Rijpperda) en gestudeerde, gegoede katholieken die in Oisterwijk wilden wonen maar wel in het genot van moderne onderwijsvoorzieningen e.d. De katholieke middengroepen moeten dit pact beschouwd hebben als een elitaire club die neerkeek op hen. Aanleiding voor zo'n visie verschafte Suijs ook zelf door in zijn brochures de meerderheid van de raad af te schilderen als deelnemers aan een boerenklucht. Hij wees voortdurend op hun spelfouten en laakte het lage peil van hun ontwikkeling. Deze laatdunkende opmerkingen van Suijs konden door de nauwelijks geschoolde raadsleden niet gepareerd worden. Zij waanden zich totaal afhankelijk van de pastoor. De conclusie van Stuurman gaat ook voor Oisterwijk op: "... de geestelijkheid was geneigd het organisatorisch initiatief aan zich te trekken en de instemming van de massa eerder te veronderstellen dan te organiseren. De katholieke kleinburgers en boeren werden niet als burgers, maar als gelovigen "ingezet" in de schoolstrijd. De kerk verenigde waar een politieke partij van katholieken ontbrak" 15). De kiem van de verzuiling kwam vanuit de geestelijkheid. Aparte politieke partijen en
68
standsorganisaties van katholieke signatuur ontstonden in Oisterwijk pas toen het socialisme voet aan de grond kreeg en het algemeen kiesrecht werd ingevoerd.
1. C.A. Tarase, De politieke ontwikkeling in Nederland, 1874-1887, in Geschiedenis van het moderne Nederland, Houten, 1988, p. 236. 2. Siep Stuurman, Verzuiling, kapitalisme en patriarchaat, Nijmegen, 1984, p. 127. 3. Mr. J.J. Suijs, Een beroep op mijne kiezers, 's Hertogenbosch, z.j., p. 12. 4. Idem, p. 14. 5. Mr. J.J. Suijs, De Oisterwijkseschoolkwestie met hare officiële bescheiden, 's Hertogenbosch, z.j., pp. 7-8. 6. Idem, p. 13 en p. 14. 7. Idem, pp. 17-18. 8. Gemeente Archief Oisterwijk, nr. 1528, brief Gedeputeerde Staten aan de Raad, 2.6.1876 en brief Medische Politie, 31.8.1878. 9. Mr. J.J. Suijs, De Oisterwijkse schoolkwestie, als voor, p. 18. 10. Idem, p. 29. 11. Idem, p. 41. 12. Mr. J.J. Suijs, Een beroep op de publieke opinie van een besluit van Gedeputeerde Staten van NoordBrabant, inzake reclame van den pastoor van Oisterwijk tegen zijn aanslag in den hoofdelijken omslag, 's Hertogenbosch, 1879, p.3. 13. Idem, p. 25. 14. Gemeente Archief Oisterwijk, nr. 663. 15. Stuurman, 1984, p. 134.
NIEUWE UITGAVE Jaarverslag 1989 van de AWN-afdeling Midden-Brabant (bibliotheek Heemcentrum) Naast een overzicht van de bestuurszaken en een evaluatie van de jubileumactiviteiten in 1989 bevat dit jaarverslag van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland afdeling Midden-Brabant enkele goed leesbare verslagen van de uitgevoerde veldwerkprojecten en een aantal andere activiteiten van de kringleden zoals het "archeologisch spreekuur" dat op Koninginnedag in Berkel-Enschot werd gehouden. Het 64 pagina's tellende jaarverslag is verkrijgbaar bij de afdelingssecretaris, dhr. H. van de Hout, Dintel 9 te Tilburg. 69
RAADSLEDEN EN WETHOUDERS VAN OISTERWIJK SINDS 1851 door P.J.M. Wuisman
Als gevolg van de invoering van de gemeentewet van Thorbecke in 1851 kregen de Nederlandse gemeenten en dus ook Oisterwijk in dat jaar hun eerste gekozen gemeenteraad. De nieuwe gemeenteraad van Oisterwijk vergaderde voor het eerst op 13 oktober 1851 en
bestond uit 7 leden. Op grond van het bevolkingsaantal mocht het aantal raadsleden in 1891 worden uitgebreid tot 11. In 1931 was Oisterwijk groot genoeg voor 13 raadsleden en in 1953 kwamen er 15 volksvertegenwoordigers in de Oisterwijkse gemeenteraad. Sinds de verkiezingen van 1974 telt de gemeente 17 raadsleden. Tot 1978 kozen deze raadsleden 2 wethouders, doch na dat jaar werden dat er 3. Een lijst van de 152 raadsleden en 32 wethouders volgt hieronder: Raadsleden 1. A. van Beekhoven 2. M. Canters 3. G. van Haaren 4. H.J. Kluytmans 5. A. Kooien 6. H. Verhoeven 7. H. Vogels 8. J. van Loon 9.F.H.Ophoff 10. N. Verhoeven 11. J.A. Rijpperda 12. C.F. Canters 13. J.A. Bolsius 14. W.L. Kluytmans 15. Mr. J.J. Suijs 16. A. Willems 17. H. Verhoeven 18.H. van Beekhoven 19. Th. de Kroon 20. A. v.d. Ven 21. A. Berkelmans 22. A.M. Sassen 23.1.C.M. Breda 24. M. v.d. Biggelaar 25. W. Verhoeven 26. C.J. Kuypers 27. A. Kooien 28. M. Habraken 29. J. van lersel 30. F.J. Paanakker 70
1851-1875 1851-1852 1851-1874 1851-1871 1851-1861 1851-1855 1851-1878 1852-1881 1855-1866 1861-1877 1867-1904, 1906-1910 1871-1878 1874-1879 1875-1906 1877-1879 1878-1912 1878-1881 1879-1887
1880-1900 1881-1905 1881-1917 1887-1888 1888-1905 1891-1908 1891-1919 1891-1908 1891-1912 1900-1919 1904-1919 1905-1919
D D
1) 2) 1)
1) 1) 2) D
31. A. v.d. Ven 32. W.P.Ph. van Oppenraay 33. J. v.d. WielJz. 34. J.J. v.d. Eerden 35. G.P.C.A.M. Bogaers 36. C.F.G. Beekman 37.H.G. Douw 38. A.W.M. Roosen 39. G. Horvers 40. C. J. v.d. Aa 41. F.B. v.d. Bergh 42. A. Boons 43. S.M.M. Kuypers 44. C. Verhoeven Wz. 45. C.N. v.d. WielJz. 46. H.W. Zwarts 47. A. v.d. Wiel
1,2) D
D 1) 1) D
48. M.H. Kluytmans 49. W. de Backer 50.M.G. Canters 51. J.M. v.d. Heyde 52. F.J. de Jong 53. G.W. de Bakker 54. P.C. van lersel 55. H.C.F. Moerenburg 56. J.J. Paymans Jr. 57. dr. F.A.W.M. Desain
1905-1919 1909-1919 1909-1931 1910-1919 1912-1917
1912-1916 1917-1920 1917-1931
1) 1917-1935 D 1919-1927, 1931-1935 1) 1919-1920 1919-1920 1919-1923 1919-1935 D 1919-1923, 1931 1919-1927 1920-1931, 1935-1941, 1945-1949 3,4 1922-1924
1923-1927 1923-1931 1923-1927 1924-1941 3) 1927-1931 1927-1931 1927-1931 1927-1931 1) 1931-1941, 1945-1959 3,4)
58. L.C.F. Fassaert 59. A.A. v.d. Heyden 60. C.H. Graft 61.J.G. de Kort 62.C.J. Mols
63. A. Scheffers 64. J. Visser 65. C.H. v.d. Wiel 66. B.H.L. Freyse 67. J. van Esch 68. A.G. v.d. Boogaard 69. A. van Dal
70. C. Horvers 71. P. Massuger 72. J.J.W. Palm 73. W.M. Verhoeven 74. A.A. Zwerts 75. E.C. Dimmers
76. C. Bekkers 77. A. v.d. Wiel 78. C.M. van Rooy 79. D. van Opstal 80.M.L.A. v.d. Pol 81. A.Th. Puts 82. J. Schoenmakers 83. J. Visser 84. L.C. Vos 85. P.R. van Rij 86.W.G. v.d. Aa 87. J.M. Groenland 88. P.L. Lornmerse 89.1.J. Suwijn 90. J.M. Wolfs 91. P.C.W. Wolfs 92. M.J. Pijnenburg 93.C.J.J. Moerenburg 94. W.J.C. Sorel 95. M.C. Domstorff
96. P.C. Alberts 97. J.L. Bastianen
1931-1935 1931-1935 1931-1935 1931-1933, 1962-1966 D 1931-1941, 1945-1946 3,4) 1931-1937 19311935 1931-1941, 1945-1952 1,3,4) 1933-1935 1935 1935-1940 1935-1941, 1949-1963, 1966-1970 3) 1935-1941 3) 1935-1939 1935-1941, 1945-1963 1,3,4) 1935-1941, 1945-1962 1,3,4) 1935-1941 3) 1937-1939 1939-1941 3) 1939-1941 3) 1940-1941, 1949-1953 3) 1945-1953 4) 1945-1948 4) 1945-1946 4) 1945-1946 4) 1945-1946 4) 1945-1946 4) 1945-1946 4) 1946-1973 D 1946-1964 1946-1949 1946-1963 1946-1988 D 1946-1953 1948-1949 1949-1953 1949 1952-1970, 1973-1974 1953-1966 1953-1970
1953-1958, 1959-1962 C. Bekkers 1953 1953-1958 C. Michels 1953-1958 F. Mutsaers 1953-1956 B. Stoelinga 19531986 J.C.M, van Vught 1953-1966 J.M. Willems H. W. J. v.d. Berg 1957-1958 Mevr. A. Festen-v. d. Loo 1958-1970 drs. M.C.P.J.Horbach 1958-1966 1958-1962 H.C. Janssen 1958-1970 C. J. Rijnen 1952-1966 A. M. J. v.d. Eerden 1962-1974 J.H. Huverneers B. Haan 1963-1965 1964E.A.J. Lavrijsen 1965-1966, H.J.C, de Laat 1968-1982 1966-1986 P.M. v.d. Dries 1966-1974 A. J. Korthout 1966-1968 A.H. van Nieuwpoort
98. C. A. J. van Beekhoven 99. 100. 101. 102. 103. 104. 105. 106. 107. 108. 109. 110. 111. 112. 113. 114.
115. 116. 117. 118. Th. L. P. van Rooy 119. A. v.d. Sande 120. Mevr. mr. T.C.H.M. Huberts-Fokkelman 121. G.H.J.Koch 122. J. P. Paagman 123. W. J. Paymans 124. J. D. Hepko 125. J.C. Verhoeven 126. C. Tutein Nolthenius 127. C.H. H. M. v.d. Aa 128. Mevr. M. J. C. A. Ermen
129. A. J. Pijnenburg 130. J. W. A. van Roessel 131. Mevr. drs. A. TeyenVerschoor 132. P.M. Verbunt 133. S.C.H. Govers 134. drs. A. W.P.M. Vermeulen 135. mevr. A.M. Oostrom-
Roozendaal 136. W.A.A.M. de Jong 137. mevr. A. Kooymans-de Kort 138 J.G.M. P. F. v.d. Meys 139. R. J. Russ
1966-1990
1)
D
D
1966-1970 1970-1980 1970-1978 1970-1972 1970-1986 1970-1982 19701973-1974 1974-1986 1974-1990 1974-1978 1974-1990
1) 1)
1974-1986 1974-1982 1978-1982, 19861978-1982 198019821982-1986 1982-1986
1982-
1) 71
140. 141. 142. 143.
144. 145.
drs. A.J.C.M. Willekens drs. F.W. Meyer L.J.M. v.d. Bosch mevr. J.A.M. Drijvers-v.d. Sande mevr. J.C.M. Haan R. Metsch
1982-1985 19851986-
146. 1) 147. 148. 1986- 149. 1986-1990 150. 1986- 151. 152.
mevr. M.C.J. v.d. MeerWijnstok T.C.M. Diepens J.H.H. Smits R.P.A. v.d. Akker A.F. Graumans R.R.J. Hora J.P.A.M. v. Rijthoven
1986198619881990199019901990-
Wethouders 1. M. Canters 2. A. v. Beekhoven 3. A. Kooien 4. H.J. Kluytmans 5. J. van Loon 6. J.A. Bolsius 7. H. van Beekhoven 8. A. Willems 9. W.L. Kluytmans 10. Th. de Kroon 11. C.J. Kuypers 12. F.J. Paanakker 13. 14. 15. 16.
J. v. lersel A. Kooien A.W.M. Roosen C.J. v.d. Aa
1851-1852 1851-1875 1852 5) 1852-1860 1860-1862 1862-1880 1875 1876-1879 1879-1887 1879-1880 1880-1881 1881-1906 1881 5) 1887-1900 1900-1908 1906-1909 1912-1919 1909-1919 1909-1912 1909-1927 1919-1923
17. G. Horvers 18. C. Verhoeven Wz. 19. J.J. Paymans jr. 20. J.G. de Kort 21. C.H. v.d. Wiel 22. J.J.W. Palm
23. W.M. Verhoeven 24. W.G. v.d. Aa 25. J.M. Wolfs 26. J.C.M, van Vught 27. E.A.J. Lavrijsen 28. T.L.P. vanRooy 29. mevr. J.C.A. Ermen 30. J.C. Verhoeven 31.H.J. Russ 32. drs. F.W. Meyer
1923 1927-1931 1923-1927 1931-1935 1927-1931 1931-1933 1933-1941 1945_1949 1935-1941 1945-1949 1949-1958 1949-1973 1958-1988 1973-1974 1974-1982 1978-1990 1982-1990 198819901990-
6) 6)
In 1941 werd de gemeenteraad - zoals overal elders in ons land -op bevel van de Duitse
bezettende macht uit haar funktie ontheven^). In de periode 1945-1946 fungeerde een benoemde noodgemeenteraad4,6). In 1920 was de Oisterwijkse gemeenteraad gedurende enige maanden incompleet. Tenslotte volgen nu nog enige bijzonderheden over enkele individuele raadsleden. Zo werd F.H. Ophoff (nr. 9) in 1866 vervallen verklaard van zijn raadszetel^). A. van Beekhoven (nr. 1) trad in 1875 af als raadslid en wethouder wegens zijn benoeming tot gemeenteontvanger^). Mr. J.J. Suijs (nr. 15) werd in 1877 niet toegelaten door de Raad, doch dit raadsbesluit werd op 13 september van dat jaar door Gedeputeerde Staten onwettig verklaard. Hiertegen ging de Oisterwijkse gemeenteraad in beroep bij de Kroon, doch dat beroep werd verworpen. Mr. Suijs werd in 1878 burgemeester van Oisterwijk, doch trad al in 1879 als zodanig af. In 1880 nam hij ontslag als raadslid en vertrok uit de gemeente^). 72
Bij zijn benoeming tot burgemeester in 1887 trad H. van Beekhoven (nr. 18), hoewel zulks niet wettelijk was verplicht, toch af als raadslid. A. Kooien (nr. 27) trad in 1912 af als raadslid na zijn benoeming tot gemeenteontvanger. In datzelfde jaar 1912 werd J.A. Mels gekozen als lid van de gemeenteraad, doch hij overleed ten gevolge van een ongeval vóór hij kon worden beëedigd en geïnstalleerd. Hij is dan
ook niet in bovenstaande lijst opgenomen. M.G. Canters (nr. 50) was in de periode 1891-1922 gemeentesecretaris. Na zijn nogal omstreden ontslag als zodanig, liet hij zich in de gemeenteraad kiezen. J.G. de Cort (nr. 61) nam in 1933 ontslag als raadslid wegens zijn benoeming in gemeentedienst. Na zijn pensionering werd hij in 1962, bijna 30 jaar later, weer raadslid. In 1958 kwam mevr. A. Festen-v.d. Loo (nr. 106) als eerste dame in de Oisterwijkse gemeenteraad, in 1982 werd mevr. M.J.C.A. Ermen (nr. 128) de eerste vrouwelijke wethouder 10). J.M. Wolfs (nr. 90) kan terugzien op de langste raadslid-periode, nl. 4'/2 jaar aaneengesloten. Ook was hij 30 jaar wethouder, een tijdspanne, die door geen der anderen werd geëvenaard. J.A. Rijpperda (nr. 11) was 41 jaar raadslid, doch had hiervoor 2 perioden nodig. Een bekende naam in de Oisterwijkse gemeenteraad was en is Verhoeven. In de lijst van raadsleden komt die naam 7 maal voor, in die der wethouders 3 maal.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
tevens wethouder. tevens burgemeester. geschorst in 1941 op bevel van de bezettende macht. lid van de benoemde noodraad 1945-1946. tijdelijk wethouder. wethouder in de noodraad 1945-1946. besl. G.S. 1-2-1866, K.B. 5-7-1866 nr. 42. P.J.M. Wuisman, Oisterwijk van A tot Z, 1980, p. 37.
9. P. Wuisman, De rumoerige raadsverkiezingen van 1877, in Kerkklokje 10-5-1974, herdrukt in Kerkklokje 21-3-1990. 10. 25 Jaar vrouwen in de raad. Kerkklokje 29-12-1983.
MEDEWERKERS C. Prinsen, Groot Loo l, 5081 BK Hilvarenbeek; drs. A. van den Oord, Rozemarijn 67, 5061 WL Oisterwijk; R. van der Loo, Akkerweg 25, 5056 PM Berkel-Enschot. 73
BIJZONDERE BOMEN IN BERKEL-ENSCHOT De boomplantdag in 1936 door A.M.I. van Dorp en R. van der Loo
Tijdens onderzoek in oude afleveringen van Het Nieuwsblad van het Zuiden ontdekte R. van der Loo een berichtje over een feestelijke boomplantdag in Berkel-Enschot in 19361). Onder de geplante bomen bevonden zich twee "koninklijke bomen"; een Wilhelminaboom en een Julianaboom. De nieuwsgierigheid was gewekt want in 1988 had men in Berkel-Enschot ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de koningin een Beatrixboom geplant. Zouden er dan in deze gemeente drie koninklijke bomen staan? Daarover valt het een en ander te verhalen. De zogenaamde koningsbomen behoren tot de categorie herdenkingsbomen. Dat zijn bomen die geplant zijn ter nagedachtenis aan een bijzondere gebeurtenis, bijvoorbeeld de
Het planten van de Julianaboom te Enschot. De man met de hoed is de opzichter van de Heidemaatschappij, M. Oonk. Naast hem staan v.l.n.r. Mia Vugs, veldwachter G. Delteman, Cor Bertens, Cor Hoogedoorn, Zus Bolsters, Cor Kolsteren en Wil van Zeeland. Het meisje uiterst rechts voor het raam is Jo van Zeeland. 74
geboorte van een kind, een huwelijk of de bevrijding in 1945. Een van de meest gebruikte herdenkingsbomen is de linde^). Dat heeft wellicht te maken met de hoge ouderdom die deze soort kan bereiken. De lindeboom biedt bescherming en schaduw en is geschikt om in
allerlei vormen gesnoeid te worden. De linde staat bekend als een levensboom, een typering die zijn oorsprong vindt in de Germaanse mythologie. Mogelijk spreken ook haar hartvormige bladeren en zoet geurende bloesem nog tot de verbeelding. In Tilburg, Hilvarenbeek, Oisterwijk en Sambeek staan zeer oude exemplaren. Aan de linde werden gunstige eigenschappen toegedicht. De boom kreeg een bijzondere functie. Zo werd onder de gerechtslinde vroeger recht gesproken. Oude dorpen kennen soms een Marialinde. Tegen de stam van de boom was dan een beeltenis van Maria gehangen die men bezocht bij Mariaprocessies. De koningslinde plantte men ter ere van leden van de koninklijke familie bij huwelijken, geboorten, jubilea of andere gedenkwaardige gebeurtenissen rond het vorstenhuis. Aan andere bomen werden eveneens nuttige eigenschappen toegekend. Zo zou de meidoorn door zijn kroon van gedoomde takken onweer en kwade geesten op een afstand houden. De beuk leende zich goed als boodschappenboom. Zijn gladde schors was geschikt om mededelingen in te griffen. De naam beuk is afgeleid van "beoce" of "boe" dat zowel boom als boek kan betekenen. Maar terug naar de konings- of liever gezegd de koninginnenbomen. In Tilburg werd in 1898 een Wilhelminaboom geplant bij gelegenheid van de inhuldiging van koningin Wilhelmina. Hilvarenbeek bezit een Julianaboom uit 1909 ter herinnering aan de geboorte van prinses Juliana in dat jaar. Ook Berkel-Enschot heeft zijn koninklijk geboomte. Veel was daar tot dusver niet over bekend. Archiefonderzoek en gesprekken met oudere inwoners brachten echter interessante dingen aan het licht. Het begon allemaal in 1936. In de raadsvergadering van 7 februari liet burgemeester A. Panis bij de behandeling van het "voorstel tot het verleenen eener bijdrage in de kosten van een te houden boomplantdag" weten dat de Sierteeltcentrale 300 bomen aan de gemeente had toegewezen en "door den boomplantdag wordt getracht de welwillendheid en liefde jegens de natuur te winnen van de schooljeugd" 3). Het was de bedoeling de planting met enige feestelijkheid te omgeven. Elk jaar stelt de gemeente ƒ60,- beschikbaar voor een schoolfeestje, "thans ware dit bedrag te besteden voor den boomplantdag en dan f20,— erbij te voegen onder de bepaling dat f20,— bestemd is voor de leerlingen der meisjesschool, f20,— voor de jongensschool te Berkel en f40,— voor de school te Enschot, benevens de schoolgaande kinderen uit Heukelom". Het raadslid J. Snellen uit Berkel wilde alle kinderen een dag schoolvrij geven en naast een Wilhelminaboom ook een Julianaboom laten planten. Raadslid C. Pijnappels uit Berkel zag graag dat de beukenboom achter het kruis aan 't Zwaantje te Enschot werd overgeplaatst naar de spie van Antonius van Zon aan de splitsing Akkerweg / Berkelseweg. Burgemeester Panis zei dat toe omdat die beuk door andere bomen in zijn groei werd belemmerd. Na enige bespreking stelde de raad met algemene stemmen ƒ80,— beschikbaar. Tevens besloot zij de eerst geplante boom in Berkel "Wilhelminaboom" te noemen en de eerste te Enschot gezette boom de benaming "Julianaboom" te geven. 75
De directeur van de Nederlandsche Sierteeltcentrale had naar aanleiding van een eerder schrijven van het college van burgemeester en wethouders en een daaropvolgend telefoongesprek in zijn brief van 7 februari 1936 meegedeeld dat er eventueel 300 laanbomen zouden kunnen worden verstrekt in de soorten plataan, gewone esdoorn, plataanachtige esdoorn en zilverbladige esdoorn'*) Zoals blijkt uit de brief van burgemeester en wethouders van 10 februari 1936 ging men hiermee accoord. De schoolhoofden, zuster Gerardina van de meisjesschool te Berkel, N. van Mensvoort van de jongensschool te Berkel, J. van Zeeland van de school te Enschot en het gehele onderwijzend personeel waren inmiddels per brief van 11 februari door de burgemeester uitgenodigd om op vrijdag 14 februari 's middags om 3 uur ten gemeentehuize te komen om de voorbereiding voor de boomplantdag te bespreken. Burgemeester Panis schrijft hen: "Ik heb de eer U mede te deelen, dat spoedig zal worden aangevangen met het planten van boomen langs eenige wegen in deze gemeente. Teneinde een goede gelegenheid te scheppen bij de jeugd liefde aan te kweeken voor de natuur en de boomen in hun bescherming aan te bevelen k wam het mij gewenscht voor bij deze gelegenheid een boomplanting te organiseeren." Er zijn geen verwijzingen naar een landelijke boomplantactie. We nemen daarom aan dat het hier gaat om een plaatselijk gebeuren en mogelijk zelfs om een persoonlijk initiatief van de burgemeester die bekend stond als een groot natuurliefhebber. Het plan om bomen langs de wegen te planten bestond reeds langer. In 1935, zo blijkt uit de correspondentie, had de gemeente al een aanvraag bij de Sierteeltcentrale ingediend om in aanmerking te komen voor een kostenloze toezending van bomen. In die periode stelde de Sierteeltcentrale in Den Haag aan gemeenten bomen beschikbaar voor het uitvoeren van extra beplantingswerkzaamheden in het kader van de werkverschaffing. Nederland zat immers in de crisistijd en kende een hoge werkloosheid. Aangezien er geen voorraad meer beschikbaar was kon de aanvraag in 1935 niet gehonoreerd worden. De levering van bomen voor de boomplantdag verliep niet zonder problemen. Na zijn schrijven aan de Sierteeltcentrale had de burgemeester bij de Nederlandsche Heidemaatschappij geïnformeerd naar de prijs van 100 stuks dubbele roodbloeiende meidoorn voor wegbeplanting in de bebouwde kom. Zoals de heer M. Oonk, hoofdopzichter van de Nederlandsche Heidemaatschappij te Tilburg in zijn brief van 22 februari meedeelde zou de prijs voor deze meidoorn in de maat 10-12 cm ongeveer 65 cent per stuk bedragen. Het zouden dan mooie bomen zijn met een rechte stam. In de vergadering van 7 maart 1936 ging het college van burgemeester en wet-
houders hiermee accoord nadat de burgemeester had gezegd dat het in zijn bedoeling lag met de aanstaande boomplantdag in het dorp twee rijen meidoorns te planten aangezien o.a. de platanen van de Sierteeltcentrale niet te krijgen waren^). Op 2 maart schreef de Nederlandsche Sierteeltcentrale dat zij aan de kweker Pierre Lombarts te Zundert opdracht had gegeven 200 Acer saccharinum (witte esdoorn) 14-16 cm te leveren en aan Joh. A.M. van den Oever te Haaren 100 Acer platanoides (Noorse esdoorn) 12-14 cm stamomtrek. De maat 12-14 cm wil zeggen dat de stam van de desbetreffende boom op ongeveer l meter hoogte een omtrek heeft van 12 tot 14 centimeter. De kosten voor het leveren van de bomen bedroegen 65 gulden. De boomplantdag was voorzien op zaterdag 7 maart maar kon op die datum niet doorgaan
76
omdat, zoals de burgemeester in zijn brief van 3 maart aan de hoofden
der school schreef, het een Quatertemperdag was en er bezwaren rezen om op die dag de kinderen op versnaperingen te onthalen^).
Over een nieuwe datum moest eerst nog overleg worden gepleegd met de Nederlandsche Heidemaatschappij. Na dit uitstel vond de boomHet planten van de Wilhelminaboom te Berkel door Alphons plantdag plaats op Panis. Zijn moeder mevr. A. Panis-Heffels en rechts naast haar woensdag 18 maart^). Heidemaatschappij-opzichter M. Oonk kijken toe. BurgeUit het bewaard geblemeester Panis houdt de boom recht. Achter hem staan meester ven programma blijkt N. van Mensvoort en uiterst rechts hoogstwaarschijnlijk dat de schoolkinderen meester J. van Zeeland. De man met de pet in de linkerhoek van uit Berkel en Enschot 's de foto is wethouder Martinus Schapendonk. Op de achtermiddags om l uur met grond zien we het pand Akkerweg L het gemeentebestuur en het onderwijzend personeel samen kwamen bij het gemeentehuis^). Harmonie Concordia musiceerde en burgemeester Panis sprak de schooljeugd toe. Hij verklaarde, aldus het kranteverslag, dat de schooljeugd door het planten van de bomen daadwerkelijk meewerkt aan de verhoging van het natuurschoon in de gemeente. "De hoornen, die gij zelf geplant hebt, aldus de burgemeester, kunnen u niet meer onverschillig zijn, dat zijn nu uw boomen. En evenals gij, kinderen, de zorg noodig hebt van uw ouders, die u beschermen tegen de stormen des levens, zoo hebben deze jonge boomen uw zorg en bescherming noodig tegen vernieling." Na de toespraak werd het volkslied gezongen en om ongeveer half twee marcheerde men met de harmonie voorop af naar Berkel. Bij Van Zon op de splitsing Akkerweg/Berkelseweg werd de eerste boom, de Koningin Wilhelminaboom, geplant. Vervolgens plantten leerlingen van de Berkelse scholen de bomen langs Berkelse wegen en begonnen de festiviteiten in Enschot. Nadat de Prinses Julianaboom, de eerste boom in Enschot, geplant was, plaatste de Enschotse schooljeugd de overige bomen in de plantgaten langs de weg. Zowel in Berkel als in Enschot werd volgens de krant de eerste boom geplant door Alphons, de oudste zoon van burgemeester Panis. De foto en mondelinge informatie van tijdgenoten bevestigen dat Alphons in Berkel de Wilhelminaboom plantte. Niemand kon ons echter met zekerheid zeggen dat hij ook de Julianaboom geplant had. Wie dus in Enschot feitelijk 77
de eerste boom plantte is nog onzeker. Het planten was een serieuze zaak. Op het programmablad werden de volgende wenken gegeven: "Is het plantgat gereed, zoo wordt onderin een weinig mest aangebracht en deze met fijne aarde bedekt. De mest mag nooit onmiddellijk met de wortels in aanraking komen. De boom wordt vervolgens rechtop in het plantgat gezet, de wortels regelmatig in horizontale richting uitgespreid en fijne aarde er tusschen gestrooid. Gezorgd moet worden dat alle
openingen en hoeken goed worden gevuld, waarbij de boom zachtjes heen en weer en op en neer wordt geschud. Wanneer de wortels geheel met aarde bedekt zijn, kan opnieuw een laagje mest worden uitgestrooid, waarover wederom aarde wordt aangebracht. Daarna wordt de grond voorzichtig doch stevig aangetrapt, opdat alle wortels goed met den grond in aanraking komen. De wortels mogen hierbij natuurlijk niet worden beschadigd. Het plantgat wordt vervolgens verder aangevuld en de grond bijgewerkt. Let er vooral goed op, dat de hoornen mooi recht op een rij staan en evenwijdig uit het midden van den weg. Elke planter verzorge het door hem geplante boompje later met voortdurende zorg. Bedenk daarbij, dat gij daardoor Uw dorp een dienst bewijst, wees daar trotsch op! Gij ontvangt daarvoor grote erkentelijkheid en genegenheid van allen, wien de verfraaiing van onze mooie gemeente zoo warm ter harte gaat." Onder deze wenken stonden nog enkele stichtelijke en opwekkende woorden. We lezen daar: "Kap nooit een boom zonder er tien te hebben geplant" (Pastoor Rozier) "De boomen liefhebben is het vaderland liefhebben" (Cardot) "En daarom, allen, die hier bijeen zijt, valt er een boom, zweert, dat er minstens een ander zijn plaats zal innemen!" "Leve Brabant!!! Leve Berkel-Enschot c.a.ü!" Het planten van de volgens de krant 100 meidoorns en 200 esdoorns vond plaats onder toezicht van de Heidemaatschappij, welke ook de voorbereidingen had getroffen. Zij had op een publieke verkoop straatmest gekocht, de plantgaten uitgezet en toezicht gehouden op het maken van de plantkuilen en het planten. De kosten hiervan bedroegen ƒ144,93. Na afloop kregen de kinderen uit dankbaarheid van gemeentewege een versnapering. De jonge bomen werden zo nodig nog voorzien van een boompaal. Deze palen kwamen van dennebomen die eind februari, begin maart bij winterse temperaturen door werkelozen uit Berkel-Enschot waren gerooid in de bossen tussen de Pierenberg en het Galgeven. Dat gebeurde in het kader van de werkverschaffing. Gemeentearbeider G. Kuypers was bij dit project de voorwerker. De boompjes vormden als het ware een lang lint door Berkel-Enschot. In de Molenstraat esdoorns en in de St. Willibrordstraat meidoorns. In de Raadhuisstraat stonden esdoorns en meidoorns, deze laatste in het stuk tussen de St. Willibrordstraat en de spoorwegovergang. In de Abdijlaan die toen nog dwars door het huidige winkelcentrum tot aan de Raad78
huisstraat liep, de Zwaanstraat, het Zwaantje en de Kerkstraat waren weer esdoorns geplant. (Voor het aangeven van het tracé zijn de huidige straatnamen gebruikt.) De Julianaboom stond voor het gebouwtje in de Kerkstraat waar toentertijd de politiepost en het arrestantenlokaal gehuisvest waren (nr. 35) te weten ter hoogte van de huidige telefooncel tussen de panden 33 en 37 rechts van het smalle verbindingspaadje tussen de Oude Toren en de Kerkstraat. Zij heeft de tijden niet overleefd want op een foto van de politiepost uit 1954 is zij al niet meer te zien. De krant schreef wel dat de Julianaboom "bij den Ouden Toren" werd geplant maar dat is erg onwaarschijnlijk. Bij de Oude Toren lagen toen nog weiden en korenvelden. Het was er vrij afgelegen en bovendien wordt door tijdgenoten de Julianaboom steeds gekoppeld aan de politiepost. Het was ook de enige boom die op de
boomplantdag aan die kant van de Kerkstraat was geplant. De afstand tussen toren en Kerkstraat is slechts enkele tientallen meters. Voor het lezerspubliek in de regio zal de plaatsaanduiding "oude toren" mogelijk aansprekender zijn geweest dan "Kerkstraat". Uit de foto valt af te leiden dat de Julianaboom een esdoorn (Acer platanoides) was. Van de bomen die op de boomplantdag in 1936 werden geplant zijn er nog maar weinig over. Verscheidene meidoorns sneuvelden door ziekte, de bouw van het winkelcentrum eiste zijn tol en andere bomen moesten het veld ruimen bij wegreconstructies en woningbouwactiviteiten. Eigenlijk vinden we alleen in de Raadhuisstraat, in de Abdijlaan en bij de spie Akkerweg/Berkelseweg nog bomen van toen. Ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van koningin Beatrix (31 januari 1988) werden in heel Nederland zogenaamde Beatrixbomen geplant^). In Berkel-Enschot plantte burgemeester J. Meijs op woensdag 3 februari 1988 nabij het bejaardenhuis "Torentjeshoef" aan de Oranjesingel een Beatrixboom. De toen oudste inwoner van de gemeente de heer G. Kuypers (99 jaar) onthulde de gedachtenisplaquette. Een lang leven was deze linde echter niet beschoren. Werd in Oisterwijk de geplante Beatrixboom na enkele dagen vrijwel doorgezaagd door het actiecomité "Dood aan de koningin en haar bomen", in Berkel-Enschot stierf de boom een natuurlijk doodlO). Hetzelfde najaar echter werd een nieuwe linde geplant die nu nog floreert.
De tachtigste verjaardag van prinses Juliana (30 april 1989) werd aangegrepen om de verdwenen Julianaboom te "herplanten" en wel naast de Oude Toren aan de Mariahof. De planting vond plaats op maandag 24 april 1989Ü). Burgemeester Meijs en de toenmalige voorzitter van de VVD Tweede Kamerfractie de heer J. Voorhoeve plantten samen de lindeboom. Hierna werd een plaquette onthuld. Het koninklijk trio was nu compleet. Voor alle duidelijkheid volgen hier hun standplaatsen en namen: * de Wilhelminaboom (Fagus sylvatica purpurea, bruine beuk) aan de splitsing Akkerweg/Berkelseweg; * de Beatrixboom (Tilia cordata 'J.C. van Pelt', kleinbladige linde) aan de Oranjesingel nabij Torentjeshoef; * de Julianaboom (Tilia cordata 'J.C. van Pelt', kleinbladige linde) aan de Mariahof ten noorden van de Oude Toren. 79
Groepsfoto uit 1936 van leerlingen van alle klassen van de jongensschool te Berkel. De foto van deze "boomplanters van toen" is genomen op de speelplaats tegen de zijmuur van het schoolmeestershuis. We zien links het hoofd der school N. van Mensvoort en rechts meester Van Beers. Verder van links naar rechts op de eerste rij: Gerard de Kruijf, Harry van Dinter, Sjef Drijvers, Frans van Gerven, Jos Weijtmans, Sjef Hamers, de Bruijn, de Bruijn, Jos Coppelmans, Bertus van Rijswijk, Adam van Mensvoort, Kees Hoogedoorn en J o van de Sande; op de tweede rij: Dekkers, Jos van der Loo, Adriaan van Mensvoort, Jan van de Kamp, Piet Hoogedoorn, Toon Drijvers, Pierre Drijvers, Tijn van Baast, Piet Coppelmans, Kees Coppelmans, Wim van de Poel, Jan van Baast, Sjaak van de Poel, Harry Hamers en Jan van Diessen; op de derde rij: Marinus van de Velden, Frans van Laarhoven, Marinus van Gorp, Gerard Cranenburg, Gerard Hamers, Kees van de Laar, Piet van Esch, Jos van de Poel, Toon Krist, Jo Smetsers, Jos Vermeer en Gust Weijtmans; op de achterste rij: Bertus Robben, Kees van de Sande, Jos van Pelt, Jan van Dinter, Adri van de Sande, Wal Versteijnen, Sjef van de Pas, Cor van Turnhout, Johan Vissers, Jan van Esch, Jo van Lier, Wim de Groot en Kees van de Sande. De gedachtenis plaquette bij de Wilhelminaboom zal worden aangebracht na de in 1990 uit te voeren reconstructie van de Burgemeester Brendersstraat en het daarop aansluitende stuk van de Berkelseweg. Naast de koninklijke bomen is er in de gemeente Berkel-Enschot nog een bijzondere boom die de moeite waard is om hier te vermelden. Op zaterdag 19 maart 1988 plantten leden van Scouting Berkel-Enschot namelijk samen met wethouder voor milieu P. van den Bossche bij de bejaarden woningen aan de Madeliefstraat een linde (Tilia cordata 'Green Spire') formaat 20-24 op de plaats waar het jaar daarvoor een oude lindeboom was gerooidl2). 80
Deze boom kostte ƒ150,-- en werd de gemeente door de Scouting aangeboden bij gelegenheid van het officiële einde van het Europees Jaar van het Milieu op 20 maart 1988. Of hier nog ooit een herinneringsschildje bij geplaatst zal worden is niet bekend.
1. "Berkel-Enschot, de boomplantdag" in: Het Nieuwsblad van het Zuiden d.d. 19 maart 1936. 2. "Herdenkingsbornen door de eeuwen heen" in: Bomennieuws nr. 2 maart/april 1989 p. 25-28. Bomennieuws is een uitgave van de Bomenstichting. Maes, N.C.M. "De lindeboom in Brabant" in: Monumenten 1989 (10) nr. 3/4 p. 14-19. Rogge, C. "Monumentale bomen in Nederland bij het gereedkomen van een inventarisatie" in: Monumenten 1990(11) nr. 7/8 p. 67. 3. G.A. Berkel-Enschot 322, Notulen van de Raad, vergadering d.d. 7 februari 1936. "Berkel-Enschot, raadsverslag" in: Het Nieuwsblad van het Zuiden d.d. 8 februari 1936. 4. G.A. Berkel-Enschot 660, Register van verleende vergunningen tot het planten van bomen en het dempen en verleggen van sloten. 1879-1889. Met aanvragen, 1884-1935, alsmede stukken betreffende het voorpootrecht en de beplantingen van wegen. 1865-1936. Alle in dit artikel aangehaalde brieven bevinden zich in deze omslag. 5. G.A. Berkel-Enschot 339, Register van besluiten van Burgemeester en Wethouders. 2 februari 1935-26 februari 1946. 6. Quatertemperdag: binnen de rooms-katholieke kerk de vasten- en onthoudingsdag in het begin van elk jaargetijde, t.w. woensdag, vrijdag en zaterdag na de derde zondag van de advent (winter), na de eerste zondag van de vasten (lente), na Pinksteren (zomer) en na het feest van de kruisverheffing (herfst). 7. "Berkel-Enschot, de boomplantdag" in: Het Nieuwsblad van het Zuiden d.d. 19 maart 1936. Het programmablad bevindt zich in de archiefomslag zoals aangegeven bij noot 4. 8. "Gemeenten planten bomen voor Beatrix" in: Het Nieuwsblad d.d. 16 december 1987. "Beatrixboom" in: Het Nieuwsblad d.d. 30 januari 1988. "Kinderen planten Beatrixboom" in: Het Nieuwsblad d.d. 2 februari 1988. "Beatrixboom geplant in Julianapark" in: Het Nieuwsblad d.d. 3 februari 1988. 9. "Beatrixboom in: Het Nieuwsblad d.d. 4 februari 1988. Louwerse, T., "Beatrixboom in Berkel-Enschot" in: De Nieuwe Schakel" 24 (1988) nr. 6 d.d. 13 februari 1988. 10. "Actiegroep zaagt Beatrixboom om" in: Het Nieuwsblad d.d. 9 februari 1988. 11. Louwerse, T., "Joris Voorhoeve spreekt in Berkel-Enschot", in: De Nieuwe Schakel 25 (1988) nr. 16 d.d. 6 mei 1989. Louwerse, T., "Joris Voorhoeve en burgemeester Meijs plantten Julianaboom" in: De Nieuwe Schakel 25 (1989) nr. 25 d.d. 6 mei 1989. 12. Louwerse, T., "Scouting schenkt Berkel-Enschot boom" in: De Nieuwe Schakel 24 (1988) nr. 12 d.d. 26 maart 1988. G.A. Berkel-Enschot, correspondentie-archief dossier 1.834.1 Natuurschoon en bescherming Algemeen o.a. boomplantdagen 1985 / Graag danken de auteurs de heren H. de RooijenH. Hoppenbrouwers (Latijnse naamgeving van de bomen), Boornkwekerij Udenhout (advies inzake het ras van de op de foto uit 1936 afgebeelde boom), de Bomenstichting uit Utrecht (algemene tips) en talrijke "schoolkinderen van toen" voor hun bereidwillige medewerking bij de totstandkoming van dit artikel.
81
REGISTER OP 40 JAARGANGEN VAN DE KLEINE MEIJERIJ Zoals toegezegd bij de afsluiting van de 40-ste jaargang, het vorige najaar, is het register op alle verschenen jaargangen van de Kleine Meijerij af. In dezelfde lay-out als het tijdschrift en getooid met een keurige kaft met het vignet van onze kring en het oude zegel van 1259 waaraan dit ontleend is; een boekwerkje met maar liefst 116 pagina's. Rubrieksgewijs zijn per plaats - Berkel-Enschot, Esch, Haaren, Helvoirt, Moergestel, Oisterwijk, Udenhout en Vught - alle artikelen bijeengezet. Nu eerst kan ten volle duidelijk worden, hoeveel wetenswaardigheden in deze 40 jaren verzameld zijn. Na een inleiding met de globale opzet van het register volgt een kort overzicht van de geschiedenis van de heemkundekring met lijsten van bestuurs- en redactieleden. De uiterlijke verschijning van het Vlugschrift, nogal divers in de eerste jaren, is geïnventariseerd. Het eigenlijke register is onderverdeeld in 18 rubrieken: 1. flora en fauna, 2. geologie, 3. archeologie, 4. historische geografie, 5. geschiedenis, 6. kerkgeschiedenis, 7. rechtsgeschiedenis, 8. krijgsgeschiedenis, 9. economische geschiedenis, 10. sociale geschiedenis, 11. cultuurgeschiedenis, 12. volkskunde, 13. taal- en letterkunde, 14. naamkunde, 15. genealogie, 16. wapen-en vlaggenkunde, 17. De Kleine Meijerij en 18. bibliografie. Per plaats zijn de artikelen alfabetischchronologisch per schrijver bijeengezet. Enkele rubrieken zijn voor de duidelijkheid nog onderverdeeld. Een index op de auteurs van de bijna 2000 artikelen completeert het geheel. Met karakteristieke pentekeningen van elk van de tegenwoordige gemeenten binnen de heemkundekring is het geheel verfraaid. Het register is te verkrijgen voor ƒ10,-- op bijeenkomsten van de kring en tijdens tentoonstellingen in De Drye Swaentjes of door overmaking van ƒ12,50 (incl. verzendkosten) bij de administratie van de kring (zie omslag). Voor leden van de kring geldt tot l november de speciale prijs van ƒ5,— (excl. verzendkosten).
82
UITTREKSEL UIT DE STATUTEN DER VERENIGING HEEMKUNDEKRING "DE KLEINE MEIJERIJ", verleden4 mei 1979 voor notaris L. van der Werf, Oisterwijk Naam, zetel en werkgebied. Artikel 1. 1. De vereniging draagt de naam: Heentkundekring "De Kleine Meijerij" en is gevestigd te Oisterwijk. 2. Het werkgebied van de vereniging omvat de burgerlijke gemeenten Berkel-Enschot, Esch, Haaren, Helvoirt, Moergestel, Oisterwijk en Udenhout. Doel. Artikel 2. l. De vereniging heeft ten doel: het bevorderen in brede kring van de belangstelling voor en de kennis van eigen streek, volk en gebruiken daarvan en heemkundig waardevolle overblijfselen uit vroeger tijden.
AANMELDING LIDMAATSCHAP DE KLEINE MEIJERIJ Ondergetekende: ............................................................................. Telefoon.... Adres: ............................................................................................................................... Woonplaats: ........................................................................................ Postcode: Aankruisen wat verlangd wordt: D wenst lid te worden van heemkundekring De Kleine Meijerij met Brabants Heem (f 46,-- per jaar). D wenst enkel lid te worden van heemkundekring De Kleine Meijerij (f 27,50 per jaar). D wenst................................ ex. van nummer ................................van 1989 te ontvangen. Het verschuldigde bedrag zal na ontvangst van de nota voldaan worden. Indien mogelijk zal het lidmaatschap ingaan op .......................................................................
(datum)...........................................................................
........................................................ (handtekening)
2. Al hetgeen het vorenstaand doel kan bevorderen in de ruimste zin van het woord
behoort eveneens tot het doel van de vereninging. 3. Zij tracht dit doel te bereiken door het onderzoeken, bestuderen en veiligstellen van heemkundig belangrijke terreinen, onroerende en roerende goederen, zaken, voorwerpen en oudheidkundige gegevens in en van het werkgebied en zijn omgeving, door het organiseren van excursies, cursussen, lezingen, publicaties en tentoonstellingen, hetzij zelfstandig, hetzij in samenwerking met andere groeperingen of instanties, alsmede het deelnemen aan activiteiten van andere verenigingen, welke met het vorenstaand doel verband houden of daartoe van belang zijn, alles in de ruimste zin van het woord. 4. De vereniging zal zich onafhankelijk opstellen ten aanzien van godsdienst en politiek.
ADMINISTRATIE DE KLEINE MEIJERIJ
SPARRENLAAN 8 5071 CK UDENHOUT
Vereniging HEEMKUNDEKRING "DE KLEINE MEIJERIJ"
opgericht 19 juni 1947 te Helvoirt; statuten 4 mei 1979 en sedertdien gevestigd te Oisterwijk. Stichting "IN DE DRYE SWAENTJES "
statuten 2 mei 1989, zetelend te Oisterwijk. BESTUUR
mr. H.S. Bekius, Loonsebaan l, 5268 KT Helvoirt (04118-1545), voorzitter van de vereniging; A.A.J.M. Wilkens, Klompven 30, 5062 AK Oisterwijk (04242-19538), voorzitter van de stichting; J.J. Franken, Postbus 83, 5056 ZM Berkel-Enschot (013-333366), secretaris; P.M. van Dommelen, Sparrenlaan 8, 5071 CK Udenhout (04241-1936), penningmeester; drs. A.M.I. van Dorp, St. Josephstraat 9, 5056 EG Berkel-Enschot (013-334278); A.J.M, van Hedel, Kastanjelaan 9, 5076 EA Haaren (04117-1646); P.C.J. Jansen, Dorpsstraat 4, 5296 LV Esch (04110-1303); A.E.C. Picokrie-Schellens, Pastoor Janssenstraat 14, 5066 VC Moergestel (04243-3194); A.A.M. Smits, De Hoefkens 21, 5066 BX Moergestel (04243-1694). ERE-LID
L.J. Vissers, v.d. Wildenbergstraat 18, 5076 CS Haaren. & £j 11% -
^2
HEEMCENTRUM "IN DE DRYE SWAENTJES"
De Lind 42, 5061 HX Oisterwijk (04242-85996). CORRESPONDENTIE-ADRES
Postbus 83, 5056 ZH Berkel-Enschot. WERKGROEPEN
Archeologie: (en vondstmeldingen) A. van Dorp, St. Josephstraat 9, 5056 EG Berkel-Enschot (013-334278).
Streekdialekt:
mevr. T. Vugs-van Opstal, Pieter Breughelstraat 29, 5062 LG Oisterwijk (04242-83355).
Monumenten:
J. Akerboom, Langeweg 5, 5076 AH Haaren (04117-1270).
Veldnamen:
P. van Dommelen, Sparrenlaan 8, 5071 CK Udenhout (04241-1936).
DE KLEINE MEIJERIJ, jrg. 41 (1990), au. 3
Het geschilderd portret van Adriaan Mulders uit Moergestel
De taaie strijd tussen Mr. Suijs en Pastoor van Beugen Raadsleden en wethouders van Oisterwijk sinds 1851 Register op 40 jaargangen van de Kleine Meijerij Bijzondere bomen in Berkel-Enschot
Nieuwe uitgaven: - Jaarverslag 1989 van de: AWN-afdeling Midden-Brabant. prijs (ex. porto): ƒ7,00
««Mitïtffjjfc _
.
jJK" •
DE KLEINE MEIJERIJ
1990, jaargang XLI
Vlugschrift van de heemkundekring: Berkel-Enschot, Esch, Haaren, Helvoirt, Moergestel, Oisterwijk, Udenhout. ISSN 0921-0792
REDAKTIE
P. Wuisman, Durendaaldreef 14, 5062 LW Oisterwijk; drs. A. van Dorp, St. Josephstraat 9, 5056 EG Berkel-Enschot; W. de Bakker, Schepersdijk 15, 5062 EA Oisterwijk.
ADMINISTRATIE
Sparrenlaan 8, 5071 CK Udenhout; postgiro nr. 4315463 t.n.v. Heemkundekring De Kleine Meijerij 5071 CK Udenhout of Rabobank Oisterwijk nr. 13.89.80.209 t.n.v. De Kleine Meijerij. Nabestelling van losse nummers kan bij de administratie geschieden.
LIDMAATSCHAP
Het lidmaatschap van De Kleine Meijerij bedraagt ƒ27,50, indien via onze kring tevens geabonneerd op het tijdschrift Brabants Heem ƒ46,--. Betaling gaarne eerst na ontvangst van een acceptgiro. Opzeggingen voor l december van het lopende jaar.
CORRESPONDENTIE-ADRES
Postbus 83, 5056 ZH Berkel-Enschot.
OMSLAG
Jeugdportret van Vincent van Oogh en de kanselbijbel, geschonken door de familie Van Gogh, in de Hervormde kerk te Helvoirt.
HET VERSCHIJNEN VAN DIT VLUGSCHRIFT WERD MEDE MOGELIJK DOOR DE FINANCIËLE BIJDRAGE VAN:
- Boomkwekerijen-Toon-Tuin, Ton van den Oever b.v. Rijksweg 13, 5076 BP Haaren, Tel. 04117-1771
- Boomkwekerij M. van den Oever en Zonen Haaren, Tel. 04117-1964 - Schilder- en Isolatiebedrijf F.J. de Bresser B.V. Langeweg 10, 5076 AK Haaren, Tel. 04117-1307-1521 - Restaurant "De Zwarte Leeuw" Oude Rijksweg 18-20, 5268 BT Helvoirt, Tel. 04118-1266 - Loodgietersbedrijf P. Pijnenburg Lindelaan 48, 5268 CD Helvoirt, Tel. 04118-1321 - Drukkerij ELKA b.v.
Watermanstraat 37, 5015 TG Tilburg, Tel. 013-561941 - P.M.A. Huijsmans, Loodgietersbedrijf Kreitenmolenstraat 41, 5071 BA Udenhout, Tel. 04241-2671 - G. Persoons, Garagebedrijf Industrieweg 24, 5066 XJ Moergestel, Tel. 04243-1404
- Atelier Kerkelijke Kunst M. van de Bersselaar Groenstraat 6a, 5071 EC Udenhout - Marcel Panis Makelaardij B.V. Eikenbosch 23, 5056 GB Berkel-Enschot, Tel. 013-333000 - F. van Lanschot Bankiers N.V. Postbus 1021, 5200 HC 's-Hertogenbosch -
Magazijninrichting Helvoirt De Dijk 12, 5268 KA Helvoirt, Tel. 04118-3289
- Van der Schoot B.V. electrotechniek Industrieweg 9^, 5262 GJ Vught, Tel. 073-567756
- Café-Restaurant " 't Oude Nest" Joh. Lenartzstraat 2, 5061 HR Oisterwijk - Loodgietersbedrijf Herman Beks b.v. De Lind 35, 5061 HS Oisterwijk, Tel. 04242-82016 - Camping "De Boskant"
Oirschotsebaan 8a, 5062 TE Oisterwijk - Bouwbedrijf P.J.M. Jansen B.V. Nijverheidsweg 13, 5061 KK Oisterwijk, Tel. 04242-19024 - Fotozaak Joop Juijn Groenstraat 44, 5071 EC Udenhout, Tel. 04241-1324
- Romanesco Film en Foto Boxtelsebaan 21-23, 5061 VA Oisterwijk, Tel. 04242-82558 - Aannemersbedrijf J.M. Wolfs B.V. Sprendlingenstraat 29, 5061 KM Oisterwijk, Tel. 04242-82258 - Foto Vlaminckx Lind 25, 5061 HS Oisterwijk
- B.V. Boomkwekerij Udenhout Schoorstraat 21, Postbus 31, 5070 AA Udenhout, Tel. 04241-2131 - Staalconstructie Jos van den Bersselaar B.V. Industrieweg l, Postbus 17, 5070 AA Udenhout, Tel. 04241-1315 - De RABOBANK
- Houthandel-Zagerij B.V. J.C van der Voort, Specialiteit Eikehout Kreitenmolenstraat 83, 5071 BB Udenhout, Tel. 04241-2343 - "Electro" Piet v. Rijswijk Oude Rijksweg 24, 5268 BT Helvoirt, Tel. 04118-2727 Eikenbosch 27, 5056 SB Berkel-Enschot, Tel. 013-334499 - Garage G. v. Keulen
Heidestraat 24, 5071 VM Udenhout, Tel. 04241-2247 - Loodgietersbedrijf H. v. Grinsven Boxtelsebaan 36, 5061 VD Oisterwijk
NIEUWE GEGEVENS BETREFFENDE VAN GOGH IN HELVOIRT door Harrie Smulders
Het geschrift "Van Gogh in Helvoirt", ook voorkomende in het eerste nummer van dit blad, was nauwelijks verschenen of nieuwe gegevens vloeiden naar mij toe. Dat begon al nadat ik de gebundelde vóórafdruk had verzonden naar enkele deskundige relaties. Ik verzond deze met de bedoeling om aan hen nieuwe gegevens te ontlokken. Dat lukte wonderwel. Ik kreeg gegevens van Willem Hoffman, Nico Kuypers, Albert Smulders, Wim de Bakker, Jan van Oirschot, Henk Bekius, frater A. de Krieger. Ik ontving geschriften van de hand van Martinus van lersel, Willem Hoffman, Mr. Benno Stokvis, Ton de Brouwer en archivaris Wuisman. De Van-Goghs werden mij, om zo te zeggen, in de schoot geworpen. Ik behoefde de gegevens maar te rangschikken om een doorlopend verhaal te kunnen maken. Wel hechtte ik waarde aan de autenticiteit van de gegevens; daarom moest ik naast rangschikken ook verifiëren en schiften. De achtergrond was voor mij een open boek. De toevloed van gegevens liep dóór tot het vroege voorjaar 1990. Het gevolg was, dat toen het concept al bij de redactie lag, ik nog gegevens heb ingezonden. Kennelijk heeft de redactie veel geduld met mij gehad; de meeste op het laatste nippertje ingezonden gegevens, die als zinnen in de tekst ingevoegd moesten worden, zijn nog in de druk opgenomen. Dat was o.a. het geval met het signalement van Vincent.
Enkele zaken kwamen te laat voor vermelding. Daar was vooreerst het huis van de dames Van Gogh, de drie gezusters. Dat huis bestaat nog steeds en behoort tot het huizenbestand aan de Oude Rijksweg (nu nr. 34). Daarbij moet aangetekend worden dat het huis enkele malen verbouwd is. De grond waarop het huis staat, kadastraal D 855, groot 16,80 are, is door de dames Van Gogh op 28 september 1874 gekocht van Jonker Joan de Jonge van Zwijnsbergen. 1) Het huis is betrokken op 20 juli 1875.2) Later is het huis in eigendom gekomen en bewoond geworden door notaris H. van Vlijmen en zijn gezin.3) Heden is het bewoond door de familie Van Oirschot. DE KLEINE MEIJERIJ, JRG 41 (1990), nummer 4
83
Vervolgens weet ik nu dat er in Helvoirt vier Van-Gogh-graven zijn t.w. van Johannes, van Dorothea, van Johanna en van Geertruida van Gogh, broer en zussen van de dominee, resp. oom en tantes van Vincent. Van de twee laatstgenoemde graven zijn de grafstenen verdwenen. Er bestaat nog een onduidelijke foto van de grafsteen van het graf van Geertruida van Gogh, genomen in de jaren '60.4) Ik vond nog een graf (met grafsteen) van Joost Hendrik Vrijdag, oudoom van Vincent. Vincents grootvader en naamgenoot Ds. Vincent van Gogh, predikant in Breda, was gehuwd met Huberta Vrijdag. Haar broer is de Helvoirtse Joost Hendrik.5) Joost Hendrik is geboren op 15 september 1800 als zoon van Hendrik Vrijdag en Geertruida Johanna van Velzen. Hij heeft zich 27 juni 1872 in Helvoirt gevestigd op het adres A 46.6) Hij was niet onbemiddeld, want hij laat een testament na ten gunste van Wilhelmina Johanna Vrijdag te Rotterdam en van Maria Johanna van Gogh te Helvoirt.7) Hij is 12 februari 1890 overleden op een leeftijd van 89 jaren. 8) De overli j densaangifte op het raadhuis werd gedaan door A.A. 's Graeuwen te Helvoirt bij wie erfgename Maria Johanna van Gogh in huis woonde. Tenslotte vermeld ik nog een poëtisch citaat uit een brief van Vincent gericht aan zijn broer Theo, welke brief, is opgenomen inde laatste uitgave van de'' Verzamelde Brieven'' met vermelding "begin ontbreekt". Ook de datum ontbreekt. De in de brief genoemde Mariënhof is een landgoed in Helvoirt (tevens boerderij), reeds enkele generaties in eigendom en bewoond door de familie Van lersel. Het landhuis is gebouwd in 1812. Het ligt aan de overzijde van de (Oude) Rijksweg, gezien vanuit het huis van de dames Van Gogh, beide huizen gelegen niet ver van het centrum van Helvoirt.
Mariënhof in Helvoirt 84
Hier volgt het citaat: "Ik verheug me reeds op kerstmis, twee jaar geleden deden we 's avonds die wandeling in de sneeu w, weet ge dat nog, toen we de maan zagen opkomen boven Mariënhof. Den avond toen ik, dien Kersttijd, van den Bosch naar Helvoirt reed in een open karretje herinner ik mij nog zoo goed, het was geducht koud en glad op den weg, wat zag den Bosch er mooi uit, de marktplaats en straten met sneeuw en de huizen donker met sneeuw op de daken. Brabant is toch Brabant, en 't vaderland is toch het vaderland, en landen der vreemdelingschappen zijn landen der vreemdelingschappen. En hoe vriendelijk zag Helvoirt en de lichten in het dorp en de toren tusschen de besneeu wdepopulieren er dien avond uit, in de verte van den weg naar 's Bosch afgezien. Maar 't is de liefde, die 't alles zoo groote schoonheid en leven geef t "9) 1. R.A. Den Bosch, notarieel archief nr. 77. 2. Van Gogh: Verzamelde Brieven van Vincent van Gogh, deel IV Wz. 364. 3. Collectie VanOirschot, Helvoirt: koopacte 13 februari 1903. Het kadasternummer is gewijzigd en luidt D 2400. 4. De foto werd mij getoond door frater A. de Krieger te Den Bosch. Hij toonde mij ook de fotocopieën van de hier vermelde acten uit het R.A. Den Bosch. 5. Familiegeschiedenis in Verzamelde Brieven, deel IV. 6. Bevolkingsregister 1860-1895. G.A. Helvoirt 872. 7. R.A. Den Bosch, notarieel archief Helvoirt, minuutacte nr. 22. 8. Overlijdensacte 13 febr. 1890. G.A. Helvoirt. nr. 9. 9. Verzamelde Brieven brief 82 a. (nieuwe uitgave 82 a-2).
FAMIL1L- RE.LAT1L VAN GOGH-VRUDAG Jiendrlfc VV-fjcLaq (7*3 - tS37 X Geerlruida. Jorïanna van Vefreo
£ tisa teih Jluêerta Vfljdaa <79O - \3S7 v
Joost Jtefldrll VV'jdao
.Hendrik WiMem Vrijdaa
1600- 1S90 Helvoift
D s Vincent van Goofc
v
Calfjerlna PuLsuisse.
pred.iua.nl te Breda.
D* Dorus van Gogf)
Geertruida Jok. yan £og£
p r e d i k a n t te Hetyoirt v.l«7i l. «W
X
Anoa Ccir-b^nt us
A^ranatn /).'6 Graeuwen woonden in 7l«C/OLrt *.t
l
Maria lob. van Goaft
Wcfnetwina joV Vrjdaq,
woonde in JUCroirt »
\__________
___________/
. SrjagnameT) «»n Joasi Hendriit Vr^ctaa
Vincent 18S3 — 1890
85
ESCH, ECHTERNACH EN HERLAAR door Mechelien Spierings
Esch prijkt tussen de eerste plaatsen in de Meierij waar men christelijk dacht en deed. We mogen immers aannemen dat het christendom er al gevestigd was toen Neveling (Nebulungus), een Frank, in het jaar 774 vier huizen of hoven in Esch vermaakte aan de abdij van Echternach voor zijn zielerust.l) Esch was altijd al klein maar fijn. Ruim een eeuw geleden telde het 477 inwoners, of gemiddeld zeven per huis. In het cijnsregister van 1340 worden 32 betalenden vermeld, maar dat behoeven niet allen inwoners van Esch geweest te zijn. Zes eeuwen geleden, rond 1374, woonden er 70 min of meer welgestelde personen en in 1437 stonden er 48 huizen.2) In 1301 sputterden de inwoners tegen de hertogelijke rentmeester die hen vroeg naar de bewijzen voor hun recht op de gemene grond, dat zij en hun voorgeslacht daarvoor al vanouds trouw de cijns betaald hadden.3) Indertijd heeft Ferdinand Smulders zijn bevindingen gepubliceerd van de banden die er bestonden tussen Esch en Echternach. In het Bossche schepenprotocol en in het gerechtelijk archief van Esch vond hij bij herhaling dat betalingen gedaan moesten worden aan Echternach met daarbij het serveren van een maaltijd. Soms las hij dat een cijnsplichtige om de zeven jaar voor de abt of zijn bode de maaltijd moest bereiden en wel "te Vespertijd" op de vooravond van het feest van St. Michiel (29 september). Smulders meende dat dat moest wijzen op zeven hoeven met een dergelijke verplichting. Ook opperde hij de mogelijkheid dat er verband zou zijn met Herlaar. Hij meende dat een oude voogdij zou zijn uitgegroeid tot een heerlijkheid, in dit geval de heerlijkheid van Herlaar. Abdijen hadden in de Middeleeuwen hun beschermheren. Zo'n beschermheer of "voogd" was gewoonlijk een ridder die de nodige manschappen had om desnoods krachtdadig op te treden.4) De inkomsten van een abdij werden oorspronkelijk opgehaald door de rentmeester. Hoe dat toeging staat te lezen in het journaal van Willem van Rijckel, abt van St. Truiden. Hij beschrijft hoe Frank, zijn bode, de reis moest maken langs Hulsel, Aalburg en Alem en waar hij kost en onderdak kreeg. 5) Zo'n bode moest op zijn tocht de nodige bewijzen bij zich dragen dat hij gerechtigd was namens de abt het geld te innen. Wampach vermeldt een notariële akte van een klerk die verklaarde dat hij uit een boek met oorkonden en rechtstitels, dat men op reis moest meenemen en dat gemakkelijk in het ongerede kon raken, verschillende oorkonden had getransscribeerd, zodat er dezelfde waarde aan kon worden toegekend als aan de originelen.6) Al spoedig werden de inkomsten van Echternach "en gros" verpacht. Op enkele plaatsen in het Bossche schepenprotocol vindt men een dergelijke verpachting vermeld. Zo pachtte Willem Bierkens het ambt van rentmeester van Echternach voor de goederen die in de Meierij lagen voor de somma van 300 rijnse guldens, zoals zijn vader Godevaart Bierkens en 86
Willem zelf dat al eerder gedaan hadden. Een dergelijk ambt bleef gewoonlijk in de familie. Het recht om te beuren ging over van vader op zoon, of schoonzoon. Het boek met de
rechtstitels had als bron van inkomsten de functie van een erfgoed. Het kon zelfs verkocht worden. 7) Natuurlijk moest de abt de garantie hebben dat hij zijn geld zou krijgen. Daarom werd bij het contract een borgstelling vereist van kapitaalkrachtige borgen. Bijvoorbeeld in 1506 werd door Mr.Arnt van der Meyden, notaris, in huize "De Leeuw" in Oirschot verklaard dat voor de gezworen bode van Echternach, Jan van Vianden, de personen Adriaan Vos, Jan de Brouwer, Dirk Gijsbrecht Hoppenbrouwers en Rutger van den Stadeacker, als borgen gesteld waren voor diens ambt als rentmeester van Echternach. De borgen beloofden borg te blijven met al hun goederen in de Vrijheid van Oirschot voor al dienst rentboeken
en oorkonden. Hendrik van Esch zou daarvan een oorkonde opstellen. 8) Van het jaar 1225 zijn lijsten bewaard van plaatsen waar de abdij van Echternach goederen
had afkomstig van schenkingen, die reeds toen tegen de betaling van een erfelijke cijns aan gegadigden waren uitgegeven. In die lijsten vindt men in de omgeving van Esch, behalve Esch ook Boxtel, Vught, Thede en "bij Herlaar" genoemd. Thede is de oude naam van wat later Halder heette. De naam is nog herkenbaar in de Theereheide en de Theere of Theese
straat. De naam Thede moet al vroeg in onbruik geraakt zijn, want in de 17e eeuw moesten er getuigen worden opgeroepen om te verklaren dat Halder en Thede één en hetzelfde waren. 9) In het Bossche schepenprotocol vond ik meermalen goed genoemd gelegen in Thede, dat verkocht of verpacht werd. Opvallend was vooral een akte waarbij Jan die Rijck Hendriks-
zoon de hoeve te Nedervenne in Thede in pacht gaf voor zeven jaar. Bij de lasten die de pachter moest dragen behoorde een maaltijd voor Goyaert van Middegael op het feest van St. Michiel. In een ander protocol noemde men dat goed te Nedervenne "een hoeve met
huizing en gebouwen etc. met de maaltijd". Ook vond ik genoemd de "Bromeer". Smulders had, vermoed ik, al de akte gezien van 24 mei 1664 betreffende het kasteeltje de Brouwmeer, waarbij Jacob ban Syburg, die toen de drossaard was te Gestel, verklaarde dat een kapitaal van 1000 gulden, dat verschuldigd was aan de weduwe Roskam, verhypothekeerd was op het adellijk woonhuis "De Brouwmeer" met de aanhorige gebouwen en landerijen. Als vaste lasten op dat huis noemde Jacob behalve de gewincijns aan de domeinen van Brabant, en een gewincijns aan de heer van Herlaar, een jaarlijkse betaling aan de abt van "Apternaecken" van lO'/z cijnspenning "belopende circa 2 florijnen". Smulders heeft ongetwijfeld die akte in verband gebracht met een aantekening van Echternach dat in het
jaar 699 Haderik Odenzoo zijn vaderlijk erfgoed in "Tadia" geschonken had. Verdere bewijzen daarvoor heb ik niet kunnen vinden. Misschien kunnen de cijnsregisters van Echternach die onlangs door A.J.A. Bijsterveld zijn gevonden daar meer licht op werpen. 10)
In de hoop meer te ontdekken ben ik gaan zoeken onder de papieren van Echternach die bij de afwikkeling van zaken na de franse revolutie waren ingeleverd. Deze worden bewaard in het archief van de Commissie van Sequestratie en Administratie wegens het Bataafse
87
Gouvernement, residerende te Breda, 1799-1810, kortweg: de "Commissie van Breda". Ik dacht daar de namen van eigenaren te vinden van cijnsplichtig goed om langs die weg te kunnen vaststellen waar dat goed van Echternach in Esch precies gelegen was. Het resultaat was niet bijster bemoedigend. Weliswaar vond ik cijnsboekjes van Esch en van Gestel, maar daarbij stond aangetekend: "dit is een nadelig cijnsboekje, zijnde de reiskosten twintig maal hoger en meer.'' Om die reden werd de cijns om de twee jaar betaald op de feestdag van St. Michiel, zowel te Esch als te Gestel.H) De indruk die ik er van kreeg was dat in de loop der jaren de cijnsen waren afgekocht. Tenslotte vond ik een borderel van de afgeloste cijnsen met de namen van de cijnsgelders. Dat waren er toen, d.i. in 1804, nog vier. 1. Henrick Veroude, die 4 penning moest betalen uit de erfenis geheten de "Smijmel", welke cijns op 20 feb. 1805 werd afgelost tegen 33 en 1/3 in kapitaal met 8 stuiver en 6 penningen; 2. Franciscus van Eindhoven: eveneens 4 penning uit dezelfde "Swijmel" en afgelost op 24 feb. 1805 met hetzelfde "kapitaal"; 3. Willibrordus van Houtem, die moest betalen uit de beemd "de Peijser" de somma van 2 stuiver en 8 penningen en afgelost in kapitaal met 4 gulden; 4. Francis van Eindhoven en Andries van den Abelen, die moesten betalen uit dezelfde "Peijser". Hierbij stond geen bedrag vermeld, maar als totaal stond er 4 gulden, 3 stuiver en 8 penningen. 12) Hoewel er dus rond 1800 vier betalenden genoemd werden als eigenaren van dat land, komen er dus feitelijk slechts twee landerijen uit de bus: de "Swijmel" en de "Peijser". In de Dingrol van Esch van de jaren 1678-1726 werd in 1685 getuigd over het hooiland de "Swemmers" bij de Collenberg. Dat hooiland was tevoren gekocht door Hendrik Sweerts van Baerschot. Het is best mogelijk in die "Swemmers" de "Swijmel" van 1805 te ontdekken. Het is immers bekend hoezeer namen die uit het gehoor werden opgetekend konden verbasteren. De kleine "Peyser" en "den Peyser" worden genoemd in het gerechtelijk protocol van Esch op 14 september 1612. Eigenaars werden toen Peter Henriks Gerrits van Eindhoven en de zoons van Adriaan Leermaeckers. In een jonger register van Esch (Esch 30 f.137) staat de registratie van een Bossche schepenakte van 7 mei 1677. De erfgenamen van wijlen Robbert van den Berkenbos en zijn gewezen echtgenote Johanna Romers droegen toen over aan Frederik Hendrik Sweerts de Landas een huis met hoeve genaamd "Baarschot". De hoeve werd toen beteeld door Hendrik Aart Groenendaal. Als lasten op dat goed werden toen genoemd een gewincijns van 4 of 5 stuiver aan de Vrouwe van Herlaar en de last om de rentmeester van de abt van Echternach alle zeven jaren eens te moeten tracteren in kost en drank. Het akkerland "de Baarschot" vond ik nog genoemd in Esch R. 21 f. 10. Dat was belast met 2!/2 groot in cijns. 13) Die vermelding van 1677 dat uit Baarschot een gewincijns moest worden voldaan aan de Vrouwe van Herlaar, gaf me aanleiding eens te kijken in het cijnsregister van Herlaar van 1750. De laatste bladen in dat register noemen de "Maartenscijnsen" die moesten worden
betaald op de Wielse Hoef in Gemonde. Daaronder hoorden betalenden van buiten St. Michielsgestel. Een aantal van de cijnsgelders had dan recht op een maaltijd, die door de pachter van het "Calanderland", c.q. de eigenaar van de Wielse Hoef moest worden gegeven. De inkomsten gingen naar de Heer of de Vrouwe van Herlaar. De allerlaatste bladen van genoemd cijnsregister hadden betrekking op de Lambertcijnsen aan Herlaar uit goed in Vught. Op blad 16v achter in dat register vond ik dat Kolonel Chambrier moest betalen uit huis in Esch aan de lage brug, nl. 18 denier oud geld. 14) Jammer genoeg is dat register van Herlaar in 1750 nieuw opgezet. Vele cijnsen die er genoemd worden zijn niet oud, maar afkomstig van nieuw uitgegeven percelen van de gemene grond o.m. in 1719. Speciaal de St. Maartenscijnsen en de Lambertcijnsen achter in het boek hebben geen vermelding van vroege eigenaren, zoals in cijnsregisters meestal gedaan werd. Toch is er een omweg om daar achter te komen. Het Gebuurcijnsboek van Esch van 1762 noemt de gebuurcijns die door Kolonel Chambrier betaald moest worden uit de huizing "Het Baarschot" en uit de hoeve bij de Spoelsteeg. En in het voorgaande gebuurcijnsboek van 1681 staat dat heer Hendrik Sweerts de Landas moest betalen uit hoeve gekomen van Robbert van den Berkenbos, genaamd "Baarschot" en uit de hoeve van Melchior DonckersJS) Een zekere identificatie van terreinen in Esch met die welke eeuwen geleden aan Echternach werden geschonken is dus toch wel mogelijk. Een verband met Herlaar voor de met St. Michiel te betalen cijnsen is te vermoeden. In hoeverre de mysterieuze Maartenscijnsen op de Wielse Hoef uit goederen in Esch en van elders (er is er zelfs een uit de Moerenburg bij Tilburg) en de Lambertcijnsen uit Vught aan Herlaar verband kunnen houden met Herlaar en met Echternach kan ik niet uitmaken. Wel is een conclusie mogelijk, namelijk dat ze wijzen op een situatie van vóór er heerlijkheden in deze omgeving gevestigd waren en vóór er een hertog van Brabant aan te pas kwam die daarop invloed kon uitoefenen.
1. H.P.M. Camps: Oorkondenboek van Noordbrabant I, 's-Hage 1979, nr. 10 p. 15. 2. Zie de bronnen voor deze gegevens bij: M.H.M. Spierings: Het schepenprotocol van 's-Hertogenbosch (1367-1400), Tilburg 1984; en bij P.H. J. van Sloten: 's-Hertogenbosch en Omgeving, Den Bosch 1875.; en ARA Brussel, Algemene Rekenkamer inventaris nr. 45038. 3. H.P.H. Camps: o.c. nr. 613, p. 737. De gang van zaken bij die gemene gronden heb ik uiteengezet in: Om en in de Vrijdom van Den Bosch, Den Bosch 1983. 4. F.W. Smulders: Esch en Echternach Brabants Heem II (1950) p. 50-51; Esch en Echternach II, Brabants Heem IV (1952) p. 29-31; Echternach en Sint Michielsgestel, Brabants Heem III (1951) p. 82-83. De Heer van Herlaar had ook de voogdij in Berlicum, zie H.P.H. Camps, o.c. nr. 198, p. 276. 5. H. Pirenne: Le livre de l'abbé Guilleaume de Rijckel, Brussel 1896. Vlg. eveneens: M. Spierings: De heerlijkheid, de kerk en de Maasdijk van Alem, Brabants Heem 1979 en 1980, p. 62 e.v. 6. C. Wampach: Urkundenbuch und Quellenbuch zur Geschichte der Grundherrschaft Echternach, Bnd. III, nr. 970, p. 425. 89
7. G.A. Den Bosch, Schepenprotocol van 's-Hertogenbosch nr. 1192, f. 8v (22 nov. 1420) en nr. 1194 f. 209v (25 aug. 1425). Van 1701 noemt Smulders een verpachting aan Victor van Beugen en Paul Suyskens: nr. 2472 f. 297 (15 feb. 1701). Men zie ook: A.J.A. Bijsterveld: Twee Echternachse Leenboeken, Brabants Heem nr. 41 (1989) p. 33-37. 8. C. Wampach, o.c. nr. 1122 d.d. 24 jan. 1506. Het protocol van Mr. Arnt van der Meyden wordt bewaard onder de notariële protocollen, G.A. Den Bosch (?). 9. H.P.H. Camps, o.c. nr. 134 p. 203-206; St. Michielsgestel R. 48, p. 32. 10. Bosch'Schepenprotocol nr. 1185 ( = 1407), nr. 1196 f. 7 (1426-27); St. Michielsgestel R. 52 f. 43; H.P.H. Camps, o.c. nr. 2 p. 2. Dat de naam van Willibrord zou zijn gegeven aan de kapel op Ruimel moet berusten op de fantasie van de opstellers van de "oorkonde" in Leenboek Herlaar II (R.A. Den Bosch). Men zie hiervoor wat H.P.H. Camps zegt bij een soortgelijke oorkonde betreffende Zegewerp: H.P.H. Camps, o.c. nr. 720, p. 863. De kapel op Ruimel wordt in het Bossche Schepenprotocol vanaf 1368 en later steeds de St. Janskapel genoemd. Voor het werk van A.J.A. Bijsterveld zie noot 7.) hierboven. 11. Archief Commissie van Breda, R.A. Den Bosch, nr.s 403-407. 12. Archief Commissie van Breda, nrs. 412-417. 13. Esch R.13; R21 f. 10 en R.30 f. 137. 14. R.A. Den Bosch, Archief Rentmeestergeneraal der Domeinen nr. 244, en 239 en 240.
OPMERKELIJK Onlangs promoveerde aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen, M.W. van Boven, de huidige rijksarchivaris in onze provincie, op de dissertatie 'De rechterlijke instellingen ter discussie. De geschiedenis van de wetgeving op de rechterlijke organisatie in de periode 1795-1811' (Gerard Noodtinstituut, rechtshistorische reeks nr. 18, Nijmegen 1990). Ons trof de visie van de directeur van de voornaamste bewaarplaats van bronnen voor familie-onderzoek in onze provincie in zijn 14e stelling bij het proefschrift: "Het verschijnsel dat vele gepensioneerden hun dagen slijten in archieven om hun voorgeslacht uit te zoeken, zegt meer over de huiselijke verhoudingen dan over de populariteit van het stamboomonderzoek". Een aan de lezers van ons vlugschrift beter bekende jonge doctor is A.T.W. van de Oord. Op 6 december 1990 promoveerde die aan de Katholieke Universiteit Brabant op het proefschrift 'Voor arbeid en brood. Arbeidersbeweging en collectieve actie van werklozen in Nederland, een vergelijkende studie van de jaren dertig en tachtig'. (Uitg. Thesis, Oisterwijk 1990). W. de Bakker
90
BRANDBESTRIJDING IN HELVOIRT door W.H. Cornelissen Een eerste vorm van georganiseerde brandbestrijding in Helvoirt vinden we in het reglement van 1732 dat de schepenen van Helvoirt samen met die van Esch voor beide dorpen hebben vastgesteld.1) Waarschijnlijk de oudste gemeenschappelijke regeling waaraan Helvoirt en Esch hebben deelgenomen. Er werden allerlei voorzorgsmaatregelen ingevoerd ter voorkoming van brand of brandgevaar. Zo was het voortaan verboden om met een brandende pijp of kaars in schuren te komen, vlas te drogen in de bakhuisjes (waar ook brood werd gebakken) en geen vuur aan te leggen binnen 20 voeten (7,5 m) van een gebouw. Ook werden bouwvoorschriften ingevoerd over de plaats en samenstelling van de schoorstenen en ovens. Bij brand moest de noodklok worden geluid, de dichtst bijwonende schepen (raadslid) worden gewaarschuwd en verder was ieder gezin verplicht minimaal l persoon af te vaardigen om met een emmer zich naar de brand te spoeden en mee te gaan blussen. Wie zich hieraan onttrok riskeerde een boete van 3 gulden. Een voortvarend
RE GLE M EN T ''
"VOORKOMlNGf VAN BJRAND •
'v r
' .
* • , - * *
-'. • • 'T• •
- * -
E
'
*'
H E L V O I R T , EN E S C H . ftt
9tt nfcnuHt toojaum tn tngt/ ofnoautw (trim fat i_.._
fnttn ttnigt Wpun Daan of #m»pi «n inwtn «gen* mugt noqttn laan/ (alltn ktfilat binntn t>i* Mgtn m ta latifb )>uliU> , Dtnnntt 01 MM»/ m Hulltt/ Ut *»•, MKU fitfcf ttucttn tPtttKii 0ctapmc. 1
Hrgtrmi MUI Wooyl/ in «f*/ ttnfi»
{ ajanh mmm «iraoriMckt/ n«t« toto,/
si • ; [ mnttf tct) «•MB'f»»»*')»/ «n MrfiqM 3n totrl»; «n bjttte Rtuitn/ fyllrn nogran» foUnloi mptta I uon teel n tetuartn ka Duut «n lig|x \ «nogtn tau;t»n gtfii/ aiM w. Mcun Ma At Car^tngi/ 4>cbimt/ l «U uacrfx» / Dflibtn am allt onatlucfcay loa M
mm in tt*m en taffen nln ir «qm «
of tilungtn «f 8uuM f. Vat ban nu «f tv Wiittpoiknf Kur4cn/ IK pnmn/ f» DM fet CCIIUtllKllt/ «l» M flMIUulUttll/ l*l(pt UI U WMHDtn »U>
wiitorDcn UtkinD/ *fl n«B"»<» l«« «» «o: UilaluiuUt guflp o(*rpiriibit (ullin DMXim tnttbtn giiicight/ Bt-tiipij m Bin (. jf tbMaci «7 j i. tra toen Ktfftat»"« 0« »o)l»w l m plu»; BtrtVtiD / in Oor Dnai owt alfnitot Ittt? w öotmi» bei XMcktqica
/4/fe. / Aanhef van de gemeenschappelijke regeling brandbestrijding door Helvoirt en Esch anno 1732. 91
besluit van beide dorpsbesturen, dat wel, maar van een brandweer als organisatie is nog geen sprake. Dat is wel het geval in 1817 als het gemeentebestuur van Helvoirt bij reglement vaststelt, dat er brandmeesters, opzigters, bestuurders en verdere geëmployeerden moeten worden gekozen. Wie gekozen wordt is verplicht dit te aanvaarden tenzij hij 60 jaar oud is of lichamelijk ongeschikt. De geëmployeerden moeten na de brand de materialen uitspoelen en opbergen. Deze materialen betreffen waarschijnlijk de bij besluit van schepenen van Helvoirt van 30 juni 1804 omschreven "brandgereedschappen, waarvan in onverhoopte voorvallen zouden kunnen worden gebruijk gemaakt ".2) Het reglement van 1817 bepaalt verder, dat de brandmeester
die het dichtst bij de kerktoren woont, de brandklok moet luiden. Degenen die zich bij het blussen onderscheiden krijgen een premie, maar wie bij het blussen gaat "kijven, vegten of slaan" wordt verwijderd en krijgt een boete van drie gulden. Een vette premie van 6 gulden is weggelegd voor degene die na het horen van "Brand" het eerst zijn paard voor de wagen met brandspuit heeft gespannen en die bij den brand brengt. 3)
In 1817 is ook de brandspuit aangekocht voor 250 gulden, een aardig bedrag als men bedenkt dat het jaarsalaris van de gemeentesecretaris toen 200 gulden bedroeg.4) We kunnen dus aannemen, dat de brandweer van Helvoirt in 1817 is opgericht op grond van
het besluit van "Burgemeester en Leden van het Gemeentebestuur" van 28 mei 1817 en vanwege de in dat jaar aangekochte brandspuit. Het lijkt wel, of de vroede vaderen van 1817 een bang voorgevoel hebben gehad, want in de nacht van 10 op 11 augustus heeft een grote brand in de kom van Helvoirt gewoed, waarbij 6 huizen volledig in de as werden gelegd, terwijl een aantal inwonende gezinnen ernstig werd gedupeerd wegens verlies van huisraad. De schade bedroeg 17.480 gulden. Gelukkig werd bij Koninklijk Besluit van 16
oktober 1817 no. 49 een deel van de schade vergoed uit het'' fonds van Non Valeur'' tot een bedrag van ƒ4.000 t.w.: "De Kinderen Peter van de Ven" Huis en schuur bewoond wordende door Michiel Tooien, bedragende een verlies van ƒ1400,00 Omstandigheden, vrij wel; vermogen, niet aanmerkelijk. Geproponeerde toelage eenhonderd vijf en twintig gulden
ƒ 125,00
Fredrik Sigeler Huis schuur en meubelen ƒ850,00 verwenaren en goederen om te verven van post ƒ200,00
Omstandigheden, niet gunstig; vermogen, geen. Geproponeerde toelage drie honderd vijf en twintig gulden; echter met finale uitsluiting der goederen van particulieren bij hem verbrand zijnde.
ƒ 325,00
Lucas van de Pas Huis, stal schuur schop in bakhuis ƒ2800,00 Omstandigheden, wel; vermogen, redelijk goed.
Geproponeerde toelage drie honderd vijf en twintig gulden 92
ƒ 325,00
De weduwe Peter van de Pas Meubilaire goederen, rund en ander vee, koorn, hooi en bouwmansgereedschappen ƒ1820,00
Omstandigheden, wel; vermogen, redelijk goed. Geproponeerde toelage drie honderd vijf en twintig gulden.
ƒ 325,00
Johannes de Bont en Gijsb. Hasenberg Huis, meubelen vee hooi en verdere goederen ƒ1400,00 Omstandigheden, medelijdenswaardig; vermogen, weinig beduidend. Geproponeerde toelage vierhonderd vijf en zeventig gulden.
ƒ 475,00
Peter Berkelmans
Huis, bakkerije, stal en schop met bakkers- en winkelgereedschappen, wasch en andere goederen ƒ3600,00 Omstandigheden, bedenkelijk; vermogen, gering. Geproponeerde toelage acht honderd en vijftig gulden
ƒ 850,00
Michiel Tooten
Meubilaire goederen, bakken, herberg- en winkelgoederen en gereedschappen ƒ2000,00 Omstandigheden, bedenkelijk; vermogen, geen. Geproponeerde toelage vijfhonderden tachtig gulden
ƒ 580,00
Andries Koppens
Huis, stal, schop, meubelen, vee, bouwmansgereedschappen en andere goederen ƒ2800,00. Omstandigheden, ongunstig; vermogen, gering.
Geproponeerde toelage acht honderd gulden
ƒ 800,00
Hendrik Schellen
Meubelen, klederen en timmergereedschappen ƒ275,00. Omstandigheden, slecht; vermogen, geen.
Geproponeerde toelage vijf en zeventig gulden
ƒ 75,00
Anna Maria van de Ven Meubelen en klederen ƒ250,00.
Omstandigheden, wel; vermogen, redelijk. Geproponeerde toelage veertig gulden
ƒ 40,00
Joost van Krieken
Meubelen, klederen, linnen en andere goederen ƒ110,00. Omstandigheden, niet zeer gunstig; vermogen, geen. Geproponeerde toelage vijf en twintig gulden
ƒ
25,00
Omstandigheden, slecht; vermogen, geen. Geproponeerde toelage twintig gulden
ƒ
20,00
Elizabeth van Gestel Klederen en linnen ƒ25,00. Omstandigheden, soober; vermogen, geen. Geproponeerde toelage vijftien gulden
ƒ
15,00
Adriaan Schellen
Klederen, linnen en andere goederen ƒ80,00.
Johannes van Doorn Klederen en linnen ƒ25,00.
Omstandigheden, gering; vermogen, geen. Geproponeerde toelage vier gulden
ƒ
4,00
93
Johannes Tilli Klederen en linnen ƒ25,00. Omstandigheden, slecht; vermogen, geen. Geproponeerde toelage tien gulden
ƒ
Jan van Beugen Klederen en linnen ƒ20,00. Omstandigheden, sober; vermogen, geen, Geproponeerde toelage zes gulden
ƒ
Totaal vier duizend gulden")
ƒ4000,00
6,00
De nieuwe brandspuit heeft vuurzee niet kunnen, bestrijden, denkelijk wel kunnen beperken. Gedeputeerde Staten. in 1818, dat vernieuwing van of strooien binnen een van. 3 roeden (30 m) van van dergelijke gebouwen, niet plaatsvinden,6) De brandspuit niet toebehoren, heeft in. 1851 haar tijd ze wordt dan ia het jaarverslag beschreven als "klein en daardoor somtijds in mindere staat eener grote brandspuit te voldoen". Enkele jaren later wordt de toestand middelmatig genoemd en de een nieuwe spuit onvermijdelijk-geacht. De jaarverslagen moesten het, provinciaal, bestuur worden zodat, dit telkenjare lezen dat aankoop van een brandspuit urgenter werd. In 1859 is het dan zover; een nieuwe met aanjager is voor 1.160 gulden te Rotterdam, "het brandspuitje". Het nieuwe dan uit: en met rijwerk (karretje) ? Ned. ellen zuigbuis, 288 en 48 ellen persslang, op een van 24 door schroeven 2 straalpijpen. Dat een koop, de vol70 jaren vermelden de gemeentelijke verslagen niet anders, dat. de brandblusmiddelen uitmuntend zijn of in staat. Voor het uitbreken, van. de wereldoorlog moet een tweede brandspuit zijn aangekocht. 7) In 1939 werd de inventaris uitgebreid met 2 slangenwagens, geleverd gebrs. Afb. 2 van 1939 Het was cri94
sistijd en dat bleek ook uit het materiaal, dat korte tijd later al moest worden gerepareerd door de plaatselijke smid. De foto (afb. 2) geeft ook geen al te solide indruk. Tijdens de oorlog is de brandweer als een van de weinige verenigingen - hoe kan het anders - actief gebleven. In 1943 werd de inventaris uitgebreid met trekkermanschappen materieel wagens, Chrevolet -dump en Dennis- motorbrandspuit. Direct na de oorlog werd een sirene in gebruik gesteld, voorheen gebruikt als luchtbeschermingssirene van de gemeente Tilburg. De verdere modernisering kwam na de oorlog in een stroomversnelling toen toevoer- en aanvulslangen werden gekocht enkelvoudige en tweeledige ladders, gordels met haak, bijl en tas, redlijnen van 15 meter en een sirene die tot 1965 mocht worden gevoerd. De noodzaak van deze nieuwe spullen werd ook aangetoond door de van hogerhand opgerichte Brandweerinspectie te Breda, vanaf 1962 de Regionale Brandweer Noord-Oost Brabant te Veghel. De oude brandspuiten bestonden nog in 1960; ze waren gestald in een schuur van een gemeentewoning nabij de oude toren. Toen die woningen op de nominatie stonden om te worden afgebroken zijn de karren voor ƒ10 per stuk verkocht en de spuiten "tijdelijk"opgeslagen in de oude toren.8) Hoe lang ze daar hebben gelegen en wat er verder mee is gebeurd, blijft vooralsnog een vraag. Vanaf ca. 1870 zijn er brandputten gegraven, waar water uit kan worden onttrokken voor het bluswerk. In 1873 lezen we nl. in het gemeenteverslag dat weder een brandput is voltooid, zodat er dan twee zijn, nl. op het Kerkeind en op het Molenheike. In 1884 (Helvoirtsestraat) en 1886 worden weer brandputten gegraven, de laatste voor een bedrag van ƒ277,53. Men verleende ook wel vergunning aan de inwoners om het water te gebruiken voor de consumptie. Om die reden werd de brandput aan de Helvoirtsestraat op een andere plaats gegraven dan aanvankelijk de bedoeling was. Men hield nl. toen al rekening met verontreiniging van het grondwater! Omdat de plaats gepland was in de nabijheid van de leerlooierij, werd besloten de put te graven op een punt "alwaar men alleen kans heeft Afb. 3 Brandspuithuisje van 1878 naast de Herzuiver drinkwater te treffen.9) vormde kerk. (overgenomen uit "Helvoirtse schetDe 4 brandputten lagen aan de sen 2, 1988, blz. 16). 95
Torenstraat (nabij de Zwarte Leeuw), Kastanjelaan (nabij de parochiekerk) Helvoirtsestraat (nabij van Roessel) en op 't Heike. 10) In 1937 is de waterleiding aangelegd met brandkranen, in welke omgeving de putten overbodig werden voor de brandweer. Van spuithuis tot kazerne Volgens het reglement van 1817 stond de brandspuit op een vaste plaats, vermoedelijk de oude toren. Later, in 1860 wordt de oude school (bij de toren) zodanig verbouwd dat er plaats is voor de twee karretjes met spuit. In 1878 wordt de bouw van een nieuw brandspuithuis aanbesteed, nabij de toren; de oude school wordt verbouwd tot veldwachterswoning. Bovenstaande tekening (afb. 3) laat dit brandspuithuis zien, zoals afgebeeld in "Helvertse schetsen". U) In 1952 komt weer een nieuwe behuizing tot stand aan de Torenstraat (achter het gemeentehuis). De benaming voor dit pand "brandweergebouw", is aangepast aan de tijd, evenwel niet langer dan tot 1976 als de huidige "brandweerkazerne" wordt aanbesteed door verbouwing en uitbreiding van een boerderij.
Afb. 4 Tekening van het op te richten brandweergebouw in 1952.
Brandweerlieden In het reglement van 1817 zien we dat er brandmeesters, opzichters, bestuurders en verdere geëmployeerden moeten worden gekozen. Er ontbreken echter in het prille begin gegevens over het kiezen van deze functionarissen. Eerst in 1861 lezen we, dat de brandweer als volgt is georganiseerd: 12) opperbrandmeester: Jhr. Mr. J. de Jonge van Zwijnsbergen brandmeesters: J.H. Mastenbroek bij de spuit Aanjager voor de slangen J. van der Schoor voor de slangen M. Verheij voor de slangen M. J. Lei j ten Perspomp M.A. van de Ven bij de spuit bij den brand W. de Vos 96
Kleine spuit
M.A. Leijten A. van der Putten C. v. Laarhoven H. van de Zande P. van de Ven Azn H. van Boxtel A. de Jong A. Dijkhof Ph. J. Verster
bij den brand voor de slangen bij de spuit aan het water voor de slangen voor de slangen voor de werktuigen in het algemeen en belast met de gereedschappen tot herstel van de defecten welke zal worden bijgestaan en bij afwezigheid vervangen door: belast met het toezicht op de algemeene regeling van het brandwezen, en tevens als secretaris, belast met het houden van alle noodige aantekeningen.
Vanaf 1872 is de functie van "meubelbewaarder'' toegevoegd. De gemeentelijke jaarverslagen melden dat het personeel der brandweer redelijk wel geoefend is. Om zulks nog te bevorderen wordt vanaf 1876/0,25 per man per oefening in het vooruitzicht gesteld, waartoe jaarlijks totaal ƒ10,- a ƒ20,- wordt uitbetaald. Van 1919 tot 1930 bestaat de brandweerformatie uit l opperbrandmeester, l plaatsvervanger, 4 brandmeesters en 60 man personeel. Daarna zien we tot in de tweede wereldoorlog de
functies van l opperbrandmeester, 4 opzichters-brandmeester, 15 slangenaanschroevers, 8 slangenhouders, 13 meubelbewaarders, 3 klokluiders en ca. 45 pompers. Voor kleding en uitrusting worden pas vanaf 1949 uitgaven gesignaleerd zoals rubberknielaarzen (1949); waterdichte kleding, helmen met nekleders, uniformpetten (1951); koperen brandweerknopen met ringetjes, jekkers, mouwdistinctieven voor brandwacht 2e klas, koperen sterren op de mouw (1957); persluchtmaskers (1961).
In 1960 constateerde de Regionale Brandweer N.O. Brabant dat de uitrukkleding van alle leden in zeer slechte toestand verkeerde. Daarom werden aangeschaft: 15 uniformjassen en
broeken, 7 paar laarzen, 5 helmen met kam, 9 redgordels, 3 straalpijpen, 11 kammen voor helmen en 15 uniformpetten. Er was ook een personeelsvereniging, althans in 1960 want die krijgt dan de oude brandslangen cadeau. De brandweer in oorlogstijd
Afgezien van het extra gevaar waaraan de brandweerleiden blootstonden bij het uitoefenen van hun taak, is de organisatie en. materiaal in deze tijd verbeterd. De waterleiding met aftappunten was aangelegd in de kom en enkele buurtschappen: nog niet in Vont, Raam, Distelberg en Gijzel. Er waren nog wel brandputten in gebruik; 4 in de kom en l in het buitengebied. Aan de oude tijd van 1817 herinneren nog wel de bepalingen, dat bij brand de klok moest worden geluid en dat degene die dan het eerst met paard bij het spuithuis was een premie 97
verdiende. Het Duitse leger was technisch goed uitgerust en de bezetter eiste ook dat het brandweermateriaal werd aangepast aan de eisen van de tijd. Zo werd de inventaris al in 1943 uitgebreid met een trekkermanschappen-materiaalwagen en een Chrevolet dump & Dennismotorbrandspuit. De twee brandspuiten konden daarna op 4 verschillende punten nabij de welputten werden opgesteld met slangen etc., teneinde bij brand van boerderijen in het buitengebied snel met blussen te kunnen beginnen. Aan de brandweerlieden werden hoge eisen van bekwaamheid gesteld; zij waren vrijgesteld van diverse diensten en van terugvoering in krijgsgevangenschap. Als bewijs daarvan werden brandweerzegels uitgereikt. Een functie bij de brandweer was dus erg gewild. De formatie bestond uit l commandant, l plv. commandant, 2 brandmeesters, 2 plv. brandmeesters, 2x7 slangenschroevers en niet minder dan 2 x 3 8 pompers. Indien nodig werd hulp verleend door de brandweer van Veghel, 's-Hertogenbosch en Tilburg. Tot de taak van brandweer behoorde ook de controle op de 59 blusapparaten, die in 1942 vooral bij gebouwen en instellingen waren geplaatst. Uit deze tijd (1941) dateert ook de bosbrandweer, aanvankelijk op vrijwillige basis, later als "plichtboschbrandweer". Zij bestond in 1943 uit 122 manschappen, waaraan ook zegels waren uitgereikt voor vrijstelling van legerdiensten. De burgemeester van Helvoirt probeerde zoveel mogelijk manschappen bij de brandweer te krijgen. Zo schreef hij in 1943 aan de Hoofdinspecteur van het Brandweerwezen in 's-Gravenhage: "Ik herinner mij, dat de Inspectie met het aantal brandweerlieden accoord ging doch in verband met het zware werk der pompers een nog grooter aantal manschappen wenschelijk achtte. Het is in dit verband hiermede, dat ik vrees, dat wij met 14 zegels (de andere 14 zijn voor de boschbrandweer) niet kunnen volstaan. Ook de boschbrandweer moet noodzakelijk uit een grooter aantal manschappen bestaan, daar boschbranden zich snel kunnen uitbreiden en slechts bestreden kunnen worden met schoppen en knuppels. Het aantal manschappen dat daarvoor is aangewezen (eveneens plichtboschbrandweer) bedraagt 122. In deze gemeente zijn namelijk groote boschcomplexen, waaronder volgens definitie van het Staatsboschbeheer 430 HA dennenbosschen en 147 HA heide, alles ingedeeld in groepen volgens voorschrift van de Gewestelijke Werkcommissie Noord-Brabant en Limburg (Secretaris de Heer Wormgoor te Esbeek). Daarom vrees ik eveneens voor de boschbrandweer niet met 14 zegels te kunnen volstaan. Ik zou U daarom gaarne in overweging willen geven, nog een aantal zegels te zenden, naar gelang U noodzakelijk acht. In verband met het feit, dat Helvoirt een landbouwende gemeente is, zodat bij de boerderijen en in de schuren, zoowel te velde als opgeslagen, steeds groote hoeveelheden brandbaar voedsel voor menschen en vee aanwezig is, geloof ik, dat wij ons aan een doelmatige brandweervoorziening met voldoende personeel niet mogen onttrekken. Vooral in deze tijden, nu bovendien meer gevaren aanwezig zijn en de Duitsche Overheid evenals wij zelf alle sabotage wenscht uit te sluiten, zou ik gaarne ervan verzekerd zijn, zodat bij het uitbreken van branden in gebouwen zoowel als in de bosschen, voldoende manschappen disponibel zijn. Ik kan niet beoordelen in welke mate het pro en contra der zegels moet worden aan98
geslagen, doch hoop, dat U er in zult kunnen slagen te bevorderen, dat de zaken hier tenminste kunnen marcheeren". Medio 1943 werd een gemeenschappelijke regeling ingesteld voor bestrijding van "bosch-, heide-, veen- en duinbranden" door de gemeenten Tilburg, Berkel-Enschot, Bladel, Diessen, Drunen, Goirle, Helvoirt, Hilvarenbeek, Hooge en Lage Mierde, Loon op Zand, OostWest- en Middelbeers, Moergestel, Oisterwijk, Reusel en Udenhout.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
G.A. Helvoirt, inv.nr. 524. Inv.nr. 6. Inv.nr. 1430. Inv.nr. 1040. Inv.nr. 8. Inv.nr. 1430. Informatie heer Smulders juni 1990. Notulen burgemeester en wethouders mei-aug. 1960. Inv.nr. 780. Informatie heer Smulders juni 1990. Helvertse schetsen 2, 1988. Inv.nr. 601.
*
Bronnen na 1940: dossiers semi-statisch archief -1.784.13
KERSTKINDEREN (een vraag aan de lezers)
In de Baronie van Breda bestond voor de oorlog de gewoonte, dat de assisterende arts of verloskundige geen kosten in rekening bracht bij de geboorte van een kindje op Kerstmis.
Vragen aan de lezers: Kende men dit gebruik ook in het gebied van "de Kleine Meijerij"? Bestaat dit gebruik hier nog? Zo niet, sinds wanneer? Kent men dit gebruik van elders? Zo ja, waar? Kent men nog andere gebruiken, betrekking hebbende op Kerstkindjes? Antwoorden gaarne bij ondergetekende:
P. Wuisman
Durendaaeldreef 14 5062 LW Oisterwijk tel. 04242-83422 99
EWOUD VAN PEYNENBORCH WAS TE VER GEGAAN door Mr. P.D.M. Pijnenburg
In vroeger eeuwen was het normaal, dat de Kerk voor allerlei vergrijpen van leken en priesters straffen oplegde. Die vergrijpen kwamen de deken ter ore tijdens de parochievisitaties die hij regelmatig aflegde. Bij die gelegenheid hield hij een rechtszitting die seendgerecht en synode werd genoemd. Daarbij werd hij door leken uit de parochie als vertrouwensmannen terzijde gestaan, die seendschepenen en synodale schepenen werden genoemd. Zij traden ook als aanklager op. In de tijd die tussen twee zittingen van het seendgerecht verliep moesten zij namelijk op het doen en laten van de parochianen letten, om op de dag der rechtszitting aanklachten te kunnen doen, te "wroegen" zoals dat heette. 1) Ze zullen door menige parochiaan het jaar door wel met een scheef oog zijn aangekeken! De vonnissen van die seendgerechten, het zijn eigenlijk slechts notities in de eerste plaats bedoeld om de inkomsten van de boeten te noteren, bevinden zich nog in enkele kerkelijke archieven in België, onder andere in het bisschoppelijk archief te Luik, en zijn gepubliceerd. 2) Ze blijken gesteld in ongebruikelijk tot slecht latijn, doorspekt met woorden die in het gewone latijnse woordenboek niet te vinden zijn. Ook de hierna genoemde leden van de familie P(e)ijnenbu(o)rg zijn bij de deken op het matje moeten komen. Uiteraard is ook hun blijkbaar niets menselijks vreemd geweest. Zo waren Jan Punenbergh en zijn vrouw op een dag tussen Sint Jan 1442 en '43 zo kwaad geworden op een seendschepen, die hun blijkbaar over het vragen van rente kapittelde, dat ze hem te lijf waren gegaan. Dat was de schepen niet vergeten toen de deken op bezoek kwam en hij sleepte het echtpaar voor het seendgerecht, wat prompt tot bestraffing leidde. De latijnse tekst van het vonnis luidt: "Pro quitancia excessus lohannes Punenbergh de Os de eo quod ipse et uxor invaserunt quemdam scabinum sydodalem armis invasoriis et verbis iniuriosis eo quod relatusfuit adsanctam synodum pro usuris, debet dominus lohannes Bardeijn, investitus de Os. infra Remigii preteritum. 2 f l. Ren."^> Hetgeen volgens mij betekent: Tot schikking wegens het vergrijp van Jan Punenbergh uit Oss, hierin bestaande dat hij en zijn vrouw met aanvalswapens en scheldwoorden tegen een zekere seendschepen, die voor zaken van renten aan het seendgerecht is verbonden, zijn tekeer gegaan, is hij (Jan) aan Heer (priester) Jan Bardeijn pastoor te Oss, 2 Rijnsguldens schuldig, vóór het verstrijken van Sint Remigiusdag. Pro quitancia, schikking, betekent dat daarmee een andersoortige straf, al opgelegd of nog niet opgelegd, werd afgekocht. De rente kan woekerrente zijn geweest, maar ook het enkele feit van het vragen van rente. Oorspronkelijk achtte de Kerk namelijk zelfs dat zondig.4) De vonnissen van de seendgerechten wemelen ook van ontucht en dergelijke, begaan zowel door leken als priesters. Men moet in de betekenis van de ontucht door de priesters echter onderscheiden tussen incidentele gevallen van ontucht en concubinaat. Priesters mochten 100
sinds de 5e eeuw niet meer trouwen en moesten celibatair leven, maar sinds de 8e eeuw zijn zij toch weer gaan trouwen. Die huwelijken werden tijdens het tweede Lateraans concilie van 1139 vernietigd. Daarna hebben de priesters het aangaan van huwelijken wel weer achterwege gelaten, maar aan de celibaatsplicht hebben zij zich niet meer gehouden want het was vrij algemeen dat zij in concubinaat leefden met hun huishoudster. Dat was de normaalste zaak van de wereld. Ze schreven hun kinderen openlijk in het doopregister onder hun eigen naam in. En er was geen sprake van een boycot deswege, noch van de kant van de keroversten, noch van het publiek.5) Latere generaties moeten niet de fout begaan historische feiten uit hun verband te lichten en te toetsen aan latere normen. Bovendien is een andere moraal dan de tegenwoordige niet te verwarren met immoraliteit. Ook de moraal is aan verandering onderhevig. We moeten niet denken dat onze generatie de enige is die het bij het rechte eind heeft. Wij maken trouwens zelf mee, dat tijdens één generatie de zedelijke normen veranderen. Concubinaat van de priesters was toen dus wel een normale zaak, maar tegelijkertijd was het nu eenmaal formeel verboden en werd dan ook door de seendgerechten beboet. Dan staat vaak in de notities dat de ontucht had plaatsgevonden met zijn huishoudster (cum sua, cum suafamula, cum sua domestica), maar ook wordt meer dan eens volstaan met: wegens ontucht met die en die, zonder in de formulering verschil te maken met incidentele ontucht. Maar toch zijn ook dan de gevallen van concubinaat wel te herkennen. Als Heer Egidius van Duizel, een priester in Oisterwijk, niet alleen voor het tijdvak Sint Jan 1436 tot '37 maar ook 1438 - '39 en voor de derde keer 1441 - '42 dan te Haaren maar telkens met dezelfde vrouw te boek staat als beboet voor "incontinencia commissa cum Margareta Punenburgs" dus voor ontucht begaan met de genoemde bloedverwante van ondergetekende, dan is zij zeker de huishoudster-geliefde van de priester geweest en is zeker niet van incidentele ontucht sprake. Het was heel normaal, dat priesters jaarlijks werden beboet en rustig verder gingen in concubinaat te leven. Bannenberg c.s. vermeldden in hun in voetnoot 2 genoemd werk op blz. XII: ".. uit onze Luikse gegevens blijkt, dat er gedurende een lange periode van jaar tot jaar een aantal priesters compareert, die regelmatig een zeker bedrag betalen ... en verder gewoon doorleven", zodat Dionysius de Karthuizer wel gelijk had toen hij opmerkte: "dat de geestelijken door een weinig geld te geven vrij en ongestoord aan hun lust konden toegeven en hun concubine konden behouden". Terecht spreekt hij van een weinig geld, een lichte straf. Als Post schrijft^) "Straffen tegen de genoemde verhouding (concubinaat) kwamen weinig voor" dan zal hij zwaardere straffen bedoelen. Straffen kwamen blijkens de Luikse gegevens namelijk veel voor, maar hielden in geval van concubinaat slechts lichte boeten in. In andere gevallen werden heel wat zwaardere straffen uitgedeeld, zoals de excommunicatie, waar men niet zuinig mee omsprong, en gevangenisstraf op water en brood. Eens moest een priester veertien dagen ' 'voor schut staan" op het kerkhof, en een broer en zus moesten voor meermalen gepleegde "bloedschande" op drie heiligendagen met een boetekleed aan rondom de kerk lopen. 101
De tekst van een vonnis ingeval van concubinaat van een priester was ook beknopter dan in gevallen van incidentele ontucht, geweldpleging, verbreking van trouwbelofte, echtbreuk, incest, trouwen buiten de Kerk en dergelijke. Zo wordt ook aan het concubinaat van Heer Hendrik Poynenberch maar één regel gewijd: "Pro quitancia excessus incontinencia d. Henricus Ponynenberch (!), commorans in Haren, presb., cum quandam Elizabeth l ƒ/. Ren. Dat. 12 mei"J) Tot schikking wegens het vergrijp van ontucht van Heer Hendrik Ponynenberch, wonende te Haren, priester met zekere Elizabeth, l Rijnsgulden, gegeven op 12 mei (1471). Het betreft hier waarschijnlijk Heer en Meester Hendrik Poynenborch.8) Toen hij in 1459 pas benoemd was tot plaatsvervangend pastoor van Esch, maakte hij een testament voor de welgestelde Godevaert Petersz Poynenborch te Belver (volgens de oude synodale statuten van 1288 moesten alle uiterste wilsbeschikkingen worden gemaakt in tegenwoordigheid van de pastoor. 9) Priesters waren trouwens de enigen die konden lezen en schrijven. Dat Godevaert niet de pastoor van zijn eigen parochie Haren, maar de (plaatsvervangend) pastoor van Esch voor het testament liet komen, is opnieuw een bevestiging van de bijna zekerheid, dat de familie P. in de Rudonc, nu Ruiting, woonde. 10) In de tekst van het vermelde vonnis wordt als woonplaats van Heer Hendrik Haren vermeld. Opmerkelijk is echter wel, dat mr. Bernsen te aangehaalder plaatse vermeldde dat hij tot 1477, misschien zelfs 1479 de zielzorg in Helvoirt uitoefende. Wat zijn betrekking met Elizabeth betreft, het was al bekend, dat hij een dochter Catharina had. Hij had vele bezittingen. 1 1) Uit de Luikse gegevens blijkt dat daar onder andere toe hoorde een beneficie te Vught: "VughtSt. Petri. Altare s. Marie 1485 Rector d. Henr. Poynenberch 5 mod.". In de kerk van Sint Petrus te Vught, Altaar van de H. Maria. Rector Heer Henrik Poynenberch 5 mud (modius). 12) De rector, zo heette de bezitter van een beneficie, inde de geldelijke inkomsten uit een altaar in een kerk en moest daar regelmatig missen voor opdragen of dat door een plaatsvervanger laten doen. In plaats van geld konden de inkomsten ook goederen zijn zoals in dit geval. Waarschijnlijk is het rogge geweest. Vaak staat er dat ook: "mod. sii", dat is siliginis, rogge. Uit de beboeting voor het concubinaat blijkt ook in dit geval dat Dionysius de Karthuizer gelijk had. Voor één Rijnsgulden kon Heer Hendrik weer een paar jaar voort. Een geheel ander geval was in 1537 bij een seendgerecht aan de orde: "Pro remissione et quitancia excessus Franciscifil. Emberti Scepens et Helwigis f il. lohannis Hoppenbrouwers de et pro eo quod temerario ausu matrimonium clamdestinum contrahere presumpserunt et contraxerunt carnali copula subsecuta non obstante quod eadem Helwigis prius se cum quodam Petrofil. Henriet Poeyenberch in facie ecclesie paroch. de Oerschot affidari permisit, necnon pro signatura decreti remissionis nudorum sponsalium per prenominatos Pet rum et Helwigem contractorum et licentia alibi contrahendi ipsis concessa. 10 f L Dat. 13 Tot kwijtschelding en schikking wegens vergrijp van Frans zoon van Embert Schepens en Heylwig dochter van Jan Hoppenbrouwers, hierin bestaande dat zij eerst met onbezonnen 102
vrijmoedigheid clandestien een huwelijk gesloten hebben en vervolgens vleselijk gemeenschap hebben gehad, niettegenstaande dezelfde Heylwig eerder ten overstaan van de kerkgemeenschap van Oirschot heeft beloofd zich met zekere Peter zoon van Hendrik Poeyenberch te verbinden; dit geldt mede voor ondertekening van het besluit tot ontheffing van de trouwbelofte zonder daarop gevolgd huwelijk door voornoemde contractanten Peter en
Heylwig en tevens voor de toestemming om een andere verbintenis aan te gaan. 10 gulden. Gegeven 13 februari (1537). Er staat letterlijk: naakte verloving, wat m.i. betekent: niet méér dan verloving, trouwbelofte zonder daarop gevolgd huwelijk. Wat betreft de betekenis van: clandestien huwelijk het volgende. Zeker vóór de 10e eeuw interesseerde de Kerk zich niet voor het huwelijk. Slechts de wil om samen door het leven te gaan en het bij elkaar slapen maakten samen het huwelijk. Pas in de 10e en lle eeuw is de Kerk zich met het huwelijk gaan bemoeien. Dat is een moeizaam en langdurig proces gewordeji. Enerzijds werkten de mensen weinig mee aan het nieuwe denkbeeld en anderzijds had de Kerk zelfde grootste moeite met de lichamelijke kant van het huwelijk, waar zij zeer negatief tegenover stond. Dat blijkt onder andere ook hieruit: in die tijd bestonden tientallen sacramenten, bijvoorbeeld ook het ridderschap, het gebed en het kruisteken, en zodoende'kon de Kerk, nu zij zich voor het huwelijk ging interesseren, tenslotte er niet omheen om ook het huwelijk tot sacrament te verheffen, 'maar die verfoeilijke lichamelijkheid zat lelijk in de weg. Het compromis werd toen, dat de opvatting van de Kerk dat alle sacramenten door Jezus zijn ingesteld één uitzondering kende, namelijk het sacrament van het huwelijk...
Eeuwenlang bleef de Kerk er op aandringen bij een huwelijk betrokken te worden, eerst als getuige, later als huwelijkssluiter, maar pas het Concilie van Trente van 1536 eiste officieel, dat het huwelijk plaats moest vinden ten overstaan van een priester en twee getuigen.'4) Nog altijd echter was de oude praktijk van het sluiten van een huwelijk buiten de Kerk niet geheel uitgeroeid, wat een jaar na genoemd concilie onder andere blijkt uit de verbintenis van Frans en Heylwig, die de deken prompt als clandestien veroordeelde en fors beboette met 10 gulden. Daar was dan wel nog bijgekomen, dat Heylwig al eerder officieel voor de Kerk trouwbelofte aan Peter Poeyenberch had gedaan. Het clandestiene karakter van het huwelijk verdient nog nadere toelichting. Het was geoorloofd geweest, maar het was wél geweldig. Reeds de asceten Hugo van Sint Victor en Ivo van Chartres, toegewijde ijveraars om de Kerk meer greep op het huwelijk te geven, hadden dit verkondigd. 15) Dit verklaart, waarom het latere ongeoorloofd gesloten huwelijk van Frans en Heylwig in stand bleef en erkend werd, niettegenstaande de éérder nog wel voor de Kerk gegeven trouwbelofte aan Peter Poeyenberch. Voor geld werd de ongeoorloofdheid van het huwelijk van Frans en Heylwig kwijtgescholden, werd de eerdere trouwbelofte impliciet als niet meer geldend beschouwd en kregen Peter en Heylwig verlof ieder huns weegs te gaan. Maar bij die trouwbelofte werd dus wel uitdrukkelijk vermeld dat die niet gevolgd was door een huwelijk. Anders zou dat, eerdere huwelijk de voorrang hebben
gekregen, vermoed ik. Of Peter van de desertie van zijn Heylke verdriet heeft gehad, of misschien wel precies het tegenovergestelde, zalnooit meer bekend worden. 103
Een ander beeld van die dagen komt uit het volgend voorbeeld dat ik tot slot vermeld naar voren: "Pro quitancia excessus Ewaldi Adriani de Peynenborch in villa de Oesterwyc commoran-
tis de et pro eo quod cum alias quidam d. et mag. Henricus Emmen presb. certos denarios ex pera seu loculo eiusdem dam et secrete subtraxisset ipseque Ewaldus cur nam au t quo animo idfecisset interogasset, idem d. Henricus huiusmodi interogatoria egreferens antedicto Ewaldoplurima verba opprobiosa improperavit quapropter in animoprovocatus cer-
visiam parvipotti quem in manibus habebat in f adem eiusdem d. Henricus profudit, neenon pro signatura absolutionis quam premissorum occasione incurrit, quantum in nobis est, date 5 f l. Ren. Dat. 16 «ov."16) Tot schikking wegens het vergrijp van Ewoud Adriaanszoon van Peynenborch, wonend te Oisterwijk, onder andere hierin bestaande dat eerder zekere Heer en Meester Hendrik Emmen, priester, een hoeveelheid déniers heimelijk en in het geniep uit de beurs of het geldkistje van deze (Ewoud) heeft genomen, en toen Edwoud hem later vroeg waarom, en wat daar achter stak, dezelfde Heer Hendrik, door zulk een ondervraging geprikkeld geraakt, de genoemde Ewoud een menigte scheldwoorden naar het hoofd gooide, tengevolge waarvan hij (Ewoud), op zijn ziel getrapt, een klein potje bier dat hij in zijn hand hield in het gezicht van dezelfde Heer Hendrik heeft gesmeten; en ook voor ondertekening van de kwijtschelding van het vonnis tot excommunicatie dat het bovenstaande tot gevolg had, voorzover het aan ons (onze bevoegdheid) is. Hij moet 5 Rijnsguldens geven. Gegeven op 16 november (1519). Blijkbaar wist de deken niet precies, in hoever hij bevoegd was om de excommunicatie kwijt te schelden. Misschien moest daar de bisschop in Luik of de aartsdiaken in Luiksgestel aan te pas komen, heeft hij misschien gedacht. Er staat: van Peynenborch. De naam komt van: Puinenburg, (toendertijd uitgesproken met een klinker tussen ui en oi, zodat ook de spelling Poynenborch veelvuldig gevonden is), een huis dat was gebouwd van puin, maar dan puin in de betekenis van afzettingsgesteente, de nu nog in een gedeelte van Brabant aanwezige veldkeien. 17) Overeenkomstig het gebruik in het Zuidnederlandse taalgebied is het dan méér voor de hand liggend om: van Puinenburg dan: Puinenburg te zeggen. Die spelling is dan ook meermalen gevonden, tot zelfs in de 16e eeuw zoals ook hier weer blij kt. 18) Voor zo'n akkevietje als beschreven in het vermelde vonnis werd maar even de excommunicatie uitgesproken! Voor 5 Rijnsguldens, niet zo'n gering bedrag, moest Ewoud die afkopen. Wat Heer Hendrik betreft: déniers, ook penningen genoemd, waren wel maar kleine geldstukken; een pond (zilver) was 20 schellingen, en een schelling was 12 déniers, zodat een denier 2 gram zilver bevatte, maar een aantal déniers was nou ook weer niet niks. Bovendien moet je nu eenmaal met je vingers van andermans geld afblijven. Toch kon Heer Hendrik dat ongestraft doen en bovendien Ewoud nog gratis de huid volschelden. Althans uit dit vonnis blijkt niet van bestraffing van de priester. Maar ik denk dat men ook in dit opzicht niet de fout moet maken de feiten van toen te beoordelen met de ogen van nu. Bij het lezen van de vonnissen (notities) in het genoemde werk van Bannenberg c.s., krijg ik de indruk 104
dat in die tijd door de Kerk een zwaar accent werd gelegd op twee dingen: de kuisheid van ieder en nog meer op de hoogheid van het priesterambt. Diefstal en scheldwoorden, zeker
als zij waren begaan en gesproken door een priester, werden milder beoordeeld, maar een priester bier in het gezicht gooien, dat kon nu eenmaal niet. Ewoud van Peynenborch was te ver gegaan.
1. W. Nolet en Dr. P.C. Boeren, Kerkelijke instellingen in de Middeleeuwen, p. 307.
2. Dr. G. Bannenberg, A. Frenken en H. Hens, De oude dekenaten Cuyk, Woensel en Hitvarenbeek, deel II. 3. Idem, p. 9. 4. Jacques Ie Goff, De woekeraar en de hel. Helaas laat de schrijver het renteverbod en het woekerrenteverbod verwarringwekkend dooreen lopen. 5. Bannenberg c.s. t.a.p. p. XI e.v. Zie uitvoeriger mijn Peynenborch deel U Heer Gosewijn p. 102 e.v. 6. Dr. R. Post, Kerkgeschiedenis van Nederland in de Middeleeuwen, p. 97-133. 7. Bannenberg c.s. ta.p. p. 136. 8. Zie Mr. H.J. Bernsen in: De Kleine Meierij van 15 januari 1959 p. 22 en Peynenborch deel IV Nieuwe
Vondsten p. 18 e.v. Magister = meester was de titel voor de academisch gevormden, in verreweg de meeste gevallen aan de universiteit van Leuven, tot 1564 de enige universiteit van de Nederlanden. 9. 10. 11. 12.
Dr. P.C. Boeren in Van heidorp tot industriestad p. 81. Zie Peynenborch deel Vil Het Huis Puinenburg. Mr. H.J. Bernsen t.a.p. Bannenberg c.s. t.a.p. p. 434.
13. Idem p. 155. 14. George Duby, Ridder, vrouw en priester. 15. Idem p. 194.
16. Bannenberg c.s. t.a.p. p. 182. 17. De Kleine Meierij 1986 p. 75 e.v. 18. Zie het in voetnoot 10 vermelde Het Huis Puinenburg p. 133-135.
NIEUWE UITGAVE Oudheusden, Dr. J.L.G. v., Brabantia Nostra, een gewestelijke beweging voor fierheid en 'schoner' leven 1935-1951, Bijdragen tot de geschiedenis van het Zuiden van Nederland LXXXIV.
Vanuit de Brabantse Beweging ontstond in 1947 De Kleine Meijerij, aanvankelijk als heemkundige studiekring voor Helvoirt en omgeving. Voor geïnteresseerden in de 'roots' van onze kring en de beweging van den doctor P.C. de Brouwer, doch ook van de voor onze kring bijna legendarische F.W. Smulders biedt de/e dissertatie veel achtergronden. 105
De tot de Synode van Gelderland behoorende twee Generaliteits Klassen van 's Bosch en van Peel en Kempenland: door W.A. Bachiene enz. Uitgave: Kerkelijke Geografie te Amsterdam (1768-1773) Auteur: W.A. Bachiene (1712-1783) Formaat: 201 x 255 mm
106
DE UITMONDING VAN DE REUSEL IN DE LEYE TUSSEN HEUKELOM EN OISTERWIJK OP DE KAART VAN W.A. BACHIENE IN DE 18E EEUW door drs. W.J.M. Thiadens
Op deze kaart valt niet alleen op het ontbreken van de Achterste Stroom ten zuiden van Oisterwijk en de uitmonding van de Reusel tussen Heukelom en Oisterwijk maar ook de naam Nemer tussen Bladel en Diessen en het vreemde afwijkende beekverloop in de bovenlopen van Beerse en Reusel. Natuurlijk nam de kaartmaker allerlei zaken over uit het verleden dat hij vond op oudere kaarten. Er werden ook zeker fouten en onnauwkeurigheden begaan, maar niettemin meen ik, dat we deze kaartmakers onrecht aandoen door maar alles wat nu niet past in het huidige afwateringspatroon dan maar toe te schrijven aan bovengenoemde oorzaken. We zien dan namelijk over het hoofd dat er eens in N.Brabant zeer veel hoogveen heeft gelegen. Zie b.v. Atlas van Nederland, deel 2 bewoningsgeschiedenis kaart natuurlijke toestand omstreeks 800. Dat veen vroeg om ontwatering waartoe men uiteraard zoveel mogelijk gebruik maakte van bestaande dalen. Er werd ook turf gewonnen zodat we mogen denken aan turfvaarten. Deze vaarten maakten zoveel mogelijk gebruik van natuurlijke dalen maar daar bleef het natuurlijk niet bij. Er zullen vaarten geweest zijn, die zinvol waren toen het veen er lag en daarna met het veen verdwenen. Nu vind ik vooral opvallend de zaken, die niet op deze 18e eeuwse kaart staan. Juist door dat niet aanwezig zijn en daarover na te denken komt men verder. Neem nu het ontbreken van het dal van de Achterste Stroom en het ontbreken van het dal van de Raamsloop langs Hulsel en Lage Mierde om me nu hier eens toe te beperken. Natuurlijk waren deze dalen aanwezig in de 18e eeuw. Daar kunnen we geen verschil van mening over krijgen. Dat deze aanwezigheid niet staat opgetekend kan toch eigenlijk niet anders te verklaren zijn dan door het feit dat deze dalen hoegenaamd geen water afvoerden omdat het water dat daar door zou gaan afgeleid werd in turfvaarten. En die kwamen dan natuurlijk als belangrijke waterafvoerders wel op de kaart. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat in de tijd van W.A. Bachiene de situatie nog zo was als hij weergeeft. Dat is een andere zaak. Het aanwezig zijn van de Reusel stroomafwaarts van Moergestel en de Leye bereikend westelijk van Oisterwijk betekent gewoon dat er eens zoveel veen lag, dat een vaart dit veengebied nog kon oversteken. Het water dat deze vaart omtrent de Kloosterdijk rijk was ging gewoon ten koste van de Achterste Stroom. Laten we nu eens kijken naar de Nemer tussen Reusel en Baarschot (Zuidelijk van Diessen). Op de topografische kaart zien we nog steeds zuidelijk van Baarschot bij Heikant de hoogtelijn van 20 meter uitbuigen naar het zuiden naar de Elschotshoek. Ten zuiden van deze hoek ligt Het Goor. Zuidelijk van dit Het Goor buigt de hoogtelijn van 25 m uit naar het zuiden en zien we oostelijk van Braakhoek een sloot op de grens gemeente Hooge en Lage Mierde en Bladel. Deze sloot sluit in zuidelijke richting aan op de twee takken van de 107
Raamsloop. Een tak van de Raamsloop gaat langs het Bospad richting Reusel. Dit is dus het traject van de Nemer, die gebruik maakt van de inbuigingen van de hoogtelijnen dus
van natuurlijke dalfragmenten. Het Goor wijst erop, dat dit natuurlijke dal is dichtgestoven in het verleden. Hierdoor kon er veen gevormd worden zoals op zo veel plaatsen.De kaart uit de 18e eeuw geeft niet de Raamsloop aan langs Hulsel naar Lage Mierde. Het is duidelijk waarom dit niet gebeurt. Dat water werd ZW van Franse Hoef in de Nemer geleid om die vaart van water te voorzien. Toen deze vaart zijn dienst had verricht werd het water oostelijk van de Braakhoek tot
Netersel afgewaterd via een natuurlijk dal naar de Groote Beerse. Op de J. de Kuyperatlas gemeentekaart Bladel zien we een watertje dat de Bredase baan snijdt westelijk van Netersel en die Weyer en Witvennen ontwatert. Toen de Nemer niet meer nodig was kon dus het dal van de Raamsloop weer zijn water vervoeren naar Lage Mierde. Het is duidelijk dat het ontbreken van natuurlijke dalen op dergelijke oude kaarten verband moet houden met het afleiden van dat water in die dalen naar turfvaarten die men dan wel aangeeft. Je zou bijna zeggen hoe groter de afwijking van het afwateringspatroon is op oude kaarten in verhouding tot de huidige situatie des te meer heeft men in dat gebied de afwatering veranderd. Dergelijke oude kaarten hebben dus eigenlijk heel wat te vertellen. We weten dat er zeer veel veen lag in Noordbrabant en ook elders in Nederland. Ik meen dit ook af te leiden uit het toponiem Laar. Laar is open plek in het bos. De grootste open plekken in het oerbos konden ontstaan door het veenmosveen (hoogveen). Dit deed de bomen en de bossen sterven. Het zeer grote aantal laarnamen in N.Brabant geeft al een indruk van dat veen. Westelijk van de Aa of Weerijs vinden we alleen nog te Zundert het Laar en bij Loenhout de Laren. Dit komt omdat de venen verder westelijk zo laat werden bewoond. Laar was toen niet meer actief om dergelijke open plekken mee aan te geven. Laar bij Rhenen wordt al genoemd in 855. Vandaar keek men uit over de venen van de Gelderse vallei waar we nu nog Veenendaal kennen. Wat was de bodem en het bos van Elde? De grond onder water van beken en meren noemen we bodem. In een veengebied ligt het veen van nature eigenlijk ook onder water. De bodem was dus eigenlijk ook een veenaanduiding. Het bos van Elde maakt duidelijk dat niet heel het gebied een groot veencomplex was. Vandaar ook veel laren: Herlar, Hezelaar, Besselaar, Oetelaar, Laarakkers en noordelijk van Berlicum nog Nijvelaar. In het zuiden van Loon op
Zand geeft de gemeentekaart van Loon op Zand niet alleen de nam Het Moer maar ook de Groote Bodem. Op de gemeentekaart Hilvarenbeek vinden we Hei Bodems oostelijk van de Broekeling te Esbeek. Helvoirt kent zijn Gr. en KI. Laar bij het Brokkenbroek en ook Nemelaar is een Laarnaam. Bij Nemelaar naderen we het gebied tussen de Voorste en Achterste Stroom zodat het veen daartussen duidelijk wordt. De bijgevoegde kaart is dus niet echt fout wat zijn weergave in hoofdzaken betreft maar geeft een momentopname, passend bij een hoogveengebied in het verleden.
108
BRONNEN VOOR DE OISTERWIJKSE GESCHIEDSCHRIJVING II De archieven en periodieken van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG)
door Ad van den Oord, Siebe Thissen, Jacqueline de Vries Het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis werd op 25 november 1935 opgericht door prof. N.W. Posthumus (1880-1960), hoogleraar economische geschiedenis in Amsterdam en sociaal-democraat.
Volgens de statuten uit 1937 is het doel van het instituut "het bevorderen der kennis en der wetenschappelijke studie van de nationale en internationale sociale geschiedenis in den uitgebreidsten zin".l)
Het voor Oisterwijk belangrijkste archief op het IISG is dat van de plaatselijke SDAPafdeling. Dit bestrijkt de periode 1917-1939 en is 40 cm dik. In 1939 verzocht het IISG alle SDAP-afdelingen hun archieven bij het instituut onder te brengen. De afdeling Oisterwijk
was een van de ongeveer twintig plaatsen die positief reageerden. In 1939 speelden de architect J. Visser en de kantoormedewerker op de leerfabriek W. Brugman een belangrijke rol in de' afdeling. De laatste was in de jaren twintig als archiefmedewerker werkzaam geweest.2) Het is waarschijnlijk aan Visser en Brugman te danken dat het Oisterwijkse archief naar Amsterdam opgestuurd werd. Toen de oorlog dreigde trachtte het IISG de archieven in het buitenland in veiligheid te brengen. De SDAP wilde echter niet dat haar archieven het land uitgingen. Tijdens de bezetting maakten de nazi's van het IISG een centrum voor bestudering van de tegenstanders van het nationaal-socialisme. In 1944 transporteerden zij het SDAP-archief naar het Oosten. Het archief leek na de oorlog verdwenen. Eind 1948 kwam er bericht van de Universiteit van Krakau dat er daar een aantal kisten van Nederlandse herkomst lagen opgestapeld. Het betrof het SDAP-archief. De onderhandelingen met de Poolse regering duurden lang zodat pas in 1956 het archief weer bij het IISG terecht kwam. 109
Het Oisterwijkse SDAP-archief bevat een notulenboek dat loopt vanaf zaterdag 2 juli 1917 (in de notulen vermeld als de oprichtingsdatum) tot en met 31 januari 1921, en van 29 maart 1928 tot en met 22 november 1939.3) wij stuitten op een merkwaardige onjuistheid in de notulen: 2 juli 1917 bleek helemaal geen zaterdag te zijn geweest maar een maandag.
Dezelfde 'fout' maakte de notulist met de tweede en derde vergadering van de kersverse afdeling. Mogelijk is het notulenboek voor de afdeling later pas aangeschaft en zijn de eerste drie vergaderingen opgetekend uit de herinnering van de toenmalige secretaris J. v.d. Mierde. I n het sociaal-democratische dagblad Het Volk van 3 juli 1917 lazen we: "Na goede voorbereiding door enkele arbeiders ter plaatse, werd Zaterdagavond te Oisterwijk (N-B) een vergadering gehouden, waar Lindeijer voor ruim 20 genodigden sprak over 'De SDAP, wat zij is en wat zij wil'. Het resultaat was dat een partij-afdeeling met 13 leden werd opgericht". De oprichtingsdatum zal dus zaterdag 30 juni 1917 zijn geweest.4) Behalve het notulenboek bevat het archief vijf mappen met briefwisselingen, propaganda-
materiaal en ledencijfers van de afdeling. Daarnaast is er informatie aanwezig over hetvolksgebouw De Schuur en het vakantiekamp Morgenrood. Het IISG beheert echter meer dan SDAP-archieven. Bijna alle vakbondsperiodieken zijn er te vinden. Voor Oisterwijk leveren met name De Sigarenmaker (NVV, 1896-1940). De Tabaksbewerker (NMS,, 1902-1940) en De Katholieke Tabaksbewerker (RKWV, 1901-1940) veel informatie op over de sociale omstandigheden in de Oisterwijkse sigarenindustrie.5) In
augustus 1896 komen we in De Sigarenmaker een eerste bericht uit Oisterwijk tegen. Het betreft hier een polemiek tussen enige sigarenmakers die allen in Oisterwijk bij een staking betrokken waren. Johannes Pender uit Deventer schreef dat hij ten onrechte beschuldigd was van onderkruiperspraktijken. De vraag wie het gerucht de wereld in stuurde dat het "Pender was die in Oisterwijk de vlucht heeft moeten nemen in zijn ondergoed" zou niet beantwoord worden.6) De berichtjes in de vakbondsbladen geven de historicus inzicht in de personen die bij de diverse vakorganisaties betrokken waren. A. Boons en F. van Dartel schreven uitgebreide artikelen waaruit veel relevante informatie over Oisterwijk in het begin van deze eeuw te vergaren is. De geschiedenis van de Oisterwijkse leer- en schoenarbeiders is op het IISG te traceren aan de hand van katholieke vakbondsbladen als De Katholieke Lederbewerker (1910-1913). De Schoen- en Lederbewerker (1914-1918), De Lederbewerker (1918-1924) en De RK Fabrieksarbeider (1919-1940). Over de activiteiten van de kleine socialistische vakbond bij de leerfabriek is materiaal te vinden in De Fabrieksarbeider (1907-1940). Een verhaal over de Oisterwijkse spoormannen is wellicht te destilleren uit de bladen Vooruit (anti-sociaaldemocratische bond 'Recht en Plicht, 1894-1913) en Het Rechte Spoor (RKWV, 1903-1940). Vooral in het begin van deze eeuw verschenen er, naast de landelijke periodieken, vrij veel regionale socialistische kranten. In de omgeving van Oisterwijk waren dat onder andere De Fakkel (Tilburg en omstreken, 1902-1904). De Eendracht (orgaan van de afdelingen van de SDAP in Noord-Brabant, 1907-1911) en De Strijd (idem, 1911-1914 en 1922-1923). Een opmerkelijke bron voor Oisterwijk is het blad De Toekomst, Vrij Socialistisch Orgaan 110
ARBEIDEi WELVAART
EEK ZEGEH VOOP ALLEN
van de Federatie der Zuidelijke Groepen. Vanaf 1903 hanteerde de Oisterwijkse anarchistische sigarenmaker F.
van Dartel hierin de pen als plaatselijke correspondent. Hij beperkte zich niet tot de sigarenindustrie, maar schetste de sociale omstandigheden van Oisterwijk, gezien
door het oog van een radicale en bewuste arbeider. Kapelaan Huijbers, de hoge heren in het dorp, de gemeenteveldwachter Hoppenbrouwers, de werkgevers, de katholieke vakbondsbestuurders en de drinkers moesten het ontgelden. De gedwongen winkelnering, de huisuitzetting van arme boertjes, gevechten in de kroeg, het kwam alle-
maal breed uitgemeten in De Toekomst.
V E R K I E Z I N G VOOR
DE
GEMEENTERAAD
Van Dartel werd door directeur Hamers van de sigarenfabriek De Huifkar, onder druk van Huijbers, op straat gezet. De anarchist bleef echter nog enkele jaren in Oisterwijk wonen,
ondanks de aantijgingen door de chef van De Huifkar: "Dat schrijft maar en
dat werkt niet" ! Redacteur J. de Lange van De Toekomst wijdde in 1905 een groot artikel aan Van Dartel onder de titel 'Oisterwijk na een jaar'. In zijn naschrift riep De Lange op Van Dartel te steunen door zijn sigaren te kopen, en gaf hij aan dat er in Oisterwijk een verbitterde strijd gevoerd werd tussen twee mannen met een totaal verschillende maatschappij-opvatting: "Wij kunnen het niet nalaten een woord van hulde te brengen aan
onzen dapperen kameraad, Frits van Dartel, die 'na één jaar' van strijd getoond heeft zijn beginsel boven alles lief te hebben en daarvoor te durven strijden met een moed, die zelfs het lid der zware Internationale, den ellendigen jezuïet Huijbers, eerbied zou moeten
afdwingen, indien zoo'n sujet slechts een greintje menschelijk gevoel bezat".^) De verzameling van het IISG is voor de Oisterwijkse geschiedschrijver van groot belang. Ze stelt de historicus in staat ook over bronnen te beschikken waarin arbeiders aan het woord komen over de sociale omstandigheden in de eerste helft van deze eeuw. adres: Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis Cruquiusweg 31, 1019 AT Amsterdam 020-6685866
111
1. Mies Campfens, De Nederlandse archieven van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam. Amsterdam, 1984. 2. Ad van den Oord, Siebe Thissen, Jacqueline de Vries, Wim Brugman, socialist en anti-fascist, in De Kleine Meijerij, jrg. 40, 99-101. 3. Ben Verhulst maakt een wandeling door het notulenboek in 70 Jaar socialisme Oisterwijk, Oisterwijk, 1987. 4. WIGO, De raadsels rond de oprichting der SDAP-Oisterwijk, in DeRooie Roeptoeter, jrg. 3, nr. 2, augustus 1988, 7-8. 5. Zie hiervoor Ad van den Oord, Siebe Thissen, Jacqueline de Vries, De Huifkar, een geschiedenis van de fabriek en haar personeel, Oisterwijk, 1988. 6. De Sigarenmaker, l augustus 1896 en 15 augustus 1896. 7. De Toekomst, 6 augustus 1904. 8. De Toekomst, \ april 1905.
NIEUWE UITGAVE Post, F., A. Braam en R. Buskens (red.), Vogels in MiddenBrabant, Oisterwijk 1990, ISBN 90-800583-1-9, 132 p., zwart-wit foto's, vogeltekeningen, kaartjes en grafieken ƒ24,50. In ruim 20 artikelen gaan diverse auteurs uitgebreid in op de vogelstand in MiddenBrabant: de broedvogels van de Kampina, van Zwijnsbergen en Brokkenbroek, het Helvoirts Broek, het gebied tussen Tilburg en Oisterwijk om maar enkele plaatsen te noemen. Er is een artikel over de huiszwaluwen in Esch en over de Loonse en Drunense Duinen als habitat van de boomleeuwerik. Naast aandacht voor de vogels is er ook studie gemaakt van het landschap in het Middenbrabantse. Erg interessant en voorzien van mooie landschapsfoto's. Het boek is verkrijgbaar in de winkel maar ook voor ƒ19,50 af te halen bij de Werkgroep voor Vogel- en Natuurbescherming Midden-Brabant, Van Rijckevorsellaan 17 te Oisterwijk.
MEDEWERKERS H. Smulders, Tilburgstraat 16, 5268 AP Helvoirt; dr. M.H.M. Spierings, Loonsebaan 93, 5263 CM Vught; W.H. Cornelissen, streekarchivaris streekarchivariaat Langs Aa en Dommel, p.a. postbus 162, 5260 AD Vught; mr. P.D.M. Pijnenburg, Friezenlaan 350, 5037 KR Tilburg; drs. H.J.M. Thiadens, historisch-geograaf, Dommeloord 3, 5283 LK Boxtel; Ad van den Oord, Siebe Thissen, Jacqueline de Vries, Werkgroep Integrale Geschiedschrijving Oisterwijk, Dr. Desainlaan 10, 5052 EK Oisterwijk; Th.G. Cuijpers, leraar geschiedenis Durendael, Daendelstraat 12, 5018 ES Tilburg. 112
VAN LANDBOUWER TOT ARBEIDER Regionale geschiedenis - onderwijs - computer
door Theo Cuijpers
Van Boer tot arbeider Geschiedenis en PC-CALC / PC-FILE
I. Mens
De laatste jaren is een grote hoeveelheid software ontwikkeld voor praktisch alle schoolvakken van het voortgezet onderwijs. Veel van deze software is geleverd door een door het ministerie gesubsidieerde instantie, het NIVO. Het vak geschiedenis komt er daarbij niet slecht af. Vorig jaar kwamen er voor het vak geschiedenis een tweetal pakketten ter beschikking van de scholen waarbij is uitgegaan van materiaal uit Brabantse archieven. Het eerste is gemaakt op basis van de bevolkingsgegevens van Veldhoven en het tweede, getiteld' Vari Landbouwer tot Arbeider' heeft betrekking op Oisterwijk in de negentiende eeuw en is gebaseerd op de doctoraalscriptie van Ronald Bertram, Ingrid Mens en Paul Welsing, 'Een eeuw Oisterwijk, 1810-1912. Een beroepsbevolking in beweging'. Ingrid Mens heeft gegevens uit deze scriptie omgewerkt ten behoeve van het softwarepakket. Dit pakket wordt gebruikt in combinatie met PC-File, een database (electronische kaartenbak) en PC-Calc, een spreadsheet (rekenprogramma).
De bedoeling van het programma is natuurlijk niet dat de leerlingen specifiek gaan leren over de geschiedenis van Oisterwijk. Doel van het pakket is echter de leerlingen kennis en
inzicht bij te brengen met betrekking tot de industriële revolutie. De conclusies die aan de hand van het pakket door de leerlingen getrokken kunnen worden zijn zo algemeen dat ze van toepassing zijn voor praktisch elke willekeurige plaats in Nederland. Ingrid Mens heeft zelf contact gezocht met NIVO en aangeboden het computerbestand, wat gemaakt was ten behoeve van de scriptie te bewerken voor het onderwijs. Zij vond het zonde dat met de bestanden erg weinig gebeurde en NIVO vond een lessenpakket over de Industriële Revolutie goed passen in het totaalaanbod van NIVO voor het vak geschiedenis.
Van de kant van het NIVO kreeg Ingrid Mens een grote vrijheid. De enige eis van de kant van NIVO was, dat het hele bestand op een diskette geplaatst moest kunnen worden. Ingrid 113
moest zich dus in hè: aan te bieden materiaal sterk beperken. Deze beperking maakte het ook mogelijk een pakket aan te bieden wat een achttal lessen kost. Terecht ging Ingrid er vanuit, dat de kans dat leraren met een pakket dat bijvoorbeeld 20 lessen kost, gaan werken erg klein is. De lezer, vaak nog opgeleid in het computerloze tijdperk, zal zich afvragen, wat de computer kan toevoegen aan de waarde van het geschiedenisonderwijs. Kan hetzelfde niet beter en ook goedkoper geleerd worden zonder de computer? Het voordeel van het gebruik van de computer in de geschiedenisles is, mijns inziens, drieledig. Op de eerste plaats maakt het bronnenmateriaal toegankelijk. Via de computer komt het archief als het ware naar de school toe. Het grote voordeel van zelfstandig onderzoek is dat leerlingen zelf conclusies moeten trekken uit het voorliggende materiaal en ook leren, wat wezenlijk is voor geschiedenis, hoe moeilijk het is een reconstructie te maken van een deel van het verleden aan de hand van bronnen. Een leraar die in zijn lessen alleen verhalend bezig is, kan bij de leerlingen heel gemakkelijk de indruk wekken dat men het eigenlijk wel weet. Bij geschiedenis weten we echter eigenlijk alleen zeker, dat we niets zeker weten. Een tweede voordeel is de afwisseling. Verandering van spijs doet eten en dat geldt ook voor de les. De leerling van tegenwoordig is gewend, vooral door de t.v. zijn informatie aangereikt te krijgen in gemakkelijk hapbare brokken en door de gestegen welvaart hebben de leerlingen soms heel wat meer aan hun hoofd dan alleen de school. Interesse moet daarom steeds weer opnieuw gewekt worden. Geen enkele didactische werkvorm is daarbij alleen zaligmakend. In de geschiedenisles is het goed als leerlingen dan eens luisteren naar het verhaal van de leraar, dan weer zelf geschiedenis onderzoeken aan de hand van bronnen, al dan niet met behulp van de computer of kennismaken met delen van de geschiedenis via film en video, etc. etc. Een derde voordeel is gelegen in een ondersteuning van het computeronderwijs. Als de leerlingen bij de verschillende vakken gebruik maken van een computer zullen ze spelenderwijs met de computer leren omgaan en de vele toepassingsmogelijkheden leren kennen. Terug nu naar 'Van landbouwer tot arbeider'. Het pakket is bestemd voor leerlingen van de middenklassen van MAVO, HAVO of VWO. In een van deze klassen zal doorgaans de Industriële Revolutie aan de orde worden gesteld. Bij de doctoraalscriptie heeft men de Oisterwijkse beroepsbevolking onderzocht en overzichten gemaakt bestaande uit 10 momentopnamen. In het softwarepakket gebruikt men alleen de gegevens voor 1848 en 1900. Deze zijn bewerkt tot twee databestanden, die elk per opgenomen persoon - de bestanden bevatten elk de gegevens van ruim 1000 personen - de volgende gegevens bevatten: 1. telveld (wordt gebruik door het rekenprogram PC-Cale) 2. bedrijfstak 3. beroep 4 achternaam 5. voornaam 114
6. 7. 8. 9. 10.
belastingklasse geboortejaar positie in het huishouden jaar van huwelijk
geslacht
Aan de hand van deze gegevens moeten de leerlingen, via een aantal deelopdrachten, de volgende vragen gaan beantwoorden: - Welke veranderingen treden op in de bedrij f stakkenstructuur van Oisterwijk? - Uit welke beroepen komen de arbeiders voor de nieuwe bedrijfstakken? - Welke veranderingen treden op in de gemiddelde huwelijksleeftijd?
Ingrid Mens, de samensteller van het pakket stelt, dat de conclusies, die aan de hand van bovenstaande vragen kunnen worden getrokken, niet verschillen van conclusies die kunnen worden getrokken op basis van een veel breder onderzoek. Het totale pakket, dat alle scholen voor voortgezet onderwijs in Nederland hebben ontvangen bestaat uit: - een diskette met daarop de software - een losbladige tekst met een docentenhandleiding, werkbladen voor de leerlingen, antwoordenbladen met de antwoorden van de vragen op de werkbladen, en leerlingenteksten. De scholen kunnen in eigen beheer de werk- en leerlingenbladen vermenigvuldigen. Aan de hand van de teksten en de opdrachten op de werkbladen kunnen de leerlingen zelfstandig het pakket doornemen. Dit zal zeker lukken als het pakket wordt gebruikt door leerlingen die al enigszins vertrouwd zijn met de computer, bijvoorbeeld via de informaticalessen. Onlangs is het pakket uitgeprobeerd in de geschiedenislessen Atheneum 4 aan de SG Durendael. Dit ging minder vanzelfsprekend als men had mogen hopen. De makers van de software zijn uitgegaan van een gebruik in een netwerk, d.w.z. een aantal computers gestuurd door een centrale computer. De computers van de S.G. Durendael beschikken over een dergelijk netwerk. Helaas was het programma op geen enkele manier aan de praat te krijgen in het Durendaelse netwerk. Het programma werd daarna aangepast voor gebruik met computers die los van elkaar werken. Voor het werken met het programma is dit geen nadeel, alleen moeten er nogal wat diskettes worden gecopieerd. Problemen hebben zich niet voorgedaan. Met veel plezier hebben de leerlingen eraan gewerkt. Vooral voor leerlingen uit oorspronkelijk Oisterwijkse families was het interessant omdat het mogelijk was in het bestand op zoek te gaan naar voorouders. Natuurlijk is het erg moeilijk om na te gaan of het programma heeft beantwoord aan de doelstelling van de makers ervan. In elk geval is het voor de geschiedenissectie van Durendael een uitgelezen kans een stukje regionale geschiedenis in te bouwen in het reguliere programma.
115
INHOUD Harrie Smulders, Van Gogh in Helvoirt. De familie Van Gogh geschetst tegen de achtergrond van Helvoirt aan het eind van de vorige eeuw P. Wuisman, Boelslichter ..........................................................................
l 25
Redactie, Mededeling Heembibliotheek .......................................................
25
Frank A.J.M. Scheffers, De Zandkantse molen in Den Biezenmortel ................... P.L. Leget-Kuijlen en J.N. Leget, Armlastigen uit het Kwartier van Oisterwijk te 's-Hertogenbosch in de eerste helft van de negentiende eeuw .................... J.Th.M. Melssen, Het nieuwe wagen en de nieuwe vlag van de gemeente Oisterwijk Mechelien Spierings, De Leenakker van Herlaar in Esch ..................................
27 41 45 48
P.J.M. Wuisman, Daar wist de burgemeester geen raad mee! (een vertraagde geboorteaangifte te Moergestel in 1866) ................................................. F.M.A. van den Dries, Een archeologische waarneming in de pastorietuin van de Willibrorduskerk te Berkel-Enschot ......................................................
52 57
C Prinsen, Het geschilderd portret van Adriaan Mulders uit Moergestel. Via Norbertijn en pastoor te Eersel (1811 - 1817) tot Jesu'ïet te Nijmegen ........ Ad van den Oord, De taaie strijd tussen mr Suijs en pastoor Van Beugen. De schoolkwestie als begin van de Oisterwij kse verzuiling .......................... P.J.M. Wuisman, Raadsleden en wethouders van Oisterwijk sinds 1851 ................ A.M.I. van Dorp en R. van der Loo, Bijzondere bomen in Berkel-Enschot. De boomplantdag in 1936 ................................................................... Redactie, Register op 40 jaargangen van de Kleine Meijerij ...............................
59 64 70 74 82
Harrie Smulders, Nieuwe gegevens betreffende Van Gogh in Helvoirt .................
83
Mechelien Spierings, Esch, Echternach en Herlaar ......................................... W.H. Cornelissen, Brandbestrijding in Helvoirt .............................................
86 91
P. Wuisman, Kerstkinderen (een vraag aan de lezers).......................................
99
Mr. P.D.M. Pijnenburg, Ewoud van Peynenborch was te ver gegaan .................... 100 Drs. H.J.M. Thiadens, De uitmonding van de Reusel in de Leye tussen Heukelom
en Oisterwijk op de kaart van W.A. Bachiene in de 18-de eeuw .................... 107 Ad van den Oord, Siebe Thissen, Jacqueline de Vries, Bronnen voor de Oisterwijkse geschiedschrijving II. De archieven en periodieken van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) .......................... 109 Theo Cuijpers, Van landbouwer tot arbeider. Regionale geschiedenis onderwijs - computer ........................................................................ 113
NIEUWE UITGAVEN Op zun Gèssels, nrs. 10 en 11 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
N.C.M. Maas, De Lindeboom in Brabant, in Nieuws en informatie Brabants Landschap nr. 85, dec. 1989 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Peter Thoben, Gedreven vakmanschap. Kunstschilder-docent Wim van de Plas 1913 - 1984 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . J. van der Loo, De geschiedenis van het geslacht Weijtmans (1638 -1989) . . . . . . . . . . . . . J. Veen, De geschiedenis van het ontstaan en functioneren van het station Berkel-Enschot in de periode 1898 -1938 in Tilburgse Tijdingen nr. 63 (dec, 1989) en nr. 64 (febr. 1990) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ad van Oord, Siebe Thissen en Jacqueline de Vries, "Taofelen" te Oisterwijk in 1930. Van volksgericht naar protestdemonstratie, in Volkskundig Bulletin 15 (1989) nr. 3 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Johan Hendriks en Frans van Nuenen, Archeologisch onderzoek in 'De Tilburgen', een poging tot reconstructie van het vroegmiddeleeuwse 'Tilliburgis', in Tilburg 7 (1989) nr 3 (sept.) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Anne Frank Stichting, Sporen van de oorlog, ooggetuigen over plaatsen in Nederland 1940-1945 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Jaarverslag 1989 van de AWN-afdeling Midden-Brabant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Dr. J.L.G. van Oudheusden, Brabantia Nostra, een gewestelijke beweging voor fierheid en 'schoner' leven 1935 -1951, Bijdragen tot de geschiedenis van het Zuiden van Nederland LXXXIV ................................................ F. Post, A. Braam en R. Buskens (red.), Vogels in Midden-Brabant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
25
25 26 26
55
55
55 55 69
105 112
ILLUSTRATIES Nico Kuypers, Schetsen uit Helvoirt ...................................... l, 3, 4, 6, 8, 11, 19, 20 Vincent van Gogh, tekeningen ................................................................... 2, 5 Foto's van de familie Van Gogh ............................................................. 7, 16, 17 Helvoirtse brief van dominee Th. van Gogh (1873) ......................................... 9 Foto's van en uit de Statenbijbel van de Hervormde Gemeente te Helvoirt, geschonken door C.M. van Gogh .................................... 10, 12, 13 Meyer de Haan, Getekend portret van Theo Van Gogh .................................... 15 Tabel van Van Gogh's in Helvoirt ............................................................... 24 Foto's van de familie Coppens te Udenhout ............................................ 27, 36, 37 Gedeelte van het oorspronkelijke minuutplan van het kadaster van 1832, Udenhout, sectie C ........................................................................... 28
Foto's van de in 1922 opgerichte graanmaalderij van de familie Coppens aan de Biezenmortelsestraat ..................................................................... 38 K. Koster, Vignetten ......................................................................... 30, 44, 54 Wapens en vlag van de Gemeente Oisterwijk ............................................... 45, 47 Gedeelte van een brief van de burgemeester van Moergestel aan de officier van Justitie te Eindhoven, 1867 ............................................................ 53 Tekeningen van de archeologische waarneming in de pastorietuin van de Willibrorduskerk te Berkel-Enschot ........................................... 56, 57 Geschilderd portret van Adrianus Mulders uit Moergestel .............................. 59, 63 Bidprentje van Adrianus Mulders (1770 - 1837) .............................................. 61 Priesterwijdingsbrief van Adrianus Mulders, 1799 .......................................... 62 Omslag van een brochure van Mr. J.J. Suijs .................................................. 64 Foto van de Oisterwijkse pastoor Van Beugen ............................................... 66 Foto's van boompiantingen te Berkel-Enschot in 1936 ................................... 74, 77 Groepsfoto van alle leerlingen van de jongensschool te Berkel in 1936 ................. 80 Omslag van het register op 40 jaargangen van De Kleine Meijerij, 1947 - 1989 ....... 82 Foto van een bronzen beeld van Vincent Van Gogh door Jean Marianne Bremers, geplaatst te Helvoirt in 1990 ............................... 83 Mariënhof te Helvoirt ............................................................................. 84 Overzicht familie-relatie van Gogh - Vrijdag ................................................. 85 Titel van het Reglement tot voorkoming van brand te Helvoirt en Esch, 1732 ........ 91 Foto van een slangenwagen, 1939 ............................................................... 94 Tekening van het Brandspuithuisje naast de Hervormde kerk te Helvoirt, 1878 ...... 95 Tekening van het op te richten brandweergebouw te Helvoirt in 1952 ................... 96 W.A. Bachiene, Kaart van de tot de Synode van Gelderland behoorende twee Generaliteits Klassen van 's Bosch en van Peel en Kempenland (1768 - 1773) ... 106 Affiches voor de stemming van de gemeenteraad van Oisterwijk in 1935 .......... 109, 111 Titelpagina 'Van boer tot arbeider' ............................................................. 113
UITTREKSEL UIT DE STATUTEN DER VERENIGING HEEMKUNDEKRING "DE KLEINE MEIJERIJ", verleden 4 mei 1979 voor notaris L. van der Werf, Oisterwijk Naam, zetel en werkgebied. Artikel 1. 1. De vereniging draagt de naam: Heemkundekring "De Kleine Meijerij" en is gevestigd te Oisterwijk.
2. Het werkgebied van de vereniging omvat de burgerlijke gemeenten Berkel-Enschot, Esch, Haaren, Helvoirt, Moergestel, Oisterwijk en Udenhout. Doel. Artikel 2.
l. De vereniging heeft ten doel: het bevorderen in brede kring van de belangstelling voor en de kennis van eigen streek, volk en gebruiken daarvan en heemkundig waardevolle overblijfselen uit vroeger tijden.
AANMELDING LIDMAATSCHAP DE KLEINE MEIJERIJ Ondergetekende: ............................................................................. Telefoon...... Adres: ..................................................................................................................................
Woonplaats: ........................................................................................ Postcode: ... Aankruisen wat verlangd wordt: D wenst lid te worden van heemkundekring De Kleine Meijerij met Brabants Heem (f 46,-- per jaar). D wenst enkel lid te worden van heemkundekring De Kleine Meijerij (f27,50 per jaar). D wenst................................ ex. van nummer......'..........................van 1989 te ontvangen. Het verschuldigde bedrag zal na ontvangst van de nota voldaan worden. Indien mogelijk zal het lidmaatschap ingaan op ....................................................................... (datum) ...........................................................................
....................................................... (handtekening)
2. Al hetgeen het vorenstaand doel kan bevorderen in de ruimste zin van het woord
behoort eveneens tot het doel van de vereninging. 3. Zij tracht dit doel te bereiken door het onderzoeken, bestuderen en veiligstellen van
heemkundig belangrijke terreinen, onroerende en roerende goederen, zaken, voorwerpen en oudheidkundige gegevens in en van het werkgebied en zijn omgeving, door het organiseren van excursies, cursussen, lezingen, publicaties en tentoonstellingen, hetzij
zelfstandig, hetzij in samenwerking met andere groeperingen of instanties, alsmede het deelnemen aan activiteiten van andere verenigingen, welke met het vorenstaand doel verband houden of daartoe van belang zijn, alles in de ruimste zin van het woord. 4. De vereniging zal zich onafhankelijk opstellen ten aanzien van godsdienst en politiek.
ADMINISTRATIE DE KLEINE MEIJERIJ
SPARRENLAAN 8 5071 CK UDENHOUT
Vereniging HEEMKUNDEKRING "DE KLEINE MEIJERIJ"
opgericht 19 juni 1947 te Helvoirt; statuten 4 mei 1979 en sedertdien gevestigd te Oisterwijk. Stichting "IN DE DRYE SWAENTJES "
statuten 2 mei 1989, zetelend te Oisterwijk. BESTUUR
mr. H.S. Bekius, Loonsebaan l, 5268 KT Helvoirt (04118-1545), voorzitter van de vereniging; A.A.J.M. Wilkens, Klompven 30, 5062 AK Oisterwijk (04242-19538), voorzitter van de stichting; J.J. Franken, Postbus 83, 5056 ZM Berkel-Enschot (013-333366), secretaris; P.M. van Dommelen, Sparrenlaan 8, 5071 CK Udenhout (04241-1936), penningmeester; drs. A.M.I. van Dorp, St. Josephstraat 9, 5056 EG Berkel-Enschot (013-334278); A.J.M, van Hedel, Kastanjelaan 9, 5076 EA Haaren (04117-1646); P.C.J. Jansen, Dorpsstraat 4, 5296 LV Esch (04110-1303); A.E.C. Picokrie-Schellens, Pastoor Janssenstraat 14, 5066 VC Moergestel (04243-3194); A.A.M. Smits, De Hoefkens 21, 5066 BX Moergestel (04243-1694). ERE-LID
L.J. Vissers, v.d. Wildenbergstraat 18, 5076 CS Haaren. HEEMCENTRUM "IN DE DRYE SWAENTJES"
De Lind 42, 5061 HX Oisterwijk (04242-85996). CORRESPONDENTIE-ADRES
Postbus 83, 5056 ZH Berkel-Enschot. WERKGROEPEN
Archeologie: (en vondstmeldingen) A. van Dorp, St. Josephstraat 9, 5056 EG Berkel-Enschot (013-334278).
Streekdialekt:
mevr. T. Vugs-van Opstal, Pieter Breughelstraat 29, 5062 LG Oisterwijk (04242-83355).
Monumenten:
J. Akerboom, Langeweg 5, 5076 AH Haaren (04117-1270).
Veldnamen:
P. van Dommelen, Sparrenlaan 8, 5071 CK Udenhout (04241-1936).
DE KLEINE MEIJERIJ, jrg. 41 (1990), afl. 4
Nieuwe gegevens betreffende Van Gogh in Helvoirt
Esch, Echternach en Herlaar Brandbestrijding in Helvoirt
Ewoud van Peynenborch was te ver gegaan De uitmonding van de Reusel in de Leye tussen Heukelom en Oisterwijk op de kaart van W.A. Bachiene in de 18e eeuw
Bronnen voor de Oisterwijkse geschiedschrijving II. De archieven en periodieken van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) Van landbouwer tot arbeider. Regionale geschiedenis - onderwijs computer Kerstkinderen (een vraag aan de lezers) Opmerkelijk Nieuwe uitgaven: - Brabantia Nostra, een gewestelijke beweging voor fierheid en 'schoner' leven 1935-1951 - Vogels in Midden-Brabant
prijs (ex. porto): ƒ7,00