Filosofische reisgids-2.qxd:Opmaak 1
09-12-2008
22:39
Pagina 312
312 Udenhout
Udenhout De Kuilpad
Cornelis Verhoeven (1928-2001) was hoogleraar filosofie, columnist van verschillende bladen, vertaalde veel klassieke werken en gold als groot popularisator van de filosofie. Hij werd geboren aan het De Kuilpad. ‘Die stip of vlek op de landkaart […] laat zien waar ik geboren ben, in dat zwarte blokje. Die boerderij ligt er vanaf 1834 en zij is gebouwd door mijn betovergrootvader, zoals te lezen is op een steen. […] Het huis was in 1866 een van de acht woningen in die uithoek, De Kuil genoemd. Dat is zo’n adres waar een jongen op de kostschool zich een beetje voor schaamt, en ik zei dus dat wij in de Slimstraat woonden.’ Verhoeven kreeg een roomse opvoeding. In zijn jeugd las hij Thomas à Kempis’ Navolging van Christus in het Latijn, ‘geen lectuur voor een jongen van dertien, maar vol mooie, wereldvreemde zinnen die in je hoofd blijven zoemen zonder verplichtingen op te roepen.’(278)
‘Utrecht is een erg leuke stad’, vertelt de Franse filosoof Charles de Montesquieu (1689-1755) in het verslag van zijn Hollandse reis. ‘Een enorm lang kanaal dat met de Rijn in verbinding staat, loopt dicht langs de stadsmuren. Dat kanaal voorziet de omringende sloten en de gracht die dwars door de stad loopt van water. Langs die gracht staan over de gehele lengte bomen.’ In Utrecht stinken de grachten minder dan in Amsterdam, meldt de Franse denker Victor Cousin (17921867) tijdens zijn bezoek in 1838. ‘Ik moet bekennen dat ik blij was een stad aan te treffen waar ik vrij kon ademhalen, wellicht met een klein gevaar voor mijn longen, maar met minder gevaar op beschadiging van mijn neus.’(57) Ook Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831) noemt Utrecht. Hij vindt het ‘net als Deventer een mooie universiteitsstad’.(122) ❡ Vanaf het centraal station via Hoog Catharijne richting centrum ❡ ‘Er is in Utrecht een blinde, die doorgaans lopen. Kies uitgang Radboudkwarde klokken bespeelt van de grote toren’, tier. Linksaf, de grote weg (Cathaschrijft René Descartes (1596-1650) in een rijnebaan) oversteken, naar de brief aan de Franse denker Mersenne. ‘Ik heb Mariaplaats. Op de privéparkeerhem op elk van de grote klokken vijf of zes verplaats achter nummer 21 staat een schillende tonen zien maken, zonder ze aan te grote (en lelijke) kopie van De denraken en enkel en alleen door zachtjes de toon ker van Rodin. Deze is net te zien te zingen die hij ze wilde laten nadoen.’(272) vanaf de slagboom. De MariaDe Dom is volgens de Amerikaanse estheticus plaats buigt rechtsaf. Sla na deze (en latere president) Thomas Jefferson ‘rebuiging linksaf de Zadelstraat in, richting de Dom. De Zadelstraat marcable for its height‘. De toren is in 1374 opgaat over in de Servetstraat. getrokken en Desiderius Erasmus is in de Utrecht
Filosofische reisgids-2.qxd:Opmaak 1
09-12-2008
22:39
Pagina 313
Utrecht 313
WITTE
WITTEVROUWENSTR.
BIL TSR AAT
VR
OU
WE
N SIN
JANSKERKHOF MU NTS TR.
CH
GA
T CH A GR
8
.
E UW
5
LAN
10
NIE
AL
IE
3
E MM KRO
AN
4
2
STR
BA
IN PLE
AL
7
M NI
KT
EU WE GR
EB
AC
IJN
HT
AA N
NIE UW
GE DE E E G Z IJ TOLST
AR
ZU
9
.
TR NS ILE
11
ST RA AT
C AT HAR IJ N S S IN G
AS OLA NIC HOF K R KE
12
1 2 3 4 5 6
EL
7 8 9 10
Utrecht
TE
MAR
TH CA
centraal station
NA
L IJ N
N LEI
NSP T IO STA
TR. ELS . ZAD ERSTR T O B
1
L
6
M DO
GE
NOBELSTRAAT
11 12
Rodins Denker De Dom Het Academiegebouw Huis van Anna Maria van Schuurman Pieterskerkhof Zomerhuis van Belle van Zuylen Plaquette voor Clara Meijer-Wichmann Descarteshuis Sterrenwacht de Zonnenborgh Museum het Catharijneconvent Universiteitsmuseum Centraal Museum
Domkerk nog koorknaap geweest. Volgens de moderne devoot Geert Groote, die monnik was in Utrecht en de Dom zag verrijzen, getuigde de bouw van ijdelheid en spilzucht. Hij schreef een traktaat Contra turrim Trajectensem (Tegen de toren van Utrecht).(269) Omstreden of niet, de 112 meter hoge toren verhoogde het prestige van Utrecht. Vanaf tientallen kilometers is deze zichtbaar. In 1658 is de toren overigens uitgerust met een door Christiaan Huygens bedacht slingeruurwerk.(154) Tijdens de Verlichting zochten veel Franse jansenisten (ka-
Filosofische reisgids-2.qxd:Opmaak 1
09-12-2008
22:39
Pagina 314
314 Utrecht
tholieke volgelingen van de Leuvense theoloog en filosoof Jansenius) asiel in Utrecht. Zij meden de oude Dom, tot ergernis van Charles de Montesquieu. Waarom moesten de samenklittende Fransen zonodig hun eigen kerken in Utrecht oprichten? ‘De mensen zijn helemaal gek geworden’, oordeelt hij. ‘“Maar,” zegt men dan, “deze mensen hebben toch recht op asiel?” Dat asiel had men moeten zoeken in alle staten van Europa, en niet in één. […] Hoe dan ook, ze hadden nooit eigen De Domtoren kerken mogen oprichvan Utrecht ten, want de politiek van Rome is er altijd op bewonderenswaardige wijze in geslaagd het kaf van het koren te scheiden en daarom heeft ze verzet geboden tegen Luther en Calvijn. En als ze in plaats daarvan, dwars door alle temperamenten heen, alles had willen behouden, dan had ze alles verloren.’(192) ❡ In het Academiegebouw is in 1579 de Unie ❡ Rechts naast de Domkerk ligt het van Utrecht gesloten, het verdrag dat de Zeoude Academiegebouw van de Univen Provinciën verenigde en de geboorte van versiteit Utrecht. de Nederlandse staat mogelijk maakte. Een paar glas-in-loodramen herinneren er nog aan. Het fraaie Academiegebouw is in 1636 in gebruik genomen. Op 15 maart van dat jaar hield theoloog Gisbertus Voetius (15891676) er de openingsrede: alle wetenschappen moesten in dienst staan van die ene: de theologie.(114) Ook de filosofie moest eraan geloven. Voetius was zo mogelijk nog strenger dan zijn Leidse collega Gomarus. Zijn onverbiddelijkheid leverde hem bijnamen op als ‘de paus van Utrecht’(102) en de ‘geharnaste ridder in geestelijk gewaad’. Hij had die namen vooral te danken aan zijn verbeten strijd tegen de filosofie van René Descartes.(90) De Fransman Descartes woonde een tijdje
Filosofische reisgids-2.qxd:Opmaak 1
09-12-2008
22:39
Pagina 315
Utrecht 315
in Utrecht en probeerde het universitaire onderwijs te hervormen op basis van zijn eigen rationele filosofie. Hij erkende weliswaar fatsoenshalve dat de menselijke rede zijn grenzen had in de zekerheden van de Openbaring, maar binnen het gebied van de rede, propageerde hij de radicale twijfel als uitgangspunt voor het denken.(267) Voetius zag dit als een bedreiging voor de christelijke filosofie, die in zijn ogen behoorde uit te gaan van de onbetwijfelbare Openbaring van de bijbel.(90) Er volgde een pamflettenoorlog. Voetius zette zijn Groningse leerling Martin Schoock (1614-1669) aan tot het schrijven van een felle aanval met de titel Admiranda methodus. Descartes reageerde met zijn Verantwoordingh van Renatus Descartes aen d’achtbare overigheit van Uitrecht, waarin hij, in het Nederlands, om eerherstel vroeg.(274) De burgemeester en de curatoren van de universiteit besloten anders. Descartes’ leer werd verboden. Formeel althans, want in de praktijk nam men het niet zo nauw met de censuur en kreeg zijn filosofie wel degelijk een plek in het Utrechtse onderwijs.(90) In historisch perspectief heeft Descartes de strijd in Utrecht gewonnen, mede door de inspanningen van Petrus van Musschenbroek (1692-1761), die er in 1723 aantrad als hoogleraar filosofie en er in 1729 rector werd. Maar aanvankelijk had Voetius verreweg de meeste aanhangers. De zogenaamde ‘voetianen’ waren sober gekleed en droegen geen pruik.(310) Ze bereidden zich voor op het hiernamaals, want ze wisten tamelijk zeker dat kometen de wereld binnen afzienbare tijd zouden vernietigen.(90) De Utrechtse hoogleraar Johann Georg Graevius (1632-1703) had die dreiging in zijn Rede over de kometen uit 1681 al ontmaskerd als dom bijgeloof, maar doemprofeet Voetius trok zich daar weinig van aan.(310) Omdat soberheid de weg naar de hemel zou plaveien, raadde hij zijn leerlingen aan om, nu het nog kon, de stad te verlaten en in eenvoudige geloofsgemeenschappen te gaan leven.(267) Op die manier joeg hij zijn meest getalenteerde leerlingen,
Handschrift van de Verantwoordingh
Filosofische reisgids-2.qxd:Opmaak 1
09-12-2008
22:39
Pagina 316
316 Utrecht
onder wie Anna Maria van Schuurman, de academie uit. In de Aula op de eerste etage kijken honderden Utrechtse geleerden je aan. ‘Toen ik de portretten van de professoren van de Utrechtse academie bekeek,’ meldt Victor Cousin, ‘kwam ik een paar bekenden tegen: een Regius, een Schooten die de wijsbegeerte van Descartes op de net gevormde Utrechtse Academie invoerde en een Voetius die er weerstand tegen bood, de cartesiaanse filosofie fel bestreed en zelfs pogingen deed Descartes in Holland als katholiek te laten vervolgen. […] IJdele pogingen! Want ondanks alle Voetiussen – er hangen drie of vier portretten van verschillende familieleden in de zaal van het Academiegebouw – heeft Holland de dapperste cartesiaan opgeleverd: Spinoza. Die kon Voetius moeilijk van katholicisme betichten, dus beschuldigde hij hem van judaïsme.’(57) Victor Cousin, die Voetius hier een lik uit de pan geeft, was in 1838 naar Utrecht gekomen om Philip Willem van Heusde (1778-1839) te spreken. Van Heusde was professor Griekse letterkunde en wijsbegeerte. Hij stond bekend als een licht ontvlambare romanticus, hoewel Thorbecke, zelf voor een functie aan de universiteit gepasseerd door Van Heusde, zijn werk ooit typeerde als ‘kout en zonder systeem over het ware, goede en schone’.(74) Van Heusde had gestudeerd bij de Leidse hoogleraar Daniël Wyttenbach (1746-1820), was auteur van Specimen criticum in Platonem en stond, naast zijn werk als hoogleraar, ook nog aan het hoofd van de Latijnse school. ‘Hij is classicus en geheel classicus wat de school betreft’, merkte Cousin op. De twee voerden een stevige discussie over het onderwijs. Cousins idee om per klas één leraar aan te stellen die alle vakken zou onderwijzen, stuitte op weerstand bij Van Heusde. ‘Eén mens alleen kan onmogelijk alle verschillende vakken beheersen die men in een klas moet onderwijzen.’ Cousin antwoordde: ‘Integendeel. Ik houd staande dat, op een enkele uitzondering na, elke goede leraar van de zesde klas al het Latijn, Grieks, de complete geschiedenis en de aardrijkskunde moet kennen die de leerlingen krijgen onderwezen.’ En als hij het toch moet kennen, kan hij het net zo goed ook onderwijzen. Cousin vervolgt: ‘Maar, zei ik tot de heer Van Heusde, u die zo gesteld bent op afzonderlijke leraren voor alle vakken, waarom hebt u geen leraar wijsbegeerte? Ik zie geen wijsgerig onderwijs aan de Latijnse school te Utrecht.’ Van Heusde: ‘Op geen enkele Latijnse school wordt filosofie
Filosofische reisgids-2.qxd:Opmaak 1
09-12-2008
22:39
Pagina 317
Utrecht 317
onderwezen, omdat wij vinden dat kinderen op deze leeftijd niet geschikt zijn voor een vorm van onderwijs die zo moeilijk is. De leraren Latijn en Grieks laten wel filosofische begrippen de revue passeren, bijvoorbeeld als Cicero’s geschriften of Plato’s dialogen ter sprake komen. Onze jonge scholieren worden op die manier via de klassieken voorbereid op het filosofieonderwijs aan de universiteiten.’ Cousin: ‘Dat lijkt mij mooi. Zonder enige twijfel kan de filosofie worden onderwezen via de Officia, de Krito, de Alcibiades en de socratische dialogen; maar al deze stellingen moeten de leerlingen wel met elkaar in verband zien te brengen en tot een zinnig geheel zien te maken. Uiteindelijk moet men dus ook in een vroeg stadium het gevoel voor de waarde van de filosofie [als systematisch vak] inboezemen. […] Bovendien moet men niet wijzen op de te jonge leeftijd van de scholieren, want die zijn klaarblijkelijk ook in staat Alcibiades van Plato te begrijpen, inclusief alle gedachten die hierin staan. Deze scholieren zullen natuurlijk ook al deze gedachten begrijpen als ze op systematische wijze worden onderwezen. Bovendien belast men de universiteiten nu onnodig met het geven van basiscursussen in de filosofie.’(57) Ondanks het vurige pleidooi van Cousin zou het nog een eeuw duren voor het vak filosofie in het voortgezet onderwijs zou worden ingevoerd. In juni 1846 promoveerde Cornelis Willem Opzoomer (1821-1892) aan de Utrechtse universiteit. Bijzonder aan dat gebeuren was dat Opzoomer, die woonde aan de Maliebaan, zijn oratie in het Nederlands hield, en dat was niet gebruikelijk. Bij officiële gebeurtenissen bezigden de geleerden tot ver in de negentiende eeuw het Latijn. Ook de inhoud van de oratie was controversieel. Opzoomer poneerde de stelling dat filosofie ver boven het geloof stond: ‘Zij reikt het geloof de hand, niet om daartoe af te dalen, doch om het tot zich op te heffen.’(52) Het bracht nogal wat beroering teweeg. ‘Hoe sidderden de jonge, vrome harten die het aanzagen’, vertelt filosoof Van Loenen Martinet (1840-1918). ‘Men was gekomen met het devotelijk aangenomen geloof dat er een God was. Men had nooit naar bewijzen gevraagd. Doch nu bleek dat ze gegeven waren en dat ze op de keper beschouwd geen van alle bestaanbaar, laat staan afdoend waren, kon men nu nog het bestaan van God aannemen? Maar daarna, daarna wist Opzoomer het bestaan van God weer op te toveren uit de kenbron van het godsdienstige gevoel. En dan – welk een opluchting, welk een verruiming. En de planken vloer der zaal
Filosofische reisgids-2.qxd:Opmaak 1
09-12-2008
22:39
Pagina 318
318 Utrecht
op de eerste verdieping van het bouwvallige gebouw aan het einde van de Lange Nieuwstraat, waar Opzoomer college hield, daverde van het blijde voetgetrappel dat de ontspanning te kennen gaf.’(90) Op latere leeftijd sloot Opzoomer zich aan bij het Engelse empirisme: ‘De ervaringswijsgeer blijft binnen de grenzen van wat hij ziet en waarneemt, en houdt zich daaraan.’ In discussies over het empirisme wordt Opzoomer nog geregeld aangehaald. Het bevestigt zijn spreuk: ‘Men kan zichzelf nog wel dood schrijven, maar men wordt niet licht ❡ Tussen het Academiegebouw en door anderen doodgeschreven.’(90) de Domkerk bevindt zich een poortje dat naar de oude klooster❡ Op nummer 6-10 staat het voormalige tuin leidt. Aan de achterkant leidt woonhuis van Anna Maria van Schurman of een poortje naar het straatje Achter Schuurman (1607-1678). Er is een eenvoude Dom. Op die straat linksaf. (Als dige gedenksteen aangebracht. Zij was de eerhet poortje dicht is, kunt u links om ste vrouw die tot een Nederlandse universiteit de Domkerk heen lopen.) werd toegelaten. Haar komst naar het academische mannenbolwerk was bepaald niet onomstreden. Ze mocht de collegezaal wel in, maar moest plaatsnemen achter een schot met een kijkluikje. Vanachter dat schot, dat speciaal voor haar was gemaakt, kon zij de hoogleraren horen en zien, zonder de mannelijke studenten af te leiGedenksteen den. In 1641 schreef Van voor Anna Schuurman een proefMaria van Schuurman schrift over de geschiktheid van vrouwen voor de wetenschap. De dissertatie, opgebouwd volgens de wetten van de scholastieke logica, beleefde veel herdrukken en is nog altijd lezenswaardig.(43) In een brief aan de Leidse hoogleraar André Rivet (15721651) legde ze uit wat haar dreef: ‘Wetenschap strekt de mens zo tot eer, dat het gerechtvaardigd is te stellen dat ze voor allen en iedereen bereikbaar moet zijn (voor zover ieders omstandigheden dat tenminste toelaten). En dus zie ik niet in waarom een jonge vrouw die wij niet verbieden zich toe te leggen op het ontwikkelen en verbeteren van zichzelf, niet geschikt is voor deze wereld die verreweg de allerschoonste is. En er is geen reden waarom de staat voor zichzelf een dergelijke verandering zou vrezen, zolang de faam
Filosofische reisgids-2.qxd:Opmaak 1
09-12-2008
22:39
Pagina 319
Utrecht 319
van wetenschappers het schitteren van heersers maar niet in de weg staat.’(243) Van Schuurman deelde in de faam. Ze had contact met Jacob Cats, René Descartes en Constantijn Huygens en ontwikkelde zich tot religieuze vraagbaak. In 1652 liet ze het boek Opuscula verschijnen. Gaandeweg kwam ze onder invloed van Gisbertus Voetius. Ze werd steeds religieuzer.(267) Van Schuurman verloor het contact met de geleerden. Ze verliet de filosofie en trok in bij de sekte van de Franse ex-jezuïet Jean de Labadie.(43) Toen haar vader stierf had ze hem op het sterfbed beloofd niet te trouwen, meldt het Historisch en geographisch woordenboek uit 1869: ‘Ofschoon de belofte houdende, die zij aan haren vader had gegeven, stond zij met den schijnheilige Labadie in de nauwste betrekking tot aan zijnen dood, vergezelde hem overal, had sinds zij in die betrekking stond een afkeer van al wat naar studie of letterkunde geleek, ging zich na Labadies dood (1673) met een kleinen aanhang geestverwanten te Wieuwerd in Friesland nederzetten en stierf daar op 4 mei 1678.’(43) ❡ Vlak langs het huis van Van ❡ In het voorjaar van 1685 woonde de Engelse Schuurman loopt de Voetiusstraat. filosoof John Locke (1632-1704), gevlucht uit Deze rechtsaf in. De Voetiusstraat Engeland, op een kamer bij kunstschilder Ja- komt uit op het Pieterskerkhof. cob van Gulick op het Pieterskerkhof. Het huisnummer is niet bekend.(97) Hij werkte er aan zijn beroemde Essay concerning Human Understanding.(265) Later woonde hij, zo blijkt uit zijn brieven, bij de weduwe Gremons ‘op het Hoek van het oude Kerkhof tot Utrecht’.(173) Toen de Engelse regering om zijn uitlevering verzocht, voelde Locke zich niet meer veilig in Utrecht. In mei 1685 trok hij halsoverkop naar Amsterdam. Zijn boeken liet hij in de haast achter. Toen de gemoederen in september 1686 weer wat geluwd waren, keerde hij terug. Maar opnieuw liet het Utrechtse stadsbestuur hem weten dat hij maar beter zijn biezen kon pakken. Anders zou men hem arresteren en uitleveren. In december pakte Locke opnieuw zijn koffers. Dit keer besloot hij zijn boeken mee te nemen naar Amsterdam. Omdat hij voorzag dat hij nog vaker zou moeten verkassen, construeerde hij een draagbare boekenkast. ❡ Een stukje terug. Een van de zijstraten van de Voetiusstraat heet Het ontwerp is helaas verloren gegaan.(97) ❡ ‘Ik vraag niet om vrijheid van denken, die Achter St. Pieter. Deze komt uit op heb ik’, schreef Belle van Zuylen in 1794. Het de Kromme Nieuwegracht. Linksaf is te lezen op een plaquette aan de gevel van deze gracht op. het patriciërshuis op nummer 3 van de Kromme Nieuwe
Filosofische reisgids-2.qxd:Opmaak 1
09-12-2008
22:39
Pagina 320
320 Utrecht
Gracht. ’s Zomers woonde ze in het bekende Slot Zuylen, net buiten Utrecht in Zuilen. Het kasteel was ’s winters niet warm te krijgen en daarom had de familie dit ‘kleine’ huis in Utrecht.(92) Van Zuylen las er Rousseau, verdiepte zich in de wiskunde en liep privécolleges bij de natuurkundige J.D. Hahn.(299) Ze overwoog de Schotse jurist en filosoof James Boswell (1740-1795) te trouwen, die ze in 1764 ontmoette in Utrecht. Boswell noemde haar – ‘an Utrecht lady’s charms’. De geliefden voerden een geheime correspondentie, die verliep via boekhandelaar Spruyt in de Choorstraat.(269) Boswell logeerde in Het nieuwe kasteel van Antwerpen op de Ganzenmarkt en in De Keizershof op het Domplein. Met de romance liep het slecht af: Van Zuylen aarzelde over ❡ Stukje terug en linksaf de MuntBoswell en viel uiteindelijk voor een rijke huisstraat in. Op de Nobelstraat rechts, leraar met een kasteel in Zwitserland. over het Lucas Bolwerk en de stads❡ Een plaquette op nummer 37 herinnert aan gracht, rechtdoor de NachtegaalClara Meijer-Wichmann (1885-1922) ‘Verdestraat in. digster der menselijkheid’. Ze is uit Duitse ouders geboren en genoot een tweetalige opvoeding in Utrecht. Via haar moeder, een schrijfster die met de Duitse politicus Bismarck optrok, kwam ze al vroeg in aanraking met het werk van onder anderen Goethe en Nietzsche. Maar vooral Schopenhauer en Robespierre, ‘de groote revolutionair die helaas geen groot man was’, hielden haar bezig. Tijdens haar studie rechten in Utrecht volgde ze colleges bij Hegelkenner G.J.P.J. Bolland. ‘Bolland was zeer behoudend,’ schrijft ze, ‘en stelde op een college: “Heb vrede met alles, want er is nooit iets geweest wat gedeugd heeft en er zal nooit iets zijn wat deugen zal.”’ Wichmann dacht er anders over. In 1907 richtte ze de Nederlandse Bond voor Vrouwenkiesrecht op. Eigenlijk was ze over de hele linie veel geëngageerder dan haar docent. In haar Inleiding tot de philosophie der samenleving schrijft ze een passage die aan Bolland gericht lijkt: ‘Laten de philosophen die menschen wier hart hen tot maatschappelijke verbeteringen drijft, dus niet tegenwerpen, dat ze niets dan illusies najagen. De wereld is vol van verbeteringen, vol van gevoelens van verlichting en verheffing; alleen maar ontstaat daarnaast steeds weer een nieuwe druk, die opnieuw verlichting zal behoeven.’ Ondanks de later steeds duidelijker wordende ideologische verschillen raadde ze alle studenten aan Bollands colleges te volgen, omdat Bolland nu eenmaal de grootste Hegelkenner van Nederland was.(182) In 1912 promoveerde Wichmann met lof op Beschouwingen
Filosofische reisgids-2.qxd:Opmaak 1
09-12-2008
22:39
Pagina 321
Utrecht 321
over de historische grondslagen der tegenwoordige omvorming van het strafbegrip. Het boek bevat een paar interessante passages. ‘Het is een van de groote vragen van dezen tijd, hoe uit en over zijn betrekkelijk inzicht héén, te komen tot een nieuwe affirmatie, een nieuwe activiteit. Het is de groote taak, dezen weg te vinden niet door een ter zijde stellen van het verworven inzicht, niet door een wederom tot ondoordachtheid, illusie en dogma terugkeeren – hoewel deze drie nooit gehéél kunnen noch moeten worden uitgeschakeld – maar juist dóór de beschouwing van het verleden heen een nieuwen band met de toekomst te knoopen. Zoo als het óók een crisis van dezen tijd is, hoe door het inzicht in de betrekkelijkheid van goed en kwaad heen toch tot een nieuwe positieve moraal te komen.’(182) Wichmann was betrokken bij de oprichting van de Internationale School voor Wijsbegeerte in Amersfoort, destijds de plek waar politiek bewogen geesten elkaar troffen.(38) De rechtvaardige strijd sprak haar overigens al vroeg aan. In een schoolopstel schreef ze: ‘En dan een geheel volk dat opstaat om zich vrij te vechten, eene geheele natie, in geestdrift ontbrandend voor een hoog en heilig doel – er is niets zoo verheven op aarde, als de geestdrift van geheel een volk!’ Ze eindigt met: ‘Ik wil den oorlog democratiseeren, zoals alles!’ Haar lerares schreef onder het opstel: ‘Hou je kalm’. Dat advies heeft ze niet opgevolgd. Ze nam het op voor dienstweigeraar Bart de Ligt, met wie ze de Bond van Religieuze Anarcho-Communisten oprichtte, ze schreef voor de linkse Groene Amsterdammer en was lid van allerlei socialistische organisaties.(182) Ze overleed in het kraambed op 15 februari 1922.
Clara MeijerWichmann in september 1902
Filosofische reisgids-2.qxd:Opmaak 1
09-12-2008
22:39
Pagina 322
322 Utrecht
❡ ‘Rond de stadswallen staan mooie bomen’, vertelt Montesquieu. ‘Maar wat boven alle kunst verheven is, ❡ De Nachtegaalstraat komt uit op is wel de Maliebaan, magnifiek door zijn de Maliebaan. Linksaf vlak om de lengte en door de schoonheid van de bomen. hoek heeft het voormalige woonhuis van Descartes gestaan. Aan weerszijden staan drie of vier rijen bomen en over de hele lengte worden die geflankeerd door mooie tuinen en kleine landhuisjes voor de gegoede burgerij. En in het midden ligt het speelveld.’ De Maliebaan is ontworpen als baan voor het kaatsspel, met her en der wat bewoning ernaast.(192) Op 18 maart 1635 maakt Anna Maria van Schuurman melding van een nieuwkomer op de Maliebaan, een zekere René Descartes. Descartes had zijn intrek genomen in een buitenverblijf op nummer 36.(274) Aan het huis dat nu op deze plaats staat, is een gedenkplaat aangebracht. Het was er goed en rustig wonen. Rust kon Descartes wel gebruiken, want hij werkte hard. Hij hoopte via zijn goede vriend Henricus Renerius (1593-1639), hoogleraar in de filosofie, school te maken binnen de Utrechtse Academie. En dat lukte. Een van de eersten die onder de indruk raakten van Descartes’ vernieuwende methode was theoloog Henricus Regius of Henri de Roy (1598-1679), bijgenaamd ‘de stadhouder van Descartes in Utrecht’.(13) Regius wijdde – en dat was gewaagd – een college aan Descartes’ optica. ‘Regius had mijn Dioptrique en mijn Météores gelezen zodra ze waren uitgekomen’, vertelt Descartes. ‘Hij was direct van oordeel dat ze een paar principes van de ware filosofie bevatten. Hij was zo intelligent dat hij er ijverig mee aan de slag was gegaan en er het een en ander uit had afgeleid. Zo wist hij in enkele maanden tijd een volledige fysiologie op te bouwen. Die fysiologie viel dermate in de smaak bij de paar vrienden die hij het had voorgelegd, dat zij hem voordroegen voor een professoraat in de geneeskunde.’(273) Mogelijkerwijs beseften de curatoren van de universiteit niet dat zij een cartesiaan aanstelden. Toen Regius de cartesiaanse natuurkunde in zijn colleges aan de orde stelde, kostte hem dat later bijna zijn baan, want de ‘natuurfilosofie’ van Descartes werd zedeloos geacht.(274) ❡ Op nummer 2 staat sterrenwacht Sonnen❡ Terug de Maliebaan richting borgh. De Duitse aforist Georg Christoph centrum uitlopen, over de Maliebrug. Direct aan de linkerhand beLichtenberg (1742-1799), altijd geïnteresgint de Zonnenburg. seerd in natuurkunde, bezocht de toren in 1770 en maakte er een studie van de apparatuur. ‘Het obser-
Filosofische reisgids-2.qxd:Opmaak 1
09-12-2008
22:39
Pagina 323
Utrecht 323
vatorium ligt wat hoger en heeft een vierhoekige toren. Er staat een klein rond gebouwtje op waarin de sterrenkijkers staan opgesteld. Het dak van dit gebouw kan bewegen. Het is van hout en met lood belegd.’(110) ❡ Museum het Catharijneconvent is gespe- ❡ Niet de Zonnenburg, maar de Schalkwijkstraat in. Deze komt uit cialiseerd in religieuze kunst. Het bezit ook op de Nieuwe Gracht. Op nummer een beroemd portret van Descartes dat ge- 63 is museum het Catharijneconmaakt is door J.B. Weenix (ca. 1645-1650). vent te vinden. (Open: di. t/m vr. Het museum is gevestigd in een oud klooster. 10.00-17.00, za. en zo. 11.00In de Catharijnekerk of Katherinakerk die te- 17.00 uur.) gen het kloostergebouw aanligt, zijn cartesiaan Henricus Renerius (1593-1639) en anti-cartesiaan Gisbertus Voetius begraven. Van hun graven is echter niets te zien.(230) ❡ Naast het museum loopt de Zui❡ In het Utrechts Universiteitsmuseum is een lenstraat. Deze komt uit op de magneet te bewonderen. Het is een van de Lange Nieuwstraat, daar linksaf. ‘filosofische instrumenten’ van Jan Hendrik Op nummer 106 is het Utrechts van Swinden (1746-1823). Deze Amster- Universiteitsmuseum (open: di. dams-Leidse geleerde bedreef de ‘proefon- t/m zo. 11.00-17.00 uur) te vindervindelijke filosofie’, oftewel de natuurwe- den. tenschappen. Hij was nauw betrokken bij de standaardisering van de kilogram en de meter. Hij hield zich ook bezig met (statische) elektriciteit en met magnetisme. De magneet in het museum heeft een tijd op de zolder van zijn Leidse huis gestaan. Van Swinden had het ding daar geïnstalleerd om ❡ Lange Nieuwstraat verder uitdagelijks te kunnen meten of de magneet- lopen tot u min of meer tegen het stralen rond de aarde afwijkingen vertoon- Centraal Museum op de Agnietenstraat 1 aanloopt (open: di. t/m zo. den. Dat bleek zo te zijn. Achter het museum 11.00-17.00 uur). bevindt zich een door Regius aangelegde hortus botanicus.(154) ❡ In het Agnietenklooster is het Centraal Museum gevestigd. Het bezit een schilderij van Jacob van Campen met de titel ‘Diogenes op de markt ❡ De Nicolaas Agnietenstraat uitte Athene’. De oude wijsgeer staat er met zijn lopen. Rechtsaf. U komt op de Oude bekende lamp op afgebeeld. Midden op de Gracht. Deze volgen tot het centrum. Water oversteken en de Steendag trok Diogenes met lamp over de markt. weg in. Deze winkelstraat (die verToen men hem vroeg waarom hij die lamp bij schillende namen heeft) volgen tot zich had, antwoordde hij naar verluidt: ‘Ik aan uw linkerhand Hoog Cathazoek mensen.’ In zijn ogen waren vrijwel alle rijne verschijnt, met daarin het cenAtheners onmenselijk serieus geworden.(247) traal station.
Filosofische reisgids-2.qxd:Opmaak 1
09-12-2008
22:39
Pagina 324
324 Utrecht
Nieuwe Gracht
Van Meursstraat
Overige adressen Op de Nieuwe Gracht 79bis woonde Cornelia de Vogel (1905-1986). Deze eigenzinnige classica was de grote Platokenner van Nederland. Naar haar is een stichting vernoemd die Plato-onderzoek stimuleert. Ze was een overtuigd katholiek en schreef verschillende boeken over katholieke filosofie. De secularisering baarde haar zorgen. (234) ‘Het ergste is: de katholiek is het zicht op de kerk kwijtgeraakt’, zegt ze in De grondslag van onze zekerheid. ‘Hij voelt zich niet meer in haar verankerd. Er is geen grondslag voor zekerheid meer in de diepste dingen van het leven. […] Maar twijfel en onzekerheid kunnen niet het eind zijn.’ In een voormalig kraakpand op nummer 9 is in 1992 Filosofie Magazine opgericht. De redactie was gevestigd in de slaapen woonkamer van oprichter Roeland Dobbelaer (1962), die eerder filosofie studeerde in Utrecht en Parijs. Na jarenlang op de rand van faillissement te hebben gebalanceerd, is het maandblad inmiddels een van de grotere filosofietijdschriften van Europa. Filosofie Magazine is tegenwoordig in Amsterdam gevestigd.