Vlaanderen in Actie Flanders Port Area Inspiratiedag Verslag panelgesprek 11 oktober 2011
Jim Baeten en Lieve Maes
Voorteinde 21, 2260 Westerlo
[email protected] • 0475 430 418 • www.trizone.be tri.zone Comm.V • BTW BE-0477 046 592 • triodosbank 523-0408043-39
VERSLAG PANELGESPREK EXPERTEN Cathy Berx, gouverneur van de provincie Antwerpen, docent UA (CB) Toon Colpaert, havencommissaris, bestuurder Infrabel (TC) Eric Lancksweerdt, 1ste auditeur Raad van State, gastprofessor UA (EL) Ir. Tom Roelants, administrateur-generaal, Agentschap Wegen en Verkeer (TR) Moderator: Johny Vansevenant, VRT-journalist (JV)
JV vraagt de panelleden wat hun link is met het thema van de dag “Havens en omwonenden, samen werkt beter”. CB: Ik werd eind 2009 gevraagd door de Vlaamse regering om een rapport te maken over de volgende vraag: hoe kunnen we grote infrastructuurwerken sneller laten uitvoeren? Dit was de start van de commissie Berx. In februari 2010 presenteerde die een rapport aan het Vlaams parlement. Daarna kwam er een opdracht van minister Crevits om dit te toetsen aan de praktijk. TC: Ik ben als havencommissaris een geïnteresseerde observator: wat brengen onze havens ervan terecht? En als bestuurder van Infrabel draag ik mee de verantwoordelijkheid om grote werken tot een goed einde te brengen. De dialoog met de omwonenden wordt daarbij meer en meer belangrijk. EL: Ik was betrokken door de vele gevallen van rechtszaken in deze context voor de Raad van State (RvS); ik wilde nadenken over een andere aanpak en zag daarbij twee sporen nl. het spoor van bemiddeling en het spoor van burgerparticipatie. TR: Wat werkt op kleinschalig niveau, daarvan kan je ook leren voor grootschalige projecten maar zeker ook bij die grote projecten is maatwerk nodig.
Voorstel tri.zone – ViA – CleanTech – oktober-november 2011
1
JV: de Commissie Berx gaf aanbevelingen: welke waren dat? CB:
Zeer belangrijk is het inzetten op de voorfase van een project met name over de vraag: wat is precies het probleem? Ook in deze fase moeten we al participatie inzetten; indien hier betrokkenheid gecreëerd wordt, wordt een groter draagvlak gecreëerd voor oplossingen. Niemand heeft immers een monopolie op inzet, kennis en ervaring; men kan van iedereen leren, ook van de betrokken burger. De overheid moet van ieders inzichten gebruik maken. Ze moet een project goed opstarten met een open communicatie en in grote transparantie. Projecten die een samenhang vertonen, moet je samen presenteren. Je moet volhouden en voortdurend correct blijven informeren over de verschillende stappen.
Dan moet je in de verkenningsfase een goede analyse maken en op het einde van die fase een keuze maken (voorkeursbesluit). Dit is dan the point of no return! Hier kan dan eventueel een referendum worden gehouden of mogelijk wordt hier iets aangevochten bij de RvS. In een latere fase heeft dat immers veel meer gevolgen! Dus getrapte besluitvorming is zeer belangrijk.
Daarna moeten we gaan richting uitvoering en moet er ook nog oog zijn voor individuele rechten.
Uiteindelijk moet er plaats zijn voor nazorg: engagement van de overheid om tussen te komen na de werken, in de hypothese dat er achteraf nog bovenmatige hinder zou zijn.
We werken best met verschillende groepen: een stuurgroep, een reflectiegroep, een technische groep om alle technici vanuit verschillende perspectieven aan bod te laten komen; daarnaast nog een klankbordgroep. In de voorbereidende fase moeten we dit permanent blijven doen.
In de uitvoeringsfase werken we via de formele richtlijnen van het MER. In de uitvoeringsfase is er ook nog een openbaar onderzoek (Europese verplichting).
Goede randvoorwaarden zijn belangrijk: alle diensten moeten oplossingsgericht samenwerken; het kan bv. niet dat de ene dienst positief adviseert en de andere negatief – dit moeten we absoluut vermijden.
TR: Inspraak zo vroeg mogelijk in het proces is zeer belangrijk. Een gemeenschappelijk draagvlak zoeken vraagt tijd. Er ontstaat al snel een spanningsveld met het gevoel “het duurt allemaal wel lang!” Versnellen gebeurt niet door in het begin te snel te werken; we moeten eerst tijd nemen voor de eerste fase! Dit levert achteraf tijdswinst op. Het zou handig zijn, mocht er een kader zijn hiervoor dat dan project per project verder ingevuld kan worden. Op die manier kunnen we vertragingen vermijden.
Voorstel tri.zone – ViA – CleanTech – oktober-november 2011
2
De globale visie moet scherp gesteld worden en als er eenmaal een draagvlak voor is, moet er afgeklopt worden zodat ook de volgende stappen zonder problemen gezet kunnen worden.
JV : Het is blijkbaar geen goed idee om bij een participatief proces eerst een presentatie te geven en dan daarna het publiek vragen te laten stellen. Zo creëer je geen gedragenheid. TR: Misschien hebben we in het verleden te veel de indruk gegeven dat we na een infoavond gewoon verder deden met het project. We tonen nu met het project R11 dat we het anders willen aanpakken. CB: Eerst moeten we vertrekken van een relatief open brainstorm. De voorstellen die hieruit groeien, kunnen en cours de route bijgesteld worden; technici zijn trouwens vaak blij met de soms zeer goede voorstellen die gedaan worden door betrokken burgers. De expertise zit niet alleen bij de technici!
TC: Participatie als windowdressing: dat lukt niet meer. De focus moet liggen op kwaliteit. Sneller is niet per definitie beter. “Beter” kan het wel sneller doen gaan. Men komt best tot een gemeenschappelijke probleemstelling in het begin. Zijn we het eens voor welke uitdaging we staan? Dit vergemakkelijkt het vervolg (cfr de aanpak in de kanaalzone in Gent. Respect is daarbij het sleutelwoord: als je mensen hun mening vraagt, moet je ze ook au sérieux nemen. Je moet daarbij zoeken hoe je het overzicht, de samenhang aan de burger kunt presenteren: één aanspreekpunt voor het hele project is daarbij nodig. De cultuuromslag die nodig is voor deze manier van werken, is er nog niet in alle gevallen: niet bij bestuurders, projectleiders, politici; maar ook niet bij omwonenden (vaardigheden zoals luisteren, conflicten beheersen, agree to disagree etc.). Om dit waar te maken moeten we extra menskracht en budgetten vrij maken.
EL: De voorbeelden van inspraak in een vroege fase die we nu hebben, zijn zeer belangrijk. Inspraak in een vroege fase kost tijd maar doet achteraf tijd winnen, bv. door het vermijden van rechtszaken. We moeten wel een onderscheid maken tussen politieke participatie en participatie als het om rechtsbescherming gaat. In het eerste geval gaat het om samen projecten realiseren met verschillende actoren: wat zijn de issues? De belangen? Dit is een nieuwe vorm van politiek bedrijven rond concrete projecten op een kleinschalige manier met bv. lokale actiegroepen. Dit zou dan uitmonden in een princiepsbeslissing waarin iedereen
Voorstel tri.zone – ViA – CleanTech – oktober-november 2011
3
zich kan terugvinden. Dit is uiterst belangrijk want er gaat een engagement van uit. Als mensen betrokken zijn geweest, dan ontstaat er een draagvlak. Mensen zijn immers deskundig vanuit hun ervaring en hebben een zeer belangrijke inbreng. Daarna is er nog een verplicht traject; ook daarin moeten de rechten van individuen beschermd worden.
CB: Ik kan alleen hopen dat de RvS zich meer zal profileren met oplossingsgerichte rechtspraak en evenwichtiger zal omgaan met de sancties die opgelegd worden. Ik hoop ook dat ze in de toekomst rekening zal houden met de voorfase zoals ze is uitgevoerd, met de betrokkenheid en interactie die in die fase gecreëerd zijn. Als die voorfase georganiseerd werd volgens de regels van de kunst, dan hoop ik dat de RvS niet zal schorsen omwille van een klein vormgebrek achteraf.
EL: Ik kan u begrijpen maar de RvS moet werken binnen een vrij eng kader. Men wil dat dit minder eng wordt zoals bijvoorbeeld in Nederland waar men werkt met bestuurlijke lussen (iets kan teruggestuurd worden naar een bestuur) of men wil nadenken of de mogelijkheid bestaat om kleine vormfouten over het hoofd te zien. Er is een evolutie aan de gang bijvoorbeeld rond de vraag wie een rechtszaak mag aanspannen: moet men rechtstreeks belang hebben bij de onwettigheid die wordt ingeroepen? Het zou naar mijn mening goed zijn mocht de RvS meer armslag krijgen. CB: Men past het carcan van de RvS strenger toe dan eigenlijk zou moeten. Men kan nu ook al veel meer dan wat er nu gebeurt! EL: Mensen komen ook met allerlei formele elementen aan; waar leg je de grens? Het basisprincipe is toch dat overheden de wet moeten toepassen en dat, indien dit niet gebeurt, er een sanctie volgt.
JV aan TR: het belang van een goede communicatie wordt hier vaak onderstreept. Hebt u de geschikte mensen in dienst om de boodschap goed door te geven aan het publiek? TR: In het verleden was er in ons agentschap een beperkt segment van profielen. Dat is de laatste tijd enorm veranderd. Nu hebben we ook mensen in dienst die specifiek met communicatie bezig zijn, bijvoorbeeld in het kader van het project “minder hinder”. De manier waarop we dit project aanpakken, kan inspiratie geven voor andere projecten. Bij grote projecten gaan we, nog voor er een lastenboek buiten gaat, met een aantal actoren samen zitten rond het thema: hoe minder hinder creëren bij de uitvoering van dit project. We vragen hun naar hun ideeën hierover. Het gaat dan om bv. werkgeversorganisaties, transportorganisaties enz. Soms komen hieruit zeer interessante zaken die we dan meenemen naar de aannemer.
Voorstel tri.zone – ViA – CleanTech – oktober-november 2011
4
We proberen ons ook te hoeden voor de salami-techniek. Grote projecten pakken we samen aan: we proberen op een open manier te communiceren over het globale verhaal (in één keer). We definiëren de stakeholders voor dit project en communiceren rechtstreeks met hen. We plannen ook acties (dus niet alleen communicatie): bijvoorbeeld een nieuwe pendelbus naar de luchthaven tijdens de werken. Openheid is cruciaal. Achteraf is er dan nog de nazorg: alle belangengroepen worden opnieuw bevraagd en we proberen te leren uit de ervaring.
JV aan TC: Is er voor grote havenwerken ook overtuigingskracht nodig? TC: Meer dan ooit. Bij dergelijke projecten is het belangrijk om niet alleen af te komen met de eigen behoeften en belangen, maar ook de belangen van anderen mee te nemen: bijvoorbeeld mensen die niet alleen bekommerd zijn om hun werkgelegenheid, maar ook om gezondheidsrisico’s of lawaaihinder. Iedereen die een dergelijk project opstart, moet ter plekke gaan kijken en voelen wat daar leeft. De laatste jaren is er een zeer positieve evolutie: er zijn niet alleen formele inspraakmomenten maar ingenieurs gaan ook ter plekke. Men gaat het informele gesprek aan en dat is zeer belangrijk. Het gaat hier echt om een cultuuromslag. JV: Is het voordeel van de werkgelegenheid dan een belangrijk argument? TC: Dit is inderdaad zeer belangrijk, maar ik wil toch pleiten voor enige behoedzaamheid. In elke fase van ons leven spelen we immers verschillende rollen (als werknemer, maar ook als vader, lid van een vereniging, buurman enz.). We moeten niet alles op een hoopje gooien. Je mag bijvoorbeeld niet verwachten van een werknemer op een infoavond voor bewoners dat hij/zij per definitie een grote verdediger van het project wordt! Je moet die verschillende rollen respecteren. Ook werknemers kunnen vragen hebben als het bv. gaat om onteigeningen of om hun veiligheid als fietsers. Werknemers kunnen niet zomaar ingezet worden als stoottroepen voor de havenprojecten. Zij worstelen ook vaak zelf met die verschillende rollen: als omwonende, als werknemer enz. Vakbonden, werkgevers e.d. komen vaak naar voor als verdedigers van grote projecten, omdat het daarbij vaak gaat om werkgelegenheid. Belangrijk is ook via hen een dialoog te creëren met bewonersgroepen. Contacten leggen en luisteren naar mensen kan ook op een informele manier gebeuren (ook op café bv.). Het hoeft niet persé op een formele infovergadering te gebeuren. CB: De provincie zet al jarenlang in op het versterken van het draagvlak voor de haven. We beseffen onvoldoende dat alles wat we eten, de kleren die we dragen, de producten die we gebruiken enz., te maken hebben met de haven. Informatie en sensibilisering hierover is niet overbodig. Daarnaast moet de haven ook oog hebben voor de leefomgeving en voor de natuur. We moeten via win win-strategieën zoeken naar mogelijke oplossingen. In Kopenhagen of Hamburg is de haven een intrinsiek deel van de gemeenschap. Ook in Antwerpen moeten we zoeken naar een manier om de haven dichter bij de leefgemeenschap te betrekken; dit is voor alle partijen interessant.
Voorstel tri.zone – ViA – CleanTech – oktober-november 2011
5
JV: Als je onderhandelt met omwonenden, in welke mate moet je dan open kaart spelen? EL: Je hebt er alle belang bij om open in dialoog te treden; het probleem op tafel te leggen en de betrokkenen uit te nodigen om samen te kijken hoe we eruit geraken. Er is een groot verschil hier tussen een debat waarbij het vaak gaat om gelijk krijgen en waarbij men tegenover elkaar zit, en een dialoog waarbij iedereen aan één kant van de tafel zit en samen het probleem gaat verkennen. Juridisch is dit ook geen probleem; pas in een volgende fase kom je immers in een strak juridisch kader. In eerste instantie is er marge voor een open dialoog. TR: Het is ook belangrijk om actiegroepen niet in hokjes stoppen (bv. vanuit politieke hoek of vanuit een andere hoek). Het is wel essentieel het belang van de actiegroepen in kaart te brengen. Eenmaal dat in kaart gebracht, dan kun je gaan werken aan een oplossing, rekening houdend met die belangen. Dit is een belangrijke les van vandaag. CB: Als men constateert dat er foute informatie verspreid wordt door bv. een actiegroep, moeten we dit duidelijk zeggen. We moeten mensen ook uitnodigen om voorbij het individuele belang te kijken en ook rekening te houden met het algemene belang vanuit de houding dat er nu misschien op tafel ligt wat het best mogelijke is. We moeten zelf zo intellectueel eerlijk mogelijk zijn. Wederzijds respect is hierbij een sleutelwoord. Het kan niet zo zijn dat men blijft steken in de houding: “als ik niet op alle punten gelijk krijg, is het een slecht akkoord.” TC: Het is belangrijk om van alle stakeholders een sterkte-zwakte analyse te maken. Actievoerders zijn zeer verscheiden: sommige zijn zeer degelijk; andere worden chagrijnig en worden op den duur alleen nog stoorzenders. De vraag is hoeveel energie je in elk van hen wil steken. De 80/20 regel kan daarbij als leidraad dienen. Je moet niet alle actievoerders over dezelfde kam scheren. Representativiteit is een factor, maar de macht van het getal is niet alles. Ook kleine groepen verdienen respect. Maar vooral, steek niet alle energie in de tegenstanders die altijd de grootste mond opzetten. Gebruik je energie vooral om te luisteren naar zij die met twijfels zitten en openstaan voor dialoog. CB: De representativiteit van actiegroepen is van ondergeschikt belang. De waarde van de argumenten is des te belangrijker! Wij willen mensen ook uitnodigen om te zeggen waar ze het al wel mee eens zijn, niet alleen kritiek te leveren. Bij een debat op tv bv. kunnen zowel critici als verdedigers hun standpunt toelichten. TR: Wij opteren voor een duidelijk mediabeleid: bij grote projecten is iedereen belanghebbende (bv. iedereen stond deze zomer in de file…). Voor grote projecten willen we dan ook zeer breedschalig communiceren. Hierop hebben we dit jaar heel veel positieve reacties gekregen. Wat ook meespeelt: we hebben waar gemaakt wat we beloofd hebben: de hinder zou beperkt zijn en ook beperkt in de tijd en dat klopte! Correcte informatie is essentieel.
Voorstel tri.zone – ViA – CleanTech – oktober-november 2011
6
JV: Kunnen havens hier ook van leren? TC: Er zijn al veel voorbeelden van een open dialoog met de omwonenden maar we staan nog voor uitdagingen. Een cultuuromslag is nodig. De vraag is wie dat in de hand moet nemen. Ik stel vast dat de provincies hierin een actieve rol spelen. Ook havenbesturen kunnen hierin nog een meer actieve rol spelen. Een tweede punt is dat de middelen nu nog te versnipperd zijn. We moeten nadenken over constructieve vormen van medefinanciering door alle betrokken stakeholders voor een betere communicatiie met de omwonenden en een betere leefbaarheid van de omwonenden. CB: Je kunt niet alle nadelen wég communiceren; je kunt geen omelet maken zonder eieren te breken. Wel moet je zo correct en transparant mogelijk communiceren. Met zijn allen moeten we streven naar meer duurzaam ondernemen, meer duurzame manieren om ons te verplaatsen enz. Iedereen zal daar zijn rol in moeten spelen. Samen moeten we zoeken naar zo goed mogelijke oplossingen. Ik vind het daarbij ook niet nodig dat er voor elke vergadering een geldelijke vergoeding voorzien wordt: het gaat om een engagement. TC: Ik vind ook niet dat de huidige inzet van mensen speciaal moet vergoed worden. Soms zijn er wel extra financiële middelen nodig bv. voor het aanleggen van een buffer, het verbeteren van een verkeerssituatie enz. Sommige actiegroepen – gesteund door lokale besturen - vragen soms zeer grote ingrepen die ook grote financiële gevolgen hebben. Ik wil toch de vraag stellen in hoeverre medefinanciering door die lokale besturen wenselijk en mogelijk is. EL: Een plan voorleggen, waarna je dan mag vragen stellen, is voor mij geen participatie, wel een vorm van communicatie. Vragen vanuit het publiek EL: Als je in een voorfase de kans hebt gehad je mening te geven, gaat het niet op om het einde nog alles opnieuw in vraag te stellen; een goed voortraject zorgt er ook voor dat er minder kans is op rechtszaken achteraf. In Nederland kun je enkel een rechtszaak aangaan als je zelf ook een functioneel belang hebt (bv. je kunt geen rechtszaak aangaan over de brandveiligheid van een bejaardenhuis waar je zelf niet in woont). Het denken daarover is in evolutie.
Voorstel tri.zone – ViA – CleanTech – oktober-november 2011
7
BOVENDRIJVERS UIT HET PANELGESPREK 1. Iedereen is het eens over het grote belang van een goed georganiseerde voorfase van een nieuw project. In die voorfase moet men het eens worden over wat precies het probleem of de issue is; een dialoog aangaan (d.w.z. samen kijken naar het probleem, een open brainstorm organiseren, verschillende oplossingen verkennen enz.) en niet een debat opstarten (waarbij mensen tegenover elkaar staan); zorgen voor open en transparante communicatie over het hele project; de belangen van de verschillende stakeholders in kaart brengen en de waarde van hun argumenten beoordelen; respect betonen voor de stakeholders (hun inbreng au sérieux nemen en duidelijk maken wat men ermee doet); gebruik maken van hun ideeën naast die van de experten; respect vragen van alle partijen, ook van bv. actiegroepen, met de vraag om ook naast het individuele belang het algemene belang in rekening te brengen.
2. Na deze voorfase moet er op een bepaald ogenblik een globaal plan voorgelegd worden en een duidelijk besluit genomen worden. Dit is dan een point of no return, waarna men aan de volgende fase kan beginnen (met alle formele en juridische vereisten). Deze manier van werken werkt in het begin trager, maar zorgt op termijn voor tijdswinst, o.m. omdat het draagvlak groter is en men achteraf minder snel naar de rechter zal stappen (men voelt zich gehoord). Een getrapt systeem van besluitvorming is dus aangewezen.
3. Ook in de volgende fasen moet het nog mogelijk zijn aandacht te hebben voor de individuele rechten, maar dan is het niet meer de bedoeling het hele project nog in vraag te stellen. De RvS zou dan in haar rechtspraak rekening kunnen houden met de kwaliteit van het voortraject bij de beoordeling van individuele zaken.
4. Door iedereen werd ook gewezen op de noodzaak van een goede communicatie: duidelijke, open informatie over het geheel van het project (niet de salamitechniek); het overzicht en de samenhang zijn daarbij zeer belangrijk; ook de stijl van communiceren speelt een grote rol; correcte informatie: wat men belooft, moet men ook doen (bv. correcte informatie over de aard en de tijd van de hinder);
Voorstel tri.zone – ViA – CleanTech – oktober-november 2011
8
voor grote projecten is vaak een mediacampagne nodig, omdat daar zoveel stakeholders in betrokken zijn; volhouden is ook erg belangrijk: permanent correcte informatie blijven aanbieden.
4. Proactief werken kan inhouden dat men vooraf al met een aantal actoren gaat samen zitten om hun suggesties te horen over het verminderen van de hinder bijvoorbeeld. Men kan ook actie ondernemen, bv. een bus inleggen naar de luchthaven tijdens de werken.
5. Ook het belang van de nazorg kwam ter sprake: De overheid kan zich bijvoorbeeld engageren om tussen te komen achteraf, mocht er toch nog overmatige hinder zijn. Men kan overleg plegen met de actoren achteraf om te leren uit het project dat afgelopen is, voor volgende projecten.
6. Tenslotte was er nog sprake van het belang van een cultuuromslag, zowel bij de overheden als bij de burger: De overheid moet voldoende aandacht besteden aan de communicatieve vaardigheden van haar personeel; het personeel moet leren “voelen” wat er leeft op het terrein, niet alleen in formele ontmoetingen, maar ook informeel, in gewone contacten met de burger; er moeten naast technische “experts” ook andere profielen aangeworven worden om die cultuuromslag te realiseren; De burger moet ook leren luisteren, met conflicten leren omgaan, de dialoog echt aangaan, ook het perspectief van het algemeen belang willen meenemen. Slechts op die manier kan er ook echte dialoog ontstaan.
Voorstel tri.zone – ViA – CleanTech – oktober-november 2011
9