Verslag panelgesprek startmoment Hans Bruyninckx Professor internationaal milieubeleid aan de K.U. Leuven, directeur van het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA), voorzitter Bond Beter Leefmilieu Hans Bruyninckx wijst op het belang van maatwerk bij het toegankelijk maken van technologische maatregelen: -
-
Bepaalde technologieën zoals het isoleren van daken zijn goedkoop en hebben een zeer korte terugverdientijd, andere technologieën vergen wat meer investeringen. Bij die technologieën kan er gedacht worden aan derde-betalerssystemen of kan de technologie via reglementering opgenomen worden in bijvoorbeeld de sociale woningsector. Andere zaken zoals de elektrische wagen zijn veel duurder, daar kan het transitiepad gevolgd worden. M.a.w. via een nichemarkt wordt er gewerkt aan de doorbraak van een product waarbij reglementering en subsidiering ondersteunend kan zijn om een product in competitiviteit te brengen, waardoor de concurrentie daarna zorgt voor prijsdaling (cf. mobiele telefonie).
Gezien de krappe budgettaire periode waar we wellicht voor staan, moet er aandacht gaan naar de financiering van het beleid. Hans Bruyninckx schuift twee pistes naar voor: -
Evaluatie van de bestaande financiën: bekijk welke klimaatschadelijke subsidies er momenteel bestaan. Bekijk wat er eventueel in de toekomst nog mogelijk is: groene belastingen – die ook worden aanbevolen door de EU – hebben een groot potentieel, zeker nu Vlaanderen meer en meer autonomie krijgt.
Hans Bruyninckx stelt tot zijn verbazing vast dat er voorspeld wordt dat de mobiliteitsvraag nog zal stijgen. Via een aantal maatregelen zou deze onaanvaardbare stijging toch voor een stuk tegengehouden kunnen worden: -
-
aansturen verkeer via nieuwe technologieën; vermijden mobiliteit via ICT-toepassingen; vermijden overbodige lokale automobiliteit via acties op lokaal niveau. Uit een studie in opdracht van minister Crevits blijkt dat heel veel lokale verplaatsingen minder dan 2 km, minder dan 5 km bedragen. Via betere infrastructuur voor snel en (zeer) lokaal openbaar vervoer (vb. werk maken van voorstadsnet Brussel), fietsinfrastructuur, lokale winkelcapaciteit, lokale ruimtelijke ordeningsingrepen, … kan dit teruggedrongen worden. gebruik maken van prijssturingsmechanismen zoals een slimme kilometerheffing.
Bij prijsinstrumenten zoals de slimme kilometerheffing, groene belastingen, … komt het er op aan om de echte kost te internaliseren. Binnen de EU-context zou er o.a. ook meer ingezet kunnen worden op het BTW instrumentarium. Het potentieel van dit instrument om gedrag te sturen wordt onderschat. Wanneer de overheid via maatregelen probeert om gedrag te sturen, dan moet dit op een zodanige manier georganiseerd worden dat mensen ook echt een beslissing nemen omwille daarvan. Omwille van het instrument moeten mensen echt bereidt zijn om keuzes te maken die klimaatvriendelijker zijn. Men moet verder gaan dan het symboolniveau (bv. op de prijs van een halve cinemazaal, heeft de zeer kleine recupelbijdrage geen richtinggevende kracht). De focus van het nieuwe plan ligt op de niet-ETS-sectoren. Dit lijkt impliciet te veronderstellen dat het ETSmechanisme als prijsmechanisme zeer goed werkt. Hans Bruyninckx wil de commissie graag oproepen om scherp in het oog te houden dat het ETS-systeem tot de gewenste effecten leidt. De prijs voor een ton CO2 ligt immers niet op het niveau waarvan verwacht kan worden dat het echt de verhoopte sturende capaciteit heeft.
1/5
De langetermijndoelstellingen vereisen een transitie naar een koolstofarme samenleving. Zo’n transitie gaat niet alleen over technologie of economie, maar over de samenleving en de hele samenleving moet dan ook betrokken worden. De laatsten jaren zijn heel wat transitieprojecten gelanceerd in Vlaanderen, deze projecten mogen echter niet vervallen in vooral overheidsbeleid met samenwerking van het middenveld via adviezen in de strategische adviesraden. Om te kunnen slagen moet het gaan om maatschappelijk beleid met de maatschappelijke actoren in het voortouw waarbij de overheid een stimulerende en faciliterende rol heeft. Het discours is gewijzigd, maar nu moeten we het met z’n allen ook doen. Hans Bruyninckx doet dan ook als wetenschapper en als lid van het middenveld de oproep om vooral te investeren in processen die ons effectief doen samenwerken en die stappen vooruit zetten.
Stefaan Vergote European Commission, DG Climate Action, Head of the unit ‘Strategy and Economic Assessment’ Innovatie is één van de cruciale aspecten van klimaatbeleid en economisch beleid in het algemeen. Flankerend beleid is zeker nodig, al is het in eerste instantie natuurlijk de opdracht van de bedrijfswereld om innovatie door te voeren. Het is niet enkel een kwestie van lange termijn, maar ook op korte termijn zijn er zaken mogelijk (vb.: zeer snel op de markt brengen van zuinigere wagens na invoering CO2-normen wagens, snelheid toepassing WKK in landbouwsector, …). Europa zal proberen de R&D-inspanningen binnen het EU-budget verder op te voeren, maar Vlaanderen moet bekijken waar haar sterke kanten rond onderzoek en ontwikkeling liggen, en waar verder op kan gebouwd worden. In de analyse van de commissie lag zeer sterke nadruk op technologische ontwikkelingen, maar uiteraard kunnen volumemaatregelen daar een aanvulling op zijn. De commissie baseert haar beleid zeer sterk op marktgebaseerde instrumenten (cf. ETS) omdat marktgebaseerde of fiscale instrumenten werken op verschillende vlakken: -
volume; verbetering van de technologie; meer inkomsten voor de overheid. Indien deze meeropbrengsten opnieuw in de economie worden gebracht – bijvoorbeeld via verlaging van de lasten op arbeid – dan kan de werkgelegenheid gestimuleerd worden.
Bij prijsinstrumenten moet geval per geval bekeken worden wat het geschikt niveau is, dit hangt af van de sector en de subsidiariteit: -
-
-
Gezien de open economie van Vlaanderen, was/is het voor Vlaanderen bijvoorbeeld van groot belang dat het ETS-systeem op Europees niveau geregeld werd/wordt zodat alle bedrijven op dezelfde manier worden behandeld met één CO2-prijs in Europa. Zoiets op nationaal vlak implementeren zou chaos opleveren. Vandaar ook het belang voor Vlaanderen dat het ETS-systeem goed werkt. In de analyse voor een opstap naar een 30%-reductiedoelstelling heeft de commissie aangegeven dat de economische crisis een heel belangrijke impact heeft. Op korte termijn is het zeer goed dat de prijzen laag zijn, maar op lange termijn ondermijnt dit de stimulans tot koolstofarme investeringen zeer sterk. Onlangs heeft de commissie voor de andere sectoren een CO2-taks voorgesteld in het voorstel rond de energietaxatierichtlijn. De bedoeling was om een CO2-component in te voeren in de belasting rond energie, die is op Europees vlak niet geharmoniseerd maar er zijn wel minimumniveaus opgesteld. De vereiste Europese consensus werd echter niet bereikt. Op het vlak van mobiliteit is het voor Vlaanderen als logistiek centrum belangrijk om een slimme kilometerheffing samen met de omringende regio’s te bekijken. In de gebouwenverwarming kan een prijsinstrument misschien wel het verschil maken en is dus zeker het bekijken waard.
In samenspraak met de lidstaten, het parlement en de stakeholders wordt er nu reeds veel beleid beslist op Europees niveau. De nodige transitie op lange termijn is echter zo ingrijpend dat dit niet mogelijk is 2/5
zonder een breed maatschappelijk draagvlak. Aangezien de maatschappij nog steeds zeer sterk geënt is op nationale en regionale invloeden, is er dus ook duidelijk een belangrijke rol weggelegd voor de lidstaten. Sommige regio’s zijn zeer goed in het grijpen van opportuniteiten die de koolstofarme economie met zich mee brengt en die opportuniteiten komen vaak voor vanuit een regionale specificiteit. Beslissingen op regionaal vlak zijn niet zonder belang voor de economische ontwikkeling van een regio, ook op lange termijn (bv. Denemarken besliste om sterk te investeren in windenergie en heeft nu een zeer sterke windindustrie. Vlaanderen stond eind jaren ’80 ook in een sterke positie maar besliste er niet sterk op in te zetten.).
Marc Van den Bosch VOKA, senior adviseur kenniscentrum, werkveld milieu en energie Voor de industrie is het zeer belangrijk dat er marktconform gewerkt wordt. Zowel de ETS-bedrijven als heel wat niet-ETS-bedrijven werken immers onder internationale concurrentie. VOKA vraagt om de ETS-middelen die naar Vlaanderen komen in te zetten voor energie-efficiëntieinvesteringen in de industrie. VOKA pleit voor de verderzetting van de convenanten. Ondanks de lichte vertraging wegens de economische crisis, worden de algemene doelstellingen immers behaald. Verder hebben de convenanten er ook voor gezorgd dat bepaalde bedrijven investeringen naar Vlaanderen hebben kunnen halen waar dat anders niet zou gelukt zijn. VOKA kijkt voor de grote investeringen voornamelijk naar de periode na 2020 aangezien die grote investeringen veel tijd vragen (procedure, bouw, …). De overheid kan op korte termijn wel al zaken ondernemen via: -
-
Het ondersteunen van het algemeen investeringsklimaat, via continuïteit van het beleid moet er voldoende vertrouwen gecreëerd worden op de markt zodat de enorme investeringen die jaar na jaar nodig zijn zullen uitgevoerd worden. De discussies rond de unieke vergunning om de procedures te versnellen. Het helpen terugdringen van de terugverdientijd voor energie-investeringen tot 2 à 3 jaar (VOKA merkt op dat de recente aanzet van de Vlaamse Regering tot de groene waarborg daar één element van is.). Uit een studie in opdracht van het VBO blijkt immers dat tegen 2020 of 2030 een energie-efficiëntie van 20 tot 30% mogelijk is, maar dat de terugverdientijd van de maatregelen vaak 5 à 8 jaar bedraagt, te lang voor de industrie.
VOKA wijst op het belangrijke rol die is weggelegd voor de bestaande industrie in de vergroening van de economie. De nieuwe groene technologieën hebben immers ook staal en beton, transmissies, batterijen, … nodig om te functioneren. We gaan de bestaande industrie nodig hebben en moeten deze dus in Vlaanderen houden en de aansluiting met de nieuwe technologieën voorzien. Wat betreft prijsinstrumenten wijst VOKA erop dat een deel van de CO2-prijs reeds inbegrepen zit onder de prijzen van niet alleen de ETS maar ook de niet-ETS. Bijna de volledige elektriciteitssector valt onder ETS en zoals bedoeld door de commissie wordt het CO2-tarief doorgerekend aan de bedrijven en consumenten die elektriciteit verbruiken (al zegt dit uiteraard niets over de hoogte van die CO2-prijs, dat is een ander verhaal). Bij de bedrijven onder het auditconvenant, allemaal niet-ETS-bedrijven, is ongeveer 70% van de emissies afkomstig van elektriciteitsverbruik en maar 30% van directe emissies. Op ongeveer 70% wordt dus al een CO2-taks doorgerekend. Er blijft m.a.w. slechts een beperkt deel over waar er nog ruimte is voor een CO2taks. Misschien is zo’n CO2-taks op Europees niveau wel mogelijk, maar daarbij is het vooral van essentieel belang dat er een gelijk speelveld wordt gecreëerd voor iedereen. Analoog met de ETS-sector zal dus bekeken moeten worden wie er onderhevig is aan internationale concurrentie.
3/5
De rol van de consument is ook zeer belangrijk. Uiteindelijk worden immers de producten gemaakt die de consument wil en zal kopen. En dan zijn we allemaal consument, zowel de bedrijven als de burgers als de overheid (die daar een voorbeeldrol heeft). VOKA neemt als organisatie haar rol op in de transitie via het sensibiliseren van de bedrijven rond energie-efficiëntie.
Piet Vanthemsche Voorzitter Boerenbond De landbouw staat globaal genomen voor een enorme uitdaging. Er komt een enorme vraag aan vanuit twee hoeken: -
demografisch: de wereldbevolking neem toe; als producent van biomassa: om de hernieuwbare energiedoelstellingen te halen, wordt voor een zeer groot deel gerekend op biomassa.
Er is echter maar een beperkte voorraad grond en water waardoor dit een enorm praktisch en ethisch vraagstuk met zich mee brengt. Land- en tuinbouw zijn verantwoordelijk voor 11 procent van de Vlaamse emissies en verminderden tussen 1990 en 2009 de uitstoot met 20 procent. Het Vlaamse beleid gebaseerd op stimulerende maatregelen werpt dus zijn vruchten af en moet verdergezet worden. De intensieve veehouderij is zeer belangrijk voor de Vlaamse boeren, het is verantwoordelijk voor ongeveer 50% van de inkomsten van de landbouwers. Denken dat de uitstoot van de veestapel kan opgelost worden door het verminderen van de veestapel alleen is ook kortzichtig. Varkens of kippen die hier niet geproduceerd worden, zullen elders in de wereld geproduceerd worden. De totale vraag naar vlees zal de komende 40 jaar immers verdubbelen. Boerenbond ziet wel enorme mogelijkheden in (de verdere ontwikkeling van) technologische maatregelen, met ondersteuning van de overheid. Als producent van primaire grondstoffen, is de land- en tuinbouwsector tevens een economische sector onder internationale concurrentie die echter geen gebruik maakt van het emissiehandelssysteem. Meestal is er ook een lange keten tussen boer en consument. De landbouwers hebben het echter heel moeilijk om hun kosten door te rekenen wanneer zij hun waren verkopen aan de voedingsindustrie. Taxen op niveau van de boer als onderdeel van het klimaatbeleid zijn volgens de Boerenbond dan ook geen goed idee aangezien dit het probleem van de doorrekening alleen maar moeilijker zal maken en daardoor ook zijn effect zal missen. De Boerenbond betwijfelt ook of taxen op niveau van de consument de nodige sturende capaciteit zullen hebben. Als er een belasting van pakweg 10% geheven wordt op dierlijke producten, dan zal het aandeel van de dierlijke producten in het gezinsbudget wellicht gewoon stijgen van ongeveer 3% naar 3,3%. Enkel bij mensen die het heel moeilijk hebben om hun gezinsbudget rond te krijgen zal er misschien een effect zijn, maar bij het merendeel van de gezinnen niet. De Boerenbond gelooft wel in goede informatie. Via goed gedragen informatiecampagnes naar consumenten toe, kan echte gedragswijziging geïnitieerd worden. Deze campagnes kunnen gaan over: -
het tegengaan van de verspilling van voedsel: 20% van het gekochte voedsel wordt momenteel weer weggesmeten; het matigen van de vleesconsumptie: Vlaming eten gemiddeld 150g dierlijke producten per dag terwijl dit volgens de voedingsdriehoek maar 100g zou mogen zijn.
Het middenveld is in eerste instantie een belangenverdediger. Tegelijkertijd moet het middenveld als belangenvertegenwoordiger echter ook een langetermijnvisie kunnen poneren van de sector waar de organisatie voor staat. De Boerenbond vindt daarin ook de strategische adviesraden van de Vlaamse Overheid belangrijk. De organisatie wil daar haar rol spelen in het zoeken naar een haalbaar compromis tussen de verschillende middenveldorganisaties. 4/5
De Boerenbond ziet ook een rol weggelegd voor het middenveld in het tegengaan van het “not-in-mybackyard”-syndroom van de Vlamingen. Daar lopen immers veel projecten op stuk. Het is de taak van het middenveld om haar achterban ervan te overtuigen dat een aantal zaken gewoon noodzakelijk zijn. Het middenveld mag dit niet alleen overlaten aan de overheid.
An Vermorgen Nationaal secretaris ACV Een moeilijke sector voor het reduceren van de emissies is de transportsector. Als vakbond focust ACV zich op het woon-werkverkeer. Er zijn een aantal maatregelen waar eensgezindheid over is binnen het ACV: -
Er moeten bedrijfsvervoerplannen opgesteld worden; Er is meer aandacht nodig voor de inplanting van bedrijven en de verkeersstromen die dit met zich mee zal brengen; Er is nood aan verdere investeringen in de infrastructuur van het openbaar vervoer. O.a. ACV probeert meer werknemers gebruik te laten maken van het openbaar vervoer voor hun pendelverkeer, maar dan moet de capaciteit mee verhogen.
Een aantal andere, onsympathieke maatregelen liggen moeilijker, maar daarover wordt intern wel de discussie aangegaan: -
Fiscaliteit bedrijfswagens Kilometerheffing personenvervoer. Een aantal vaak gestelde vragen als het hierover gaat zijn: o o
“Als we betalen gaan we dan minder in de file staan?” “Gaan de opbrengsten effectief geïnvesteerd worden in kader van mobiliteit?”
Het ACV wil als vakbond betrokken worden bij de transitie naar een koolstofarme samenleving en wil hieraan meewerken. Het moet gaan om een sociaal rechtvaardige transitie. Er moet daarvoor voldoende aandacht gaan naar: -
-
-
waardig werk, kwaliteitsvolle jobs, duurzame tewerkstelling, … De transities zullen immers ongetwijfeld consequenties hebben naar werkgelegenheid, sociale innovatietrajecten mogen dus niet vergeten worden. Innovatieve technologieën vragen immers andere en/of nieuwe competenties. Er moet dus voldoende oog zijn voor opleiding en bij- of herscholing van werknemers. de toegankelijkheid van nieuwe technologieën voor iedereen, ook zij die het financieel moeilijk hebben, zodat de lusten en lasten van het klimaatbeleid billijk en eerlijk verdeeld worden. het herverdelend karakter van belastingen bij het ontwikkelen van de ecofiscaliteit. Bovendien mogen het daarbij niet de lage-inkomensklassen zijn die proportioneel meer moeten bijdragen in verhouding tot de hogere inkomensgroepen. Volgens ACV kan ecofiscaliteit inderdaad leiden tot gedragswijziging en dus bijdragen tot duurzame ontwikkeling indien het op de juiste manier wordt ingezet. Het wordt de kunst om de juiste instrumenten te vinden die voor alle groepen tot de gewenste gedragswijziging leiden. het begeleiden van lagere inkomensgroepen om gedragswijziging te ondersteunen.
Het ACV participeert in de transitiearena. Verder ziet het ACV tevens een rol weggelegd voor de sociale adviesraden van de Vlaamse Overheid. Zij kunnen een nuttige bijdragen leveren en mee helpen om het beleid te sturen.
5/5